MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 9205
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 07-04-1999, nr. 66
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET HORECA- EN AANVERWANTE BEDRIJF
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf namens het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante bedrijf als partij te ener zijde en namens de Horecabond FNV en de CNV Bedrijvenbond, CNV Horeca als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Horeca- en aanverwante bedrijf, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek schriftelijke bedenkingen zijn inge- bracht door:
X. Xxxxxx Maris namens de Stichting Nederlandse Jeugdherberg Cen- trale (NJHC);
B. het Nederlands Horeca Gilde (NHG);
C. Buruma Maris namens Vroom & Xxxxxxxxx WARENHUIZEN B.V.;
D. de Belangenvereniging Tankstations (BETA);
E. de Stichting Samenwerkende Metaal en Technische Bedrijfstakken.
dat de bedenkingen als volgt kunnen worden samengevat: Ad A.
De NJHC verzoekt om integrale ontheffing van toepasselijkheid van de onderhavige CAO. Voor werknemers in dienst van de bij de NJHC aan-
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1999 CAO920599
CAO1353 1
gesloten jeugdherbergen geldt thans de ,,CAO voor de NJHC van 1 april 1998 tot 1 april 1999’’. Volgens de NJHC zijn de bepalingen van de NJHC-CAO ten minste gelijkwaardig aan die van de Horeca-CAO. In voorgaande jaren is herhaaldelijk schriftelijk om integrale ontheffing van de NJHC van de toepasselijkheid van onderhavige cao verzocht. In het verleden zijn op werknemers van de bij de NHJC aangesloten jeugdher- bergen de besluiten tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze CAO niet van toepassing verklaard. In de omstandigheden van voorgaande jaren is volgens de NJHC geen wijziging opgetreden; eer- dere argumenten zijn nog steeds van kracht.
Ad B.
Het NHG maakt principieel bezwaar tegen AVV van de onderhavige CAO.
De massale ontduiking van de KHN-CAO is een indicatie dat de afspra- ken niet worden gedragen door de meerderheid van de bedrijfstak. Het NHG wil dat voorkomen door een CAO op maat te bieden, die in toe- nemende mate belangstelling geniet.
Het NHG verzoekt rekening te houden met de condities dat AVV gemo- tiveerd moet worden en nadrukkelijk in het verlengde van de politieke lijn inzake werkgelegenheid en loonvorming alsmede in het belang van de bedrijfstak moet zijn.
Avv van de Horeca-CAO impliceert een voorkeur voor die CAO en een wens tot achterstelling van de NHG-CAO. Met een dergelijk besluit worden de belangen van vooral de kleinere horeca-ondernemers ge- schaad en de opgetreden verstarring bij KHN, FNV en CNV bevorderd. Tevens wordt daarmee de op gang gekomen politieke discussie over het niet meer AVV-en van CAO’s belemmerd.
Het NHG gaat ervan uit dat zijn leden niet gebonden zijn aan een even- tuele AVV, omdat het NHG een eigen CAO kent.
Ad C.
V&D brengt bedenkingen in tegen de inwilliging van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de onderhavige CAO. Subsidiair verzoekt V&D om ontheffing van de CAO inclusief de daaraan verbonden fondsen, meer subsidiair om ontheffing van deze regelingen afzonderlijk en nog meer subsidiair om ontheffing van deze regelingen voor dat gedeelte van haar personeel dat niet geacht kan wor- den werkzaamheden te verrichten die door de onderhavige CAO worden bestreken.
V&D is geen lid van de werkgeversvereniging voor het horecabedrijf en is dus zonder een algemeen verbindendverklaring niet aan de CAO gebonden.
Recentelijk heeft V&D met de reguliere werknemersorganisaties een ondernemings-CAO afgesloten voor de periode van 1 februari 1997 tot en met 31 januari 2000. In deze CAO is het arbeidsvoorwaardenpakket voor alle werknemers van V&D geregeld. Doorslaggevend is dat op dit moment sprake is van een rechtsgeldige CAO voor het personeel in
2
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
dienst van V&D. Krachtens bestendige gedragslijn wordt in onderhavige gevallen in beginsel tot uitzondering van een besluit tot algemeen ver- bindendverklaring overgegaan.
Ad D.
BETA verzoekt om dispensatie van de onderhavige CAO voor de circa 1400 bij haar vereniging, als lid of als begunstiger, aangesloten tanksta- tions, carwashbedrijven etc. (hierna te noemen aangesloten tankstations). Genoemde aangesloten tankstations zijn allen gehouden de CAO voor de Tankstationbranche na te leven. Onder de werkingssfeer van die CAO wordt onder andere de positie geregeld van werknemers die werkzaam- heden verrichten met betrekking tot de verkoop van broodjes, snacks, drinkwaren etcetera, warm danwel koud, verpakt danwel onverpakt en bediend danwel onbediend. Gezien de mogelijke overlapping van de werkingssferen van de CAO voor het Horeca- en Aanverwante bedrijf en de CAO voor de Tankstationbranche verzoekt BETA om bovenge- noemde dispensatie.
BETA maakt voorts bezwaar tegen de AVV van de werkgeversbijdrage aan de Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabedrijf (FBI) en aan de Stichting Voorlichting en Geschillenbehandeling Leerlingen in het Horecabedrijf (SVGL) en verzoekt om tot dispensatie van de FBI en SVGL over te gaan voor de bij haar vereniging, als lid of als begunsti- ger, aangesloten bedrijven.
Nu BETA en LBV hebben voorzien in een eigen sociaal fonds, wensen zij op die grond gedispenseerd te worden van FBI en SVGL, omdat anders een dubbele betalingsverplichting zou ontstaan voor bij BETA aangesloten bedrijven.
Voor alle zekerheid vraagt BETA eveneens om dispensatie van de werk- geversbijdrage aan de overige collectieve fondsen van artikel 23 (leden 5 t/m 9).
Ad E.
Namens partijen betrokken bij de CAO voor het Carrosseriebedrijf, de CAO voor het Elektrotechnisch Bedrijf, de CAO voor de Goud- en Zilvernijverheid, de CAO voor het Isolatiebedrijf , de CAO voor het Loodgieters-, Fitters-, Centrale Verwarmingsbedrijf en Koeltechnisch Installatiebedrijf, de CAO voor het Metaalbewerkingsbedrijf en de CAO voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf (hierna: de metaal-CAO’s) maakt MTB bezwaar tegen inwilliging van het verzoek tot AVV van bepalingen van de onderhavige CAO.
In het gewijzigde werkingssfeerartikel van de Horeca-CAO is in artikel 2 lid 2a een definitie van samengestelde ondernemingen opgenomen.
3
Deze omschrijvingen leiden tot overlappingen met de vorengenoemde metaal-CAO’s.
In de werkingssfeerbepaling van die metaal-CAO’s wordt van oudsher het zogeheten hoofdzaakbeginsel gehanteerd: indien de werknemers van de werkgever in hoofdzaak werkzaamheden verrichten als genoemd in een der metaal-CAO’s ressorteert de werkgever met alle werknemers onder een der metaal-CAO’s. In de bedrijfstak van die metaal-CAO’s komen ook samengestelde ondernemingen voor. Zo ook samengestelde ondernemingen met een, volgens de Horeca-CAO gevoerde definitie, horeca-gedeelte. Door de definitie van artikel 2 lid 2 Horeca-CAO zou bij een eventuele algemeen verbindendverklaring een – naar het oordeel van partijen ongewenste – overlapping ontstaan aangezien de ,,afdeling’’ van verkoop van eten alsdan tot de Horeca-CAO zou moeten gaan beho- ren.
Gelet op de als gevolg van de gewijzigde werkingssfeerbepalingen van de Horeca-CAO ontstane overlappingen verzoekt MTB om niet tot AVV over te gaan alvorens aan de naar voren gebrachte bezwaren tegemoet is gekomen. MTB stelt voor dat in de Horeca-CAO dan wel in een dic- tum behorend bij een eventueel AVV-besluit van de Horeca-CAO, wordt opgenomen dat de (algemeen verbindend verklaarde) bepalingen van de Horeca-CAO niet van toepassing zijn op werkgevers en werknemers die ressorteren onder de (algemeen verbindend verklaarde) bepalingen van een van de metaal-CAO’s.
Overwegende ten aanzien van de bedenkingen:
Ad A.
Op het personeel dat werkzaam is in de jeugdherbergen van de NJHC is een eigen ondernemingscao van toepassing. Xxxxxxxxxxxxxx aangesloten bij de NJHC zijn ingevolge de AVV-besluiten d.d. 29 december 1996 (Stcrt. 1996, nr. 34), 19 februari 1997 (Stcrt. 1997, nr. 37) en 25 mei
1998 (Stcrt. 1998, nr. 98) reeds tot en met 31 december 2000 gedispen- seerd van de algemeen verbindend verklaarde CAO-bepalingen die een looptijd hebben tot en met 31 december 2000 (fondsbepalingen). Krach- tens bestendige gedragslijn kan mitsdien, evenals dit bij voorgaande besluiten tot algemeen verbindendendverklaring van bepalingen van deze CAO is gebeurd, een integrale vrijstelling worden verleend aan de bij de NHJC aangesloten jeugdherbergen.
Ad B.
De tussen het NHG en de LBV-OVB afgesloten CAO is rechtsgeldig tot stand gekomen en in werking getreden. Blijkens de statuten zijn het NHG en de LVB-OVB bevoegd om CAO’s aan te gaan.
Gelet op de gedragslijn die in vergelijkbare situaties wordt gehanteerd, ligt het in de rede om aan het dispensatieverzoek tegemoet te komen. Met betrekking tot de opmerking van het NHG dat AVV gemotiveerd dient te worden zij opgemerkt, dat AVV ten principale een CAO- ondersteunend instrument is. De voor AVV voorgelegde CAO-bepalingen
4
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
worden getoetst aan wetgeving en beleid. Ten aanzien van de inge- brachte bedenkingen wordt de motivering terzake expliciet in het AVV- besluit opgenomen.
Ad C.
Op het personeel van V&D is een eigen rechtsgeldige ondernemings- CAO van toepassing. Krachtens bestendige gedragslijn kan vrijstelling worden verleend van dit besluit tot algemeen verbindendverklaring van CAO-bepalingen met een looptijd tot en met 30 juni 2000.
Ad D.
De tussen de LBV en de Belangenvereniging Tankstations Werkgevers- organisatie afgesloten CAO voor de Tankstationbranche is rechtsgeldig tot stand gekomen en in werking getreden. Blijkens de statuten zijn par- tijen bevoegd om CAO’s aan te gaan.
Gezien het bovenstaande ben ik voornemens de leden van BETA, die op grond van de Wet CAO gebonden zijn aan de CAO voor de Tankstation- branche, te dispenseren van het besluit tot AVV, voor zover althans het lidmaatschap van die vereniging reeds voor de inwerkingtreding van dit besluit is aangevangen.
Met betrekking tot de overige bedenkingen van BETA, zij nog het vol- gende opgemerkt. Deze bedenkingen richten zich tegen de werkgevers- bijdrage aan de FBI en SVGL. Het AVV-verzoek heeft hierop evenwel geen betrekking. Een bepaling met betrekking tot de werkgeversbijdrage aan de FBI is reeds algemeen verbindend verklaard bij besluit van 25 mei 1998 (Stcrt. 1998, nr. 98) en wel tot en met 31 december 2000; de SVGL kent geen aparte werkgeversbijdrage.
BETA verzoekt eveneens om dispensatie van de overige collectieve fondsen van artikel 23. Het voorliggende AVV-verzoek heeft evenwel geen betrekking op de bepalingen inzake de SFH en AEF. De bepalin- gen aangaande de SUHOR en de SAVA zijn neergelegd in een afzonder- lijke CAO en worden ook bij separaat besluit algemeen verbindend ver- klaard.
Ad E.
Het bepalen van de werkingssfeer is primair een verantwoordelijkheid van partijen betrokken bij de CAO.
Tijdens de procedure is gebleken dat er sprake is van een overlapping van werkingssferen tussen de Horeca-CAO en de metaal-CAO’s.
Een verzoek om AVV van bepalingen van een CAO die een overlap in werkingssferen teweegbrengt kan niet gehonoreerd worden zolang er
5
geen overeenstemming is bereikt over de afbakening van de wederzijdse werkingssfeerbepalingen.
Partijen bij de Horeca-CAO en de MTB zijn in verband met de overlap- ping van werkingssferen in overleg tot een vooralsnog tijdelijke oplos- sing gekomen. Onder een tijdelijke oplossing verstaan partijen een oplossing tot uiterlijk 1 juli 2001.
Partijen bij de Horeca-CAO hebben in dit verband verzocht om werkge- vers op wie de metaal-CAO’s van toepassing zijn van het onderhavige AVV-besluit uit te zonderen, via het opnemen van een dictum.
Voorts hebben partijen aangegeven dat getracht dient te worden voor 1 juli 2001 te komen tot een structurele oplossing inzake de overlappings- problematiek.
Gelet op het voorgaande is het verzoek om – bij wijze van tijdelijke afbakening van de betrokken werkingssferen – bij het onderhavige AVV- besluit een dictum op te nemen gehonoreerd.
Ondergetekende wil daarbij – mede gelet op het overleg met de Stich- ting van de Arbeid – nadrukkelijk aangeven dat deze oplossing moet worden gezien als een tijdelijke oplossing. Uiteindelijk dient er tot een structurele oplossing te worden gekomen, die tot uitdrukking komt in de werkingssfeer van de CAO(’s).
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Gezien het overleg met de Stichting van de Arbeid; Besluit:
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 30 juni 2000 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Horeca- en aanverwante bedrijf, alsmede de statuten en reglementen van de Stich- ting Voorlichting en Geschillenbehandeling leerlingen in het Horecabe- drijf, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X en XI is bepaald:
Artikel 1
Definities
In deze CAO en de daarvan deel uitmakende bijlagen, wordt verstaan onder:
6
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
1. CAO: Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het horeca- en aanver- wante bedrijf.
2. Werkgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die één bedrijf (of meerdere bedrijven) exploiteert waarvoor het Bedrijfschap Ho- reca en Catering is ingesteld en daartoe een werknemer in de zin van deze CAO in dienst heeft.
Het instellingsbesluit van het Bedrijfschap Horeca en Catering is opgenomen in het Staatsblad 1954, nr. 05.
3. Werknemer: de natuurlijke persoon (m/v) die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van een werkgever, uitgezonderd:
a. de werknemer/directeur van een N.V./B.V. die niet (langer) ver- plicht verzekerd is voor de wettelijke werknemersverzekeringen;
b. de werknemer, die echtgenoot/echtgenote of levenspartner is van de hierboven in a. genoemde werknemer/directeur en die niet verplicht verzekerd is voor de wettelijke werknemers- verzekeringen;
c. de werknemer, die familielid (tot en met de derde graad) van de in a. genoemde werknemer/directeur en tevens (mede)bestuurder of financieel deelgenoot is in de onderneming van de werkgever en die niet verplicht verzekerd is voor de wettelijke werknemers- verzekeringen;
x. xx xxxxxxxxx, die echtgenoot/echtgenote of levenspartner is van de werkgever en die niet verplicht verzekerd is voor de wettelijke werknemersverzekeringen;
x. xx xxxxxxx en de artiest;
f. de werknemer die per week voor meer dan 50% van de met hem overeengekomen arbeidsduur werkzaamheden verricht in het ban- ketbakkersbedrijf als bedoeld in artikel 1 van de CAO voor het banketbakkersbedrijf en op wie uit dien hoofde de CAO voor het banketbakkersbedrijf van toepassing is;
g. de werknemer die per week voor meer dan 50% van de met hem overeengekomen wekelijkse arbeidsduur werkzaamheden verricht in een zweminrichting als bedoeld in artikel 1 sub A lid 1 van de CAO voor de Zweminrichtingen en op wie uit dien hoofde de CAO voor de Zweminrichtingen van toepassing is;
h. de werknemer die per week voor meer dan 50% van de met hem overeengekomen wekelijkse arbeidsduur werkzaamheden verricht bij een werkgever als bedoeld in artikel I.1 lid 1 van de op 1 juli 1996 geldende CAO voor de Contract-Cateringbranche en op wie uit dien hoofde de CAO voor de Contract-Cateringbranche van toepassing is.
4. Categorieën werknemers:
a. Xxxxxxxxxxxx werknemer: de werknemer van 22,5 jaar en ouder.
7
Met ingang van 1 januari 2000 is dit de werknemer van 22 jaar en ouder.
b. Jeugdige werknemer: de werknemer van 16 en 17 jaar.
c. Seizoenwerknemer: de werknemer van 18 jaar of ouder die in dienst is van een werkgever die in het bezit is van een verklaring seizoenbedrijf op naam van zijn bedrijf. Deze verklaring dient afgegeven te zijn door de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf (LBC).
Uit de arbeidsovereenkomst moet blijken dat de werknemer als seizoenwerknemer is aangenomen.
d. Hulpkracht: de werknemer die uitsluitend als vakantiewerker tij- dens de vakanties van het dagonderwijs en/of op vrijdag vanaf
17.00 uur en/of op zaterdag en/of op zondag die werkzaamheden uitvoert, die behoren tot een bedrijfsfunctie die is ingedeeld in functiegroep I of II of III. Daarnaast kunnen per bedrijf op één vaste dag in de week hulpkrachten worden ingezet vanaf 17.00 uur. Die vaste dag wordt bepaald in overleg tussen werkgever en werknemers in het bedrijf en geldt voor alle in het bedrijf werk- zame hulpkrachten.
e. Leerling: de werknemer die bij een Regionaal Opleidingscentrum (ROC) danwel een (particuliere) onderwijsinstelling een oplei- ding volgt in de beroepsbegeleidende leerweg vallend onder de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) in een leerbedrijf dat is erkend door de Stichting Landelijk Orgaan Beroepsonderwijs (LOB) waar de desbetreffende opleiding onder valt en die is aan- genomen krachtens een praktijkovereenkomst (zoals bedoeld in artikel 7.2.8 en 7.2.9 van de WEB).
f. Stagiair: de natuurlijke persoon (m/v) die op grond van een leer- plan van een onderwijsinstelling bij de werkgever onder begelei- ding werkzaam is, ten einde de voor de opleiding noodzakelijke theorie- en praktijkervaring op te doen.
g. Deelnemer aan de Regionale personeelsvoorzieningsprojecten: de deelnemer aan de Regionale personeelsvoorzieningsprojecten van de Regionale Horeca Commissies (RHC) die tijdens de opleiding bij een werkgever werkzaam is.
h. Arbeidsgehandicapte werknemer: de arbeidsgehandicapte werk- nemer als bedoeld in de Wet op de (Re)integratie Arbeids- gehandicapten (REA).
5. LOB (HICT): de Stichting Landelijk Orgaan Beroepsonderwijs (voor Horeca, Instellingskeuken, Contract-Catering en Toerisme/Recreatie).
6. Het dienstverband:
a. Losse dienst: een dienstverband van 2 weken of korter. Vaste dienst: een dienstverband van langer dan 2 weken.
b. Fulltime (Voltijd) dienstverband: een dienstverband van 38 uren per week.
Parttime (Deeltijd) dienstverband: een dienstverband van minder dan 38 uren per week.
8
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
c. Bepaalde tijd: het begin en eind van het dienstverband zijn bepaald. Dit moet blijken uit de arbeidsovereenkomst. Onbepaalde tijd: alleen de begindatum van het dienstverband staat vast.
7. De functie-indeling:
a. Functie: het totaal van taken en verantwoordelijkheden dat aan een werknemer binnen een bedrijf is opgedragen.
b. Bedrijfsfunctie: de functie zoals die in een bepaald bedrijf door de werkgever is vastgesteld.
c. Referentiefunctie: het uit onderzoek vastgestelde totaal van taken en verantwoordelijkheden, dat als toetssteen fungeert voor de bedrijfsfunctie bij de indeling in een functiegroep.
d. Functiecategorie: de verzameling van functies die naar de aard van de werkzaamheden hetzelfde zijn (keuken, bediening etc.).
e. Functiegroep: de groep waarin de bedrijfsfunctie van een werk- nemer wordt ingedeeld na vergelijking van zijn bedrijfsfunctie met een referentiefunctie.
f. Handboek: het Handboek Referentiefuncties Bedrijfstak Horeca waarin zijn opgenomen de referentiefunctie-omschrijvingen en de handleiding aan de hand waarvan de bedrijfsfuncties van de werknemers in functiegroepen moeten worden ingedeeld. Het handboek is verkrijgbaar bij partijen bij de CAO en bij Bureau Voorlichting Horeca-CAO.
8. Lonen:
a. Schaalsalaris: het bruto bedrag vermeld in de functiejarenschaal. Dit is de schaal behorende bij een functiegroep, waarin de vak- volwassen werknemer wordt ingedeeld.
b. Weekloon: het op weekbasis berekende feitelijk verdiende bruto- loon in geld.
c. Maandloon: het op maandbasis berekende feitelijk verdiende bru- toloon in geld.
d. Uurloon: het weekloon bij een voltijddienstverband gedeeld door 38 c.q. het maandloon bij een voltijddienstverband gedeeld door 164,67.
e. Loon SV: het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Ver- zekeringen.
9. Volledige (nacht)dienst: een (nacht)dienst van minimaal 7,6 uur.
10. Roosterweek: maandag tot en met zondag.
11. Vakantierechten: het recht op vakantietoeslag en het recht op loon over vakantiedagen.
12. Erkende feestdagen: Nieuwjaarsdag, Eerste Paasdag, Tweede Paas- dag, Hemelvaartsdag, Eerste Pinksterdag, Tweede Pinksterdag, Eer- ste Kerstdag, Tweede Kerstdag, de dag waarop krachtens een besluit
9
van de overheid Koninginnedag wordt gevierd en 5 mei, mits 5 mei als nationale feestdag wordt gevierd.
13. (Xxxxxx)partner: de ongehuwde persoon met wie de ongehuwde werknemer duurzaam een gezamenlijke huishouding voert als ware hij gehuwd. Van een gezamenlijke huishouding kan slechts sprake zijn indien gezamenlijk wordt voorzien in de huisvesting en boven- dien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding danwel op een andere wijze in elkaars verzorging voorzien. Onder duurzaam wordt verstaan dat er langer dan een jaar aantoonbaar gezamenlijk een huishouding is gevoerd danwel dat er een samenlevingscontract is afgesloten.
14. Lisv: Landelijk instituut voor sociale verzekeringen als bedoeld in de Organisatiewet Sociale Verzekeringen (OSV) 1997 (Staatsblad 1997, 95).
15. Uitvoeringsinstelling: een uitvoeringsinstelling zoals bedoeld in arti- kel 41 lid 3 OSV 1997.
1. Toepassing CAO
Artikel 2
Werkingssfeer
Deze CAO is van toepassing op de arbeidsovereenkomst die is geslo- ten tussen een werkgever en werknemer.
2. Samengestelde ondernemingen
a. Samengestelde ondernemingen zijn ondernemingen met een deel waar activiteiten worden uitgeoefend die zijn te beschouwen als een bedrijf waarvoor het Bedrijfschap Horeca en Catering is ingesteld (= horecagedeelte) en met een deel waar activiteiten worden uitgeoefend die niet zijn te beschouwen als een bedrijf waarvoor het Bedrijfschap Horeca en Catering is ingesteld (= niet-horecagedeelte).
b. Indien de werkgever een samengestelde onderneming exploiteert, is deze CAO alleen van toepassing op de werknemers die werk- zaam zijn in of ten behoeve van het horecagedeelte.
