INHOUDSOPGAVE
CAO 13-14
PC 111 1&2
METAAL- EN
MACHINEBOUW
INHOUDSOPGAVE
000 Werkingssfeer Paritair comité
011 Toepassing collectieve arbeidsovereenkomsten n.a.v. bevoegdheidsuitbreiding paritair comité
012 Toepassing collectieve arbeidsovereenkomsten n.a.v. bevoegdheidsuitbreiding paritair comité
111 Procedure functieclassificatie
114 Gelijke beloning mannen/vrouwen 115 Vergoedingen voor leerlingen
200 Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
230 Stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
233 Berekeningswijze aanvullende vergoeding brugpensioen.
234 Brugpensioen en tijdskrediet
241.01 Kleine flexibiliteit 2013
241.02 Kleine flexibiliteit 2014
241.03 Sectoraal model jaartijd
241.04 Sectoraal model jaartijd 2014
247.01 Nachtarbeid - akkoorden voor 8/4/1998
247.02 Nachtarbeid - akkoorden na 8/4/1998
249 Niet toekennen van inhaalrust
342 Sectoraal model loopbaanplanning
360.01 Uitzendarbeid 361 Pensioenpremie
362 Contracten van bepaalde duur 363 Dagcontracten
390 Statuut jonge arbeiders - aanbeveling
400 Opleiding en bevordering werkgelegenheid
410 Tewerkstelling en opleiding van risicogroepen
411 Definitie van risicogroepen 417 Opleidingsplannen
420 Beroepen - leerovereenkomst
510 Statuut vakbondsafvaardigingen
510.01 Statuut vakbondsafvaardiging
510.02 Procedure aanduiding vakbondsafvaardiging
520 Vakbondsvorming
540 Verzoeningsprocedure
541 Sociale stabiliteit
541.01 Charter sociale stabiliteit
550 Syndicale waarborgen & verzoeningsproce-dure
551.01 Bijzondere compensatietoeslag 2013
551.02 Bijzondere compensatietoeslag 2014
560 Huishoudelijk reglement overlegorganen
561 Modelhuishoudelijk reglement ondernemingsraden
570 Prestaties van algemeen belang in vredestijd
600 Bestaanszekerheid
610 Statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid 630 Sectoraal stelsel ter aanvulling van de wettelijke
pensioenregeling
630.01 Pensioenreglement sociaal sectoraal pensioenstelsel
630.02 Solidariteitsreglement sociaal sectoraal pensioenstelsel
700 Sociale programmatie
700 Nationaal akkoord 2013 - 2014
701.01 1ste verlenging nationaal akkoord 2011 - 2012
701.02 2de verlenging nationaal akkoord 2011 - 2012
701.03 3de verlenging nationaal akkoord 2011 - 2012
701.04 4de Verlenging nationaal akkoord 2011 - 2012 702 Premies Vlaams gewest
710 Omzettingscao Euro
800 Tabellen
810 Minimumlonen
820 Tabel indexkoppeling
830 Vervoerkosten
830.01 Tabel vervoerskosten per trein
830.02 Vervoerkosten met privé-vervoermiddel
010 Toepassingsgebied
K.B. 05/07/78 B.S. 28/07/78
K.B. 10/05/82 B.S. 29/05/82
K.B. 12/12/91 B.S. 20/12/91
K.B. 19/09/95 B.S. 17/10/95
K.B. 10/01/03 B.S. 22/01/03
K.B. 07/05/07 B.S. 31/05/07
K.B. 10/02/08 B.S. 18/02/08
K.B. 21/07/14 B.S. 05/08/14
1. Inhoud:
Oprichting en vaststelling van de benaming en van de bevoegdheden van het Paritair Comité.
2. Vervanging/Verlenging van C.A.O.'s:
3. Duurtijd:
Vanaf de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en voor onbepaalde duur.
Koninklijke besluiten van 5 juli 1978, 10 mei 1982, 12 december 1991,
19 september 1995, 10 januari 2003, 7 mei 2007, 10 februari 2008
en van 21 juli 2014.
TOT OPRICHTING EN TOT VASTSTELLING VAN DE BENAMING EN VAN DE BEVOEGDHEID VAN HET NATIONAAL PARITAIR COMITE VOOR DE METAAL-, MACHINE- EN ELEKTRISCHE BOUW
Artikel 1, § 1, punt 1
Bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers,
De ondernemingen welke hoofdzakelijk elementen in ijzerhoudend en non- ferrometaal, edelmetaal, thermoplastische en thermoverhardende kunststof- fen of hieruit samengestelde materialen en in elke andere vervangingsstof fabriceren, verwerken, bewerken, ineenzetten of slechts één dezer verrich- tingen uitvoeren wanneer de aanwending van deze materialen technieken of kennis vereist eigen aan de metaal-, machine- en elektrische bouw, alsook de studiebureaus die hiermee verband houden en de ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit opslag en/of distributie van grondstoffen, goederen of producten voor rekening van ondernemingen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw of voor rekening van in het buitenland gevestigde ondernemingen die behoren tot de bedrijfstakken van de vervaardiging van producten van metaal, van machi- nes, apparaten of werktuigen, van elektrische of elektronische apparaten of instrumenten of van transportmiddelen, wanneer deze logistieke activiteiten een onlosmakelijk onderdeel vormen van een productieactiviteit.
In tegenstelling tot vorig lid, behoren niet tot het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voor het metaal-, machine-, en elektrische bouw, de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor het havenbedrijf, de ondernemingen die als hoofdactiviteit de metaalhandel hebben en de ondernemingen behorend tot het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid en wiens activiteit bestaat in distributie van scheikundige producten.
Werkingssfeer Paritair comité
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Werkingssfeer Paritair comité
010-1
• het verhuren van diensten en/of materieel voor het uitvoeren van allerlei hijswerken;
• het uitvoeren van allerlei hijswerken.
De volgende bedrijfssectors worden bij wijze van voorbeeld geacht aan deze definitie te beantwoorden:
• ijzer- en staalvormgieterijen;
• draadtrekkerij, metaaltrekkerij, koudwalsen, profileren, kalanderen en de technieken die eraan verwant zijn;
• smeden, persen, indrijven van grote stukken, vormgeving na verwarming, en aanverwante bedrijven waaronder profielijzers, kettingen en buizen, de ongelaste stalen buizen uitgezonderd;
• plaatijzerbewerking en verschillende fabricages, zoals lichte en zware verpakkingen, plaatijzeren artikelen met industriële of niet-industriële bestemming, huishoudelijke toestellen, onderdelen voor het bouwbedrijf, metalen schrijnwerk, metalen meubelen, bedden, metalen ondermatras- sen en matrassen;
• de fabricage en tevens het plaatsen van metalen schrijnwerk, met uitzon- dering van de ondernemingen die met eigen personeel de plaatsing van meer dan de helft van hun jaarlijkse productie verrichten en op voorwaarde dat die plaatsing op de werven meer dan 35 pct. van de door het geheel van de werklieden van de onderneming gewerkte uren vereist;
• bouw, montage en controle van bruggen, gebinten en liften;
• ketelmakerij en ketels;
• bouw van schepen en boten en de herstelling van zee- en binnenschepen;
• spoorweg- en trammaterieel;
• auto's, fietsen, vliegwezen en aanverwante bedrijven, waaronder de indu- striële fabricages van koetswerk, caravans, aanhangwagens en opleg- gers, alsmede de kinderwagens; de industriële fabricage veronderstelt de toepassing van industriële technieken zoals de productie aan de lopende band of in serie, met uitsluiting van kleine series of buiten series, en in tegenstelling met de ambachtelijke technieken;
• drijfkrachtmachines, pneumatische en hydraulische machines, compres- sors, pompen, ventilators, werktuigmachines, textielmachines, machines en werktuigen voor het vormen van thermoplastische en thermohardende kunststoffen of hieruit samengestelde materialen, diverse machines en al de onderdelen ervan, gereedschap;
• diverse mechaniekconstructies zoals voor raderwerk, kranenmakerij, algemene mechaniek, bandwerk;
• hef-, behandeling- en weegtoestellen;
• machines, toestellen en installaties voor verschillende nijverheidstakken, lichte machinebouw;
• materieel voor landbouw, tuinbouw en veeteelt;
• herstellen, onderhouden en controle van machines, apparaten, installaties en voertuigen voortgebracht door ondernemingen die afhangen van de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van die welke ressorteren onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf of het Paritair Comité voor de handelsluchtvaart;
• werken voor verbetering;
• revisie van benzine- en dieselmotoren;
• messenmakerij;
• kroonluchterfabricage;
• fabricage van alle verlichtings- en signalisatieapparatuur, inclusief hun plaatsing wanneer de onderneming het materieel dat zij installeert zelf geheel of gedeeltelijk vervaardigt;
• industrieel elektrisch materieel, klein installatiematerieel, elektrische huishoudtoestellen, fabricage, zonder plaatsing, van gloei-, fluor-, neon-, kwikdamp- en straallampen, lampbuizen en andere lampen;
• het aanleggen van elektrische installaties, met inbegrip van de neonisten, wanneer de onderneming het materieel dat zij installeert zelf geheel of gedeeltelijk industrieel vervaardigt;
• batterijen, accumulatoren;
• telecommunicaties, electronica voor industrieel of algemeen gebruik;
• radio- en televisietoestellen en de onderdelen ervan;
• meet- en laboratoriumtoestellen en soortgelijke toestellen;
• optiektoestellen;
• speciale medische uitrustingen, met uitzondering van die welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid;
• ritssluitingen;
• metalen speelgoed;
• fabricage van muziekinstrumenten;
• galvanisatie, vernikkelen, chromeren, polijsten, emailleren, schilderen van machines, metalen stukken of elementen; metaalkleuren, overschil- deren en verlakken in de oven, bedekken van metaal door indompeling, omvlechten, plastificeren en de technieken die daarvan zijn afgeleid;
• fabricage van gewapende plastiek;
• fabricage van elementen voor verluchtings- en luchtbehandelingsinstal- laties;
• installaties voor waterbehandeling, inbegrepen de waterzuiveringsinstal- laties (het elektromechanisch gedeelte);
• installaties voor afvalbehandeling (het elektromechanish gedeelte);
• industriële uurwerkmakerij en goudsmederij;
• wapens en munitie;
• studiebureaus betreffende voornoemde bedrijfssectoren.
n.a.v. bevoegdheidsuitbreiding paritair comité
Toepassing collectieve arbeidsovereenkomsten
C.A.O. 19/01/04 K.B. 05/07/04 B.S. 01/09/04
1. Inhoud:
Toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomsten in de sector ingevolge de bevoegdheidsuitbreiding van het paritair comité.
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s:
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2004 voor onbepaalde duur.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 januari 2004
TOEPASSING COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN INGEVOLGE BEVOEGDHEIDSUITBREIDING PARITAIR COMITE VAN 1 FEBRUARI 2003
In uitvoering van artikel 27 van de wet van 5 december 1968 betreffende de col- lectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités wordt onderstaande collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten.
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen welke sinds 1 februari 2003 onder het Paritair Comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren, waarvan het bevoegdheidsgebied werd gewijzigd bij koninklijk besluit van 10 januari 2003 tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 juli 1978 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en van de bevoegdheid van sommige paritaire comités en tot vaststelling van het aantal leden ervan, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 22 januari 2003.Onder “arbeiders” wordt verstaan de mannelijk en vrouwelijke arbeiders.
Artikel 2 - Toepasselijk verklaring van collectieve arbeidsovereenkomsten.
Alle collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, die nog van kracht zijn op 1 januari 2004 zijn, zoals vastgesteld in artikel 1, van toepassing op de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Artikel 3 - Inwerkingtreding en duur.
Deze bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2004 en geldt voor onbepaalde tijd.
Zij kan worden opgezegd mits een opzegging van zes maanden wordt betekend per aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
n.a.v. bevoegdheidsuitbreiding paritair comité
Toepassing collectieve arbeidsovereenkomsten
C.A.O. 17/11/14 K.B. B.S.
1. Inhoud:
Toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomsten n.a.v. de fusie van het paritair comité 147 (wapensmederij met de hand) met het paritair comité 111.
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s:
C.A.O. K.B. B.S.
3. Duurtijd:
Vanaf 15 augustus 2014 voor onbepaalde duur.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 november 2014
TOEPASSING COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN INGEVOLGE BEVOEGDHEIDSUITBREIDING PARITAIR COMITE VAN 15 AUGUSTUS 2014
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van ondernemingen die sinds 15 augustus 2014 onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren, ingevolge de wijziging van de bevoegdheidsomschrijving van het paritair comité bij koninklijk besluit van 21 juli 2014 (Belgisch Staatsblad van 5 augustus 2014) en wordt gesloten in toepassing van artikel 27 van wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn niet van toepas- sing op de collectieve arbeidsovereenkomsten die uitsluitend monteerders van bruggen en metalen gebinten en hun werklieden en werksters aangaan.
Artikel 2
Alle collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, die nog van kracht zijn op 15 augus- tus 2014, worden van toepassing op de in artikel 1 bedoelde ondernemingen, onverminderd voor de werknemers gunstigere bepalingen overeengekomen binnen vermelde ondernemingen.
Artikel 3
De in artikel 1 bedoelde ondernemingen zijn bijdragen verschuldigd aan het fonds voor bestaanszekerheid van de metaalbouw vanaf de 1e dag van het kwartaal waarin de onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst gesloten wordt.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 15 augustus 2014 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Elk der ondertekenende partijen kan ze opzeggen mits een opzeggingstermijn van 6 maanden na te leven; deze opzegging wordt bij een ter post aangetekende brief aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw en aan elk der ondertekenende partijen betekend.
Werkingssfeer Paritair comité
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
012-2
015 Huishoudelijk reglement
HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN HET NATIONAAL PARITAIR COMITÉ VOOR DE METAAL-, MACHINE- EN ELEKTRISCHE BOUW
Beslissing van het paritair comité van 13 januari 1965
Beslissing van het Paritair comité van 13 januari 1965
1. Inhoud:
• Werkwijze van het nationaal paritair comité
• Oprichting van de 3 nationale paritaire secties
- Metaalbouw
- Ambachtelijke metaalverwerking
- Ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren
• Oprichting gewestelijke paritaire secties
• Verzoeningsprocedure
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s:
3. Duurtijd:
Onbepaalde duur sedert de beslissing van het paritair comité.
HOOFDSTUK I. - NATIONAAL PARITAIR COMITÉ
ZETEL
Artikel 1
De zetel van het Comité is te Brussel gevestigd.
TECHNISCHE ADVISEURS
Artikel 2
De werkgeversgroep en de werknemersgroep, leden van het Comité, mogen zich elk laten bijstaan door interne technische adviseurs die deel uitmaken van de organisaties vertegenwoordigd in het Paritair comité. Kunnen even- eens optreden als intern technisch adviseur zowel van werkgevers- als van werknemerszijde, de personen die behoren tot ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair comité. In dit laatste geval is hun deelname beperkt tot de punten van de dagorde waarbij zij rechtstreeks betrokken zijn.
Uitzonderlijk en mits unanieme beslissing van het Paritair comité kunnen externe technische adviseurs op voorstel van de voorzitter eveneens tot het Paritair comité worden toegelaten. De technische adviseurs zijn niet stem- gerechtigd.
LEDEN
Artikel 3
Het verhinderd effectief lid voorziet in zijn vervanging. Wanneer een plaats- vervangend lid een effectief lid vervangt, verwittigt hij hiervan de voorzitter bij de aanvang der vergadering.
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Werkingssfeer Paritair comité
015-1
Artikel 4
Op verzoek van het Paritair comité of van de voorzitter mag de referendaris adviezen van juridische of technische aard betreffende de punten die op de agenda van de vergadering staan uitbrengen. Hij mag in het bijzonder het Comité bijstaan in het opmaken van de tekst der te nemen beslissingen.
OPROEPINGEN
Artikel 5
Buiten de verplichtingen welke hem bij artikel 2 van het Besluit van de Regent van 15 oktober 1945 zijn opgelegd, roept de voorzitter het Nationaal Paritair comité bijeen op schriftelijke aanvraag van één der erin vertegenwoordigde nationale organisaties.
Artikel 6
Het Comité vergadert op bijeenroeping van de voorzitter uiterlijk binnen de vijftien dagen na ontvangst van de bij artikel 5 bedoelde aanvraag.
De oproepingen worden tien dagen vóór de datum van de vergadering aan de effectieve en plaatsvervangende leden verzonden, behoudens dringende gevallen; zij vermelden de agenda van de vergadering en er wordt, zoveel mogelijk, een verklarende nota bijgevoegd.
Artikel 7
Wanneer één der vertegenwoordigde afvaardigingen het uitdrukkelijk vraagt, zal de voorzitter ertoe gehouden zijn de beslissing tot een tweede vergadering uit te stellen, welke verplichtend zal plaatsgrijpen binnen de veertien dagen. Indien er in deze tweede vergadering geen akkoord tot stand komt en tenzij de leden éénparig anders beslissen, zullen de onderhandelingen verbroken worden verklaard.
NOTULEN
Artikel 8
De notulen van de vergadering worden in de beide landstalen opgesteld. Zij vermelden de gedane voorstellen, de standpunten van de vertegenwoordigde organisaties, de korte inhoud van hun motivering, de aangenomen beslissin- gen en resoluties en de verklaringen waarvan de opneming wordt gevraagd.
Artikel 9
De notulen worden binnen de vijftien dagen welke op de vergadering volgen, aan de effectieve en plaatsvervangende leden toegestuurd.
De aanvragen tot wijziging moeten schriftelijk binnen de vijftien dagen na de ontvangst van de notulen ingediend worden.
Deze worden zo spoedig mogelijk aan de leden van het Paritair comité gezon- den. De tekst van de notulen wordt in het begin van de volgende vergadering ter goedkeuring voorgelegd.
HOOFDSTUK II. - VASTE NATIONALE PARITAIRE SECTIES
OPRICHTING
Artikel 10
Vaste nationale secties worden opgericht in de schoot van het Nationaal Paritair comité voor de volgende bedrijfstakken:
1. Nationale paritaire sectie voor de metaalbouwondernemingen;
2. Nationale paritaire sectie voor de ambachtelijke metaalverwerkings- ondernemingen;
3. Nationale paritaire sectie voor de ondernemingen welke bruggen en gebinten monteren.
OPDRACHT
Artikel 11
Elke nationale paritaire sectie onderzoekt de kwesties welke eraan voorgelegd worden, op eigen initiatief of op verzoek van het Nationaal Paritair comité.
Artikel 12
Al de beslissingen van de nationale paritaire secties moeten binnen de termijn van één maand ter bekrachtiging aan het Nationaal Paritair comité worden voorgelegd.
Artikel 13
De samenstelling van elke der bij artikel 10 voorziene nationale paritaire secties wordt als volgt vastgelegd:
1. Nationale paritaire sectie voor de metaalbouwondernemingen 11 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
11 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te verdelen:
Centrale der Metaalbewerkers van België (C.M.B.): 6;
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België (C.C.M.B.): 4; Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (A.C.L.V.B.): 1.
2. Nationale paritaire sectie voor de ambachtelijke metaalverwerkingson- dernemingen:
8 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
8 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te ver- delen:
C.M.B.: 4;
C.C.M.B.: 4.
3. Nationale paritaire sectie voor de ondernemingen welke bruggen en gebinten monteren:
6 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
6 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te ver- delen:
C.M.B.: 4;
C.C.M.B.: 2.
Elke nationale paritaire sectie omvat bovendien evenveel plaatsvervangende als effectieve leden.
De voorzitter, ondervoorzitter, secretaris en adjunct-secretaris en referendaris van het Nationaal Paritair comité maken van deze nationale paritaire sectie deel uit en hebben er dezelfde functies. Elk lid van het Nationaal Paritair comité kan aan de zittingen van deze secties deelnemen zonder stemge- rechtigd te zijn.
Artikel 14
De leden der nationale paritaire secties worden door het Nationaal Paritair comité aangewezen.
De lijst van de leden die deel uitmaken van elke der paritaire secties is aan dit huishoudelijk reglement toegevoegd.
Elke wijziging in de samenstelling van deze secties wordt aan het Nationaal Paritair comité ter goedkeuring voorgelegd.
PROCEDURE
Artikel 15
De nationale paritaire secties werken volgens de bij artikelen 3 tot 6 bepaalde regelen.
HOOFDSTUK III. - SUBCOMITES EN BEPERKTE COMITÉS
Artikel 16
Het Nationaal Paritair comité mag beslissen over de oprichting van subcomités of beperkte comités om bijzondere vraagstukken, welke onder zijn bevoegd- heid vallen, te onderzoeken. Het bepaalt de samenstelling ervan.
Artikel 17
De voorzitter, ondervoorzitter, secretaris, adjunct-secretaris, en referendaris van het Nationaal Paritair comité maken deel uit van deze subcomités of beperkte comités en vervullen er dezelfde functies.
Artikel 18
Al de beslissingen van de subcomités of beperkte comités moeten ter bekrach- tiging aan het Nationaal Paritair comité worden voorgelegd.
Artikel 19
De werkgeversgroep en de werknemersgroep, leden van een subcomité of beperkt comité, mogen zich elk laten bijstaan door technische adviseurs.
HOOFDSTUK IV. - VASTE GEWESTELIJKE PARITAIRE SECTIES
OPRICHTING
Artikel 20
Er worden tien gewestelijke paritaire secties opgericht voor de metaalbouw- ondernemingen te Brussel, Gent, Brugge, Antwerpen, Sint-Niklaas, Charleroi, Luik, La Louvière, Doornik en Bergen.
Deze secties hebben volgende benamingen:
1. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Brabant met zetel te Brussel
2. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van West-Vlaanderen met zetel te Kortrijk
3. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Oost-Vlaanderen met zetel te Gent
4. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Antwerpen-Limburg met zetel te Antwerpen
5. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Sint-Niklaas met zetel te Sint-Niklaas
6. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Charleroi-Namen met zetel te Charleroi
7. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Luik-Luxemburg met zetel te Luik
8. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van het Centrum met zetel te La Louvière
9. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van het Doornikse met zetel te Xxxxxxx
00. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Bergen-Borinage met zetel te Bergen.
OPDRACHT
Artikel 21
De opdracht van de gewestelijke paritaire secties wordt als volgt vastgesteld en beperkt:
1. De gewestelijke paritaire secties wijzen de leden aan die het gewestelijke verzoeningsorgaan vormen dat bij artikel 5 litt. a) van het Besluit van de Regent van 15/10/1945 en bij artikel 27 van onderhavig reglement is voor- zien;
2. Zij mogen de door het Nationaal Paritair comité genomen beslissingen aan de bijzondere toestand van een gewest aanpassen, zonder dat zij op dit gebied beslissingen mogen nemen welke in strijd zouden zijn met de beslissingen die door het Nationaal Paritair comité werden aangenomen of deze zouden te buiten gaan;
3. Zij mogen bovendien akkoorden sluiten over kwesties welke een zuiver plaatselijk of gewestelijk kenmerk bezitten en welke aan het Nationaal Paritair comité ter bekrachtiging moeten voorgelegd worden.
SAMENSTELLING
Artikel 22
De samenstelling van elk der in artikel 20 beoogde gewestelijke paritaire secties wordt als volgt vastgesteld:
1. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Brabant: 14 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
14 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te verdelen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 8
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 6
2. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van West-Vlaanderen: 7 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
7 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te ver- delen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 3
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 4
3. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Oost-Vlaanderen: 8 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
8 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te ver- delen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 3
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 4 Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België: 1
4. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Antwerpen-Limburg: 15 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
15 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te verdelen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 7
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 7 Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België: 1
5. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Sint-Niklaas: 5 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
5 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te ver- delen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 2
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 3
6. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Charleroi-Namen: 10 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
10 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te verdelen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 7
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 3
10 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te verdelen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 7
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 3
8. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van het Centrum: 11 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
11 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te verdelen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 7
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 3 Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België: 1
9. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van het Doornikse: 10 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
10 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te verdelen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 7
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 3
10. Gewestelijke paritaire sectie voor de metaalbouw van Bergen-Borinage: 10 effectieve leden die de werkgevers vertegenwoordigen;
10 effectieve leden die de werknemers vertegenwoordigen, als volgt te verdelen:
Centrale der Metaalbewerkers van België: 7
Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België: 3
Elke gewestelijke paritaire sectie omvat bovendien evenveel plaatsvervan- gende als effectieve leden.
Bij ontstentenis van aanwijzingen door de Minister die de Tewerkstelling beheert, maken de voorzitter, de ondervoorzitter, secretaris en adjunct- secre-taris van het Nationaal Paritair comité of hun afgevaardigden deel uit van deze gewestelijke paritaire secties en hebben er dezelfde bevoegdheid.
Artikel 23
De leden der gewestelijke paritaire secties worden door het Nationaal Paritair comité aangewezen.
De lijst van de leden die deel uitmaken van elke dezer gewestelijke Paritaire secties is bij dit huishoudelijk reglement gevoegd.
Elke wijziging in de samenstelling van deze secties wordt ter goedkeuring aan het Nationaal Paritair comité voorgelegd.
Artikel 24
De gewestelijke paritaire secties werken volgens de bij artikelen 3 tot 6 vast- gestelde regelingen.
HOOFDSTUK V. - VERZOENING
Artikel 25
Overeenkomstig de beschikkingen van paragraaf a) van artikel 5 van het Regentbesluit van 15 oktober 1945, besluit het Nationaal Paritair comité een Nationaal Comité en gewestelijke organen voor verzoening op te richten.
De leden van het Gewestelijk Verzoeningscomité die geen lid zijn van het
N.P.C. dienen evenwel deel uit te maken van de in dit Paritair comité verte- genwoordigde organisaties.
Afdeling 1 - Het nationaal verzoeningscomité - samenstelling
Artikel 26
Naast de voorzitter, de ondervoorzitter, de secretaris en de adjunct-secretaris van het N.P.C., bestaat het Nationaal Comité uit ten minste twee leden van het Nationaal Paritair comité voor de helft gekozen onder de werkende of plaatsvervangende leden die de werkgevers vertegenwoordigen en voor de helft onder de werkende of plaatsvervangende leden die de werknemers vertegenwoordigen.
