Spaarverlof. regelt het spaarverlof voor werknemers. Het spaarverlof is bedoeld om werknemers in de gelegenheid te stellen een periode, betaald, met verlof te gaan. Het komt tegemoet aan 2 zaken. Enerzijds aan de in de sector gevoelde behoefte om de zogenaamde "verlofstuwmeren" tegen te gaan en anderzijds is het een mogelijkheid om op een andere wijze invulling te geven aan de ideeën die ten grondslag liggen aan de levensloop. Formeel heeft het daar overigens geen relatie mee. Als een werknemer (voor eigen rekening) besluit deel te nemen in een levensloopregeling, kan dat naast het spaarverlof. Het verlof kan in principe zowel in een aaneengesloten periode worden opgenomen als gedurende een langere tijd voor één of meer dagen per week. De praktische invulling daarvan is onderwerp van overleg tussen werkgever en werknemer. Het is denkbaar dat ook algemene regels worden vastgesteld voor de toepassing van dit artikel. Als dat het geval is dan moet de ondernemingsraad hierbij worden betrokken. Het sparen voor verlof is aan een maximum gebonden; er kan per kalenderjaar tot maximaal 10% van de formele arbeidsduur van de werknemer worden gespaard. Het maximum aantal uren in een spaarsaldo dat kan worden gespaard is gebaseerd op een fulltime dienstverband. Dit maximum, bij een fulltime dienstverband, bedraagt 1670 uren. Hierbij is rekening gehouden met het wettelijk aantal vakantie-uren en vaste verlofdagen. Uitgangspunt is dat bij een fulltime dienstverband er maximaal een jaar verlof aan spaarsaldo mag zijn wat overeenkomt met 1670 uur. Als verlof uit het spaarsaldo wordt opgenomen mag dit weer aangevuld worden tot het maximum. Een aanwezig restant aan verlofuren mag, éénmalig, en bij aanvang van het sparen, in het spaarsaldo worden gestort. Ook hier geldt weer dat dit niet uit het wettelijk aantal vakantie-uren mag worden gespaard. Het wettelijk (art. 7:634 BW) aantal vakantie-uren bedraagt tenminste 4 keer de overeengekomen arbeidsduur per week of, als de overeengekomen arbeidsduur in uren per jaar is uitgedrukt, een overeenkomstige tijd. Deze eenmalige storting dient te worden geregistreerd als bovenwettelijke uren. Sparen kan uit de bovenwettelijke vakantie-uren en compensatie-uren en uren als bedoeld in de artikelen 5.10, 5.11 en 5.12. Om versnippering van het aantal opgenomen uren tegen te gaan is bepaald dat bij opname van het verlof minimaal 10% van de formele arbeidsduur per jaar aan verlof moet worden opgenomen. Er dient door de werkgever geregistreerd te worden of de uren bovenwettelijke vakantie-uren zijn of uren die gespaard zijn vanuit compensatie-uren of uren uit artikel 5.10, 5.11 en 5.12. De werknemer wordt geacht bij het opnemen van het verlof eerst de uren op te maken die gespaard zijn vanuit uren zoals bedoeld in artikel 1, lid l, sub t, en de artikelen 5.10, 5.11 en 5.12. Bij beëindiging van het dienstverband moet het resterende spaarsaldo tijdig, en in zijn geheel, worden opgenomen. Uitgangspunt daarbij is dat wanneer voorzienbaar is dat het dienstverband eindigt, er geen uitbetaling plaats vindt van de gespaarde uren. Uitbetaling vindt alleen plaats als het niet opnemen, of het niet kunnen opnemen van het verlof, is te wijten aan de werkgever. In geval van ziekte tijdens het gepland verlof zijn er 2 mogelijkheden. In het geval van ziekte tijdens een verlofperiode niet zijnde de periode voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst, wordt het verlof opgeschort, ongeacht de bron van de spaaruren. Op een later moment kan het verlof dan alsnog worden opgenomen. Bij een gepland verlof aan het einde van het dienstverband, wordt het verlof dat afkomstig is van bovenwettelijke vakantie-uren als genoten aangemerkt. Spaar-uren uit overige bronnen worden indien mogelijk opgeschort. Dit zal in de praktijk meestal neerkomen op het uitbetalen omdat de arbeidsovereenkomst eindigt. In geval van beëindiging van het dienstverband van een werknemer tijdens ziekte wanneer de spaarverlofperiode nog niet is ingegaan of gepland, wordt het verlof uitbetaald. Het spaarverlof heeft ook een relatie met artikel 6.11en artikel 6.12, die gaan over de seniorenregeling. In de toelichting op de seniorenregeling wordt daarop nader ingegaan.
