De beoordeling. 6. In het kader van het contract tot reisorganisatie tussen partijen, had verweerster zich onder meer verbonden tot het verschaffen van een verblijf van 11 dagen (van 17 tot 28 juli 2016) in Hotel A, op Zakyntos (Griekenland). Als reisorganisator is verweerster aansprakelijk voor de goede uitvoering van het contract tot reisorganisatie, overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de bepalingen van dat contract redelijkerwijs mag hebben, en voor de uit het contract voortvloeiende verplichtingen, ongeacht of deze verplichtingen zijn uit te voeren door hemzelf dan wel door andere verstrekkers van diensten en zulks onverminderd het recht van de reisorganisator om deze andere verstrekkers van diensten aan te spreken (art. 17, lid 1 Reiscontractenwet). De reisorganisator is voor de daden en nalatigheden van zijn aangestelden en vertegenwoordigers, handelend in de uitoefening van hun functie, evenzeer aansprakelijk als voor zijn eigen daden en nalatigheden (art. 17, lid 2 Reiscontractenwet). De reisorganisator is aansprakelijk voor alle schade die de reiziger oploopt wegens de gehele of gedeeltelijke niet-naleving van zijn verplichtingen (art. 18, lid 1 Reiscontractenwet). 7. Na kennisname van de klachten en de stukken van xxxxxx en na het horen van de uiteenzetting ter zitting van eisers, is het arbitraal college de mening toegedaan dat er zich inderdaad een probleem stelde met de kwaliteit van de studio die aan eisers werd toegewezen en het aangrenzende terras. Uit het fotodossier dat eisers bijbrengen blijkt meer bepaald dat eisers de kwaliteit van de studio terecht als ondermaats konden beschouwen (bijvoorbeeld: schakelaars die niet goed in de muur bevestigd en niet goed afgedekt zijn, ongedierte aan het terras, kamer gelegen aan uitgang ventilatie en beerput,...). Het arbitraal college kan eisers in hun standpunt volgen dat hun reis niet is verlopen volgens de redelijke verwachtingen die zij op grond van het contract tot reisorganisatie konden hebben. Het arbitraal college is daarbij van mening dat er weliswaar, zoals verweerster inroept, rekening kan worden gehouden met de beschrijving van het hotel als “eenvoudig” alsook met de relatief beperkte prijs van de reis om de redelijke verwachtingen van de reizigers te beoordelen, maar meent tegelijkertijd deze elementen de reisorganisator niet ontslaan van haar verplichting om “mooie’ en “verzorgde studio’s” te voorzien zoals vooropgesteld in de reisbeschrijving (p. 33 dossier). Uit de klachten en de stukken van eisers en meer bepaald het fotodossier blijkt dat verweerster haar verplichtingen op dit vlak niet is nagekomen. Voor het overige is een deel van de klachten van eisers daarentegen subjectief van aard (bijvoorbeeld: geluidsoverlast), kunnen deze klachten in de gegeven omstandigheden geen aanleiding geven tot een vergoeding (bijvoorbeeld: stoppen van de bus en overstappen op een kleinere bus) of zijn de klachten niet bewezen (bijvoorbeeld: klachten met betrekking tot de infrastructuur van het hotel zelf). Eisers hebben tenslotte daadwerkelijk kunnen genieten van de overige infrastructuur van het hotel en hebben geen klachten hebben met betrekking tot de overige reisdiensten, zoals de vluchten. In die omstandigheden beschouwt het arbitraal college de vordering van eisers tot terugbetaling van de volledige reissom als overdreven. Na rijp beraad kent het arbitraal college een bedrag van 350,- € toe aan eisers. 8. Het arbitraal college komt dan ook tot het besluit dat de vordering van eisers als ontvankelijk en deels gegrond is, ten belope van een bedrag van 350,- €.
Appears in 1 contract
Samples: Arbitral Decision
De beoordeling. 6Klager heeft ter onderbouwing van zijn klacht naar voren gebracht dat een makelaar als deskundige wordt ingeschakeld en dat zijn opdrachtgever niet of onvoldoende op de hoogte is van de belangrijke bepalingen in de koopovereenkomst die de makelaar wordt geacht tot stand te brengen. In Klager meent dat ontbindende voorwaarden waarin een boeteclausule is verwerkt onderdeel van de koopovereenkomst hadden moeten uitmaken. Nu dat niet is gebeurd, en de koopovereenkomst werd ontbonden, heeft klager geen aanspraak kunnen maken op een boete van de koper. Op grond hiervan, zo meent klager, is beklaagde als makelaar tekort geschoten. Hiervan is beklaagde zich pas achteraf bewust geraakt. Vervolgens heeft klager beklaagde schriftelijk in gebreke gesteld waarop door beklaagde nooit een reactie is verschaft. Desondanks heeft beklaagde gemeend recht te hebben op courtage ondanks zijn wanprestatie, en daarvoor een rekening aan klager gestuurd. Weliswaar heeft de rechter in een vonnis geoordeeld dat klager tot betaling aan beklaagde moet overgaan, maar dat neemt niet weg dat klager gerechtigd is een klacht inzake de handelwijze van beklaagde in te dienen. Xxxxxxxxx heeft klager aanzienlijk meer schade geleden door de handelwijze van beklaagde dan het kader van het contract tot reisorganisatie tussen bedrag dat klager aan courtage in rekening is gebracht. Beklaagde heeft als verweer naar voren gebracht dat klager de koper heeft aangedragen, en de notaris. Op 21 maart 2012 zijn partijen, had verweerster zich onder meer verbonden tot het verschaffen van een verblijf van 11 dagen (van 17 tot 28 juli 2016) in Hotel Aalsmede de notaris en beklaagde, op Zakyntos (Griekenland). Als reisorganisator is verweerster aansprakelijk voor de goede uitvoering van het contract tot reisorganisatie, overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond kantoor van de bepalingen van dat contract redelijkerwijs mag hebben, en voor de uit notaris aanwezig geweest om het contract voortvloeiende verplichtingen, ongeacht of deze verplichtingen zijn uit te voeren door hemzelf dan wel door andere verstrekkers van diensten en zulks onverminderd het recht concept van de reisorganisator koopakte uitvoerig te bespreken. Hierbij is klager door zowel de notaris als beklaagde op de risico’s gewezen om deze andere verstrekkers van diensten aan geen financieringsvoorbehoud op te spreken (artnemen. 17, lid 1 Reiscontractenwet). De reisorganisator is voor de daden en nalatigheden van zijn aangestelden en vertegenwoordigers, handelend in de uitoefening van hun functie, evenzeer aansprakelijk als voor zijn eigen daden en nalatigheden (art. 17, lid 2 Reiscontractenwet). De reisorganisator is aansprakelijk voor alle schade die de reiziger oploopt wegens de gehele of gedeeltelijke niet-naleving van zijn verplichtingen (art. 18, lid 1 Reiscontractenwet).
7. Na kennisname van de klachten en de stukken van xxxxxx en na het horen van de uiteenzetting ter zitting van eisers, is het arbitraal college de mening toegedaan dat er zich inderdaad een probleem stelde met de kwaliteit van de studio die aan eisers werd toegewezen en het aangrenzende terras. Uit het fotodossier dat eisers bijbrengen blijkt meer bepaald dat eisers de kwaliteit van de studio terecht als ondermaats konden beschouwen (bijvoorbeeld: schakelaars die niet goed in de muur bevestigd en niet goed afgedekt zijn, ongedierte aan het terras, kamer gelegen aan uitgang ventilatie en beerput,...). Het arbitraal college kan eisers in hun standpunt volgen dat hun reis niet is verlopen volgens de redelijke verwachtingen die zij op grond van het contract tot reisorganisatie konden hebben. Het arbitraal college is daarbij Xxxxxxxx was klager van mening dat er weliswaareen bankgarantie en/of waarborgsom niet nodig was, zoals verweerster inroeptzo heeft beklaagde aangevoerd. De definitieve koopovereenkomst is uiteindelijk op het kantoor van beklaagde door partijen ondertekend. Met betrekking tot de ingebrekestellingen van klager heeft beklaagde bestreden geen reactie te hebben verstuurd, rekening kan worden gehouden met de beschrijving van het hotel als “eenvoudig” alsook met de relatief beperkte prijs en verder aangevoerd dat hij op deze reactie van de reis om zijde van klager niet meer heeft vernomen. Beklaagde heeft verder naar voren gebracht gemeend recht te hebben op courtage nu de redelijke verwachtingen koper geen beroep heeft gedaan, zo meent hij, op de contractuele ontbindingsmogelijkheid van artikel 16.1. van de reizigers koopovereenkomst. Aangezien klager weigerde tot betaling van de courtage over te beoordelengaan, maar heeft beklaagde ter invordering een civiele procedure moeten starten bij de rechtbank. Hierbij is beklaagde in het gelijk gesteld hetgeen, zo meent tegelijkertijd deze elementen de reisorganisator hij, bevestigt dat hij niet ontslaan klachtwaardig heeft gehandeld. Beklaagde heeft verder naar voren gebracht dat hij tevens beslag heeft laten leggen ten laste van haar verplichting om “mooie’ en “verzorgde studio’s” te voorzien zoals vooropgesteld klager. De Raad overweegt ten aanzien van beide klachtonderdelen in de reisbeschrijving (p. 33 dossier)eerste plaats als volgt. Uit De Raad kan geen oordeel vellen over de klachten en schade die klager stelt te hebben geleden door het handelen of nalaten van beklaagde. Daartoe is uitsluitend de stukken van eisers en meer bepaald het fotodossier blijkt dat verweerster haar verplichtingen op dit vlak niet is nagekomenciviele rechter bevoegd. Voor het overige zover klager meent dat een ontbindende voorwaarde in een koopovereenkomst een boete pleegt te bevatten, of daarmee gelijk dient te worden gesteld, berust dat op een misvatting aan de zijde van xxxxxx. Het doel van een ontbindende voorwaarde is, als aan de voorwaarde wordt voldaan, dat de overeenkomst in rechte ophoudt te bestaan en partijen uit hun verplichtingen worden ontslagen. Een boete daarentegen is een deel prikkel tot nakoming van de klachten van eisers daarentegen subjectief van aard (bijvoorbeeld: geluidsoverlast)overeenkomst en derhalve niet met een ontbindende voorwaarde te vergelijken. Feit is dat de koopovereenkomst een ruime ontbindende voorwaarde behelst, kunnen deze klachten in de gegeven omstandigheden geen aanleiding geven tot een vergoeding (bijvoorbeeld: stoppen zij het ten behoeve van de bus en overstappen op een kleinere bus) of zijn koper in die zin dat die zonder opgaaf van reden tot 15 oktober 2012 bevoegd was de klachten niet bewezen (bijvoorbeeld: klachten ontbinding uit te roepen. Feit is eveneens dat de koopovereenkomst geen boetebepaling bevat, noch met betrekking tot de infrastructuur door de koper te stellen zekerheid voor de koopprijs, noch ten aanzien van zijn afname van het hotel zelf)verkochte woonhuis. Eisers hebben tenslotte daadwerkelijk kunnen genieten Op grond hiervan begrijpt de Raad de klacht van klager als het verwijt dat de koopovereenkomst niet een dergelijke boetebepaling bevat, en beklaagde heeft verzuimd klager hierop te wijzen. De Raad overweegt verder dat klager zich op het standpunt stelt dat de koper de ontbindingsmogelijkheid heeft en ook gerechtigd wás te benutten. Xxxxxxx heeft klager zijn klacht gericht op het feit dat de ontbindingsmogelijkheid in de koopovereenkomst is opgenomen. Daar met de ontbinding van een koopovereenkomst zonder nadere afspraken – die ontbreken – ook enige boetebepaling komt te vervallen, heeft de afwezigheid van een boetebepaling niet tot enig nadeel bij klager geleid. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond. Naar de Raad, gelet op het verhandelde ter zitting, heeft begrepen stelt beklaagde zich op het standpunt dat, nu in het kader van zijn bemiddeling een koopovereenkomst tot stand is gekomen, hij gerechtigd is courtage in rekening te brengen. De Raad wijst in dit verband op het bepaalde in artikel 6 lid 3 van de overige infrastructuur Algemene Consumentenvoorwaarden NVM 2011: De Raad stelt vervolgens vast dat beklaagde een factuur heeft verzonden terwijl zijn opdrachtgever-consument zich op het standpunt stelde dat de opdracht niet is vervuld nu de koper de ontbindingsmogelijkheid heeft benut. Het moge zo zijn dat beklaagde stelt dat deze mogelijkheid in zijn ogen niet of niet tijdig is benut, dan wel hieraan gebreken kleven, maar dat heeft hij voor de Raad, ook niet na hiertoe ter zitting uitdrukkelijk te zijn uitgenodigd, niet hard kunnen maken. De Raad meent dat hiermee beklaagde heeft gehandeld in strijd met artikel 1 van de Erecode waarin de makelaar zich heeft verplicht zorgvuldig en betrouwbaar op te treden. Het feit dat de rechtbank klager heeft veroordeeld de factuur aan beklaagde te betalen, brengt in het hotel en hebben oordeel van de Raad geen klachten hebben met betrekking tot verandering. Beklaagde noch klager heeft het vonnis aan de overige reisdiensten, zoals Raad overgelegd zodat de vluchtenRaad hiervan geen kennis heeft kunnen nemen. Daarenboven geldt dat de Raad over zijn eigen bevoegdheid beschikt te oordelen over de handelwijze van beklaagde in tuchtrechtelijk opzicht als makelaar van de Vereniging. Klachtonderdeel b is derhalve gegrond. In die omstandigheden beschouwt het arbitraal college onderstaande zal tevens worden ingegaan op de vordering van eisers tot terugbetaling van de volledige reissom als overdreven. Na rijp beraad kent het arbitraal college een bedrag van 350,- € toe aan eisersal dan niet te treffen maatregel.
