Albert Cuypstraat 3
Xxxxxx Xxxxxxxxxx 0
5914 XE Venlo
Postbus 165
5900 AD Venlo
tel. (000) 000 00 00
fax. (000) 000 00 00
1) CONCE PT
d.d. 24 april 2017
1199767/2017/NP
Oprichting van: Stichting Museum van Bommel van Dam
STICHTING
Xxxxx, * tweeduizend zeventien, verscheen voor mij, mr., notaris te Venlo:
*, handelend als schriftelijk gevolmachtigde van:
de te Venlo gevestigde publiekrechtelijke rechtspersoon gemeente Venlo, _ kantoorhoudende te 5912 AT Xxxxx, Xxxxxxxxxxx 0, ter uitvoering van een _ besluit van het college van Burgemeester en Wethouders gedateerd *, genummerd *;
hierna te noemen: ‘de oprichter’.
VOLMACHT
Van de verleende volmacht blijkt uit een onderhandse akte die aan deze akte is vastgemaakt.
De verschenen persoon verklaarde als volgt.
De oprichter richt bij deze akte een stichting op en stelt daarvoor de volgende statuten vast.
STATUTEN
Artikel 1 - Naam en zetel
1. De naam van de stichting is: Stichting Museum van Bommel van Dam.
2. De stichting is gevestigd in de gemeente Venlo. Artikel 2 - Doel
1. De stichting heeft als doel:
a. het exploiteren van het Museum van Bommel van Dam;
b. het verzamelen, conserveren, documenteren en presenteren van museumcollecties op het gebied van beeldende kunst en vormgeving;
c. het bijdragen aan een levendig klimaat voor beeldende kunst en vormgeving in Venlo en de regio;
d. het bevorderen van kennis en waardering voor beeldende kunst en vormgeving bij een breed publiek, door middel van tentoonstellingen, educatie, presentaties, publicaties of projecten anderszins;
en het verrichten van al wat hiermee rechtstreeks of zijdelings verband _
houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.
Tot dit doel behoort niet het doen van uitkeringen aan de oprichter of aan hen die deel uitmaken van organen van de stichting.
2. De stichting beoogt het algemeen nut.
3. De stichting heeft geen winstoogmerk.
4. De stichting houdt zich aan de beginselen van goed bestuur zoals is vastgelegd in de Governance Code Cultuur.
5. Het vermogen van de stichting wordt gevormd door:
- opbrengsten van activiteiten van de stichting;
- donaties van hen die met het doel van de stichting sympathiseren;
- subsidies;
- schenkingen en legaten;
- alle andere baten.
Artikel 3 - Bestuur: samenstelling, benoeming, beloning, ontslag
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit minimaal vijf (5) of meer natuurlijke personen.
Het aantal bestuursleden wordt met algemene stemmen vastgesteld door het bestuur.
Het bestuur kan uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aanwijzen. Eén bestuurder kan meer van deze functies vervullen.
Een niet-voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden.
2. De bestuurders worden benoemd door het bestuur.
In vacatures van bestuurders wordt zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen drie maanden na het ontstaan ervan, voorzien.
Als niet tijdig in een vacature is voorzien, is iedere bestuurder en is iedere overige belanghebbende bevoegd de benoeming van de ontbrekende bestuurder te verzoeken aan de rechtbank van het arrondissement waarbinnen de stichting haar statutaire zetel heeft.
3. Iedere bestuurder moet voldoen aan de volgende vereisten:
a. een bestuurder is een natuurlijk persoon;
b. een bestuurder heeft het vrije beheer over zijn vermogen;
c. een bestuurder is in de laatste vijf jaar niet door de rechtbank ontslagen als bestuurder van een stichting;
Bij de samenstelling van het bestuur wordt de Goverance Code Cultuur in acht genomen.
Het bestuur stelt een profielschets op voor zijn samenstelling, rekening houdend met de aard van de stichting, haar activiteiten en de gewenste deskundigheid en achtergrond van de bestuurders.
Een bestuurder mag geen familieband hebben met een andere bestuurder. Onder familieband wordt verstaan bloed- of aanverwantschap tot en met de vierde graad en de hoedanigheid van echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel.