Appears in 3 contracts
Samples: Collectieve Arbeidsovereenkomst, Collectieve Arbeidsovereenkomst Voor De Sociale Werkvoorziening, Collectieve Arbeidsovereenkomst
Spaarverlof. regelt het spaarverlof voor werknemers1. Het spaarverlof is bedoeld om werknemers in de gelegenheid te stellen een periode, betaald, met verlof te gaan. Het komt tegemoet aan 2 zaken. Enerzijds aan de in de sector gevoelde behoefte om de zogenaamde "verlofstuwmeren" tegen te gaan en anderzijds is het een mogelijkheid om op een andere wijze invulling te geven aan de ideeën die ten grondslag liggen aan de levensloop. Formeel heeft het daar overigens geen relatie mee. Als een werknemer (voor eigen rekening) besluit deel te nemen in een levensloopregeling, kan dat naast het spaarverlof. Het verlof kan in principe zowel in een aaneengesloten periode worden opgenomen als gedurende een langere tijd voor één of meer dagen per week. De praktische invulling daarvan is onderwerp van overleg tussen werkgever en werknemer. Het is denkbaar dat ook algemene regels worden vastgesteld voor Voor de toepassing van dit artikelartikel wordt verstaan onder:
a. spaaruur: een uur verlof als bedoeld in artikel 1, lid 1 sub t en de artikelen 5.10, 5.11 en 5.12 en 6.1, voor zover het de bovenwettelijke vakantie-uren betreft;
b. spaarverlof: de periode waarin de spaaruren worden opgenomen;
c. spaarsaldo: het totaal aantal spaaruren dat gespaard is ten behoeve van het opnemen van spaarverlof;
x. xxxxxxxxxx vakantie-uren: uren die behoren tot het wettelijk minimum aantal vakantie-uren als bedoeld in artikel 7:634 van het Burgerlijk Wetboek;
e. bovenwettelijke vakantie-uren: uren die aan het spaarsaldo kunnen worden toegevoegd en niet behoren tot het wettelijk minimum aantal vakantie-uren.
2. Als dat het geval is dan moet de ondernemingsraad hierbij worden betrokken. Het sparen voor verlof is aan een maximum gebonden; er kan per kalenderjaar tot maximaal 10% van de formele arbeidsduur Op verzoek van de werknemer kan deze gedurende zijn dienstverband, ten hoogste 1/10 deel van zijn formele arbeidsduur per jaar opbouwen aan spaaruren, met inachtneming van lid 4 en lid 5. Spaaruren kunnen niet worden gespaardgespaard uit het wettelijk minimum aantal vakantie-uren. Een verzoek van de werknemer tot het starten van een spaarsaldo kan niet door de werkgever worden geweigerd.
3. In afwijking van het maximum, gesteld in lid 2 kan, bij aanvang van het sparen voor spaarverlof, éénmalig een restant aan verlofuren worden gestort. In het betreffende jaar van inbreng mogen geen wettelijke vakantie-uren in het spaarsaldo worden gestort. Deze uren worden aangemerkt als zijnde bovenwettelijke uren.
4. Het maximum aantal uren in een spaarsaldo dat kan worden gespaard is gebaseerd op een fulltime dienstverband. Dit maximumkan, bij een fulltime dienstverband, bedraagt maximaal 1670 urenuren bedragen. Hierbij Bij een deeltijd dienstverband is rekening gehouden dit naar rato. Na opname van uren kan het spaarverlof worden aangevuld tot het maximum genoemd in dit lid.
5. Gedurende de periode van opname van het spaarverlof wordt het uurloon, daaronder begrepen tussentijdse wijzigingen, uitbetaald op het niveau van het op dat moment geldende loon.
6. De werknemer die verlof uit zijn spaarsaldo wil opnemen moet dit uiterlijk 3 maanden voorafgaand aan het begin van zijn spaarverlofperiode aanvragen. De periode van het spaarverlof wordt in overleg met de werkgever vastgesteld.
7. Weigering van het wettelijk aantal vakantie-uren en vaste verlofdagenverlenen van spaarverlof door werkgever is slechts mogelijk in geval van bedrijfseconomische redenen.
8. Uitgangspunt is dat bij een fulltime dienstverband er maximaal een jaar verlof aan spaarsaldo mag zijn wat overeenkomt met 1670 uur. Als Bij opname van verlof uit het spaarsaldo wordt opgenomen mag dit weer aangevuld worden tot het maximum. Een aanwezig restant aan verlofuren mag, éénmalig, en bij aanvang van het sparen, in het spaarsaldo worden gestort. Ook hier geldt weer dat dit niet uit het wettelijk aantal vakantie-uren mag worden gespaard. Het wettelijk (art. 7:634 BW) aantal vakantie-uren bedraagt tenminste 4 keer de overeengekomen arbeidsduur per week of, als de overeengekomen arbeidsduur in uren per jaar is uitgedrukt, een overeenkomstige tijd. Deze eenmalige storting dient te worden geregistreerd als bovenwettelijke uren. Sparen kan uit de bovenwettelijke vakantie-uren en compensatie-uren en uren als bedoeld in de artikelen 5.10, 5.11 en 5.12. Om versnippering van het aantal opgenomen uren tegen te gaan is bepaald dat bij opname van het verlof minimaal 10% 1/10 deel van de formele arbeidsduur per jaar aan verlof moet worden opgenomen.