8. Het arbitraal college komt dan ook tot het besluit dat de vordering van eisers als ontvankelijk en deels gegrond is, ten belope van een bedrag van 350,- €.
Appears in 1 contract
Samples: Belangenbehartiging Opdrachtgever
De beoordeling. 65.1. In De Accountantskamer toetst het kader handelen of nalaten van betrokkene aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden (NV COS).
5.2. De klachtonderdelen a, b, c en e hebben betrekking op de wijze waarop betrokkene het rapport heeft opgesteld. Gelet op deze onderlinge samenhang zullen deze klachtonderdelen gezamenlijk worden behandeld. Klachtonderdelen a, b, c en e: het niet toepassen van hoor en wederhoor bij een persoonsgericht onderzoek, het niet naleven van NBA-Handreiking 1127 en Standaard 4400N, het rapport bevat feitelijke onjuistheden, ontbeert een deugdelijke grondslag en belemmert de objectieve waarheidsvinding
5.3. Klagers hebben in dit verband aangevoerd dat betrokkene zijn rapport niet overeenkomstig Standaard 4400N heeft opgesteld, omdat hij daarin onder meer heeft geconcludeerd dat sprake is geweest van onrechtmatige betalingen aan klagers. Volgens klagers kwalificeert het rapport als een persoonsgericht onderzoek in de zin van NBA-Handreiking 1112, omdat de betrokkenheid en handelingen van klagers onderwerp van het contract onderzoek zijn. Het rapport berust niet op een deugdelijke grondslag, omdat betrokkene onder andere geen invulling heeft gegeven aan de verplichting tot reisorganisatie hoor en wederhoor. Klagers hebben daarnaast aangevoerd dat het rapport de objectieve waarheidsvinding belemmert en feitelijke onjuistheden bevat. De bevindingen zijn naar hun stelling geen logisch gevolg van de beschikbare stukken. Klagers hebben er daarbij op gewezen dat de salarisverhogingen waren overeengekomen met [Ltd1], dat er verklaringen aanwezig zijn voor de door betrokkene gestelde ongeautoriseerde betalingen en dat de creditcarduitgaven geen privé-uitgaven betroffen. Enkel een bedrag van € 77,01 is per abuis op de zakelijke creditcard van klager 1 geboekt. Verder hebben klagers naar voren gebracht dat op voorhand duidelijk was dat er een geschil bestond tussen partijenklagers en [Ltd1] en dat het rapport zou worden gebruikt voor de beslechting van dit geschil. Zij hebben daarbij gewezen op hun aftreden als bestuurders van [BV1] en het feit dat het onderzoek gericht was op door klagers onttrokken gelden. Daarom had betrokkene volgens klagers ook toepassing moeten geven aan de bepalingen in NBA-Handreiking 1127, wat hij niet heeft gedaan.
5.4. Xxxxxxxxxx heeft geen verweerschrift ingediend, maar op de zitting verklaard dat zijn rapport niet de schoonheidsprijs verdient. Hij heeft geen hoor en wederhoor toegepast. Hij heeft ingeschat dat dit niet nodig was, omdat het onderzoek alleen om feiten ging. Ook had verweerster zich onder meer verbonden hij geen contactgegevens van klagers. Xxxxxxxxxx heeft daarnaast verklaard dat hij bij het opstellen van zijn rapport geen rekening heeft gehouden met de NBA-Handreikingen 1112 en 1127. Daarbij heeft hij erop gewezen dat hij dit soort werkzaamheden normaal gesproken niet uitvoert.
5.5. De Accountantskamer stelt allereerst vast dat betrokkene in zijn rapport heeft vermeld dat Standaard 4400N (Opdrachten tot het verschaffen verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden) van toepassing is, maar dat hij zijn rapport niet in overeenstemming met deze standaard heeft opgesteld. Xxxxxxxxxx heeft namelijk in zijn rapport een conclusie getrokken met betrekking tot “onrechtmatigheid van de betalingen aan klagers”, wat ziet op het object in zijn totaliteit. Het trekken van een verblijf dergelijke conclusie past niet in een rapport van 11 dagen feitelijke bevindingen, omdat een accountant daarin alleen rapporteert over de feitelijke bevindingen die volgen uit zijn werkzaamheden en geen oordeel geeft of conclusies trekt over het object in zijn totaliteit.1 Ook is betrokkene niet in overleg met de beoogde gebruikers (waartoe ook klagers behoren) gekomen tot specifieke werkzaamheden en uitgangspunten die voor de opdracht gelden.2 Betrokkene heeft klager 1 wel op de hoogte gesteld van 17 tot 28 juli 2016) zijn werkzaamheden, maar hij heeft zijn werkzaamheden niet met klager 1 afgestemd. Klager 2 is door betrokkene in Hotel Ahet geheel niet op de hoogte gebracht van het onderzoek. Gelet hierop is het rapport niet in overeenstemming met het bepaalde in Standaard 4400N opgemaakt.
5.6. Wat daar van zij, op Zakyntos naar het oordeel van de Accountantskamer moet het rapport van betrokkene worden aangemerkt als een persoonsgericht onderzoek, zoals bedoeld in NBA- Handreiking 1112 (GriekenlandPersoonsgerichte onderzoeken). Als reisorganisator is verweerster aansprakelijk Onder een persoonsgericht onderzoek wordt verstaan de aan een accountant verleende opdracht waarvan het object bestaat uit het functioneren, handelen of nalaten van handelen van een (rechts)persoon, voor de goede uitvoering waarvan werkzaamheden met een verifiërend karakter worden verricht, onder andere bestaande uit het verzamelen en analyseren van al dan niet financiële gegevens en het rapporteren van de uitkomsten. Omdat betrokkene de opdracht had om het salaris, de onkosten en alle financiële transacties van klager 1 en zijn medewerkers (waaronder klager 2) met [BV1] gedurende een bepaalde periode te onderzoeken, was sprake van een onderzoek dat was gericht op het handelen van klagers.
5.7. NBA-Handreiking 1112 schrijft voor dat bij de uitvoering van een persoonsgericht onderzoek de personen op wie het contract tot reisorganisatieonderzoek is gericht in beginsel moeten worden gehoord.3 Door het horen wordt deze personen de mogelijkheid geboden om informatie te verschaffen voordat de resultaten aan de opdrachtgever worden gerapporteerd. Als het horen van een persoon achterwege is gebleven, overeenkomstig berust het rapport niet op een deugdelijke grondslag, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die het achterwege laten van het horen rechtvaardigen.4
5.8. Vaststaat dat betrokkene klagers niet in de verwachtingen die de reiziger gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord. Betrokkene heeft geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan hij van het horen had mogen afzien. Xxxxxxxxxx heeft op de zitting in dit verband desgevraagd verklaard dat hij achteraf inziet dat hij te gemakkelijk over het beginsel van hoor en wederhoor is heen gestapt. Gelet hierop moet worden geconcludeerd dat het rapport geen deugdelijke grondslag heeft, zodat aan de inhoud daarvan geen waarde kan worden gehecht. Een inhoudelijk beoordeling van het rapport is daarom niet nodig.
5.9. Verder wordt overwogen dat ook NBA-Handreiking 1127 (Opdracht uitgevoerd ter ondersteuning bij (potentiële geschillen) van toepassing is op de door betrokkene uitgevoerde werkzaamheden. Uit de opdracht zelf, namelijk het onderzoeken van alle transacties tussen 1 Paragraaf 5 Standaard 4400N 2 Paragraaf 3 Standaard 4400N 3 Paragraaf 5.1 NBA-Handreiking 1112 4 CBb 24 februari 2015, ECLI:NL:CBB:2015:42 klagers en [BV1], volgt immers al dat er sprake was van een (potentieel) geschil tussen klagers en [BV1] en/of [Ltd1]. Daar komt nog bij dat klagers op 29 april 2022, dus nog voor de aanvaarding van de bepalingen opdracht, al aan [Ltd1] te kennen hebben gegeven dat zij hun functie als bestuurders van [BV1] zouden neerleggen, wat zij uiteindelijk op 16 mei 2022 ook hebben gedaan. Xxxxxxxxxx heeft in dit verband op de zitting verklaard dat contract redelijkerwijs mag hebbenhet hem niet gelijk bij de aanvaarding van de opdracht, maar wel in de loop van zijn onderzoek duidelijk is geworden dat er sprake was van een geschil tussen klagers en [BV1]. Ook werd het hem gedurende het onderzoek duidelijk dat [BV1] het rapport wilde gebruiken in een civiele procedure tegen klagers.
5.10. Een NBA-Handreiking bevat nadere aanwijzingen voor de uit het contract voortvloeiende te voeren werkzaamheden. Van een accountant wordt verwacht dat hij kennis neemt van deze aanwijzingen en dat hij deze overweegt voor zover relevant voor de opdracht. Een accountant die deze aanwijzingen niet toepast, moet erop voorbereid zijn om uit te leggen hoe niettemin is voldaan aan de verplichtingen, ongeacht basisprincipes en essentiële werkzaamheden uit de wet- en regelgeving die nader zijn behandeld in de aanwijzingen.
5.11. In NBA-Handreiking 1127 wordt het toepassen van hoor en wederhoor van belang geacht om tot een deugdelijke grondslag van het rapport te komen. Daarnaast moet de accountant in zijn rapport – onder andere – vermelden of sprake is van een partijstandpunt, op welke informatie hij zich heeft gebaseerd en of deze verplichtingen volledig is, hoe betrouwbaar deze informatie is en welke beperkingen er in de ontvangen informatie zitten die relevant kunnen zijn uit te voeren door hemzelf dan wel door andere verstrekkers van diensten en zulks onverminderd het recht van voor de reisorganisator om deze andere verstrekkers van diensten aan te spreken (art. 17, lid 1 Reiscontractenwet)objectieve waarheidsvinding.5
5.12. De reisorganisator Accountantskamer stelt vast dat betrokkene deze aanwijzingen uit NBA-Handreiking 1127 niet heeft opgevolgd. Xxxxxxxxxx heeft, zoals hiervoor al is voor de daden overwogen, ten onrechte geen hoor en nalatigheden wederhoor toepast en hij heeft in zijn rapport niet vermeld dat hij uitsluitend het standpunt van zijn aangestelden [BV1] heeft weergegeven. Ook heeft hij aannames en vertegenwoordigersvermoedens gepresenteerd als feiten, handelend zonder dat hij deze heeft onderzocht. Betrokkene is verder te stellig geweest, doordat hij geen duidelijke voorbehouden of beperkingen in de uitoefening uitkomsten heeft weergegeven. Door het woord conclusie te gebruiken heeft hij bovendien een mate van hun functie, evenzeer aansprakelijk als voor zijn eigen daden en nalatigheden (artzekerheid gesuggereerd die niet op een deugdelijke grondslag berust. 17, lid 2 Reiscontractenwet). De reisorganisator is aansprakelijk voor alle schade die Door op deze wijze te rapporteren heeft betrokkene de reiziger oploopt wegens de gehele of gedeeltelijke niet-naleving van zijn verplichtingen (art. 18, lid 1 Reiscontractenwet)objectieve waarheidsvinding belemmerd.
7. Na kennisname van de klachten en de stukken van xxxxxx en na het horen van de uiteenzetting ter zitting van eisers, is het arbitraal college de mening toegedaan dat er zich inderdaad een probleem stelde met de kwaliteit van de studio die aan eisers werd toegewezen en het aangrenzende terras5.13. Uit het fotodossier voorgaande volgt dat eisers bijbrengen blijkt meer bepaald dat eisers de kwaliteit betrokkene bij het opstellen van de studio terecht als ondermaats konden beschouwen (bijvoorbeeld: schakelaars die zijn rapport het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid niet goed in de muur bevestigd heeft nageleegd. De klachtonderdelen a, b, c en niet goed afgedekt zijn, ongedierte aan het terras, kamer gelegen aan uitgang ventilatie en beerput,...). Het arbitraal college kan eisers in hun standpunt volgen dat hun reis niet is verlopen volgens de redelijke verwachtingen die zij op grond van het contract tot reisorganisatie konden hebben. Het arbitraal college is daarbij van mening dat er weliswaar, zoals verweerster inroept, rekening kan worden gehouden met de beschrijving van het hotel als “eenvoudig” alsook met de relatief beperkte prijs van de reis om de redelijke verwachtingen van de reizigers te beoordelen, maar meent tegelijkertijd deze elementen de reisorganisator niet ontslaan van haar verplichting om “mooie’ en “verzorgde studio’s” te voorzien zoals vooropgesteld in de reisbeschrijving (p. 33 dossier). Uit de klachten en de stukken van eisers en meer bepaald het fotodossier blijkt dat verweerster haar verplichtingen op dit vlak niet is nagekomen. Voor het overige is een deel van de klachten van eisers daarentegen subjectief van aard (bijvoorbeeld: geluidsoverlast), kunnen deze klachten in de gegeven omstandigheden geen aanleiding geven tot een vergoeding (bijvoorbeeld: stoppen van de bus en overstappen op een kleinere bus) of e zijn de klachten niet bewezen (bijvoorbeeld: klachten met betrekking tot de infrastructuur van het hotel zelf). Eisers hebben tenslotte daadwerkelijk kunnen genieten van de overige infrastructuur van het hotel en hebben geen klachten hebben met betrekking tot de overige reisdiensten, zoals de vluchten. In die omstandigheden beschouwt het arbitraal college de vordering van eisers tot terugbetaling van de volledige reissom als overdreven. Na rijp beraad kent het arbitraal college een bedrag van 350,- € toe aan eisersgegrond.