4. Bestuurders worden benoemd voor een periode van maximaal vier (4) _
jaar. Het bestuur kan een rooster van aftreden maken. Een aftredende _
bestuurder kan onmiddellijk tot bestuurder worden herbenoemd. Een bestuurder kan echter in totaal niet langer dan acht jaar bestuurder zijn.
5. Alle bestuurders kunnen een vergoeding krijgen van de kosten die zij redelijkerwijs hebben gemaakt in de uitoefening van hun functie.
Het bestuur kan aan een of meer bestuurders vacatiegelden toekennen. De bestuurders ontvangen geen beloning voor hun werkzaamheden.
6. Een bestuurder kan worden geschorst door het bestuur.
Na een schorsing roept het bestuur een nieuwe vergadering bijeen, die wordt gehouden binnen vier weken na de schorsing. In die vergadering wordt besloten of de schorsing wordt opgeheven, de schorsing wordt verlengd of de betreffende bestuurder wordt ontslagen. Een schorsing _ kan in totaal nooit langer dan drie maanden duren.
Voor een besluit tot schorsing of verlenging van de schorsing gelden extra vereisten, die zijn opgenomen in artikel 6 lid 4.
De schorsing vervalt als geen besluit tot verlenging wordt genomen binnen de hiervoor vermelde termijn van vier weken of als na verloop van drie maanden geen besluit tot ontslag van de betreffende bestuurder is genomen.
7. Een bestuurder verliest zijn functie:
a. door zijn overlijden;
b. door zijn faillissement, door het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of doordat hij _ surseance van betaling verkrijgt;
c. door zijn ondercuratelestelling of de onderbewindstelling van zijn gehele vermogen;
d. door zijn vrijwillig aftreden;
e. door zijn ontslag gegeven door het bestuur, met inachtneming van _
de vereisten als opgenomen in artikel 6 lid 4;
f. door het verstrijken van de periode waarvoor hij is benoemd;
g. door zijn ontslag door de rechtbank;
h. door een besluit van het bestuur, waarmee wordt geconstateerd dat een bestuurder niet (meer) voldoet aan de eisen als vermeld in lid 3 of de profielschets op basis waarvan hij is benoemd, als de functie _ van de betreffende bestuurder niet eindigt op grond van enige hiervoor vermelde grond. In dat geval eindigt de functie met ingang van de datum vermeld in het besluit van het bestuur.
Artikel 4 - Bestuur: bijeenroeping, vergaderingen, besluitvorming
1. Iedere bestuurder is bevoegd een vergadering van het bestuur bijeen te roepen.
2. De bijeenroeping van de vergaderingen van het bestuur vindt schriftelijk plaats. Bij deze bijeenroeping wordt opgegeven op welke dag de
vergadering plaatsvindt, wat het aanvangstijdstip van de vergadering is en welke onderwerpen worden behandeld (agenda). De bijeenroeping _ vindt plaats met inachtneming van een termijn van ten minste zeven dagen, de dag van bijeenroeping en die van de vergadering niet meegerekend.
De bestuurder die voor dit doel een adres aan de stichting bekend heeft gemaakt, kan tot de vergaderingen van het bestuur worden opgeroepen door een langs elektronische weg aan dat adres toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht
3. De vergaderingen van het bestuur worden gehouden op de plaats te bepalen door degene die de vergadering bijeenroept.
4. Als wordt gehandeld in strijd met enige bepaling van de twee vorige leden kan het bestuur niettemin rechtsgeldige besluiten nemen als alle _ bestuurders in de vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
5. Een bestuurder kan aan een andere bestuurder schriftelijk volmacht verlenen om zich in de vergadering te laten vertegenwoordigen. Een elektronisch vastgelegde volmacht geldt als een schriftelijke volmacht. Een bestuurder kan niet meer dan één medebestuurder in de vergadering vertegenwoordigen.
6. Als het bestuur daartoe besluit, kunnen bestuurders hun vergaderrechten uitoefenen via een elektronisch communicatiemiddel. De bestuurder die op deze wijze aan de vergadering deelneemt, moet minimaal via het elektronisch communicatiemiddel:
- kunnen worden geïdentificeerd;
- rechtstreeks kunnen kennisnemen van de beraadslagingen in de vergaderingen;
- het stemrecht kunnen uitoefenen.