3. Uitzondering stagiair
a. De CAO is niet van toepassing op:
– de in artikel 1 lid 4 sub f. genoemde stagiair mits
het bedrijf ten aanzien van de stagiair de in bijlage V-a van deze CAO opgenomen regeling kostenvergoedingen en ver- zekeringen voor stagiairs hanteert of
– de stagiair die op grond van een leerplan van een onderwijs- instelling een stage loopt van 13 dagen of minder.
b. Op andere stagiairs dan hierboven onder a. genoemd is deze
10
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
XXX xxx van toepassing met uitzondering van artikel 23 leden 3, 5, 6, 7, 8 en 9.
c. In bijlage V is een model praktijkovereenkomst voor stagiairs opgenomen.
4. Uitzondering contract-cateringactiviteiten
a. Deze CAO is niet van toepassing op de dienstbetrekkingen tus- sen werkgevers die zich bezighouden met het verrichten van contract-cateringactiviteiten en hun werknemers als bedoeld in artikel 1 lid 3 sub h. die in het kader van hun dienstverband betrokken zijn bij activiteiten van hun werkgever op het gebied van contract-catering.
b. Voor contract-cateringactiviteiten is karakteristiek het verlenen van restauratieve diensten ten behoeve van personen met wie de opdrachtgever een durende band heeft anders dan die strekkende tot dat verlenen, en die diensten worden verleend in directe rela- tie tot die band. Onder contract-cateringactiviteiten dienen tevens te worden begrepen voedselbereidingsactiviteiten die plaatsvin- den buiten de besloten kring van het bedrijf of de instelling van de opdrachtgever1) voor zover deze worden verricht ten behoeve van het verlenen van restauratieve diensten in de besloten kring van het bedrijf of de instelling van de opdrachtgever.
c. Bij geschil over de vraag of in een concreet geval sprake is van contract-cateringactiviteiten in deze overeenkomst bedoelde zin, beslist de Commissie Werkingssfeer op verzoek van de meest gerede partij. De uitspraak van de Commissie Werkingssfeer heeft het karakter van een bindend advies voor betrokken partijen indien deze vooraf schriftelijk zijn overeengekomen deze uitspra- ken als zodanig te accepteren.
Toetsing door de burgerlijke rechter blijft daarnaast openstaan.
d. De samenstelling, taak en werkwijze van de Commissie Wer- kingssfeer zijn geregeld bij een van deze CAO deel uitmakend reglement en de bijlage bij dat reglement (zie bijlagen XII en XII-a).
5. Uitzendkrachten
Uitzendkrachten dienen te worden betaald volgens het loonniveau (lonen en toeslagen) van deze CAO. Partijen bij deze CAO zullen deze bepaling ter kennis brengen van de Stichting Meldingsbureau
1) Noot van de CAO-partijen:
,,Xxxxxxxxx met name aparte rechtspersonen te verstaan’’.
11
Uitzendbranche, zoals dit op grond van de CAO voor Uitzendkrach- ten vereist is.
6. Toepassing van de CAO naar evenredigheid
Voor een werknemer met een dienstverband van minder dan 38 uren per week worden de in deze CAO opgenomen arbeidsvoorwaarden voorzover mogelijk naar evenredigheid toegepast.
7. Minimum karakter
Deze CAO draagt een minimum karakter. Dat wil zeggen dat mini- maal de in deze CAO opgenomen bepalingen toegepast dienen te worden.
8. Ontheffing
Indien de werkgever om moverende redenen ontheffing wenst van de toepassing van bepalingen uit deze CAO, dient hij daartoe een schriftelijk verzoek in te dienen bij de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf (LBC), Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxxx. Uitsluitend de bepalingen van deze CAO waarvoor door de LBC ont- heffing is verleend, behoeven niet toegepast te worden.
In alle andere gevallen blijven de bepalingen van deze CAO onver- minderd van kracht. Zie ook artikel 22 van deze CAO.
Artikel 3
Toepassing a-, b- en c-regeling
1. Algemene structuur van de CAO
De structuur van deze CAO is zodanig ingericht dat op decentraal niveau, dat wil zeggen op ondernemingsniveau, nadere regelingen kunnen worden getroffen over een aantal daartoe aangegeven onder- werpen.
Deze CAO kent de drie volgende regelingen:
– de A-regeling: de A-regeling betreft alle bepalingen van de CAO. Indien er een B- en/of C-regeling van toepassing kan zijn, wordt dat in die bepalingen aangegeven;
– de B-regeling: de B-regeling bevat een alternatief op de betref- fende A-regeling, waaruit de werkgever, na raadpleging van de werknemers, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel een keuze maakt. De keuze dient schriftelijk te worden vastge- legd;
– de C-regeling: de C-regeling geeft kaders aan waarbinnen de werkgever en de werknemers in overleg een bedrijfsregeling kunnen afsluiten.
2. B-regeling
De in lid 1 bedoelde B-regeling heeft betrekking op de volgende arti- kelen:
12
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– artikel 8 lid 2 sub b: maximale arbeidstijd voor de jeugdige werk- nemer;
– artikel 8 lid 4 sub c: verbod tot arbeid op zondag voor de jeug- dige werknemer;
– artikel 8 lid 5: nachtarbeid;
– artikel 9 lid 4: overwerkvergoeding;
– artikel 15 lid 1: vergoeding voor werk op zondag;
– artikel 18 lid 2: vakantiejaar.
3. C-regeling
De in lid 1 bedoelde C-regeling heeft betrekking op de volgende arti- kelen:
– artikel 8 lid 1: normale arbeidstijd;
– artikel 15: toeslagen en verrekening ervan in (extra) vrije tijd;
4. Duur en geldigheid van de B- en C-regeling
a. De B- en C-regelingen hebben dezelfde looptijd als de CAO, ten- zij uit deze regelingen blijkt dat een andere looptijd is overeen- gekomen. Dit laat onverlet dat te allen tijde om redenen van doel- matige bedrijfsvoering tussentijds de B- en C-regelingen in overleg tussen werkgever en werknemers kunnen worden gewij- zigd.
b. In het geval van wijziging van (bepalingen van) de CAO waarop de B- en/of C-regeling is gebaseerd, wordt de rechtsgrond aan die regeling geacht te zijn ontvallen zes maanden na inwerkingtre- ding van de nieuwe, gewijzigde bepaling(en) van de CAO.
d. De B- en C-regelingen zijn bindend voor werkgever en werkne- mer, indien zij tot stand zijn gekomen op de in de CAO voorge- schreven wijze. Anders tot stand gekomen regelingen en/of rege- lingen die in strijd zijn met de van kracht zijnde CAO zijn nietig.
5. Toepassing B-regeling
a. De werkgever neemt het initiatief voor de toepassing van de B-regeling. Hiertoe dienen de werknemers te worden geraad- pleegd.
b. Nadat de werkgever aan de Ondernemingsraad (OR) danwel bij het ontbreken daarvan aan de personeelsvertegenwoordiging (PVT) danwel bij het ontbreken daarvan aan de werknemers zijn voornemen bekend heeft gemaakt tot het toepassen van de B-regeling, is er voor de OR danwel de PVT danwel de werkne- mers gedurende 3 weken de gelegenheid om zich te beraden op het voorstel.
c. Voor de toepassing van de B-regeling is de instemming van de
13
OR danwel bij het ontbreken daarvan van de PVT danwel bij het ontbreken daarvan van de meerderheid van de werknemers ver- eist.
d. Na de onder sub c. van dit lid bedoelde instemming, wordt de inhoud van de B-regeling en bij het ontbreken van de OR dan- wel PVT het onderwerp en de uitslag van de raadpleging door de werkgever schriftelijk bekend gemaakt aan alle werknemers bin- nen de onderneming.
Indien voldaan is aan deze vereisten, treedt de B-regeling in wer- king.
e. Indien de toepassing van de B-regeling onredelijk bezwarend is voor de individuele werknemer, treedt de werkgever in overleg met die werknemer.
f. De OR danwel de PVT en de werkgever dienen te voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven in de Wet op de Onderne- mingsraden en het in deze CAO opgenomen Protocol Medezeg- genschap.
g. Indien de B-regeling in strijd met het in sub a tot en met f van dit lid bepaalde tot stand komt, geldt onverkort de A-regeling.
h. De werkgever informeert de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf (LBC) over de schriftelijk vastgelegde B-regeling door toezending van een afschrift van die regeling.
6. Toepassing C-regeling
a. De bevoegdheid om afspraken in het kader van een C-regeling te maken, vloeit rechtstreeks voort uit deze CAO en berust bij werkgever en werknemers die onder de werkingssfeer van deze CAO vallen.
b. De C-regeling kan worden toegepast in ondernemingen waar drie of meer werknemers werkzaam zijn, mits er een PVT op grond van artikel 35c of 35d van de Wet op de Ondernemingsraden of een OR is.
c. De werkgever neemt het initiatief voor overleg over de toepas- sing van de C-regeling.
d. In ondernemingen met meer dan 50 werknemers voert uitsluitend de OR namens de werknemers het overleg met de werkgever over een C-regeling.
e. In ondernemingen met minder dan 50 werknemers voert uitslui- tend de OR of de PVT het overleg met de werkgever over een C-regeling, conform de artikelen 35c en 35d van de Wet op de Ondernemingsraden.
f. De C-regeling dient door de werkgever schriftelijk te worden vastgelegd en door de werkgever schriftelijk te worden bekend gemaakt aan alle werknemers binnen de onderneming.
g. De OR danwel de PVT en de werkgever dienen te voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven in de Wet op de Onderne- mingsraden.
h. Indien er over een onderwerp als bedoeld in lid 3 van dit artikel
14
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
geen overleg plaats vindt of het overleg daarover niet tot het vast- stellen van een C-regeling leidt, geldt onverkort de A-regeling, tenzij de B-regeling reeds met betrekking tot het desbetreffende onderwerp van toepassing is.
i. De werkgever informeert de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf (LBC) over de schriftelijk vastgelegde C-regeling door toezending van een afschrift van die regeling.
7. Eisen van overleg
b. Het overleg wordt gevoerd met het oogmerk overeenstemming te bereiken. In het overleg dient naar redelijkheid rekening te wor- den gehouden met zowel de belangen van de onderneming als de belangen van de werknemers.
c. De werkgever en de OR of de PVT leggen samen met het oog op het treffen van een C-regeling een werkwijze vast, voor zover deze nog niet voorhanden is, over het overleg en de besluitvor- ming. Deze afspraken bevatten voorts de onderdelen:
de termijn waarbinnen de voorstellen moeten worden gedaan, alsmede de tijd die de OR krijgt voor raadpleging van de achter- ban en de hiervoor benodigde voorzieningen.
d. Zowel werkgevers als werknemers hebben het recht voorstellen in te dienen.
e. De werkgever is verplicht de voorstellen die hij aan de OR dan- wel de PVT stuurt schriftelijk bekend te maken aan alle werkne- mers binnen de onderneming voorzien met een toelichting de voorstellen die hij aan het overlegorgaan stuurt schriftelijk be- kend te maken aan alle werknemers binnen het bedrijf.
f. Het overlegorgaan dient voorts aan de wettelijke vereisten te vol- doen.
g. De C-regeling dient schriftelijk te worden vastgelegd en ter ken- nis te worden gebracht van alle werknemers binnen het bedrijf
8. Schematisch overzicht B- en/of C-regelingen
In bijlage I is een schematisch overzicht opgenomen van alle in deze CAO mogelijke B- en/of C-regelingen.
Artikel 4
Rechten en plichten van de werkgever en de werknemer
1. Anti-discriminatie
Met inachtneming van objectief aan de functie verbonden eisen is het niet toegestaan om gelijkwaardige werknemers gelijke kansen op
15
arbeid en gelijke kansen in de arbeidsorganisatie te onthouden op grond van factoren als leeftijd, sexe, sexuele geaardheid, burgerlijke staat, levens- en geloofsovertuiging, huidskleur of etnische afkomst, nationaliteit en politieke keuze.
2. Voorkoming sexuele intimidatie
a. In hun gedrag jegens elkaar dienen werkgever en werknemer onderling het recht op eerbiediging van de persoonlijke levens- sfeer en onaantastbaarheid van het lichaam te respecteren en tevens te handelen overeenkomstig de algemene regels van mo- raal en fatsoen. In dit kader kunnen opmerkingen of gedragingen van sexuele aard of met een sexuele ondertoon, die voor de wederpartij vernederend en/of belastend zijn, binnen de arbeids- verhoudingen niet worden toegestaan.
b. Van sexuele intimidatie is sprake indien de werknemer door onei- genlijk gebruik van het gezag, waaraan hij krachtens zijn arbeids- overeenkomst is onderworpen, uitdrukkelijk tegen zijn wil wordt gedwongen sexuele handelingen te ondergaan c.q. te verrichten en/of indien een werkgever of werknemer in de werksituatie wordt geconfronteerd met woorden of daden op sexueel gebied, waarvan hij duidelijk laat blijken deze ongewenst te vinden en/of waarvan de pleger redelijkerwijs kan begrijpen dat betrokkene deze ongewenst vindt.
c. Indien de werknemer wordt geconfronteerd met sexuele intimi- datie door een gast heeft hij het recht om de werkzaamheden voor die gast te onderbreken en de plicht dit zo spoedig moge- lijk te melden aan zijn werkgever en, indien aanwezig, de vert- rouwenspersoon.
d. In bedrijven met 50 of meer werknemers wordt door de werkge- ver, na overleg met de Ondernemingsraad, een vertrouwens- persoon aangewezen. De vertrouwenspersoon heeft tot taak de werknemer en/of de werkgever die een klacht heeft inzake sexuele intimidatie bij te staan en van advies te dienen om zo tot oplos- singen binnen het bedrijf te komen.
e. De vertrouwenspersoon is verplicht tot een strikt vertrouwelijke behandeling van de hem ter kennis gebrachte gegevens. Ook dient hij hierbij de anonimiteit van de desbetreffende werkgever/ werknemer te waarborgen.
f. De werkgever draagt er zorg voor dat de vertrouwenspersoon niet uit hoofde van het vervullen van deze functie en de daaruit voort- vloeiende activiteiten wordt benadeeld in zijn positie binnen de onderneming.
g. Onverminderd het bepaalde in sub d van dit lid kunnen indivi- duele werkgevers en werknemers die worden geconfronteerd met sexuele intimidatie dit bij de daartoe speciaal ten kantore van de Stichting Xxxxxx Xxxxxx-secretariaten aangewezen vertrouwens- vrouw (telefoon: 079-3631461) xxxxxx. Eveneens kan de ver-
16
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
trouwenspersoon die wordt geconfronteerd met (klachten over) sexuele intimidatie dit melden bij deze vertrouwensvrouw.
Genoemde vertrouwensvrouw is verplicht tot een strikt vertrou- welijke behandeling van de haar ter kennis gebrachte gegevens. Ook dient zij hierbij de anonimiteit van de desbetreffende werkgever/werknemer/vertrouwenspersoon te waarborgen.
3. Vacaturemelding
Om de inzichtelijkheid van de arbeidsmarkt te bevorderen, zal de werkgever alle daarvoor relevante vacatures direct kenbaar maken aan het desbetreffende Arbeidsbureau.
4. Maatregelen in het kader van de Wet REA
a. De werkgever dient ten aanzien van deelname aan het arbeids- proces zoveel mogelijk gelijke kansen voor de arbeids- gehandicapte werknemer te bevorderen als voor de niet- arbeidsgehandicapte werknemer. Daarnaast dient de werkgever waar mogelijk voorzieningen te treffen, gericht op het behoud, het herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid van de werknemer.
b. De werkgever dient de arbeidsgehandicapte werknemer zoveel mogelijk in staat te stellen arbeid te verrichten die in overeen- stemming is met zijn krachten en bekwaamheid. De opgedragen arbeid moet in overeenstemming zijn met de opleiding, het arbeidsverleden en de mogelijkheden van de arbeidsgehandicapte werknemer, tenzij dit van de werkgever uit overweging van bedrijfsbelang niet kan worden gevergd.
c. De werkgever zal in overleg met deskundigen een beleid voeren ter voorkoming van langdurig ziekteverzuim en van uitstroom van werknemers naar de AAW/WAO.
d. Bij herplaatsing van de arbeidsgehandicapte werknemer wordt uitgegaan van de bestaande arbeidsovereenkomst en kan geen nieuwe proeftijd worden afgesproken. Het is wel toegestaan een nieuwe proeftijd af te spreken als er sprake is van een nieuwe functie. Indien de functie van een in dienst zijnde werknemer wijzigt, moet een nieuwe schriftelijke arbeidsovereenkomst wor- den aangegaan.
e. Als bij herplaatsing blijkt dat de werknemer korter zou moeten werken, stelt de werkgever alles in het werk dit mogelijk te maken, indien en voorzover de bedrijfsomstandigheden dit mo- gelijk maken.
5. Sociaal Beleid en Werkoverleg
17
De werkgever is verplicht tenminste eenmaal per 13 weken op de werkplek binnen werktijd voor alle werknemers werkoverleg te (la- ten) houden, waarbij echter wel de normale bedrijfsvoering doorgang dient te kunnen vinden.
In het werkoverleg dienen in ieder geval standaard de volgende onderwerpen aan de orde te komen:
– werkweek, arbeids- en rusttijden, dienst- en werkroosters;
– technologie;
– arbeidsomstandigheden;
– veiligheid.
6. Inschakeling van werknemersorganisaties bij bedrijfsbeëindiging, fu- sie en/of overname
a. De bepalingen die hier onder 6. worden genoemd, zijn van toe- passing op bedrijven met 50 of meer werknemers en laten onver- let de rechten en plichten van de werkgever en de werknemer, die voortvloeien uit de Wet op de Ondernemingsraden, de Wet Mel- ding Collectief Ontslag en de SER-Fusiegedragsregels.
b. Indien de werkgever overweegt over te gaan tot:
– overdracht van zeggenschap over – een onderdeel van – de onderneming;
– fusie of overname;
– sluiting van – een belangrijk onderdeel van – de onderne- ming;
– belangrijke inkrimping van de activiteiten en werkzaamheden van de onderneming,
dan zullen de werknemersorganisaties direkt onder de verplich- ting tot geheimhouding worden ingelicht en voor overleg worden uitgenodigd.
c. Bij het opstellen van plannen inzake overdracht, fusie, inkrim- ping van activiteiten en sluiting zal een sociale paragraaf worden opgenomen waarin o.a. de gevolgen voor de werkgelegenheid worden vastgelegd.
d. De werkgever zal bovenomschreven plannen inclusief de sociale paragraaf ter beoordeling voorleggen aan de werknemers- organisaties.
e. Indien de uitvoering van bovenomschreven plannen gevolgen heeft voor de werknemers of voor een deel hiervan, zal de werk- gever in overleg met de werknemersorganisaties een sociaal plan opstellen. In dit sociaal plan dient te worden vastgelegd op welke wijze maatregelen zullen worden getroffen waardoor de belangen van betrokken werknemers zoveel mogelijk worden veilig ge- steld.
7. Veiligheid
De werkgever en de werknemer dragen gezamenlijk verantwoorde- lijkheid voor de veiligheid in de onderneming. De werkgever is ver- plicht zorg te dragen voor een optimale veiligheid van zijn werkne-
18
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
mers en dient voorzover dit noodzakelijk is afdoende maatregelen te treffen.
8. Technologische vernieuwing(en)/automatisering
a. Over voorgenomen invoering van technologische vernieuw- ing(en)/automatisering in het bedrijf overlegt de werkgever vóór de implementatie daarvan met de werknemer. Hij informeert hem over de motieven die aan de voorgenomen technologische vernieuwing(en)/automatisering ten grondslag liggen, de aard, de omvang en de plaats daarvan en de te verwachten effecten op de werkgelegenheid binnen het bedrijf.
b. De werkgever draagt er zorg voor dat de werknemer tijdig ade- quate informatie en/of instructies, scholing en opleiding krijgt, waarvan de noodzaak ter beoordeling aan de werkgever is en die dient om de werknemer inzicht te verschaffen in de nieuwe technologische/automatiseringssystemen. De werkgever stelt de werknemer zodoende daarmee in staat in het bedrijf te kunnen werken.
c. De hier in 8. genoemde punten laten onverlet de rechten en plich- ten van de werkgever en de werknemer die voortvloeien uit de Wet op de Ondernemingsraden.
9. Waarborgsom
De werkgever heeft het recht van de werknemer betaling van een waarborgsom te verlangen voor de verstrekking van bedrijfskleding en materialen die de werknemer in bruikleen ontvangt voor het ver- richten van zijn werkzaamheden. In het geval dat de werkgever om betaling van een waarborgsom vraagt, is hij verplicht een bepaling hierover op te nemen in de arbeidsovereenkomst.
10. Zitgelegenheid
a. De werknemer is verplicht de maaltijden en dranken te gebrui- ken op door de werkgever vastgestelde tijden en plaatsen.
b. De werkgever zorgt voor voldoende zitgelegenheid, waarvan de werknemer het recht heeft gebruik te maken als de bedrijfsdrukte dit toelaat.
Artikel 5
Aangaan van een dienstverband
1. In losse dienst
19
a. Een werknemer treedt in losse dienst, indien hij is aangenomen voor een periode van 2 weken of korter.
b. Een werknemer in losse dienst wordt voor bepaalde tijd aange- steld.
2. In vaste dienst
a. Een werknemer treedt in vaste dienst, indien hij is aangenomen voor een periode die langer duurt dan 2 weken.
b. De werkgever moet een werknemer in vaste dienst voor mini- maal 4 uren per week aannemen. Het is toegestaan voor de arbeidstijd zonodig een gemiddeld aantal van minimaal 52 uren werken per kalenderkwartaal te hanteren (zie ook artikel 8 lid 8), waarbij een loonbetalingsverplichting per week blijft gelden op basis van minimaal 4 uren.
c. Een werknemer in vaste dienst wordt voor bepaalde of onbe- paalde tijd aangesteld.
3. Proeftijd
a. Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste twee maanden.
b. Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste:
– een maand, indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor maximaal twee jaren;
– twee maanden, indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor langer dan twee jaren.
c. Uit de schriftelijke arbeidsovereenkomst dient te blijken of er een proeftijd is overeengekomen en hoe lang die proeftijd duurt.
d. In de proeftijd kan zowel de werkgever als de werknemer het dienstverband beëindigen zonder dat een opzegtermijn in acht behoeft te worden genomen.
4. Schriftelijke arbeidsovereenkomst
a. De werkgever is verplicht met een werknemer die in vaste dienst treedt een schriftelijke arbeidsovereenkomst te sluiten. De werk- gever zal de werknemer in ieder geval een schriftelijke opgave verstrekken met ten minste de gegevens als vermeld in artikel 7:655 van het Burgerlijk Wetboek.
De werkgever is verplicht de werknemer voor de aanvang van het dienstverband een door beide partijen ondertekend exemplaar van de schriftelijke arbeidsovereenkomst te verstrekken.
b. Hij dient hiervoor het model arbeidsovereenkomstformulier te gebruiken dat is vastgesteld door de Landelijke Bedrijfscommis- sie voor het Horecabedrijf (zie lid 5).
c. Indien de werkgever met de werknemer in vaste dienst geen
20
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
schriftelijke arbeidsovereenkomst is aangegaan, bestaat met deze werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zon- der proeftijd.
d. Indien de bedrijfsfunctie van een in dienst zijnde werknemer wij- zigt, of als de duur van het dienstverband wijzigt, moet een nieuwe schriftelijke arbeidsovereenkomst worden aangegaan.