8. Het arbitraal college komt dan ook tot het besluit dat de vordering van eisers als ontvankelijk en deels gegrond is, ten belope van een bedrag van 350,- €.
Appears in 1 contract
Samples: Complaint Procedure
De beoordeling. 64.1. In het kader van het contract tot reisorganisatie tussen partijen, had verweerster zich onder meer verbonden tot het verschaffen van een verblijf van 11 dagen Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (van 17 tot 28 juli 2016) in Hotel A, op Zakyntos (Griekenland). Als reisorganisator is verweerster aansprakelijk voor de goede uitvoering van het contract tot reisorganisatie, overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de bepalingen van dat contract redelijkerwijs mag hebben, en voor de uit het contract voortvloeiende verplichtingen, ongeacht of deze verplichtingen zijn uit te voeren door hemzelf dan wel door andere verstrekkers van diensten en zulks onverminderd het recht van de reisorganisator om deze andere verstrekkers van diensten aan te spreken (art. 17, lid 1 Reiscontractenwet). De reisorganisator is voor de daden en nalatigheden van zijn aangestelden en vertegenwoordigers, handelend in de uitoefening van hun functie, evenzeer aansprakelijk als voor zijn eigen daden en nalatigheden (art. 17, lid 2 Reiscontractenwet). De reisorganisator is aansprakelijk voor alle schade die de reiziger oploopt wegens de gehele of gedeeltelijke niet-naleving van zijn verplichtingen (art. 18, lid 1 ReiscontractenwetVGBA).
74.2. Na kennisname Xxxxxxxxxx heeft betoogd dat de repliek van klaagster meer het karakter heeft van een nieuw klaagschrift dan een reactie op zijn verweerschrift. Betrokkene verzoekt de Accountantskamer de in de repliek opgenomen klachtonderdelen die een verruiming van de klachten en oorspronkelijke klacht impliceren, niet-ontvankelijk te verklaren.
4.3. In de stukken Memorie van xxxxxx en na het horen Toelichting van de uiteenzetting ter zitting Wet tuchtrechtspraak accountants (kamerstukken 30 397, nr. 3, pagina 11) is opgenomen dat van eisers, belang is het arbitraal college dat de mening toegedaan onderdelen van een klacht tijdig worden ingebracht zodat de betrokken accountant voldoende mogelijkheden heeft zich daartegen te verweren. De Accountantskamer is van oordeel dat er betrokkene in dit geval voldoende gelegenheid heeft gehad zich inderdaad een probleem stelde met tegen de kwaliteit nieuwe klachtonderdelen te verweren. Hij heeft ook van de studio die aan eisers werd toegewezen en het aangrenzende terras. Uit het fotodossier dat eisers bijbrengen blijkt meer bepaald dat eisers de kwaliteit van de studio terecht als ondermaats konden beschouwen (bijvoorbeeld: schakelaars die niet goed in de muur bevestigd en niet goed afgedekt zijn, ongedierte aan het terras, kamer gelegen aan uitgang ventilatie en beerput,...). Het arbitraal college kan eisers in hun standpunt volgen dat hun reis niet is verlopen volgens de redelijke verwachtingen die zij op grond van het contract tot reisorganisatie konden hebben. Het arbitraal college is daarbij van mening dat er weliswaar, zoals verweerster inroept, rekening kan worden gehouden met de beschrijving van het hotel als “eenvoudig” alsook met de relatief beperkte prijs van de reis om de redelijke verwachtingen van de reizigers te beoordelen, maar meent tegelijkertijd deze elementen de reisorganisator niet ontslaan van haar verplichting om “mooie’ en “verzorgde studio’s” te voorzien zoals vooropgesteld in de reisbeschrijving (p. 33 dossier). Uit de klachten en de stukken van eisers en meer bepaald het fotodossier blijkt dat verweerster haar verplichtingen op dit vlak niet is nagekomengelegenheid gebruik gemaakt. Voor het overige niet-ontvankelijk verklaren daarvan is een deel van de klachten van eisers daarentegen subjectief van aard (bijvoorbeeld: geluidsoverlast), kunnen deze klachten in de gegeven omstandigheden dan ook geen aanleiding geven tot een vergoeding (bijvoorbeeld: stoppen van de bus en overstappen op een kleinere bus) of zijn de klachten niet bewezen (bijvoorbeeld: klachten met betrekking tot de infrastructuur van het hotel zelf). Eisers hebben tenslotte daadwerkelijk kunnen genieten van de overige infrastructuur van het hotel en hebben geen klachten hebben met betrekking tot de overige reisdiensten, zoals de vluchten. In die omstandigheden beschouwt het arbitraal college de vordering van eisers tot terugbetaling van de volledige reissom als overdreven. Na rijp beraad kent het arbitraal college een bedrag van 350,- € toe aan eisersaanleiding.
8Klachtonderdeel a: door de aan klaagster toekomende vergoedingen niet te voldoen heeft betrokkene een onrechtmatige daad gepleegd. Het arbitraal college komt dan ook tot het besluit Andere crediteuren zijn wel betaald. Ook heeft betrokkene zichzelf een exorbitante managementfee toegekend. Door dit alles is klaagster benadeeld.
4.4. Xxxxxxxxxx heeft daartegen ingebracht dat de vordering van eisers klaagster op [BV2] pas op 22 augustus 2019 is ontstaan. Toen was hij geen bestuurder meer. Daar komt bij dat [BV2] geen liquide middelen meer had en niet kon betalen. De Accountantskamer overweegt dat betrokkene niet kan worden gevolgd in zijn betoog dat de vordering van klaagster eerst na zijn vertrek als ontvankelijk bestuurder is ontstaan, zodat dit hem in zoverre niet kan baten. Anderzijds moet de Accountantskamer vaststellen dat klaagster geen van haar stellingen heeft onderbouwd. Zo de stelling van klaagster dat betrokkene “bewust” andere crediteuren wel en deels gegrond haar niet heeft betaald, al juist is, ten belope van dan betekent dit geenszins dat betrokkene daardoor onzorgvuldig dan wel anderszins in strijd met de voor hem geldende gedragsregels heeft gehandeld. Dat de managementfee veel hoger is dan destijds is afgesproken evenmin. In de door klaagster in geding gebrachte management overeenkomst daterend uit 2005 is inderdaad een bedrag van 350,- €lagere vergoeding opgenomen, maar de overeenkomst bevat een bepaling dat de vergoeding jaarlijks kan worden herzien.
Appears in 1 contract
Samples: Accountantskamer Uitspraak
De beoordeling. 63.1. In het kader De klacht richt zich tegen een rentmeester NVR en dat betekent dat de rentmeesterska- mer bevoegd is over deze klacht te oordelen.
3.2.1. De rentmeesterskamer stelt voorop dat uit de stukken en uit hetgeen ter zitting is be- sproken blijkt dat [A] en de rentmeester beiden een verschillende zienswijze hebben met be- trekking tot de geestelijke gesteldheid van [klager]. [A] heeft onder verwijzing naar een ver- slag van het contract tot reisorganisatie tussen partijen, had verweerster zich onder meer verbonden tot het verschaffen psychologisch onderzoek van 31 maart 2015 aangevoerd dat [klager] zwakbe- gaafd is en dat zij niet in staat is (geweest) om de gevolgen van juridische en financiële beslis- singen te overzien. De rentmeester heeft aangevoerd dat [klager] als dochter van een verblijf man van 11 dagen (aanzien zich steeds heeft omgeven met dezelfde allure als haar vader, dat zij heel goed wist wat zij wilde en geen tegenspraak duldde. Van zwakbegaafdheid was geen sprake, aldus de rentmeester.
3.2.2. Nu geen sprake is van 17 tot 28 juli 2016) in Hotel Aondercuratelestelling van [klager] of onderbewindstelling van haar vermogen, op Zakyntos (Griekenland)moet worden geoordeeld dat [klager] zelfstandig kan en mag deelnemen aan het rechtsverkeer. Als reisorganisator is verweerster aansprakelijk voor de goede uitvoering van het contract tot reisorganisatie, overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond Daar komt bij dat [klager] ten overstaan van de bepalingen van notaris op 27 november 2014 nog een volmacht heeft gegeven aan haar drie neven om haar volledig te vertegenwoordigen. Vanuit zijn ambt is de notaris vertrouwd met het beoordelen of de persoon tegenover hem (nog) wilsbekwaam is. De notaris heeft kennelijk geoordeeld dat contract redelijkerwijs mag hebben, [klager] toen in staat was de reikwijdte en voor de uit het contract voortvloeiende verplichtingen, ongeacht of deze verplichtingen zijn uit te voeren door hemzelf dan wel door andere verstrekkers van diensten en zulks onverminderd het recht gevolgen van de reisorganisator om deze volmachtverlening te overzien. Ook [A] stelt zich kennelijk op dat standpunt, nu hij gebruik wenst te maken van de verleende volmacht. Daarom kan de rentmeesterskamer niet aanvaarden dat [klager] op andere verstrekkers van diensten aan te spreken (art. 17, lid 1 Reiscontractenwet)momenten en met name in haar contacten met de rentmeester niet wilsbekwaam zou moeten worden geacht. De reisorganisator is voor de daden en nalatigheden van zijn aangestelden en vertegenwoordigers, handelend rentmeesters- kamer neemt bijgevolg tot uitgangspunt dat [klager] in de uitoefening van hun functiecontacten met de rentmeester in staat is geweest haar wil te bepalen. Indien de familie daar anders over denkt, evenzeer aansprakelijk dan had het op haar weg gelegen om de kantonrechter te verzoeken een beschermende maatregel als voor zijn eigen daden en nalatigheden (art. 17, lid 2 Reiscontractenwet). De reisorganisator is aansprakelijk voor alle schade die de reiziger oploopt wegens de gehele onder- curatelestelling of gedeeltelijke niet-naleving van zijn verplichtingen (art. 18, lid 1 Reiscontractenwet)onderbewindstelling in te stellen.
73.2.3. Na kennisname Nu [klager] geacht wordt in staat te zijn geweest haar wil te bepalen en de rentmees- terskamer de door haar afgegeven volmacht rechtens accepteert, moet worden geoordeeld dat [klager] als klaagster kan worden aangemerkt. [Klager] is als opdrachtgever van de klachten en de stukken van xxxxxx en na het horen van de uiteenzetting rentmees- ter zitting van eisersbevoegd om een klacht in te dienen, is het arbitraal college de mening toegedaan dat er zich inderdaad een probleem stelde met de kwaliteit van de studio die aan eisers werd toegewezen en het aangrenzende terras. Uit het fotodossier dat eisers bijbrengen blijkt meer bepaald dat eisers de kwaliteit van de studio terecht als ondermaats konden beschouwen (bijvoorbeeld: schakelaars die niet goed in de muur bevestigd en niet goed afgedekt zijn, ongedierte aan het terras, kamer gelegen aan uitgang ventilatie en beerput,...). Het arbitraal college kan eisers in hun standpunt volgen dat hun reis niet is verlopen volgens de redelijke verwachtingen die zodat zij op grond van artikel 2.1 van het contract tot reisorganisatie konden hebben. Het arbitraal college is daarbij Reglement inzake de tuchtrechtspraak van mening dat er weliswaar, zoals verweerster inroept, rekening de rentmeesterskamer kan worden gehouden met de beschrijving van het hotel als “eenvoudig” alsook met de relatief beperkte prijs van de reis om de redelijke verwachtingen van de reizigers te beoordelen, maar meent tegelijkertijd deze elementen de reisorganisator niet ontslaan van ontvangen in haar verplichting om “mooie’ en “verzorgde studio’s” te voorzien zoals vooropgesteld in de reisbeschrijving (p. 33 dossier). Uit de klachten en de stukken van eisers en meer bepaald het fotodossier blijkt dat verweerster haar verplichtingen op dit vlak niet is nagekomen. Voor het overige is een deel van de klachten van eisers daarentegen subjectief van aard (bijvoorbeeld: geluidsoverlast), kunnen deze klachten in de gegeven omstandigheden geen aanleiding geven tot een vergoeding (bijvoorbeeld: stoppen van de bus en overstappen op een kleinere bus) of zijn de klachten niet bewezen (bijvoorbeeld: klachten met betrekking tot de infrastructuur van het hotel zelf). Eisers hebben tenslotte daadwerkelijk kunnen genieten van de overige infrastructuur van het hotel en hebben geen klachten hebben met betrekking tot de overige reisdiensten, zoals de vluchten. In die omstandigheden beschouwt het arbitraal college de vordering van eisers tot terugbetaling van de volledige reissom als overdreven. Na rijp beraad kent het arbitraal college een bedrag van 350,- € toe aan eisersklacht.