Het bestuur kan verdere voorwaarden stellen aan het gebruik van het elektronisch communicatiemiddel. Als verdere voorwaarden worden gesteld, worden deze bij de oproeping tot de vergadering bekend gemaakt.
De bestuurder die via een elektronisch communicatiemiddel aan een vergadering deelneemt, geldt als in de vergadering aanwezig.
7. In de vergaderingen van het bestuur heeft iedere bestuurder één stem. _ Voor zover in deze statuten geen grotere meerderheid is voorgeschreven, worden de besluiten door het bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin meer dan de helft van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is.
Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
8. Als voor het nemen van een besluit wordt vereist dat een bepaald aantal
bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is en dit aantal niet bij de vergadering aanwezig of vertegenwoordigd was, wordt een nieuwe vergadering bijeengeroepen waarin het betreffende besluit opnieuw aan de orde wordt gesteld.
Die vergadering moet worden gehouden niet eerder dan twee (2) en niet later dan vier (4) weken na de eerste vergadering.
In de nieuwe vergadering kan het betreffende besluit dan worden genomen ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders, met ten minste de voor dat besluit voorgeschreven meerderheid van stemmen.
Artikel 5 - Bestuur: leiding van de vergaderingen, notulen, besluitvorming buiten vergadering
1. De voorzitter leidt de vergaderingen van het bestuur. Bij zijn afwezigheid voorziet de vergadering zelf in haar leiding.
2. De voorzitter van de vergadering bepaalt de wijze waarop de stemmingen in de vergaderingen worden gehouden.
3. Het in de vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter van de vergadering over de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. Wordt onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de voorzitter de
juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, als de meerderheid van de vergadering of, als de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk plaatsvond, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
4. Van het verhandelde in de vergaderingen van het bestuur worden notulen gehouden door de daartoe door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon.
De notulen worden - nadat zij zijn vastgesteld - door de voorzitter en de notulist van de vergadering ondertekend.
5. Het bestuur kan ook op andere wijze dan in een vergadering besluiten _
nemen, als alle bestuurders schriftelijk hun stem uitbrengen.
Een besluit is dan genomen als alle bestuurders zich vóór het voorstel _
hebben verklaard.
Onder een schriftelijke verklaring wordt mede begrepen een langs elektronische weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht, aan het adres dat het bestuur voor dit doel heeft vastgesteld en aan alle bestuurders bekend heeft gemaakt.
Van elk besluit dat buiten vergadering wordt genomen, wordt mededeling gedaan in de eerstvolgende vergadering. Deze mededeling
wordt in de notulen van die vergadering vermeld en de uitgebrachte stemmen worden bij deze notulen gevoegd.
Artikel 6 - Bestuur: taken en bevoegdheden
1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.
Iedere bestuurder is tegenover de stichting verplicht tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak.
Een bestuurder vermijdt elke vorm en schijn van persoonlijke bevoordeling of belangenverstrengeling tussen hem en de stichting.
Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en _ van alles met betrekking tot de werkzaamheden van de stichting, naar _ de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze _ een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat op ieder moment de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.
Het bestuur is verplicht de bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.
2. Het bestuur is wel bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, maar niet tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.
Deze beperking van de bevoegdheid van het bestuur kan aan derden worden tegengeworpen.
3. Erfstellingen mogen alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving _
worden aanvaard.
4. Een besluit van het bestuur:
- tot schorsing of verlenging van schorsing van een bestuurder; of
- tot ontslag van een bestuurder; of
- inhoudende constatering dat een bestuurder niet meer voldoet aan de eisen of de profielschets vermeld in artikel 3 lid 3;
wordt genomen in een vergadering waarin alle overige bestuurders daartoe besluiten, ten minste drie in getal.
De betreffende bestuurder wordt steeds in de gelegenheid gesteld zich te verantwoorden in een vergadering waarin deze besluiten tot schorsing of ontslag van hem besproken worden en hij kan zich daarin door een raadsman doen bijstaan.