5. Model arbeidsovereenkomstformulier
a. De Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf (LBC) stelt het model arbeidsovereenkomstformulier vast: voor leerlin- gen die een beroepsbegeleidende opleiding volgen en voor deel- nemers aan Regionale personeelsvoorzieningsprojecten is een afzonderlijk model vastgesteld (zie bijlagen II, III en IV).
b. Het is toegestaan de letterlijke tekst van het model arbeidsovereenkomstformulier op te nemen in de computer en af te drukken op eigen papier.
6. Nietige bedingen
a. Een werkgever, of ieder ander die namens de werkgever optreedt, mag voor het in dienst nemen of in dienst houden van een werk- nemer noch van deze, noch van anderen enige betaling aanne- men.
b. Nietig is een beding tussen een werkgever en een werknemer, waarbij deze laatste zich verbindt tot enige betaling anders dan van:
– sociale verzekeringspremies of loonheffing, voortvloeiende uit een wettelijk voorschrift;
– de premie voor een verzekering ter dichting van het WAO- gat;
– het aandeel, dat de werknemer in de premie voor een pensioen- en/of VUT-voorziening is verschuldigd;
– het aandeel, dat de werknemer in de bijdrage aan de Stichting Sociaal Fonds voor het Horecabedrijf is verschuldigd;
– de vergoeding voor genoten kost en/of inwoning, voorzover de werknemer daar conform de afspraken in deze CAO geen recht op heeft.
Artikel 6
Beëindiging van een dienstverband
1. Beëindiging van het dienstverband conform het Burgerlijk Wetboek
21
Voor de beëindiging van het dienstverband gelden de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek.
Uitzonderingen:
2. De werknemer van 65 jaar
De arbeidsovereenkomst van een werknemer die de 65-jarige leeftijd heeft bereikt, eindigt van rechtswege op de eerste dag van de maand, waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. Dit is niet van toepassing als werkgever en werknemer anders overeenkomen.
3. Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege na het verstrijken van de tijd waarvoor ze is aangegaan, zonder dat enige opzegging is vereist.
4. Beëindiging van een verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
b. Het bepaalde in artikel 7:668a van het Burgerlijk Wetboek is onverminderd van toepassing.
c. Indien de werkgever of de werknemer een verlengde arbeidsover- eenkomst voor bepaalde tijd niet wenst voort te zetten, moet hij de wederpartij hiervan tijdig schriftelijk in kennis stellen. Onder tijdig wordt verstaan een termijn van 1 week bij een arbeidsover- eenkomst van korter dan 6 maanden en een termijn van 1 maand bij een arbeidsovereenkomst van 6 maanden of langer.
d. Indien een partij deze verplichting niet nakomt, heeft de weder- partij aanspraak op schadevergoeding.
Artikel 7
Dienst- en werkrooster
1. Dienst- en werkrooster
De werkgever is verplicht een dienstrooster te hanteren waarmee een werknemer 2 weken voorafgaand aan de roosterweek van werken de wekelijkse vrije dagen verneemt en minimaal 1 week voorafgaand aan de te werken dag zijn werkroostertijden verneemt.
2. Dienstverband van minder dan gemiddeld 15 uren per week
De werknemer met een parttime dienstverband van minder dan 195 uren per kalenderkwartaal, ofwel minder dan gemiddeld 15 uren per week, heeft het recht tot 3 weken voorafgaand aan de roosterweek van werken aan te geven op welke dagen c.q. roostertijden hij niet beschikbaar is, tenzij er vaste (rooster)afspraken zijn.
Een en ander laat onverlet de overeengekomen arbeidstijd. De werk- gever is verplicht hiermee rekening te houden.
22
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
3. Dienstverband voor gemiddeld 15 uren of meer per week
De werknemer met een dienstverband voor gemiddeld 15 uren of meer per week kan voor maximaal vier dagen respectievelijk rooster- tijden per jaar, aangeven niet beschikbaar te zijn.
Deze door de werknemer aan te geven dagen respectievelijk rooster- tijden kunnen geen betrekking hebben op zon- en/of feestdagen en mogen ook niet aaneengesloten zijn.
De opgave dient 8 weken voorafgaande aan de betreffende rooster- week schriftelijk aan de werkgever te worden gedaan. De werkgever is verplicht hiermee rekening te houden.
4. Aanpassing dienstrooster
Na overleg tussen werkgever en werknemer is aanpassing van het dienstrooster door de werkgever mogelijk, als bedrijfsomstandig- heden dat noodzakelijk maken.
Deze aanpassing kan geen betrekking hebben op de door de werk- nemer op grond van de leden 2 en 3 van dit artikel aangegeven dagen
c.q. roostertijden waarop hij niet beschikbaar is.
5. Vrij op erkende feestdagen
De werkgever mag de werknemer op 2 erkende feestdagen per kalen- derjaar niet inroosteren.
Op verzoek van de werknemer kan 1 van deze 2 dagen worden omgeruild voor een dag vrij bij het einde van de Ramadan of op Eid Curban (Ledul-ad-Ha) of op Wali.
6. Registratie dienstroosters
De in lid 1 van dit artikel bedoelde dienstroosters dienen te voldoen aan een duidelijke schriftelijke registratie. Deze registratie moet minimaal de informatie bevatten zoals is weergegeven in de in bij- lagen VI en VI-a bij deze CAO opgenomen modellen.
Artikel 8
Arbeidstijden en rusttijden
1. Normale arbeidstijd
a. De normale arbeidstijd bedraagt in één kalenderkwartaal 494 uren werken.
Dit betekent een gemiddelde arbeidstijd van 38 uren per week.
b. Normale arbeidstijd van 38 uren per week
In de navolgende gevallen geldt een normale arbeidstijd van 38 uren per week:
23
– indien de werknemer 53 jaar en ouder is;
– indien de werkneemster zwanger is;
– indien de werkgever geen rooster hanteert als bedoeld in arti- kel 7 van deze CAO;
– indien de werkgever verzuimd heeft op de loonstrook (of bij- gevoegde specificatie) een overzicht te verstrekken waarop het aantal gewerkte uren in de loonbetalingsperiode vermeld staat.
c. Uitzondering
De normale arbeidstijd is niet van toepassing op de werknemer bedoeld in artikel 2.1:5 lid 1 sub a. en d. van het Arbeidstijden- besluit.
d. Toepassing C-regeling
Met in achtneming van het bepaalde in artikel 3 van deze CAO kan in het kader van de C-regeling in afwijking van het bepaalde in dit lid het volgende worden afgesproken:
Normale arbeidstijd
In afwijking van het bepaalde in sub a. van dit lid kan een nor- male arbeidstijd van 988 uren over twee aaneengesloten kalender- kwartalen worden afgesproken, op voorwaarde dat:
– overuren aan het einde van de twee aaneengesloten kalender- kwartalen direct in geld dienen te worden uitbetaald conform het bepaalde in artikel 9 lid 5 van deze CAO, en
– voor werknemers met een parttime dienstverband een mini- mum en maximum aantal uren in de te werken roosterweken wordt aangegeven, en
– vooraf vaststaat welke twee aaneengesloten kalenderkwartalen het betreft.
2. Xxxxxxxx arbeidstijden
a. Voor de werknemer van 18 jaar en ouder:
– maximaal 10 uur per dag;
– maximaal 45 uur per week;
– maximaal op 8 dagen aaneengesloten arbeid.
De in de Arbeidstijdenwet voorgeschreven minimum rusttij- den dienen bij de toepassing van deze bepaling in acht te worden genomen.
b. Voor de jeugdige werknemer:
– maximaal 8 uur per dag;
– maximaal 40 uur per week;
– tot maximaal 19.00 uur;
– maximaal op 8 dagen aaneengesloten arbeid.
De in de Arbeidstijdenwet voorgeschreven minimum rusttij- den dienen bij de toepassing van deze bepaling in acht te worden genomen.
De jeugdige werknemer is niet verplicht meer te werken dan 8 uren per dag en 40 uren per week.
c. Voor de seizoenwerknemer:
24
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– maximaal 10 uur per dag onder voorwaarde dat er:
– maximaal 200 uur in 4 achtereenvolgende weken en
– maximaal 552,5 uur in 13 achtereenvolgende weken wordt gewerkt.
d. Voor de werknemer die gebruik maakt van de deeltijd-VUT- regeling
– de maximale tijden als genoemd in sub a. van dit lid;
– 247 uren in één kalenderkwartaal. Dit betekent een gemid- delde arbeidstijd van 19 uren per week.
Deze werknemer mag niet meer dan gemiddeld 19 uren per week werken.
e. Toepassing B-regeling
Met in achtneming van het bepaalde in artikel 3 van deze CAO kan in het kader van de B-regeling in afwijking van het bepaalde in dit lid het volgende worden afgesproken:
Xxxxxxxx arbeidstijd voor de jeugdige werknemer
In afwijking van het bepaalde in dit lid kan worden afgesproken dat de jeugdige werknemer uiterlijk tot 22.00 uur werkzaam kan zijn.
3. Pauze en rusttijden
Ten aanzien van pauze en rusttijden is het bepaalde in bijlage VIII van deze CAO van toepassing.
4. Vijfdaagse werkweek en vrije weekenden
a. Elke werknemer heeft recht op tenminste 2 vrije dagen per roosterweek. Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat elke werknemer:
– in iedere periode van 6 roosterweken 2 maal recht heeft op een vrije zondag en
– in 1 kalenderjaar recht heeft op 17 vrije weekenden. Onder een vrij weekend wordt verstaan een vrije zaterdag en zon- dag, of een vrije zondag en maandag.
b. Indien de 2 vrije dagen aaneengesloten worden genoten, dient de totale duur ervan tenminste 60 uren te bedragen.
c. Een jeugdige werknemer mag niet op zondag werken.
d. Toepassing B-regeling
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 van deze CAO kan in het kader van de B-regeling in afwijking van het bepaalde in dit artikel het volgende worden afgesproken:
Zondagarbeid
In afwijking van het bepaalde in dit lid kan worden afgesproken
25
dat de jeugdige werknemer op zondag werkzaam kan zijn. Indien op zondag gewerkt wordt, dient de zaterdag een vrije dag te zijn.
5. Nachtarbeid
a. In vier aaneengesloten weken mogen maximaal 10 nachtdiensten gewerkt worden, waarvan niet meer dan 6 achtereenvolgende.
b. De onafgebroken rusttijd na een reeks van tenminste 3 en ten hoogste 6 nachtdiensten bedraagt tenminste 48 uren.
c. Per nachtdienst is de maximale arbeidstijd 9 uren.
d. De overgangsperiode inzake de toepassing van bepalingen van het Arbeidstijdenbesluit inzake permanente nachtarbeid bedraagt 10 jaar en eindigt uiterlijk 1 januari 2006.
e. Leerlingen en stagiairs onder de leeftijd van 21 jaar mogen niet verplicht worden om volledige nachtdiensten te vervullen. Indien zij uit hoofde van het leerproces toch nachtdiensten moeten/wensen te vervullen, mogen deze diensten nooit alleen (zelfstandig) uitgevoerd worden; dit moet altijd onder begelei- ding van een werknemer van 21 jaar of ouder gebeuren.
f. Voor het overige gelden de in bijlage VIII van deze CAO opge- nomen regelingen.
g. Toepassing B-regeling
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 van deze CAO kan in het kader van de B-regeling in afwijking van het bepaalde in dit lid het volgende worden afgesproken:
Nachtarbeid
In afwijking van het bepaalde in dit lid is het toegestaan ten aan- zien van nachtarbeid de verruimde overlegregeling als bedoeld in het Arbeidstijdenbesluit toe te passen. Deze verruimde overleg- regeling houdt in:
– maximaal 42 nachtdiensten per 13 weken en bij elkaar 140 nachtdiensten per 52 weken, of
– maximaal 38 uren per 2 weken tussen 0.00 uur en 06.00 uur.
6. Gebroken diensten
a. De werkgever mag de werknemer per dag maximaal 1 gebroken dienst opdragen.
b. De werkgever mag de werknemer per week tot maximaal 2 gebroken diensten verplichten, tenzij het bedrijf alleen tijdens lunch en diner geopend is.
c. Een werknemer van 53 jaar en ouder kan niet verplicht worden tot het verrichten van gebroken diensten.
7. Leerling
In het dienstverband van leerlingen zijn altijd 6 uren begrepen waarop de leerling de school bezoekt. Dit betekent dat voor de toe- passing van dit artikel de uren waarop de leerling de school bezoekt als arbeidstijd gelden.
De werkgever mag de leerling niet verplichten op een dag waarop de
26
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
leerling 6 uren of meer de school heeft bezocht, nog in het leerbedrijf te komen werken.
Het is mogelijk het praktijk- en theoriedeel te clusteren. Dit houdt in dat de leerling gedurende de looptijd van zijn arbeidsovereenkomst een bepaalde periode uitsluitend het praktijkdeel van zijn opleiding kan volgen, dat wil zeggen dat de leerling uitsluitend werkzaam is in het leerbedrijf, en een bepaalde periode uitsluitend het theoriedeel van zijn opleiding kan volgen, dat wil zeggen dat de leerling uitslui- tend de school bezoekt.
8. Parttime dienstverband
a. Een werknemer met een parttime dienstverband kan niet ver- plicht worden meer dan 25% te werken dan het aantal uren waar- voor hij is aangesteld.
b. Indien een werknemer met een parttime dienstverband structureel meer uren werkt dan overeengekomen is en het een overschrij- ding betreft van 25% of meer van de overeengekomen arbeids- duur, dan wordt de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever en/of werknemer aangepast aan de werkelijk bestaande situatie. De momenten waarop bezien wordt of er sprake is van structureel meerwerk zijn 1 januari en 1 juli van elk jaar. Voor de toepassing van deze bepaling wordt gehanteerd het gemiddeld aantal gewerkte uren gedurende tenminste de laatste 6 maanden voorafgaande aan 1 januari en 1 juli.
c. Bij een dienstverband van minimaal 4 uren per week is het toe- gestaan voor de arbeidstijd zonodig een gemiddeld aantal van minimaal 52 uren werken per kalenderkwartaal te hanteren, waar- bij wel de loonbetalingsverplichting per week blijft gelden op basis van minimaal 4 uren.
d. Toepassing C-regeling
Indien op grond van lid 1 van dit artikel in het kader van de C-regeling een normale arbeidstijd van 988 uren in twee aaneen- gesloten kalenderkwartalen is afgesproken, geldt het volgende:
– Bij een dienstverband van minimaal 4 uren per week is het toegestaan voor de arbeidstijd zonodig een gemiddeld aantal van minimaal 104 uren werken per twee aaneengesloten kalenderkwartalen te hanteren, waarbij wel de loonbetalings- verplichting per week blijft gelden op basis van minimaal 4 uren.
9. Arbeidstijdverkorting voor de werknemer van 53 jaar en ouder die in vaste dienst is aangenomen
a. De werknemer in vaste dienst, die 53 jaar of ouder is, heeft recht
27
op arbeidstijdverkorting met behoud van loon. De arbeidstijdver- korting bedraagt voor de werknemer die op de eerste dag van een kalenderkwartaal:
53 jaar is 12 uur per kwartaal,
54 jaar is 15 uur per kwartaal,
55 jaar is 18 uur per kwartaal,
56 jaar is 21 uur per kwartaal en
57 jaar of ouder is 24 uur per kwartaal.
b. In een periode van vakantie of arbeidsongeschiktheid worden de uren van de arbeidstijdverkorting naar evenredigheid verminderd.
c. Voor de aanvang van het kalenderkwartaal regelt de werkgever in overleg met de werknemer of de arbeidstijdverkorting in het desbetreffende kwartaal per dag, per week of per maand wordt opgenomen. De werknemer heeft het recht de bedoelde uren een- maal per jaar op te nemen, wanneer hij een cursus wil volgen met het oog op zijn aanstaande pensionering of VUT.
d. Voor een werknemer met een dienstverband van minder dan 38 uren wordt deze bepaling naar evenredigheid toegepast.
Artikel 9
Overwerk en overwerkvergoeding en -toeslag
1. Overuren
Als overwerk wordt beschouwd door of namens de werkgever opge- dragen arbeid waardoor de normale arbeidstijd van 494 uren in één kalenderkwartaal wordt overschreden.
Tot overuren worden gerekend de meer dan 494 uren in één kalender- kwartaal gewerkte uren.
2. Maximum aantal overuren
a. Een werknemer mag in één kalenderkwartaal niet meer dan 38 uren overwerken.
b. Het bepaalde in artikel 8 ten aanzien van de maximale arbeids- tijden blijft onverkort van toepassing.
3. De seizoenwerknemer
Het bepaalde in lid 1 en lid 2 sub b. van dit artikel is onverminderd op de seizoenwerknemer van toepassing.
4. Vergoeding in vrije tijd
Overwerk wordt vergoed in de vorm van vrije tijd. Voor ieder uur overwerk geldt een vergoeding van één uur vrije tijd.
De werkgever berekent aan het einde van elk kalenderkwartaal het aantal overuren.
Deze overuren dienen uiterlijk in de daarop volgende maand door de werkgever in het werkrooster te worden gecompenseerd in vrije tijd. Als het niet mogelijk is om alle overuren binnen de periode van een
28
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
maand te compenseren in vrije tijd, moeten de nog resterende over- uren worden uitbetaald conform het bepaalde in lid 5 van dit artikel.
5. Uitbetaling overuren die niet in vrije tijd zijn vergoed
Als vergoeding in vrije tijd binnen de in lid 4 van dit artikel genoemde termijn niet mogelijk is, moet uiterlijk binnen één maand na afloop van het kalenderkwartaal waarop de overuren betrekking hebben per gewerkt overuur of gedeelte van een overuur 150% van het uurloon worden uitbetaald.
6. De werknemer die niet verplicht kan worden tot overwerk
De volgende werknemers kunnen niet verplicht worden tot over- werk:
– de werknemer van 53 jaar en ouder;
– de werkneemster die zwanger is.
7. Toepassing B-regeling
Met in achtneming van het bepaalde in artikel 3 van deze CAO kan in het kader van de B-regeling in afwijking van het bepaalde in lid 4 van dit artikel worden afgesproken dat de overuren uiterlijk binnen een kalenderkwartaal volgend op het kalenderkwartaal waarop de overuren betrekking hebben door de werkgever in het werkrooster dienen te worden gecompenseerd in vrije tijd. Als vergoeding in vrije tijd binnen deze termijn niet mogelijk is moeten de nog resterende overuren worden uitbetaald conform het bepaalde in lid 5 van dit artikel.
8. Toepassing C-regeling
Indien op grond van artikel 8 van deze CAO in het kader van de C-regeling een normale arbeidstijd van 988 uur in twee aaneengeslo- ten kalenderkwartalen is afgesproken geldt dat tot overuren worden gerekend de meer dan 988 gewerkte uren in twee aaneengesloten kalenderkwartalen. In afwijking van het bepaalde in lid 4 van dit arti- kel worden de overuren per einde van de twee aaneengesloten kalenderkwartalen direct in geld uitbetaald conform het bepaalde in lid 5 van dit artikel.
9. Uitzonderingen
Dit artikel is niet van toepassing op de werknemer die in losse dienst is aangesteld en de werknemer die wordt bedoeld in artikel 2.1:5 lid 1 sub a. en d. van het Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.
00
Artikel 10
Functie-indeling, functievervulling
1. Functie-indeling
a. Bij de functie-indeling dient de werkgever gebruik te maken van het Handboek Referentiefuncties Bedrijfstak Horeca (zie voor Functie-indelingshandleiding bijlage IX).
b. De werkgever stelt een bedrijfsfunctie vast door een omschrij- ving te maken van de belangrijkste taken en verantwoordelijkhe- den die aan de werknemer worden opgedragen.
c. De werkgever vergelijkt de bedrijfsfunctie met de in de meest passende functiecategorie voorkomende referentiefuncties uit het Handboek en bepaalt bij welke referentiefunctie(s) de bedrijfs- functie geheel of het meest past. Mocht dit aan de hand van de in de functiecategorie voorkomende referentiefuncties niet moge- lijk zijn, dan maakt hij gebruik van de referentiefuncties in andere functiecategorieën.
d. De bedrijfsfunctie wordt aan de hand van de, langs de in c. beschreven procedure, gevonden vergelijkbare referentie- functie(s) ingedeeld in een functiegroep.
e. De werkgever is verplicht aan de werknemer mede te delen in welke functiegroep de door hem te vervullen bedrijfsfunctie wordt ingedeeld en met welke referentiefuncties de werkgever de bedrijfsfunctie heeft vergeleken. Voorts is hij verplicht de desbe- treffende functiegroep te vermelden in de schriftelijke arbeids- overeenkomst.
2. Uitzondering
De leerlingen, deelnemers aan de Regionale personeelsvoorzienings- projecten en hulpkrachten worden niet conform de hierboven om- schreven methode ingedeeld in een functiegroep.
3. Beroepsmogelijkheid functie-indeling
a. De werkgever is verantwoordelijk voor een juiste indeling van de bedrijfsfunctie.
b. Is de werknemer het niet eens met de indeling, of is hij van mening dat zijn bedrijfsfunctie zodanig is gewijzigd dat de inde- ling moet worden herzien, dan dient de werknemer eerst te trach- ten in goed overleg met zijn directe chef tot een oplossing te komen. Als de werknemer geen directe chef heeft, is de werkge- ver hiervoor de aangewezen persoon. Aan deze overlegfase is een termijn gebonden van ten hoogste 30 dagen.
c. Als de hierboven in b. genoemde overlegfase niet tot een voor de werknemer bevredigende oplossing leidt, kan de werknemer zich wenden tot een interne geschillencommissie, als die in het bedrijf is ingesteld. In deze interne geschillencommissie dienen beide
30
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
partijen (werkgevers- en werknemerspartij) gelijk vertegenwoor- digd te zijn.
De interne geschillencommissie doet uitspraak binnen 30 dagen bij wijze van advies aan de werkgever, die zijn eerdere beslissing binnen een termijn van 14 dagen herziet danwel handhaaft.
d. Indien de werknemer van mening is dat de beslissing van de werkgever, zoals hierboven in c. genoemd, niet tot een bevredi- gende oplossing van het geschil heeft geleid, kan hij het geschil voorleggen aan de Beroepscommissie Functie-indeling en Functiewaardering Horeca (BFH). Dit geldt ook bij het ontbre- ken van een geschillencommissie in het bedrijf.
De uitspraak van deze beroepscommissie heeft het karakter van een bindend advies voor betrokken partijen, indien deze vooraf schriftelijk zijn overeengekomen deze uitspraak als zodanig te accepteren.
Toetsing door de burgerlijke rechter blijft daarnaast openstaan.
e. Het beroep dient binnen twee maanden nadat de werknemer rede- lijkerwijs kennis had kunnen nemen van de beslissing van de werkgever na uitspraak van de interne paritaire geschillencom- missie bij de BFH aangetekend te worden. Bij het ontbreken van deze interne commissie dient beroep binnen twee maanden nadat de werknemer en zijn werkgever in intern overleg hebben ge- tracht tot een oplossing te komen, aangetekend te worden bij de BFH.
f. De samenstelling, taak en werkwijze van de BFH zijn geregeld in een reglement dat deel uitmaakt van deze CAO (zie bijlage XIII).
4. Functievervulling
De werknemer is verplicht tijdelijk andere dan zijn gewone werk- zaamheden te verrichten als de werkgever dit noodzakelijk acht. De werkgever zal dit beperken tot de werkzaamheden die in redelijkheid aan de betrokken werknemer kunnen worden opgedragen en daarbij zoveel mogelijk rekening houden met de door de werknemer ver- vulde bedrijfsfunctie.