Afdeling 2 - De gewestelijke verzoeningscomités
Artikel 27
Gewestelijke verzoeningscomités worden opgericht te Brussel, Gent, Kortrijk, Antwerpen, Sint-Niklaas, Charleroi, Luik, La Louvière, Doornik en Bergen voor het regelen van de geschillen die respectievelijk betrekking hebben op de ondernemingen uit Brabant, Oost- en West-Vlaanderen, Antwerpen- Limburg, Charleroi-Namen, Luik-Luxemburg, het Centrum, het Doornikse en de Borinage.
Bij gebrek aan aanwijzingen door de Minister die de arbeid onder zijn ambts- bevoegdheid heeft, maken de voorzitter, ondervoorzitter, secretaris en adjunct- secretaris van het Nationaal Paritair comité of hun afgevaardigden deel uit van de gewestelijke Paritaire comités waar zij dezelfde bevoegdheden uitoefenen.
Artikel 29
Elk gewestelijk verzoeningscomité wordt paritair samengesteld en omvat ten minste één werkend of plaatsvervangend lid van het Nationaal Paritair comité. Ieder van de leden van het Nationaal Verzoeningscomité mag desgevallend zetelen als lid van de gewestelijke verzoeningscomités.
Artikel 30
De regels betreffende de vergaderingen en de debatprocedure in het Nationaal Comité zijn door gelijkstelling van toepassing op de gewestelijke verzoenings- instanties voorzien bij artikel 27 hierboven.
Afdeling 3 - Verzoeningsprocedure
Artikel 31
Teneinde elke voorbarige beroepdoening op staking of lock-out te voorkomen wordt de verzoeningsprocedure vastgesteld als beschreven in artikelen 32 tot 35 hiernastaand.
Artikel 32
1. Wanneer in de schoot van een onderneming een geschil rijst, maakt de meest gerede partij het voorwerp van dit geschil schriftelijk kenbaar aan de voorzitter van het Gewestelijk Verzoeningscomité voorzien bij artikel 28 van onderhevig reglement.
2. De voorzitter roept het Gewestelijk Verzoeningscomité bijeen binnen een termijn van maximum zeven werkdagen te rekenen vanaf het ogenblik waarop het verzoek bij hem aanhangig werd gemaakt, de datum van post- merk rechtsgeldig zijnde. De uitnodiging vermeldt het voorwerp van het geschil zoals dit blijkt uit het schrijven voorzien in voorgaande paragraaf en waarvan een afschrift moet worden bijgevoegd.
3. Het Gewestelijk Verzoeningscomité put, zo mogelijk in één zitting, alle geboden middelen tot bemiddeling of verzoening uit, met onderzoek van elk voorstel of elke suggestie uitgaande van betrokken partijen of van het Comité zelf. Indien de voorzitter oordeelt, in overeenstemming met de
partijen, dat niet alle verzoeningsmiddelen werden aangewend, mag het besluit getroffen worden het onderzoek van de zaak voort te zetten tijdens een latere zitting die binnen de drie werkdagen bijeengeroepen wordt. Deze instantie stelt een einde aan de verzoeningsprocedure voor een geschil dat één enkele onderneming aanbelangt, behoudens het bepaalde bij artikel 33 hiernastaand.
4. In alle gevallen maakt de voorzitter van het Gewestelijk Verzoeningscomité onmiddellijk een afschrift van de notulen van de zitting over aan de Voorzitter van het Nationaal Paritair comité die het zal sturen aan de nationale organisaties die in het Nationaal Paritair comité zijn vertegen- woordigd.
Artikel 33
A. Geschillen met betrekking tot één onderneming mogen slechts naar het Nationaal Verzoeningscomité verwezen worden wanneer ze slaan op:
a) de interpretatie der nationale collectieve overeenkomsten;
b) de toepassing van algemene verbintenissen aangegaan in het Nationaal Paritair comité;
c) wezenlijke principes die weerslagen kunnen hebben ten aanzien van het geheel van de ondernemingen der metaalverwerkende industrie of van een bedrijfssector van deze industrie.
B. Een geschil dat terzelfdertijd betrekking heeft op verscheidene onderne- mingen of op meer dan één zetel van eenzelfde onderneming valt onder de bevoegdheid van het Nationaal Verzoeningscomité onder volgende voorwaarden:
1. Indien het geschil betrekking heeft op een eis waarmee tegelijk verschei- dene ondernemingen of meer dan één zetel van eenzelfde onderneming afhangende van verschillende gewestelijke paritaire comités collectief gemoeid zijn, is alleen het Nationaal Verzoeningscomité bevoegd.
2. Indien het geschil betrekking heeft op een eis waarmee tegelijk verschei- dene ondernemingen of zetels van eenzelfde onderneming afhangende van één enkel gewestelijk Paritair comité collectief gemoeid zijn, is het Nationaal Verzoeningscomité slechts bevoegd na afwikkeling van de ver-zoeningsprocedure op het gewestelijk stadium, overeenkomstig de beschikkingen onder l", 2" en 3" van Artikel 32.
Wanneer bij het Nationaal Verzoeningscomité geschillen worden aanhangig gemaakt in de gevallen voorzien onder punt A. hierboven, zal het zich vooraf uitspreken over de geldigheid van de beweegredenen die ingeroepen werden om het geschil voor te leggen.
De beslissingen van het Nationaal Verzoeningscomité inzake bevoegdheids- kwesties worden aan alle voorzitters van de Gewestelijke Verzoeningscomités, te hunner informatie en ter voorlichting van de comités, medegedeeld.
Artikel 34
Over de bijeenroeping en vergadering van het Nationaal Verzoeningscomité. Het Nationaal Verzoeningscomité vergadert op uitnodiging van zijn voorzit- ter binnen een termijn van zeven werkdagen. Deze termijn loopt vanaf het ogenblik dat het geschil bij de voorzitter van het Nationaal Verzoeningscomité wordt aanhangig gemaakt, waarbij de datum van postmerk rechtsgeldig is.
Artikel 35
Over elke zitting van het Gewestelijk of Nationaal Verzoeningscomité wordt proces-verbaal opgemaakt. De notulen geven het juiste voorwerp van het geschil op, het detail van het tot stand gekomen akkoord en, in geval van onenigheid, de nauwkeurige standpunten der partijen op het ogenblik dat deze onenigheid wordt geconstateerd.
De voorzitter draagt er zorg voor dat de leden van het Comité, die vergaderd worden omwille van een geschil kennis te nemen, vóór de opening van de zitting beschikken over alle notulen van de vorige zitting welke betrekking hebben op het onderzochte geschil.
HOOFDSTUK VI - WIJZIGING IN HET HUISHOUDELIJK REGLEMENT
Artikel 36
Dit reglement kan gewijzigd worden bij beslissing van het Nationaal Paritair comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, dat slechts geldig zal kunnen beraadslagen en beslissen indien de voorgenomen wijzigingen op de agenda stonden.
Deze aldus aanvaarde wijzigingen worden aan de goedkeuring van de heer Minister van Tewerkstelling en Arbeid onderworpen.
111 Procedure functieclassificatie
C.A.O. 16/09/2002 K.B. 23/06/2004 B.S. 01/09/2004
1. Inhoud:
Procedure inzake functieclassificatie
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s:
3. Duurtijd:
Vanaf 16 september 2002 voor onbepaalde duur.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 september 2002.
PROCEDURE INZAKE FUNCTIECLASSIFICATIE
HOOFDSTUK I. - INLEIDING
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren.
Onder "arbeiders" wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
Onder "paritaire functieclassificatie" wordt verstaan: een functieclassificatie ingevoerd volgens de regels vastgelegd in deze collectieve arbeidsovereen- komst.
De aangegeven procedure is van toepassing op paritaire functieclassificaties ingevoerd na datum van de inwerkingtreding van deze collectieve arbeids- overeenkomst.
De toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst geldt voor alle ondernemingen, binnen het toepassingsgebied van deze collectieve arbeids- overeenkomst, die na bedrijfsintern overleg unaniem beslissen een paritaire functieclassificatie in te voeren onder één van de vormen voorzien binnen deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Artikel 2 - Voorwerp
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van punt 2.4. van het nationaal akkoord 2001-2002 van 23 april 2001, geregi- streerd onder het nummer 57347/CO/111 (bericht verschenen in het Belgisch Staatsblad van 23 juni 2001).
Artikel 3 - Algemeen verbindend verklaring
Ondertekenende partijen vragen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst bij koninklijk besluit algemeen verbindend wordt verklaard.
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Verloning
111-1
HOOFDSTUK II. - SAMENSTELLING VAN DE COMMISSIES
Artikel 4 - Paritaire Technische Commissie
De Paritair Technische Commissie wordt samengesteld uit één deskundige vertegenwoordiger van de werkgeversvertegenwoordiging in het paritair comité en één deskundige vertegenwoordiger per in het paritair comité ver- tegenwoordigde werknemersorganisatie.
Hun mandaat is van onbepaalde duur.
De deskundige vertegenwoordiger van elke organisatie wordt aangeduid of vervangen door een beslissing van het paritair comité.
Artikel 5 - Externe waarderingscommissie
Een externe waarderingscommissie wordt samengesteld uit de leden van het Paritaire Technische Commissie, van wie de organisatie vertegenwoordigd is in de onderneming, en/of uit door de Paritaire Technische Commissie aan- geduide deskundigen.
Artikel 6 - Interne waarderingscommissie met externe systeembewaking Een interne waarderingscommissie met externe systeembewaking wordt op ondernemingsvlak samengesteld uit de leden van de interne commissie, bedoeld in artikel 7, aangevuld met externe deskundigen aangeduid door de Paritaire Technische Commissie.
Artikel 7 - Interne commissie
Een interne commissie wordt op ondernemingsvlak samengesteld uit werk- geversvertegenwoordigers en werknemersvertegenwoordigers, maar beperkt tot één vertegenwoordiger per werknemersorganisatie vertegenwoordigd binnen de onderneming. Het aantal werkgeververtegenwoordigers kan het aantal werknemersvertegenwoordigers niet overstijgen.
In functie van de toegewezen bevoegdheden van de commissie kunnen tijdelijk en in functie van de werkzaamheden van de commissie interne of externe deskundigen, voor de technische ondersteuning van de werkzaamheden, aangeduid worden.
HOOFDSTUK III. - OPDRACHTEN VAN DE COMMISSIES
Artikel 8 - Paritaire Technische Commissie
§ 1. De Paritaire Technische Commissie stelt de minimumvoorschriften op voor het opstellen van de huishoudelijke reglementen van de commissies, bedoeld in de artikelen 5, 6 en 7 en volgt ze op.
De door de paritaire Technische Commissie opgestelde minimumvoorschriften worden ter goedkeuring aan het paritair comité voorgelegd.
A. Basiselementen voor de opstelling van huishoudelijke reglementen
De minimumvoorschriften voor huishoudelijke reglementen, opgesteld door de Paritaire Technische Commissie, moeten alleszins onderstaande basiselementen bevatten:
• een deontologische code met betrekking tot de werking van de betrokken commissie;
• de taken en bevoegdheden inzake de voorbereidingsfase van het clas- sificatiedossier;
• de taken en bevoegdheden inzake de waardering van de functies;
• de beroepen met betrekking tot de functieclassificatie;
• het onderhoud van de functieclassificatie.
B. Wijziging van de minimumvoorschriften voor huishoudelijke reglementen De Paritaire Technische Commissie kan steeds op basis van actuele situaties de minimumvoorschriften voor de huishoudelijke reglementen wijzigen.
De gewijzigde minimumvoorschriften van huishoudelijk reglementen heb- ben slechts kracht van uitwerking na goedkeuring door het paritair comité. Bij wijziging van de minimumvoorschriften van de huishoudelijke regle- menten heeft de Paritaire Technische Commissie de opdracht om alle betrokken ondernemingen op de hoogte te stellen van de wijzigingen en de datum van invoering ervan.
C. Invoering van een huishoudelijk reglement
Na beslissing tot een paritaire functieclassificatie, conform artikel 1, moet de Paritaire Technische Commissie op de hoogte gesteld worden van de unaniem goedgekeurde huishoudelijke reglementen.
Hiertoe worden deze door alle in de commissie vertegenwoordigde par- tijen ondertekend verstuurd aan de voorzitter van het paritair comité die ze onverwijld overmaakt aan de Paritaire Technische Commissie.
De Paritaire Techische Commissie zal de conformiteit van de huishoudelijke reglementen met de minimumvoorschriften nagaan.
Binnen de vier weken na ontvangst van het reglement deelt de Paritaire Technische Commissie haar standpunt schriftelijk en gemotiveerd mee aan de betrokken commissie.
§ 2. Betwistingen en hoger beroep
De Paritaire Technische Commissie behandelt hogere beroepen en betwis- tingen binnen het kader van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst.
De Paritaire Technische Commissie kan steeds door de meeste gerede partij gevraagd worden om bij betwistingen of in het kader van een hoger beroep in de uitvoering van een paritaire functieclassificatie uitspraak te doen.
In deze gevallen is de uitspraak van de Paritaire Technische Commissie bindend.
Bij betwisting of hoger beroep, zal de Paritaire Technische Commissie steeds uitspraak doen binnen de gangbare AGORIA-classificatie, meer bepaald bin- nen de 11 AGORIA-klassen "arbeiders".
Bij betwisting of hoger beroep dient volgende informatie overgemaakt te worden aan de voorzitter van het paritair comité die ze onverwijld overmaakt aan de Paritaire Technische Commissie:
• de betwiste functie(s) of in hoger beroep te behandelen functie(s);
• een functiebeschrijving voor zover alle partijen zich akkoord verklaren omtrent de inhoud en de geschilpunten;
• de verschillende technische argumenten ter toelichting van de standpun- ten;
• een overzicht van de bestaande functiehiërarchie en klassenindeling in de betrokken onderneming.
Tegelijkertijd wordt een kopie ervan verstuurd aan alle in de Paritaire Technische Commissie vertegenwoordigde organisaties.
De Paritaire Technische Commissie houdt zich echter het recht voor om bijko- mende toelichtingen op te vragen of de werkposten ter plaatse te observeren indien noodzakelijk voor de uitspraak.
Na ontvangst van alle noodzakelijke elementen worden de betrokken partijen op de hoogte gebracht van de startdatum voor behandeling van de betwisting
of het hoger beroep, en dit binnen de 14 kalenderdagen na ontvangstdatum van de schriftelijke aanvraag tot behandeling.
Binnen de drie maanden na mededeling van de startdatum doet de Paritaire Technische Commissie uitspraak.
De uitspraak, ondertekend door de leden van de Paritaire Technische Commissie, wordt schriftelijk overgemaakt aan de betrokken partijen.
§ 3. Opdrachten op vraag van het paritair comité
Het paritair comité kan steeds opdrachten met betrekking tot technische materies doorgeven aan de Paritaire Technische Commissie.
De Paritaire Technische Commissie zal bij ontvangst van de opdracht een stappenplan of planning voor de uitwerking van de opdracht overmaken aan het paritair comité. Na goedkeuring van het stappenplan of planning zal de Paritaire Technische Commissie de werkzaamheden aanvatten.
De Paritaire Technische Commissie zal in dergelijke gevallen op regelmatige tijdstippen rapporteren aan het paritair comité.
§ 4. Aanduiding deskundigen
De Paritaire Technische Commissie duidt de deskundigen aan voor externe vertegenwoordiging in de commissies bedoeld in artikels 5 en 6.
§ 5. Opstellen van een huishoudelijk reglement
De Paritaire Technische Commissie stelt een eigen huishoudelijk reglement ter uitvoering van haar opdrachten op.
Artikel 9 - Externe waarderingscommissie
De externe waarderingscommissie heeft de opdracht om aangeboden functies te onderzoeken en te waarderen volgens de overeengekomen methode binnen de Paritaire Technische Commissie. Zij deelt het resultaat mee onder de vorm van een functiehiërarchie binnen de 11 AGORIA-klassen.
De externe waarderingscommissie voert haar opdrachten uit volgens een huishoudelijk reglement in overeenstemming met artikel 8, § 1, C.
Artikel 10 - Interne waarderingscommissie met externe systeembewaking
De interne waarderingscommissie met externe systeembewaking heeft de opdracht om aangeboden functies te onderzoeken en te waarderen.
De externe toegevoegde deskundigen hebben de opdracht op te treden als systeembewaker om iedere non-conforme toepassing van het systeem te vermijden.
Artikel 11 - Interne commissie
De interne commissie heeft de opdracht om het functieclassificatieproces te bewaken op uniformiteit en te sturen. Zij staan ook in voor de behandeling en goedkeuring van de functiebeschrijvingen volgens het, op bedrijfsvlak, overeengekomen systeem.
De interne commissie voert haar opdrachten uit volgens een huishoudelijk reglement in overeenstemming met artikel 8, § 1, C.
HOOFDSTUK IV. - DUUR
Artikel 12 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt met ingang van 16 september 2002 gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door één van de partijen opge- zegd worden mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
112 Indexkoppeling
C.A.O. 16/06/97 registratiedatum: 19/09/1997
Registratienummer: 45241/CO/111.01.02 Publicatie registratie in B.S.: 09/12/1997
1. Inhoud:
Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. Sedert 1994 is de afgeslankte gezondheidsin-dex van kracht.
Aanpassing van de lonen gebeurt vanaf 1999 telkens op 1 juli door het indexcijfer van de maand juni voorafgaand aan de aanpassing te stellen tegenover het indexcijfer van juni van het voorgaande jaar. Voor indexaan- passing van 1999 zie ook nationaal akkoord punt 5.2. > zie rubriek 700. Voor het overgangsjaar 1997 gebeurde de aanpassing op 1 mei door het indexcijfer van de maand april 1997 te plaatsen tegenover het laatste spilindexcijfer van de sector: index april 1997 121,65 / spilindex 119,35
= 101,93= +1,93%.
Voor het jaar 1998 gebeurt de aanpassing op 1 juli door het indexcijfer van de maand juni 1998 te plaatsen tegenover het indexcijfer van de maand april 1997.
Voor de meest recente indexcijfers zie rubriek 820.
2. Vervanging van C.A.O.'s:
C.A.O. 15/01/1974 en 20/02/1989
3. Duurtijd:
Vanaf 1 mei 1997 voor onbepaalde duur
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1997.
KOPPELING VAN DE LONEN AAN HET INDEXCIJFER VAN DE CONSUMPTIEPRIJZEN
Artikel 1
Onderhavige collectieve arbeidsovereen-komst is van toepassing op de werk- gevers, werklie-den en werksters van de ondernemingen welke onder het Paritair Comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Artikel 2
De minimumuurlonen alsook de effectieve en baremieke lonen van toepassing in de onderne-mingen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptie- prijzen, zoals maandelijks vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Alle indexberekeningen, vereist voor de toepassing van onderhavige over- eenkomst, worden uitgevoerd rekening houdend met de derde decimaal en afge-rond tot op het honderdste, het halve honderdste wordt tot het hogere honderdste afgerond.
Artikel 3
Op 1 mei 1997 worden de lonen, zoals omschreven in artikel 2, aangepast aan de index. De aanpassing wordt berekend door het indexcijfer van de maand april 1997 ( 121,65) te plaatsen tegenover het spilindexcijfer 119,35 zoals dit van toepassing was in uitvoering van de collectieve arbeidsover-eenkomst van 15 januari 1974, inzake koppeling van de lonen aan het prijsindexcijfer bij con- sumptie, gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 1989.
De berekening voor de indexaanpassing van 1 mei 1997 geeft het volgende resultaat: 121,65 / 119,35 x 100 = 101,93%. De lonen worden derhalve aan-
gepast met 1,93%.
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Verloning
112-1
Artikel 4
Daarna en voor een eerste maal in 1999 worden de lonen, zoals omschreven in artikel 2, ieder jaar aangepast aan de index op datum van 1 juli. Deze aan- passing wordt berekend door het indexcijfer van de maand juni voorafgaand aan de aanpassing te plaatsen tegenover het indexcijfer van de maand juni van het voorafgaande jaar.
Artikel 5
Onderhavige collectieve overeenkomst wordt van kracht op 1 mei 1997. Zij vernietigt en vervangt, vanaf dezelfde datum, de collectieve arbeidsovereen- komst van 15 januari 1974, inzake koppeling van de lonen aan het prijsindex- cijfer bij consumptie, gewijzigd bij collectieve arbeidsover-eenkomst van 20 februari 1989.
Zij wordt voor een onbepaalde duur aangegaan en kan worden opgezegd, mits een vooropzeggingstermijn van één maand wordt in acht genomen.
Verloning
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
112-2
113 Statuut jonge arbeiders
C.A.O. 11/07/11 K.B. 27/12/2012 B.S. 26/02/2013
1. Inhoud:
Afschaffing loondegressiviteit voor jonge arbeiders van minder dan 21 jaar.
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s:
C.A.O. 13/05/71 Registratiedatum: 26/05/71 Registratienummer: 632/CO/111
Publicatie registratie in het B.S.: 20/10/71
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2012 voor onbepaalde duur.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juli 2011
STATUUT JONGE ARBEIDERS VAN MINDER DAN 21 JAAR AFSCHAFFING VAN DE DEGRESSIVITEIT VAN TOEPASSING OP DE LONEN VAN DE JONGE ARBEIDERS
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitsluiting van de onder- nemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Onder "werklieden" wordt verstaan: de werklieden en de werksters.
In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juli 2011 hou- dende het nationaal akkoord 2011-2012 en meer bepaald van artikel 5, wordt onderstaande collectieve arbeidsovereenkomst gesloten.
Artikel 2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heft de bepalingen op van de collec- tieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1971 geregistreerd onder het nummer 632/CO/111 inzake het statuut van de jonge arbeiders van minder dan 21 jaar vanaf 1 januari 2012.
Artikel 3
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2012 en wordt gesloten voor een onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd met een opzeggingster- mijn van zes maanden betekend bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het paritair comité en aan elk van de ondertekenende partijen.
114 Gelijke beloning mannen/vrouwen
C.A.O. 14/02/1977 registratiedatum: Registratienummer: 4392/CO/111
Publicatie registratie in B.S.: 05/07/1977
1. Inhoud:
Gelijke beloning voor mannen en vrouwen
• alle loonvormingselementen
• toegang tot functies & niveaus
• functieclassificatiesystemen
2. Vervanging van C.A.O.'s:
3. Duurtijd:
Vanaf 14 februari 1977 voor onbepaalde duur
Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 februari 1977.
GELIJKE BELONING VOOR MANNEN EN VROUWEN
Overwegende dat de C.A.O. nr. 25, afgesloten in de N.A.R. op 15 oktober 1975 bekrachtigd bij K.B. van 9 december 1975 een aantal dwingende bepalingen voorziet omtrent de toepassing van het principe van de gelijkheid in beloning tussen mannen en vrouwen voor gelijke arbeid of voor arbeid van gelijke waarde;
Overwegende dat Artikel 6 van de C.A.O. van 9 januari 1976 afgesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, een inven- taris voorziet van de bestaande toepassingsmoeilijkheden met het oog op het bereiken van oplossingen terzake;
Hebben partijen besloten als volgt:
Artikel 1
Onderhavige overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werk- nemers van de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Nationaal Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Artikel 2
De gelijke beloning voor mannelijke en voor vrouwelijke werknemers voor gelijke arbeid of voor arbeid van gelijke waarde moet op de verschillende niveaus van de loonvorming voor alle elementen en voorwaarden van het loon worden verzekerd.
Artikel 3
Het begrip beloning moet worden opgevat in zijn ruimste betekenis en in geen enkel element van deze bezoldiging mag enig onderscheid naar kunne schuilen.
De beloning zal derhalve omvatten:
- het loon in geld;
- de eventuele voordelen in geld waarop de werknemer recht heeft.
In geen geval mogen de systemen van functiewaardering tot discriminatie leiden:
• noch door keuze van criteria (rekening houdend met alle elementen die de inhoud van de functie bepalen);
• noch door de weging van die criteria;
• noch door het systeem van omzetting van de functiepunten in loonpunten.
Artikel 5
Op het niveau van de vorming van het loon, mogen geen voor mannen en vrouwen verschillende barema's, aanwervingslonen of classificatiesystemen meer bestaan.
Artikel 6
Zonder vooruit te lopen op de beslissingen van de N.A.R. omtrent de uitvoering van de richtlijn van 9 februari van de EEG, menen de ondertekenende partijen dat de toepassing van C.A.O. nr. 25 zou bevorderd worden door:
• het verlenen van vrije toegang tot alle functies en alle hiërarchische niveaus;
• het openstellen voor iedere werknemer van elke vorm van opleiding , bijscholing , herscholing of omscholing die in de schoot van het bedrijf georganiseerd is of wordt.
Artikel 7
De werkgevers en de syndicale delegatie zullen mekaar op het onderne- mingsvlak ontmoeten met het oog op de concrete toepassing van deze C.A.O.
Artikel 8
Onderhavige overeenkomst ingaande op 14 februari 1977, wordt voor onbe- paalde duur gesloten.
Zij kan worden opgezegd door één der partijen mits zes maanden op voorhand opzegging, betekend per aangetekend schrijven, gericht aan de voorzitter van het Nationaal Paritair Comité van de metaal-, machine en elektrische bouw.
Verloning
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
114-2
115 Vergoedingen voor leerlingen
K.B. 11/06/1986 B.S. 02/07/1986
1. Inhoud:
Vaststelling van de vergoeding van industrieel leerlingen als een % van het gewaarborgd minimumloonvan de sector:
16 jaar 65%
17 jaar 77%
18 jaar 90%
Sedert 1/9/94 werden de nationale vergoedingen van de leerlingen aange- past met de loonsverhogingen voorzien in de nationale akkoorden.
In de praktijk worden de leerlingen vergoed aan het hogervermelde % berekend op basis van de gewestelijke minimumlonen.
