Vakantiedagen. 1. De werknemers, ten aanzien van wie gedurende het gehele vakantiejaar een dienstverband met een werkgever bestaat, hebben gedurende het vakantiejaar recht op:
a. 25 vakantiedagen, indien zij bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, met dien verstande dat van deze vakantiedagen 15 werkdagen aaneengesloten zullen worden genoten; het tijdstip van de aaneengesloten vakantie zal in overleg met de OR worden vastgesteld;
b. 29 vakantiedagen, waaronder 15 aaneengesloten werkdagen, indien zij bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt. Op de snipperdagen worden feest- en gedenkdagen, als bedoeld in artikel 14 onder c., d. en e. in mindering gebracht.
2. Werknemers met een langdurig dienstverband hebben recht op de volgende extra vakantiedagen.
a. Bij een dienstverband van 10 jaar 1 extra vakantiedag Bij een dienstverband van 15 jaar 2 extra vakantiedagen Bij een dienstverband van 20 jaar 3 extra vakantiedagen Bij een dienstverband van 25 jaar 4 extra vakantiedagen Bij een dienstverband van 30 jaar 5 extra vakantiedagen Bij een dienstverband van 35 jaar 6 extra vakantiedagen Bij een dienstverband van 40 jaar 7 extra vakantiedagen
b. Indien een werknemer de leeftijd van 50 jaar bereikt, heeft hij, indien hij op grond van lid 2.a. van dit artikel recht heeft op minder dan 4 dagen extra vakantie, recht op 4 dagen extra vakantie. Indien een werknemer de leeftijd van 55 jaar bereikt, heeft hij, indien hij op grond van lid 2.a. van dit artikel recht heeft op minder dan 6 dagen extra vakantie, recht op 6 dagen vakantie.
c. Werknemers met een dienstverband van 25 jaar en de leeftijd van 50 t/m 54 jaar hebben recht op 6 extra vakantiedagen. Werknemers met een dienstverband van 30 jaar en de leeftijd van 55 jaar en ouder hebben recht op 8 vakantiedagen. De dagen genoemd onder a. en c. van dit lid zijn niet cumulatief.
3. De werkgever kan, gedurende de contractperiode in overleg met de OR voor maximaal 4 brugdagen, verplichte snipperdagen vaststellen.
4. Snipperdagen moeten tenminste 1 week van tevoren aangevraagd worden, tenzij dit door dringende omstandigheden, te beoordelen door de werkgever, niet mogelijk is.
5. De werknemer is gerechtigd om maximaal 10 bovenwettelijke dagen per jaar in te zetten voor (met de OR ) vastgestelde doeleinden.
Vakantiedagen. Een fulltimer krijgt elk jaar 25 vakantiedagen.
Vakantiedagen. Een fulltimer krijgt per vakantiejaar 25 vakantiedagen. Dat is 185 uur, gebaseerd op een werkweek van 37 uur, ofwel een werkdag van gemiddeld 7,4 uur. De aaneengesloten vakantie bestaat als regel uit 15 werkdagen. Werkgever en medewerkers kunnen afspreken deze periode te bekorten, maar nooit tot minder dan 10 werkdagen. Heeft een medewerker te weinig uren opgebouwd om de aaneengesloten vakantie te kunnen opnemen, dan geldt de ontbrekende tijd als onbetaald verlof. De werkgever kan in overleg met zijn medewerkers of het medezeggenschapsorgaan maximaal drie weken collectief verlof vaststellen. Werkgevers in vloerenlegbedrijven mogen hun medewerkers verplichten om tussen Kerstmis en Nieuwjaar vrij te nemen, als er dan door de sluiting van bouwbedrijven niet gewerkt kan worden. Een BBL-leerling die op 1 mei 18 of 19 jaar oud is en binnen werktijd regelmatig vakonderwijs volgt, krijgt per vakantiejaar 37 extra vakantie-uren, als het vakonderwijs direct betrekking heeft op zijn functie.