8. Het arbitraal college komt dan ook tot het besluit dat de vordering van eisers als ontvankelijk en deels gegrond is, ten belope van een bedrag van 350,- €.
Appears in 1 contract
Samples: Complaint Procedure
De beoordeling. 6databankenrecht
4.1. In het kader midden kan blijven of – zoals PostNL stelt maar de Staat betwist – PostNL een databankenrecht toekomt in de zin van arti- kel 1 lid 1 en onder a Databankenwet.2 De Staat heeft de stelling van PostNL dat hij inbreuk maakt op een aan PostNL toekomend data- bankenrecht namelijk gemotiveerd weersproken, waarna PostNL haar andersluidende stelling niet nader heeft onderbouwd. De Staat heeft aangevoerd dat de postcode-gegevens zoals die in de Landelijke Voorziening (vgl. r.o. 2.9.) voorkomen, afkomstig zijn uit de admini- straties van de gemeenten, die bedoelde gegevens hebben verkregen van PostNL op de wijze als uiteengezet in artikel 5 van het contract tot reisorganisatie tussen partijen, had verweerster zich onder meer verbonden tot het verschaffen van een verblijf van 11 dagen Nader Con- venant (van 17 tot 28 juli 2016) in Hotel A, op Zakyntos (Griekenland)vgl. Als reisorganisator is verweerster aansprakelijk voor de goede uitvoering van het contract tot reisorganisatie, overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de bepalingen van dat contract redelijkerwijs mag hebben, en voor de uit het contract voortvloeiende verplichtingen, ongeacht of deze verplichtingen zijn uit te voeren door hemzelf dan wel door andere verstrekkers van diensten en zulks onverminderd het recht van de reisorganisator om deze andere verstrekkers van diensten aan te spreken (artr.o. 17, lid 1 Reiscontractenwet2.6.). De reisorganisator Staat heeft ter illustratie hiervan ook corres- pondentie overgelegd waaruit blijkt dat de gemeente, nadat zij Post- NL heeft geïnformeerd over nieuwe adressen, van PostNL per brief of e-mail op de hoogte wordt gesteld van de aan die adressen door PostNL vervolgens toegewezen postcode-gegevens. PostNL heeft dit verweer niet anders bestreden dan door te betogen dat dit haar onge- loofwaardig voorkomt. Haar eigen andersluidende stelling heeft zij (aldus) echter onvoldoende nader onderbouwd, zodat niet is voor komen vast te staan dat de daden en nalatigheden van zijn aangestelden en vertegenwoordigers, handelend Staat de postcode-gegevens in de uitoefening Landelijke Voor- ziening heeft ontleend aan het postcodebestand van hun functie, evenzeer aansprakelijk als PostNL of de postcodetabel van Cendris. Dat PostNL voor zijn eigen daden en nalatigheden (art. 17, lid 2 Reiscontractenwet). De reisorganisator is aansprakelijk voor alle schade die of na het aan de reiziger oploopt wegens de gehele of gedeeltelijke niet-naleving van zijn verplichtingen (art. 18, lid 1 Reiscontractenwet).
7. Na kennisname betrok- ken gemeente verstrekken van de klachten en de stukken van xxxxxx en na het horen van de uiteenzetting ter zitting van eiserstoegewezen postcode-gegevens, is het arbitraal college de mening toegedaan dat er zich inderdaad een probleem stelde die gegevens tezamen met de kwaliteit van door de studio die aan eisers werd toegewezen en gemeente aangeleverde adres-gege- vens ook opneemt in haar eigen databank, maakt dit niet anders. Van het aangrenzende terras. Uit het fotodossier dat eisers bijbrengen blijkt meer bepaald dat eisers de kwaliteit van de studio terecht als ondermaats konden beschouwen (bijvoorbeeld: schakelaars die niet goed in de muur bevestigd en niet goed afgedekt zijn, ongedierte aan het terras, kamer gelegen aan uitgang ventilatie en beerput,...). Het arbitraal college kan eisers in hun standpunt volgen dat hun reis niet is verlopen volgens de redelijke verwachtingen die zij op grond opvragen of hergebruiken van het contract tot reisorganisatie konden hebben. Het arbitraal college is daarbij van mening dat er weliswaar, zoals verweerster inroept, rekening kan worden gehouden met de beschrijving van het hotel als “eenvoudig” alsook met de relatief beperkte prijs van de reis om de redelijke verwachtingen van de reizigers te beoordelen, maar meent tegelijkertijd deze elementen de reisorganisator niet ontslaan van haar verplichting om “mooie’ en “verzorgde studio’s” te voorzien zoals vooropgesteld geheel of een in de reisbeschrijving (p. 33 dossier). Uit de klachten en de stukken van eisers en meer bepaald het fotodossier blijkt dat verweerster haar verplichtingen op dit vlak niet is nagekomen. Voor het overige is een kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van de klachten inhoud van eisers daarentegen subjectief de databank van aard (bijvoorbeeld: geluidsoverlast), kunnen deze klachten PostNL in de gegeven omstandigheden zin van artikel 2 lid 1 onder a Databankenwet is dan ook geen aanleiding geven tot sprake. Hetzelfde geldt voor de door PostNL ook ingeroe- pen grondslag van artikel 2 lid 1 onder b Databankenwet. Ook van het systematisch opvragen of hergebruiken van een vergoeding (bijvoorbeeld: stoppen niet-substantieel deel van de bus en overstappen inhoud van de databank is immers geen sprake als er über- haupt niet aan de databank van PostNL wordt ontleend. Voor zover de vorderingen zijn gestoeld op een kleinere busde databankenrechtelijke grondslag stuiten zij hierop af.
4.2. PostNL heeft voorts gevorderd voor recht te verklaren dat de Staat het Kaderconvenant niet rechtsgeldig heeft opgezegd indien zulks gebeurt met (mede) of zijn als doel, althans als voornaamste doel, om van de klachten niet bewezen (bijvoorbeeld: klachten met betrekking tot de infrastructuur verplichting van artikel 13 van het hotel zelfKaderconvenant af te komen. PostNL stelt dat die opzegging in strijd is met de redelijkheid en de billijkheid althans misbruik van bevoegdheid oplevert. PostNL wordt hierin niet gevolgd.
4.3. Het Kaderconvenant voorziet uitdrukkelijk in een voor ieder van partijen (PostNL, Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Staat) geldende bevoegdheid tot opzegging (vgl. artikel 5.3 – zie r.o. 2.5.). Eisers hebben tenslotte daadwerkelijk kunnen genieten Iedere partij kan opzeggen wegens een neutrale reden, bij- voorbeeld wanneer zij de samenwerking en onderlinge rechtsver- 2 Wet van 8 juli 1999, houdende aanpassing van de overige infrastructuur Nederlandse wetgeving aan richtlijn 96/9/EG van het hotel Europees Parlement en hebben geen klachten hebben de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken. houdingen niet meer wenst voort te zetten op de wijze als voorzien in het Kaderconvenant. Met de omstandigheid dat een opzegging een situatie creëert die in meer of mindere mate bezwaarlijk kan zijn voor de andere partijen is kennelijk rekening gehouden door in het Kaderconvenant op te nemen dat een opzegtermijn van ten minste 12 maanden in acht moet worden genomen en partijen met betrekking tot de overige reisdiensten, zoals de vluchtenelkaar moe- ten overleggen. In Onder die omstandigheden beschouwt valt niet in te zien – en PostNL heeft dat ook niet onderbouwd – waarom het arbitraal college gebruik maken van een contractuele opzeggingsbevoegdheid in strijd zou komen met de vordering eisen van eisers tot terugbetaling redelijkheid en billijkheid althans die opzegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren. Dat wordt niet anders wan- neer de reden voor opzegging is gelegen in de wens slechts één aspect van de volledige reissom als overdrevensamenwerking te beëindigen, nu de bevoegdheid tot opzeg- ging ongeclausuleerd in het Kaderconvenant is neergelegd, en ken- merkend voor een opzegging nu juist is dat een van partijen de wens heeft de samenwerking in de bestaande vorm te beëindigen. Na rijp beraad kent Daar komt nog bij dat de Staat, alvorens hij tot opzegging is overgegaan, eerst voor een minder bezwarende optie heeft gekozen bestaande in het arbitraal college doen van een bedrag voorstel tot wijziging van 350,- € toe aan eisershet Kaderconvenant, welk voorstel door PostNL evenwel is verworpen. De gevorderde verklaring voor recht wordt dan ook afgewezen.
84.4. Het arbitraal college komt dan Zolang de Staat evenwel niet van zijn contractuele verplichtin- gen is bevrijd, namelijk tot 1 februari 2012, is hij gehouden de inhoud van het Kaderconvenant na te leven. Dat geldt ook tot voor het besluit voor hem bezwarende artikel 13.3, waarin partijen hebben vastgelegd dat ‘de Postcodes noch door de centrale en decentrale overheid noch door derden voor commerciële doeleinden mogen worden gebruikt.’ PostNL heeft ten pleidooie in haar tweede termijn gesteld dat de vordering Staat in ieder geval op 9 december 2010 gebruik heeft gemaakt van eisers als ontvankelijk en deels gegrond is, ten belope van een bedrag van 350,- €de in r.o.
Appears in 1 contract
Samples: Court Ruling
De beoordeling. 65.1. De Raad constateert allereerst dat de klacht mede betrekking heeft op volgens klager door hem als gevolg van het handelen van beklaagde geleden schade. Blijkens de klachtmail en aan de Raad overgelegde stukken is de klacht ook (mede) gericht op vergoeding van die schade.
5.2. De vraag of er schade is geleden en al dan niet behoort te worden vergoed, is echter niet van tuchtrechtelijke, maar van civielrechtelijke aard. Op grond van de wet is dan ook niet de Raad, maar de gewone rechter bevoegd om daarover te oordelen.
5.3. De klacht is daarom niet-ontvankelijk, voor zover die gericht is op het verkrijgen van een oordeel over enige mogelijk door klager geleden schade c.q een veroordeling van beklaagde tot betaling van schadevergoeding.
5.4. De klacht is echter wél ontvankelijk voor zover die betrekking heeft op het feit dat, zoals klager stelt, “ de makelaar zeer onzorgvuldig heeft gehandeld en zijn verantwoordelijkheid voor zijn mondelinge toelichting begrijpt met name klaagt over het feit
a. dat hem bij de door beklaagde ter ondertekening aangeleverde koopovereenkomst geen exemplaar van de schriftelijke toelichting op de overeenkomst en ook verder géén, althans onvoldoende toelichting op de koopovereenkomst en de daarin opgenomen ontbindende voorwaarde is verstrekt;
b. dat beklaagde überhaupt niet had mogen meewerken aan een verkoop onder de in de overeenkomst opgenomen ontbindende voorwaarde
5.5. Ten aanzien van het in overweging 5.4. onder a. omschreven onderdeel van de klacht stelt de Raad allereerst vast:
i.) dat beklaagde bij e-mail van 9 juni 2017 positief reageerde op een door klager op het perceel/pand [adres] gedaan bod van € 175.000,00;
ii.) dat beklaagde, na desgevraagd van klager verkregen gegevens, bij e-mail van 21 juni 2017 aan klager een concept-koopovereenkomst heeft voorgelegd;
iii.) dat beklaagde vervolgens bij e-mail van 28 juni 2017 aan xxxxxx een definitieve koopovereenkomst, gebaseerd op het “Model koopovereenkomst voor een bestaande eengezinswoning (model 2017)”, heeft voorgelegd;
iv.) dat die definitieve koopovereenkomst respectievelijk op 30 juni 2017 door verkopers, de heer en mevrouw X., en op 4 juli door xxxxxx, klager en mevrouw X., werd getekend.
5.6. Desgevraagd door de Raad heeft beklaagde in zijn e-mail van 6 juli 2018 geantwoord c.q erkend dat hij bij de door hem aan klager ter ondertekening gezonden definitieve koopovereenkomst inderdaad géén schriftelijke toelichting heeft verstrekt. Als reden daarvoor geeft beklaagde: “Klager is niet mijn opdrachtgever”.
5.7. De omstandigheid dat klager níet de opdrachtgever van beklaagde was, kon/kan naar het oordeel van de Raad op zichzelf inderdaad een reden zijn om beklaagde bepaalde informatie niet of slechts beperkt aan klager te hoeven verstrekken.
5.8. In het kader onderhavige geval gaf de omstandigheid dat klager níet de opdrachtgever van beklaagde was, naar het oordeel van de Raad echter géén valide reden om klager de (gebruikelijke) schrif- telijke toelichting op de koopovereenkomst níet te verstrekken. Blijkens de overgelegde stukken werd immers door beklaagde de –later door partijen getekende- koopovereenkomst volgens het NVM-Model {d.w.z een koopovereenkomst voor een bestaande eengezinswoning (model 2017)} opgesteld. In die overeenkomst werd zowel in de aanhef, als in artikel 19 èn op pagina 9 expliciet gesteld dat de toelichting behoort tot de overeenkomst, dus een onderdeel van de te onder- tekenen overeenkomst was/is. Daarom had beklaagde uiteraard aanstonds èn geheel eigener beweging bij zijn email van 28 juni 2017 aan klager ook integraal de in de overeenkomst genoem- de ‘Toelichting op de koopovereenkomst voor de consument’ móeten verstrekken.