5. Grove werkzaamheden
Xxxxx werkzaamheden als schrobben, dweilen en boenen, mogen in de regel uitsluitend worden verricht door de werknemer bij wie deze werkzaamheden tot de bedrijfsfunctie kan worden gerekend, zoals bedrijfsfuncties die vergeleken zijn met bijvoorbeeld de referentie- functies schoonmaker of medewerker kamerschoonmaak.
31
Artikel 11
Toepassing salarisschalen
1. Loon voor de vakvolwassen werknemer
De vakvolwassen werknemer ontvangt tenminste het schaalsalaris behorend bij 0 functiejaren van de functiegroep waarin zijn bedrijfs- functie is ingedeeld, zoals weergegeven in bijlage X.
De werknemer ontvangt bij indiensttreding als regel het schaalsalaris bij 0 functiejaren. De werkgever kan de werknemer op grond van kennis en/of ervaring een hoger salaris toekennen dan het schaal- salaris bij 0 functiejaren.
2. Jeugdlonen
De werknemer die nog niet de vakvolwassen leeftijd heeft bereikt, ontvangt tenminste het schaalsalaris behorend bij zijn leeftijd bij 0 functiejaren van de functiegroep waarin zijn bedrijfsfunctie is inge- deeld, zoals weergegeven in de leeftijdsschaal en weergegeven in bijlage X-a.
Salarisverhoging als gevolg van leeftijdsverhoging wordt toegekend met ingang van de loonbetaling die volgt op de loonbetalingsperiode waarin de werknemer een jaar ouder wordt.
3. Loon voor de werknemer met een parttime dienstverband
– Het weekloon van een werknemer met een parttime dienstver- band bedraagt tenminste het (schaal)salaris per week zoals ge- noemd in de leden 1 en 2 van dit artikel gedeeld door 38 en ver- menigvuldigd met het aantal met hem overeengekomen te werken uren per week.
– Deze werknemer heeft tenminste recht op het loon voor 4 uren per week.
4. Toekenning functiejarenverhoging vakvolwassen werknemer
Een vakvolwassen werknemer die op 1 januari van enig jaar min- stens een vol jaar in dezelfde bedrijfsfunctie in dienst is van een werkgever, heeft telkens recht op een functiejarenverhoging, totdat het maximum aantal functiejaren in de functiegroep is bereikt, be- houdens van hetgeen in lid 6 van dit artikel is bepaald. Dit houdt in dat de werknemer minimaal recht heeft op een schaalsalaris dat behoort bij het aantal functiejaren behorende bij de functiegroep waarin zijn bedrijfsfunctie is ingedeeld.
5. Toekenning functiejarenverhoging seizoenwerknemer
De seizoenwerknemer die de vakvolwassen leeftijd heeft bereikt en die gedurende een seizoen tenminste 20 weken bij een werkgever in dienst is en die aansluitend in het daarop volgende seizoen bij dezelfde werkgever voor het seizoen (tenminste 20 weken) in de- zelfde bedrijfsfunctie in dienst treedt, heeft recht op een functiejaren-
32
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
verhoging, totdat het maximum aantal jaren in de functiegroep is bereikt, behoudens van hetgeen in lid 6 van dit artikel is bepaald.
6. Onthouding functiejarenverhoging
De werkgever is bevoegd de werknemer éénmaal in het totaal van functiejaren behorende bij zijn functiegroep één functiejaren- verhoging te onthouden bij aantoonbaar slecht functioneren of onbe- hoorlijk gedrag gebaseerd op concrete feiten. De werkgever dient de werknemer tenminste twee maal met redenen omkleed en gebaseerd op concrete voorbeelden bij aangetekend schrijven te hebben ge- waarschuwd, waarbij een tussenliggende periode van een half jaar in acht is genomen.
Tevens is de werkgever bevoegd de werknemer een functiejaren- verhoging te onthouden, indien de werknemer in het refertejaar lan- ger dan 6 maanden wegens ziekteverzuim niet heeft kunnen functio- neren, tenzij dit ziekteverzuim is veroorzaakt door een bedrijfsongeval.
7. Tijdelijke functiewaarneming
De werknemer, die de bedrijfsfunctie van een andere werknemer waarneemt van wie de bedrijfsfunctie in een hogere functiegroep is ingedeeld, heeft recht op extra betaling als de waarneming langer dan 2 aaneengesloten weken heeft geduurd.
Deze extra betaling is tenminste gelijk aan het verschil tussen het schaalsalaris van de bedrijfsfunctie die hij tijdelijk waarneemt en het schaalsalaris van zijn eigen bedrijfsfunctie, met inachtneming van zijn leeftijd en uitgaande van 0 functiejaren.
Dit lid is niet van toepassing als de functiewaarneming wegens vakantie plaatsvindt.
8. Overgangsregeling
Het onderscheid tussen werknemerscategorieën A, B en C met be- trekking tot de toepassing van salarisschalen komt te vervallen. Voor alle werknemers zal een salarisschaal worden gehanteerd, zoals weer- gegeven in bijlage X.
De werknemer die op 30 juni 1998 reeds bij de werkgever in dienst was én die was ingedeeld in de voormalige werknemerscategorie A of B zal worden ingedeeld in de in bijlage X opgenomen salaris- schaal met het aantal functiejaren behorend bij de functiegroep en het salarisniveau dat deze werknemer ontving.
Zie voor een nadere toelichting bijlage X van deze CAO.
33
1. Prijscompensatie
Artikel 12
Loonsverhoging
Het systeem van de automatische prijscompensatie wordt gedurende de looptijd van de CAO gehandhaafd. Dit betekent dat bij de aan- passing van de schaalsalarissen, zoals opgenomen in bijlagen X, X-a, X-b, X-c en alle feitelijk betaalde lonen, rekening is gehouden met het percentage waarmee de afgeleide consumentenprijsindex voor werknemersgezinnen met een laag inkomen is gestegen over de res- pectieve perioden oktober–april en april–oktober.
2. Jeugdlonen
De jeugdloonstaffel wordt per 1 januari 2000 aangepast. Per 1 juli 1998 resp. 1 januari 2000 geldt:
01-07-1998 01-01-2000
16 jaar | 40% | 40% |
17 jaar | 45% | 50% |
18 jaar | 55% | 60% |
19 jaar | 65% | 70% |
20 jaar | 75% | 80% |
21 jaar | 85% | 90% |
22 jaar | 95% | 100% |
22,5 jaar | 100% |
De jeugdloonschalen zijn opgenomen in bijlage X-a.
3. Salarisaanpassing
– Per 1 juli 19981) worden de schaalsalarissen en alle feitelijk betaalde lonen verhoogd met 3,5% (= inclusief de prijscompen- satie).
– Per 1 juli 1999 worden de schaalsalarissen en alle feitelijk be- taalde lonen verhoogd met 2,5% (= inclusief de prijscompensa- tie).
De in dit lid bedoelde schaalbedragen zijn opgenomen in bijla- gen X, X-a, X-b en X-c.
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
34
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 13
Loon leerling, deelnemer regionale personeelsvoorzieningsprojecten en hulpkrachten
1. Loon voor de leerling
De leerling met uitzondering van de leerling horeca-assistent ont- vangt een loon, gebaseerd op functiegroep II met 0 functiejaren. De leerling horeca-assistent ontvangt een loon, gebaseerd op functie- groep I met 0 functiejaren. De lonen van de leerlingen zijn opgeno- men in bijlagen X-b en X-c.
– Xxxx xxxx is verschuldigd over de uren waarop de leerling geen arbeid verricht, maar de school bezoekt ter vervulling van zijn wettelijke leerplicht of in verband met het volgen van beroeps- begeleidend onderwijs.
– Tijdens de schoolvakanties moet het loon over de 6 uren waarop de leerling normaliter de school bezoekt en die in zijn dienstver- band zijn begrepen worden doorbetaald, als de leerling zich tij- dig beschikbaar stelt voor arbeid. Dit betekent dat alleen dan voor leerlingen met een dienstverband voor 38 uren per week het loon van een 38-urige werkweek moet worden uitbetaald.
– Indien de leerling het praktijk- en theoriedeel van zijn opleiding in clustervorm volgt, zal aan de leerling gedurende de gehele looptijd van de arbeidsovereenkomst het loon worden uitbetaald conform het bepaalde in zijn arbeidsovereenkomst. Bij tussen- tijdse beëindiging van het dienstverband zal aan de hand van het door de leerling blijkens een door de werkgever gevoerde uren- registratie daadwerkelijk aantal gewerkte uren een definitieve afrekening worden gemaakt van het loon waarop de leerling aan- spraak heeft. Indien er een verschil bestaat tussen het loon waarop de leerling op basis van het feitelijk aantal gewerkte uren aan- spraak heeft en het loon dat de leerling daadwerkelijk uitbetaald heeft gekregen, zal er een verrekening plaats vinden.
– Vanaf de datum dat de uitslag van het examen bekend is, heeft de leerling die een volledig examen heeft afgelegd aanspraak op een loon op basis van functiewaardering, vanaf de eerstvolgende datum van loonbetaling.
Garantieregeling
Het onderscheid tussen werknemerscategorieën A, B en C met be- trekking tot de toepassing van salarisschalen komt te vervallen. Voor alle leerlingen zal één salarisschaal worden gehanteerd, zoals opge- nomen in de bijlagen X-b en X-c.
35
Voor de leerling die vóór 1 juli 1998 met zijn opleiding is gestart, geldt het volgende:
– de leerling die was ingedeeld in de voormalige werknemers- categorie A zal zolang hij leerling is een loon ontvangen geba- seerd op functiegroep I met drie functiejaren danwel functiegroep II met drie functiejaren;
– de leerling die was ingedeeld in werknemerscategorie B zal zolang hij leerling is een loon ontvangen gebaseerd op functie- groep I met twee functiejaren danwel functiegroep II met twee functiejaren.
Zie voor een nadere toelichting bijlage X van deze CAO.
2. Loon voor de deelnemer Regionale personeelsvoorzieningsprojecten De deelnemer ontvangt zolang hij in opleiding is een loon gebaseerd op functiegroep I.
Na de opleiding heeft de deelnemer aanspraak op een loon op basis van functiewaardering.
3. Loon voor de hulpkracht
De hulpkracht ontvangt het minimumloon (zie bijlage X-d).
Artikel 14
Loonbetaling
1. Werknemer in losse dienst
Indien de werknemer in losse dienst korter dan 4 uren aaneengeslo- ten heeft gewerkt, heeft hij tenminste recht op het loon dat hij zou ontvangen als hij 4 uren had gewerkt.
Een gedeelte van een uur, dat minstens 15 minuten of meer telt, wordt voor een uur gerekend. Een gedeelte van een uur dat minder dan 15 minuten telt, blijft buiten beschouwing.
2. Beloning in natura
a. Iedere werknemer heeft recht op minstens twee koppen koffie of thee per werkdag zonder hiervoor enige vergoeding aan de werk- gever verschuldigd te zijn.
b. De werknemer die werkzaam is in de keuken en die een bedrijfs- functie vervult die overeenkomt met de referentiefuncties ge- noemd onder de functiecategorie keuken (zie het Handboek), als- mede de leerlingen en deelnemers van de Regionale personeelsvoorzieningsprojecten die op grond van hun opleiding in de keuken werkzaam zijn, hebben indien zij dit wensen recht op een gratis warme maaltijd op de dagen dat zij werkzaam zijn in het bedrijf.
Er bestaat in geen geval recht op een geldelijke vergoeding in plaats van deze maaltijd.
36
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
3. Loonstrook
a. De werkgever is verplicht voor iedere werknemer per betalings- periode, maar minimaal één keer per maand, gespecificeerd te berekenen wat hij ingevolge deze CAO en de sociale en fiscale wettelijke voorschriften aan de werknemer verschuldigd is, of van de werknemer heeft te vorderen.
b. De werkgever is verplicht op elke loonstrook (of bijgevoegde specificatie) een overzicht aan de werknemer te verstrekken waarop het aantal gewerkte uren in die loonbetalingsperiode staat vermeld.
c. De werkgever dient minimaal één keer per maand het verschul- digde aan de werknemer uit te betalen voorzien van een loon- strook. Op deze loonstrook moet duidelijk vermeld zijn:
– de naam van de werkgever;
– de naam van de werknemer;
– de periode waarop de betaling betrekking heeft;
– het brutobedrag van het loon;
– de overeengekomen arbeidsduur;
– de vakantietoeslag;
– het loon over vakantiedagen bij arbeidsongeschiktheid of bij einde van het dienstverband;
– de toeslagen. De toeslagen moeten afzonderlijk worden ver- meld. Alleen de zondagtoeslag, nachttoeslag en/of de consignatietoeslag mogen in het loon zijn inbegrepen als dit op de arbeidsovereenkomst is vermeld;
– de inhouding aan loonheffing en premies volksverzekeringen;
– de overhevelingstoeslag;
– het sofinummer;
– het door de werknemer te betalen aandeel in premies, ver- schuldigd krachtens de sociale verzekeringswetten;
– de door de werknemer verschuldigde premie aan de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Horecabedrijf;
– de door de werknemer verschuldigde premie aan de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Horecabedrijf;
– de door de werknemer aan de Stichting Sociaal Fonds voor het Horecabedrijf verschuldigde bijdrage;
– de door de werknemer aan de Stichting Aanvullende Voorzie- ningen bij Arbeidsongeschiktheid in het Horecabedrijf ver- schuldigde bijdrage;
– andere bedragen, die de werknemer verschuldigd is, nauw- keurig gespecificeerd.
37
4. Spaarloonregelingen
De werkgever wordt aanbevolen om de werknemer te stimuleren gebruik te maken van spaarloonregelingen. Informatie over de moge- lijkheden en de fiscale en premievoordelen van spaarloonregelingen kan worden verkregen bij partijen bij de CAO.
Artikel 15
Toeslagen en vergoedingen
1. Zondag
a. Zondagtoeslag
De werknemer ontvangt voor de gewerkte uren vanaf zondag- ochtend 02.00 tot en met maandagochtend 02.00 uur per gewerkt uur of gedeelte van een uur, een toeslag van 50% op het uurloon.
b. Uitzondering
Het bepaalde onder sub a. van dit lid is niet van toepassing op:
– de werknemer in losse dienst
– de hulpkracht die op of na 1 juli 1993 bij de werkgever in dienst is getreden.
c. Toepassing B-regeling
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 van deze CAO kan in het kader van de B-regeling in afwijking van het bepaalde in sub a. van dit lid volgende worden afgesproken: Zondagarbeid
In afwijking van het bepaalde in sub a. van dit lid kan worden afgesproken dat de zondagtoeslag in vrije tijd wordt toegekend. Voor elk op zondag gewerkt uur wordt een half uur extra vrije tijd ingeroosterd. De verrekening van vrije tijd dient te geschie- den in blokken van 4 uur aaneen, tenzij op verzoek van werkne- mer in overleg een andere verrekening wordt overeengekomen.
2. Feestdag die niet op zondag valt
a. Compensatie in vrije tijd
Als een werknemer werkzaamheden heeft verricht op een er- kende feestdag die niet op een zondag valt vanaf 02.00 tot 02.00 uur van de dag daaropvolgend heeft hij voor ieder gewerkt uur of gedeelte van een uur recht op vervangende vrije tijd.
De te compenseren vrije tijd dient te worden toegekend buiten de 2 wekelijkse vrije dagen om in de periode van uiterlijk 1 maand voorafgaande aan, of 4 maanden volgend op de feestdag. De vrije uren moeten aaneengesloten worden gegeven.
b. Uitbetaling niet gecompenseerde uren
Als vergoeding in vrije tijd binnen de in sub a van dit lid genoemde termijn niet mogelijk is, moet uiterlijk in de 5e maand na de feestdag per gewerkt uur of gedeelte van een uur een toe- slag van 50% van het uurloon worden uitbetaald.
38
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
c. Uitzondering
Dit lid is niet van toepassing op de werknemer in losse dienst en op de hulpkracht.
3. Feestdag die op zondag valt
Voor het werken op een erkende feestdag die op zondag valt, geldt het bepaalde in lid 1 van dit artikel.
4. Nachtdienst
a. Aan de werknemer aan wie een volledige nachtdienst wordt opgedragen, wordt een toeslag uitbetaald van minimaal 10% van het uurloon per gewerkt uur of gedeelte van een uur. Er bestaat geen aanspraak op deze toeslag als uit de arbeidsovereenkomst blijkt dat de compensatie van de nachtarbeid is inbegrepen in het loon.
b. Onder een volledige nachtdienst wordt verstaan een dienst van minimaal 7,6 uur, waarvan de begin- en eindtijd ligt tussen 22.00 uur en 08.00 uur de volgende ochtend.
5. Consignatie
a. De werknemer die is aangenomen in een technische dienst- functie, die buiten het voor hem geldende dienstrooster bereik- baar dient te zijn voor het bedrijf (bereikbaarheidsdienst), heeft recht op consignatietoeslag.
b. De onder a. bedoelde werknemer die in opdracht van de werkge- ver gedurende een periode van minimaal 24 uren bereikbaar is, ontvangt op grond daarvan per 24 uren een vergoeding van:
– 1% van het weekloon, als de bereikbaarheidsdienst plaats- vindt van maandag tot en met vrijdag;
– 2% van het weekloon, indien de bereikbaarheidsdienst plaats- vindt van zaterdag tot en met zondag of op een erkende feest- dag.
c. Als de werknemer in opdracht van de werkgever voor het ver- richten van werkzaamheden tijdens de bereikbaarheidsdienst wordt opgeroepen, ontvangt de werknemer over de te werken uren het voor hem geldende uurloon en dient de werkgever de reiskosten die hiervoor worden gemaakt te vergoeden.
6. Bedrijfskleding
a. Onder bedrijfskleding wordt verstaan de kleding die de werkge- ver de werknemer verplicht te dragen bij de uitvoering van zijn werkzaamheden. Deze kleding is daartoe door de werkgever aan- geschaft.
39
b. De kosten van de aanschaf, het herstellen en het chemisch reini- gen van de bedrijfskleding zijn voor rekening van de werkgever, tenzij het herstellen of chemisch reinigen noodzakelijk is gewor- den door opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
c. De bedrijfskleding is het eigendom van de werkgever, ook indien deze op naam van de werknemer is gekocht. De werknemer ont- vangt de bedrijfskleding van de werkgever in bruikleen.
De regelingen in het Burgerlijk Wetboek inzake bruikleen zijn hierbij van toepassing.
7. Cursus
Indien de werkgever de werknemer verplicht een cursus te volgen, dient de werkgever de (reis)kosten van deze cursus te vergoeden en deze cursus onder arbeidstijd toe te staan. De tijd gedurende welke de werknemer deze cursus volgt geldt als arbeidstijd.
8. Werknemer in losse dienst
a. Toeslag op uurloon
Het berekende uurloon van de werknemer in losse dienst wordt verhoogd met 25%.
Deze toeslag van 25% is niet van toepassing als de werknemer zijn arbeid voor de werkgever in principe niet beroepsmatig ver- richt en/of zijn werkzaamheid overwegend gericht is op het vol- gen van dagonderwijs, zoals vakantiewerkers, scholieren en stu- denten.
b. Reiskostenvergoeding
De werknemer in losse dienst heeft recht op vergoeding van de door hem betaalde reiskosten, als hij buiten zijn woonplaats werkt. Aan hem moet voor de heen- en terugreis het tarief van de laagste klasse van het openbaar vervoer worden vergoed.
c. Reistijdvergoeding
De werknemer in losse dienst heeft tevens recht op tenminste 1 uurloon als reistijdvergoeding als hij zijn werkzaamheden verder dan 20 km. van zijn woonplaats moet verrichten.
d. Inwoonvergoeding
Indien de werknemer in losse dienst tengevolge van zijn werk- zaamheden buiten zijn woonplaats moet overnachten, heeft hij recht op inwoning, overeenkomstig de eisen van gezondheid en goede zeden, of een vergoeding tot een redelijk bedrag voor een overnachting elders in de werkomgeving.
Artikel 16
Buitengewoon verlof
1. Algemene bepalingen met betrekking tot buitengewoon verlof
Dit artikel is van toepassing op de werknemer die in vaste dienst is aangenomen.
40
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
a. Onder buitengewoon verlof wordt verstaan de tijd die de werk- nemer in verband met bijzondere omstandigheden moet verzui- men binnen de arbeidstijd. De duur van het verlof wordt in dit artikel per omstandigheid aangegeven.
b. Tenzij anders vermeld, wordt tijdens het verlof het loon doorbe- taald voor de in dit artikel vermelde duur van het verlof.
c. Het verzuim wordt toegestaan in het geval de werknemer om- standigheid en tijdstip tijdig aan de werkgever, of aan degene in het bedrijf die dit verzuim aangaat, heeft medegedeeld. Als de werknemer dit niet zo tijdig mogelijk van te voren heeft gedaan, verliest hij het recht op betaling van loon.
d. Indien het verlof samenvalt met de wekelijkse vrije dag(en), is de werkgever verplicht het verlof alsnog aan de werknemer te geven, als de werknemer de omstandigheid en het tijdstip tijdig aan de werkgever heeft medegedeeld. De werknemer krijgt dan op een ander tijdstip verlof, waarvan de duur gelijk is aan de duur van het verlof zoals die voor de desbetreffende omstandigheid is aangegeven.
Hetzelfde geldt als het verlof plaatsvindt als gevolg van overlij- den van echtgenoot/ote, ouders of kinderen, of het huwelijk van de werknemer en dit samenvalt met de vakantiedagen van de werknemer.
e. Het bepaalde in dit artikel betreffende de familie-omstandigheden dient overeenkomstig toegepast te worden in de situatie, dat sprake is van duurzaam samenleven in een met een huwelijk gelijk te stellen relatie.