2. Vervangingvan C.A.O.’s:
3. Duurtijd:
Vanaf 1 september 1985 voor onbepaalde duur.
Koninklijk Besluit van 11 juni 1986.
TOT VASTSTELLING VAN DE BEREKENINGSWIJZE VAN DE VERGOEDING VERSCHULDIGD AAN DE LEERLINGEN IN DE ONDERNEMINGEN DIE TOT HET RESSORT VAN HET PARITAIR COMITÉ VOOR DE METAAL-, MACHINE- EN ELEKTRISCHE BOUW BEHOREN
Artikel 1
Dit besluit is van toepassing op de patroons en op de leerlingen die in toepas- sing van de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoe- fend door arbeiders in loondienst een leerovereenkomst hebben gesloten in de onder-nemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Artikel 2
De in artikel 1 bedoelde leerling heeft recht op een vergoeding overeenstem- mend met een percentage van het gewaarborgd minimumloon zoals vastge- steld voor de sector van de metaal-, machine- en elektrische bouw door de collectieve arbeidsover-eenkomst van 5 juli 1979.
Dit percentage evolueert met de leeftijd en is gelijk aan:
a. 65 % zodra de leerling de leeftijd van 16 jaar bereikt;
b. 77 % zodra de leerling de leeftijd van 17 jaar bereikt;
c. 90 % wanneer de leerling 18 jaar en meer is.
Artikel 3
De vergoeding in artikel 2 wordt uitgekeerd voor alle uren doorgebracht als leertijd in de onderneming.
Artikel 4
De leertijd in de onderneming mag nooit meer bedragen dan de helft van de gemiddelde wekelijkse conventionele arbeidsduur berekend op jaarbasis zoals toepasselijk in de onderneming.
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Verloning
115-1
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1985.
Artikel 6
Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Verloning
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
115-2
120 Minimumlonen
C.A.O. 20/02/1989 K.B. 29/01/1990 B.S. 08/03/1990.
Registratiedatum:
Registratienummer:
Publicatie registratie in het B.S.:
1. Inhoud:
Conventionele verhogingen van het sectoraal gewaarborgd minimumloon
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s:
C.A.O. 12/01/1987 K.B. B.S.
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 1989 voor onbepaalde duur.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 0000
XXXXXXXXXXX MINIMUMLOON
In uitvoering van het nationaal akkoord van 9 januari 1989 gesloten voor de arbeiders(-sters) van de sector van de metaal-, machine- en elektrische bouw wordt navolgende CAO gesloten waarvoor de algemeen verbindendverklaring wordt gevraagd:
HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzon- dering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
HOOFDSTUK II. - VASTSTELLING VAN HET GEWAARBORGD MINIMUMLOON
Artikel 2
Met ingang van 1 januari 1989 wordt aan alle meerderjarige en daarmee gelijk- gestelde werklieden en werksters die een normaal rendement bereiken, een bruto maandloon van 35 982 BEF rendementspremies inbegrepen, gewaar- borgd, in de vorm van een daarmee gelijkaardig uurloon van 218,52 BEF per uur in een loonstelsel van 38 uur per week ter bezoldiging van de prestaties die in het arbeidsreglement van de onderneming zijn voorzien. Met ingang van 1 januari 1990 wordt aan alle werklieden en werksters bedoeld in de vorige alinea een bruto maandloon van 36 332 BEF rendementspremies inbegrepen, gewaarborgd, in de vorm van een daarmee gelijkaardig uurloon van 220,65 BEF per uur in een loonstelsel van 38 uur per week ter bezoldiging van de prestaties die in het arbeidsreglement van de onderneming zijn voorzien.
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Verloning
120-1
HOOFDSTUK III. - GELDIGHEID
Artikel 3
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1989, wordt gesloten voor onbepaalde tijd en vervangt de CAO van 12 januari 1987.
Zij kan worden opgezegd mits een opzegging van drie maand betekend bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Verloning
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
120-2
C.A.O. 23/06/2009 K.B. 19/04/2010 B.S. 24/06/2010
1. Inhoud (gecoördineerd)
Tegemoetkoming van de werkgever in de reisweg van en naar het werk ook in geval de verplaatsing voor een deel of helemaal met de fiets gebeurt (fietsvergoeding).
Voor de verplaatsing met het openbaar vervoer wordt de NMBS-tabel toegepast. Voor de meest recente tabel zie 830.01
Voor de verplaatsing met privévervoer geldt een aparte tabel die telkens op 1 februari van elk kalenderjaar geïndexeerd wordt (zie tabel 830.02.)
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s:
C.A.O. 19/04/1999 K.B. 18/09/2001 B.S. 30/11/2001
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2009 voor onbepaalde duur.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 2009
VERVOERKOSTEN
In uitvoering van artikel 20 van het nationaal akkoord 2009-2010 van 18 mei 2009.
HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van die ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "arbeiders" verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Artikel 3
De bepalingen van onderhavige overeenkomst zijn alleen toepasselijk indien de werkelijke heen en terug opgetelde afstanden ten minste 1 kilometer bedragen.
HOOFDSTUK II. – GEMEENSCHAPPELIJK OPENBAAR VERVOER
Afdeling 1 – Vervoer per spoor
Artikel 4
Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met de trein, heeft hij recht op een vergoeding conform artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 octies betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 20 februari 2009.
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Verloning
151-1
Afdeling 2 – Ander gemeenschappelijk openbaar vervoer
Artikel 5
Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met een ander gemeen- schappelijk openbaar vervoer, georganiseerd door de regionale vervoermaat- schappijen, heeft hij recht op dezelfde vergoeding zoals bepaald in artikel 4 van onderhavige overeenkomst.
Wanneer het een eenheidsprijs betreft, ongeacht de afstand, wordt de bijdrage van de werkgever forfaitair vastgesteld conform artikel 4 b van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 octies van 20 februari 2009 betreffende de financi- ele bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers.
Artikel 6
De modaliteiten van de bijdrage van de werkgevers ten gunste van de arbeiders die dit type van vervoer gebruiken, worden vastgesteld als volgt:
• De arbeider legt aan de werkgever een ondertekende verklaring voor, waar- bij verzekerd wordt dat hij gewoonlijk een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel gebruikt, georganiseerd door de regionale vervoermaat- schappijen, voor de verplaatsing van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling en omgekeerd en preciseert het aantal effectief afgelegde kilometers.
Hij waakt erover in de kortst mogelijke tijd alle wijzigingen in deze toestand te signaleren.
• De werkgever kan op elk ogenblik de authenticiteit van de hierboven bedoelde verklaring nagaan.
Afdeling 3 – Gemengde openbare vervoermiddelen
Artikel 7
Wanneer de arbeider verschillende openbare gemeenschappelijke vervoermid- delen gebruikt, heeft hij recht op dezelfde vergoeding zoals bepaald in artikel 4 van onderhavige overeenkomst en dit voor de afstand die overeenstemt met de som van de afstanden van de verschillende vervoermiddelen.
HOOFDSTUK III. – PRIVÉVERVOER
Artikel 8
Voor de werklieden die geen gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel gebruiken, wordt de bijdrage van de werkgever berekend op basis van de tabel opgenomen in bijlage aan deze collectieve arbeidsovereenkomst.
De verplaatsing met het eigen vervoer heeft betrekking op alle mogelijke eigen vervoermiddelen.
Artikel 9
Deze tabel is gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. Met ingang van het kalenderjaar 2010 vindt de indexering automatisch plaats op de 1ste februari van elk kalenderjaar. Voor de eerste maal is dit het indexcijfer van 1 januari 2009:
111,45. Aanpassingen aan deze tabel gebeuren door het indexcijfer van de maand januari van het lopende jaar, voorafgaand aan de maand februari, te plaatsen tegenover het indexcijfer van de maand januari van het voorgaande jaar.
Artikel 10
Voor de arbeider die zich, voor een gedeelte of de ganse afstand, met de fiets verplaatst wordt de tussenkomst van de werkgever bedoeld in artikel 8 en artikel 9 beschouwd als een fietsvergoeding.
De werkgever zal op vraag van de arbeider jaarlijks de nodige gegevens bevestigen die het de arbeider mogelijk maakt zijn fietsgebruik aan te tonen. Deze gegevens hebben betrekking op de in aanmerking genomen afstand tot de werkplaats, het aantal gewerkte dagen en de betaalde vergoeding.
HOOFDSTUK IV. – BETALINGSMODALITEITEN
Artikel 11
De bijdrage van de werkgevers in de door de arbeiders gedragen vervoerkosten wordt tenminste eenmaal per maand betaald.
Artikel 12
De bijdrage van de werkgevers in de vervoerkosten per spoor wordt betaald tegen indiening van het speciaal getuigschrift voor de sociale abonnementen afgeleverd door de NMBS.
Artikel 13
De werkgever komt tussen in de kosten veroorzaakt door de andere vervoer- middelen op voorwaarde dat de arbeider het bewijs levert van de werkelijk afgelegde afstand.
Indien de arbeider dit bewijs niet kan leveren, wordt de berekening, in gemeen akkoord tussen de partijen, afzonderlijk in iedere onderneming opgemaakt, rekening houdende met de plaatselijke bijzonderheden.
De arbeider mag niet weigeren het(de) eventueel(ele) vervoerbewijs(zen) of, bij ontstentenis, een door hem ondertekende verklaring, nodig voor het vaststel- len van de afgelegde afstand, aan de werkgever voor te leggen.
HOOFDSTUK V. – SPECIFIEKE BEPALINGEN
Artikel 15 - Gunstigere bepalingen
In de gevallen waarin bij de in artikel 1 bedoelde ondernemingen verschillende en op sommige punten van deze collectieve arbeidsovereenkomst gunstiger oplossingen zouden van toepassing zijn, kunnen deze worden behouden.
Artikel 16
Door de ondernemingen met financiële deelneming van de werklieden georganiseerd of door de ondernemingen voor een gedeelte van het traject uitsluitend op eigen kosten georganiseerd vervoer
§1. Wanneer het vervoer van de verblijfplaats naar de onderneming geor- ganiseerd wordt door de ondernemingen uitsluitend op eigen kosten of met de financiële deelneming van de werklieden, moet deze collectieve arbeids- overeenkomst als uitgevoerd worden beschouwd zodra de lasten van de onderneming voor dezelfde afstand afgelegd per gebruiker-werkman, de werkgeverstussenkomst in de prijs van het sociaal abonnement (treinkaart) van de NMBS bereiken of overschrijden.
Indien dit niet het geval is, zal de toepassing van het beginsel volgens hetwelk de bijdrage van de onderneming gelijk is aan de werkgeverstussenkomst in de prijs van het sociaal abonnement NMBS (treinkaart) voor dezelfde afgelegde afstand op het vlak van de onderneming paritair worden geregeld.
§2. Voor de berekening van de afstand afgelegd met het door de onderne- ming ingezette vervoermiddel, moet ermee rekening gehouden worden dat dit vervoermiddel tussen de verblijfplaats van de werkman en de plaats van de tewerkstelling in het algemeen niet de directe weg volgt.
In dit geval zal de afstand die als basis dient voor de tussenkomst van de werkgever op het vlak van de onderneming paritair worden bepaald.
§3. Wanneer de werkman tegelijk gebruik maakt van een door de onderneming georganiseerd vervoermiddel en van een ander vervoermiddel, zal de tussen- komst van de werkgever berekend worden op grond van de totale afgelegde afstand, evenwel met aftrek van de reeds door de werkgever gedragen kosten voor het door hem georganiseerd vervoer.
De toepassing van het beginsel volgens hetwelk de bijdrage van de werkgever gelijk is aan de werkgeverstussenkomst in de prijs van het sociaal abonnement van de NMBS (treinkaart) zal op het vlak van de onderneming paritair wor- den geregeld, mits §1. behoorlijk in overweging wordt genomen en rekening houdend met het door de werkman gebruikte vervoermiddel.
HOOFDSTUK VI. – SLOTBEPALINGEN
Artikel 17 - Vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomsten
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt en coördineert:
1. Artikel 20, § 1, 2 en 3 van Hoofdstuk VII – Vervoerskosten van het nationaal akkoord 2009-2010 van 18 mei 2009 voor de sector metaal-, machine en elektrische bouw.
2. De collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de vervoerskosten van 16 juni 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van die ondernemingen die brug- gen en metalen gebinten monteren, algemeen verbindend verklaard bij
Artikel 18 – Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2009 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan worden opgezegd mits een aangetekend schrijven aan de voorzitter van het nationaal paritair comité met een opzegtermijn van 6 maanden.
152 Mobiliteitsvergoeding
C.A.O. 16/01/2012 K.B. 17/10/2012 B.S. 26/10/2012
1. Inhoud
− Kaderakkoord mobiliteitsvergoeding
− Van toepassing op de arbeiders, die zich van hun woonplaats, van de aanwervingsplaats, voor zover deze slechts als ophaalplaats fungeert, of van de ophaalplaats naar de (eerste) werf verplaatsen en omgekeerd vanuit de (laatste) werf, ongeacht het vervoermiddel, al dan niet ter beschikking gesteld door de werkgever. Een werf kan nooit de aanwer- vingsplaats zijn.
− Mobiliteitsvergoeding van 0,1316 euro / km
− De toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst kan voor ondernemingen waar al andere vormen van vergoedingen bestaan voor bovengenoemde verplaatsingen noch kostenverhogend zijn voor de werkgever, noch inkomenverlagend zijn voor de arbeider.
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s:
C.A.O. K.B. B.S.
3. Duurtijd:
Vanaf 1 april 2012 voor onbepaalde duur.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 januari 2012
MOBILITEITSVERGOEDING
In uitvoering van het nationaal akkoord van 11 juli 2011 en meer bepaald artikel 23, wordt onderstaande collectieve arbeidsovereenkomst gesloten.
Artikel 1
Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de onder- nemingen welke onder het Paritair Comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren, met uitzondering van de ondernemingen welke brug-gen en metalen gebinten monteren, en hun arbeiders, die zich van hun woonplaats, van de aanwervingplaats, voor zover deze slechts als ophaal- plaats fungeert, of van de ophaalplaats naar de (eerste) werf verplaatsen en omgekeerd vanuit de (laatste) werf, ongeacht het vervoermiddel, al dan niet ter beschikking gesteld door de werkgever.
Een werf kan nooit de aanwervingplaats zijn.
Onder “arbeiders” wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders
Artikel 2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst bevat enkel de bepalingen over de toegekende mobiliteitsvergoeding voor bovengenoemde verplaatsingen. Ze bevat geen bepalingen betreffende de tussenkomst door de werkgever in de kosten van het vervoer door de werknemer. Deze worden op ondernemingsvlak geregeld conform de bestaande wettelijke en conventionele regels
Artikel 3
De werkgever zal een mobiliteitsvergoeding betalen aan de arbeiders bedoeld in artikel 1
Het bedrag van de mobiliteitsvergoeding, bedraagt 0,1316 €/ km.
Dit bedrag wordt aangepast aan het maximum forfaitair bedrag voor een mobiliteitsvergoeding die vrijgesteld is van sociale zekerheidsbijdragen, zoals
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Verloning
152-1
Artikel 4
In ondernemingen waar al andere vormen van vergoedingen bestaan voor bovengenoemde verplaatsingen kunnen de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst geïntegreerd worden in dit bestaande regime op onder- nemingsvlak door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst zonder echter afbreuk te doen aan het bestaande voordeliger regime.
De aldus gedefinieerde bepalingen op ondernemingsvlak zullen van toepas- sing zijn op alle arbeiders, met inbegrip van de nieuw aangeworven arbeiders.
De toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst kan voor onder- nemingen waar al andere vormen van vergoedingen bestaan voor bovenge- noemde verplaatsingen noch kostenverhogend zijn voor de werkgever, noch inkomenverlagend zijn voor de arbeider.
Artikel 5
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur en is geldig vanaf 1 april 2012.
Zij kan worden opgezegd mits aangetekend schrijven aan de Voorzitter van het Paritair comité 111 voor de metaal-, machine- en elektrische bouw en mits een vooropzeg van 6 maanden.
Verloning
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
152-2
160 Ecocheques
C.A.O. 14/04/2014 K.B. B.S.
Registratiedatum: 17/06/2014 Registratienummer: 121757
Publicatie registratie in het B.S.: 24/07/2014
1. Inhoud
− Jaarlijkse toekenning van ecocheques ter waarde van 250 euro
− Referteperiode van 1 oktober voorgaande jaar tot en met 30 september van het lopende jaar
− Gelijkstellingen
− Pro rata in functie van de tewerkstellingsbreuk
− Ook voor uitzendkrachten
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s:
C.A.O. K.B. B.S.
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2014 voor onbepaalde duur.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 april 2014
SECTORAAL SYSTEEM ECOCHEQUES
Artikel 1 - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en gebinten monteren.
Onder “werklieden” wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders
Artikel 2
De ondernemingen die op basis van artikel 5, afdeling 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 2009 houdende het nationaal akkoord 2009
- 2010 (registratienummer 94.402) of op basis van artikel 4, afdeling 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juli 2011 houdende het nationaal akkoord 2011-2012 (registratienummer 108.610) of op basis van artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 februari 2014 houdende het nationaal akkoord 2013-2014 voor een andere invulling dan de ecocheque hebben gekozen volgens de in dat artikel vermelde procedure blijven deze alternatieve regeling behouden.
Op deze ondernemingen is de huidige collectieve arbeidsovereenkomst niet van toepassing.
Artikel 3 - REFERTEPERIODE
Sinds 1 oktober 2012 wordt jaarlijks aan alle voltijds tewerkgestelde arbeiders ecocheques overhandigd ter waarde van in het totaal € 250.
De referteperiode begint op 1 oktober van het voorgaande jaar en eindigt op 30 september van het lopende jaar.
De maximale nominale waarde van de ecocheque bedraagt € 10 per eco- cheque.
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Verloning
160-1
Artikel 4 - PRESTATIES EN GELIJKSTELLINGEN
In de referteperiode wordt rekening gehouden met:
• Alle effectief gepresteerde dagen;
• Alle dagen van tijdelijke werkloosheid, onder dagen van tijdelijke werk- loosheid wordt ook begrepen de dagen gedekt door uitkeringen voor “jeugdvakantie” en “seniorvakantie”, conform de statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid;
• Alle dagen gedekt door een gewaarborgd loon;
• Alle dagen afwezigheid ten gevolge van een arbeidsongeval;
• Voor een periode beperkt tot in het totaal maximum 3 maanden bovenop de periode gedekt door het gewaarborgd loon, tijdens de referteperiode, alle dagen van afwezigheid ten gevolge van een ziekte en een ongeval van gemeen recht, voor zover er in de referteperiode minstens 1 dag gewaarborgd loon voor deze ziekte of dit ongeval van gemeen recht werd betaald.
• Loopt dezelfde ziekte of hetzelfde ongeval van gemeen recht ononder- broken door in een volgende referteperiode, dan wordt de resterende periode van maximum 3 maanden uitgeput.
• Alle dagen ziekte tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid gedu- rende maximum 3 opeenvolgende maanden.
• Ingeval van ziekte die onmiddellijk en ononderbroken volgt op een periode van arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval, zal deze ziekteperi- ode voor maximaal 3 maanden gelijkgesteld worden, voor zover de ziekte geen gevolg is van de arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval.
• De volledige periode van vaderschapsverlof.
Artikel 5 - PRO RATA TOEKENNING
Voor de arbeiders die deeltijds tewerkgesteld zijn, wordt het bedrag van € 250 aangepast in functie van de tewerkstellingsbreuk.
Deze tewerkstellingsbreuk is de verhouding tussen de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de betrokken arbeider en de gemiddelde wekelijkse arbeids- duur van een voltijdse arbeider.
Voor arbeiders die niet gedurende de ganse respectievelijke referteperiodes door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn, wordt het bedrag van € 250 pro rata de periode van hun tewerkstelling toegekend.
Artikel 6 - UITZENDKRACHTEN
Met betrekking tot de uitzendkrachten geldt deze mutatis mutandis conform artikel 10 van de Wet van 24 juli 1987 inzake tijdelijke arbeid, uitzendarbeid en terbeschikkingstelling van werknemers aan werkgevers ten volle met betrekking tot het voordeel van de sectorale ecocheque.
Artikel 7 - DUUR
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt artikel 5, afdeling 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 2009 betreffende het nationaal akkoord 2009 – 2010 (registratienummer 94.402) en artikel 26 van de collec- tieve arbeidsovereenkomst van 11 juli 2011 betreffende het nationaal akkoord 2011 – 2012 (registratienummer 108.610).
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2014 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Verloning
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Verloning
160-2 160-3
210 Wekelijkse arbeidsduur
C.A.O. 12/01/1987 K.B. 10/03/1988 B.S. 14/04/1988
1. Inhoud
Artikel 3 van het nationaal akkoord 1987-88 Realisatie van de 38 uren / week
In bijlage de berekeningswijze (1.756 uren op jaarbasis)
2. Vervanging van C.A.O.’s:
C.A.O. 11/01/1971 (40 uren/ week)
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 1988 voor onbepaalde duur
Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 januari 1987.
ARBEIDSDUUR
ARTIKEL 3 VAN HET NATIONAAL AKKOORD 1987-1988
Artikel 3 - Arbeidsduur
a) Vanaf 1 januari 1988 zal de conventionele arbeidsduur in de ondernemingen van de sector gemiddeld niet meer dan 38 uren per week mogen bedragen, berekend op jaarbasis (hetzij in beginsel 1.756 uren per arbeider, rekening houdende met de feestdagen en de jaarlijkse vakantie - zie bijlage ).
De ondernemingen waarvan de arbeidsduur einde 1986 minder dan 39 uren bedraagt en die de 38 uren dienen te realiseren op 1 januari 1988, zijn gehouden door de beschikkingen van punt 7 die in werking treden in 1987, maar zijn vrijgesteld van de beschikkingen van dit punt die in werking treden in 1988.
De ondernemingen waarvan de arbeidsduur einde 1986 39u/week of meer bedraagt, en die de 38 uren dienen te realiseren op 1 januari 1988 zijn wat punt 7 betreft alleen gehouden tot het betalen van de éénmalige en niet overdraagbare premies.
De ondernemingen die de arbeidsduur dienen te verminderen om de hierboven aangehaalde objectieven te bereiken zullen dit doen zonder loonverlies.
Eventuele betwistingen die betrekking hebben op de berekening van de arbeidsduur worden geregeld in het Gewestelijk Paritair Comité.
b) Onder voorbehoud van hetgeen voorzien is onder a) zal tijdens de gel- digheidsduur van het akkoord de gemiddelde conventionele wekelijkse arbeidsduur, berekend op jaarbasis, en van kracht op 31 december 1986 in de ge-westen en ondernemingen, niet worden verminderd.
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
210-1
BIJLAGE
BEREKENING JAARLIJKSE ARBEIDSDUUR 38 UREN
Verschillende berekeningswijzen kunnen worden gebruikt: bvb.
1. 365 kalenderdagen per jaar
- 52 zondagen (of recuperatiedagen)
- 52 zaterdagen (of equivalente vrije dagen)
- 20 vakantiedagen
- 10 feestdagen
231 te werken dagen van 8 uren in 40 urenregime.
In 38 uurregime
• met dagelijkse arbeidsduurvermindering: 231 dagen van 7 u 36 min., hetzij 1.756 uren
• met wekelijkse arbeidsduurvermindering: 46,2 weken van 38 uren, hetzij 1.756 uren
• met toekenning van 12 compensatierustdagen: 219 dagen van 8 uren, hetzij 1.752 uren.
Opmerking: Zo de 365ste dag op zon- of zaterdag valt is er geen dagprestatie minder.
2. 48 weken van 38 uren: 1.824 uren.
Daarbij dient gevoegd 1 dag van 7 u 36 min. (365ste dag). Daarvan dienen afgetrokken 10 feestdagen van 7 u 36.
Dit geeft uiteindelijk 1.756 uren.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
210-2 210-3
216 Plus minus conto
C.A.O. 28/03/2007 K.B. 05/03/2008 B.S. 23/04/2008
1. Inhoud:
Overschrijden van de dagelijkse en wekelijkse arbeidsduur bij de fabricage van autovoertuigen in bedrijven gelegen in de Vlaamse provincies of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s:
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2007 voor onbepaalde duur.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 maart 2007
PLUS MINUS CONTO
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van ondernemingen actief in het bouwen en de assemblage van autovoertuigen en de ondernemingen actief in de fabricage van onderdelen en toebehoren voor de autovoertuigen, gelegen in de Vlaamse provincies of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en vallend onder het paritair comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw. Onder “werklieden” wordt verstaan de mannelijk en vrouwelijke werklieden.
Artikel 2 - Voorwerp
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van de arti- kelen 204 tot 214 van de Wet houdende diverse bepalingen (I) van 27 december 2006 (Belgisch Staatsblad van 28 december 2006) tot invoering van het Plus Xxxxx Xxxxx, hierna genoemd “de Wet”.
Artikel 3 - Motivatie
De ondernemingen die vallen onder het toepassingsgebied zoals bepaald in artikel 1 van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst, beantwoorden op cumulatieve wijze aan de volgende kenmerken:
1° ze behoren tot een sector gekenmerkt door een sterke internationale concurrentie;
2° ze zijn gekenmerkt door langdurige productiecycli die over meerdere jaren lopen waardoor de gehele onderneming of een homogeen deel ervan geconfronteerd wordt met een langdurige, substantiële vermeerdering of vermindering van het werk;
3° ze zijn gekenmerkt door de noodzaak om een sterke stijging of daling van de vraag naar een nieuw ontwikkeld en industrieel vervaardigd product op te vangen;
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
216-1
De vier bovenstaande kernmerken blijken afdoend uit onderstaande elemen- ten:
• De laatste jaren is de auto-industrie genoodzaakt verregaande aanpas- singen door te voeren ingevolge de liberalisering van de Europese en de wereldmarkten.
• De niet aflatende concurrentiedruk en de opkomst van de zogeheten groeimarkten beïnvloeden de investeringsbeslissingen van de autocon- structeurs.