DEEL 1 hoofdstuk 6
9. Er dient door de werkgever geregistreerd te worden of De werknemer neemt eerst de uren bovenwettelijke vakantie-uren zijn of uit het spaarsaldo op die voortkomen uit uren die gespaard zijn vanuit compensatie-uren of uren uit artikel 5.10, 5.11 en 5.12. De werknemer wordt geacht bij het opnemen van het verlof eerst de uren op te maken die gespaard zijn vanuit uren zoals bedoeld in artikel 1, lid l1, sub t, t en de artikelen 5.10, 5.11 en 5.12.
10. Voor zover er voorafgaand aan pensionering of vervroegde pensionering nog spaaruren over zijn in het spaarsaldo, dient het restant tijdig daaraan voorafgaand in zijn geheel te worden opgenomen.
11. Bij einde van de arbeidsovereenkomst, niet zijnde een beëindiging van als bedoeld in lid 10, wordt het dienstverband moet het resterende spaarsaldo tijdig, eveneens tijdig daaraan voorafgaand en in zijn geheel, worden geheel opgenomen.
12. Uitgangspunt daarbij Resterend spaarsaldo dat niet tijdig is dat wanneer voorzienbaar is dat het dienstverband eindigt, er geen uitbetaling plaats vindt van de gespaarde uren. Uitbetaling vindt alleen plaats als het niet opnemen, of het niet kunnen opnemen van het verlof, is te wijten aan de werkgever. In geval van ziekte tijdens het gepland verlof zijn er 2 mogelijkheden. In het geval van ziekte tijdens een verlofperiode niet zijnde de periode opgenomen voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomstarbeidsovereenkomst als bedoeld in lid 10 en lid 11 van dit artikel, wordt alléén uitbetaald als dit te wijten is aan de werkgever. In dat geval vindt uitbetaling plaats conform het bepaalde in lid 5.
13. Bij ziekte tijdens de spaarverlofperiode vindt opschorting van het verlof opgeschortplaats en kan het op een ander moment worden opgenomen.
14. Bij ziekte tijdens de spaarverlofperiode, ongeacht voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in lid 10 en lid 11, vindt alleen opschorting plaats voor spaaruren die niet voortkomen uit bovenwettelijke uren. De werkgever is verplicht om in een duidelijke administratie aan te geven wat de bron van de spaaruren. Op een later moment kan het verlof dan alsnog worden opgenomenspaaruren is.
15. Bij een gepland verlof ziekte voorafgaand aan het einde van het dienstverband, wordt het verlof dat afkomstig is van bovenwettelijke vakantie-uren als genoten aangemerkt. Spaar-uren uit overige bronnen worden indien mogelijk opgeschort. Dit zal in de praktijk meestal neerkomen op het uitbetalen omdat de arbeidsovereenkomst eindigt. In geval van beëindiging van het dienstverband van een werknemer tijdens ziekte wanneer de spaarverlofperiode nog niet is ingegaan of geplandingegaan, wordt het verlof spaarverlof uitbetaald. Het spaarverlof heeft ook een relatie De betaling vindt plaats conform het bepaalde in lid 5. Bij overlijden van de werknemer wordt het restant in het spaarsaldo aan de nabestaanden uitbetaald met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.11en artikel 6.12, die gaan over de seniorenregeling. In de toelichting op de seniorenregeling wordt daarop nader ingegaan7: 674 van het Burgerlijk Wetboek.
Appears in 2 contracts
Samples: Collectieve Arbeidsovereenkomst, Collectieve Arbeidsovereenkomst
Spaarverlof. regelt het spaarverlof voor werknemers. Het spaarverlof is bedoeld om werknemers in de gelegenheid te stellen een periode, betaald, met verlof te gaan. Het komt tegemoet aan 2 zaken. Enerzijds aan de in de sector gevoelde behoefte om de zogenaamde "“verlofstuwmeren" ” tegen te gaan en anderzijds is het een mogelijkheid om op een andere wijze invulling te geven aan de ideeën die ten grondslag liggen aan de levensloop. Formeel heeft het daar overigens geen relatie mee. Als een werknemer (voor eigen rekening) besluit deel te nemen in een levensloopregeling, kan dat naast het spaarverlof. Het verlof kan in principe zowel in een aaneengesloten periode worden opgenomen als gedurende een langere tijd voor één of meer dagen per week. De praktische invulling daarvan is onderwerp van overleg tussen werkgever en werknemer. Het is denkbaar dat ook algemene regels worden vastgesteld voor de toepassing van dit artikel. Als dat het geval is dan moet de ondernemingsraad hierbij worden betrokken. Het sparen voor verlof is aan een maximum gebonden; er kan per kalenderjaar tot maximaal 10% van de formele arbeidsduur van de werknemer worden gespaard. Het maximum aantal uren in een spaarsaldo dat kan worden gespaard is gebaseerd op een fulltime dienstverband. Dit maximum, bij een fulltime dienstverband, bedraagt 1670 uren. Hierbij is