5.9. Door dat niet te doen en in zijn antwoord op vragen van de Raad onder meer te stellen: mag worden verwacht en dus in strijd met de artikelen 1 jo 2 van de Erecode NVM gehandeld.
5.10. In zoverre is het eerste, in overweging 5.4. onder a. omschreven onderdeel van de klacht naar het oordeel van de Raad dan ook inzichtelijk, althans niet onbegrijpelijk en treft dat gedeelte van het contract tot reisorganisatie tussen partijenin overweging 5.4. onder a. omschreven onderdeel van de klacht dus ook doel.
5.11. Het feit dat bij de overeenkomst geen schriftelijke toelichting werd verstrekt, impliceert echter op zichzelf nog niet dat onbegrip van klager -hetgeen naar de Raad uit de toelichting van klager begrijpt ook de essentie van dit onderdeel van de klacht is- over de overeenkomst c.q enig daarin opgenomen bepaling, in dit geval in het bijzonder de (reikwijdte van de) ontbindende voor- waarde, ook aan beklaagde valt te verwijten.
5.12. Immers, áls klager al niet helemaal wist/begreep wat hij tekende, dan had verweerster zich onder meer verbonden tot het verschaffen uiteraard op zijn weg gelegen om vóór ondertekening eerst zélf informatie c.q antwoord op zijn eventuele vragen over de hem voorgelegde overeenkomst te krijgen. Hij had daartoe uiteraard een eigen (aankoop)-makelaar kunnen benaderen, maar óók - zoals beklaagde klager in zijn mails van een verblijf van 11 dagen (van 17 tot 21 en 28 juli 2016) in Hotel A, op Zakyntos (Griekenland)juni 2017 herhaald heeft aangegeven- informatie kunnen vragen aan beklaagde.
5.13. Als reisorganisator is verweerster aansprakelijk voor de goede uitvoering van het contract tot reisorganisatie, overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op Op grond van de bepalingen stukken en de daarop van klager ter zitting verkregen toelichting staat echter vast dat contract redelijkerwijs mag hebbenklager naar aanleiding van het hem bij email van 21 juni 2017 voorgelegde concept van de koopovereenkomst, alsóók naar aanleiding van de hem bij email van 28 juni 2017 voorgelegde definitieve koopovereenkomst aan beklaagde géén nadere stukken en ook géén informatie heeft gevraagd. Integendeel, zoals klager ter zitting heeft erkend heeft hij de overeenkomst zonder meer geaccepteerd/getekend. Dat handelen komt uiteraard geheel voor rekening en risico van klager zélf en valt beklaagde niet te verwijten.
5.14. Dat gedeelte van het in overweging 5.4. onder a. omschreven onderdeel van de klacht treft naar het oordeel van de Raad dan ook geen doel.
5.15. Ten aanzien van het tweede in overweging 5.4 onder b. omschreven onderdeel van de klacht overweegt de Raad, dat klager dat onderdeel weliswaar tijdens de zitting op 13 juni 2018 heeft aangevoerd, maar niet verder concreet heeft onderbouwd en ook niet met stukken heeft gestaafd, laat staan bewezen.
5.16. Daarentegen heeft beklaagde desgevraagd middels zijn e-mail van 6 juli 2018 en daarbij overgelegde stukken aangetoond, althans aannemelijk gemaakt dat op voorhand níet zonder meer duidelijk was dat de hypotheekbank van verkopers B., althans NHG niet zou instemmen met kwijtschelding van enige restschuld. Derhalve was het naar het oordeel van de Raad niet onbegrijpelijk dat beklaagde in het belang van verkopers –immers zijn opdrachtgevers!- een ontbindende voorwaarde in de koopovereenkomst opnam.
5.17. De Raad komt op grond daarvan tot de slotsom dat het tweede in overweging 5.4 onder b. omschreven deel van de klacht geen doel treft.
5.18. Omdat de klacht gedeeltelijk gegrond is en voor zover de uit het contract voortvloeiende verplichtingenRaad heeft kunnen nagaan aan beklaagde niet eerder een tuchtrechtelijke straf is opgelegd, ongeacht of deze verplichtingen zijn uit te voeren door hemzelf dan wel door andere verstrekkers van diensten en zulks onverminderd het recht van zal de reisorganisator om deze andere verstrekkers van diensten aan te spreken (art. 17, Raad beklaagde de volgens artikel 31 lid 1 Reiscontractenwet). De reisorganisator is voor de daden en nalatigheden van zijn aangestelden en vertegenwoordigers, handelend in de uitoefening het Reglement Tuchtrechtspraak NVM lichtst mogelijke straf van hun functie, evenzeer aansprakelijk als voor zijn eigen daden en nalatigheden (art. 17, lid 2 Reiscontractenwet). De reisorganisator is aansprakelijk voor alle schade die de reiziger oploopt wegens de gehele of gedeeltelijke niet-naleving van zijn verplichtingen (art. 18, lid 1 Reiscontractenwet)berisping opleggen.
7. Na kennisname van de klachten en de stukken van xxxxxx en na het horen van de uiteenzetting ter zitting van eisers, is het arbitraal college de mening toegedaan dat er zich inderdaad een probleem stelde met de kwaliteit van de studio die aan eisers werd toegewezen en het aangrenzende terras5.19. Uit het fotodossier dat eisers bijbrengen blijkt meer bepaald dat eisers de kwaliteit oordeel van de studio terecht als ondermaats konden beschouwen (bijvoorbeeld: schakelaars die niet goed Raad volgt dat de kosten van de behandeling van de klachtzaak ingevolge artikel 32 lid 1 van het Reglement Tuchtrechtspraak NVM in beginsel ten laste van beklaagde komen. De Raad ziet geen reden om in het onderhavige geval van dat beginsel af te wijken, met dien verstande dat de muur bevestigd en niet goed afgedekt zijn, ongedierte aan Raad omdat de klacht grotendeels ongegrond wordt bevonden aanleiding ziet om de kostenveroordeling tot 50% van het terras, kamer gelegen aan uitgang ventilatie en beerput,...)gebruikelijke bedrag te beperken.
5.20. Het arbitraal college kan eisers in hun standpunt volgen dat hun reis niet is verlopen volgens de redelijke verwachtingen die zij op Op grond van vorenstaande overwegingen, alsmede gelet op het contract tot reisorganisatie konden hebben. Het arbitraal college is daarbij van mening dat er weliswaarReglement tuchtrechtspraak NVM, zoals verweerster inroept, rekening kan worden gehouden met de beschrijving van het hotel als “eenvoudig” alsook met de relatief beperkte prijs statuten van de reis om de redelijke verwachtingen van de reizigers te beoordelen, maar meent tegelijkertijd deze elementen de reisorganisator niet ontslaan van haar verplichting om “mooie’ en “verzorgde studio’s” te voorzien zoals vooropgesteld in de reisbeschrijving (p. 33 dossier). Uit de klachten NVM en de stukken erecode NVM komt de Raad van eisers en meer bepaald het fotodossier blijkt dat verweerster haar verplichtingen op dit vlak niet is nagekomen. Voor het overige is een deel van de klachten van eisers daarentegen subjectief van aard (bijvoorbeeld: geluidsoverlast), kunnen Toezicht in deze klachten in de gegeven omstandigheden geen aanleiding geven tot een vergoeding (bijvoorbeeld: stoppen van de bus en overstappen op een kleinere bus) of zijn de klachten niet bewezen (bijvoorbeeld: klachten met betrekking tot de infrastructuur van het hotel zelf). Eisers hebben tenslotte daadwerkelijk kunnen genieten van de overige infrastructuur van het hotel en hebben geen klachten hebben met betrekking tot de overige reisdiensten, zoals de vluchten. In die omstandigheden beschouwt het arbitraal college de vordering van eisers tot terugbetaling van de volledige reissom als overdreven. Na rijp beraad kent het arbitraal college een bedrag van 350,- € toe aan eisers.
8. Het arbitraal college komt dan ook tot het besluit dat de vordering van eisers als ontvankelijk en deels gegrond is, ten belope van een bedrag van 350,- €.navolgende uitspraak:
Appears in 1 contract
Samples: Real Estate Purchase Agreement
De beoordeling. 63.1 Ter beantwoording ligt de vraag voor of de uitvoerder dekking mocht weigeren voor het juridisch probleem tussen de consument en zijn buurvrouw. De commissie komt tot het oordeel dat dit niet het geval is en zal het oordeel hieronder toelichten.
3.2 De uitvoerder heeft aangevoerd dat voor de afwijzing van de dekking op 26 mei 2021 de consument consistent heeft verklaard dat het houthok altijd onderdeel is geweest van de gezamenlijke erfafscheiding, maar ook dat het houthok al twintig jaar geleden is geplaatst. Volgens de uitvoerder heeft de consument voor de afwijzing nimmer gesteld dat het houthok na de plaatsing twintig jaar geleden, op een later tijdstip op een andere plek is gezet. De uitvoerder meent dat de huidige stelling ongeloofwaardig is en wellicht beoogt de consument hiermee te bewerkstelligen dat niet de plaatsing van het houthok ruim twintig jaar geleden, maar de verplaatsing als relevant voorval in de zin van de voorwaarden zal worden aangemerkt.
3.3 De commissie is van oordeel dat de inhoud van de door de uitvoerder overgelegde correspondentie niet in strijd is met de latere stelling van de consument dat het houthok op een later moment is verplaatst. De consument heeft immers voor de afwijzing niet expliciet verklaard dat het houthok altijd op dezelfde plek heeft gestaan. De consument heeft aangegeven dat het houthok twintig jaar geleden als onderdeel van de gezamenlijke erfafscheiding is geplaatst. De stelling wat betreft de verplaatsing van het houthok die de consument na de afwijzing innam, moet naar het oordeel van de commissie worden beschouwd als een nadere duiding van het geschil.
3.4 De uitvoerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen dekking is voor het geschil omdat het eerste relevante voorval in de zin van de polis, de plaatsing van het houthok op de thans door de consument niet meer gewenste plek, ruim twintig jaar geleden heeft plaatsgevonden. De consument dient aan te tonen, althans aannemelijk te maken dat zich een gedekt evenement binnen de looptijd van de verzekering heeft voorgedaan. De uitvoerder voert aan dat de consument er niet in is geslaagd om aan te tonen dat het houthok na 2015 is verplaatst door de buurvrouw en deze verplaatsing binnen de looptijd van de verzekering heeft plaatsgevonden.
3.5 De commissie overweegt dat volgens artikel 2 lid 6 van de voorwaarden een juridisch probleem niet verzekerd is als de gebeurtenis voor de ingangsdatum van de verzekering heeft plaatsgevonden of als de verzekerde voor de ingangsdatum kon verwachten dat deze gebeurtenis zou plaatsvinden. Een gebeurtenis is volgens de voorwaarden een voorval waardoor voor de verzekerde een juridisch probleem ontstaat. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of de gebeurtenis waardoor het juridisch probleem is ontstaan, dateert van vóór de ingangsdatum van de verzekering. De commissie is van oordeel dat de gebeurtenis die kan worden gezien als het voorval waardoor het juridisch probleem is ontstaan, de verplaatsing van het houthok betreft.
3.6 De vraag die dan aan de orde komt, is of de gebeurtenis, de verplaatsing van het houthok, voor de ingangsdatum van de verzekering heeft plaatsgevonden. Ter zitting is de aard van artikel 2 lid 6 van de voorwaarden, meer specifiek de tweede zin van de bepaling, aan de orde gesteld. De uitvoerder heeft betwist dat de bepaling kwalificeert als een uitsluiting en aangevoerd dat de consument de bewijslast heeft om aan te tonen dat de gebeurtenis tijdens de looptijd van de verzekering heeft plaatsgevonden. In het kader lid 6 van artikel 2 is bepaald:
3.7 Bij de uitleg van een schriftelijk contract, zoals een verzekering, staat voorop dat van beslissende betekenis zijn: alle omstandigheden van het contract tot reisorganisatie tussen partijenconcrete geval, had verweerster zich onder meer verbonden tot gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.1 Over de voorwaarden in een consumenten-verzekeringsovereenkomst wordt meestal niet onderhandeld. Hebben partijen inderdaad niet onderhandeld over de voorwaarde(n) waarover zij van mening verschillen, dan geldt dat de uitleg van die voorwaarde(n) met name afhankelijk is van objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin de voorwaarde is gesteld, gelezen in het verschaffen licht van de verzekeringsvoorwaarden als geheel.2 Deze uitlegmaatstaf is in deze zaak van toepassing.
3.8 Daarbij geldt dat bij een consumentenovereenkomst, zoals de onderhavige verzekering, de bepalingen voor de consument duidelijk en begrijpelijk moeten zijn opgesteld.