2. Buitengewoon verlof bij persoonlijke en familie-omstandigheden
a. Bij overlijden van: zijn echtgenoot/xxx, geregistreerd partner, levenspartner (indien hij ook de begrafenis of crematie moet regelen) danwel van een inwonend kind van de dag van overlij- den tot en met de dag van de begrafenis of crematie – met een minimum van 4 dagen
één van zijn ouders of een niet inwonend kind 2 dagen
b. Bij begraven of cremeren van: een broer, zwager, (schoon)zuster of schoonouders, (schoon)grootouders, (schoon)overgroot- ouders 1 dag
c. Bij huwelijk of het aangaan van een geregistreerd partnerschap van de werknemer 2 dagen
één van zijn kinderen, pleegkinderen of kleinkinderen, broer, zwager of (xxxxxx)zuster, (xxxxxx)vader of (xxxxxx)moeder, mits de plechtigheid wordt bijgewoond 1 dag
41
d. Bij ondertrouw of het doen van aangifte van het aangaan van een registreerd partnerschap van de werknemer 1 dag
e. Bij het tekenen van een notarieel samenlevingscontract door: de werknemer 1 dag
f. Bij 25- of 40-jarig huwelijksfeest van: de werknemer, zijn (schoon)ouders, (schoon)grootouders, mits hij gedurende een jaar aaneengesloten in dienst is (dit laatste geldt niet voor een leer- ling) 1 dag
Bij 50- of 60-jarig huwelijksfeest van: (schoon)ouders of (schoon)- grootouders van de werknemer, mits hij gedurende een jaar aan- eengesloten in dienst is (dit laatste geldt niet voor een leer- ling) 1 dag
g. Bij bevalling van echtgenote 2 dagen
h. Ter gelegenheid van de eerste Heilige Communie: het dopen, xx Xxxxxx xxxx, het afleggen van de belijdenis, de Bar mitswah van één van zijn kinderen, pleegkinderen of kleinkinderen, mits de plechtigheid wordt bijgewoond 1 dag
i. Bij verhuizing van de werknemer hoogstens éénmaal
per jaar 1 dag
j. Bij het vervullen van een door de wet of de overheid zonder gel- delijke vergoeding opgelegde verplichting, daaronder begrepen het verschijnen voor een bedrijfscommissie, voor zover deze ver- plichting persoonlijk moet worden nagekomen, dit niet buiten de arbeidstijd kan geschieden en voor zover hiervoor van de over- heid geen geldelijke vergoeding kan worden verkregen – Over een redelijke tijd tot ten hoogste 1 dag
k. Bij de uitoefening van het kiesrecht voor de daarvoor benodigde tijd – ten hoogste 2 uren
3. Buitengewoon verlof in verband met vakbondswerk
a. Voor het bijwonen van landelijke bijeenkomsten van werknemers- organisaties, als aangewezen officiële afgevaardigde, mits de werknemer de werkgever aantoont, dat hij als zodanig de bijeen- komst dient bij te wonen. Hiervan zijn uitgezonderd CAO- bijeenkomsten over andere CAO’s dan de CAO’s voor het hore- cabedrijf – per jaar ten hoogste 6 dagen
b. Voor het bijwonen van scholings- en vormingscursussen, xxxxxx- xxxxxxx door de werknemersorganisaties mits de werkzaamheden dit toelaten en de werknemer tijdig tevoren overleg met de werk- gever heeft gepleegd. De werknemer kan hoogstens éénmaal per jaar zo’n cursus volgen – per jaar ten hoogste 5 dagen
4. Buitengewoon educatief verlof
a. De vakvolwassen werknemer heeft recht op educatief verlof met behoud van loon gedurende maximaal 3 dagen per kalenderjaar. In het geval de cursusduur langer is dan 3 dagen, komen 3 dagen per kalenderjaar in aanmerking voor educatief verlof.
b. Het verlof moet her- en/of bijscholing betreffen ten nutte van de
42
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
horecabedrijfstak, wat in overleg met de werkgever moet worden vastgesteld. Ook het tijdstip waarop het verlof wordt genoten, moet in overleg met de werkgever worden bepaald.
c. Onder educatief verlof vallen de volgende scholingsactiviteiten:
– mondelinge cursussen van de Stichting Permanente Educatie in de Horeca (SPEH) en mondelinge cursussen erkend door de Stichting Vakopleiding Horeca Onderwijscentrum (SVH Onderwijscentrum), met uitzondering van de vestigingsop- leidingen en de leerlingstelselopleidingen;
– schriftelijke opleidingen van de SVH Open Academie, met uitzondering van de vestigingsopleidingen;
– kortlopende thematische cursussen;
– branchevreemde opleidingen, die niet door het SVH Onderwijscentrum of door de SPEH-scholen worden ver- zorgd, mits deze opleidingen door het SVH Onderwijscentrum zijn erkend. Erkenning door het SVH Onderwijscentrum vindt plaats als deze door een andere bedrijfstak in het kader van een scholingsverlofregeling door sociale partners van de be- treffende bedrijfstak zijn erkend.
d. Voor alle opleidingen geldt dat ze door het SVH Onderwijs- centrum erkend moeten zijn.
Alle scholingsactiviteiten dienen te worden afgesloten met een SVH waardepapier (SVH-diploma, SVH-certificaat, of SVH- verklaring van deelname).
5. Buitengewoon verlof bij het afleggen van examens
De werknemer heeft bij het doen van een examen of een examen- gedeelte voor het behalen van een diploma of certificaat van de Stichting Nationaal Onderwijscentrum van de bedrijfstak Horeca of het SVH Leerlingstelsel telkens recht op buitengewoon verlof van ten hoogste 1 dag, op de dag dat het examen wordt afgelegd.
6. Bevallingsverlof
a. Het wettelijk bevallingsverlof bedraagt 16 weken. Het kan flexi- bel worden opgenomen: het verlof kan ingaan op zijn vroegst 6 weken en op zijn laatst 4 weken voor de verwachte bevallings- datum.
b. De werknemer kan daarnaast aanspraak maken op 2 extra weken bevallingsverlof, die worden opgenomen direct voorafgaand aan het wettelijk bevallingsverlof (zie a.) gedurende welke weken de werkgever verplicht is het loon door te betalen.
c. Uiterlijk 2 maanden voordat zij het verlof wenst op te nemen, moet de werknemer dit kenbaar maken aan de werkgever.
43
7. Onbetaald verlof in verband met de verzorging van een ziek kind, inwonende familieleden tot en met de eerste graad en een inwonende partner
a. De werknemer heeft recht op onbetaald verlof over een periode van maximaal 21 werkdagen per vakantiejaar (het jaar van 1 juni tot en met 31 mei).
Dit recht op verlof bestaat als het verlof nodig is voor de verzor- ging van een ziek kind (of kinderen) tot 12 jaar voor wie de werknemer de feitelijke verzorging heeft, inwonende familiele- den tot en met de eerste graad en een inwonende partner.
b. In het geval de werknemer gebruik wenst te maken van deze onbetaald verlofregeling, moet hij de werkgever onmiddellijk informeren over de vermoedelijke duur van zijn afwezigheid. Als de werkgever dit wenst, dient de werknemer een doktersverklaring te overleggen.
c. Tijdens de periode van onbetaald verlof blijft het dienstverband gehandhaafd onder opschorting van alle uit het dienstverband voortvloeiende rechten en plichten.
De premie van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Ho- recabedrijf (ofwel van een daarvoor in de plaats getreden pensioenregeling) wordt, zowel het werkgevers- als het werknemersaandeel, door de werkgever afgedragen, als ware de werknemer normaal werkzaam in de onderneming. Hiervoor geldt een maximum van de premie van de Stichting Bedrijfspensioen- fonds voor het Horecabedrijf.
Artikel 17
Xxxxxxxxxx, leermeesters en de SVGL
1. Leerbedrijven
De leerling kan uitsluitend werkzaam zijn in een bedrijf dat als leer- bedrijf is erkend door of namens het LOB.
2. Arbeidsovereenkomst voor leerlingen
a. De werkgever is verplicht met een leerling, danwel bij een leef- tijd van jonger dan 16 jaar zijn wettelijke vertegenwoordiger, een schriftelijke arbeidsovereenkomst te sluiten.
b. Hij dient hiervoor het model arbeidsovereenkomstformulier voor leerlingen te gebruiken dat is vastgesteld door de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf (zie bijlage III).
c. De schriftelijke arbeidsovereenkomst voor leerlingen wordt in viervoud opgemaakt. De werkgever is verplicht de leerling voor de aanvang van het dienstverband een exemplaar van de schrif- telijke arbeidsovereenkomst te verstrekken. Het derde en vierde exemplaar zijn respectievelijk voor de onderwijsinstelling en het LOB.
d. De opleiding van de leerling kan op 1 februari danwel op 1 sep-
44
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
tember van enig jaar aanvangen in welk geval de arbeidsovereen- komst bij enig werkgever in het daarop volgende jaar op 31 januari respectievelijk 31 augustus eindigt. In afwijking hiervan geldt voor de leerling horeca-ondernemer café/bar en fast food (uitvoerend horeca-ondernemer) dat de opleiding op 1 juli van enig jaar kan aanvangen in welk geval de arbeidsovereenkomst bij enig werkgever in het daarop volgende jaar op 30 juni ein- digt.
De Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf (LBC) kan op verzoek van de werkgever van het hierboven in sub d. bepaalde ontheffing verlenen.
De LBC zal ontheffing verlenen, indien bij het verzoek van de werkgever zijn gevoegd:
– een schriftelijk advies van de Regionale Horeca Commissie (RHC), waaruit blijkt dat de RHC positief adviseert inzake het afwijken van de aanvangsdata van de opleiding van de leerling;
– een schriftelijk advies van de betrokken onderwijsinstelling, waaruit blijkt dat de betrokken onderwijsinstelling positief adviseert inzake het afwijken van de aanvangsdata van de opleiding van de leerling.
3. Het dienstverband
In het dienstverband van een leerling zijn altijd 6 uren begrepen waarop de leerling de school bezoekt.
De LBC kan op verzoek van de werkgever ontheffing verlenen van het aantal uren dat in het dienstverband is begrepen waarop de leer- ling de school bezoekt met inachtneming van het bepaalde in artikel
7.2.2 van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB).
De LBC zal ontheffing verlenen, indien bij het verzoek van de werk- gever zijn gevoegd:
– een schriftelijk advies van de Regionale Horeca Commissie (RHC), waaruit blijkt dat de RHC positief adviseert inzake het ontheffingsverzoek van de werkgever;
– een schriftelijk advies van de betrokken onderwijsinstelling, waaruit blijkt dat de betrokken onderwijsinstelling positief advi- seert inzake het ontheffingsverzoek van de werkgever.
4. Praktijkovereenkomst
Er dient een praktijkovereenkomst van de onderwijsinstelling te zijn gesloten tussen de onderwijsinstelling, de werkgever en de leerling, danwel bij een leeftijd van jonger dan 16 jaar zijn wettelijke verte- genwoordiger, mede ondertekend door het LOB.
45
5. Koppeling praktijkovereenkomst/arbeidsovereenkomst voor leerlin- gen
De arbeidsovereenkomst voor leerlingen en de praktijkovereenkomst zijn aan elkaar gekoppeld. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst vervalt indien de praktijkovereenkomst eindigt en de praktijk- overeenkomst vervalt indien de arbeidsovereenkomst eindigt.1)
6. Beëindiging praktijkovereenkomst
a. De praktijkovereenkomst eindigt, vanwege de koppeling met de arbeidsovereenkomst, indien de arbeidsovereenkomst eindigt.
b. De praktijkovereenkomst van leerlingen op wie de Wet op het Cursorisch Beroepsonderwijs (WCBO) nog van toepassing is, eindigt mede op de wijzen zoals die zijn aangegeven in artikel
2.22 lid 5 van de WCBO.
c. Indien de praktijkovereenkomst eindigt als gevolg van het afleg- gen van het examen als genoemd in artikel 2.22 lid 5 van de WCBO, wordt dit examen als afgelegd beschouwd op 31 augus- tus van het jaar waarin het examen is afgelegd. Dit is de aange- nomen datum waarop het diploma beschikbaar komt.
d. De praktijkovereenkomst van leerlingen op wie vanaf het school- jaar 1997/1998 de WEB van toepassing is, eindigt mede op grond van het bepaalde in de praktijkovereenkomst als bedoeld in arti- kel 7.2.8. lid 2 van de WEB.
7. Schoolbezoek
De werkgever is verplicht de leerling in de gelegenheid te stellen het aanvullend theoretisch onderwijs te volgen aan de onderwijsinstelling bedoeld in de praktijkovereenkomst.
8. De leermeester en het leermeesteroverleg
a. De leermeester is degene die in een door het LOB erkend leer- bedrijf het praktijkgedeelte van een beroepsbegeleidende oplei- ding vallend onder de WEB verzorgt.
b. De werkgever dient de leermeester in de gelegenheid te stellen het leermeesteroverleg binnen de arbeidstijd bij te wonen voor maximaal 4 maal een halve dag per jaar. De leermeester kan op zo’n dag maximaal worden verplicht een halve werkdag in het leerbedrijf werkzaam te zijn.
c. De leermeester heeft recht op een vergoeding voor de gemaakte reiskosten in verband met het leermeesteroverleg, voor zover hij dit overleg daadwerkelijk heeft bijgewoond. Aan hem moet voor de heen- en terugreis het tarief van de laagste klasse van het openbaar vervoer worden vergoed.
9. Stagiairs
De werkgever bij wie een stagiair werkzaam is, dient er zorg voor te
1) Het bepaalde in artikel 7:652 BW blijft onverkort van kracht.
46
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
dragen dat er een evenwicht is tussen het theorie- en praktijk- component van de opleiding van de stagiair.
Dit betekent dat de werkgever een stagiair werkzaamheden kan laten verrichten in zijn bedrijf, mits de stagiair met het uitvoeren van deze werkzaamheden de voor de opleiding noodzakelijke theorie- en prak- tijkervaring op kan doen.
10. De SVGL
Er is een Stichting Voorlichting en Geschillenbehandeling Leerlingen in het Horecabedrijf (SVGL) gevestigd in Zoetermeer. Het reglement en de statuten van de SVGL maken deel uit van deze CAO (zie bij- lagen XVII en XVII-a).
11. Overgangsbepaling
De (WCBO) is vervangen door de (WEB). Voor de leerlingen die vóór 1997 zijn gestart met hun opleiding is de WCBO nog van toe- passing. Voor leerlingen die vanaf het schooljaar 1997/1998 starten met hun opleiding is de WEB van toepassing.
Artikel 18
Vakantierechten: vakantiedagen en vakantietoeslag
1. Vakantiedagen
a. Een dag geldt als een vakantiedag wanneer de werknemer anders op die dag zou hebben gewerkt. De werknemer heeft recht op doorbetaling van loon over de vakantiedag.
b. Als vakantiedagen worden niet beschouwd:
– dagen of gedeelten van dagen gedurende welke de werkne- mer wegens arbeidsongeschiktheid geen arbeid heeft verricht;
– dagen of gedeelten van dagen gedurende welke de werkne- mer geen arbeid heeft verricht wegens het bijwonen van het leermeesteroverleg, hij gebruik maakte van de arbeidstijdver- korting voor de werknemer van 53 jaar en ouder, of hij afwe- zig was wegens buitengewoon verlof;
– de tijd gedurende welke de werknemer geen arbeid verricht, omdat hij een verplichting naleeft die hem is opgelegd door de wet, of die voortvloeit uit een verbintenis, door hem jegens de overheid aangegaan ten aanzien van ’s lands verdediging of ter bescherming van de openbare orde;
– de tijd gedurende welke een jeugdige werknemer geen arbeid verricht, omdat hij onderwijs volgt, waartoe hij krachtens de
47
wet of deze CAO door de werkgever in de gelegenheid is gesteld.
Met uitzondering van het bepaalde over de arbeidsongeschiktheid geldt, dat deze dagen niet als vakantiedagen worden beschouwd als de werknemer tijdig aan de werkgever mededeling heeft gedaan van de hierboven genoemde omstandigheden.
2. Vakantiejaar
Onder het vakantiejaar wordt verstaan de periode, waarover de vakantietoeslag en het aantal vakantiedagen wordt berekend. Het vakantiejaar loopt van 1 juni tot en met 31 mei.
Toepassing B-regeling
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 van deze CAO kan in het kader van de B-regeling in afwijking van het bepaalde in dit lid het volgende worden afgesproken:
Vakantiejaar
In afwijking van het bepaalde in dit lid kan afgesproken worden dat het vakantiejaar samenvalt met het kalenderjaar.
3. Berekening van het aantal vakantiedagen
a. Basisvakantie
In het vakantiejaar heeft de werknemer van 18 jaar en ouder recht op 25 vakantiedagen en de werknemer die jonger is dan 18 jaar op 27 vakantiedagen als hij:
– het hele vakantiejaar in dienst is geweest én
– een werkweek heeft van 5 dagen.
b. Geen volledig vakantiejaar in dienst
Een werknemer die een werkweek heeft van 5 dagen en die niet het hele vakantiejaar in dienst is geweest, heeft voor elke maand van het dienstverband recht op 1/12 van dat aantal vakantieda- gen. Hierbij wordt een dienstverband van 15 dagen of meer als volle maand gerekend en een dienstverband van minder dan 15 dagen wordt niet gerekend.
c. Kortere werkweek dan 5 dagen
Het aantal vakantiedagen van de werknemer die minder werkt dan 5 dagen per week, wordt naar evenredigheid verminderd.
d. Wisselend aantal werkdagen en wisselend aantal werkuren Berekening van de duur van de vakantiedag bij de werknemer die niet op een vast aantal dagen en/of uren werkt:
– De duur van de vakantiedag van de werknemer die een vast aantal dagen per week werkt, maar niet een vast aantal uren, is het gemiddeld aantal gewerkte uren per week, gedeeld door het vaste aantal gewerkte dagen per week.
– De duur van de vakantiedag van de werknemer die een vast aantal uren per week werkt, maar niet op een vast aantal dagen, is het vaste aantal gewerkte uren per week, gedeeld door het gemiddeld aantal gewerkte dagen per week.
– De duur van de vakantiedag van de werknemer die geen vast
48
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
aantal dagen én geen vast aantal uren per week werkt, wordt per uur berekend. Een werknemer van 18 jaar en ouder bouwt per gewerkt uur 0,096 vakantie-uur op en een werknemer van jonger dan 18 jaar 0,104 vakantie-uur. Deze opbouw dient ook te worden berekend over het aantal uren dat de werkne- mer vakantie geniet.
4. Opbouw van vakantiedagen
a. Voor de opbouw van vakantiedagen gelden de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek.
b. De leerling bouwt eveneens over de 6 uren waarop hij de school bezoekt en die conform het bepaalde in deze CAO in zijn dienst- verband zijn begrepen vakantiedagen op.
5. Extra vakantiedagen bij langdurig dienstverband
De werknemer met een onafgebroken diensttijd van tenminste 12,5 of 25 of 40 jaar bij dezelfde werkgever of onderneming heeft recht op resp. 1, 3, of 5 extra vakantiedagen per vakantiejaar met behoud van loon. Voor de toepassing hiervan wordt het dienstverband van de werknemer geacht niet te zijn onderbroken door een overdracht van de onderneming c.q. het bedrijf aan een nieuwe werkgever als die werknemer in dienst van danwel werkzaam blijft bij die nieuwe werkgever.
6. Vaststellen van de aaneengesloten vakantieperiode
a. De werkgever stelt de tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie en snipperdagen vast na overleg met de werknemer. Hij dient de tijdstippen van de vakantieperiode, tenzij bijzondere omstandigheden dit verhinderen, tijdig aan de werknemer ken- baar te maken, zodat de werknemer de gelegenheid heeft tot het treffen van voorbereidingen voor de besteding van de vakantie.
b. De werknemer heeft het recht een vakantieperiode van 3 aaneen- gesloten weken op te nemen.
Als de werknemer dit wenst, of als de werkzaamheden dit nood- zakelijk maken, kan de aaneengesloten vakantie worden beperkt tot 2 weken. In dat geval heeft de werknemer nog recht op een aaneengesloten vakantie van 1 week.
c. De aaneengesloten vakantie wordt, indien de werknemer (met uitzondering van de seizoenwerknemer) dit wenst en de werk- zaamheden dat toelaten, gegeven in de maanden april tot en met september.
d. Als daar gewichtige redenen voor zijn, kan de werkgever na overleg met de werknemer, het door hem eerder vastgestelde tijd-
49
vak van een aaneengesloten vakantie wijzigen. De schade die de werknemer als gevolg van die wijziging lijdt, moet door de werk- gever worden vergoed.
7. Opnemen van vakantiedagen
a. Vakantiedagen kunnen in overleg met de werkgever worden opgenomen in het vakantiejaar dat ze zijn verdiend.
b. De werkgever is verplicht de leerling de mogelijkheid te geven het tegoed aan vakantiedagen tijdens de duur van het dienstver- band op te nemen.
c. De werkgever is verplicht aan de Mohammedaanse werknemer op zijn verzoek in verband met het eind van de Ramadan opname van een vakantiedag toe te staan, tenzij de bedrijfsomstandig- heden dit verhinderen.
d. Indien de werknemer zijn vakantiedagen niet heeft opgenomen voor 31 mei, volgend op het einde van het vakantiejaar waarin ze zijn verdiend, stelt de werkgever de data voor deze vakantieda- gen vast.
e. Toepassing C-regeling
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 van deze CAO kan in het kader van de C-regeling in afwijking van het bepaalde in dit lid worden afgesproken dat het mogelijk is dat een aantal bovenwettelijk opgebouwde vakantiedagen kan worden opge- spaard.
8. Aanspraak op en verrekening van vakantiedagen bij einde dienstver- band
a. Bij beëindiging van het dienstverband worden de nog niet geno- ten vakantiedagen onmiddellijk na het einde van het dienstver- band aaneengesloten gegeven. Het dienstverband wordt dan ge- acht te zijn verlengd met deze vakantiedagen, voor zover de werknemer niet bij een andere werkgever in dienst treedt.
b. Wenst de werknemer de vakantiedagen niet bij einde van het dienstverband op te nemen, dan dient de werkgever het tegoed aan vakantiedagen uit te betalen. De werkgever is dan tevens ver- plicht een verklaring uit te reiken, waarin het aantal vakantieda- gen wordt vermeld welke de werknemer nog niet heeft genoten. De werknemer kan deze vakantiedagen bij zijn nieuwe werkge- ver zonder behoud van loon alsnog opnemen.
c. Indien de werknemer teveel vakantiedagen heeft opgenomen, heeft de werkgever het recht deze bij beëindiging van het dienst- verband met het loon te verrekenen.
d. Bij beëindiging van het dienstverband mogen vakantiedagen niet in de opzegtermijn worden begrepen, tenzij dit tussen werkgever en werknemer wordt overeengekomen.
9. Vakantietoeslag
De vakantietoeslag bedraagt 8% van het loon dat de werknemer in
50
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
het vakantiejaar (1 juni t/m 31 mei) bij de werkgever heeft verdiend. Hierin zijn niet inbegrepen toeslagen, eventuele gratificaties en belo- ning in natura.
De Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag blijft onvermin- derd van toepassing.1)
10. Uitbetalen vakantietoeslag
a. De werkgever is verplicht de vakantietoeslag in de maand juni aan de werknemer uit te betalen.
Uitzondering de seizoenwerknemer: de werkgever mag aan de seizoenwerknemer de vakantietoeslag uitbetalen aan het einde van het dienstverband.
b. Bij beëindiging van het dienstverband voor 1 juni is de werkge- ver verplicht de vakantietoeslag op de dag van beëindiging uit te betalen.
11. Vakantierechten in geval van arbeidsongeschiktheid en bij overlijden
a. De werknemer die tijdens zijn vakantiedagen arbeidsongeschikt wordt, zal dit zo spoedig mogelijk aan de werkgever melden. Wanneer de arbeidsongeschiktheid door de bevoegde deskundi- ge(n) wordt erkend, gelden de op te nemen dagen niet als vakan- tiedagen. Wordt de arbeidsongeschiktheid niet door de bevoegde deskundige(n) erkend, dan gelden desbetreffende dagen wel als vakantiedagen.
b. De werknemer, die als gevolg van ziekte, geen arbeid kan ver- richten, behoudt over de periode(n) van arbeidsongeschiktheid recht op vakantietoeslag. Dit recht op vakantietoeslag geldt over een periode van maximaal 52 weken.
c. Wanneer de werknemer is overleden, worden de vakantierechten die de werknemer nog niet had genoten, uitgekeerd aan de nabe- staanden.
12. Vakantierechten bij einde dienstverband van de werknemer die in losse dienst is aangenomen
a. Aan de werknemer die voor 2 weken of korter is aangenomen, worden de vakantierechten toegekend bij beëindiging van het dienstverband. Voor deze vakantierechten zijn de volgende per- centages vastgesteld:
18 jaar en ouder: 10,64% dagen + 8,85% toeslag
jonger dan 18 jaar: 11,59% dagen + 8,93% toeslag
1) Het bepaalde in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag blijft onverkort van toepassing.
51
b. De bovengenoemde percentages worden berekend over het loon dat op de werknemer die in losse dienst is aangenomen van toe- passing is.
Artikel 19
Bovenwettelijke voorzieningen bij arbeidsongeschiktheid en werkloosheid
1. Wachtdagen
Bij ongeschiktheid tot werken wegens ziekte wordt loon als bedoeld onder lid 2 sub a. van dit artikel doorbetaald, met inachtneming van 1 wachtdag per ziektegeval.