rekening gehouden met het wettelijk aantal vakantie-uren en vaste verlofdagen. Uitgangspunt is dat bij een fulltime dienstverband er maximaal een jaar verlof aan spaarsaldo mag zijn wat overeenkomt met 1670 uur. Als verlof uit het spaarsaldo wordt opgenomen mag dit weer aangevuld worden tot het maximum. Een aanwezig restant aan verlofuren mag, éénmalig, en bij aanvang van het sparen, in het spaarsaldo worden gestort. Ook hier geldt weer dat dit niet uit het wettelijk aantal vakantie-uren mag worden gespaard. Het wettelijk (art. 7:634 BW) aantal vakantie-uren bedraagt tenminste 4 keer de overeengekomen arbeidsduur per week of, als de overeengekomen arbeidsduur in uren per jaar is uitgedrukt, een overeenkomstige tijd. Deze eenmalige storting dient te worden geregistreerd als bovenwettelijke uren. Sparen kan uit de bovenwettelijke vakantie-uren en compensatie-uren en uren als bedoeld in de artikelen 5.10, 5.11 en 5.12. Om versnippering van het aantal opgenomen uren tegen te gaan is bepaald dat bij opname van het verlof minimaal 10% van de formele arbeidsduur per jaar aan verlof moet worden opgenomen. Er dient door de werkgever geregistreerd te worden of de uren bovenwettelijke vakantie-uren zijn of uren die gespaard zijn vanuit compensatie-uren of uren uit artikel 5.10, 5.11 en 5.12. De werknemer wordt geacht bij het opnemen van het verlof eerst de uren op te maken die gespaard zijn vanuit uren zoals bedoeld in artikel 1, lid l, sub t, en de artikelen 5.10, 5.11 en 5.12. Bij beëindiging van het dienstverband moet het resterende spaarsaldo tijdig, en in zijn geheel, worden opgenomen. Uitgangspunt daarbij is dat wanneer voorzienbaar is dat het dienstverband eindigt, er geen uitbetaling plaats vindt van de gespaarde uren. Uitbetaling vindt alleen plaats als het niet opnemen, of het niet kunnen opnemen van het verlof, is te wijten aan de werkgever. In geval van ziekte tijdens het gepland verlof zijn er 2 mogelijkheden. In het geval van ziekte tijdens een verlofperiode niet zijnde de periode voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst, wordt het verlof opgeschort, ongeacht de bron van de spaaruren. Op een later moment kan het verlof dan alsnog worden opgenomen. Bij een gepland verlof aan het einde van het dienstverband, wordt het verlof dat afkomstig is van bovenwettelijke vakantie-uren als genoten aangemerkt. Spaar-uren uit overige bronnen worden indien mogelijk opgeschort. Dit zal in de praktijk meestal neerkomen op het uitbetalen omdat de arbeidsovereenkomst eindigt. In geval van beëindiging van het dienstverband van een werknemer tijdens ziekte wanneer de spaarverlofperiode nog niet is ingegaan of gepland, wordt het verlof uitbetaald. Het spaarverlof heeft ook een relatie met artikel 6.11en artikel 6.12, die gaan over de seniorenregeling. In de toelichting op de seniorenregeling wordt daarop nader ingegaan.van
Appears in 2 contracts
Samples: Collectieve Arbeidsovereenkomst, Collectieve Arbeidsovereenkomst
Spaarverlof. regelt het spaarverlof voor werknemers1. Het spaarverlof is bedoeld om werknemers in de gelegenheid te stellen een periode, betaald, met verlof te gaan. Het komt tegemoet aan 2 zaken. Enerzijds aan de in de sector gevoelde behoefte om de zogenaamde "verlofstuwmeren" tegen te gaan en anderzijds is het een mogelijkheid om op een andere wijze invulling te geven aan de ideeën die ten grondslag liggen aan de levensloop. Formeel heeft het daar overigens geen relatie mee. Als een werknemer (voor eigen rekening) besluit deel te nemen in een levensloopregeling, kan dat naast het spaarverlof. Het verlof kan in principe zowel in een aaneengesloten periode worden opgenomen als gedurende een langere tijd voor één of meer dagen per week. De praktische invulling daarvan is onderwerp van overleg tussen werkgever en werknemer. Het is denkbaar dat ook algemene regels worden vastgesteld voor Voor de toepassing van dit artikelartikel wordt verstaan onder:
a. spaaruur: een uur verlof als bedoeld in artikel 1, lid 1 sub t en de artikelen 5.10, 5.11 en 5.12 en 6.1, voor zover het de bovenwettelijke vakantie-uren betreft;
b. spaarverlof: de periode waarin de spaaruren worden opgenomen;
c. spaarsaldo: het totaal aantal spaaruren dat gespaard is ten behoeve van het opnemen van spaarverlof;
d. wettelijke vakantie-uren: uren die behoren tot het wettelijk minimum aantal vakantie-uren als bedoeld in artikel 7:634 van het Burgerlijk Wetboek;
e. bovenwettelijke vakantie-uren: uren die aan het spaarsaldo kunnen worden toegevoegd en niet behoren tot het wettelijk minimum aantal vakantie-uren.