5. Een besluit van het bestuur tot:
- statutenwijziging;
- fusie;
- splitsing in de zin van titel 7 van Boek 2 Burgerlijk Wetboek;
- omzetting van de stichting in een andere rechtsvorm; of
- ontbinding van de stichting;
wordt genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin alle bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
6. Het bestuur heeft de voorafgaande goedkeuring nodig van het college _
van burgemeester en wethouders van Venlo voor een besluit tot:
- statutenwijziging;
- fusie;
- splitsing in de zin van titel 7 van Boek 2 Burgerlijk Wetboek;
- omzetting van de stichting in een andere rechtsvorm; of
- ontbinding van de stichting;
als bedoeld in de artikelen 10 tot en met 12.
7. Het bestuur stelt een beleidsplan vast en actualiseert dit beleidsplan periodiek. Het beleidsplan geeft inzicht in de door de stichting te verrichten werkzaamheden, de wijze van werving van gelden, het beheer van het vermogen van de stichting en de besteding daarvan.
8. Het bestuur zorgt ervoor dat:
- er niet meer vermogen wordt aangehouden door de stichting dan nodig is voor de continuïteit van de voorziene werkzaamheden ten _ behoeve van het doel van de stichting; en
- de kosten van werving van gelden en de beheerkosten van de stichting in redelijke verhouding staan tot de besteding ten behoeve van het doel van de stichting.
9. Het bestuur zorgt ervoor dat de administratie van de instelling zodanig is ingericht, dat daaruit duidelijk blijkt de aard en omvang van:
- de onkostenvergoedingen en vacatiegelden die toekomen aan de afzonderlijke bestuurders;
- de kosten die zijn gemaakt voor de werving van gelden en voor het beheer van de stichting en de aard en omvang van andere uitgaven van de stichting;
- de inkomsten van de stichting;
- het vermogen van de stichting.
Artikel 7 - Bestuur: vertegenwoordiging
1. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting.
De stichting kan niet rechtsgeldig worden vertegenwoordigd bij handelingen die in strijd met het bepaalde in artikel 6 lid 2 worden verricht.
2. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt bovendien toe aan:
- twee gezamenlijk handelende bestuurders, van wie ten minste één _
de voorzitter, de secretaris of de penningmeester moet zijn;
- een directeur wat betreft de rechtshandelingen die staan vermeld in artikel 7a lid 3. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging van een directeur strekt zich binnen de grenzen als vermeld in artikel 7a lid 3 ook uit tot daden van beschikking en omvat ook het recht van substitutie.
3. De in het vorig lid van dit artikel opgenomen bevoegdheid van het bestuur, bestuurders en directeur tot vertegenwoordiging van de stichting bestaat ook als tussen de stichting en een of meer van hen een tegenstrijdig belang bestaat.
4. Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van incidentele dan wel doorlopende volmacht aan een directeur, een of meer bestuurders en/of aan anderen, zowel samen als afzonderlijk, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
Artikel 7a - Directeur
1. Het bestuur kan een directeur benoemen.
Het bestuur stelt de arbeidsvoorwaarden van de directeur vast.
2. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de activiteiten van de stichting en draagt zorg voor de uitvoering van die besluiten waarvan de uitvoering door het bestuur aan hem is opgedragen.
3. De directeur heeft de volgende bevoegdheden:
- het in dienst nemen of ontslaan van personeel;
- het openen van bankrekeningen of storten van gelden bij Nederlandse banken als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht en het opnemen van gelden van deze bankrekeningen;
- het ter leen opnemen van gelden op basis van een kredietovereenkomst tot een maximum als door het bestuur overeengekomen met een bank of andere kredietverlener;
- het voeren van rechtsgedingen, het nemen van executoriale maatregelen, het sluiten van vaststellingsovereenkomsten en het onderwerpen van geschillen aan de beslissing van scheidslieden, een en ander voor zover het nemen van maatregelen tot het bewaren van recht noodzakelijk zijn;
- het doen van investeringen in welke vorm dan ook die, in samengesteld verband, een bedrag van * niet te boven gaan;
- het sluiten van overeenkomsten in het kader van de normale activiteiten van de stichting voor zover met deze overeenkomsten geen verplichtingen worden aangegaan voor een periode langer dan een jaar en voor zover de verplichtingen van de stichting uit deze overeenkomst bovendien, in samengesteld verband, een bedrag van
* niet te boven gaan;
- het aanvaarden van erfstellingen onder het voorrecht van
boedelbeschrijving.