Vakantiedagen. Het vakantiejaar valt samen met het kalenderjaar. De werknemer heeft per vol vakantiejaar recht op 25 vakantiedagen met behoud van het maand-/periodesalaris. Bij een hulpkracht die een all-in salaris ontvangt, zijn de vakantiedagen omgezet in een geldelijke uitkering. De hulpkracht behoudt wel het recht om (onbetaald) vakantiedagen op te nemen.
Vakantiedagen. Lid 1 Werknemers met een volledige werkweek, die gedurende het gehele kalenderjaar een dienstverband met een werkgever hebben, hebben gedurende het kalenderjaar recht op 148 wettelijke en 37 bovenwettelijke vakantie-uren.
Lid 2 Na twee maanden van volledige arbeidsongeschiktheid vindt er geen opbouw van bovenwettelijke vakantiedagen meer plaats. Dit met uitzondering van arbeidsongeschiktheid als gevolg van een bedrijfsongeval.
Lid 3 Niet opgenomen wettelijke vakantie-uren vervallen 6 maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan, overeenkomstig het Burgerlijk Wetboek.
Lid 4 Niet opgenomen bovenwettelijke vakantie-uren, vervallen 5 jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan, overeenkomstig het Burgerlijk Wetboek.
Lid 5 De werkgever dient wel de gelegenheid te geven de vakantie-uren op te nemen.
Lid 6 De werkgever dient zorg te dragen voor een deugdelijke administratie, waaruit voor de werknemer duidelijk blijkt wat zijn opgebouwde rechten zijn van zowel wettelijke als bovenwettelijke vakantie-uren.
Vakantiedagen. 1. Als vakantiedagen worden beschouwd de dagen welke door de werkgever, in overleg met de werknemer, als zodanig zijn vastgesteld. De werknemer heeft recht op doorbetaling van loon over de vakantiedagen.
2. Als vakantiedagen worden niet beschouwd:
a. de niet-werkdagen zoals genoemd in de begripsbepalingen;
b. de dagen of gedeelten van dagen, gedurende welke de werknemer wegens arbeidsongeschiktheid de bedongen arbeid niet verricht, tenzij het dagen of gedeelten van dagen betreft die de werknemer op grond van artikel 9.1.4 in overleg met de werkgever als vakantie heeft opgenomen;
c. de dagen of gedeelten van dagen, gedurende welke de werknemer wegens buitengewoon verlof de bedongen arbeid niet verricht;
d. de tijd gedurende welke de werknemer de bedongen arbeid niet verricht omdat hij, anders dan voor eerste oefening en zonder het oogmerk de krijgsdienst of andere overheidsdienst bij wijze van beroep te verrichten, een verplichting naleeft, hem opgelegd door de wet, of voortvloeiend uit een verbintenis door hem jegens de overheid aangegaan en ten aanzien van 's lands verdediging of ter bescherming van de openbare orde;
e. de tijd gedurende welke de vrouwelijke werknemer de bedongen arbeid niet verricht wegens zwangerschaps- of bevallingsverlof;
f. de tijd gedurende welke de jeugdige werknemer geen arbeid verricht omdat hij onderwijs volgt, waartoe hij krachtens de wet of deze cao door de werkgever in de gelegenheid wordt gesteld.
3. De werknemer die tijdens voor hem vastgestelde vakantiedagen arbeidsongeschikt wordt, zal dit onverwijld op de voorgeschreven wijze aan de werkgever melden.
4. Wanneer de werknemer tijdens voor hem vastgestelde vakantiedagen in omstandigheden verkeert als bedoeld in lid 2 onder b, gelden deze dagen slechts dan niet als vakantie, indien de werknemer op grond van artikel 10.4.1. over die dagen salaris heeft ontvangen.
5. De werkgever maakt voor de werknemer inzichtelijk wat zijn/haar vakantieaanspraken zijn, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de wettelijke vakantiedagen en de bovenwettelijke vakantiedagen, met vermelding van de hieraan gerelateerde verval- en verjaringstermijnen.