2. Als dat het geval is dan moet de ondernemingsraad hierbij worden betrokken. Het sparen voor verlof is aan een maximum gebonden; er kan per kalenderjaar tot maximaal 10% van de formele arbeidsduur Op verzoek van de werknemer kan deze gedurende zijn dienstverband, ten hoogste 1/10 deel van zijn formele arbeidsduur per jaar opbouwen aan spaaruren, met inachtneming van lid 4 en lid 5. Spaaruren kunnen niet worden gespaardgespaard uit het wettelijk minimum aantal vakantie-uren. Een verzoek van de werknemer tot het starten van een spaarsaldo kan niet door de werkgever worden geweigerd.
3. In afwijking van het maximum, gesteld in lid 2 kan, bij aanvang van het sparen voor spaarverlof, éénmalig een restant aan verlofuren worden gestort. In het betreffende jaar van inbreng mogen geen wettelijke vakantie-uren in het spaarsaldo worden gestort. Deze uren worden aangemerkt als zijnde bovenwettelijke uren.
4. Het maximum aantal uren in een spaarsaldo dat kan worden gespaard is gebaseerd op een fulltime dienstverband. Dit maximumkan, bij een fulltime dienstverband, bedraagt maximaal 1670 urenuren bedragen. Hierbij Bij een deeltijd dienstverband is rekening gehouden dit naar rato. Na opname van uren kan het spaarverlof worden aangevuld tot het maximum genoemd in dit lid.
5. Gedurende de periode van opname van het spaarverlof wordt het uurloon, daaronder begrepen tussentijdse wijzigingen, uitbetaald op het niveau van het op dat moment geldende loon.
6. De werknemer die verlof uit zijn spaarsaldo wil opnemen moet dit uiterlijk 3 maanden voorafgaand aan het begin van zijn spaarverlofperiode aanvragen. De periode van het spaarverlof wordt in overleg met de werkgever vastgesteld.
7. Weigering van het wettelijk aantal vakantie-uren en vaste verlofdagenverlenen van spaarverlof door werkgever is slechts mogelijk in geval van bedrijfseconomische redenen.
8. Uitgangspunt is dat bij een fulltime dienstverband er maximaal een jaar verlof aan spaarsaldo mag zijn wat overeenkomt met 1670 uur. Als Bij opname van verlof uit het spaarsaldo wordt opgenomen mag dit weer aangevuld worden tot het maximum. Een aanwezig restant aan verlofuren mag, éénmalig, en bij aanvang van het sparen, in het spaarsaldo worden gestort. Ook hier geldt weer dat dit niet uit het wettelijk aantal vakantie-uren mag worden gespaard. Het wettelijk (art. 7:634 BW) aantal vakantie-uren bedraagt tenminste 4 keer de overeengekomen arbeidsduur per week of, als de overeengekomen arbeidsduur in uren per jaar is uitgedrukt, een overeenkomstige tijd. Deze eenmalige storting dient te worden geregistreerd als bovenwettelijke uren. Sparen kan uit de bovenwettelijke vakantie-uren en compensatie-uren en uren als bedoeld in de artikelen 5.10, 5.11 en 5.12. Om versnippering van het aantal opgenomen uren tegen te gaan is bepaald dat bij opname van het verlof minimaal 10% 1/10 deel van de formele arbeidsduur per jaar aan verlof moet worden opgenomen.
9. Er dient door de werkgever geregistreerd te worden of De werknemer neemt eerst de uren bovenwettelijke vakantie-uren zijn of uit het spaarsaldo op die voortkomen uit uren die gespaard zijn vanuit compensatie-uren of uren uit artikel 5.10, 5.11 en 5.12. De werknemer wordt geacht bij het opnemen van het verlof eerst de uren op te maken die gespaard zijn vanuit uren zoals bedoeld in artikel 1, lid l1, sub t, t en de artikelen 5.10, 5.11 en 5.12. Bij 10.Voor zover er voorafgaand aan pensionering of vervroegde pensionering nog spaaruren over zijn in het spaarsaldo, dient het restant tijdig daaraan voorafgaand in zijn geheel te worden opgenomen. 11.Bij einde van de arbeidsovereenkomst, niet zijnde een beëindiging van als bedoeld in lid 10, wordt het dienstverband moet het resterende spaarsaldo tijdig, eveneens tijdig daaraan voorafgaand en in zijn geheel, worden geheel opgenomen. Uitgangspunt daarbij 12.Resterend spaarsaldo dat niet tijdig is dat wanneer voorzienbaar is dat het dienstverband eindigt, er geen uitbetaling plaats vindt van de gespaarde uren. Uitbetaling vindt alleen plaats als het niet opnemen, of het niet kunnen opnemen van het verlof, is te wijten aan de werkgever. In geval van ziekte tijdens het gepland verlof zijn er 2 mogelijkheden. In het geval van ziekte tijdens een verlofperiode niet zijnde de periode opgenomen voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomstarbeidsovereenkomst als bedoeld in lid 10 en lid 11 van dit artikel, wordt alléén uitbetaald als dit te wijten is aan de werkgever. In dat geval vindt uitbetaling plaats conform het bepaalde in lid 5. 