Bij de uitoefening van deze bevoegdheden moet de directeur de richtlijnen en de instructies volgen die het bestuur daarvoor geeft.
4. De directeur bereidt de bestuursvergaderingen voor en woont de bestuursvergaderingen bij, tenzij het bestuur anders beslist. De directeur heeft in een bestuursvergadering het recht het woord te voeren, maar hij heeft geen stemrecht.
5. Het bestuur kan een directeur schorsen en ontslaan. Het besluit tot schorsing of ontslag kan slechts worden genomen wanneer ten minste _ twee derde van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
6. De overige taken, bevoegdheden en de nadere regels ten aanzien van _ het functioneren van de directeur worden geregeld in een reglement. Het bepaalde in artikel 9 is hierop van toepassing.
Artikel 8 - Boekjaar; verslaggeving
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten van de stichting op te maken en op papier te stellen.
De penningmeester zendt deze stukken vóór het einde van de in de voorgaande zin bedoelde termijn aan alle bestuurders.
Het bestuur maakt een jaarrekening en een jaarverslag op als bedoeld in artikel 2:300 Burgerlijk Wetboek als dat op grond van de wet verplicht is. In dat geval legt het bestuur een exemplaar daarvan voor het bestuur ter inzage op het kantoor van de stichting met de op grond van de wet toe _ te voegen gegevens.
3. De balans en de staat van baten en lasten van de stichting of de jaarrekening wordt vastgesteld door het bestuur binnen een maand na _ het opmaken van de stukken als bedoeld in lid 2.
De vastgestelde stukken worden ondertekend door alle bestuurders. Als een handtekening van een van hen ontbreekt wordt de reden daarvan op de stukken vermeld.
4. De in lid 2 vermelde termijn kan door het bestuur worden verlengd met _
ten hoogste vijf maanden op grond van bijzondere omstandigheden.
Artikel 9 - Reglementen
1. Het bestuur kan een of meer reglementen vaststellen. In een reglement worden regels of nadere regels opgenomen, die het bestuur nodig acht voor de uitvoering van zijn taak. Een reglement mag nooit in strijd zijn met de statuten of de wet.
Het bestuur kan elk door hem gemaakt reglement wijzigen en ook intrekken.
2. Een reglement wordt schriftelijk vastgelegd met vermelding van de dag
waarop het van kracht wordt. Deze datum kan niet zijn gelegen vóór de datum waarop het besluit werd genomen.
Artikel 10 - Statutenwijziging
1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 2 lid 1 sub a en b, artikel 6 lid 6, artikel 12 lid 2 en dit artikellid.
2. Het besluit tot statutenwijziging kan slechts worden genomen overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 lid 5.
3. Als een voorstel tot wijziging van de statuten wordt gedaan, moet dat vooraf, bij de oproeping tot de betreffende vergadering, worden vermeld. De woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging moet bij die oproeping worden gevoegd.
De termijn van de oproeping bedraagt in dit geval ten minste twee weken.
4. Een statutenwijziging treedt in werking op het door het bestuur bepaalde tijdstip, maar niet eerder dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt.
Iedere bestuurder is bevoegd deze akte te laten verlijden.
Het bestuur kan een of meer bestuurders en/of anderen, zowel gezamenlijk als afzonderlijk, machtigen de akte van statutenwijziging te laten verlijden.
Artikel 11 - Fusie; splitsing; omzetting
Op een besluit van het bestuur tot fusie of splitsing in de zin van titel 7 van _ Boek 2 Burgerlijk Wetboek en op een besluit van het bestuur tot omzetting _ van de stichting in een andere rechtsvorm overeenkomstig artikel 2:18 Burgerlijk Wetboek, is het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 van het vorige artikel zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, onverminderd de _ eisen van de wet.