• De concurrentie is niet alleen aanwezig tussen de verschillende merken maar ook binnen één merk, zowel op Europees als op wereldvlak.
• Kenmerkend voor de betrokken ondernemingen is het feit dat de activiteit die zij ontplooien bepaald wordt door langdurige productiecycli. De produc- tiecyclus van een nieuw model beslaat meerdere jaren, waarbij het eerste en of het tweede jaar gekenmerkt zijn door een intensieve productiefase (met de nodige aanpassingsproblemen en kinderziekten) terwijl het derde en het vierde jaar de productie moet beantwoorden aan een stijgende vraag, om in het 5 en 6e jaar in een dalende vraag om te buigen. Sommige modellen of merken hebben productiecycli die korter zijn dan 6 jaar maar het verloop ervan is in elk geval gelijkaardig.
• Om te kunnen beantwoorden aan deze sterk stijgende of dalende vraag, moet er respectievelijk kunnen ingespeeld worden op deze langdurige, substantiële vermeerdering of vermindering van het werk. Gezien de langdurige productiecycli is het niet mogelijk dit te organiseren binnen de bestaande wetgeving zonder overschrijding van de in de Arbeidswet van 16 maart 1971 bepaalde referteperiodes.
Artikel 4 - Ontbindende voorwaarde
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is slechts geldig voor zover de in artikel 3 genoemde ingeroepen motieven, worden erkend door de Minister van Werk, op unaniem en eensluidend advies van de Nationale Arbeidsraad.
Artikel 5 – Algemeen verbindend verklaring
Ondertekenden partijen vragen dat onderhavige collectieve arbeidsovereen- komst bij koninklijk besluit algemeen verbindend wordt verklaard zoals vereist door artikel 208 §1 van de Wet.
Artikel 6 - Sectoraal kader
In uitvoering van artikel 208 §2 van de Wet worden volgende grenzen vast- gelegd:
1° De maximale referteperiode:
De maximale referteperiode voor de toepassing van deze sectorale regeling wordt vastgelegd op 6 jaar.
2° De minimale termijn inzake kennisgeving voor wijziging van de uur- roosters:
De minimale termijn van de kennisgeving voor de wijziging van de uurroos- ters, die voortvloeien uit de toepassing van deze sectorale regeling bedraagt 7 kalenderdagen.
Deze minimale termijn kan bij collectieve arbeidsovereenkomst op onderne- mingsvlak worden verminderd tot minimaal 3 werkdagen op voorwaarde dat hierover een bijzondere overlegprocedure aan vooraf is gegaan.
3° De maximale overschrijding van de dagelijkse en de wekelijkse arbeidsduur alsook het maximaal aantal uren van overschrijding van de gemiddelde toegestane arbeidsduur:
1° De dagelijkse grens van toepassing op ondernemingsvlak mag over- schreden worden met maximaal 2 uur tot maximum 10 uur per dag.
2° De wekelijkse grens van toepassing op ondernemingsvlak mag over- schreden worden met maximaal 8 uur tot maximum 48 uur per week.
3° Het maximaal aantal uren van overschrijding van de gemiddelde toe- gestane arbeidsduur bedraagt 240 uur.
4° omschrijving van de onderdelen van het bevoegdheidsdomein van het betrokken paritair orgaan
Het toepassingsgebied van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst komt overeen met de omschrijving van de onderdelen van het bevoegdheidsdomein van het paritair orgaan, waarnaar de Wet verwijst in artikel 208 §2, 4°.
Artikel 7 - Procedure op ondernemingsniveau
§ 1. Een onderneming zal het bij deze CAO ingevoerd afwijkend regime slechts kunnen toepassen wanneer op ondernemingsniveau een collectieve arbeids- overeenkomst gesloten wordt tussen de werkgever en alle representatieve werknemersorganisaties die in de vakbondsafvaardiging vertegenwoordigd zijn.
Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging dient een collectieve arbeids- overeenkomst te worden gesloten met alle werknemersorganisaties verte- genwoordigd in het paritair comité.
De collectieve arbeidsovereenkomst inzake het afwijkend regime wordt ter kennisgeving overgemaakt aan de voorzitter van het paritair comité.
§ 2. Een onderneming die het bij deze CAO ingevoerd afwijkend regime wenst in te voeren zal in de collectieve arbeidsovereenkomst moeten motiveren dat zij cumulatief beantwoordt aan de criteria van artikel 204 van de Wet.
De door de collectieve arbeidsovereenkomst ingeroepen motieven moeten voorafgaandelijk door de Minister van Werk worden erkend op unaniem en eensluidend advies van de Nationale Arbeidsraad.
§ 3. De collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op ondernemingsniveau dient, binnen de door artikel 4 vastgestelde grenzen, de concrete toepas- singsmo-daliteiten vast te leggen.
Minstens moeten volgende punten worden gepreciseerd:
1. de arbeidsduurgrenzen;
2. de duur en de aanvang van de toepasselijke referteperiode
3. wat de uurroosters betreft:
- alle uurroosters die worden toegepast;
- de manier waarop een verandering van uurroosters kan worden doorgevoerd;
- de wijze waarop en de termijn waarbinnen de uurroosters bekend moeten worden gemaakt aan de werknemers.
4. Een afsprakenkader inzake tijdelijke werkloosheid m.n. omschrijving van de welbepaalde gevallen, de te volgen procedure en bovendien de gevolgen voor de verderzetting van het plus minus conto
5. De aard van de arbeidsovereenkomsten van de bij het plus minus conto betrokken arbeiders
6. de regeling van de gevolgen in geval van in- en uitdiensttreding
7. de effecten voor het behoud of de bevordering van de werkgelegenheid (zie bijlage)
8. de methode van berekening van het gemiddelde loon dat zal worden toegekend in de referteperiode
9. de maandelijkse informatie aan de betrokken arbeiders:
- in het bijzonder de bespreking van het sociaal document dat de arbeider informeert over de staat van zijn prestaties in verhouding tot de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur die hij is gehouden te presteren.
10. de vakantieregeling en andere gebeurtenissen buiten tijdelijke werk- loosheid, die een schorsing van de arbeidsovereenkomst tot gevolg hebben;
11. het definiëren en het regelen van de situaties waar het presteren van overuren mogelijk is;
§ 4. In afwijking van de artikelen 11 en 12 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen, worden de bepalingen van de col- lectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in uitvoering van en conform met de bepalingen van dit artikel, die het arbeidsreglement wijzigen, in dit reglement ingeschreven zodra deze collectieve arbeidsovereenkomst werd geregistreerd op de griffie van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
Artikel 8 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur vanaf 1 januari 2007, onder voorwaarde van goedkeuring door de Minister van Werk en na unaniem en eensluidend advies van de Nationale Arbeidsraad.
Zij kan door een van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van 1 jaar bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de arbeiders van de metaal-, machine- en elektrische bouw.
BIJLAGE AAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 28 MAART 2007 TOT INSTELLING VAN EEN PLUS MINUS CONTO
Eén van de bedoelingen van de invoering van regimes van plus minus conto is zoveel als mogelijk de werkgelegenheid in de ondernemingen te stabiliseren of deze zelfs uit te breiden.
Dit betekent tevens dat, mocht er zich in de betrokken onderneming toch een probleem van tewerkstelling voordoen, er geen naakte ontslagen om economische redenen zullen doorgevoerd worden.
230 Stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
SWT IN DE SECTOR
C.A.O.: K.B. B.S.
1. Inhoud
− alle geregistreerde en neergelegde C.A.O.’s inzake SWT gesloten op ondernemingsvlak worden verlengd tot en met 31/12/2014, tenzij er naar aanleiding van de onderhandelingen inzake het sectoraal model loopbaanplanning anders overeengekomen wordt. De intrede op de leeftijd van 57jaar blijft slechts mogelijk tot en met 31/12/2014.
− alle geregistreerde en neergelegde C.A.O.’s inzake SWT gesloten op provinciaal en gewestelijk vlak worden verlengd tot en met 31/12/2014.
− SWT voor vrouwen op 57 jaar mits een beroepsloopbaan van 38 jaar, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 april 2014 (zie 230.01) tot en met 31/12/2014.
− SWT voor mannen op 56 jaar mits een beroepsverleden van 33 jaar waarvan 20 jaar ploegenarbeid met nachtprestaties wordt verlengd tot en met 31/12/2014.
− SWT voor mannen en vrouwen vanaf 58 jaar mits een beroepsverleden van 38 jaar, wordt verlengd tot en met 31/12/2014.
− SWT voor mannen en vrouwen vanaf 56 jaar mits een beroepsverleden van 40 jaar wordt verlengd tot en met 31/12/2014.
2. Vervanging van C.A.O.’s:
Uittreksel uit het nationaal akkoord (zie n° 700)
Artikel 18 – Verlenging akkoorden van de stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)
§ 1. Alle collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het SWT, gesloten op ondernemingsvlak, worden tot en met 31 december 2014 ver- lengd in het kader van het sectoraal model loopbaanplanning zoals bepaald in artikel 17, punt 1 van dit akkoord.
§ 2. Volgende bepalingen met betrekking tot het SWT, worden onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 31 december 2014:
• Artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 februari 1985 (Land van, Waas) met registratienummer C0/20586/111;
• Artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 maart 1992 (Oost-Vlaanderen, behoudens het Land van Waas) met registratienummer C0/30491/111;
• Artikel 6 xxx xx xxxxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxxxxxxx xxx 00 xxxxx 0000 (Xxxx- Xxxxxxxxxx) met registratienummer C0/30493/111;
C.A.O.
3. Duurtijd:
K.B. B.S.
• Artikel 4c van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 maart 1987 betreffende het SWT in de provincie Limburg met registratienummer 17.557/CO/111;
• Artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 1989 betreffende het SWT van de provincie Antwerpen, met registratienummer 25.254/CO/111.
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
230-1
van 18 mei 2009 en door het nationaal akkoord 2011-2012 van 11 juli 2011 met betrekking tot het SWT op 58 jaar, voor zover de werklieden in toepas- sing van de SWT-reglementering het noodzakelijke beroepsverleden kunnen rechtvaardigen, wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 31 december 2014.
§ 4. De regeling zoals voorzien in punt 3.5.d. van het nationaal akkoord 1997- 1998 en verlengd door de nationale akkoorden 1999-2000 van 19 april 1999 en verder verlengd door het nationaal akkoord 2001-2002 van 23 april 2001, door het nationaal akkoord 2003-2004 van 7 april 2003, door het nationaal akkoord 2005-2006 van 30 mei 2005, door het nationaal akkoord 2007-2008 van
31 mei 2007, door het nationaal akkoord 2009-2010 van 18 mei 2009 en door het nationaal akkoord 2011-2012 van 11 juli 2011, met betrekking tot de ver- laging van de SWT- leeftijd tot 56 jaar, voor zover de werklieden in toepassing van de SWT-reglementering 33 jaar beroepsverleden kunnen rechtvaardigen en 20 jaar in een nachtregeling gewerkt hebben, zoals bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46, wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 31 december 2014.
§ 5. De regeling voorzien in artikel 30 van het nationaal akkoord 2007-2008 van 31 mei 2007 en verlengd door het nationaal akkoord 2009-2010 van 18 mei 2009 en door het nationaal akkoord 2011-2012 van 11 juli 2011 met betrekking tot een SWT-regeling op 56 jaar mits 40 jaar loopbaan, wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 31 december 2014.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
230-2
230.01 Sectoraal SWT vrouwen
C.A.O. 14/04/2014 K.B. B.S.
Registratiedatum:
Registratienummer:
Publicatie registratie in het B.S.:
1. Inhoud
Xxxxxxx werkloosheid met bedrijfstoeslag voor vrouwen vanaf 57 jaar mits een loopbaan van 38 jaar. Dit stelsel loopt af op 31/12/2014.
2. 2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s:
C.A.O. 11/07/2011 K.B. B.S.
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2013 tot en met 31december 2014
Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 april 2014
VERLENGING VAN ART 19SEXIES VAN DE STATUTEN VAN HET FONDS VOOR BESTAANZEKERHEID
VAN DE METAALVERWERKENDE NIJVERHEID
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren.
Onder "werklieden" wordt verstaan: de werklieden en de werksters.
Artikel 2
De tekst van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de metaal- werkende nijverheid" zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juli 2003, geregistreerd onder het nummer 67069/CO/111, wordt gewijzigd.
Artikel 3
De duurtijd van artikel 19sexies, alinea 2, van voormelde collectieve arbeids- overeenkomst wordt verlengd voor de duur van deze overeenkomst.
Artikel 4
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2013 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2014.
brugpensioen
Berekeningswijze aanvullende vergoeding
C.A.O. 21/09/1998 K.B. 10/08/2001 B.S. 23/11/2001
1. Inhoud:
Berekeningswijze van de aanvullende vergoeding brugpensioen.
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s:
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 1999 voor onbepaalde duur.
Collectieve arbeidsovereenkomsten van 21september 1998.
BEREKINGSWIJZE AANVULLENDE VERGOEDING BRUGPENSIOEN
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen welke onder het Paritair Comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren en van de ondernemingen gevestigd in de provincie West-Vlaanderen.
Onder arbeiders wordt verstaan de arbeiders en de arbeidsters.
Artikel 2
Voor alle arbeiders die vanaf 1 januari 1999 ontslagen worden met het oog op brugpensioen, volgens geldende collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op sectoraal, provinciaal, gewestelijk of ondernemingsvlak zullen, om het in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst n° 17 van 19 december 1974 bepaalde netto-referteloon te berekenen, de sociale zekerheidsbijdragen berekend worden op 100% van het begrensde brutomaandloon.
Artikel 3
Het bovengenoemd netto-referteloon blijft berekend op 108% van het begrensde brutomaandloon:
• Indien de arbeider met het oog op brugpensioen, volgens geldende col- lectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op sectoraal, provinciaal, gewes- telijk of ondernemingsvlak werd ontslagen voor 1 januari 1999.
• Indien de arbeider met het oog op brugpensioen werd ontslagen volgens een collectieve arbeidsovereenkomst van bepaalde duur die betrekking heeft op tijdelijke herstructureringsoperaties, voor zover deze collectieve arbeidsovereenkomst werd gesloten voor 1 oktober 1998 en voor zover deze collectieve arbeidsovereenkomsten geen bijzondere bepalingen bevat inzake de berekening van het netto-referteloon.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur vanaf 1 januari 1999.
Zij kan worden opgezegd door één van de partijen mits een vooropzeg van zes maanden wordt gerespecteerd.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
233-2
234 Brugpensioen en tijdskrediet
C.A.O. 30/05/05 K.B. 29/01/2007 B.S. 21/02/2007
1. Inhoud:
Indien men in de aanloop van het brugpensioen een halftijds tijdskrediet of een 4/5de loopbaanvermindering (inclusief voor 50-plussers) opgeno- men heeft, dan wordt de aanvullende vergoeding bij het brugpensioen berekend op basis van het voltijds loon van betrokkene op het moment van de overgang.
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s:
3. Duurtijd:
Vanaf 01/01/2005 voor onbepaalde duur.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2005.
OVERGANG TIJDSKREDIET OF LOOPBAANVERMINDERING NAAR BRUGPENSIOEN
Uittreksel nationaal akkoord 2005-2006
“6.1.3 Overgang van tijdskrediet of vermindering van de arbeidsprestaties (+ 50 jaar) naar brugpensioen.
§1. - Vanaf 1 juli 2005 wordt de aanvullende vergoeding brugpensioen na half- tijds tijdskrediet en 4/5de loopbaanvermindering in het kader van CAO nr. 77 berekend op basis van het voltijds loon dat van toepassing zou geweest zijn op het ogenblik van de overgang naar het brugpensioen indien de arbeider geen tijdskrediet of loopbaanvermindering zou genomen hebben.
§2. - Vanaf 1 juli 2005 wordt de aanvullende vergoeding brugpensioen na een vermindering van de arbeidsprestaties in het kader van CAO nr. 77 vanaf de leeftijd van 50 jaar naar een halftijdse of een 4/5de tewerkstelling berekend op basis van het voltijds loon dat van toepassing zou geweest zijn op het ogenblik van de overgang naar het brugpensioen indien de arbeider zijn arbeidspres- taties niet zou verminderd hebben.”
241.01 Kleine flexibiliteit 2013
K.B. 30/11/2011 B.S. 13/12/2011
1. Inhoud:
− Toekenning inhaalrust binnen de 13 weken volgend op de gepresteerde zondag
− Uitbreiding van de 65 uren-grens tot 130 uren
− Referteperiode wordt op 12 maanden gebracht in plaats van 3 maanden
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s:
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013
Koninklijk besluit van 30 november 2011
KLEINE FLEXIBILITEIT 2013
Artikel 1
Dit besluit is van toepassing op de werklieden die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw en op hun werkgevers, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Artikel 2
De inhaalrust waarop de werklieden die op zondag worden tewerkgesteld, recht hebben, wordt toegekend binnen dertien weken die volgen op de zondag waarop zij tewerkgesteld werden.
Artikel 3
In geval van toepassing van de artikelen 25 en 26, § 1, 3°, van de arbeidswet van 16 maart 1971, wordt de duur van de periode van een trimester, vastge- steld bij artikel 26bis , § 1, van dezelfde wet, op twaalf maanden gebracht. In geval van toepassing van artikel 25 van dezelfde wet, wordt de duur van de periode van drie maanden, vastgesteld bij artikel 26bis, § 3, van dezelfde wet, op twaalf maanden gebracht.
Artikel 4
In geval van toepassing van artikel 25 van dezelfde wet, wordt de grens van vijfenzestig uren, vastgesteld bij artikel 26bis, § 3, eerste lid, van dezelfde wet, op honderd dertig uren gebracht.
Bijgevolg wordt de grens van vijfenzestig uren, vastgesteld bij artikel 26bis,
§ 1, achtste lid, van dezelfde wet, eveneens op honderd dertig uren gebracht.
Artikel 5
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2012 en treedt buiten werking op 31 december 2013.
241.02 Kleine flexibiliteit 2014
K.B. 04/09/2014 B.S. 12/09/2014
1. Inhoud:
− Toekenning inhaalrust binnen de 13 weken volgend op de gepresteerde zondag
− Uitbreiding van de 65 uren-grens tot 143 uren
− Referteperiode wordt op 12 maanden gebracht in plaats van 3 maanden
− Uitbetaling overuren ten belope van 91 uren
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s:
3. Duurtijd:
Van 12 september 2014 tot en met 31 december 2014.
Koninklijk besluit van 4 september 2014
KLEINE FLEXIBILITEIT 2014
Artikel 1
Dit besluit is van toepassing op de werklieden die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke tot de sector van de ondernemingen van metaalbewerking en de sector van de ondernemingen van ambachtelijke metaalbewerking behoren, en op hun werkgever.
Artikel 2
De inhaalrust waarop de werklieden die op zondag worden tewerkgesteld, recht hebben, wordt toegekend binnen dertien weken die volgen op de zondag waarop zij tewerkgesteld werden.
Artikel 3
In geval van toepassing van artikel 25 van de arbeidswet van 16 maart 1971, wordt de grens van vijfenzestig uren, vastgesteld bij artikel 26bis, § 3, eerste lid, van dezelfde wet, op honderddrieënveertig uren gebracht.
Artikel 4
In geval van toepassing van artikel 25 van de arbeidswet van 16 maart 1971, wordt de duur van de periode van drie maanden, vastgesteld bij artikel 26bis,
§ 3, eerste lid, van dezelfde wet, op twaalf maanden gebracht.
Artikel 5
Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt en treedt buiten werking op 31 december 2014.
241.03 Sectoraal model jaartijd
C.A.O. 11/07/11 K.B. 05/12/2012 B.S. 18/01/2013
1. Inhoud:
Aangepaste tekst van het sectoraal model jaartijd, na de verlenging door het nationaal akkoord 2011-2012 (Artikel 16.).
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s:
Artikel 14 uit het nationaal akkoord 2009-2010.
3. Duurtijd:
Van 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2013.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juli 2011
SECTORAAL MODEL JAARTIJD
ARTIKEL 16 UIT HET NATIONAAL AKKOORD 2011-2012
Het sectoraal model jaartijd, zoals ingesteld door het nationaal akkoord 1997- 1998 van 13 mei 1997, en gewijzigd door het nationaal akkoord 1999-2000 van 19 april 1999 en verder verlengd door het nationaal akkoord 2001-2002 van 23 april 2001, door het nationaal akkoord 2003-2004 van 7 april 2003, door het nationaal akkoord 2005-2006 van 30 mei 2005, door het nationaal akkoord 2007-2008 van 31 mei 2007, door het nationaal akkoord 2009-2010 van 18 mei 2009, wordt verlengd tot 30 juni 2013, rekening houdende met de volgende wijzigingen (aanpassing data):
• punt 2, 1ste alinea: ” Procedure op ondernemingsvlak: Indien de onderne- ming bovenstaand sectoraal model van jaartijd wenst toe te passen wordt het arbeidsreglement aangepast conform de bepalingen van de Wet van 8 april 1965 tot instelling van de Arbeidsreglementen. Deze aanpassing geldt tot uiterlijk 30 juni 2013. Als dit sectoraal model niet verlengd wordt op sector- of op ondernemingsvlak, dan worden vanaf 1 juli 2013 automatisch de aangepaste bepalingen inzake jaartijd uit het arbeidsreglement geschrapt.”
• punt 4: “Evaluatie: op het einde van het jaar 2011 en het jaar 2012 wordt op nationaal vlak het verloop van de besprekingen ter uitvoering van de bepalingen van dit punt geëvalueerd.”
De volledige aangepaste tekst luidt als volgt:
“Voor de duur van het akkoord kan in de ondernemingen met of zonder syndicale delegatie de reële arbeidsduur, vastgelegd door het arbeidsregle- ment, verlengd of verkort worden en vervangen door speciale uurroosters overeenkomstig de bepalingen van artikel 20bis van de Arbeidswet op basis van onderstaand model.
Onderstaand model kan evenwel niet worden toegepast in ondernemingen waar reeds afspraken gemaakt werden inzake jaartijd.
Het model kan eveneens niet worden ingevoerd voor arbeiders tewerkgesteld op werven of op zaterdag en/of zondag, hiervoor is een specifieke onderhan- deling noodzakelijk.
1. Sectoraal model
De wekelijkse arbeidsduur kan maximum 5 uren boven of beneden de reële arbeidsduur in de onderneming liggen, zonder dat dit aanleiding geeft tot de betaling van een toeslag.
De dagelijkse arbeidsduur kan maximum 1 uur boven of onder de reële arbeidsduur in de onderneming liggen, zonder dat dit aanleiding geeft tot betaling van een toeslag.
De onderneming moet op jaarbasis de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur zoals bepaald in de in de onderneming geldende collectieve arbeidsovereen- komsten respecteren.
De overschrijdingen worden bij voorkeur gecompenseerd door hele of halve dagen.
2. Procedure op ondernemingsvlak
Indien de onderneming bovenstaand sectoraal model van jaartijd wenst toe te passen wordt het arbeidsreglement aangepast conform de bepalingen van de Wet van 8 april 1965 tot instelling van de Arbeidsreglementen. Deze aanpas- sing geldt tot uiterlijk 30/06/2013. Als dit sectoraal model niet verlengd wordt op sector- of op ondernemingsvlak, dan worden vanaf 1/07/2013 automatisch de aangepaste bepalingen inzake jaartijd uit het arbeidsreglement geschrapt.
De aangepaste bepalingen inzake jaartijd worden eveneens uit het arbeidsre- glement geschrapt, bij herstructurering of wanneer de onderneming overgaat tot meervoudig ontslag, zoals bepaald in hoofdstuk II 2.1. §41 van onderhavige overeenkomst, tenzij anders wordt overeengekomen.
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
INHOUDSOPGAVE
241.3-2
De onderneming die wenst gebruik te maken van dit sectoraal model dient voorafgaandelijk de syndicale delegatie, of bij ontstentenis de arbeiders, de nodige informatie en motivatie te geven.
Zonder dat het principe van de invoering van het sectoraal model in vraag wordt gesteld worden voorafgaandelijk aan de invoering concrete om-kade- ringsmaatregelen uitgewerkt. Deze betreffen onder meer de concrete uur- roosters, de referteperiode voor de berekening van de gemiddelde arbeidstijd, de verwittigingstijd,... Tot de concrete omkaderingsmaatregelen behoren eveneens het aantal interimarissen en het aantal arbeiders met contracten van bepaalde duur.
3. Bijkomende voorwaarden
Het koninklijk besluit “Kleine Flexibiliteit”, zoals vermeld onder punt 7.2.a.2 van onderhavige overeenkomst, is niet van toepassing op de arbeiders waarvoor het sectoraal model “jaartijd” ingevoerd werd.
De ondernemingen die het sectoraal model “jaartijd” invoeren moeten, indien zij beroep doen op uitzendkrachten omwille van buitengewone vermeerdering van werk, deze contracten beperken tot maximaal drie maanden. Indien beroep ge-daan wordt op arbeiders met contracten van bepaalde duur dienen deze een minimum duurtijd te hebben van 6 maanden.
De onderneming moet, via de in hoofdstuk I punt 1.2.c. vermelde toetre- dingsakte, een recht op 4/5-werk voor minstens 10 % van de tewerkge-stelde arbeiders instellen.
4. Evaluatie
Op het einde van het jaar 2011 en het jaar 2012 wordt op nationaal vlak het verloop van de besprekingen ter uitvoering van de bepalingen van dit punt geëvalueerd.”
1 C.A.O. 13 mei 1997 inzake het nationaal akkoord 1997-98
2 idem
INHOUDSOPGAVE
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
241.3-3
241.04 Sectoraal model jaartijd 2014
C.A.O. 24/02/2014 K.B. B.S.
Registratiedatum: 04/08/2014 Registratienummer: 122936
Publicatie registratie in het B.S.: 13/08/2014
1. Inhoud:
Aangepast tekst van het sectoraal model jaartijd, na de verlenging door het nationaal akkoord 2013-2014 (Artikel 15).