13.Bij ziekte tijdens de spaarverlofperiode vindt opschorting van het verlof opgeschortplaats en kan het op een ander moment worden opgenomen. 14.Bij ziekte tijdens de spaarverlofperiode, ongeacht voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in lid 10 en lid 11, vindt alleen opschorting plaats voor spaaruren die niet voortkomen uit bovenwettelijke uren. De werkgever is verplicht om in een duidelijke administratie aan te geven wat de bron van de spaarurenspaaruren is. Op een later moment kan het verlof dan alsnog worden opgenomen. Bij een gepland verlof 15.Bij ziekte voorafgaand aan het einde van het dienstverband, wordt het verlof dat afkomstig is van bovenwettelijke vakantie-uren als genoten aangemerkt. Spaar-uren uit overige bronnen worden indien mogelijk opgeschort. Dit zal in de praktijk meestal neerkomen op het uitbetalen omdat de arbeidsovereenkomst eindigt. In geval van beëindiging van het dienstverband van een werknemer tijdens ziekte wanneer de spaarverlofperiode nog niet is ingegaan of geplandingegaan, wordt het verlof spaarverlof uitbetaald. Het spaarverlof heeft ook een relatie De betaling vindt plaats conform het bepaalde in lid 5. Bij overlijden van de werknemer wordt het restant in het spaarsaldo aan de nabestaanden uitbetaald met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.11en artikel 6.12, die gaan over de seniorenregeling. In de toelichting op de seniorenregeling wordt daarop nader ingegaan7: 674 van het Burgerlijk Wetboek.
Appears in 1 contract
Samples: Collectieve Arbeidsovereenkomst
Spaarverlof. regelt het spaarverlof voor werknemers1. Het spaarverlof is bedoeld om werknemers in de gelegenheid te stellen een periode, betaald, met verlof te gaan. Het komt tegemoet aan 2 zaken. Enerzijds aan de in de sector gevoelde behoefte om de zogenaamde "verlofstuwmeren" tegen te gaan en anderzijds is het een mogelijkheid om op een andere wijze invulling te geven aan de ideeën die ten grondslag liggen aan de levensloop. Formeel heeft het daar overigens geen relatie mee. Als een werknemer (voor eigen rekening) besluit deel te nemen in een levensloopregeling, kan dat naast het spaarverlof. Het verlof kan in principe zowel in een aaneengesloten periode worden opgenomen als gedurende een langere tijd voor één of meer dagen per week. De praktische invulling daarvan is onderwerp van overleg tussen werkgever en werknemer. Het is denkbaar dat ook algemene regels worden vastgesteld voor Voor de toepassing van dit artikelartikel wordt verstaan onder:
a. spaaruur: een uur verlof als bedoeld in artikel 1, lid 1 sub t en de artikelen 5.10, 5.11 en 5.12 en 6.1, voor zover het de bovenwettelijke vakantie-uren betreft;
b. spaarverlof: de periode waarin de spaaruren worden opgenomen;
c. spaarsaldo: het totaal aantal spaaruren dat gespaard is ten behoeve van het opnemen van spaarverlof;
x. xxxxxxxxxx vakantie-uren: uren die behoren tot het wettelijk minimum aantal vakantie-uren als bedoeld in artikel 7:634 van het Burgerlijk Wetboek;
e. bovenwettelijke vakantie-uren: uren die aan het spaarsaldo kunnen worden toegevoegd en niet behoren tot het wettelijk minimum aantal vakantie-uren.
2. Als dat het geval is dan moet de ondernemingsraad hierbij worden betrokken. Het sparen voor verlof is aan een maximum gebonden; er kan per kalenderjaar tot maximaal 10% van de formele arbeidsduur Op verzoek van de werknemer kan deze gedurende zijn dienstverband, ten hoogste 1/10 deel van zijn formele arbeidsduur per jaar opbouwen aan spaaruren, met inachtneming van lid 4 en lid 5. Spaaruren kunnen niet worden gespaardgespaard uit het wettelijk minimum aantal vakantie-uren. Een verzoek van de werknemer tot het starten van een spaarsaldo kan niet door de werkgever worden geweigerd.
3. In afwijking van het maximum, gesteld in lid 2 kan, bij aanvang van het sparen voor spaarverlof, éénmalig een restant aan verlofuren worden gestort. In het betreffende jaar van inbreng mogen geen wettelijke vakantie-uren in het spaarsaldo worden gestort. Deze uren worden aangemerkt als zijnde bovenwettelijke uren.
4. Het maximum aantal uren in een spaarsaldo dat kan worden gespaard is gebaseerd op een fulltime dienstverband. Dit maximumkan, bij een fulltime dienstverband, bedraagt maximaal 1670 urenuren bedragen. Hierbij Bij een deeltijd dienstverband is rekening gehouden dit naar rato. Na opname van uren kan het spaarverlof worden aangevuld tot het maximum genoemd in dit lid.