Artikel 12 - Ontbinding
1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden.
Op het besluit tot ontbinding is het bepaalde in artikel 10, leden 2 en 3 _
zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
2. Het bestuur stelt bij zijn besluit tot ontbinding de bestemming vast van een eventueel batig saldo. Deze bestemming moet zo veel mogelijk in _ overeenstemming zijn met het doel van de stichting. Het batig saldo wordt besteed ten behoeve van een algemeen nut beogende instelling _ met een gelijksoortige doelstelling.
3. Als de stichting op het tijdstip van haar ontbinding geen baten meer heeft, houdt zij op te bestaan. In dat geval doet het bestuur daarvan opgave aan het handelsregister.
4. De boeken en stukken van de ontbonden stichting blijven gedurende
zeven jaren nadat de stichting heeft opgehouden te bestaan onder bewaring van de door het bestuur bij het besluit tot ontbinding aangewezen persoon. Binnen acht dagen na het ingaan van zijn bewaarplicht moet de aangewezen bewaarder zijn naam en adres opgeven aan het handelsregister.
5. De stichting wordt bovendien ontbonden door:
- insolventie nadat de stichting in staat van faillissement is verklaard _ of door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de _ boedel;
- een daartoe strekkende rechterlijke uitspraak in de bij de wet genoemde gevallen.
Artikel 13 - Vereffening
1. Het bestuur is belast met de vereffening van het vermogen van de stichting, voor zover bij het ontbindingsbesluit geen andere vereffenaar(s) is (zijn) aangewezen.
2. Na het besluit tot ontbinding bevindt de stichting zich in liquidatie.
De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan als en voor zover dit _
voor de vereffening van haar vermogen nodig is.
Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten voor zoveel mogelijk en nodig van kracht.
In stukken en aankondigingen die van de stichting uitgaan, moet ‘in liquidatie’ aan de naam van de stichting worden toegevoegd.
3. Een batig saldo na vereffening krijgt een bestemming zoals vastgesteld bij het ontbindingsbesluit, of bij het ontbreken daarvan, door de vereffenaar(s) met inachtneming van het bepaalde in artikel 12 lid 2.
De vereffening eindigt op het tijdstip waarop geen aan de vereffenaars _
bekende baten meer aanwezig zijn.
De stichting houdt bij vereffening op te bestaan op het tijdstip waarop de vereffening eindigt. De vereffenaars doen daarvan opgave aan het handelsregister.
Artikel 14 - Overgangsbepaling
In afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 1 bestaat het bestuur tot een door het bestuur te bepalen tijdstip uit drie (3) bestuurders.
Het bestuur is verplicht binnen *een jaar* te voorzien in een bestuur overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.
SLOTVERKLARINGEN
De verschenen persoon verklaarde ten slotte:
Eerste bestuur
Het eerste bestuur bestaat uit drie (3) bestuurders. Voor de eerste maal worden tot bestuurder benoemd:
1. *, als voorzitter;
2. *, als secretaris;
3. *, als penningmeester;
Eerste boekjaar
Het eerste boekjaar van de stichting eindigt op eenendertig december tweeduizend zeventien (31-12-2017).
Adres
Het adres van de stichting is Xxxxx xxx Xxxxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxx.
AANGEHECHTE STUKKEN
Aan deze akte is het navolgende stuk vastgemaakt:
- volmacht.
SLOT
De verschenen persoon is mij, notaris, bekend.
De zakelijke inhoud van deze akte is aan de verschenen persoon opgegeven en toegelicht. Ook is gewezen op de gevolgen die voor (een van de) partijen uit de inhoud van deze akte voortvloeien. De verschenen persoon heeft verklaard op volledige voorlezing van de akte geen prijs te stellen, tijdig voor het verlijden van deze akte het ontwerp van deze akte te _ hebben ontvangen, van de inhoud van de akte te hebben kennisgenomen en met de inhoud daarvan in te stemmen. Onmiddellijk na beperkte voorlezing is deze akte te Venlo op de datum in het hoofd van deze akte vermeld door de verschenen persoon en vervolgens door mij, notaris, ondertekend om