2. Doorbetaling van loon bij ziekte
a. De werknemer die wegens ziekte niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, behoudt met inachtneming van het bepaalde in lid 1 over wachtdagen, gedurende een periode van maximaal 52 weken in aanvulling op de wettelijke loondoorbetaling als bedoeld in artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek, recht op een aanvulling tot 100% van het brutoloon. De wettelijke loondoor- betaling en de aanvulling hierop kunnen tezamen niet meer bedragen dan het maximum dagloon ingevolge de Coördinatie- wet Sociale Verzekering. Deze aanspraak op aanvulling bestaat voorzover en zolang de werknemer recht heeft op de wettelijke loondoorbetaling als bedoeld in artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek en voorzover en zolang aan de voorwaarden als ge- noemd onder b. voor die aanvulling is voldaan.
De aanvulling tot 100% van het brutoloon geldt ook in geval van zwangerschaps- en bevallingsverlof.
b. Indien de werkgever een ARBO-dienst heeft ingeschakeld, dan zijn de aanvullingen onder a. aan de volgende voorwaarden ver- bonden:
– de werknemer voldoet aan de in bijlage XI opgenomen voor- schriften (spelregels) bij ziekte en de werknemer werkt mee aan reïntegratie en/of mogelijk verhaal op derden van door- betaald loon en aanvulling;
– de arbeidsongeschiktheid is geen gevolg van een niet medisch- noodzakelijke ingreep;
– de ziekte of arbeidsongeschiktheid is geen vastgesteld gevolg van opzet, grove schuld en/of verwijtbare nalatigheid van de werknemer.
c. De wettelijke loondoorbetalingsverplichting wordt verlengd inge- val de werkgever de ziekte van de werknemer te laat meldt bij de uitvoeringsinstelling.
d. Voor werknemers met een wisselend aantal arbeidsuren wordt de hoogte van het loon gerelateerd aan het gemiddeld aantal ge- werkte arbeidsuren over een periode van 13 weken voorafgaande
52
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
aan de eerste ziektedag met een minimum van het aantal uren dat op de arbeidsovereenkomst staat vermeld. Indien de periode van 13 weken kennelijk geen juiste maatstaf voor vaststelling van het loon biedt, dan wordt uitgegaan van een periode van 13 vierweekse-tijdvakken of 12 maand-tijdvakken.
3. Voorschriften
Als de werkgever in het overleg met zijn werknemers, personeels- vertegenwoordiging of de ondernemingsraad geen voorschriften bij ziekte op papier heeft vastgelegd, gelden de voorschriften die als bij- lage XI in de CAO zijn opgenomen.
4. Aanvulling op de AAW/WAO-uitkering
Voor zover en voor zolang de arbeidsongeschiktheid na 52 weken nog voortduurt, wordt de AAW/WAO-uitkering van de werknemer die een AAW/WAO-uitkering geniet op basis van een arbeidsonge- schiktheidspercentage van 80 tot 100%, door de werkgever aange- vuld met:
– 30% van het nettoloon bij werken gedurende het eerste jaar van een uitkering AAW/WAO;
– 20% van het nettoloon bij werken gedurende het tweede jaar van een uitkering AAW/WAO.
5. Doorbetaling loon bij ziekte en aanvulling op de AAW/WAO- uitkering voor zover het dienstverband voortduurt
Doorbetaling van loon bij ziekte en aanvulling op de uitkering AAW/ WAO, zoals in de leden 2 en 4 genoemd, vindt alleen plaats voorzo- ver en zolang het dienstverband voortduurt (zie ook de uitleg ervan in bijlage XI-a).
6. Verhaalsrecht
a. Indien de arbeidsongeschiktheid van de werknemer veroorzaakt is of mede veroorzaakt is door een zodanig handelen of nalaten van een derde, dat deze derde terzake jegens de werknemer aan- sprakelijk is, heeft de werkgever jegens de derde recht op scha- devergoeding als bedoeld in artikel 6:107a van het Burgerlijk Wetboek.
b. De arbeidsongeschikte werknemer is in dit kader gehouden zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek naar de feitelijke omstandigheden van het ongeval c.q. afdoende medewerking te verlenen bij het verzamelen van gegevens, welke voor de werk- gever noodzakelijk zijn om zijn recht op schadevergoeding te kunnen effectueren. Indien de werknemer weigert mee te werken,
53
verliest hij zijn aanspraak op de aanvulling op de wettelijk ver- plichte loonbetaling en op de aanvulling op de wettelijke uitke- ring.
7. Preventie- en reïntegratiebeleid
Ingeval er met de werknemer overeenstemming is bereikt over aan- gepaste werkzaamheden als gevolg van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer, mag de werkgever de arbeidsovereenkomst wij- zigen. In deze gewijzigde arbeidsovereenkomst kunnen de gewij- zigde functie alsmede het daarbij behorende loon dat is vastgesteld conform artikel 10 van de CAO worden opgenomen.
9. Aanvulling op de werkloosheidsuitkering als gevolg van betalings- onmacht of faillissement in de zin van Hoofdstuk IV van de WW
a. De werknemer die gedurende de looptijd van de CAO aanslui- tend aan een uitkering op grond van Hoofstuk IV van de Werkloosheidswet een WW-uitkering ontvangt, heeft recht op een aanvulling op deze uitkering gedurende maximaal 52 weken. De hoogte van de aanvulling is het netto verschil tussen een WW-uitkering van 70% en 100% van het laatst verdiende loon.
b. Deze aanvullingsregeling wordt uitgevoerd door de Stichting Aanvullingsfonds Xxxx xxx Xxxxxx. Het reglement en de statu- ten van de Stichting Aanvullingsfonds Xxxx xxx Xxxxxx maken deel uit van deze CAO.
Artikel 21
Collectieve bepalingen
3. Maatregelen in het kader van de Wet REA
a. De werkgeversorganisatie zal zich bij de daartoe geëigende in- stanties sterk maken voor een beleid dat gericht is op voorko- ming van langdurig ziekteverzuim en van uitstroom van werkne- mers naar de AAW/WAO.
b. Met eventuele gebruikmaking van door de overheid daarvoor beschikbaar te stellen middelen en/of faciliteiten zal de werk- geversorganisatie in samenwerking met de werknemers- organisaties een beleid ontwikkelen om te komen tot concrete aanpassingen van het werk en de werkomstandigheden voor zowel nieuw in dienst tredende als reeds in dienst zijnde arbeids- gehandicapte werknemers.
Hiertoe treedt men in overleg met deskundigen (als Lisv, SVH Onderwijscentrum, ARBO-diensten e.d.) en maakt men gebruik van de instrumenten die genoemd worden in de Wet REA.
54
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 22
Landelijke bedrijfscommissie voor het horecabedrijf
1. Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf (LBC)
Er is een Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf, hierna te noemen de LBC. De LBC is gevestigd in Zoetermeer.1)
2. Samenstelling LBC
De LBC bestaat uit vertegenwoordigers van de organisaties die par- tij zijn bij deze CAO. De samenstelling van de LBC is opgenomen in het reglement (zie bijlage XIV).
3. Taken van de LBC
De taken van de LBC bestaan uit:
– Bevordering naleving CAO:
De LBC bevordert de naleving van de CAO door het verstrekken van neutrale en feitelijke informatie op het totale gebied van de arbeidsvoorwaarden en de daarmee verband houdende sociale verzekeringen, VUT- en pensioenrechten e.d. De informatie kan worden verkregen bij Bureau Voorlichting Horeca-CAO: telefoon 079 – 3631414.
– Het geven van een bindend advies bij geschillen:
Als een werkgever en werknemer betrokken zijn bij een geschil over de uitvoering en toepassing van deze CAO en zij hiertoe gezamenlijk een verzoek indienen, neemt de LBC een beslissing in de vorm van een bindend advies. Hiervan zijn geschillen die betrekking hebben op de functie-indeling uitgezonderd.
Werkgever(s) en werknemer(s) dienen bij een verzoek om behan- deling van een geschil schriftelijk te hebben verklaard dat zij zich zonder voorbehoud aan de door de LBC te nemen beslissing zul- len onderwerpen. Toetsing door de burgerlijke rechter blijft daar- naast openstaan.
– Het geven van ontheffing voor bepalingen van deze CAO:
De LBC is bevoegd tot het geven van een ontheffing voor afwij- king van één of meer bepalingen van deze CAO of van de CAO Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor het Horecabedrijf.
Een ontheffing wordt voor bepaalde tijd gegeven.
– Verstrekken van Verklaringen Seizoenbedrijf:
De LBC verstrekt op verzoek van de werkgever een Verklaring Seizoenbedrijf. Een Verklaring Seizoenbedrijf wordt voor be-
1) Adres: Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxxx; tel.: 070–0000000.
55
paalde tijd gegeven. Een Verklaring Seizoenbedrijf wordt ver- strekt indien per jaar aan het 2/3-criterium wordt voldaan, dat wil zeggen dat in vijf aaneengesloten maanden 66,7% van de totale jaaromzet wordt gerealiseerd. Voor de beoordeling of aan het 2/3- criterium wordt voldaan, wordt een periode van de laatste drie jaar gehanteerd danwel een kortere periode indien het bedrijf nog geen drie jaar bestaat.
– Adviseren Arbeidsinspectie
De LBC geeft op verzoek advies aan de Arbeidsinspectie inzake aanvragen vergunningen ex artikel 8 lid 3 Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (BBA) 1945 (werktijdverkorting).
– Behandelen klachten Gedragscode Anti-Rassendiscriminatie Ho- reca:
De LBC behandelt op grond van artikel 23 van de Gedragscode Anti-Rassendiscriminatie Horeca klachten en doet uitspraak daar- over. De Gedragscode Anti-Rassendiscriminatie Horeca is opge- steld door het Bedrijfschap Horeca en Catering en op schriftelijk verzoek verkrijgbaar bij de LBC.
– Vrijwillige aansluiting:
De LBC adviseert de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Horecabedrijf (SUHOR) en/of de Stichting Aanvullende Voorzieningen bij Arbeidsongeschiktheid in het Horecabedrijf (SAVA) inzake verzoeken tot vrijwillige aansluiting bij de SU- HOR en/of de SAVA. Het advies van de LBC heeft een bindend karakter.
– Secretariaat Commissie Werkingssfeer:
De LBC voert het secretariaat van de Commissie Werkingssfeer.
4. Bezwaar
– Tegen beslissingen van de LBC, kan bezwaar worden gemaakt bij de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf. Het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een be- zwaarschrift bij het secretariaat van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf, Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxxx.
– De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beslissing schriftelijk door de LBC is bekendgemaakt.
– Samenstelling en werkwijze van de Bezwaarcommissie XXX’x voor het Horecabedrijf zijn geregeld bij een door de LBC vast- gesteld reglement.
– Een exemplaar van het reglement van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf zal na ontvangst van het bezwaar- schrift danwel op schriftelijk verzoek worden toegezonden.
– De Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf geeft haar beslissing in de vorm van een schriftelijk advies.
– De LBC neemt binnen zes weken na ontvangst van het advies van de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf een nieuwe beslissing over de betreffende kwestie onder vermelding
56
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
van en met inachtneming van het advies van de Bezwaar- commissie CAO’s voor het Horecabedrijf. Tegen deze nieuwe beslissing kan geen bezwaar meer worden ingediend bij de Bezwaarcommissie CAO’s voor het Horecabedrijf, doch uitslui- tend bij de daartoe bevoegde rechter.
5. Reglement LBC
– De taken en werkwijze van de LBC, het aanhangig maken en behandelen van geschillen en het behandelen van ontheffings- aanvragen worden nader geregeld bij een door de LBC vastge- steld reglement.
– Het reglement van de LBC is een onderdeel van deze CAO (zie bijlage XIV).
– De LBC zendt een exemplaar van haar reglement aan een werk- gever of werknemer, als deze hiertoe een schriftelijk verzoek heeft ingediend.
Artikel 23
Stichtingen inzake collectieve bedrijfstakregelingen/fondsen
1. Administrateur
De in dit artikel genoemde stichtingen wijzen ten behoeve van de werkzaamheden voor deze stichtingen een administrateur aan die de van toepassing zijnde regeling uitvoert, waaronder de inning van de bijdragen.
2. Gegevensverstrekking
a. Verplichting voor werkgever en werknemers
De werkgever en de werknemer zijn verplicht aan de in dit arti- kel genoemde stichtingen, of de aldus aangewezen administra- teur, de inlichtingen te verschaffen die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de regelingen. Indien de werkgever of de werknemer – ook na aanmaning – niet aan deze verplichting vol- doet, zijn de genoemde stichtingen, of de aldus aangewezen administrateur, bevoegd deze gegevens zelf naar beste weten vast te stellen.
b. Uitwisseling van gegevens tussen de onder deze CAO vallende stichtingen
De in dit artikel genoemde stichtingen, of de door hen aangewe- zen administrateur, zijn gerechtigd bij elkaar, bij het Bedrijfschap Horeca en Catering en bij het Lisv en de uitvoeringsinstelling gegevens op te vragen en uit te wisselen die nodig zijn voor een goede uitvoering van de regelingen, ongeacht de vraag of de
57
betreffende gegevens al dan niet na aanmaning bij de werkgever zijn opgevraagd.
De werknemer heeft hiertoe blijkens de schriftelijke arbeidsover- eenkomst mee ingestemd.
Hierbij worden de bepalingen uit de Wet Persoonsregistraties (WPR) in acht genomen.
3. Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabedrijf (FBI) Er is een Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabedrijf, hierna te noemen de FBI. De FBI is gevestigd in Zoetermeer.
g. Kinderopvang
– De werkgever, de werknemer en de cursist wordt de moge- lijkheid van kinderopvang aangeboden. De kinderopvang vindt plaats via een landelijk netwerk van gastouderbureaus die bemiddelen tussen degene die opvang zoekt en degene die kinderen opvangt (gastouder).
De voorwaarden waaraan de werkgever, werknemer en de cursist dienen te voldoen zijn geregeld in een door het bestuur van de Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horeca- bedrijf (FBI) vastgesteld reglement. Dit reglement is een onderdeel van deze CAO.
– De organisatie- en bemiddelingskosten van de kinderopvang komen voor rekening van de FBI.
Daarnaast betaalt de FBI aan de werknemer/werkgever/cursist een tegemoetkoming in de kosten die hij maakt ten behoeve van de gastouder. Deze tegemoetkoming is afhankelijk van de financiële mogelijkheden van de FBI en afhankelijk van het gezamenlijk netto-inkomen van de werkgever/werknemer/ cursist en de levenspartner.
– Aanmeldingsformulieren voor kinderopvang kunnen worden opgevraagd bij Bureau Hop Marjanneke, Xxxxxxxxxx 0X, 0000 XX Xxxxxxxxxx, telefoonnummer 0172-619258.
– Bijdrage:
De werkgever betaalt per kalenderjaar een bijdrage aan de FBI. Een deel van deze bijdrage wordt gebruikt om de kin- deropvang te financieren.
– Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder cursist verstaan de cursist als genoemd in het door het bestuur van de FBI vastgestelde reglement kinderopvang.
4. Stichting Voorlichting en Geschillenbehandeling Leerlingen in het Horecabedrijf (SVGL)
Er is een Stichting Voorlichting en Geschillenbehandeling Leerlingen in het Horecabedrijf, hierna te noemen SVGL. De SVGL is geves- tigd in Zoetermeer.1)
a. Samenstelling en werkwijze SVGL
1) Adres: Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxxx; tel.: 079–0000000.
58
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
De SVGL wordt bestuurd door vertegenwoordigers van de orga- nisaties die partij zijn bij deze CAO. De samenstelling van het bestuur van de SVGL en de werkwijze van de SVGL zijn gere- geld in de statuten en het reglement. De statuten en het reglement van de SVGL worden geacht deel uit te maken van deze CAO (zie bijlagen XVII en XVII-a).
b. Doelstelling en taken van de SVGL
De SVGL heeft ten doel het bevorderen van een goed arbeidskli- maat voor leerlingen die zijn ingeschreven bij een Regionaal Opleidingscentrum (ROC) danwel bij een (particuliere) onder- wijsinstelling en een beroepsbegeleidende opleiding volgen val- lend onder de WEB.
De SVGL tracht haar doel te bereiken door middel van:
– de bevordering van de naleving van de bepalingen van de CAO ten aanzien van leerlingen;
– het geven van voorlichting over arbeidsvoorwaarden van leer- lingen;
– het fungeren als meldadres voor punten van geschil ten aan- zien van arbeidsvoorwaarden van leerlingen;
– geschillenbehandeling binnen het kader van de SVGL;
– het verstrekken van aanbevelingen aan het LOB HICT.
c. Procedure ten aanzien van geschillenbehandeling
De SVGL betrekt Regionale Commissies Arbeidsvoorwaarden Leerlingen (RCAL’s) bij haar werkzaamheden.
De procedure ten aanzien van melding en behandeling van ge- schillen omtrent de naleving van de CAO bij leerlingen en de taken en bevoegdheden van de RCAL’s zijn vastgelegd in een reglement.
7. Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Horecabedrijf (SUHOR)
Er is een collectieve arbeidsovereenkomst Vrijwillig Vervroegd Uit- treden voor het Horecabedrijf (horeca-VUT-CAO).
8. Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Horecabedrijf (BPF)
Er is een Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Horecabedrijf, hierna te noemen de BPF. De BPF is gevestigd in Zoetermeer.
9. Stichting Aanvullende Voorzieningen bij Arbeidsongeschiktheid in het Horecabedrijf (SAVA)
Er is een collectieve arbeidsovereenkomst inzake de Stichting Aan- vullende Voorzieningen bij Arbeidsongeschiktheid in het Horecabe- drijf (SAVA-CAO).
59
Protocol I
Inzake de bevordering van intreding van doelgroepen in de horecabedrijfs- tak
Gelet op het belang van de werkgelegenheidsontwikkeling voor langdu- rig werklozen, allochtonen, (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten en jonge- ren met een afgebroken opleiding;
Gezien de bereidheid van de bedrijfstak horeca om deze doelgroepen te mobiliseren, teneinde de instroom in de horeca te bevorderen;
Gelet daarbij op de doelstellingen van de Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabedrijf (FBI), komen partijen bij de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf overeen om gedurende de looptijd van de CAO:
1. Vierhonderd (400) werkervaringsplaatsen te creëren voor langdurig werklozen.
2. Vierhonderd (400) arbeidsplaatsen te creëren voor allochtonen
3. Driehonderdvijfenzeventig (375) arbeidsplaatsen te creëren voor (ge- deeltelijk) arbeidsongeschikten.
4. Tweehonderdvijftig (250) arbeidsplaatsen te creëren voor jongeren met een afgebroken vakopleiding van het leerlingstelsel
Voor de inspanningsverplichtingen onder punt 1, 2 en 3 zal gestreefd worden naar een samenwerkingsovereenkomst tussen het Project- management Arbeidsmarktvoorziening van het Onderwijscentrum Horeca en de Brug- en Instroomprojecten CNV/FNV.
Gepaard aan deze inspanningsverplichtingen koppelen partijen de volgende voorwaarden aan de rechtspositie van deze doelgroepen:
A. Aard van de arbeidsovereenkomst
Met de werknemer wordt een schriftelijke arbeidsovereenkomst afgesloten voor de duur van de opleiding volgens het model arbeidsovereenkomst deelnemers aan Regionale personeelsvoorzieningsprojecten.
Na afloop van de opleiding wordt een schriftelijke arbeidsover- eenkomst afgesloten voor onbepaalde tijd, tenzij de Regionale Horeca Commissie dit als beletsel zal opvatten voor het welsla- gen van het project.
De duur van de arbeidsovereenkomst dient minimaal zes maan- den te bedragen.
B. Arbeidsduur
De arbeidsduur gedurende de opleiding bedraagt minimaal 20 uren per week tenzij de Regionale Horeca Commissie dit als beletsel zal opvatten voor het welslagen van het project.
De duur per week dient in ieder geval minimaal 15 uren te bedra- gen.
C. Beloning
Werknemers worden gedurende de periode van opleiding be-
60
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
loond volgens functiegroep I van de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf (dit is hoger dan het wettelijk minimum- loon).
Wordt de werknemer na afloop van de opleiding in dienst geno- men, dan vindt inschaling plaats volgens het functiewaarderings- systeem, zoals vermeld in de CAO voor het horeca- en aanver- wante bedrijf.
D. Begeleiding/training
Indien binnen het kader van de scholingsplanning door de Regio- nale Horeca Commissies concrete scholingsprojecten worden uit- gevoerd waarbij sprake is van scholing van doelgroepen, draagt het Projectmanagement Arbeidsmarktvoorziening Horeca zorg voor de begeleiding en scholing van deze werknemers.
De werknemer is verplicht tot het volgen van het programma van deze begeleiding/training. Voor allochtonen geldt, dat zo nodig aan deze groep een cursus Nederlands en/of vakjargon kan wor- den aangeboden.
Het eerder vastgestelde doelgroepenbeleid wordt gehandhaafd en waar mogelijk binnen bestaande mogelijkheden en kosten- plafonds uitgebreid. Dit wordt gegeven het beschikbare instru- mentarium en de vastgestelde premies vanuit het FBI ter hand genomen.
Protocol II
Sociaal beleid en werkoverleg
Een onderneming kan bij het opzetten, uitvoeren en/of evalueren van sociaal beleid o.a. de volgende vragen als uitgangspunt nemen:
a. Toepassing functiewaarderingssysteem
– Zijn de taken en bevoegdheden tussen de verschillende afdelin- gen c.q. de werknemers per afdeling duidelijk afgebakend.
– Zijn die taken en verantwoordelijkheden vastgelegd in functie- omschrijvingen en komen die functie-omschrijvingen overeen met de feitelijke werkverdeling over afdelingen en werknemers.
– Zijn de werknemers daarvan op de hoogte.
– Zijn de functie-omschrijvingen vergeleken met de referentie- functies uit het Handboek Referentiefuncties Bedrijfstak Horeca en is daarbij rekening gehouden met de daarbij behorende functie- groepen en salarissen.
b. Aanstellings- en loopbaanbeleid
– Wordt bij aanstelling aan de hand van de bedrijfsfunctie- omschrijving beoordeeld of de sollicitant aan de functie-eisen voldoet of spelen andere criteria een rol en indien dit het geval is, is dit dan terecht.
61
– Wordt gedurende een dienstverband, bijvoorbeeld jaarlijks, met de werknemer over zijn functioneren gesproken en, indien dat het geval is, gebeurt dit dan kritisch maar opbouwend.
– Zijn er bij het al dan niet toekennen van een functiejarenverhoging afspraken gemaakt.
Worden daarbij afspraken voor de toekomst gemaakt.
– Hoe gaat het bedrijf om met het al dan niet verlengen of beëin- digen van contracten voor bepaalde tijd of bij beëindigen van het dienstverband in de proeftijd.
c. Werkoverleg
– Wordt er werkoverleg gehouden.
– Worden in het werkoverleg zaken besproken omdat het zonodig moet of omdat werkgever of werknemer dat nodig vinden.
– Is het kort maar effectief.
– Komt iedereen aan bod, ook de meer verlegen werknemers.
– Worden ideeën opgepakt en op een kritische maar opbouwende wijze van positief of negatief commentaar voorzien.
d. Arbodienst en arbeidsomstandigheden
– Is de werkgever bij een arbodienst aangesloten en zoja bij welke.
– Heeft deze arbodienst een certificaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
– Zijn de werknemers op de hoogte van de werkwijze van de arbo- dienst (en maakt de arbodienst zich bij de werknemers bekend).
– Zijn de werknemers op de hoogte van de afspraken tussen arbo- dienst en werkgever.