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s:
C.A.O. 11/07/2011 K.B. 05/12/2012 B.S. 20/12/2012
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 februari 2014
SECTORAAL MODEL JAARTIJD
ARTIKEL 15 UIT HET NATIONAAL AKKOORD 2013 – 2014
Artikel 15 – Sectoraal model jaartijd
Het sectoraal model jaartijd, zoals ingesteld door het nationaal akkoord 1997- 1998 van 13 mei 1997, en gewijzigd door het nationaal akkoord 1999-2000 van 19 april 1999 en verder verlengd door het nationaal akkoord 2001-2002 van 23 april 2001, door het nationaal akkoord 2003-2004 van 7 april 2003, door het nationaal akkoord 2005-2006 van 30 mei 2005 , door het nationaal akkoord 2007-2008 van 31 mei 2007, door het nationaal akkoord 2009-2010 van 18 mei
2009, door het nationaal akkoord 2011-2012 van 11 juli 2011, wordt verlengd tot 31 december 2014, rekening houdende met de volgende wijzigingen:
− punt 2, 1ste alinea:
“Procedure op ondernemingsvlak: Indien de onderneming bovenstaand sectoraal model van jaartijd wenst toe te passen wordt het arbeidsreglement met de bepalin- gen inzake de jaartijd, automatisch aangepast. Deze aanpassing geldt tot uiterlijk 31 december 2014. Als dit sectoraal model niet verlengd wordt op sector- of op ondernemingsvlak, dan worden vanaf 1 januari 2015 automatisch de aangepaste bepalingen inzake jaartijd uit het arbeidsreglement geschrapt.”
− punt 4:
“Evaluatie: op het einde van het jaar 2014 wordt op nationaal vlak het verloop van de besprekingen op ondernemingsvlak geëvalueerd ter uitvoering van de bepalingen van dit punt.”
247.01 Nachtarbeid - akkoorden voor 8/4/1998
C.A.O. 08/04/1998 K.B. B.S.
Registratiedatum: 27/07/1998 Registratienumme: 48739/CO/111000 Publicatie registratie in het B.S.: 25/09/1998
1. Inhoud:
Sectorale omkadering voor arbeidsregimes met nacht-prestaties waarvoor een akkoord afgesloten werd voor 8 april 1998.
2. Vervanging van C.A.O.'s:
3. Duurtijd:
Voor een onbepaalde duur vanaf 8 april 1998.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1998.
A. COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE DE SECTORALE OMKADERING VAN DE REGIMES
MET NACHTPRESTATIES WAAROVER EEN AKKOORD WERD BEREIKT VOOR 8 APRIL 1998
HOOFDSTUK I - INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Onder arbeiders wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
Artikel 2 - Voorwerp
a) Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van de wet van 17/2/1997 en van de collectieve arbeidsovereenkomsten 46 en 49.
b) Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsover- eenkomst vervalt het advies uitgebracht door het Paritair Comité 111 op 30/10/1995 inzake "nachtarbeid voor vrouwen". De bestaande pilootpro- jecten blijven van kracht, evenals de arbeidsregelingen met nachtpres- taties waarover een akkoord werd bereikt na de publicatie van de wet van 17/2/1997 en vóór de inwerkingtreding van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst inzake nachtarbeid.
Zij kunnen mits overleg aangepast worden.
HOOFDSTUK II - BESTAANDE ARBEIDSREGIMES MET NACHTPRESTATIES
Artikel 3
a) Vanaf de datum van de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsover- eenkomst nl. 8/4/1998 kunnen vrouwen in de bestaande nachtregimes tewerkgesteld worden.
b) Onverminderd gunstiger ondernemingsmaatregelen en de omkadering bij zwangerschap, blijven de financiële voordelen, verbonden aan een nachtregime, niet behouden bij uitstap naar een andere arbeidsregeling zonder nachtprestaties.
HOOFDSTUK III - OMKADERINGSMAATREGELEN
Artikel 4
De in deze collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen omkaderingsmaatre- gelen zijn van toepassing op bestaande arbeidsregelingen met nachtprestaties, vanaf de datum van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereen- komst.
Artikel 5
a) De collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 46 en 49 gesloten in de Nationale arbeidsraad betreffende de begeleidingsmaatregelen voor ploegenarbeid met nachtprestaties dienen nageleefd te worden, evenals de bepalingen van het advies nr. 1189, uitgebracht door de Nationale arbeidsraad.
b) De zwangere werkneemster, tewerkgesteld in een arbeidsregeling met nachtprestaties, heeft het recht om, na schriftelijk verzoek, gestaafd door medisch attest, in een arbeidsregeling zonder nachtprestaties te worden tewerkgesteld met behoud van minimum het inkomen verbonden aan nachtprestaties en dit tot 3 maanden na de bevallingsrust.
c) In regimes met nachtprestaties geldt het principe van gelijk loon en gelijke functieclassificaties (Mannen/Vrouwen).
d) Onverminderd de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 45 en de sectorale regeling familiaal verlof overeenkomstig het nationaal akkoord 1973- 74, zullen op ondernemingsvlak na sociaal overleg sluitende afspraken gemaakt worden over de tijdelijke terugkeer van werknemers, naar een arbeidsregeling zonder nachtprestaties in geval van ernstige medische of familiale redenen.
e) De werknemer xxxxxxxxxxxxx in regimes met nachtprestaties kan op zijn verzoek bij voorrang een vacante betrekking met dagprestaties verkrijgen in zoverre hij aan de vereiste kwalificaties voldoet.
f) De werkgever dient aandacht te besteden aan de veiligheid van de nacht- werkers, te zorgen voor het nodige toezicht en voor de bereikbaarbeid van de vertrouwenspersonen inzake "ongewenst seksueel gedrag".
Artikel 6
De in het advies van oktober 1995 vooropgestelde analyse over "de nachtar- beid" in de sector zal aangevraagd worden als positieve actie bij de Minister van tewerkstelling en Arbeid.
Artikel 7
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt neergelegd ter Griffie van de Dienst der Collectieve Arbeidsbetrekkingen. De algemeen verbindend ver- klaring wordt aangevraagd.
Artikel 8
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor onbepaalde duur. Ze kan worden opgezegd per aangetekende brief te betekenen aan de andere partij met een opzeggingstermijn van 6 maanden.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 8/4/1998.
Sociale programmatie
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
247.01-2 247.01-3
247.02 Nachtarbeid - akkoorden na 8/4/1998
C.A.O. 15/06/1998 K.B. B.S.
Registratiedatum: 27/07/1998 Registratienummer: 48738
Publicatie registratie in B.S.: 25/09/1998
1. Inhoud:
Sectorale omkadering voor arbeidsregimes met nacht-prestaties waarvoor een akkoord afgesloten werd na 8 april 1998.
2. Vervanging van C.A.O.'s:
3. Duurtijd:
Voor een onbepaalde duur vanaf 8 april 1998.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1998.
B. COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE DE SECTORALE OMKADERING VAN DE REGIMES
MET NACHTPRESTATIES WAAROVER EEN AKKOORD WERD BEREIKT NA 8 APRIL 1998
HOOFDSTUK I - INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Onder arbeiders wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
Artikel 2 - Voorwerp
a) Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 betreffende het invoeren van nieuwe arbeidsregelingen in ondernemingen. Aldus verkrijgen de partijen een afwijking op het verbod om nachtarbeid te verrichten, zoals bepaald in artikel 35 van de arbeidswet van 16/3/1971.
Onder nachtarbeid wordt verstaan de prestaties gewoonlijk verricht tussen 20 en 6 u. met uitsluiting van:
• prestaties uitsluitend verricht tussen 6 en 24 u.
• prestaties die gewoonlijk vanaf 5 u. 's morgens worden aangevat.
b) Alle elementen van de wet van 17/2/1997 inzake nachtarbeid die niet specifiek onderhandeld zijn in de twee sectorale omkaderingscollectieve arbeidsovereenkom-sten dd. 8 april 1998 inzake nachtarbeid, blijven van kracht.
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
247.02-1
Het principe van de vrijwilligheid wordt toegepast op arbeiders die in de arbeidsregelingen voorzien in artikel 6, stappen.
Artikel 4 – Positieve weerslag op de tewerkstelling
De invoering van de nieuwe arbeidsregelingen moet een positieve weerslag hebben op de werkgelegenheid.
Die positieve weerslag kan met name het gevolg zijn van een toename van het aantal tewerkgestelde werknemers, van de vermindering van het aantal dagen gedeeltelijke werkloosheid of van de vermindering van het aantal in vooruitzicht gestelde ontslagen in het kader van de procedure die voor col- lectief ontslag is vastgesteld.
Artikel 5 - Contractvormen
De bij de invoering van de modellen betrokken werknemers moeten zijn tewerkgesteld in het kader van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.
Zij mogen evenwel worden tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk in de ondernemingen en voor de categorieën van werknemers waarvoor deze vorm van arbeids- overeenkomst strookt met het gebruik.
Conform artikel 9 g) wordt deze thematiek op ondernemingsvlak besproken.
HOOFDSTUK II - NIEUWE ARBEIDSREGIMES MET NACHTPRESTATIES
Artikel 6
Drieploegenstelsels evenals arbeidsregelingen met vaste nachtprestaties worden als sectorale modellen weerhouden. Deze modellen zijn automatisch toepasbaar op ondernemingsvlak.
a) Onder drieploegenstelsel wordt verstaan een systeem ingevoerd met roterende ploegen van telkens 8 uren die elk beurtelings de voormiddag, de namiddag en de nachtploeg betrekken gespreid over een periode van 5 dagen gaande van maandag tot vrijdag.
b) Onder arbeidsregeling met vaste nachtprestaties wordt verstaan twee dagploegen van telkens 8 uren en één nachtploeg van 8 uren, gaande van maandag tot vrijdag.
Artikel 7 - Procedure
a) Wanneer de werkgever voornemens is de modellen voorzien in artikel 6 in te voeren, moet hij voorafgaandelijk aan de werknemers schriftelijke informatie verstrekken omtrent het soort arbeidsregeling dat hij wil invoeren en omtrent de factoren die de invoering ervan rechtvaardigen. Ook de concrete omkaderingsmaatregelen voorzien in artikel 9 van deze collectieve arbeidsovereenkomsten en de concrete uurroosters worden besproken met de leden van de syndicale delegatie of, bij ontstentenis, met de individuele werknemers.
b) Indien een onderneming met syndicale delegatie één van de in artikel 6 voorziene modellen wenst in te voeren, wordt het arbeidsreglement door de werkgever in die zin aangepast.
c) Indien een onderneming zonder syndicale delegatie één van de in artikel 6 voorziene modellen wenst in te voeren, worden de resultaten van de besprekingen met de werknemers, zoals voorzien in artikel 7 a), ter goed- keuring van het Nationaal Paritair Comité 111 voorgelegd.
Ingeval van eenparig advies van het betrokken Paritair Comité wordt het model automatisch toepasbaar op ondernemingsvlak. Het arbeidsregle- ment wordt door de werkgever aangepast.
Artikel 8
a) Ondernemingen met syndicale delegatie die gebruik wensen te maken van andere arbeidsregimes met nachtprestaties dan deze voorzien in artikel 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, dienen ofwel de procedure voorzien in de wet van 17/2/1997 toe te passen, ofwel een collectieve arbeidsovereenkomst te sluiten in uitvoering van deze sectorale collectieve arbeidsovereenkomst.
b) Ondernemingen zonder syndicale delegatie die gebruik wensen te maken van andere arbeidsregimes met nachtprestaties dan deze voorzien in Artikel 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, dienen de procedure voorzien in Artikel 7 c) van deze collectieve arbeidsovereenkomst na te leven.
HOOFDSTUK III – OMKADERINGSMAATREGELEN
Artikel 9
a) De wet van 17/2/1997 stelt dat de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 46 en 49 gesloten in de Nationale arbeidsraad bij arbeidsregelingen met nachtprestaties dienen nageleefd te worden, evenals de bepalingen van het advies nr. 1189 uitgebracht door de Nationale arbeidsraad.
b) De zwangere werkneemster, tewerkgesteld in een arbeidsregeling met nachtprestaties, heeft het recht om, na schriftelijk verzoek, gestaafd door medisch attest, in een arbeidsregeling zonder nachtprestaties te worden tewerkgesteld met behoud van minimum het inkomen verbonden aan nachtprestaties en dit tot 3 maanden na de bevallingsrust.
c) In regimes met nachtprestaties geldt het principe van gelijk loon en gelijke functieclassificaties (Mannen/Vrouwen).
d) Onverminderd de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 45 en de sectorale regeling familiaal verlof overeenkomstig het nationaal akkoord 1973- 74, zullen op ondernemingsvlak na sociaal overleg sluitende afspraken gemaakt worden over de tijdelijke terugkeer van werknemers, naar een arbeidsregeling zonder nachtprestaties in geval van ernstige medische of familiale redenen.
e) De werknemer xxxxxxxxxxxxx in regimes met nachtprestaties kan op zijn verzoek bij voorrang een vacante betrekking met dagprestaties verkrijgen in zoverre hij aan de vereiste kwalificaties voldoet.
f) De werkgever dient aandacht te besteden aan de veiligheid van de nacht- werkers, te zorgen voor het nodige toezicht en voor de bereikbaarbeid van de vertrouwenspersonen inzake "ongewenst seksueel gedrag".
g) De thematiek van interim-arbeid en de contracten van bepaalde duur kan in de omkaderingsmaatregelen besproken worden op ondernemingsvlak.
Artikel 10
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt neergelegd ter Griffie van de Dienst der Collectieve Arbeidsbetrekkingen. De algemeen verbindend ver- klaring wordt aangevraagd.
Artikel 11
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor onbepaalde duur. Ze kan worden opgezegd per aangetekende brief te betekenen aan de andere partij met een opzeggingstermijn van 6 maanden.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 8/4 /1998.
249 Niet toekennen van inhaalrust
C.A.O. 24/02/2014 K.B. B.S.
Registratiedatum: 04/08/2014 Registratienummer: 122936
Publicatie registratie in het B.S.: 13/08/2014
1. Inhoud:
− Artikel 14 §1 is een verlenging van artikel 6 §3 van het nationaal akkoord 1995-1996 waarbij, mits het afsluiten van een CAO op ondernemings- vlak, waarvoor de inhaalrust niet toegekend wordt;
− Artikel 14 §2 heeft het over een wettelijk bepaald contingent van 91u waarvoor de inhaalrust niet toegekend wordt.
2. Vervanging van C.A.O.'s:
C.A.O. 11/07/2011 K.B. 05/12/2012 B.S. 20/12/2012
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2014 tot 31 december 2014.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 februari 2014
ARTIKEL 14 VAN HET NATIONAAL AKKOORD 2013 – 2014
Artikel 14 – Artikel 20bis§4 en artikel 26bis§2bis van de arbeidswet van 16 maart 1971
§ 1. In een arbeidsregeling overeenkomstig artikel 20bis§4 van de arbeids- wet van 16 maart 1971 en op voorwaarde dat er op ondernemingsvlak een collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten, kan het aantal arbeidsuren dat over een jaar moet worden gepresteerd ten belope van 65 uren per kalen- derjaar worden overschreden in geval van toepassing van de artikelen 25 en 26, § 1, 3°.
Deze bepaling is geldig tot 31 december 2014.
§ 2. Overeenkomstig artikel 26bis§2bis van de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt op vraag van de werknemer 91 uren per kalenderjaar, gepres- teerd overeenkomstig artikel 25 of artikel 26, § 1, 3°, niet aangerekend bij de berekening van de gemiddelde arbeidsduur en niet in aanmerking genomen voor de naleving van de interne grens.
De werknemer moet deze vraag gesteld hebben nog voor de betaalperiode gedurende welke de prestaties werden verricht, verlopen is.
Deze bepaling is geldig tot 31 december 2014.
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan
249-1
C.A.O. 09/07/2012 K.B. 19/04/2013 B.S. 05/09/2013
Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 2012
KORT VERZUIM
1. Inhoud:
− Behoud normaal loon voor afwezigheidsdagen n.a.v. familiale gebeur- tenissen, staatsburgerlijke verplichtingen of burgerlijke opdrachten
Artikel 1
HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIED
− Normaal loon wordt berekend als een feestdagenloon
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s:
C.A.O. 11/07/2011 K.B. B.S. Registratiedatum: 21/09/2011
Registratienummer: 105895
Publicatie registratie in het B.S.: 06/10/2011
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2012 voor onbepaalde duur.
Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Onder werklieden wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
HOOFDSTUK II. - VOORWERP
Artikel 2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van:
1. het koninklijk besluit betreffende het behoud van het normaal loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegen- heid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke plichten of van burgerlijke opdrachten van 28 augustus 1963 (Belgisch Staatsblad van 11 september 1963) en alle latere wijzigingen;
2. het koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende het behoud van het normale loon van de werknemers voor de afwezigheidsdagen ter gelegenheid van bepaalde gebeurtenissen van 3 december 1974 (Belgisch Staatsblad van 23 januari 1975);
3. de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, van 10 februari 1999, betreffende het behoud van het normaal loon van de werknemers voor de afwezigheidsdagen ter gelegenheid van het overlijden van overgrootouders en achterkleinkinderen;
Werkingssfeer Paritair comité
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Arbeidsovereenkomsten
310-1
5. de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegen- heid en kwaliteit van het leven (Belgisch Staatsblad van 15 september 2001);
6. de Programmawet van 9 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 15 juli 2004) en in uitvoering daarvan, artikel 30ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkom-sten.
7. artikel 133 van de programmawet van 22 december 2008 (Staatsblad van 29 december 2008 4de uitg.)
8. de wet van 13 april 2011 tot wijziging, wat betreft de meeouders, van de wetgeving inzake het geboorteverlof (Staatsblad van 10 mei 2011)
HOOFDSTUK III. - REGELS INZAKE KLEIN VERLET
Artikel 3.
Het normaal loon, berekend op dezelfde wijze als voor de feestdagen, wordt uitbetaald voor de dagen waarop het werk verzuimd wordt om één van de volgende redenen, en wel ten belope van:
1. Drie dagen voor, het huwelijk van de arbeider(ster) of het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning bij de ambtenaar van de burgerlijke stand en dit overeenkomstig de artikelen 1475 – 1476 van het Burgerlijk Wetboek of het officieel neerleggen van een samenlevingscontract, door de arbeider(ster) te kiezen tijdens de week waarin de gebeurtenis plaats heeft of tijdens de daaropvolgende week;
2. Eén dag, deze van het huwelijk van:
- de vader of de moeder, een grootvader of een grootmoeder, de schoon- vader of de schoonmoeder, de stiefvader of de stiefmoeder van de arbeider(ster);
- een kind van de arbeider(ster) of van zijn (haar) echtgenote(xxxx);
- een kleinkind van de arbeider(ster);
Sociale programmatie
Sociale programmatie
- een broer of zuster, een schoonbroer of schoonzuster van de arbeider(ster);
- gelijk welk ander familielid wonend onder hetzelfde dak als dat van de arbeider(ster);
3. Tien dagen voor de arbeider te kiezen binnen vier maanden te rekenen vanaf de bevalling, waarvan de eerste drie dagen met behoud van zijn normaal loon en de volgende zeven dagen met een uitkering in het raam van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, ter gelegenheid van de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs zijn zijde vaststaat;
Hetzelfde recht komt, onder de voorwaarden en modaliteiten die op Artikel30
§2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten zijn vastgesteld, toe aan de arbeider van wie de afstamming die in de vorige alinea wordt beoogd, niet kan worden vastgesteld maar die, op het moment van de geboorte:
a) gehuwd is met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat;
b) wettelijk samenwoont met diegene ten aanzien van wie de afstam- ming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en niet is verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen;
c) sedert een onafgebroken periode van drie jaar voorafgaand aan de geboorte op permanente en affectieve wijze samenwoont met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en niet is verbonden door een band van bloed- verwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen. Het bewijs van samenwoning en hoofdverblijf wordt geleverd aan de hand van een uittreksel uit het bevolkingsregister.
4. Drie dagen te kiezen door de arbeider(ster) van de dag die het overlijden voorafgaat tot en met de dag die op de begrafenis volgt, bij het afsterven van:
- de echtgenote(noot) van de arbeider(ster)
- de ouders van de arbeider(ster) (vader, moeder, tweede echtgenoot(note) van moeder of vader);
- een kind van de arbeider(ster) of van zijn (haar) echtgenote(xxxx);
- de vader of de moeder van de echtgenote(noot) van de arbeider(ster);
5. Twee dagen, te kiezen door de arbeider(ster) vanaf de dag van het over- lijden tot en met de dag der begrafenis bij het afsterven der volgende bij de arbeider(ster) inwonende bloedverwanten:
- een broer of een zus van de arbeider(ster);
- een schoonzoon of schoondochter van de arbeider(ster);
- een schoonbroer of schoonzus van de arbeider(ster);
- een grootvader of grootmoeder van de arbeider(ster);
- een grootvader of grootmoeder van de echtgenote(noot) van de arbeider(ster);
- een kleinkind van de arbeider(ster);
- een overgrootvader of overgrootmoeder van de arbeider(ster);
- een overgrootvader of overgrootmoeder van de echtgenote(noot) van de arbeider(ster);
- een achterkleinkind van de arbeider(ster);
6. Eén dag, deze van de begrafenis, bij het afsterven der volgende niet bij de arbeider(ster) inwonende bloedverwanten:
- een broer of zus van de arbeider(ster);
- een schoonzoon of schoondochter van de arbeider(ster);
- een schoonbroer of schoonzuster van de arbeider(ster);
- een grootvader of grootmoeder van de arbeider(ster);
- een grootvader of grootmoeder van de echtgenote(noot) van de arbeider(ster);
- een kleinkind van de arbeider(ster);
- een overgrootvader of overgrootmoeder van de arbeider(ster);
- een overgrootvader of overgrootmoeder van de echtgenote(noot) van de arbeider(ster);
- een achterkleinkind van de arbeider(ster).
7. Eén dag, deze van de begrafenis, bij het afsterven van gelijk welke bloed- verwant wonende onder hetzelfde dak als dat van de arbeider(ster).
8. Eén dag, deze van de begrafenis, bij het afsterven van de voogd(es) van de minderjarige arbeider(ster), of van het minderjarige pleegkind waarvoor de arbeider(ster) als voogd(es) optreedt.
9. Eén dag, deze der plechtigheid, bij de priesterwijding of bij de kloosterge- lofte van een kind van de arbeider(ster) of van zijn (haar) echtgenote(noot), van een kleinkind, broer, zuster, schoonbroer en schoonzuster van de arbeider(ster), alsmede om het even welke bij de arbeider(ster) inwonende bloedverwant.
Sociale programmatie
Sociale programmatie
10. Eén dag voor de Plechtige Communie van een kind van de arbeider(ster) of zijn (haar) echtgenote(noot). Wanneer de plechtigheid plaats heeft op een zon- of feestdag of op een andere dag waarop normaal niet gewerkt
wordt, zal de verletdag genomen worden op de arbeidsdag die het feest ofwel onmiddellijk voorafgaat ofwel er onmiddellijk op volgt.
11. Eén dag voor het feest der vrijzinnige jeugd waaraan een kind van de arbeider(ster) of zijn/haar echtgenote(noot) deelneemt, daar waar dit feest wordt gevierd. Wanneer die plechtigheid plaats heeft op een zon- of feestdag of op een andere dag waarop normaal niet gewerkt wordt, zal de verletdag genomen worden op de arbeidsdag die het feest onmiddellijk voorafgaat ofwel er onmiddellijk op volgt.
12. De nodige tijd, met een maximum van één dag, om persoonlijk deel te nemen aan een officieel bijeengeroepen familieraad.
13. De nodige tijd, met een maximum van drie dagen, voor het verblijf van de dienstplichtige arbeider in een recrutering- of selectiecentrum, of in een militair hospitaal ten gevolge van zijn verblijf in een recrutering- of selectiecentrum.
14. De nodige tijd, met een maximum van vijf dagen:
- om deel te nemen aan een jury;
- bij oproeping als getuige voor een rechtbank;
- voor persoonlijke verschijning op aanmaning van de arbeidsrechtbank;
- om deel te nemen, in hoedanigheid van bijzitter bij een hoofdbureau voor stemopneming ter gelegenheid van wetgevende, provinciale, gemeente- verkiezingen en Europese parlementsverkiezingen;
- voor het uitoefenen van het ambt van bijzitter in een hoofdstembureau of enig stembureau bij de parlements-, provincieraads- en gemeente- raadsverkie-zingen.
15. Het onthaal van een kind in het gezin van de werkman in het kader van een adoptie: tijdens de eerste drie dagen van het adoptieverlof, zoals bepaald in artikel 30ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereen- komsten heeft de werknemer recht op het behoud van zijn normale loon ten laste van de werkgever.
Artikel 4
a) Voor de toepassing van de bepalingen van artikel 3 van deze collec- tieve arbeidsovereenkomst, wordt de persoon, die samenwoont met de arbeider(ster) en van zijn (haar) gezin deel uitmaakt, gelijkgesteld met de echtgenote of echtgenoot.
c) Voor de toepassing van artikel 3 § 2., 5., 6. en 9. van onderhavige overeenkomst worden de schoonbroer en de schoonzuster van de echtgenote(oot) van de arbeider(ster) gelijkgesteld met de schoonbroer of schoonzuster van de arbeider(ster).
Artikel 5
Behoudens overmacht zal de vergoeding voor werkverzuim voorzien in onder- havige overeenkomst aan de arbeider(ster) slechts worden uitbetaald mits hij (zij) vooraf de werkgever of diens vertegenwoordiger binnen een redelijke termijn heeft op de hoogte gebracht.
De arbeider(ster) moet het bewijs leveren van de gebeurtenis die het verzuim rechtvaardigt en de werkgever kan gebeurlijk het voorleggen van een officieel document verlangen.
Artikel 8
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2012 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Onder werklieden wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
Artikel 6
Voor de toepassing van artikel 3 van onderhavige overeenkomst zullen alleen als afwezigheid worden beschouwd de gewone werkdagen voor dewelke de
Artikel 2
HOOFDSTUK II. - VOORWERP
arbeider(ster) aanspraak had mogen maken op het loon indien hij (zij) door de reden voorzien in artikel 3 niet belet was geweest te werken.