5. Gedurende de periode van opname van het spaarverlof wordt het uurloon, daaronder begrepen tussentijdse wijzigingen, uitbetaald op het niveau van het op dat moment geldende loon.
6. De werknemer die verlof uit zijn spaarsaldo wil opnemen moet dit uiterlijk 3 maanden voorafgaand aan het begin van zijn spaarverlofperiode aanvragen. De periode van het spaarverlof wordt in overleg met de werkgever vastgesteld.
7. Weigering van het wettelijk aantal vakantie-uren en vaste verlofdagenverlenen van spaarverlof door werkgever is slechts mogelijk in geval van bedrijfseconomische redenen.
8. Uitgangspunt is dat bij een fulltime dienstverband er maximaal een jaar verlof aan spaarsaldo mag zijn wat overeenkomt met 1670 uur. Als Bij opname van verlof uit het spaarsaldo wordt opgenomen mag dit weer aangevuld worden tot het maximum. Een aanwezig restant aan verlofuren mag, éénmalig, en bij aanvang van het sparen, in het spaarsaldo worden gestort. Ook hier geldt weer dat dit niet uit het wettelijk aantal vakantie-uren mag worden gespaard. Het wettelijk (art. 7:634 BW) aantal vakantie-uren bedraagt tenminste 4 keer de overeengekomen arbeidsduur per week of, als de overeengekomen arbeidsduur in uren per jaar is uitgedrukt, een overeenkomstige tijd. Deze eenmalige storting dient te worden geregistreerd als bovenwettelijke uren. Sparen kan uit de bovenwettelijke vakantie-uren en compensatie-uren en uren als bedoeld in de artikelen 5.10, 5.11 en 5.12. Om versnippering van het aantal opgenomen uren tegen te gaan is bepaald dat bij opname van het verlof minimaal 10% 1/10 deel van de formele arbeidsduur per jaar aan verlof moet worden opgenomen.
9. Er dient door de werkgever geregistreerd te worden of De werknemer neemt eerst de uren bovenwettelijke vakantie-uren zijn of uit het spaarsaldo op die voortkomen uit uren die gespaard zijn vanuit compensatie-uren of uren uit artikel 5.10, 5.11 en 5.12. De werknemer wordt geacht bij het opnemen van het verlof eerst de uren op te maken die gespaard zijn vanuit uren zoals bedoeld in artikel 1, lid l1, sub t, t en de artikelen 5.10, 5.11 en 5.12. Bij 10.Voor zover er voorafgaand aan pensionering of vervroegde pensionering nog spaaruren over zijn in het spaarsaldo, dient het restant tijdig daaraan voorafgaand in zijn geheel te worden opgenomen. 11.Bij einde van de arbeidsovereenkomst, niet zijnde een beëindiging van als bedoeld in lid 10, wordt het dienstverband moet het resterende spaarsaldo tijdig, eveneens tijdig daaraan voorafgaand en in zijn geheel, worden geheel opgenomen. Uitgangspunt daarbij 12.Resterend spaarsaldo dat niet tijdig is dat wanneer voorzienbaar is dat het dienstverband eindigt, er geen uitbetaling plaats vindt van de gespaarde uren. Uitbetaling vindt alleen plaats als het niet opnemen, of het niet kunnen opnemen van het verlof, is te wijten aan de werkgever. In geval van ziekte tijdens het gepland verlof zijn er 2 mogelijkheden. In het geval van ziekte tijdens een verlofperiode niet zijnde de periode opgenomen voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomstarbeidsovereenkomst als bedoeld in lid 10 en lid 11 van dit artikel, wordt alléén uitbetaald als dit te wijten is aan de werkgever. In dat geval vindt uitbetaling plaats conform het bepaalde in lid 5. 13.Bij ziekte tijdens de spaarverlofperiode vindt opschorting van het verlof opgeschortplaats en kan het op een ander moment worden opgenomen. 14.Bij ziekte tijdens de spaarverlofperiode, ongeacht voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in lid 10 en lid 11, vindt alleen opschorting plaats voor spaaruren die niet voortkomen uit bovenwettelijke uren. De werkgever is verplicht om in een duidelijke administratie aan te geven wat de bron van de spaarurenspaaruren is. Op een later moment kan het verlof dan alsnog worden opgenomen. Bij een gepland verlof 15.Bij ziekte voorafgaand aan het einde van het dienstverband, wordt het verlof dat afkomstig is van bovenwettelijke vakantie-uren als genoten aangemerkt. Spaar-uren uit overige bronnen worden indien mogelijk opgeschort. Dit zal in de praktijk meestal neerkomen op het uitbetalen omdat de arbeidsovereenkomst eindigt. In geval van beëindiging van het dienstverband van een werknemer tijdens ziekte wanneer de spaarverlofperiode nog niet is ingegaan of geplandingegaan, wordt het verlof spaarverlof uitbetaald. Het spaarverlof heeft ook een relatie De betaling vindt plaats conform het bepaalde in lid 5. Bij overlijden van de werknemer wordt het restant in het spaarsaldo aan de nabestaanden uitbetaald met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.11en artikel 6.12, die gaan over de seniorenregeling. In de toelichting op de seniorenregeling wordt daarop nader ingegaan7: 674 van het Burgerlijk Wetboek.