1 HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2687 overweging 3.6, te vinden op xxx.xxxxxxxxxxx.xx 2 HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:601 overweging 3.3.2 en HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1800 overweging 3.7.5. Bij twijfel over de betekenis van een verblijf bepaling gaat de voor de consument meest gunstige uitleg voor. Dit is de zogenoemde contra proferentem-regel, die is opgenomen in artikel 6:238 lid 2, tweede zin, Burgerlijk Wetboek).3
3.9 De commissie is van 11 dagen (oordeel dat een redelijke uitleg van 17 artikel 2 lid 6 van de voorwaarden meebrengt dat de zinssnede ‘een juridisch probleem is niet verzekerd als de gebeurtenis voor de ingangsdatum van de verzekering heeft plaatsgevonden of als u voor de ingangsdatum kon verwachten dat deze gebeurtenis zou plaatsvinden’ moet worden gekwalificeerd als een uitsluiting. Dit brengt mee dat voor zover artikel 2 lid 6 van de voorwaarden op meerdere wijzen kan worden uitgelegd, de voor de consument meest gunstige lezing op grond van artikel 6:238 Burgerlijk Wetboek prevaleert.
3.10 De commissie overweegt dat nu het de uitvoerder is die zich op de uitsluiting beroept ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering het aan de uitvoerder is om ter onderbouwing hiervan voldoende feiten en omstandig- heden aan te voeren en, bij voldoende gemotiveerde betwisting, dit te bewijzen. De uitvoerder is er niet in geslaagd om te bewijzen dat de verplaatsing van het houthok heeft plaatsgevonden voor de ingangsdatum van de verzekering. Daarmee is evenmin aangetoond dat de consument het probleem pas na drie jaar heeft gemeld. De foto waar de uitvoerder in zijn e-mail van 4 oktober 2021 naar verwijst, laat de plek van het houthok niet zien en kan om die reden niet als bewijs dienen. Andere bewijsmiddelen die als bewijs van de stelling van de uitvoerder kunnen dienen heeft de uitvoerder niet overgelegd.
3.11 De commissie komt op grond van bovenstaande tot 28 juli 2016) in Hotel Ade conclusie dat de uitvoerder ten onrechte dekking heeft geweigerd voor het gemelde juridisch probleem van de consument.
3.12 De consument heeft een vergoeding gevorderd van € 938,- aan kosten die hij heeft gemaakt als gevolg van de dekkingsafwijzing.
3.13 Nu vast is komen te staan dat onterecht dekking is geweigerd, op Zakyntos (Griekenland). Als reisorganisator is verweerster de uitvoerder aansprakelijk voor de goede uitvoering van het contract tot reisorganisatie, overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de bepalingen van dat contract redelijkerwijs mag hebben, en voor de uit het contract voortvloeiende verplichtingen, ongeacht of deze verplichtingen zijn uit te voeren door hemzelf dan wel door andere verstrekkers van diensten en zulks onverminderd het recht van de reisorganisator om deze andere verstrekkers van diensten aan te spreken (art. 17, lid 1 Reiscontractenwet). De reisorganisator is voor de daden en nalatigheden van zijn aangestelden en vertegenwoordigers, handelend in de uitoefening van hun functie, evenzeer aansprakelijk als voor zijn eigen daden en nalatigheden (art. 17, lid 2 Reiscontractenwet). De reisorganisator is aansprakelijk voor alle schade die de reiziger oploopt wegens de gehele of gedeeltelijke niet-naleving van zijn verplichtingen consument door deze afwijzing lijdt (art. 18, zie artikel 6:74 lid 1 ReiscontractenwetBurgerlijk Wetboek).
7. Na kennisname Hij heeft geen verweer gevoerd tegen de aard van de klachten en gevorderde kosten, evenmin tegen de stukken van xxxxxx en na het horen hoogte van de uiteenzetting ter zitting van eisers, is het arbitraal college de mening toegedaan dat er zich inderdaad een probleem stelde met de kwaliteit van de studio die aan eisers werd toegewezen en het aangrenzende terraskosten. Uit het fotodossier dat eisers bijbrengen blijkt meer bepaald dat eisers de kwaliteit van de studio terecht als ondermaats konden beschouwen (bijvoorbeeld: schakelaars die niet goed in de muur bevestigd en niet goed afgedekt zijn, ongedierte aan het terras, kamer gelegen aan uitgang ventilatie en beerput,...). Het arbitraal college kan eisers in hun standpunt volgen dat hun reis niet is verlopen volgens de redelijke verwachtingen die zij op grond van het contract tot reisorganisatie konden hebben. Het arbitraal college is daarbij van mening dat er weliswaar, zoals verweerster inroept, rekening kan worden gehouden met de beschrijving van het hotel als “eenvoudig” alsook met de relatief beperkte prijs van de reis om de redelijke verwachtingen van de reizigers te beoordelen, maar meent tegelijkertijd De commissie zal deze elementen de reisorganisator niet ontslaan van haar verplichting om “mooie’ en “verzorgde studio’s” te voorzien zoals vooropgesteld in de reisbeschrijving (p. 33 dossier). Uit de klachten en de stukken van eisers en meer bepaald het fotodossier blijkt dat verweerster haar verplichtingen op dit vlak niet is nagekomen. Voor het overige is een deel van de klachten van eisers daarentegen subjectief van aard (bijvoorbeeld: geluidsoverlast), kunnen deze klachten in de gegeven omstandigheden geen aanleiding geven tot een vergoeding (bijvoorbeeld: stoppen van de bus en overstappen op een kleinere bus) of zijn de klachten niet bewezen (bijvoorbeeld: klachten met betrekking tot de infrastructuur van het hotel zelf). Eisers hebben tenslotte daadwerkelijk kunnen genieten van de overige infrastructuur van het hotel en hebben geen klachten hebben met betrekking tot de overige reisdiensten, zoals de vluchten. In die omstandigheden beschouwt het arbitraal college de vordering van eisers tot terugbetaling van de volledige reissom als overdreven. Na rijp beraad kent het arbitraal college een bedrag van 350,- € toe aan eisers.
8. Het arbitraal college komt dan ook tot het besluit dat de vordering van eisers als ontvankelijk en deels gegrond is, ten belope van een bedrag van 350,- €in zijn geheel toewijzen.
Appears in 1 contract
Samples: Rechtsbijstandverzekering
De beoordeling. 64.1. In het kader van het contract tot reisorganisatie tussen partijen, had verweerster zich onder meer verbonden tot het verschaffen van een verblijf van 11 dagen Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (van 17 tot 28 juli 2016) in Hotel A, op Zakyntos (Griekenland). Als reisorganisator is verweerster aansprakelijk voor de goede uitvoering van het contract tot reisorganisatie, overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de bepalingen van dat contract redelijkerwijs mag hebben, en voor de uit het contract voortvloeiende verplichtingen, ongeacht of deze verplichtingen zijn uit te voeren door hemzelf dan wel door andere verstrekkers van diensten en zulks onverminderd het recht van de reisorganisator om deze andere verstrekkers van diensten aan te spreken (art. 17, lid 1 Reiscontractenwet). De reisorganisator is voor de daden en nalatigheden van zijn aangestelden en vertegenwoordigers, handelend in de uitoefening van hun functie, evenzeer aansprakelijk als voor zijn eigen daden en nalatigheden (art. 17, lid 2 Reiscontractenwet). De reisorganisator is aansprakelijk voor alle schade die de reiziger oploopt wegens de gehele of gedeeltelijke niet-naleving van zijn verplichtingen (art. 18, lid 1 ReiscontractenwetVGBA).
7. Na kennisname Klachtonderdeel a: betrokkene heeft met de afgifte van haar verklaring gehandeld in strijd met de klachten fundamentele beginselen van professionaliteit, vakbekwaamheid en de stukken van xxxxxx en na het horen van de uiteenzetting ter zitting van eiserszorgvuldigheid, is het arbitraal college de mening toegedaan dat er zich inderdaad een probleem stelde met omdat zij geen onderzoek heeft gedaan naar de kwaliteit van de studio die aan eisers werd toegewezen omzet en het aangrenzende terras. Uit verdienvermogen van het fotodossier dat eisers bijbrengen blijkt meer bepaald dat eisers de kwaliteit kantoor te [plaats6], zij haar waardeoordeel op slechts één vergelijking heeft gebaseerd en een verdere onderbouwing van haar waardering ontbreekt, terwijl zij kennis droeg van het conceptrapport van de studio terecht bindend adviseur waarin de waarde op 70% van de omzet is vastgesteld.
4.2. Xxxxxxxxxx heeft als ondermaats konden beschouwen (bijvoorbeeld: schakelaars die verweer aangevoerd dat haar handelen niet goed in onder het tuchtrecht valt omdat geen sprake was van een betaalde opdracht, maar alleen een verzoek om informatie. De advocaat van eisers wilde niet de muur bevestigd koopovereenkomsten van de portefeuille [plaats6] aan de rechtbank overleggen en niet goed afgedekt zijn, ongedierte aan wilde alleen informatie over de marktwaarde. Zij heeft geen algemeen oordeel gegeven over de marktwaarde van een [bedrijfsnaam1]-kantoor.
4.3. De Accountantskamer is van oordeel dat het terras, kamer gelegen aan uitgang ventilatie en beerput,...). Het arbitraal college kan eisers in hun standpunt volgen verweer van betrokkene dat hun reis zij voor haar brief niet is verlopen volgens de redelijke verwachtingen die zij betaald, geen doel treft. Die omstandigheid doet namelijk niet ter zake. Een accountant is op grond van artikel 42 van de Wet op het contract tot reisorganisatie konden hebbenaccountantsberoep ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde en enig ander handelen of nalaten dat in strijd is met het belang van de uitoefening van het accountantsberoep. Het arbitraal college is daarbij Dit artikel maakt geen onderscheid tussen betaalde en onbetaalde dienstverlening. De brief valt onder de beroepsuitoefening van mening dat er weliswaar, zoals verweerster inroept, rekening betrokkene waarop zij tuchtrechtelijk kan worden gehouden met aangesproken.
4.4. Xxxxxxxxxx heeft ter zitting verklaard dat zij wist dat tussen de beschrijving van het hotel als “eenvoudig” alsook met de relatief beperkte prijs voormalige leden van de reis om maatschap een gerechtelijke procedure aanhangig was. Zij wist of behoorde te weten dat haar brief in die procedure zou worden overgelegd. Dat volgt onder meer uit haar verweerschrift waarin zij heeft geschreven: “…de redelijke verwachtingen advocaat van de reizigers te beoordelen, maar meent tegelijkertijd deze elementen tegenpartij van klager wilde niet de reisorganisator niet ontslaan koopovereenkomsten van haar verplichting om “mooie’ en “verzorgde studio’s” te voorzien zoals vooropgesteld de portefeuille uit [plaats6] in de reisbeschrijving (p. 33 dossier)zaak inbrengen maar wilde slechts informatie over de marktwaarde. Dat heb ik toegelicht in productie 1 van de klager.”
4.5. Uit de klachten vaste rechtspraak van de Accountantskamer volgt dat een accountant die weet of behoort te weten dat zijn rapport in een gerechtelijke procedure zal worden overgelegd, ervoor dient te zorgen dat zijn rapport de waarheidsvinding door de rechter niet belemmert. Van een belemmering is sprake indien de inhoud van het rapport onjuist of onvolledig is, de bevindingen of conclusies van het rapport een deugdelijke grondslag ontberen of het rapport ten onrechte geen duidelijke voorbehouden of beperkingen bevat. Deze regel geldt ook voor de brief van 12 juni 2020 omdat betrokkene daarin een standpunt heeft ingenomen inzake de marktprijs van een klantenportefeuille en zij de brief in haar hoedanigheid van accountant-administratieconsulent (“AA”) heeft ondertekend.
4.6. De Accountantskamer is van oordeel dat de brief de waarheidsvinding door de rechter belemmert. In de brief heeft betrokkene immers geschreven dat “de conclusie” is, dat de marktprijs voor “een” klantenportefeuille van “een[bedrijfsnaam1]-vestiging 100% van de omzet bedraagt. Deze conclusie is zo geformuleerd dat die voor de marktprijs van alle klantenportefeuilles van een [bedrijfsnaam1]-vestiging geldt, hoewel die conclusie berust op de verkoop van slechts één klantenportefeuille. Betrokkene heeft dus een uitspraak gedaan over de totale populatie van klantenportefeuilles terwijl die uitspraak op slechts één geval is gebaseerd. In de hierboven (rov. 2.5.) gedeeltelijk geciteerde Regeling is de marktwaarde van het klantenbestand op 100% van de jaaromzet gesteld, maar er staat bij dat die “100% wordt behaald bij een tevreden klant, waar de werkzaamheden up-to-date zijn en aan de kwaliteitsnormen voldoen.” Deze vooronderstelling bij een waarde van 100% van de jaaromzet ontbreekt in de brief. Dat klemt te meer nu de bindend adviseur in zijn conceptrapport (gemotiveerd) de waarde van de klantenportefeuille in kwestie op 70% van de omzet heeft vastgesteld, en betrokkene had dat moeten laten meewegen of minst genomen moeten vermelden. Betrokkene heeft over de marktprijs een te stellige uitspraak gedaan. Zij had het woord conclusie niet mogen gebruiken, omdat zij daarmee een zekerheid suggereert die niet op een deugdelijke grondslag berust. Xxxxxxxxxx heeft nagelaten in de brief de beperkingen op te nemen die op haar onderzoek en haar conclusie van toepassing zijn, hoewel artikel 15 van de VGBA haar daartoe verplichtte. Uit wat hiervoor is overwogen volgt, dat die beperkingen er zeker waren. Xxxxxxxxxx had Handreiking 1127 “Opdrachten uitgevoerd ter ondersteuning bij (potentiële) geschillen” kunnen volgen. Dan had zij kunnen vaststellen dat bijvoorbeeld in paragraaf 4.5 van de Handreiking wordt geadviseerd de reikwijdte van de opdracht, de uitgevoerde werkzaamheden, de uitkomsten en de stukken eventuele beperkingen in die uitkomsten op te nemen. De slotsom is dat betrokkene het fundamentele beginsel van eisers vakbekwaamheid en meer bepaald het fotodossier blijkt dat verweerster haar verplichtingen op dit vlak zorgvuldigheid niet heeft nageleefd. Klachtonderdeel a. is nagekomen. Voor het overige is een deel van de klachten van eisers daarentegen subjectief van aard (bijvoorbeeld: geluidsoverlast), kunnen deze klachten in de gegeven omstandigheden geen aanleiding geven tot een vergoeding (bijvoorbeeld: stoppen van de bus en overstappen op een kleinere bus) of zijn de klachten niet bewezen (bijvoorbeeld: klachten met betrekking tot de infrastructuur van het hotel zelf). Eisers hebben tenslotte daadwerkelijk kunnen genieten van de overige infrastructuur van het hotel en hebben geen klachten hebben met betrekking tot de overige reisdiensten, zoals de vluchten. In die omstandigheden beschouwt het arbitraal college de vordering van eisers tot terugbetaling van de volledige reissom als overdreven. Na rijp beraad kent het arbitraal college een bedrag van 350,- € toe aan eisers.