De onder artikel 3 vermelde vergoeding zal enkel worden uitbetaald indien de arbeider(ster) de verzuimdagen daadwerkelijk aan de voorziene doeleinden heeft gewijd.
HOOFDSTUK III. - DUUR
Artikel 7
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereen- komst van 10 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het metaal, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 22 mei 2003 (Belgisch Staatsblad van 28 juli 2003), vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juli 2011, geregistreerd onder het nummer 105895 en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 januari 2012, geregistreerd onder het nummer 109681.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van:
1. het koninklijk besluit betreffende het behoud van het normaal loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegen- heid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke plichten of van burgerlijke opdrachten van 28 augustus 1963 (Belgisch Staatsblad van 11 september 1963) en alle latere wijzigingen;
2. het koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende het behoud van het normale loon van de werknemers voor de afwezigheidsdagen ter gelegenheid van bepaalde gebeurtenissen van 3 december 1974 (Belgisch Staatsblad van 23 januari 1975);
Sociale programmatie
Sociale programmatie
3. de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, van 10 februari 1999, betreffende het behoud van het normaal loon van de werknemers voor de afwezigheidsdagen ter gelegenheid van het overlijden van overgrootouders en achterkleinkinderen;
5. de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegen- heid en kwaliteit van het leven (Belgisch Staatsblad van 15 september 2001);
6. de Programmawet van 9 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 15 juli 2004) en in uitvoering daarvan, artikel 30ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkom-sten.
7. artikel 133 van de programmawet van 22 december 2008 (Staatsblad van 29 december 2008 4de uitg.)
8. de wet van 13 april 2011 tot wijziging, wat betreft de meeouders, van de wetgeving inzake het geboorteverlof (Staatsblad van 10 mei 2011)
HOOFDSTUK III. - REGELS INZAKE KLEIN VERLET
Artikel 3
Het normaal loon, berekend op dezelfde wijze als voor de feestdagen, wordt uitbetaald voor de dagen waarop het werk verzuimd wordt om één van de volgende redenen, en wel ten belope van:
1. Drie dagen voor, het huwelijk van de arbeider(ster) of het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning bij de ambtenaar van de burgerlijke stand en dit overeenkomstig de artikelen 1475 – 1476 van het Burgerlijk Wetboek of het officieel neerleggen van een samenlevingscontract, door de arbeider(ster) te kiezen tijdens de week waarin de gebeurtenis plaats heeft of tijdens de daaropvolgende week;
2. Eén dag, deze van het huwelijk van:
- de vader of de moeder, een grootvader of een grootmoeder, de schoon- vader of de schoonmoeder, de stiefvader of de stiefmoeder van de arbeider(ster);
- een kind van de arbeider(ster) of van zijn (haar) echtgenote(xxxx);
- een kleinkind van de arbeider(ster);
- een broer of zuster, een schoonbroer of schoonzuster van de arbeider(ster);
- gelijk welk ander familielid wonend onder hetzelfde dak als dat van de arbeider(ster);
3. Tien dagen voor de arbeider te kiezen binnen vier maanden te rekenen vanaf de bevalling, waarvan de eerste drie dagen met behoud van zijn normaal loon en de volgende zeven dagen met een uitkering in het raam van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, ter gelegenheid van de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs zijn zijde vaststaat;
Hetzelfde recht komt, onder de voorwaarden en modaliteiten die op Artikel30
§2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten zijn vastgesteld, toe aan de arbeider van wie de afstamming die in de vorige alinea wordt beoogd, niet kan worden vastgesteld maar die, op het moment van de geboorte:
a) gehuwd is met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat;
b) wettelijk samenwoont met diegene ten aanzien van wie de afstam- ming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en niet is verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen;
c) sedert een onafgebroken periode van drie jaar voorafgaand aan de geboorte op permanente en affectieve wijze samenwoont met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en niet is verbonden door een band van bloed- verwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen. Het bewijs van samenwoning en hoofdverblijf wordt geleverd aan de hand van een uittreksel uit het bevolkingsregister.
4. Drie dagen te kiezen door de arbeider(ster) van de dag die het overlijden voorafgaat tot en met de dag die op de begrafenis volgt, bij het afsterven van:
- de echtgenote(noot) van de arbeider(ster)
- de ouders van de arbeider(ster) (vader, moeder, tweede echtgenoot(note) van moeder of vader);
- een kind van de arbeider(ster) of van zijn (haar) echtgenote(xxxx);
- de vader of de moeder van de echtgenote(noot) van de arbeider(ster);
5. Twee dagen, te kiezen door de arbeider(ster) vanaf de dag van het over- lijden tot en met de dag der begrafenis bij het afsterven der volgende bij de arbeider(ster) inwonende bloedverwanten:
Sociale programmatie
Sociale programmatie
- een broer of een zus van de arbeider(ster);
- een schoonzoon of schoondochter van de arbeider(ster);
- een schoonbroer of schoonzus van de arbeider(ster);
- een grootvader of grootmoeder van de arbeider(ster);
- een grootvader of grootmoeder van de echtgenote(noot) van de arbeider(ster);
- een kleinkind van de arbeider(ster);
- een overgrootvader of overgrootmoeder van de arbeider(ster);
- een overgrootvader of overgrootmoeder van de echtgenote(noot) van de arbeider(ster);
- een achterkleinkind van de arbeider(ster);
6. Eén dag, deze van de begrafenis, bij het afsterven der volgende niet bij de arbeider(ster) inwonende bloedverwanten:
- een broer of zus van de arbeider(ster);
- een schoonzoon of schoondochter van de arbeider(ster);
- een schoonbroer of schoonzuster van de arbeider(ster);
- een grootvader of grootmoeder van de arbeider(ster);
- een grootvader of grootmoeder van de echtgenote(noot) van de arbeider(ster);
- een kleinkind van de arbeider(ster);
- een overgrootvader of overgrootmoeder van de arbeider(ster);
- een overgrootvader of overgrootmoeder van de echtgenote(noot) van de arbeider(ster);
- een achterkleinkind van de arbeider(ster).
7. Eén dag, deze van de begrafenis, bij het afsterven van gelijk welke bloed- verwant wonende onder hetzelfde dak als dat van de arbeider(ster).
8. Eén dag, deze van de begrafenis, bij het afsterven van de voogd(es) van de minderjarige arbeider(ster), of van het minderjarige pleegkind waarvoor de arbeider(ster) als voogd(es) optreedt.
9. Eén dag, deze der plechtigheid, bij de priesterwijding of bij de kloosterge- lofte van een kind van de arbeider(ster) of van zijn (haar) echtgenote(noot), van een kleinkind, broer, zuster, schoonbroer en schoonzuster van de arbeider(ster), alsmede om het even welke bij de arbeider(ster) inwonende bloedverwant.
Sociale programmatie
Sociale programmatie
10. Eén dag voor de Plechtige Communie van een kind van de arbeider(ster) of zijn (haar) echtgenote(noot). Wanneer de plechtigheid plaats heeft op een zon- of feestdag of op een andere dag waarop normaal niet gewerkt
wordt, zal de verletdag genomen worden op de arbeidsdag die het feest ofwel onmiddellijk voorafgaat ofwel er onmiddellijk op volgt.
11. Eén dag voor het feest der vrijzinnige jeugd waaraan een kind van de arbeider(ster) of zijn/haar echtgenote(noot) deelneemt, daar waar dit feest wordt gevierd. Wanneer die plechtigheid plaats heeft op een zon- of feestdag of op een andere dag waarop normaal niet gewerkt wordt, zal de verletdag genomen worden op de arbeidsdag die het feest onmiddellijk voorafgaat ofwel er onmiddellijk op volgt.
12. De nodige tijd, met een maximum van één dag, om persoonlijk deel te nemen aan een officieel bijeengeroepen familieraad.
13. De nodige tijd, met een maximum van drie dagen, voor het verblijf van de dienstplichtige arbeider in een recrutering- of selectiecentrum, of in een militair hospitaal ten gevolge van zijn verblijf in een recrutering- of selectiecentrum.
14. De nodige tijd, met een maximum van vijf dagen:
- om deel te nemen aan een jury;
- bij oproeping als getuige voor een rechtbank;
- voor persoonlijke verschijning op aanmaning van de arbeidsrechtbank;
- om deel te nemen, in hoedanigheid van bijzitter bij een hoofdbureau voor stemopneming ter gelegenheid van wetgevende, provinciale, gemeente- verkiezingen en Europese parlementsverkiezingen;
- voor het uitoefenen van het ambt van bijzitter in een hoofdstembureau of enig stembureau bij de parlements-, provincieraads- en gemeente- raadsverkie-zingen.
15. Het onthaal van een kind in het gezin van de werkman in het kader van een adoptie: tijdens de eerste drie dagen van het adoptieverlof, zoals bepaald in artikel 30ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereen- komsten heeft de werknemer recht op het behoud van zijn normale loon ten laste van de werkgever.
Artikel 4
a) Voor de toepassing van de bepalingen van artikel 3 van deze collec- tieve arbeidsovereenkomst, wordt de persoon, die samenwoont met de arbeider(ster) en van zijn (haar) gezin deel uitmaakt, gelijkgesteld met de echtgenote of echtgenoot.
c) Voor de toepassing van artikel 3 § 2., 5., 6. en 9. van onderhavige overeenkomst worden de schoonbroer en de schoonzuster van de echtgenote(oot) van de arbeider(ster) gelijkgesteld met de schoonbroer of schoonzuster van de arbeider(ster).
Artikel 5
Behoudens overmacht zal de vergoeding voor werkverzuim voorzien in onder- havige overeenkomst aan de arbeider(ster) slechts worden uitbetaald mits hij (zij) vooraf de werkgever of diens vertegenwoordiger binnen een redelijke termijn heeft op de hoogte gebracht.
De arbeider(ster) moet het bewijs leveren van de gebeurtenis die het verzuim rechtvaardigt en de werkgever kan gebeurlijk het voorleggen van een officieel document verlangen.
Artikel 6
Voor de toepassing van artikel 3 van onderhavige overeenkomst zullen alleen als afwezigheid worden beschouwd de gewone werkdagen voor dewelke de arbeider(ster) aanspraak had mogen maken op het loon indien hij (zij) door de reden voorzien in artikel 3 niet belet was geweest te werken.
De onder artikel 3 vermelde vergoeding zal enkel worden uitbetaald indien de arbeider(ster) de verzuimdagen daadwerkelijk aan de voorziene doeleinden heeft gewijd.
HOOFDSTUK III. - DUUR
Artikel 7
Sociale programmatie
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereen- komst van 10 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het metaal, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 22 mei 2003 (Belgisch Staatsblad van 28 juli 2003), vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juli 2011, geregistreerd onder het nummer 105895 en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 januari 2012, geregistreerd onder het nummer 109681.
Artikel 8
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2012 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
C.A.O. 07/04/03 K.B. 23/10/06 B.S. 23/11/06
Uittreksel uit de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 april 2003 houdende het nationaal akkoord 2003-2004
1. Inhoud:
− Uitbetaling alle carenzdagen aan arbeiders met een minimumanciën- niteit van 3 maanden in een onderneming
2.1. Definitie
HOOFDSTUK II – CARENZDAG
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s:
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2004 voor onbepaalde duur.
De carenzdag wordt gedefinieerd in artikel 52 §1 van de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten als de eerste werkdag van een periode van arbeidsongeschiktheid die geen veertien dagen duurt.
2.2. Regeling
Onverminderd gunstiger regelingen op provinciaal en/of op ondernemings- niveau, worden vanaf 1 januari 2004, alle carenzdagen betaald aan arbeiders met een minimumanciënniteit van 3 maanden in de onderneming.
Deze regeling is geldig voor onbepaalde duur.
Uittreksel uit de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 april 2003 houdende het nationaal akkoord 2003-2004
HOOFDSTUK II – CARENZDAG
2.1. Definitie
De carenzdag wordt gedefinieerd in artikel 52 §1 van de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten als de eerste werkdag van een periode van arbeidsongeschiktheid die geen veertien dagen duurt.
2.2. Regeling
Onverminderd gunstiger regelingen op provinciaal en/of op ondernemings- niveau, worden vanaf 1 januari 2004, alle carenzdagen betaald aan arbeiders met een minimumanciënniteit van 3 maanden in de onderneming.
Deze regeling is geldig voor onbepaalde duur.
K.B. 22/04/2012 B.S. 10/05/2012
320 Opzeggingstermijnen
1. Inhoud:
Voor arbeidsovereenkomsten vanaf 1 januari 2014 wordt voor de opzeg- gingstermijnen geen onderscheid meer gemaakt tussen arbeiders en bedienden. De opzeggingstermijn wordt bepaald op basis van het criterium anciënniteit binnen de onderneming op het ogenblik dat de opzeggings- termijn ingaat.
Voor arbeiders die reeds in dienst waren vóór 1 januari 2014 bestaat de berekening van de opzeggingstermijn uit 2 delen die bij elkaar moeten opgeteld worden.
Deel 1: opzeggingstermijn op basis van de anciënniteit verworven op 31/12/2013 en rekening houdend met de sectorale bepalingen die op dat moment van toepassing waren (KB 22/04/2012 – BS 10/05/2012)
Algemeen regime | Brugpensioen | Herstructurering (met cao) | |||
wg | wn | wg | wn | ||
-5 jaar anc. | 42d. | 14d. | 35d. | 35d. | 14d. |
5 – 10 jaar | 49d. | 14d. | 35d. | 35d. | 14d. |
10 – 15 jaar | 84d. | 28d. | 35d. | 70d. | 21d. |
15 – 20 jaar | 112d. | 28d. | 35d. | 70d. | 21d. |
20 – 25 jaar | 154d. | 42d. | 70d. | 133d. | 28d. |
25 en + jaar | 196d. | 42d. | 70d. | 133d. | 28d. |
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s: K.B. 08/12/03 B.S. 08/01/04
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2004 voor onbepaalde duur.
Koninklijk besluit van 22 april 2012
TOT VASTSTELLING VAN DE OPZEGTERMIJNEN IN DE ONDERNEMINGEN DIE RESSORTEREN ONDER HET PARITAIR COMITÉ VOOR DE METAAL-, MACHINE-, EN ELEKTRISCHE BOUW
Artikel 1
Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren, zowel voor de arbeidsovereenkom- sten waarvan de uitvoering vóór 1 januari 2012 is aangevangen als diegene waarop artikel 65/1 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsover- eenkomsten van toepassing is.
Artikel 2
In afwijking van de bepalingen van artikel 59, tweede en derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt de te geven opzeggingstermijn bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst voor werk- lieden vastgesteld op:
• Tweeënveertig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en veertien dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die minder dan 5 jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;
• Negenenveertig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en veertien dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen 5 en minder dan 10 jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;
• Vierentachtig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en 28 dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werk- lieden betreft die tussen 10 en minder dan 15 jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;
• Honderdvierenvijftig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uit- gaat en tweeënveertig dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen 20 en minder dan 25 jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;
• Honderdzesennegentig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en tweeënveertig dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die ten minste 25 jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven.
Artikel 3 – In geval van brugpensioen
In afwijking van artikel 2 van dit besluit, gelden in geval van ontslag door de werkgever met het oog op brugpensioen de volgende opzeggingstermijnen:
• Vijfendertig dagen wat de werklieden betreft die minder dan 20 jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;
• Zeventig dagen wat de werklieden betreft die meer dan 20 jaren ononder- broken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven.
Artikel 4 – In geval van herstructurering.
§ 1. In afwijking van artikel 2 van dit besluit, wordt in geval van herstructure- ring de opzeggingstermijn vastgesteld op:
• Vijfendertig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en veertien dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die minder dan 10 jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn geweest;
• Zeventig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en een- entwintig dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die tussen 10 en minder dan 20 jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn geweest;
• Honderddrieëndertig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en achtentwintig dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft ten minste 20 jaren ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn geweest.
§ 2. Deze afwijkende opzeggingstermijnen gelden op voorwaarde dat deze opzeggingstermijnen worden bevestigd in een op ondernemingsvlak gesloten collectieve arbeidsovereenkomst overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
§ 3. Onder herstructurering wordt verstaan elke vorm van meervoudig ont- slag: elk ontslag, met uitzondering van ontslag om dringende redenen, dat in de loop van een ononderbroken periode van 60 kalenderdagen een aantal werklieden treft dat tenminste 10% bedraagt van het gemiddeld werklieden- bestand van het kalenderjaar dat het ontslag voorafgaat, met een minimum van 3 werklieden voor ondernemingen met minder dan 30 werklieden. Ook de ontslagen ingevolge een faling of een sluiting van de ondernemingen vallen onder toepassing van deze definitie.
Artikel 5
De opzeggingen betekend voor de inwerkingtreding van dit besluit blijven al hun gevolgen behouden.
Artikel 6
Het koninklijk besluit van 8 december 2003 tot vaststelling van de opzeggings- termijnen in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, wordt opgeheven.
Artikel 7
Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatblad wordt bekendgemaakt evenwel ten vroegste op 1 januari 2012.
Arbeidsovereenkomsten
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Arbeidsovereenkomsten
320-2 320-3
330 Gewettigde afwezigheden
C.A.O. 19/02/1973 uit het Nationaal akkoord 1973/1974
Registratiedatum: Registratienummer: 17731
Publicatie registratie in B.S.: 19/05/1973
1. Inhoud:
Toegestane afwezigheid zonder loon
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s:
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 1973 voor onbepaalde duur.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 1973.
GEWETTIGDE AFWEZIGHEID WEGENS FAMILIALE REDENEN
NATIONAAL AKKOORD 1973-1974, PUNT 7
Wordt als gewettigd beschouwd de afwezigheid, gedurende maximaal 3 dagen per jaar, van de werknemer die in de absolute en door een medisch attest bevestigde noodzakelijkheid verkeert om zijn/haar echtgenoot/echtgenote of rechtstreekse bloedverwant in de eerste graad te verzorgen die ernstig ziek is of slachtoffer is van een ongeval.
Xxxxxxx werkverzuim geeft geen recht op bezoldiging en mag voor de betrok- kene geen nadelige gevolgen meebrengen.
Voor wat de toepassing van die beschikking betreft wordt de persoon die bij de arbeider inwoont en deel uitmaakt van zijn/haar gezin met de echtgenoot/ echtgenote gelijkgesteld.
342 Sectoraal model loopbaanplanning
C.A.O. 24/02/2014 K.B. B.S.
Registratiedatum: 04/08/2014 Registratienummer: 122936
Publicatie registratie in het B.S.: 13/08/2014
1. Inhoud:
− Uitbreiding recht op tijdskrediet;
− Afwijkingen op het sectoraal model onderhandelen;
− Afwijkende regeling bij dreigend meervoudig ontslag;
− Organisatieregels voor 1/5de en halftijdse loopbaanvermindering voor arbeiders van 50 jaar en bedrijven met ploegenarbeid;
− Organisatieregels voor 1/5de en halftijdse loopbaanvermindering voor arbeiders in bedrijven met ploegenarbeid.
− 1/5de loopbaanvermindering mits 28 jaar loopbaan voor werknemers van 50 jaar en ouder.
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s:
C.A.O. 23/06/09 K.B. 10/10/2010 B.S. 09/11/2010
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 februari 2014
ARTIKEL 17 SECTORAAL MODEL LOOPBAANPLANNING VERLENGING DOOR NATIONAAL AKKOORD 2013 – 2014
Artikel 17 – Sectoraal model loopbaanplanning
1. Verlenging van de ondernemingsovereenkomsten met betrekking tot het SWT
§ 1. Artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juli 2011, alge- meen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 december 2012
– Belgisch Staatsblad van 28 februari 2013 inzake het sectoraal model loopbaanplanning, wordt gewijzigd en verlengd tot en met 31 december 2014.
§ 2. Het nieuwe artikel 6 luidt als volgt:
“Alle collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het SWT die gesloten zijn op ondernemingsvlak en geregistreerd en neergelegd zijn bij de admini- stratie van collectieve arbeidsbetrekkingen bij de Federale Overheidsdienst van Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg, met uitzondering van de collectieve arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur die betrekking hebben op tijdelijke herstructureringoperaties, worden onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 31 december 2014, tenzij partijen op ondernemingsvlak beslist hebben, in het kader van de onderhandelingen over de uitbreiding van het sectoraal model loopbaanplanning, deze niet te verlengen.
2. Verlenging van de procedure inzake de afwijking op het sectoraal model.
Artikel 8 §3 met betrekking tot de duurtijd van de afwijking van het sectoraal model voor ondernemingen zonder een SWT-akkoord, van deze collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juli 2011, wordt verlengd tot en met 31 decem- ber 2014.
3. Verlenging van de bijkomende afwijking op het sectoraal model naar aanleiding van dreigend meervoudig ontslag.
De afwijking van het sectoraal model loopbaanplanning naar aanleiding van een dreigend meervoudig ontslag, voorzien in artikel 7 §4 en in artikel 8 §4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juli 2011 wordt verlengd tot 31 december 2014.
4. Invoering van de mogelijkheid tot 1/5e loopbaanvermindering na 28 jaar loopbaan voor werknemers van 50 jaar en ouder.
In uitvoering van artikel 8 §3 van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanverminde- ring en landingsbanen, hebben de werknemers van de sector van minstens 50 jaar en die een beroepsloopbaan van 28 jaar doorlopen hebben, recht op een vermindering van de arbeidsprestaties met 1/5.
Werkingssfeer Paritair comité
Arbeidsovereenkomsten
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
342-2
350 Onthaal op de onderneming
C.A.O. 13/05/1971
Registratiedatum:
Registratienummer: 633
Publicatie registratie in B.S.: 20/10/1971
1. Inhoud:
Procedure en werkwijze bij het onthaal van nieuwe arbeiders op de onderneming
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s:
3. Duurtijd:
Vanaf 1 april 1971 voor onbepaalde duur
Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1971.
ONTHAAL VAN DE ARBEIDERS
Gelet op de wet van 20 juli 1961 tot aanvulling van artikel 11 van de wet van 10 maart 1900 op het arbeidscontract en tot regeling van de verplichtingen van het ondernemingshoofd inzake het onthaal van de arbeiders en meer bepaald van de jonge arbeiders in de onderneming;
Overwegende dat het onthaal de uitdrukking is van de belangstelling welke werkgever en onderneming betuigen voor de persoon van de aangeworven arbeider en van hun begrip voor de bijzondere problemen die, vooral voor de jongeren, bij een eerste contact met de werkkring oprijzen;
Overwegende dat het onthaal tot doel heeft, de pas aangeworvene de gele- genheid te geven vertrouwd te geraken met de onderneming, met haar alge- mene werkkring en haar gebruikelijke werkvoorwaarden, hem toe te laten de betekenis van zijn persoonlijk werk in het geheel van de activiteiten der onderne-ming te begrijpen;Overwegende dat de beroepsopleiding en beroeps- vervolmaking, vooral van de jongeren, vanaf het onthaal alle aandacht van de directie moeten gaande houden, volgens formules die van onderneming tot onderneming kunnen verschillen;
Overwegende anderzijds dat de organisatie van het onthaal, om doeltreffend te zijn, dient aangepast te worden aan de grootte en aan de structuur van de onderneming; dat terwijl de taken van onthaal, van voorlichting en van gebeurlijke vorming der arbeiders in de kleine ondernemingen die over geen andere middelen beschikken door het ondernemingshoofd zelf worden vervuld, het in de grotere onderneming aangewezen is dat een bevoegde persoon of dienst speciaal belast wordt met het coördineren der acties op dit gebied;
Overwegende dat een goed onthaal in de onderneming, zowel van de bedrijfs- leiding als van het personeel en diens syndicale vertegenwoordigers, een gezamenlijke inspanning vereist om voor de nieuwe aangeworvene een gunstig klimaat te schep-pen, o.m. door het bevorderen van zijn sociale aanpassing aan zijn arbeidsgroep, en om de menselijke betrekkingen te verbeteren in het raam van georganiseerde industriële betrekkingen;
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Arbeidsovereenkomsten
350-1
Komen de ondertekenende partijen overeen omtrent wat volgt:
Artikel 1
Onderhavige overeenkomst is toepasselijk op alle ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Nationaal Paritair Comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Artikel 2
Elke onderneming gelast ofwel een bevoegde persoon, ofwel een dienst erover te waken dat het onthaal van de nieuwe aangeworvene en vooral der jongeren goed georganiseerd is, en in te staan voor de coördinatie der verschillende aspecten van dit onthaal.
In de ondernemingen waar in toepassing van de collectieve overeenkomst van 24 december 1947 een syndicale afvaardiging van het arbeidspersoneel bestaat, wordt deze - tegelijk met de ondernemingsraad op de hoogte gesteld van de voor het onthaal overwogen maatregelen en is zij bevoegd over hun aanpassing alle advies uit te brengen.
Artikel 3
De rol van de dienst voor onthaal en het voorwerp van onthaal bestaan er in zich met de nieuw aangeworven arbeiders en meer bepaald met de jongeren bezig te houden door ze aan hun onmiddellijke oversten en werkmakkers voor te stellen om aldus de onontbeerlijke menselijke contacten in de hand te werken en hun eventueel alle nuttige inlichtingen van algemene aard te verstrekken op gebied van voorkoming van arbeidsongevallen, beroepsziekten, gezondheidsinstellingen, maatschap-pelijke werken, diensten voor beroeps- opleiding en -volmaking, representatieve arbeidsorganen in de onderneming, alsmede alle inlichtingen van aard ze meer met de interne organisatie van de onderneming vertrouwd te maken.
Artikel 4
Op het ogenblik van de aanwerving en in ieder geval vóór de indiensttreding ontvangt de nieuw aangeworven arbeider mondeling of schriftelijk alle inlich- tingen over arbeidsvoorwaarden, bezoldiging en werkuren door toedoen van het ondernemingshoofd of van zijn bevoegde afgevaardigde. Hij wordt even- eens nauwkeurig ingelicht over datum, plaats en uur van aanbieding op het werk, alsmede over de identiteit van de persoon tot wie hij zich moet richten.