– Zijn er regels in het bedrijf die in acht moeten worden genomen bij ziekteverzuim en zijn werknemers van die regels op de hoogte.
– Heeft de werkgever de xxxxxx’x voor gezondheid en welzijn op de werkplek voor werknemers en gasten geïnventariseerd en zoja is dat aan werknemers bekend gemaakt en is de arbodienst daarbij betrokken geweest.
62
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE I
OVERZICHT B- EN C-REGELINGEN
B-REGELING C-REGELING
NORMALE ARBEIDSTIJD
* In twee aaneengesloten kalenderkwartalen 988 uren op voorwaarde dat:
– overuren direct aan het einde van de kalender- kwartalen in geld worden uitbetaald; en
– voor werknemers met een parttime dienstverband een minimum en maximum aantal uren in de te werken roosterweken wordt aangegeven; en
– vaststaat welke twee aaneengesloten kalender- kwartalen het betreft.
* Indien in het kader van een C-regeling een normale arbeidstijd van 988 uren in twee aaneengesloten kalenderkwartalen is afgesproken geldt bij een dienstverband van minimaal 4 uren per week dat het is toegestaan voor de arbeidstijd zonodig een gemiddeld aantal van minimaal 104 uren werken per twee aaneengesloten kalenderkwartalen te hanteren, waarbij wel een loonbetalingsverplichting per week blijft gelden op basis van minimaal 4 uren.
63
B-REGELING C-REGELING
MAXIMALE ARBEIDSTIJD JEUGDIGE WERKNEMER
* Max. tot 22.00 uur.
VERBOD ZONDAG- ARBEID VOOR JEUGDIGE WERKNEMERS
* Mag wel werken op zondag, op voorwaarde dat, indien er op zondag gewerkt wordt, de zaterdag een vrije dag dient te zijn.
NACHTARBEID * De verruimde
overlegregeling ingevolge het Arbeidstijdenbesluit. Dit houdt in:
– max. 42 nachtdien- sten per 13 weken en bij elkaar 140
nachtdiensten per 52 weken of
– max. 38 uren per 2 weken tussen 0.00 uur en 06.00 uur.
64
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
B-REGELING C-REGELING
OVERWERK (VERGOEDING)
* Overuren worden uiterlijk binnen een kalenderkwartaal volgend op het kalenderkwartaal waarop de overuren betrekking hebben door de werkgever in het werkrooster gecompen- seerd in vrije tijd. Als vergoeding in vrije tijd binnen deze termijn niet mogelijk is moeten de nog resterende overuren worden uitbetaald conform het bepaalde in lid 5 van artikel 9 van de CAO.
* Indien in het kader van een C-regeling een normale arbeidstijd van 988 uren in twee aaneengesloten kalenderkwartalen is afgesproken geldt dat tot overuren worden gerekend de meer dan 988 uren gewerkte uren in twee aaneengesloten kalenderkwartalen. In dit geval worden de overuren per einde van de twee aaneengesloten kalender- kwartalen direct uitbetaald conform het bepaalde in lid 5 van artikel 9 van de CAO.
ZONDAG- TOESLAG
* De zondagtoeslag kan in vrije tijd worden toegekend. Voor elk op zondag gewerkt uur wordt een half uur extra vrije tijd ingeroosterd. De verrekening van vrije tijd dient te geschieden in blokken van 4 uren aaneen, tenzij op verzoek van de werknemer in overleg een andere verrekening wordt overeengekomen.
TOESLAGEN * In C-regelingen kunnen van de CAO afwijkende afspraken worden gemaakt.
65
B-REGELING C-REGELING
SCHOLING * In C-regelingen kunnen van de CAO afwijkende afspraken worden gemaakt, voor zover zij geen betrekking hebben op educatief verlof, leerlingen en de FBI.
VAKANTIE- JAAR
* Het vakantiejaar kan samenvallen met het kalenderjaar.
OPNEMEN VAKANTIE
* De werknemer kan een aantal door hem opgebouwde bovenwettelijke vakantieda- gen opsparen.
66
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE II
ARBEIDSOVEREENKOMST
(vastgesteld door de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabe- drijf op 29 juli 1998)
De ondergetekenden
– Bedrijf: ................................................................................................
– Adres: ..................................................................................................
– Postcode: .............................................................................................
– Woonplaats: .........................................................................................
hier vertegenwoordigd door: ..............................................................
hierna te noemen de werkgever en
– Naam: ..................................................................................................
– Adres: ..................................................................................................
– Postcode: .............................................................................................
– Woonplaats: .........................................................................................
– Geboren op: ........... te: .......................................................................
– Sofinummer: ........................................................................................
en [ gehuwd [ gehuwd geweest [ ongehuwd1) hierna te noemen de werknemer
verklaren de volgende arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan:
Artikel 1
Aard dienstverband
De werknemer treedt met ingang van .... in [ vaste dienst [ losse dienst1).
De werknemer is aangenomen voor1) [ onbepaalde tijd
[ de tijd van ...........tot 1)
De werknemer treedt in dienst voor een [ fulltime dienstverband (38
uren per week)
[ parttime dienstverband1) (minder dan 38 uren per week).
Indien de werknemer voor minder dan 38 uren per week in dienst treedt, bedraagt het aantal uren waarvoor hij in dienst treedt ............................
[ per week [ per maand1).
1) Noot van CAO-partijen:
,,Aankruisen/invullen wat van toepassing is.’’
67
Conform het bepaalde in artikel 5 lid 2b. van de CAO dienen werkne- mers in vaste dienst voor minimaal 4 uren per week te worden aange- nomen.
De werknemer is [ wel [ niet1) als seizoenwerknemer aangenomen op grond van de Verklaring Seizoenbedrijf die d.d. .....................................
aan het bedrijf werd verstrekt.
Artikel 2
Arbeidstijd
Voor een werknemer met een fulltime dienstverband bedraagt de nor- male arbeidstijd per kalenderkwartaal 494 uren. Dit betekent een gemid- delde arbeidstijd van 38 uren per week. Voor een werknemer met een parttime dienstverband van minimaal 4 uren per week is het toegestaan voor de arbeidstijd zonodig een gemiddeld aantal van minimaal 52 uren per kalenderkwartaal te hanteren, waarbij een loonbetalingsverplichting per week blijft gelden op basis van minimaal 4 uren.
Artikel 3
Proeftijd
De werknemer is aangenomen1)
[ met een proeftijd van [ .... dagen [ .... weken [ maanden1)
[ zonder proeftijd.
Artikel 4
Opzegtermijn
De arbeidsovereenkomst van een werknemer die de 65-jarige leeftijd heeft bereikt eindigt van rechtswege op de 1e dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt tenzij anders overeengekomen wordt.
Artikel 5
Functie
De werknemer wordt aangenomen in de bedrijfsfunctie van ..................
1) ,,Noot van CAO-partijen:
,,Aankruisen wat van toepassing is en invullen tot een maximum van twee maanden. (N.B.) na 1 januari 1999, geldt er een maximale proeftijd van 1 maand voor contracten voor bepaalde tijd die worden aangegaan voor de duur van twee jaar of korter. Voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die worden aangegaan voor langer dan twee jaar danwel voor onbepaalde tijd blijft een maximale proeftijd van twee maanden gelden.’’
68
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
De werknemer zal werkzaam zijn in het bedrijf van werkgever te ........
(plaats waar de arbeid wordt verricht).
Artikel 6
Salaris
De werknemer wordt ingedeeld functiegroep met functiejaren.
Hij geniet een brutoloon van f per [ uur [ dag [ week [ maand
[ 4 weken1)
[ inclusief [ exclusief1) zondagtoeslag
[ inclusief [ exclusief1) nachttoeslag
[ inclusief [ exclusief1) consignatietoeslag.
De uitbetaling van het loon zal geschieden op onder verstrekking
van een loonstrook.
Werkgever en werknemer komen overeen dat de werkgever op verlan- gen van de werknemer zal verstrekken1): ...............................................
[ ontbijt tegen een vergoeding door de werknemer van f .........
per .........
[ broodmaaltijd tegen een vergoeding door de werknemer van f .........
per .........
[ warme maaltijd tegen een vergoeding door de werknemer van f ........
per .........
[ volle kost tegen een vergoeding door de werknemer van f ........
per .........
[ inwoning tegen een vergoeding door de werknemer van f ........
per .........
Artikel 7
Vakantie
De werknemer heeft per vakantiejaar recht op dagen vakantie met
behoud van xxxxxxx.
1) Noot van CAO-partijen:
,,Aankruisen/invullen wat van toepassing is.’’
69
Artikel 8
Pensioen
De werknemer van 25 jaar en ouder zal door de werkgever worden aan- gemeld bij de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Horecabedrijf (BPF). Indien de werkgever ontheffing heeft van verplichte deelneming in de BPF zal de werknemer deelnemen aan het pensioenfonds dat bij de werkgever geldt. De werkgever zal in dat geval aan de werknemer een afschrift van het pensioenreglement verstrekken.
Artikel 9
Geheimhoudingsplicht/hygiëne
De werknemer verplicht zich omtrent alle zaken van de werkgever die hem uit hoofde van zijn bedrijfsfunctie bekend zijn, stipte geheimhou- ding te bewaren en is verplicht de grootst mogelijke zindelijkheid in acht te nemen op zijn persoon en kleding alsmede in de bedrijfsruimten, waarin hij vertoeft of werkzaam is.
Artikel 10
Medisch onderzoek
De werknemer verleent zijn medewerking aan een medisch onderzoek, indien aan de vervulling van de functie bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid moeten worden gesteld. Onder medische ge- schiktheid voor de functie wordt begrepen de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de keurling en van derden bij de uitvoe- ring van de betreffende arbeid. De kosten van een dergelijk onderzoek komen voor rekening van de werkgever.
Nadere bepalingen:
Indien van toepassing:
De werknemer verklaart de in het bedrijf van de werkgever op grond van de CAO vastgestelde B- en/of C-regelingen (die vastgesteld dienen te zijn conform het bepaalde in artikel 3 van de CAO) te kennen en zich daarmee te verenigen. Deze B- en/of C-regelingen zijn als bijlage bij deze arbeidsovereenkomst gevoegd.
Opgemaakt in tweevoud en getekend te ..................................................
Datum .............................. 19 ....
70
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
De werkgever1) ..........................................................................................
De werknemer2) .........................................................................................
1) Noot van CAO-partijen:
,,De werkgever is verplicht een door de werkgever en werknemer ondertekend exem- plaar van de arbeidsovereenkomst te verstrekken aan de werknemer.’’
2) Noot van CAO-partijen:
,,Een minderjarige die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, is bekwaam een arbeids- overeenkomst aan te gaan evenals een minderjarige jonger dan 16 jaar, indien hij daartoe door zijn wettelijke vertegenwoordiger, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, is gemachtigd.
Indien een daartoe niet bekwaam minderjarige een arbeidsovereenkomst heeft aange- gaan en gedurende vier weken zonder verzet van zijn wettelijke vertegenwoordiger in dienst van de werkgever arbeid heeft verricht, wordt hij geacht de toestemming van die wettelijke vertegenwoordiger te hebben gekregen tot het aangaan van deze arbeidsover- eenkomst.’’
71
BIJLAGE III
ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR LEERLINGEN
ingeschreven bij een Regionaal Opleidingscentrum (ROC) en een beroepsbegeleidende opleiding volgend behorend tot de kwalificatie- structuur onder de WEB
(vastgesteld door de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabe- drijf op 29 juli 1998)
De ondergetekenden:
– Leerbedrijf: ...........................................................................................
– Adres: ....................................................................................................
– Postcode: ...............................................................................................
– Woonplaats: ...........................................................................................
hier vertegenwoordigd door: .....................................................................
hierna te noemen de werkgever en
– Leerling: ................................................................................................
– Adres: ....................................................................................................
– Postcode: ...............................................................................................
– Woonplaats: ...........................................................................................
– Geboren op: .......... te: ..........................................................................
– Sofinummer: ..........................................................................................
en [ gehuwd [ gehuwd geweest [ ongehuwd1) hierna te noemen de werknemer
verklaren de volgende arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan, waarop de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf van toepassing is.
Artikel 1
Aard dienstverband
De werknemer wordt aangenomen voor het tijdvak dat begint op . en1)
[ eindigt op 31 januari 19.. (startdatum opleiding 1 februari 19.. )
[ eindigt op 31 augustus 19.. (startdatum opleiding 1 september 19..)
[ eindigt op 30 juni 19.. (startdatum opleiding 1 juli 19..)
Er zijn per kalenderjaar twee startdata van de opleiding, te weten per 1 februari en per 1 september.
Voor leerlingen van de opleiding uitvoerend horeca-ondernemer geldt in plaats van de startdatum 1 september de startdatum van 1 juli.
1) Noot van CAO-partijen:
,,Aankruisen/invullen wat van toepassing is.’’
72
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 2
Arbeidsduur
In het dienstverband van een leerling zijn altijd 6 uren begrepen waarop de leerling de school bezoekt.
De werknemer treedt in vaste dienst voor uur per week (dit is inclu-
sief de genoemde 6 uren), waarover de werkgever buiten de schoolva- kanties geen loon hoeft te betalen, doch waarover de werkgever tijdens de schoolvakanties wel loon dient te betalen, als de leerling zich tijdig beschikbaar stelt voor arbeid).
Artikel 3
Arbeidstijd
De normale arbeidstijd bedraagt 494 uren per kalenderkwartaal (dit is inclusief de genoemde 6 uren, waarop de leerling de school bezoekt en waarover de werkgever buiten de schoolvakanties geen loon hoeft te betalen, doch waarover de werkgever tijdens de schoolvakanties wel loon dient te betalen, als de leerling zich tijdig beschikbaar stelt voor arbeid).
Artikel 4
Proeftijd
De werknemer is aangenomen [ met [ zonder1) proeftijd van ......
maanden2)
In afwijking van het bovenstaande eindigt de arbeidsovereenkomst eer- der indien de praktijkovereenkomst wordt beëindigd op grond van arti- kel 2.22 lid 5 van de Wet op het Cursorisch Beroepsonderwijs danwel op grond van het bepaalde in de praktijkovereenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8 lid 2 van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB).
1) Noot van CAO-partijen:
,,Aankruisen/invullen wat van toepassing is.’’
2) Noot van CAO-partijen:
,,De maximale proeftijd bedraagt 2 maanden. Vanaf 1 januari 1999 bedraagt de maximale proeftijd 1 maand voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die worden aangegaan voor de duur van twee jaar of korter.’’
73
Artikel 5
Functie
De werknemer wordt aangenomen als1)
[ leerling-xxxxxx-assistent in het leerjaar
[ leerling-xxx in het leerjaar
[ leerling-gastheer/gastvrouw in het leerjaar
[ leerling-fast food-specialist in het leerjaar
[ leerling-bartender in het leerjaar
[ leerling-receptionist in het leerjaar
[ leerling-zelfstandig werkend kok in het leerjaar
[ leerling-zelfstandig werkend gastheer/gastvrouw in het leerjaar
[ leerling-horeca ondernemer café/bar en fast food in het leerjaar
[ leerling-restaurateur in het leerjaar
[ leerling-afdelingsmanager in het leerjaar
[ leerling..in het leerjaar.
De werknemer zal werkzaam zijn in het bedrijf van werkgever te ...
(plaats waar de arbeid wordt verricht).
Artikel 6
Salaris
De werknemer wordt ingedeeld in1)
[ functiegroep I (leerling-xxxxxx-assistent)
[ functiegroep II (overige leerlingen).
Hij geniet een brutoloon van f per [ week [ maand [ 4 weken1)
[ inclusief [ exclusief1) zondagtoeslag.
De uitbetaling van het loon zal geschieden op onder verstrekking van
een loonstrook.
Werkgever en werknemer komen overeen dat de werkgever op verlan- gen van de werknemer zal verstrekken1): ...............................................
[ ontbijt tegen een vergoeding door de werknemer van f ..........
per ..........
[ broodmaaltijd tegen een vergoeding door de werknemer van f .........
per ..........
[ warme maaltijd tegen een vergoeding door de werknemer van f ..........
per ..........
[ volle kost tegen een vergoeding door de werknemer van f
........... per ..........
[ inwoning tegen een vergoeding door de werknemer van f
........... per ..........
1) Noot van CAO-partijen:
,,Aankruisen/invullen wat van toepassing is.’’
74
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Leerlingen die op grond van hun opleiding in de keuken werkzaam zijn, hebben recht op een gratis warme maaltijd op de dagen dat zij werkzaam zijn in het bedrijf.
Artikel 7
Vakantie
De werknemer heeft recht op dagen vakantie met behoud van salaris.
Artikel 8
Pensioen
De werknemer van 25 jaar en ouder zal door de werkgever worden aan- gemeld bij de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Horecabedrijf (BPF). Indien de werkgever ontheffing heeft van verplichte deelneming in de BPF zal de werknemer deelnemen aan het pensioenfonds dat bij de werkgever geldt. De werkgever zal in dat geval aan de werknemer een afschrift van het pensioenreglement verstrekken.
Artikel 9
Geheimhoudingsplicht/hygiëne
De werknemer verplicht zich omtrent alle zaken van de werkgever die hem uit hoofde van zijn bedrijfsfunctie bekend zijn, stipte geheimhou- ding te bewaren en is verplicht de grootst mogelijke zindelijkheid in acht te nemen op zijn persoon en kleding alsmede in de bedrijfsruimten, waarin hij vertoeft of werkzaam is.
Artikel 11
Opleidingsverplichting
De werkgever verplicht zich de leerling op te leiden in de praktijk voor het in de praktijkovereenkomst vermelde beroep en de daarin overeen- gekomen eindtermen.
Nadere bepalingen:
Indien van toepassing:
De werknemer verklaart de in het bedrijf van de werkgever op grond van de CAO vastgestelde B- en/of C-regelingen (die vastgesteld dienen te zijn conform het bepaalde in artikel 3 van de CAO) te kennen en zich
75
daarmee te verenigen. Deze B- en/of C-regelingen zijn als bijlage bij deze arbeidsovereenkomst gevoegd.
Opgemaakt in viervoud en getekend te ....................................................
Datum .................. 19...
De werkgever1) .........................................................................................
De werknemer2) ......................................................................................
1) Noot van CAO-partijen:
,,De werkgever is verplicht een door de werkgever en werknemer ondertekend exem- plaar van de arbeidsovereenkomst te verstrekken aan de werknemer.’’
2) Noot van CAO-partijen:
,,Een minderjarige die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, is bekwaam een arbeids- overeenkomst aan te gaan evenals een minderjarige jonger dan 16 jaar, indien hij daartoe door zijn wettelijke vertegenwoordiger, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, is gemachtigd.
Indien een daartoe niet bekwaam minderjarige een arbeidsovereenkomst heeft aange- gaan en gedurende vier weken zonder verzet van zijn wettelijke vertegenwoordiger in dienst van de werkgever arbeid heeft verricht, wordt hij geacht de toestemming van die wettelijke vertegenwoordiger te hebben gekregen tot het aangaan van deze arbeidsover- eenkomst.’’
76
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE IV
ARBEIDSOVEREENKOMST
VOOR DEELNEMERS AAN DE REGIONALE PERSONEELSVOORZIENINGSPROJECTEN
van de Regionale Horeca Commissies, die in dienst zijn bij een bedrijf gedurende de opleiding
(vastgesteld door de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabe- drijf op 29 juli 1998)
De ondergetekenden: ................................................................................
– Bedrijf: ..................................................................................................
– Adres: ....................................................................................................
– Postcode: ...............................................................................................
– Woonplaats: ...........................................................................................
hier vertegenwoordigd door: .....................................................................
hierna te noemen de werkgever en
– Deelnemer: ............................................................................................
– Adres: ....................................................................................................
– Postcode: ...............................................................................................
– Woonplaats: ...........................................................................................
– Geboren op: .......................................... te: ..........................................
– Sofinummer: ..........................................................................................
en [ gehuwd [ gehuwd geweest [ ongehuwd1) hierna te noemen de werknemer
verklaren de volgende arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan.
Artikel 1
Aard dienstverband
De werknemer treedt in dienst voor de duur van het feitelijk volgen van de opleiding.
1) Noot van CAO-partijen:
,,Aankruisen wat van toepassing is.’’
77
Artikel 2
Arbeidsduur
De werknemer treedt in dienst voor ... uren [ per week [ per maand1). De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid de school te bezoe- ken voor het volgen van de opleiding die in deze overeenkomst wordt genoemd, zonder doorbetaling van loon.
Artikel 3
Proeftijd
De werknemer treedt in dienst [ met [ zonder1) proeftijd van ...maan- den2)
De arbeidsovereenkomst eindigt op de dag waarop de uitslag van het examen bekend wordt.
Artikel 4
Functie
De werknemer volgt de opleiding tot .......................................................
De werkgever stelt de werknemer in staat gedurende de opleiding in het bedrijf die vaardigheden aan te leren, zoals die op school worden onder- wezen en passen bij de formule van het bedrijf.
Artikel 5
Salaris
De werknemer wordt ingedeeld in functiegroep I van de CAO.
Hij geniet een brutoloon van f ............ per [ week [ maand [ 4 weken1)
[ inclusief [ exclusief1) zondagtoeslag.
De uitbetaling van het loon zal geschieden op onder verstrekking
van een loonstrook.
Werkgever en werknemer komen overeen dat de werkgever op verlan- gen van de werknemer zal verstrekken1): ...............................................
1) Noot van CAO-partijen:
,,Aankruisen/invullen wat van toepassing is.’’
2) Noot van CAO-partijen:
,,De maximale proeftijd bedraagt 2 maanden. Vanaf 1 januari 1999 bedraagt de maximale proeftijd 1 maand voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die worden aangegaan voor de duur van twee jaar of korter. Voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die worden aangegaan voor langer dan twee jaar dan wel voor onbepaalde tijd blijft een maximale proeftijd van twee maanden gelden.’’
78
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
[ ontbijt tegen een vergoeding door de werknemer van f .........
per ...........
[ broodmaaltijd tegen een vergoeding door de werknemer van f ........
per ...........
[ warme maaltijd tegen een vergoeding door de werknemer van f ........
per ..........
[ volle kost tegen een vergoeding door de werknemer van f ........
per ..........
[ inwoning tegen een vergoeding door de werknemer van f ........
per ..........
Artikel 6
Vakantie
De werknemer heeft recht op dagen vakantie met behoud van salaris.
Artikel 7
Pensioen
De werknemer van 25 jaar en ouder zal door de werkgever worden aan- gemeld bij de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Horecabedrijf (BPF). Indien de werkgever ontheffing heeft van verplichte deelneming in de BPF zal de werknemer deelnemen aan het pensioenfonds dat bij de werkgever geldt. De werkgever zal in dat geval aan de werknemer een afschrift van het pensioenreglement verstrekken.
Artikel 8
Geheimhoudingsplicht/hygiëne
De werknemer verplicht zich omtrent alle zaken van de werkgever die hem uit hoofde van zijn bedrijfsfunctie bekend zijn, stipte geheimhou- ding te bewaren en is verplicht de grootst mogelijke zindelijkheid in acht te nemen op zijn persoon en kleding alsmede in de bedrijfsruimten, waarin hij vertoeft of werkzaam is.
79
Artikel 9
Medisch onderzoek
De werknemer verleent zijn medewerking aan een medisch onderzoek, indien aan de vervulling van de functie bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid moeten worden gesteld. Onder medische ge- schiktheid voor de functie wordt begrepen de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de keurling en van derden bij de uitvoe- ring van de betreffende arbeid. De kosten van een dergelijk onderzoek komen voor rekening van de werkgever.