8. Het arbitraal college komt dan ook tot het besluit dat de vordering van eisers als ontvankelijk en deels gegrond is, ten belope van een bedrag van 350,- €gegrond.
Appears in 1 contract
Samples: Tuchtrechtspraak Accountants
De beoordeling. 65.1. In het kader De Raad constateert allereerst dat de klacht kennelijk wordt ingegeven door de schade die volgens klager door hem en zijn partner is geleden. Blijkens de klachtbrief, de door klager overgelegde stukken en de mondelinge toelichting daarop, is de klacht dan ook vooral gericht op vergoeding van die schade. Het verweer concentreert zich daar logischerwijs dus óók op.
5.2. De vraag óf klagers als gevolg van het contract tot reisorganisatie tussen partijenfeit dat zij minder vierkante meters woon‐ en terrasoppervlakte geleverd hebben gekregen dan zij dachten te verkrijgen, had verweerster zich onder meer verbonden tot daadwerkelijk schade hebben geleden en zo ja, óf en in hoeverre die schade rechtens al dan niet door beklaagde behoort te worden vergoed is niet van tuchtrechtelijke, maar van civielrechtelijke aard. Op grond van de wet is dus niet de Raad, maar slechts de gewone rechter bevoegd om daarover te oordelen.
5.3. De Raad zal daar dan ook geen oordeel over (kunnen) geven en de klacht, voor zover die gericht is op het verschaffen verkrijgen van een verblijf oordeel over enige mogelijk door klager geleden schade c.q een veroordeling van 11 dagen (beklaagde tot betaling van 17 tot 28 juli 2016schadevergoeding aan klager niet ontvankelijk verklaren.
5.4. De klacht is echter wél ontvankelijk voor zover die betrekking heeft op het feit dat beklaagde zich volgens klager niet heeft “…gehouden aan de zorgvuldigheidsplicht”, zulks met name door onjuiste informatieverstrekking in de verkoopbrochure en op Funda
5.5. De Raad overweegt wat dat betreft allereerst dat het verweer van beklaagde dat hij slechts een beperkte opdracht had zonder meer faalt. Ingevolge artikel 1 van de Erecode NVM is het Deze regel geldt algemeen en steeds, dus óók als een makelaar een beperkte opdracht heeft.
5.6. De Raad overweegt wat dat betreft vervolgens dat:
i.) in Hotel Ade als bijlage 1 bij de klachtbrief overgelegde verkoop‐brochure uitdrukkelijk een woon‐oppervlakte van 200 m2, een oostelijk terras van circa 30 m2 en een zuidwestelijk terras van circa 90 m2 worden genoemd;
ii.) blijkens een op Zakyntos Funda geplaatste tekening (Griekenland)bijlage 3a bij verweerschrift) het zuidwestelijk terras 8.8 X 9.5 meter = 83,6 m2 groot zou zijn;
iii.) uit als bijlage 2 bij de klachtbrief overgelegde mails d. dis. Als reisorganisator is verweerster aansprakelijk voor 3 en 6 oktober 2017 van [naam aannemer] daarentegen blijkt , dat die maten volgens de goede uitvoering van het contract tot reisorganisatie, overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger aannemer op grond van de bepalingen bouwtekening respectievelijk 197 m2, circa 28 m2 en circa 70 m2 (zullen) zijn.
5.7. De Raad concludeert op grond daarvan dat de in de door beklaagde gebruikte verkoopbro‐ chure genoemde en op de op Funda geplaatste tekening aangegeven maten hoe dan ook ver‐ schilden van de maten die volgens de aannemer op grond van de maatvoering op de bouw‐ tekening(en) gerealiseerd zouden worden.
5.8. Dat is niet juist en valt beklaagde naar het oordeel van de Raad ook te verwijten. De door beklaagde aangevoerde omstandigheid dat contract redelijkerwijs mag hebbende door hem gebruikte brochure en informatie door zijn opdrachtgever werden aangeleverd en dat hij daar op vertrouwde doet daar niet(s) af. Die omstandigheid geeft namelijk wel een verklaring, maar geen rechtvaardiging voor het hanteren, noemen en/of publiceren van foutieve maten. Een NVM‐makelaar heeft zich immers te houden aan de NVM‐Meetinstructie. Dit impliceert dat de makelaar zich er steeds, dus óók als hem door zijn opdrachtgever en/of iemand anders maten van een object worden opge‐ geven, van dient te vergewissen dat die maten juist zijn. Dit is in casu, zoals beklaagde ter zitting desgevraagd heeft erkend, echter niet gebeurd. Het feit dat het appartement dat klager kocht nog in aanbouw was maakt dat niet anders. Afgezien van het feit dat in dat geval op (bouw)tekening kan (en moet) worden gemeten, geldt dat als dat onverhoopt toch niet goed zou kunnen er in brochures, publicaties e.d. een voorbehoud ten aanzien van de maten zou kunnen zijn en ook had moeten worden gemaakt. Tenslotte doet ook de door beklaagde genoemde omstandigheid dat klager de juiste maten had kunnen kennen op zichzelf geen afbreuk aan de verantwoordelijkheid en taak van de makelaar. Anders gezegd: naar het oordeel van de Raad is en blijft het de verantwoordelijkheid èn de taak van de NVM‐makelaar om de maten van een object –ongeacht of dit reeds is gebouwd of nog in aanbouw is‐ volgens de in de meetinstructie aangegeven methode, hetzij feitelijk en/of op (bouw)tekening te berekenen en/of te checken en slechts de maten die aldus berekend en/of gecheckt zijn in een brochure, op een website of in mondelinge contacten te noemen.
5.9. De Raad merkt daarbij wellicht ten overvloede, doch voor alle duidelijkheid nog op dat een makelaar die verantwoordelijkheid c.q. taak niet alleen ten opzichte van zijn opdrachtgever, maar gelet op zijn functie als NVM‐makelaar in het maatschappelijk verkeer óók ten aanzien van derden‐belanghebbenden, zoals (potentiële) kopers, in casu klager, in acht te nemen heeft.
5.10. Tenslotte overweegt de Raad ten aanzien van de verkoopbrochure nog dat daarin als NVM verkoopmakelaar “[Y], [kantoornaam]” wordt genoemd. Dat strijdt echter met artikel 10 van de opdracht tot dienstverlening bij verkoop. In zoverre is de verkoop‐brochure dus óók niet juist.
5.11. Dat neemt evenwel niet weg dat beklaagde, zoals klager ter zitting desgevraagd uitdrukkelijk heeft bevestigd, klager voor verder informatie aanstonds heeft doorverwezen naar zijn op‐ drachtgever X., die vervolgens ook de onderhandeling met klager heeft gevoerd en zelfstandig met klager een koopovereenkomst heeft gesloten. Daarvan uitgaande valt beklaagde dan ook niet te verwijten dat klager minder m2 en met name een minder groot (zuid‐westelijk) terras geleverd zou hebben gekregen dan hij dacht geleverd te krijgen. De Raad neemt daarbij nog in aanmerking dat klager enig sluitend bewijs dat dat beklaagde wel zou zijn te verwijten niet heeft geleverd en dergelijk bewijs ook overigens niet is gebleken. In zoverre treft de klacht naar het oordeel van de Raad dan ook geen doel.
5.12. Alles afwegende komt de Raad tot de slotconclusie dat beklaagde bij de uitvoering van de hem verleende opdracht niet de zorgvuldigheid, deskundig‐ en onafhankelijkheid heeft betracht, die hij volgens artikel 1 Erecode NVM behoorde en behoort te betrachten en is de klacht in zoverre dus gegrond.
5.13. Omdat de klacht gedeeltelijk gegrond is en voor zover de uit het contract voortvloeiende verplichtingenRaad heeft kunnen nagaan aan beklaagde niet eerder een tuchtrechtelijke straf is opgelegd, ongeacht of deze verplichtingen zijn uit te voeren door hemzelf dan wel door andere verstrekkers van diensten en zulks onverminderd het recht van zal de reisorganisator om deze andere verstrekkers van diensten aan te spreken (art. 17, Raad beklaagde de volgens artikel 31 lid 1 Reiscontractenwet). De reisorganisator is voor de daden en nalatigheden van zijn aangestelden en vertegenwoordigers, handelend in de uitoefening het Reglement Tuchtrechtspraak NVM lichtst mogelijke straf van hun functie, evenzeer aansprakelijk als voor zijn eigen daden en nalatigheden (art. 17, lid 2 Reiscontractenwet). De reisorganisator is aansprakelijk voor alle schade die de reiziger oploopt wegens de gehele of gedeeltelijke niet-naleving van zijn verplichtingen (art. 18, lid 1 Reiscontractenwet)berisping opleggen.
7. Na kennisname van de klachten en de stukken van xxxxxx en na het horen van de uiteenzetting ter zitting van eisers, is het arbitraal college de mening toegedaan dat er zich inderdaad een probleem stelde met de kwaliteit van de studio die aan eisers werd toegewezen en het aangrenzende terras5.14. Uit het fotodossier dat eisers bijbrengen blijkt meer bepaald dat eisers de kwaliteit oordeel van de studio terecht als ondermaats konden beschouwen (bijvoorbeeld: schakelaars die niet goed Raad volgt dat de kosten van de behandeling van de klachtzaak ingevolge artikel 32 lid 1 van het Reglement Tuchtrechtspraak NVM in de muur bevestigd en niet goed afgedekt zijn, ongedierte aan beginsel ten laste van beklaagden komen. De Raad ziet geen reden om in het terras, kamer gelegen aan uitgang ventilatie en beerput,...)onderhavige geval van dat beginsel af te wijken.
5.15. Het arbitraal college kan eisers in hun standpunt volgen dat hun reis niet is verlopen volgens de redelijke verwachtingen die zij op Op grond van vorenstaande overwegingen, alsmede gelet op het contract tot reisorganisatie konden hebben. Het arbitraal college is daarbij van mening dat er weliswaarReglement Tuchtrechtspraak NVM, zoals verweerster inroept, rekening kan worden gehouden met de beschrijving van het hotel als “eenvoudig” alsook met de relatief beperkte prijs statuten van de reis om de redelijke verwachtingen van de reizigers te beoordelen, maar meent tegelijkertijd deze elementen de reisorganisator niet ontslaan van haar verplichting om “mooie’ en “verzorgde studio’s” te voorzien zoals vooropgesteld in de reisbeschrijving (p. 33 dossier). Uit de klachten NVM en de stukken erecode NVM komt de Raad van eisers en meer bepaald het fotodossier blijkt dat verweerster haar verplichtingen op dit vlak niet is nagekomen. Voor het overige is een deel van de klachten van eisers daarentegen subjectief van aard (bijvoorbeeld: geluidsoverlast), kunnen Toezicht in deze klachten in de gegeven omstandigheden geen aanleiding geven tot een vergoeding (bijvoorbeeld: stoppen van de bus en overstappen op een kleinere bus) of zijn de klachten niet bewezen (bijvoorbeeld: klachten met betrekking tot de infrastructuur van het hotel zelf). Eisers hebben tenslotte daadwerkelijk kunnen genieten van de overige infrastructuur van het hotel en hebben geen klachten hebben met betrekking tot de overige reisdiensten, zoals de vluchten. In die omstandigheden beschouwt het arbitraal college de vordering van eisers tot terugbetaling van de volledige reissom als overdreven. Na rijp beraad kent het arbitraal college een bedrag van 350,- € toe aan eisers.