Bij de eerste uitbetaling van het loon, ontvangt de nieuw aangeworvene op zijn verzoek een mondelinge of schriftelijke uitleg over de berekeningswijze van het loon, van de premies en van de diverse afhoudingen.
Artikel 5
De aan te wenden middelen om het onthaal der nieuwe arbeiders zo gunstig mogelijk te doen verlopen, zullen worden vastgesteld in samenwerking met vertegenwoordigers der arbeiders in de ondernemingsraad en in het Comité voor Veiligheid en Hygiëne en met de vakbondsafgevaardigden, dit binnen de grenzen van de respectieve bevoegdheid van elk dezer lichamen.
De keuze van de meest geschikte middelen gebeurt op het vlak van de onderneming, met inachtneming van haar omvang, haar structuur en eigen kenmerken.
Onder de in te zetten middelen verdient een speciale vermelding:
a) de inrichting van een contact met leden van de in de onderneming bestaande paritaire organen en meer bepaald met de eventuele afge- vaardigden der jonge arbeiders;
b) het ter hand stellen van onthaalbrochures;
c) een uiteenzetting door een bevoegd persoon over de bedrijvigheid, de structuur, de produktie, enz. van de onderneming;
d) de inrichting van een geleid bezoek in de onderneming.
Artikel 6
Op het vlak van de onderneming zullen de nodige voorzorgen worden genomen om de nieuwelingen met hun arbeid vertrouwd te maken, meer in het bijzonder tijdens de periode van aanpassing aan hun nieuwe functie.
Artikel 7
De pas in dienst getreden arbeiders kunnen zich tot de bevoegde instantie wen- den om bijkomende inlichtingen in te winnen omtrent de arbeids-voorwaarden in het bedrijf en hun moeilijkheden voor te leggen. Voor dat doel kan door het onderne-mingshoofd een tijdregeling vastgelegd worden.
Werkingssfeer Paritair comité
De huidige overeenkomst wordt gesloten voor onbepaalde tijd en treedt in voege op 1 april 1971. Zij kan door één der partijen worden verbroken, op voorwaarde dat een vooropzeg van zes maanden wordt gegeven door mid- del van een aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Nationaal Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
C.A.O. 25/04/1989 K.B. 09/04/1990 B.S. 29/05/1990
1. Inhoud:
Beperking van het gebruik van uitzendkrachten tot de gevallen vermeld in de wet van 24/07/1987
Raadplegingsprocedure
Onthaal van de uitzendkracht op de onderneming
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s:
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 1989 voor onbepaalde duur.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 1989.
UITZENDARBEID
In uitvoering van het nationaal akkoord van 9 januari 1989 gesloten voor de arbeiders(-sters) van de sector van de metaal-, machine- en elektrische bouw wordt navolgende CAO gesloten:
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Onderhavige overeenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzon- dering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Deze overeenkomst is niet van toepassing op ondernemingen die reeds door een sociaal programma-akkoord gedekt zijn voor de jaren 1989-1990 en is slechts gedeeltelijk van toepassing op de ondernemingen die door een sociaal programma-akkoord gedekt zijn voor het jaar 1989. Die vrijstelling betreft in dit geval alleen maar de bepalingen die in 1989 in voege treden. De gewestelijke paritaire secties zijn bevoegd om de eventuele toepassingsmoeilijkheden te regelen.
Artikel 2 - Beroep op uitzendkrachten
§ 1. Het beroep op de contracten voor uitzendarbeid zal beperkt worden tot de in de wet van 24 juli 1987 voorziene gevallen met inachtname van het uit- zonderingskarakter van dit regime.
§ 2. De raadplegingsprocedure t.a.v. de syndicale delegatie en de werkne- mersorganisaties zoals voorzien in de CAO nr. 36 zal strikt nageleefd worden.
§ 3. In het kader van de informatieprocedure t.a.v. de ondernemingsraad, zoals voorzien door de CAO nr. 37, zullen de werkgevers jaarlijks en tri- mestrieel inlichtingen verschaffen over de evolutie en vooruitzichten inzake uitzendarbeid.
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Arbeidsovereenkomsten
360.01-1
Wanneer de vooruitzichten worden overschreden zal de ondernemingsraad hierover worden ingelicht.
§ 4. De werkgevers zullen, bij het onthaal van de uitzendkracht in de onder- neming, inlichtingen verstrekken aangaande:
- de arbeidspost en de specifieke functievereisten
- de risico's en maatregelen inzake veiligheid en gezondheid betreffende de uit te oefenen functie
- de in de onderneming geldende bezoldigingsre-gelen voor de betrokken functie
- de namen van de leden van de syndicale delegatie.
Artikel 3 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1989 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden betekend bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Arbeidsovereenkomsten
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
360.01-2
C.A.O. 08/04/2014 K.B. B.S.
Registratiedatum: 07/07/2014 Registratienummer: 122074
Publicatie registratie in het B.S.: 24/07/2014
1. Inhoud:
Pensioenpremie voor uitzendkrachten:
− 1,30% voor ondernemingen in Vlaanderen;
− 1,20% voor ondernemingen in Wallonië - Brussel
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s:
C.A.O. 05/12/2013 K.B. 19/10/2014 B.S. 28/11/2014
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 2014
PENSIOENPREMIE VOOR DE UITZENDKRACHTEN
Pensioenpremie voor de uitzendkrachten in de sector van ondernemingen die ressorteren onder het paritair comité voor de Metaal-, machine- en elektri- sche bouw, met uitzondering van die ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 december 2013 betreffende de pensioenpremie voor de uitzendkrachten en beoogt de uitzendkrachten ter beschikking gesteld van gebruikers-ondernemingen die ressorteren onder het paritair comité voor de Metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzon- dering van die ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren, hierna "gebruiker" genoemd.
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op:
a. de uitzendbureaus bedoeld bij artikel 7, 1° van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers;
b. de uitzendkrachten bedoeld bij artikel 7, 3° van genoemde wet van 24 juli 1987, die door deze uitzendbureaus ter beschikking worden gesteld.
Artikel 2
In toepassing van artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 december 2013 betreffende de pensioenpremie voor de uitzendkrachten, verbinden de uitzendbureaus zich er toe een pensioenpremie te betalen aan de uitzendkrachten ter beschikking gesteld van een gebruiker.
Artikel 3
De pensioenpremie waarvan sprake in artikel 2 is een percentage van het brutoloon (aan 100 pct.) dat overeenkomt met de bijdrage betaald door de
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Arbeidsovereenkomsten
361-1
De bijdrage betaald door de ondernemingen die ressorteren onder het paritair comité voor de Metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van die ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren bedraagt 2 pct voor de ondernemingen in de provincies Antwerpen, Limburg, Oost- Vlaanderen, West-Vlaanderen, Vlaams Brabant, evenals voor de onderneming Fabricom (ondernemingsnummer BE 0425 702 910) hierna “Vlaanderen” genoemd.
De bijdrage betaald door de ondernemingen die ressorteren onder het paritair comité voor de Metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van die ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren. bedraagt 1,80 pct voor de ondernemingen in de provincies Waals Brabant, Luik, Hengouwen, Namen en Luxemburg en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met uitzon- dering van de onderneming Fabricom (ondernemingsnummer BE 0425 702 910) hierna “Wallonië-Brussel” genoemd.
De pensioenpremie die door de uitzendbureaus wordt betaald voor de uit- zendkrachten ter beschikking gesteld van ondernemingen in Vlaanderen is dus gelijk aan 1,30 pct . van het brutoloon (aan 100 pct.), hetzij 2 x 0,6603 vanaf 1 mei 2014.
De pensioenpremie die door de uitzendbureaus wordt betaald voor de uitzend- krachten ter beschikking gesteld van ondernemingen in Wallonië-Brussel is gelijk aan 1,20 pct . van het brutoloon (aan 100 pct.), hetzij 1,80x 0,6603 vanaf 1 mei 2014.
Artikel 4
De uitzendbureaus verbinden er zich toe aan de uitzendkrachten die ter beschikking worden gesteld van een gebruiker de pensioenpremie vermeld in artikel 3 te betalen op de brutolonen verschuldigd vanaf 1 mei 2014.
Artikel 5
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vernietigt en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 december 2013 betreffende de pensioenpremie voor de uitzendkrachten in de sector van de metaal-, machine- en elektrische
bouw. Ze treedt in werking op 1 mei 2014. Zij wordt gesloten voor een bepaalde duur en verstrijkt op 31 december 2015.
Zij kan, mits een opzeggingstermijn van drie maanden wordt in acht genomen, door elk van de partijen worden opgezegd met een aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren.
Werkingssfeer Paritair comité
Arbeidsovereenkomsten
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
361-2
362 Contracten van bepaalde duur
C.A.O. 31/05/2007 K.B. 13/11/2008 B.S. 05/02/2009
1. Inhoud:
− Overname anciënniteit voor contracten bepaalde duur / uitzendcon- tracten bij omzetting naar contracten onbepaalde duur
− Wegvallen van de proefperiode op voorwaarde dat de totale duur van de “tijdelijke contracten” minstens 14 dagen heeft geduurd.
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s:
C.A.O. K.B. B.S.
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juni 2007 voor onbepaalde duur.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 2007
ARTIKEL 23 UIT HET NATIONAAL AKKOORD 2007 - 2008
HOOFDSTUK IX - ARBEIDSOVEREENKOMSTEN VOOR BEPAALDE DUUR EN VOOR UITZENDARBEID
Artikel 23
Arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur en arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid die worden omgezet in arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur vanaf 1 juni 2007 nemen de volledige in de betrokken onderneming opge- bouwde anciënniteit over. Deze arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur mogen geen proefperiode voorzien, en voor zover de totale, niet noodzakelijk ononderbroken, duur van deze arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur en deze arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid minimum 14 dagen bedraagt.
Worden enkel in aanmerking genomen, arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur en arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid die begonnen zijn na 1 januari 2006 en waarvan de onderbrekingen tussen deze arbeidsovereen- komsten maximum 4 maanden bedragen.
C.A.O. 24/02/2014 K.B. B.S.
Registratiedatum: 04/08/2014 Registratienummer: 122936
Publicatie registratie in het B.S.: 13/08/2014
1. Inhoud:
Artikel 9 uit het nationaal akkoord 2011-2012: beperken van het gebruik van dagcontracten
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s:
C.A.O. 11/07/2011 K.B. 05/12/2012 B.S. 20/12/2012
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juli 2011
ARTIKEL 9 DAGCONTRACTEN UIT HET NATIONAAL AKKOORD 2011 – 2012
Artikel 9 – Precaire arbeid
Om het kwalitatief karakter van arbeid binnen de sector te bewaken kan enkel beroep gedaan worden op dagcontracten indien hiertoe expliciet een noodzaak bestaat. Het betreft werken waarvan voor de aanvang van de overeenkomst duidelijk is dat het gaat om een opdracht van minder dan 5 werkdagen. Dagcontracten blijven altijd mogelijk bij de aanvang of in de eerste week van de opdracht en in situaties van onderbroken werkweken, bijv. bij tijdelijke werkloosheid.
390 Statuut jonge arbeiders - aanbeveling
AANBEVELING OMTRENT HET STATUUT VAN DE JONGE ARBEIDERS
AANBEVELING
1. Inhoud:
Integratie van jonge arbeiders in het bedrijf
* promotiekansen - toegankelijkheid van functies
* vervolmaking
* tijdelijke contracten
* avondonderwijs
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s:
3. Duurtijd:
Overwegende dat beter moet tegemoet gekomen worden aan de aspiraties van de jonge arbeiders, zowel in hun belang als in dat van de onderneming.
Overwegende dat het huidige statuut, dat sedert 1 januari 1965 van kracht is, derhalve moet worden aangepast aan de huidige sociale en economische toestand.
Doen de partijen volgende aanbevelingen:
1. Rekening gehouden met de mogelijkheden in de onderneming zullen de jonge arbeiders ingezet worden op posten die het best beantwoorden aan hun opleiding en hun persoonlijke bekwaamheden.
2. Wanneer belangrijker, beter betaalde of meer gewaardeerde posten te begeven zijn, zal, alvorens buitenshuispersoneel wordt aangeworven, de voorkeur worden gegeven aan de arbeiders, de jongeren inbegrepen, uit de onderneming zelf, voor zover deze laatste alle door de onderneming gestelde eisen voor het bekleden van de te begeven post vervullen.
3. Teneinde te vermijden dat de dienstplicht en de hiermede gelijkgestelde schorsingen bepaald bij artikel 28quinquies van de wet op de arbeids- overeenkomst een belemmering zou zijn voor de loopbaan van de jonge arbeider, zal diens situatie van bij zijn terugkeer in de onderneming opnieuw worden onderzocht, zodat hij, volgens de behoeften en mogelijkheden van de onderneming, een functie toegewezen krijgt, die het best beantwoordt aan zijn persoonlijke bekwaamheden en kennis. Het feit zijn legerdienst nog te moeten vervullen, maakt op zichzelf geen voorwendsel uit om af te zien van de aanwerving van jongeren.
4. Men zal vermijden, voor het uitoefenen van tijdelijk werk, stelselmatig jonge arbeiders aan te werven, zonder dat ze terdege worden ingelicht omtrent de aard en de duur van het contract.
6. Men zal het de jonge arbeider vergemakkelijken avondvakonderwijs te volgen in verband met de sector waartoe de onderneming behoort met aangepaste en met de goede arbeidsorganisatie verenigbare middelen.
Bij gebreke aan reglementaire beschikkingen zal de onderneming zowel in de loop van als op het einde van het schooljaar de meest geschikte aanmoedigingsmiddelen kiezen, zoals bijvoorbeeld vrije tijd, kredieturen, vergoeding voor didactisch materieel, tussenkomst in verplaatsingskosten, toeslag voor geslaagde examens. Deze beschikkingen houden in zich een regelmatige aanwezigheid van de jonge arbeiders op deze cursussen.
7. De ondernemingsraad of bij ontstentenis van de ondernemingsraad, de syndicale delegatie, zal geïnformeerd worden over deze aanbevelingen. De ene of de andere instantie zal waken over de goede uitvoering van deze aanbevelingen.
Werkingssfeer Paritair comité
Arbeidsovereenkomsten
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
390-2
410 Tewerkstelling en opleiding van risicogroepen
C.A.O. 17/03/2014 K.B. B.S. 28/11/2014
1. Inhoud:
− Bijdrage en besteding voor de opleiding en de tewerkstelling van risi- cogroepen
•0,02% nationale besteding
•0,08% regionale besteding
− 50% van de middelen moet aangewend worden aan gedefinieerde doelgroep
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s:
C.A.O. 21/10/2013 K.B. 22/06/2014 B.S. 04/11/2014
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014
Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 maart 2014
TEWERKSTELLING EN OPLEIDING VAN RISICOGROEPEN
Artikel 1
Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werk- gevers en arbeiders van de ondernemingen welke onder het Paritair Comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Onder “arbeiders” wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders
Artikel 2
In uitvoering van Titel XIII, Hoofdstuk VIII, Afdeling I van de wet van 27 decem- ber 2006 houdende diverse bepalingen(I) en van artikel 10 van het nationaal akkoord 2013-2014 van 24 februari 2014, wordt onderstaande collectieve arbeidsovereenkomst gesloten.
Artikel 3
Het Fonds van Bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid int in 2014 een bij-drage van 0,10% van de brutolonen ter bevordering van de initiatieven van opleiding en tewerkstelling van de risicogroepen.
Artikel 4
Deze 0,10% wordt als volgt aangewend:
§1 - 0,02% zal op nationaal vlak beheerd worden door de V.z.w. "Tewerkstelling en opleiding van risicogroepen - arbeiders MVEN", en aangewend worden volgens de verdeling en de criteria vastgelegd door de Raad van Bestuur van de v.z.w..
§2 - 0,08% wordt beheerd door de V.z.w. "Tewerkstelling en opleiding van risicogroepen - arbeiders MVEN". De fondsen worden evenwel overgeheveld naar de gewestelijke paritaire V.z.w.'s die met de opleiding zijn belast, wan- neer die daarom verzoeken en zich verbinden ze aan te wenden conform het
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
410-1
nationaal akkoord 2013-2014 van 24 februari 2014 en de terzake toepasselijke wettelijke bepalingen.
§3 - De V.z.w. "Tewerkstelling en opleiding van risicogroepen - arbeiders MVEN" alsook de met de opleiding belaste gewestelijke paritaire V.z.w.'s die de fondsen waarvan sprake in § 2. hebben opgevraagd, leggen aan het paritair comité 111 voor de arbeiders van de metaal-, machine- en elektrische bouw, op het jaareinde een omstandig verslag over betreffende de aanwending van de 0,02% en de 0,08%.
§4 - De helft van deze middelen zal aangewend worden voor onderstaande risicogroepen zoals bepaald in het Koninklijk Besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van artikel 189, vierde lid, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) gepubliceerd in het Belgisch staatsblad van 8 april 2013.
1° de werknemers van minstens 50 jaar oud die in de sector werken;
2° de werknemers van minstens 40 jaar oud die in de sector werken en bedreigd zijn met ontslag:
a) hetzij doordat hun arbeidsovereenkomst werd opgezegd en de opzeg- gingstermijn loopt;
b) hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming die erkend is als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering;
c) hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming waar een col- lectief ontslag werd aangekondigd;
3° de niet-werkenden en de personen die sinds minder dan een jaar werken en niet-werkend waren op het ogenblik van hun indiensttreding. Onder niet-werkenden wordt verstaan:
a) de langdurig werkzoekenden, zijnde de personen in het bezit zijn van een werkkaart, bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden;
b) de uitkeringsgerechtigde werklozen;
c) de werkzoekenden die laaggeschoold of erg-laaggeschoold zijn in de zin van artikel 24 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de tewerkstelling;
d) de herintreders, zijnde de personen die zich na een onderbreking van minstens één jaar terug op de arbeidsmarkt begeven;
e) de personen die gerechtigd zijn op maatschappelijke integratie in toepas- sing van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschap- pelijke integratie en personen die gerechtigd zijn op maatschappelijke hulp in toepassing van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
f) de werknemers die in het bezit zijn van een verminderingskaart her- structureringen in de zin van het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen;
g) de werkzoekenden die niet de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie bezitten, of van wie minstens één van de ouders deze nationaliteit niet bezit of niet bezat bij overlijden, of van wie minstens twee van de grootouders deze nationaliteit niet bezitten of niet bezaten bij overlijden;
4° de personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid, namelijk:
– de personen die voldoen aan de voorwaarden om ingeschreven te worden in een regionaal agentschap voor personen met een handicap;
– de personen met een definitieve arbeidsongeschiktheid van minstens 33 %;
– de personen die voldoen aan de medische voorwaarden om recht te hebben op een inkomens-vervangende of een integratietegemoetkoming ingevolge de wet van 27 februari 1987 op de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
– de personen die als doelgroepwerknemer tewerkgesteld zijn of waren bij een werkgever die valt onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de beschutte en de sociale werkplaatsen;
– de gehandicapte die het recht op verhoogde kinderbijslag opent op basis van een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van minstens 66 %;
– de personen die in het bezit zijn van een attest afgeleverd door de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid voor het verstrekken van sociale en fiscale voordelen;
– de persoon met een invaliditeitsuitkering of een uitkering voor arbeids- ongevallen of beroepsziekten in het kader van programma's tot werk- hervatting;
5° de jongeren die nog geen 26 jaar oud zijn en opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroeps- opleiding in een onderneming, bedoeld in artikel 27, 6°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering,
§5 - Van de in §4 bedoelde inspanning moet minstens de helft besteed worden aan initiatieven ten voordele van één of meerdere van de volgende groepen:
a) De in §4, 5° bedoelde jongeren
b) De in §4, 3° en 4°, bedoelde personen die nog geen 26 jaar zijn.
Artikel 5.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking vanaf 1 januari 2014 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2014.
411 Definitie van risicogroepen
C.A.O. 19/04/1999 K.B. 05/09/2001 B.S. 30/11/2001
1. Inhoud:
Uitbreiding definitie risicogroepen in toepassing van de wet van 26/03/1999 betreffende het Belgisch Actieplan voor de werkgelegenheid 1998.
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s:
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 1999 voor onbepaalde duur
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1999.
DEFINITIE RISICOGROEPEN.
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van ondernemingen die afhangen van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en electrische bouw, met uitzondering van de onder- nemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Onder "arbeiders" wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
Artikel 2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van de Wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch Aktieplan voor de werk- gelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, meer in het bijzonder van Afdeling VI. Bepalingen van het Interprofessioneel akkoord 1999-2000, artikelen 105 en 106.
Artikel 3
Onverminderd de wettelijke bepalingen en de bepa-lingen van de ter zake geldende collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in de gewestelijke paritaire secties en bekrachtigd door het nationaal paritair comité wordt onder risicogroepen onder meer verstaan:
- laaggeschoolde arbeiders, van 18 jaar of ouder, die geen houder zijn van een getuigschrift van hoger secundair onderwijs;
- arbeiders van minstens 40 jaar oud die geconfronteerd worden met collec- tief ontslag, herstructurering van de onderneming, introductie van nieuwe technologieën of nieuwe werkmethodes of reorganisatie van functies, cellen of diensten van de onderneming;
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
411-1
- arbeiders waarbij er geen overeenkomst bestaat tussen diploma en huidige functie;
- arbeiders die 10 jaar dezelfde functie uitoefenen;
- laaggeschoolde arbeiders die vervangers van bruggepensioneerden zijn;
- arbeiders die ten gevolge van een arbeidsongeval of een beroepsziekte definitief ongeschikt zijn geworden om hun arbeidsovereenkomst uit te voeren;
- gehandicapten;
- uitkeringsgerechtigdewerkzoekenden die aan één van volgende voorwaar- den voldoen:
* die de laatste 12 maanden zonder onderbre-king werkloosheids- of wachtuitkeringen heb-ben genoten;
* die ten hoogste een diploma Lager Secundair Onderwijs bezitten;
* die jonger zijn dan 18 jaar, onderworpen aan de deeltijdse leerplicht en geen Secundair Onderwijs met volledig leerplan volgen;
* die minstens 45 jaar zijn;
* die sinds minstens 6 maanden ontslagen zijn uit een onderneming res- sorterend onder het Paritair Comité 111;
* werklozen die betrokken zijn bij tewerkstel-lingsprojecten van de over- heid;
- herintreders die geen werkloosheids- of onderbrekingsuitkeringen genie- ten en die in de laatste drie jaar geen beroepsactiviteit hebben verricht;
- werkzoekende die het bestaansminimum trekken;
- allochtone arbeiders en werkzoekenden, met of zonder Belgische natio- naliteit;
- deeltijds leerplichtigen;
Artikel 4
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in voege op 1 januari 1999 en is gesloten voor een onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden met een opzeggingstermijn van zes maanden bij een ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor metaal-, machine- en electrische bouw.
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
411-2 411-3
C.A.O. 16/11/2009 K.B. B.S.
Registratiedatum:
Registratienummer:
Publicatie registratie in B.S.:
1. Inhoud:
Opstellen van een opleidingsplan in ondernemingen met een Ondernemingsraad, bij ontstentenis met een Comité voor bescherming en Preventie op het Werk.
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s:
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2009 voor onbepaalde duur.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 november 2009
OPLEIDINGSPLANNEN
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het paritair comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Onder arbeiders wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
Artikel 2 - Voorwerp
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten in uitvoering ener- zijds van artikel 17 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 2007 houdende het nationaal akkoord 2007-2008, geregistreerd onder het nummer 89320/CO/111 op 20 oktober 2008 en anderzijds van artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 2009 houdende het nationaal akkoord 2009- 2010, geregistreerd onder het nummer 94402/CO/111 op 17 september 2009.
Artikel 3 – Neerlegging
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt neergelegd op de Griffie van de Algemenen Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 november 1969 tot vaststelling van de modaliteiten van neerlegging van de collectieve arbeidsovereenkom- sten.
Artikel 4
Ondertekenende partijen vragen dat onderhavige collectieve arbeidsover- eenkomst zo vlug mogelijk bij koninklijk besluit algemeen verbindend wordt verklaard.
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
417-1
Artikel 5 – Toepassing en timing
§ 1. Elke onderneming die een Ondernemingsraad of bij ontstentenis een Comité Bescherming en Preventie op het Werk heeft opgericht, stelt jaarlijks een globaal opleidingsplan op.
§ 2. Dit opleidingsplan wordt voor advies voorgelegd aan de Ondernemingsraad. Bij ontstentenis van een Ondernemingsraad, wordt dit opleidingsplan voor advies voorgelegd aan de syndicale delegatie.
§ 3. Tegen 31 maart van elk jaar moet het plan definitief zijn opgemaakt. Indien het boekhoudkundig jaar niet samenvalt met het kalenderjaar, moet de opmaak afgerond zijn binnen de 3 maanden na het einde van het boekhoudkundig jaar.
Artikel 6 – Definitie
Onder opleidingsplan wordt verstaan een globaal overzicht van enerzijds de opleidingsbehoeften in de onderneming en anderzijds de wijze waarop er zal aan tegemoet gekomen worden.
Artikel 7 - Opmaak
Bij de opmaak van het opleidingsplan zullen de opleidingsbehoeften in alle afdelingen en van alle personeelsgroepen worden onderzocht.
Jaarlijks wordt de uitvoering van het opleidingsplan gerapporteerd aan de Ondernemingsraad, bij ontstentenis aan de syndicale delegatie.
Artikel 8 - Evaluatie
In het 4e kwartaal van 2010 wordt deze methode voor eerst geëvalueerd op sectoraal vlak. Dan wordt paritair beslist om de methode al dan niet te hand- haven of aan te passen.
Artikel 9 - Vervanging
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt en vernietigt de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 2009 met dezelfde titel.