Appears in 1 contract
Samples: Collectieve Arbeidsovereenkomst
Spaarverlof. regelt het spaarverlof voor werknemers. Het spaarverlof is bedoeld om werknemers in de gelegenheid te stellen een periode, betaald, met verlof te gaan. Het komt tegemoet aan 2 zaken. Enerzijds aan de in de sector gevoelde behoefte om de zogenaamde "verlofstuwmeren" tegen te gaan en anderzijds is het een mogelijkheid om op een andere wijze invulling te geven aan de ideeën die ten grondslag liggen aan de levensloop. Formeel heeft het daar overigens geen relatie mee. Als een werknemer (voor eigen rekening) besluit deel te nemen in een levensloopregeling, kan dat naast het spaarverlof. Het verlof kan in principe zowel in een aaneengesloten periode worden opgenomen als gedurende een langere tijd voor één of meer dagen per week. De praktische invulling daarvan is onderwerp van overleg tussen werkgever en werknemer. Het is denkbaar dat ook algemene regels worden vastgesteld voor de toepassing van dit artikel. Als dat het geval is dan moet de ondernemingsraad hierbij worden betrokken. Het sparen voor verlof is aan een maximum gebonden; er kan per kalenderjaar tot maximaal 10% van de formele arbeidsduur van de werknemer worden gespaard. Het maximum aantal uren in een spaarsaldo dat kan worden gespaard is gebaseerd op een fulltime dienstverband. Dit maximum, bij een fulltime dienstverband, bedraagt 1670 uren. Hierbij is rekening gehouden met het wettelijk aantal vakantie-uren en vaste verlofdagen. Uitgangspunt is dat bij een fulltime dienstverband er maximaal een jaar verlof aan spaarsaldo mag zijn wat overeenkomt met 1670 uur. Als verlof uit het spaarsaldo wordt opgenomen mag dit weer aangevuld worden tot het maximum. Een aanwezig restant aan verlofuren mag, éénmalig, en bij aanvang van het sparen, in het spaarsaldo worden gestort. Ook hier geldt weer dat dit niet uit het wettelijk aantal vakantie-uren mag worden gespaard. Het wettelijk (art. 7:634 BW) aantal vakantie-uren bedraagt tenminste 4 keer de overeengekomen arbeidsduur per week of, als de overeengekomen arbeidsduur in uren per jaar is uitgedrukt, een overeenkomstige tijd. Deze eenmalige storting dient te worden geregistreerd als bovenwettelijke uren. Sparen kan uit de bovenwettelijke vakantie-uren en compensatie-uren en uren als bedoeld in de artikelen 5.10, 5.11 en 5.12. Om versnippering van het aantal opgenomen uren tegen te gaan is bepaald dat bij opname van het verlof minimaal 10% van de formele arbeidsduur per jaar aan verlof moet worden opgenomen. Er dient door de werkgever geregistreerd te worden of de uren bovenwettelijke vakantie-uren zijn of uren die gespaard zijn vanuit compensatie-uren of uren uit artikel 5.10, 5.11 en 5.12. De werknemer wordt geacht bij het opnemen van het verlof eerst de uren op te maken die gespaard zijn vanuit uren zoals bedoeld in artikel 1, lid l, sub t, en de artikelen 5.10, 5.11 en 5.12. Bij beëindiging van het dienstverband moet het resterende spaarsaldo tijdig, en in zijn geheel, worden opgenomen. Uitgangspunt daarbij is dat wanneer voorzienbaar is dat het dienstverband eindigt, er geen uitbetaling plaats vindt van de gespaarde uren. Uitbetaling vindt alleen plaats als het niet opnemen, of het niet kunnen opnemen van het verlof, is te wijten aan de werkgever. In geval van ziekte tijdens het gepland verlof zijn er 2 mogelijkheden. In het geval van ziekte tijdens een verlofperiode niet zijnde de periode voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst, wordt het verlof opgeschort, ongeacht de bron van de spaaruren. Op een later moment kan het verlof dan alsnog worden opgenomen. Bij een gepland verlof aan het einde van het dienstverband, wordt het verlof dat afkomstig is van bovenwettelijke vakantie-uren als genoten aangemerkt. Spaar-uren uit overige bronnen worden indien mogelijk opgeschort. Dit zal in de praktijk meestal neerkomen op het uitbetalen omdat de arbeidsovereenkomst eindigt. In geval van beëindiging van het dienstverband van een werknemer tijdens ziekte wanneer de spaarverlofperiode nog niet is ingegaan of gepland, wordt het verlof uitbetaald. Het spaarverlof heeft ook een relatie met artikel 6.11en artikel 6.12, die gaan over de seniorenregeling. In de toelichting op de seniorenregeling wordt daarop nader ingegaan.34 en
Appears in 1 contract
Samples: Collectieve Arbeidsovereenkomst Voor De Sociale Werkvoorziening