8. Het arbitraal college komt dan ook tot het besluit dat de vordering van eisers als ontvankelijk en deels gegrond is, ten belope van een bedrag van 350,- €.navolgende uitspraak:
Appears in 1 contract
Samples: Bieden, Onderhandelen & Totstandkoming Overeenkomst
De beoordeling. 65.1. In het kader van het contract tot reisorganisatie tussen partijen, had verweerster zich Beklaagde voert als primair verweer dat de minnelijke regeling die zijn opdrachtgevers met klager troffen onder meer verbonden inhield dat partijen van procedures jegens elkaar zouden afzien. Beklaagde acht de klacht daarom niet ontvankelijk.
5.2. Tijdens de zitting op 14 december heeft klager het primaire verweer van beklaagde uitdruk- kelijk bestreden.
5.3. De door beklaagde ter zitting meegebrachte getuige, mevrouw X., heeft dat verweer daarentegen ondersteund. Daarbij gaf zij aan dat zij toen inderhaast weliswaar niet schriftelijk heeft vastgelegd dat de minnelijke regeling (ook) inhield dat door partijen afgezien zou worden van procedures, maar dat wel werd afgesproken, hetgeen mr. V. – de advocaat van xxxxxx – volgens haar zéker zou bevestigen.
5.4. Omdat mevrouw X. dat zo uitdrukkelijk aangaf en zij bovendien in een arbeidsrelatie staat tot een van de verkopers, heeft xx Xxxx xx. X. bij brief van 20 december 2017 zorgvuldigheidshalve gevraagd om de verklaring van mevrouw X. te bevestigen.
5.5. Mr. V. heeft de Raad daarop bij email van 10 januari 2018 (15.22 uur) bericht: “ …Anders dan mevrouw [B.] kennelijk tijdens de zitting van 14 december 2017 heeft gesteld (althans dat leid ik af uit uw brief), heb ik destijds geen schikkingsresultaat bereikt waaruit zou volgen dat partijen elkaar finale kwijting zouden verlenen en van enige vordering/procedure jegens elkaar zouden afzien, althans kan ik mij een dergelijke schikking niet herinneren. Mijn laatste (email)contact met mevrouw [B.] d.d. 18 januari 2017 zag louter op het verschaffen feit dat het voorbehoud van goedkeuring van de directies van de vennoten van verkoper niet langer zag op de overeengekomen koopsom. Voorts zouden partijen de afronding van de verkoop afwikkelen zonder advocaten en juristen. Ik ben na die datum niet meer actief geweest in dat dossier en heb na die datum dan ook geen contact meer gehad met mevrouw [B.]. “
5.6. Gelet op dat bericht acht de Raad het primaire verweer van beklaagde niet, althans onvoldoende bewezen en passeert de Raad dat verweer.
5.7. Derhalve en nu er ook geen andere reden tot niet-ontvankelijkheid van de klacht is gesteld of gebleken, is de klacht op zich ontvankelijk, met dien verstande dat de klacht niet-ontvankelijk is, voor zover de klacht ertoe strekt een verblijf oordeel van 11 dagen de Raad over eventuele aansprakelijkheid van beklaagde en/of een veroordeling tot betaling van enige (van 17 schade)vergoeding te verkrijgen. De bevoegdheid tot 28 juli 2016) in Hotel Aeen dergelijk oordeel c.q. dergelijke veroordeling berust immers niet bij de Raad, op Zakyntos (Griekenland). Als reisorganisator is verweerster aansprakelijk voor de goede uitvoering van het contract tot reisorganisatie, overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger maar op grond van de bepalingen van dat contract redelijkerwijs mag hebbenwet uitsluitend bij de gewone rechter.
5.8. Blijkens de stukken en zoals klager tijdens de zitting op 14 december 2017 desgevraagd ook heeft bevestigd, en voor is de uit het contract voortvloeiende verplichtingen, ongeacht of deze verplichtingen zijn uit te voeren door hemzelf dan wel door andere verstrekkers van diensten en zulks onverminderd het recht kern van de reisorganisator om deze andere verstrekkers klacht dat nádat het door klager bij e-mail van diensten 21 december 2016 (09.39 uur) gedaan laatste bod werd geaccepteerd beklaagde daarop is teruggekomen.
5.9. Ten aanzien van dit onderdeel van de klacht overweegt de Raad allereerst dat een makelaar slechts bemiddelt bij verkoop. De beslissing of een bod al dan niet wordt geaccepteerd, of, zoals in casu, na acceptatie alsnog wordt geweigerd is echter –behoudens andersluidende volmacht- geheel aan te spreken (art. 17, lid 1 Reiscontractenwetde opdrachtgever(s). De reisorganisator Voor die beslissing is voor dan ook niet de daden makelaar, maar de opdrachtgever van de makelaar verantwoordelijk/aansprakelijk. In zoverre treft dit onderdeel van de klacht dus geen doel.
5.10. Ten aanzien van dit onderdeel van de klacht overweegt de Raad voorts echter ook dat een makelaar steeds deskundig, zorgvuldig en nalatigheden adequaat hoort te bemiddelen. Dit geldt zowel ten opzichte van zijn aangestelden en vertegenwoordigers, handelend opdrachtgever(s) als tegenover zijn wederpartij. Dit deskundig/zorgvuldig handelen houdt naar het oordeel van de Raad onder meer in dat de uitoefening makelaar er voor waakt dat acceptatie en/of weigering van hun functie, evenzeer aansprakelijk als voor zijn eigen daden en nalatigheden (art. 17, lid 2 Reiscontractenwet)biedingen op juiste gronden geschiedt.
5.11. De reisorganisator Raad is aansprakelijk van oordeel dat beklaagde met name dat laatste in het onderhavige geval niet heeft gedaan. Blijkens de stukken en de daarop ter zitting verkregen toelichting staat immers vast dat beklaagde niet als verkopend makelaar van een of meer particulier(en), maar van 3 professionele verkopers optrad. Xxxxx daarom gaat de door beklaagde in zijn email van 29 december 2017 gestelde motivering dat er op de bereikte overeenstemming kon/mocht worden teruggekomen omdat er nog geen schriftelijke (ver)koopovereenkomst was getekend dan ook niet op.
5.12. Als deskundig NVM-makelaar moe(s)t, althans behoort beklaagde dat ook zonder meer te weten. De omstandigheid dat beklaagde, zoals hij tijdens de zitting op 14 december heeft betoogd, een en ander heeft nagevraagd doet daaraan niet(s) af. Nu van hem als deskundig NVM-makelaar verwacht mag/kan worden dat hij dit soort cruciale parate kennis heeft, draagt hij als hij niettemin informatie inwint, uiteraard ook het risico van onjuiste informatie. De Raad neemt daarbij nog in aanmerking dat beklaagde door raadpleging [op het voor alle schade die leden toegankelijk deel van de reiziger oploopt wegens NVM-site] van het “Schema schriftelijkheidsvereiste” bovendien de gehele of gedeeltelijke niet-naleving juridische positie van zijn verplichtingen (art. 18, lid 1 Reiscontractenwet)opdrachtgever(s) tamelijk eenvoudig zou hebben kunnen checken.
7. Na kennisname van de klachten en de stukken van xxxxxx en na het horen van de uiteenzetting ter zitting van eisers, is het arbitraal college de mening toegedaan dat er zich inderdaad een probleem stelde met de kwaliteit van de studio die aan eisers werd toegewezen en het aangrenzende terras5.13. Uit het fotodossier vorenstaande volgt dat eisers bijbrengen blijkt meer bepaald beklaagde, nádat klager er op wees dat eisers de kwaliteit zijn standpunt niet juist was, ook ten onrechte aan zijn standpunt is blijven vast houden. Dit klemt temeer nu dat voor zijn opdrachtgever het niet ondenkbaar risico inhield dat dat zou (kunnen) leiden tot door klager in haar mail van 30 december 2017 aangekondigde “juridische stappen”.
5.14. Het reeds in zijn email van 30 december vervat en ter zitting herhaalde verweer van beklaagde dat verkoop geschiedde “onder voorbehoud gunning verkoper” doet aan het vorenstaande naar het oordeel van de studio terecht als ondermaats konden beschouwen Raad niet(s) af: Ten eerste niet omdat het voorbehoud niets verandert aan het feit dat beklaagde niet voor een particuliere, maar professionele verkoper(s)optrad. Voorts niet omdat het voorbehoud blijkens de tekst daarvan geen betrekking had op de particuliere/professionele status van (bijvoorbeeld: schakelaars die ver)kopers, maar op het monumentale karakter en de historie van het pand. Xxxxxxxxx ook niet goed omdat het voorbehoud in de muur bevestigd “acceptatie-“mail van 21 december 2017 door beklaagde niet (meer) is gemaakt. Bovendien, zo het voorbehoud nog zou gelden, dan is dat uiteraard relevant voor (ver)kopende partijen, maar laat dat onverlet dat een makelaar –i.c. beklaagde- deskundig en niet goed afgedekt zijncorrect heeft te handelen.
5.15. Door de weigering van het -eerder geaccepteerd- laatste bod- te motiveren met de stelling dat er nog geen schriftelijke koopovereenkomst was getekend, ongedierte heeft beklaagde naar het oordeel van de Raad dan ook níet de deskundigheid getoond die een NVM-makelaar behoort te hebben en heeft beklaagde evenmin gehandeld zoals van een NVM-makelaar, gelet ook op de artikelen 1,2 en 5 van de Erecode NVM, mag en kan worden verwacht. In zoverre treft de klacht dus doel.
5.16. Ten aanzien van het onderdeel van de klacht dat het feit dat er pas in april een (ver)koop- overeenkomst werd getekend, geheel aan het terras, kamer gelegen aan uitgang ventilatie en beerput,...). Het arbitraal college kan eisers in hun standpunt volgen dat hun reis niet is verlopen volgens beklaagde zou zijn te wijten stelt de redelijke verwachtingen die zij Raad op grond van de stukken en daarop door partijen gegeven toelichting vast:
i.) dat de door partijen getekende (ver)koopovereenkomst niet door beklaagde, maar op verzoek van klager door haar eigen notaris is opgesteld;
ii.) dat beklaagde zélf daar verder niet bij was betrokken;
iii.) dat niettemin wel door een collega van beklaagde voor de (ver)koopovereenkomst relevante gegevens zijn aangedragen, maar dat de Raad uit de stukken, waaronder ook de stukken die klager met haar brief van 27 december 2017 aan de Raad heeft overgelegd, en ook anderszins niet is gebleken dat dat niet adequaat of (veel) te laat zou zijn gebeurd.
5.17. Op grond van die vaststelling ziet de Raad geen reden of aanleiding voor het contract tot reisorganisatie konden hebben. Het arbitraal college is daarbij van mening oordeel dat het feit dat er weliswaarpas in april een (ver)koopovereenkomst werd getekend, zoals verweerster inroeptinderdaad geheel aan beklaagde zou zijn te wijten. Dit onderdeel van de klacht treft dan ook geen doel.
5.18. Aldus zal de Raad de klacht gedeeltelijk gegrond bevinden en, rekening kan worden gehouden met in aanmerking nemende dat voor zover de beschrijving Raad heeft kunnen nagaan hem niet eerder een tuchtrechtelijke straf is opgelegd, aan beklaagde de volgens artikel 31 lid 1 van het hotel als “eenvoudig” alsook met de relatief beperkte prijs Reglement Tuchtrechtspraak NVM lichtst mogelijke straf van berisping opleggen.
5.19. Uit het oordeel van de reis om Raad volgt dat de redelijke verwachtingen kosten van de reizigers behandeling van de klachtzaak ingevolge artikel 32 lid 1 van het Reglement Tuchtrechtspraak NVM in beginsel ten laste van beklaagde komen. De Raad ziet geen reden om in casu van dat beginsel af te beoordelenwijken.
5.20. Op grond van vorenstaande overwegingen, maar meent tegelijkertijd deze elementen alsmede gelet op het Reglement tuchtrechtspraak NVM, de reisorganisator niet ontslaan statuten van haar verplichting om “mooie’ en “verzorgde studio’s” te voorzien zoals vooropgesteld in de reisbeschrijving (p. 33 dossier). Uit de klachten NVM en de stukken erecode NVM komt de Raad van eisers en meer bepaald het fotodossier blijkt dat verweerster haar verplichtingen op dit vlak niet is nagekomen. Voor het overige is een deel van de klachten van eisers daarentegen subjectief van aard (bijvoorbeeld: geluidsoverlast), kunnen Toezicht in deze klachten in de gegeven omstandigheden geen aanleiding geven tot een vergoeding (bijvoorbeeld: stoppen van de bus en overstappen op een kleinere bus) of zijn de klachten niet bewezen (bijvoorbeeld: klachten met betrekking dan tot de infrastructuur van het hotel zelf). Eisers hebben tenslotte daadwerkelijk kunnen genieten van de overige infrastructuur van het hotel en hebben geen klachten hebben met betrekking tot de overige reisdiensten, zoals de vluchten. In die omstandigheden beschouwt het arbitraal college de vordering van eisers tot terugbetaling van de volledige reissom als overdreven. Na rijp beraad kent het arbitraal college een bedrag van 350,- € toe aan eisers.
8. Het arbitraal college komt dan ook tot het besluit dat de vordering van eisers als ontvankelijk en deels gegrond is, ten belope van een bedrag van 350,- €.navolgende uitspraak:
Appears in 1 contract
Samples: Real Estate Purchase Agreement