Artikel 10 - Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur, ingaand op 1 januari 2009. Zij kan worden opgezegd mits een aangetekend schrijven aan de voorzitter van het nationaal paritair comité met een opzeg- termijn van 6 maanden.
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
417-2 417-3
420 Beroepen - leerovereenkomst
K.B. 11/10/1997 B.S. 12/12/1997
1. Inhoud:
Vaststelling van de beroepen die in aanmerking komen voor het industrieel leerlingenwezen en de duurtijd van de opleiding.
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s: Vervanging van het K.B. van 13 juni 1986
3. Duurtijd:
Vanaf 1 september 1994 voor onbepaalde duur
Koninklijk besluit van 11 oktober 1997.
TOT BEPALING VAN DE BEROEPEN WAARVOOR DE ONDERNEMINGEN DIE TOT HET RESSORT
VAN HET PARITAIR COMITÉ VOOR METAAL-, MACHINE- EN ELEKTRISCHE BOUW BEHOREN,
EEN LEEROVEREENKOMST KAN WORDEN GESLOTEN EN TOT VASTSTELLING VAN DE DUUR DE LEERTIJD ERVAN
Artikel 1
Dit besluit is van toepassing op de ondernemingen die tot het ressort van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw behoren.
Artikel 2
In de bij artikel 1 bedoelde ondernemingen kunnen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst, leerovereenkomsten worden gesloten voor de volgende beroepen:
1. Machine-arbeider;
2. Monteerder;
3. Bankbewerker;
4. Onderhoudsmechanieker;
5. Plaatbewerker;
6. Lasser-monteerder;
7. Ketelmaker;
8. Monteerder-kableerder;
9. Xxxxxxxxxx-installeerder;
10. Onderhoudselektricien;
11. Goederenbehandelaar;
12. Operator-behandeling van materialen;
13. Kandidaat-gereedschapsmaker;
14. Operator werktuigmachines;
15. Mecanicien-verspaner;
16. Kandidaat-lasser booglasprocédés;
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
420-1
18. Bankwerker-monteerder;
19. Stellingmonteerder;
20. Monteerder volgens plan;
21. Operator-insteller van numeriek bestuurde plaatbewerkings- machines;
22. Xxxxxxxxx-xxxxxxxxxx;
00. Aluminiumschrijnwerker;
24. Ijzerbewerker;
25. Polyvalente gieterij-arbeider;
26. Polyvalente gieterij-technieker;
27. Modellenmaker;
28. Monteerder-kableerder van elektrische scha-kelborden;
29. Industriële elektricien;
30. Ontstoorder van elektrische installaties;
31. Ontstoorder van hydromechanische installaties;
32. Technieker geautomatiseerde installaties;
33. Operator insteller geautomatiseerde machines;
34. Operator vervormingsmachines;
35. Verenmaker;
36. Wapenbewerker;
37. Xxxxxxxxxx-installeerder van PVC-ramen;
38. Kunststofverwerker;
39. Polyvalente draadtrekker;
40. Verwarmingstechnieker;
41. Oppervlaktebehandelaar.
Artikel 3
De duur van de leertijd voor de in artikel 2 bedoelde beroepen wordt vastge- steld op 2 jaar.
Het paritair leercomité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw kan evenwel oordelen dat de leerling reeds een zekere scholingsgraad in het gekozen beroep bezit, in welk geval, met instemming van dat leercomité, de duur van de leertijd op 1 jaar kan worden gebracht.
Artikel 4
Het koninklijk besluit van 13 juni 1986 tot bepaling van de beroepen waarvoor in de ondernemingen die tot het ressort van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw behoren, een leerovereenkomst kan worden gesloten en tot vaststelling van de duur van de leertijd ervan wordt opgeheven.
Artikel 5
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1994.
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Opleiding en bevordering werkgelegenheid
420-2 420-3
510 Statuut vakbondsafvaardigingen
C.A.O. 19/02/1973
Registratiedatum: 28/02/1973 Registratienr: 1775/CO/11-01
Publicatie registratie in B.S.: 19/05/1973
Gewijzigd door
C.A.O. 11/05/1987 | K.B.09/12/1988 | B.S. 18/01/1989 |
C.A.O. 20/02/1989 | K.B.10/01/1990 | B.S. 08/03/1990 |
C.A.O. 21/06/1999 | K.B. 05/09/2001 | B.S. 12/12/2001 |
1. Inhoud:
Statuut van de vakbondsafvaardiging
• Rol & bevoegdheid van de vakbondsafvaardiging;
• Organisatie en aantal
• Statuut en bescherming van de afgevaardigden;
• De nodige tijd – een definitie
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.'s:
C.A.O. 24/12/1947
Collectieve arbeidsovereenkomsten van 19 februari 1973, 11 mei 1987,
20 februari 1989 en 21 juni 1999.
HET STATUUT VAN DE VAKBONDSAFVAARDIGING "ARBEIDERS"
I. TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Deze overeenkomst, aangegaan in uitvoering van en in overeenstemming met de in de Nationale Arbeidsraad op 24 mei 1971 gesloten overeenkomst betreffende het statuut van de vakbondsafvaardigingen van het personeel van de ondernemingen, regelt het statuut van de vakbondsafvaardiging van het arbeiderspersoneel voor de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitsluiting van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.
Er wordt verstaan onder:
1. "de overeenkomst": de collectieve arbeidsovereenkomst;
2. "de arbeiders": de werklieden en de werksters;
3. "de overeenkomst van 24 mei 1971": de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 van 24 mei 1971, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betref- fende het statuut van de syndicale afvaardiging van het personeel der ondernemingen.
3. Duurtijd:
Vanaf 19 februari 1973 voor onbepaalde duur
Artikel 2
II. ALGEMENE BEPALINGEN
De ondertekenende beroepsverenigingen gaan de verbintenis aan alle bepa- lingen, zowel van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 1971 als van onderhavige overeenkomst en van haar aanvullende gewestelijke en plaatselijke overeenkomsten te doen toepassen en eerbiedigen.
Ze zullen al de te hunner beschikking staande middelen in het werk stellen om dit doel te verwezenlijken.
Werkingssfeer Paritair comité
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Sociaal overleg
510-1
De bedrijfsleiders erkennen dat hun arbeiderspersoneel bij hen vertegenwoor- digd wordt door een vakbondsafvaardiging waarvan de leden aangewezen of
Artikel 6
III. ROL VAN DE VAKBONDSAFVAARDIGING
verkozen zijn onder en door het personeel van hun onderneming.
Zij gaan de verbintenis aan de goede werking ervan in hun onderneming niet te belemmeren.
Artikel 3
a) De bedrijfsleiders gaan de verbintenis aan de vrijheid van vereniging der arbeiders en de vrije ontplooiing van hun organisatie in de onderneming rechtstreeks, noch onrechtstreeks te hinderen.
b) Zij gaan de verbintenis aan geen enkele druk uit te oefenen op het perso- neel om te verhinderen dat het tot een vakbond zou toetreden en aan de niet-aangesloten arbeiders geen andere voorrechten toe te kennen dan aan de aangesloten arbeiders.
Artikel 4
De vakverenigingen van arbeiders, evenals de vakbondsafgevaardigden van het personeel, gaan de verbintenis aan de vrijheid van vereniging te eerbiedigen en binnen de ondernemingen de praktijken na te leven van paritaire verhou- dingen die met de geest van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 1971 en onderhavige overeenkomst stroken.
De vakbondsafgevaardigden behoren in alle omstandigheden erop bedacht te zijn de actie van de directie der onderneming en van haar vertegenwoordigers op de verschillende trappen van de hiërarchie niet te belemmeren.
Artikel 5
De ondernemingshoofden en de vakbondsafgevaardigden zullen in alle omstandigheden blijk geven van zin voor rechtvaardigheid, billijkheid en verzoening waarvan de goede sociale verhoudingen in de ondernemingen afhankelijk zijn.
Zij zullen de sociale wetgeving, de collectieve arbeidsovereenkomsten en het arbeidsreglement naleven en hun inspanningen bundelen teneinde de naleving ervan te verzekeren.
a) De bevoegdheid van de vakbondsafvaardiging strekt zich in het bijzonder uit tot:
- de naleving van de grondbeginselen die worden uiteengezet in de artikels 2 tot 5 van de collectieve overeenkomst van 24 mei 1971
- de arbeidsverhoudingen
- de toepassing in de onderneming van de sociale wetgeving, de collectieve arbeidsovereenkomsten, het arbeidsreglement van de onderneming en de individuele arbeidsovereenkomsten
- de toepassing, ten aanzien van het bedrijfspersoneel, der van kracht zijnde loonschalen en classificeringsregels
- de onderhandelingen met het oog op het sluiten van collectieve overeen- komsten of akkoorden binnen de onderneming, onverminderd de over- eenkomsten of akkoorden gesloten op andere niveaus
- de geschillen voortvloeiend uit technologische wijzigingen en uit de arbeids- organisatie in de onderneming.
Voor het onderzoek van deze geschillen en mits overleg met het onderne- mingshoofd, zal de vakbondsafvaardiging zich kunnen doen bijstaan door gespecialiseerde syndicale vertegenwoordigers.
b) De vakbondsafvaardiging is bovendien bevoegd om te waken over de oprich- ting, de werking en de toepassing der eventuele beslissingen van de paritaire, op het vlak van de onderneming door wettelijke of reglementaire beschikking opgerichte of nog op te richten organen, onder meer de On-dernemingsraad en het Comité voor Veiligheid en Gezondheid.
Artikel 7
Sociale programmatie
Sociale programmatie
Waar geen ondernemingsraad bestaat, kan de vakbondsafvaardiging de taken, rechten en opdrachten waarnemen, die aan deze raad worden toege- kend krachtens de collectieve overeenkomst nr. 9 gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 9 maart 1972, betreffende de coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betref- fende de ondernemingsraden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 september 1972, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 25 november 1972, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 15 van 25 juli 1974, nr. 34 van 27 februari 1981 en nr. 37 van 27 november 1981.
In de ondernemingen met verschillende exploitatiezetels die in België geves- tigd zijn en die van eenzelfde bedrijfstak afhangen, zullen, op aanvraag van de syndicale afvaardigingen, vergaderingen worden belegd met het oog op coördinatie onder de syndicale afvaardigingen van de verschillende zetels, voor het bespreken van problemen van gemeenschappelijk belang.
IV. ORGANISATIE VAN DE VAKBONDSAFVAARDIGING
Artikel 9
a) In de ondernemingen die meer dan 40 arbeiders tewerkstellen, zal een vakbondsafvaardiging voor arbeiders worden opgericht.
In de ondernemingen waar tussen 20 en 40 arbeiders zijn tewerkgesteld, zal een vakbondsafvaardiging voor arbeiders worden opgericht, zo de meerder- heid der arbeiders daarom vraagt.
b) In de ondernemingen die meer dan 40 arbeiders tewerkstellen, is de vakbondsafvaardiging samengesteld uit effectieve en plaatsvervangende afgevaardigden.
Er zijn evenveel plaatsvervangende als effectieve afgevaardigden. Alle belang- rijke afdelingen van de onderneming zullen er in de mate van het mogelijke op billijke wijze behoorlijk vertegenwoordigd zijn.
De plaatsvervangende afgevaardigden wonen de vergaderingen van de vak- bondsafvaardiging en de audiënties slechts bij in geval van en in verhouding met de afwezigheid of gerechtvaardigd belet van de effectieve afgevaardigden en mits het ondernemingshoofd of zijn vertegenwoordiger daarvan op de hoogte worden gebracht.
In de ondernemingen waar van 20 tot 40 arbeiders worden tewerkgesteld, bestaat de vakbondsafvaardiging uitsluitend uit effectieve afgevaardigden.
c) De afgevaardigden zullen in eigen rangen een afvaardigingshoofd aandui- den. Verder zal elke vakbond die, naar het geval, ten minste 25 % van de uitgebrachte stemmen of van de mandaten in de afvaardiging bekomen heeft, naast het afvaardigingshoofd, ook een fractieleider mogen aanstellen.
Het afvaardigingshoofd en de fractieleider zullen samen de beperkte vak- bondsafvaardiging uitmaken.
d) De onderneming zal een lokaal ter beschikking stellen van de vakbonds- afvaardiging, die haar voorbehouden wordt om haar de mogelijkheid te bieden haar opdracht degelijk te vervullen.
Deze beschikking zal bestendig of occasioneel zijn, rekening gehouden met de aan elke onderneming eigen mogelijkheden.
De vakbondsafgevaardigden zullen erin mogen vergaderen om hun syndicale opdracht te vervullen binnen de perken van het aantal kredieturen dat, krach- tens artikel 18 van onderhavige overeenkomst, is toegestaan aan elk lid van de vakbondsafvaardiging.
Artikel 10
a) Het aantal effectieve afgevaardigden wordt als volgt bepaald:
Ondernemingen met afgevaardigden 20 tot 39 arbeiders 2 afgevaardigden
40 tot 124 arbeiders 3 afgevaardigden
125 tot 249 arbeiders 4 afgevaardigden
250 tot 499 arbeiders 5 afgevaardigden
500 tot 749 arbeiders 6 afgevaardigden
750 tot 999 arbeiders 7 afgevaardigden
1.000 tot 1.249 arbeiders 8 afgevaardigden
1.250 tot 1.499 arbeiders 9 afgevaardigden
En vervolgens één bijkomende afgevaardigde per schijf van 500 arbeiders in de ondernemingen met 1 500 arbeiders en meer.
b) Wegens de belangrijkheid of de ingewikkelde structuur van sommige ondernemingen, kan voor elk geval afzonderlijk en zonder dat het in de tabel voorziene totale aantal afgevaardigden met meer dan 20 % wordt overschreden, overeengekomen worden
- hetzij over sommige afwijkingen van bovenstaande tabel,
Sociale programmatie
Sociale programmatie
- hetzij over het aantal en de functies van eventuele sectoriële afgevaardig- den, wier actie beperkt blijft tot een groep, een sectie of een afdeling en
met wie het ondernemingshoofd of zijn vertegenwoordiger in principe niet handelen.
c) In de gevallen, waarin, op gewestelijk, plaatselijk of ondernemingsvlak, overeengekomen werd over een aantal bijkomende en/of sectoriele afge- vaardigden dat voormelde 20 %-grens overschrijdt, zal dat aantal worden gehandhaafd.
Artikel 11
Om de functies van afgevaardigde of plaatsvervanger te kunnen waarnemen, moeten de leden van het arbeiderspersoneel aan volgende voorwaarden voldoen:
1) ten minste 18 jaar oud zijn en de pensioengerechtigde leeftijd niet hebben bereikt
2) ten minste één jaar effectief in de onderneming hebben gewerkt
3) aangesloten zijn bij één der vertegenwoordigde vakbonden en erdoor zijn voorgesteld.
De hierboven in punt 1 tot 3 voorziene voorwaarden inzake kiesbaarheid moeten vervuld zijn op de datum van de verkiezingen of van de aanstelling. Het is verboden eenzelfde kandidatuur op meer dan één lijst voor te dragen.
Artikel 12
De afgevaardigden zullen aangeduid of verkozen en uitgekozen worden op grond van het gezag waarover zij bij de uitvoering van hun kiese opdrachten moeten beschikken en om hun bevoegdheid welke een degelijke kennis van de onderneming en van de desbetreffende industrietak vooropstelt.
Over de keuze tussen directe aanduiding of verkiezing van de afgevaardigden, zal worden beslist hetzij door het Gewestelijk Paritair Comité, hetzij voor elk geval afzonderlijk.
Sociale programmatie
Sociale programmatie
Welke ook de wijze van benoeming van de afgevaardigden weze, de duur der mandaten wordt op vier jaar bepaald. In principe, zal de hernieuwing van de vakbondsafvaardiging tezelfdertijd als die van de ondernemingsraden en comités voor veiligheid en gezondheid geschieden, indien men besloten heeft daarvoor de verkiezingsprocedure aan te wenden; dit principe is slechts verworven na overeenstemming te hebben bereikt in het Gewestelijk Paritair Comité. Indien de voorkeur gaat naar de rechtstreekse aanduiding, zullen de
vakbonden over een termijn van zes maanden beschikken om tot bedoelde hernieuwing over te gaan.
Artikel 12bis
Alle mandaten die bestonden op 31 december 1998 en die normaal ten einde zouden lopen bij de installatie van de syndicale delegatie na de sociale ver- kiezingen in 1999 worden verlengd tot de installatie van de syndicale delegatie na de sociale verkiezingen van het jaar 2000 .
Artikel 13
In alle gevallen waarin krachtens artikel 12 van onderhavige overeenkomst tot verkiezingen moet worden overgegaan, zullen deze worden georganiseerd in elke onderneming, binnen de fabrieken zelf, alle maatregelen genomen zijnde om de vrijheid en het geheim van de stemming veilig te stellen.
De verkiezingsprocedure en de verdeling van de mandaten worden geregeld overeenkomstig de bepalingen van het eerste deel, hoofdstuk IV, afdelingen 2 en 3, §§ 1 en 2, van het koninklijk besluit van 31 juli 1986 betreffende de onderne-mingsraden en de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen.
Van deze procedure mag evenwel door het Gewestelijk Paritair Comité worden afgeweken, hetzij op het niveau van een welbepaalde streek, hetzij voor met name genoemde ondernemingen.
De plaatsvervangende leden zijn geroepen om te zetelen ter vervanging van een overleden, uittredend of verhinderd lid of van een lid dat niet meer aan de voorwaarden tot verkiesbaarheid voldoet.
Het mandaat van vakbondsafgevaardigde loopt ten einde, wanneer betrokkene niet meer voldoet aan de voorwaarden voorzien bij artikel 11, en met dien verstande, dat in elk geval aan dit mandaat een einde kan gesteld worden op aanvraag van de arbeidersorganisatie die de kandidatuur van de afgevaar- digden heeft voorgedragen.
Indien het mandaat van een vakbondsafgevaardigde tijdens zijn ambtstermijn om welke reden ook ten einde loopt, mag de vakbond, waartoe deze afgevaar- digde behoorde, bij ontstentenis van een plaatsvervangende afgevaardigde, de persoon aanduiden die het mandaat zal beëindigen. Deze zal automatisch de voordelen van onderhavig statuut genieten, in het bijzonder deze voorzien bij artikel 17 en 17bis.
Zijn kiezers alle arbeiders van de onderneming, op voorwaarde dat zij op het ogenblik der verkiezingen drie maanden zonder onderbreking in de onder- neming aanwezig zijn geweest.
V. STATUUT VAN DE VAKBONDSAFGEVAARDIGDEN
Artikel 15
Het mandaat van vakbondsafgevaardigde mag noch benadeling, noch bijzon- dere voordelen meebrengen voor degene, die het uitoefent, zodanig dat de afgevaardigden in aanmerking komen voor alle normale promoties en bevorde- ringen die voorzien zijn voor de categorie arbeiders waartoe zij behoren.
Artikel 16
a) De leden van de vakbondsafvaardiging mogen niet worden afgedankt om redenen die eigen zijn aan de uitoefening van hun mandaat.
b) De werkgever die overweegt een vakbondsafgevaardigde om welke reden dan ook, behalve om een gewichtige reden, af te danken, moet vooraf de vakbondsafvaardiging en de vakbond die de kandidatuur van deze afge- vaardigde indiende, hiervan verwittigen. De mededeling ervan moet worden bevestigd per aangetekend schrijven dat effect sorteert op de derde dag volgend op de datum van zijn verzending aan de betrokken vakbond.
De betrokken vakbond beschikt over een termijn van zeven dagen, ingaande op de dag waarop de door de werkgever toegestuurde brief van kracht wordt, om per aangetekend schrijven zijn weigering te betekenen om de geldigheid van de overwogen afdanking te aanvaarden.
Het uitblijven van reactie vanwege de vakbond dient beschouwd te worden als een aanvaarding van de geldigheid van de overwogen afdanking.
Indien de vakbond weigert de geldigheid van de overwogen afdankingen te aanvaarden, beschikt de meest gerede partij over de mogelijkheid om het geval aan het Verzoeningsbureau van het Gewestelijk Paritair Comité ter beoordeling voor te leggen; de afdankingmaatregel kan niet worden uitgevoerd tijdens de duur van deze procedure.
Sociale programmatie
Sociale programmatie
Indien het Verzoeningsbureau binnen de dertig dagen na het verzoek tot geen eenparige beslissing is kunnen komen, kan het geschil betreffende de
geldigheid van de door de werkgever ter rechtvaardiging van de afdanking ingeroepen redenen aan de Arbeidsrechtbank worden voorgelegd.
c) In geval van afdanking van een vakbondsafgevaardigde om een gewichtige reden, moet de vakbondsafvaardiging ogenblikkelijk hiervan worden ver- wittigd.
Artikel 17
De werkgever is een forfaitaire vergoeding verschuldigd in volgende gevallen:
1) indien hij een vakbondsafgevaardigde afdankt zonder de in artikel 16 hier- boven voorziene procedure na te leven
2) indien na afloop dezer procedure, de geldigheid van de redenen van de afdanking ten aanzien van de bepaling van artikel 16 a) hierboven door het Verzoeningsbureau of door de Arbeidsrechtbank niet wordt erkend
3) indien de werkgever de afgevaardigde heeft afgedankt wegens een gewich- tige reden en de Arbeidsrechtbank de afdanking ongegrond heeft verklaard.
4) indien het arbeidscontract een einde heeft genomen wegens een erge fout van de werkgever, die de afgevaardigde een gegronde reden biedt voor de onmiddellijke opzegging van het contract.
In de ondernemingen met minder dan 50 werknemers is de forfaitaire vergoe- ding gelijk aan de bruto jaarlijkse bezoldiging, onverminderd de toepassing van de artikelen 39, § 1, en 40, § 1, van de wet van 7 juli 1978, betreffende de arbeidsovereenkomsten.
In de ondernemingen met meer dan 50 werknemers is de forfaitaire vergoe- ding gelijk aan de bruto jaarlijkse bezoldiging van:
- 2 jaar wanneer de afgevaardigde minder dan 10 jaar anciënniteit telt,
- 3 jaar wanneer hij tussen 10 en 20 jaar anciënniteit telt,
- 4 jaar wanneer hij 20 jaar anciënniteit en meer telt.
Deze vergoeding is niet verschuldigd, wanneer de vakbondsafgevaardigde recht heeft op de vergoeding voorzien bij artikel 21, § 7, van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en bij artikel ibis,
§ 7, van de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid der werknemers; zij mag voorts niet worden gecumuleerd met de vergoeding voorzien bij artikel 63 leden 3 en 4 van de wet van 7 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Bij wijziging van werkgever ingevolge een overgang van een onderneming of van een gedeelte van een onderneming krachtens overeenkomst geldt navolgende regeling:
a) Met betrekking tot het genot van de beschermingsmaatregelen, bepaald bij onderhevig statuut:
De bescherming, voorzien bij dit statuut is van toepassing op de syndicale afgevaardigden van de onderneming, die overgaat, of het gedeelte ervan, dat overgaat, tot op het ogenblik dat een nieuwe syndicale afvaardiging wordt samengesteld of, indien de afgevaardigden niet opnieuw aangeduid of herkozen worden, tot op het ogenblik dat de conventionele duur van hun mandaat zou verstreken zijn; te dien einde worden de syndicale afgevaardig- den beschouwd alsof zij hun mandaat verder uitoefenen binnen de hiervoor vermelde tijdslimieten.
b) Met betrekking tot de voortzetting van de uitoefening van het mandaat:
1' Indien bij de overgang de autonomie van de onderneming of van het gedeelte van de onderneming, op het vlak waarvan de syndicale afvaardiging werd opgericht, behouden blijft, blijven de syndicale afgevaardigden hun mandaat verder uitoefenen tot op het ogenblik dat het verstrijkt;
2' Voor het geval dat de autonomie van de onderneming of van het gedeelte van de onderneming, op het vlak waarvan de syndicale afvaardiging werd opgericht, niet behouden blijft, wordt de syndicale afvaardiging uiterlijk zes maanden na de overgang wedersamengesteld.
Tot op het ogenblik van de wedersamenstelling blijven de syndicale afgevaar- digden hun mandaat verder uitoefenen.
Artikel 18
a) De vakbondsafvaardiging in haar geheel zal voor het volbrengen van haar opdracht over de nodige tijd mogen beschikken, die van de werkuren wordt afgetrokken en ten hoogste over het in onderstaande tabel vermelde aantal uren:
Sociale programmatie
Sociale programmatie
Sociaal overleg
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
Sociaal overleg
510-10 510-11
Schijven | Arbeiders personeel | Aantal afgevaardigden | Uren per maand |
20 tot 40 | 2 | 10 | |
40 tot 74 | 3 | 20 | |
75 tot 124 | 3 | 30 | |
125 | 125 tot 249 | 4 | 60 |
250 tot 499 | 5 | 100 | |
500 tot 749 | 6 | 140 | |
750 tot 999 | 7 | 200 | |
1000 tot 1249 | 8 | 260 | |
1250 tot 1499 | 9 | 340 | |
500 | 1500 tot 1999 | 10 | 400 |
2000 tot 2499 | 11 | 475 | |
2500 tot 2999 | 12 | 540 | |
3000 tot 3499 | 13 | 610 | |
3500 tot 3999 | 14 | 675 | |
4000 tot 4499 | 15 | 740 | |
4500 tot 4999 | 16 | 810 | |
5000 tot 5499 | 17 | 880 | |
5500 tot 5999 | 18 | 950 | |
6000 tot 6499 | 19 | 1020 | |
6500 tot 6999 | 20 | 1090 | |
7000 tot 7499 | 21 | 1160 | |
7500 tot 7999 | 22 | 1260 | |
8000 tot 8499 | 23 | 1360 | |
8500 tot 8999 | 24 | 1460 | |
9000 tot 9499 | 25 | 1560 | |
9500 tot 9999 | 26 | 1660 | |
10000 tot 10499 | 27 | 1760 | |
10500 tot 10999 | 28 | 1860 | |
11000 tot 11499 | 29 | 1960 | |
11500 tot 11999 | 30 | 2060 |