Vakantiedagen. Het vakantiejaar loopt van 1 januari tot en met 31 december. De werknemer heeft recht op 23 vakantiedagen, op basis van een fulltime dienstverband. De medewerkers die op 1 januari 2018 al in dienst waren en recht hadden op meer dan 23 vakantiedagen behouden dat recht. In geval van parttime medewerkers en M.U.P.-krachten wordt het recht op vakantiedagen bepaald naar rato van het aantal verloonde uren. Indien de werknemer overuren maakt worden hierover geen vakantiedagen opgebouwd. Om in geval van een parttime medewerker of een M.U.P.-kracht het recht op vakantiedagen te kunnen berekenen, moet werkgever het aantal verloonde uren per betalingsperiode vermenigvuldigen met 8,85% (23 vakantiedagen = 23 : 260 (werkbare dagen) x 100% = 8,85%) (bij 23 vakantiedagen). Bestaande rechten, voor zover er sprake is van opvolgend werkgever als bedoeld in artikel 3.2.1 en 3.4.1, alsmede bestaande rechten van werknemers die op 1 januari 2018 reeds in dienst waren bij werkgever, worden gerespecteerd, dat wil zeggen: 25 vakantiedagen = 25 : 260 (werkbare dagen) x 100% = 9,62% 26 vakantiedagen = 26 : 260 (werkbare dagen) x 100% = 10,00% 27 vakantiedagen = 27 : 260 (werkbare dagen) x 100% = 10,38% Onder bestaande rechten in bovenstaande alinea wordt verstaan: het aantal vakantiedagen zoals opgenomen op de laatste loonstrook dan wel laatste vakantiekaart. De werknemer die op 1 januari 2018 al in dienst was en meer dan 23 vakantiedagen had, behoudt dit aantal vakantiedagen. Indien een parttime werknemer 30 uur verloond krijgt per betalingsperiode, is bij een recht op 23 vakantiedagen het recht op vakantiedagen 30 x 8,85% = 2,66 uur.
Artikel 4.1 bepaalt de vakantierechten van werknemer in tijd. De eventuele uitbetaling van verlofdagen wordt geregeld in artikel 1.6.2 en artikel 4.2.
Vakantiedagen. Lid 1 De uitzendkracht heeft recht op doorbetaling van het feitelijk loon gedurende zijn vakantie voor zover het recht op vakantie krachtens lid 1 van dit artikel is verworven. De uitzendkracht die bij het einde van de uitzendovereenkomst nog aanspraak heeft op vakantie, heeft recht op een uitkering in geld van die aanspraak.
Vakantiedagen. Algemeen
1. De uitzendkracht heeft bij elke volledig gewerkte werkmaand recht op 16 2/3 uur vakantie of een evenredig deel daarvan, indien er niet een volledige werkmaand is gewerkt.
2. De uitzendkracht heeft recht op drie opeenvolgende weken of drie maal een week vakantie voor zover hij deze vakantierechten heeft opgebouwd.
3. In fase 1-2 en 3 vervallen in afwijking van artikel 7:640a BW de wettelijke vakantiedagen na één jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan. In fase 4 vervallen eveneens in afwijking van artikel 7:640a BW de wettelijke vakantiedagen na vijf jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan. De bovenwettelijke dagen vervallen in alle fasen na vijf jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan.
4. De uitzendonderneming is verplicht de uitzendkracht in de gelegenheid te stellen zijn vakantiedagen op te nemen.
5. De uitzendonderneming kan een vakantiereglement opstellen met inachtneming van lid 4.
6. Lid 3 geldt voor de na 1 januari 2020 opgebouwde vakantiedagen. Voor de in fase 4 opgebouwde wettelijke vakantiedagen tot 1 januari 2020 geldt een vervaltermijn van twaalf maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de dagen zijn verworven.
Vakantiedagen. Bij een voltijd dienstverband heeft de medewerker recht op 200 uur vakantie.