Nadere bepalingen:
Opgemaakt in tweevoud en getekend te ..................................................
Datum ............................ 19........
De werkgever1) ........................................................................................
De werknemer .........................................................................................
1) Noot van CAO-partijen;
,,De werkgever is verplicht een door de werkgever en werknemer ondertekend exem- plaar van de arbeidsovereenkomst te verstrekken aan de werknemer.’’
80
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE V
PRAKTIJKOVEREENKOMST VOOR STAGIAIRS
(vastgesteld door de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabe- drijf op 29 juli 1998)
De ondergetekenden:
1. De praktijkplaatsbiedende organisatie
– Bedrijf: ..........................................................................................
– Adres: ............................................................................................
– Postcode: .......................................................................................
– Woonplaats: ...................................................................................
hier vertegenwoordigd door: ..............................................................
hierna te noemen het stagebedrijf
2. De instelling
– Naam: ............................................................................................
– Adres: ............................................................................................
– Postcode: .......................................................................................
– Woonplaats: ...................................................................................
hier vertegenwoordigd door: ..............................................................
– Naam: ............................................................................................
– Functie: ..........................................................................................
hierna te noemen de instelling
3. De stagiair
– Naam: ............................................................................................
– Adres: ............................................................................................
– Postcode: .......................................................................................
– Woonplaats: ...................................................................................
– Geboren op: ..................................... te: .....................................
– Sofinummer: ..................................................................................
en [ gehuwd [ gehuwd geweest [ ongehuwd1) hierna te noemen de stagiair
Overwegende
dat op grond van het door de instelling gehanteerde praktijkplan de beroepsopleidende leerweg een integraal onderdeel uitmaakt van het onderwijsprogramma;
1) Noot van CAO-partijen:
,,Aankruisen/invullen wat van toepassing is.’’
81
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt
Artikel 1
Duur van de praktijkperiode
De stagiair die de opleiding volgt aan de instelling, loopt gedurende de periode(n) van tot en met stage bij het stagebedrijf.
Artikel 2
Doel van de praktijkperiode
De stage heeft tot doel het onder begeleiding opdoen van relevante erva- ring binnen het stagebedrijf en wordt daartoe vervuld onder verantwoor- delijkheid en supervisie van de instelling. De stage heeft een opleidend en voorbereidend karakter en zal leiden tot het door de instelling vast- gestelde leerdoel.
Het programma zal de stagiair in staat stellen praktische ervaring op te doen.
Uit het karakter van de praktijkperiode vloeit voort dat tussen stage- bedrijf en stagiair slechts deze praktijkovereenkomst en uitdrukkelijk geen arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek bestaat.
Artikel 3
Aard taken en activiteiten
Het stagebedrijf zal de stagiair, in overleg met de instellingsmentor als bedoeld in artikel 5 lid 2, activiteiten laten verrichten die passen in het opleidende en voorbereidende karakter van de praktijkperiode.
De algemene praktijkopdrachten zijn opgenomen in het praktijkhandboek van de instelling.
De bedrijfs-specifieke praktijkopdracht, indien althans van toepassing, luidt als volgt:
.................................................................................................................
.................................................................................................................
.................................................................................................................
.................................................................................................................
.................................................................................................................
.................................................................................................................
Artikel 4
Werktijden/arbeidstijden
De leertijd is voor de stagiair in overeenstemming met de arbeidstijd die geldt voor de afdeling(en) waar de stagiair is geplaatst, een en ander ten-
82
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
zij en voorzover anders is overeengekomen en indien zulks niet in strijd is met de relevante regelgeving terzake.
Artikel 5
Begeleiding/beoordeling
lid 1
Het stagebedrijf wijst ten behoeve van een goede begeleiding van de sta- giair op de praktijkplaats als bedrijfsmentor aan: ...................................
naam: .........................................................................................................
functie: ......................................................................................................
lid 2
De instelling wijst ten behoeve van een goede begeleiding van de sta- giair vanuit de instelling aan als instellingsmentor: ................................
naam: .........................................................................................................
functie: ......................................................................................................
lid 3
De instelling zal het verloop van de praktijkperiode volgen door het onderhouden van regelmatige contacten met de bedrijfsmentor en de sta- giair. De instellingsmentor zal daartoe de stagiair in het bedrijf bezoe- ken. Voorts houdt de instellingsmentor minimaal twee maal per praktijk- periode een evaluatiegesprek met de stagiair.
lid 4
Minimaal tweemaal per praktijkperiode houdt de bedrijfsmentor een evaluatiegesprek met de stagiair. Waar nodig wordt de stagiair actief door de bedrijfsmentor begeleid. De stagiair wordt tijdens de praktijk- periode in de gelegenheid gesteld te voldoen aan zijn opleidings- verplichtingen.
lid 5
Voor de aanvang van de praktijkperiode maken partijen bij deze over- eenkomst afspraken over de criteria aan de hand waarvan de praktijk- periode zal worden beoordeeld. De praktijkbegeleiding zal op de bij de instelling gebruikelijke wijze worden betrokken bij de beoordeling van de praktijkperiode.
83
Artikel 6
Kostenvergoeding, kost en inwoning, verzekeringen
lid 1
Degene die een praktijkopleiding volgt behorende bij opleidingsniveau 4 van de kwalificatiestructuur, ontvangt een kostenvergoeding van het stagebedrijf van f 160,– bruto per week.
De stagiair die een praktijkopleiding volgt, behorende bij opleidings- niveau 2 van de kwalificatiestructuur, ontvangt geen kostenvergoeding van het stagebedrijf.
lid 2
Het stagebedrijf verstrekt gratis kost aan de Hogere Hotelschool-stagiair (HHS-stagiair) en aan degene die een praktijkopleiding volgt behorende bij opleidingsniveau 4 van de kwalificatiestructuur, een en ander gerela- teerd aan de in artikel 4 bedoelde leertijd. Het stagebedrijf verstrekt voorts gratis inwoning aan de HHS-stagiair en aan degene die een praktijkopleiding volgt behorende bij opleidingsniveau 4 van de kwalificatiestructuur. Indien het stagebedrijf niet in staat is deze inwo- ning in eigen bedrijf te verzorgen, vergoedt het bedrijf aan de HHS- stagiair en aan degene die een praktijkopleiding volgt behorende bij opleidingsniveau 4 van de kwalificatiestructuurf/ 175,– per maand.
lid 3
De HHS en de ROC, opleidingsniveau 4 van de kwalificatiestructuur, ontvangen van het stagebedrijf een vergoeding van f 30,– per week. Voor opleidingsniveau 2 van de kwalificatiestructuur ontvangt de Regionaal Opleidingscentrum (ROC) van het stagebedrijf f 1,50 per uur voor kos- ten van administratie, praktijkboeken, terugkomdagen en/of ten behoeve van het stagefonds.
lid 4
Het stagebedrijf verzekert de in het bedrijf geplaatste stagiair voor het risico van ongevallen met lichamelijk letsel, welke plaatsvinden tijdens de praktijkperiode en tegen het financiNle risico van aansprakelijkheid voor schade die de stagiair aan het bedrijf en/of aan derden binnen de uitoefening van de praktijkwerkzaamheden toebrengt.
Het stagebedrijf verzekert zich voorts tegen het financiële risico van wettelijke aansprakelijkheid voor schade door hem of zijn werknemers toegebracht aan de stagiair.
De instelling sluit voor haar stagiairs een aanvullende collectieve ongevallen- en aansprakelijkheidsverzekering af.
84
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 7
Sociale verzekering
De stagiair is krachtens de wet verzekerd voor de Ziektewet, de Ziekenfondswet, de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, doch niet voor de Werkloosheidswet.
Het stagebedrijf is verplicht de stagiair (via de Melding Sociale Verze- keringen) te melden bij het Landelijk Instituut voor Sociale Verzekerin- gen (LISV).
Artikel 8
Verzuim
De stagiair is verplicht om zijn/haar afwezigheid wegens ziekte of anderszins uiterlijk 10.00 uur op de eerste dag van afwezigheid aan de bedrijfsmentor te melden, die daarvan het LISV in kennis stelt. Voorts dient de stagiair zijn ziekte als deze langer duurt, te melden aan de instellingsmentor.
lid 1
Artikel 9
Overige verplichtingen stagiair
De stagiair is verplicht de bij het stagebedrijf in het belang van orde, veiligheid, gezondheid en vertrouwelijkheid gegeven regels, voor- schriften en aanwijzingen in acht te nemen en alle onveilige handelin- gen te vermijden.
lid 2
Praktijkverslagen bestemd voor de instelling dienen vooraf ter inzage te worden gegeven aan de bedrijfsmentor en door hem/haar voor gezien te worden geparafeerd.
lid 3
Bedrijfseigendommen, daaronder mede begrepen correspondentie, aan- tekeningen betrekking hebbende op de bedrijfsaangelegenheden, dienen aan het einde van de praktijkperiode door de stagiair aan de bedrijfs- mentor te worden overgedragen.
85
lid 4
De stagiair en de instellingsmentor zijn, in dezelfde mate als de werk- nemers van het stagebedrijf, verplicht tot geheimhouding betreffende bedrijfsgegevens in ruime zin.
Artikel 10
Medische keuring
De stagiair verleent zijn medewerking aan een medisch onderzoek in- dien aan de vervulling van de functie bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid moeten worden gesteld. Onder medische ge- schiktheid voor de functie wordt begrepen de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de keurling en van derden bij de uitvoe- ring van de betreffende arbeid.
Artikel 11
Geschillen, problemen
Bij geschillen of problemen ontstaan tijdens de praktijkperiode richt de stagiair zich in eerste aanleg tot de bedrijfsmentor.
Indien het probleem of geschil niet met behulp van de bedrijfsmentor wordt opgelost, dan wordt een en ander (subsidiair) mede aan de instellingsmentor voorgelegd.
In laatste instantie zullen instellingsleiding en bedrijfsleiding aanspreek- baar zijn ter oplossing van geschillen/problemen.
Artikel 12
Beëindiging
1. Deze overeenkomst eindigt:
– aan het eind van de afgesproken periode;
– indien de stagiair de instelling verlaat;
– indien alle partijen bij deze overeenkomst xxxxx xxxxxx;
– indien de bedrijfsmentor en/of de stagiair zulks wenst/wensen, mits de procedure als bedoeld in artikel 11 is doorlopen zonder dat een oplossing is bereikt voor het gerezen geschil of het opge- komen probleem;
– bij overlijden van de stagiair;
– ingeval het stagebedrijf rechtspersoonlijkheid bezit, door faillis- sement of ontbinding.
2. Het stagebedrijf is gerechtigd deze overeenkomst terstond tot een einde te brengen indien:
– de stagiair naar het oordeel van het stagebedrijf de voorschriften of aanwijzingen van de bedrijfsmentor niet opvolgt;
86
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– de stagiair en/of de instellingsmentor de geheimhoudingsplicht ex art. 9 lid 4 jegens het stagebedrijf niet nakomt;
– de stagiair zich anderszins zodanig gedraagt dat van het stage- bedrijf redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat hij zijn mede- werking aan de praktijkperiode blijft verlenen;
– het stagebedrijf om hem moverende redenen redelijkerwijze niet in staat is verder medewerking te verlenen aan de praktijk- periode.
3. De instelling is gerechtigd deze overeenkomst terstond tot een einde te brengen en de stagiair terug te trekken, indien naar het oordeel van de school de praktijkperiode niet verloopt overeenkomstig het praktijkprogramma.
Nadere bepalingen
Opgemaakt in drievoud en getekend te ...................................................
Datum ........................ 19...
Het stagebedrijf
.....................................................................................................................
De instelling1)
.....................................................................................................................
De stagiair2)
.....................................................................................................................
1) Noot van CAO-partijen:
,,De instelling is verplicht een door het stagebedrijf, de instelling en de stagiair onderte- kend exemplaar van de praktijkovereenkomst te verstrekken aan de stagiair.’’
2) Noot van CAO-partijen:
,,Een minderjarige is bekwaam rechtshandelingen te verrichten, indien hij daartoe door zijn wettelijke vertegenwoordiger, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, is gemachtigd.
Indien een daartoe niet bekwaam minderjarige rechtshandelingen heeft verricht en dit gedurende vier weken zonder verzet van zijn wettelijke vertegenwoordiger, wordt hij geacht door zijn wettelijke vertegenwoordiger mondeling gemachtigd te zijn geweest.’’
87
BIJLAGE V-A
REGELING KOSTENVERGOEDINGEN EN VERZEKERINGEN VOOR STAGIAIRS
Artikel 1
Kostenvergoeding
Degene die een praktijkopleiding volgt behorende bij opleidingsniveau 4 van de kwalificatiestructuur, ontvangt een kostenvergoeding van het stagebedrijf van ƒ 160,– bruto per week.
De KMBO-stagiair ontvangt geen kostenvergoeding van het stagebedrijf.
Artikel 2
Kost en inwoning
Het stagebedrijf verstrekt gratis kost aan de Hogere Hotelschool-stagiair (HHS-stagiair) en aan degene die een praktijkopleiding volgt behorende bij opleidingsniveau 4 van de kwalificatiestructuur, een en ander gerela- teerd aan de in artikel 4 bedoelde leertijd. Het stagebedrijf verstrekt voorts gratis inwoning aan de HHS-stagiair en aan degene die een praktijkopleiding volgt behorende bij opleidingsniveau 4 van de kwalificatiestructuur. Indien het stagebedrijf niet in staat is deze inwo- ning in eigen bedrijf te verzorgen, vergoedt het bedrijf aan de HHS- stagiair en aan degene die een praktijkopleiding volgt behorende bij opleidingsniveau 4 van de kwalificatiestructuur / 175,– per maand.
Artikel 3
Verzekeringen
1. Het stagebedrijf verzekert de in het bedrijf geplaatste stagiair voor het risico van ongevallen met lichamelijk letsel, welke plaatsvinden tijdens de praktijkperiode en tegen het financiële risico van aanspra- kelijkheid voor schade die de stagiair aan het bedrijf en/of aan der- den binnen de uitoefening van de praktijkwerkzaamheden toebrengt. Het stagebedrijf verzekert zich voorts tegen het financiële risico van wettelijke aansprakelijkheid voor schade door hem of zijn werkne- mers toegebracht aan de stagiair.
De instelling sluit voor haar stagiairs een aanvullende collectieve ongevallen- en aansprakelijkheidsverzekering af.
2. De stagiair is krachtens de wet verzekerd voor de Ziektewet, de Ziekenfondswet, de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, doch niet voor de Werkloosheidswet.
Het stagebedrijf is verplicht de stagiair (via de Melding Sociale Ver-
88
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
zekeringen) te melden bij het Landelijk instituut sociale verzekerin- gen (Lisv).
89
90
BIJLAGE VI
XXXXXXX VAN DE TE WERKEN DAGEN EN DE WEKELIJKSE VRIJE DAGEN
NAAM WERKNEMER | MAANDAG | DINSDAG | WOENSDAG | DONDERDAG | VRIJDAG | ZATERDAG | ZONDAG |
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE VI-a
91
WEEK ....... WERKROOSTERTIJDEN VAN ....... TOT EN MET .....
maandag | dinsdag | woensdag | donderdag | vrijdag | zaterdag | zondag | totaal ge- werkte uren | |||||||||||||||
naam werkne- mer | begin- tijd | eind- tijd | pauze | begin- tijd | eind- tijd | pauze | be gin- tijd | eind- tijd | pauze | begin- tijd | eind- tijd | pauze | begin- tijd | eind- tijd | pauze | begin- tijd | eind- tijd | pauze | begin- tijd | eind- tijd | pauze | |
BIJLAGE VIII
OVERZICHT WERKTIJDEN IN DE HORECA
JEUGDIGE WERKNE- MER
WERKNEMER VAN 18 JAAR EN OUDER
NORMALE ARBEIDS- TIJD
* In 1 kalenderkwartaal 494 uren.
C-regeling:
* In twee aaneengesloten kalenderkwartalen 988 uren op voorwaarde dat:
– overuren direct aan het einde van de kalender- kwartalen in geld worden uitbetaald; en
– voor werknemers met een parttime dienstverband een minimum en maximum aantal uren in de te werken roosterweken wordt aangegeven; en
– vaststaat welke twee aaneengesloten kalender- kwartalen het betreft.
* In 1 kalenderkwartaal 494 uren.
C-regeling:
* In twee aaneengesloten kalenderkwartalen 988 uren op voorwaarde dat:
– overuren direct aan het einde van de kalender- kwartalen in geld worden uitbetaald; en
– voor werknemers met een parttime dienstverband een minimum en maximum aantal uren in de te werken roosterweken wordt aangegeven; en
– vaststaat welke twee aaneengesloten kalender- kwartalen het betreft.
MAXIMALE ARBEIDS- TIJD
* Max. 40 uren per week.
* Max. 8 uren per dag.
* Max. tot 19.00 uur.
* Max. op 8 aaneengeslo- ten dagen, waarbij de in de Arbeidstijdenwet voorgeschreven minimum rusttijden in acht dienen te worden genomen.
* Max. 45 uren per week.
* Max. 10 uren per dag.
* Max. op 8 aaneengesloten dagen, waarbij de in de Arbeidstijdenwet voorge- schreven minimum rusttijden in acht dienen te worden genomen.
Seizoenwerknemer:
* Max. 10 uren per dag onder voorwaarde dat er:
– max. 200 uren in 4 aaneengesloten weken; en
– max. 552,5 uren in 13 aaneengesloten weken wordt gewerkt.
92
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
JEUGDIGE WERKNE- MER
WERKNEMER VAN 18 JAAR EN OUDER
B-regeling:
* Max. tot 22.00 uur.
PAUZE * Na hoogstens 4,5 uren werken een pauze van 0,5 uur.
Pauzes van minder dan 15 minuten tellen niet.
* Na hoogstens 5,5 uren werken een pauze van 0,5 uur.
Pauzes van minder dan 15 minuten tellen niet.
* Indien tussen het begin en het einde van de werktijd meer dan 12 uren zit, moet 2 uren rust worden gegeven tussen het begin van de werktijd en 3 uren voor het einde van de werktijd.
DAGE- LIJKSE RUST
* Dagelijkse rust van minimaal 12 aaneengeslo- ten uren per 24 uren, waarin de periode tussen
19.00 uur en 07.00 uur is begrepen.
* Dagelijkse rust van minimaal 11 aaneengesloten uren per 24 uren. (1x per periode van 7 x 24 uren in te korten tot 8 uren).
B-regeling:
* Dagelijkse rust van minimaal 12 aaneengeslo- ten uren per 24 uren, waarin de periode tussen
22.00 uur en 07.00 uur is begrepen.
93
JEUGDIGE WERKNE- MER
WERKNEMER VAN 18 JAAR EN OUDER
WEKE- LIJKSE RUST
* Minimaal 2 vrije dagen per week:
– hetzij 36 uren per periode van 7 x 24 uren.
* Mag niet werken op zondag.
* Tenminste 17 x per jaar een vrij weekend: zaterdag/zondag of zondag/maandag.
* Minimaal 2 vrije dagen per week:
– hetzij 36 uren per periode van 7 x 24 uren,
– hetzij 60 uren per periode van 9 x 24 uren.
* Elke 6 weken 2 x een vrije zondag.
* Tenminste 17 x per jaar een vrij weekend: zaterdag/ zondag of zondag/maandag.
B-regeling:
* Mag wel werken op zondag, op voorwaarde dat, indien er op zondag gewerkt wordt, de zaterdag een vrije dag dient te zijn.
OVERWERK * Max. 38 uren in 1
kalenderkwartaal.
* Max. 38 uren in 1 kalenderkwartaal.
NACHT- ARBEID
* Na een nachtdienst die eindigt na 02.00 uur is de minimale rust 14 uren (1x per periode van 7 x 24 uren in te korten tot 8 uren).
* Na tenminste 3 en ten hoogste 6 nachtdiensten is de minimale rust 48 uren.
* Per nachtdienst is de maximale arbeidstijd 9 uren.
* Maximaal 6 achtereenvol- gende nachtdiensten.
B-regeling:
* max. 42 nachtdiensten per 13 weken en bij elkaar 140 nachtdiensten per 52 weken; of
* max. 38 uren per 2 weken tussen 0.00 uur en 06.00 uur.
94
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE IX
FUNCTIE-INDELINGSHANDLEIDING
De volgende stappen dienen door de werkgever te worden genomen om tot een juiste indeling te komen:
1. Inventarisatie en vastlegging van de bedrijfsfunctie
De werkgever dient voor alle werknemers een bedrijfsfunctie vast te stellen door een omschrijving te maken van de belangrijkste taken en verantwoordelijkheden die iedere werknemer krijgt opgedragen. De werkgever kan voor de bedrijfsfunctie elke gewenste naam ge- bruiken. Dit hoeft dus niet een in het Handboek referentiefuncties bedrijfstak horeca (Handboek) genoemde referentiefunctie te zijn.
2. Vaststelling van de functiecategorie waarin de bedrijfsfunctie valt De collectieve arbeidsovereenkomst voor het horeca- en aanver- wante bedrijf (CAO) kent 12 functiecategorieën. Een functiecategorie is de verzameling van functies die naar de aard van de werkzaamhe- den hetzelfde zijn (keuken, bediening etc.).
3. Vergelijking bedrijfsfunctie met in de functiecategorie voorkomende referentiefuncties
In het Handboek zijn 120 referentiefuncties beschreven. Dit zijn niet alle functies die in de horeca voorkomen, maar het is een weergave van de functies die het meest voorkomen.
Aan de hand van de omschrijving van de bedrijfsfunctie die de werk- gever opstelt, dient hij een bijpassende referentiefunctie te zoeken. Deze referentiefunctie en de bedrijfsfunctie worden qua taken en ver- antwoordelijkheden met elkaar vergeleken en moeten qua inhoud en zwaarte bij elkaar aansluiten.
4. Keuze bij welke referentiefunctie de bedrijfsfunctie het meest past Bij het vergelijken van de bedrijfsfunctie met de referentiefunctie kan de één meer of minder taken en verantwoordelijkheden bevatten dan de ander.
De werkgever moet bepalen of de taken en verantwoordelijkheden van de bedrijfsfunctie meer (= een plus) of minder (= een min) zijn dan die in de referentiefunctie worden omschreven. De werkgever geeft als het ware ,,plussen en minnen’’. Deze weging gaat over de kerntaken (de belangrijkste taken).
5. Indeling in de functiegroep die bij de referentiefunctie past
95
Wanneer het aantal plussen en minnen gering is, dan is de bedrijfs- functie gelijk aan de referentiefunctie en geldt de functiegroep van de referentiefunctie.
Zijn er grote verschillen tussen de bedrijfsfunctie en de referentie- functie, dan moet gekeken worden welke andere referentiefuncties in aanmerking komen en in welke functiegroep(en) deze vallen. Meestal komt dan de functiegroep van de referentiefunctie waar de bedrijfs- functie het meest op lijkt in aanmerking.
De werkgever heeft bij de uiteindelijke bepaling van de functiegroep een beoordelingsvrijheid en zal ook naar zijn eigen organisatie- en beloningsstructuur kijken in hoeverre indeling in een bepaalde functiegroep zich verhoudt tot andere in het bedrijf voorkomende bedrijfsfuncties.
96
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE X
Toelichting op de loontabel per 1 juli 19981)
In de horeca-CAO met de looptijd van 1 juli 19981) tot 1 juli 2000 is een nieuwe functiejarenschaal opgenomen die gelijk is aan de voorma- lige werknemerscategorie C. De indeling in de werknemerscategorieën A, B en C is komen te vervallen.
Bestaande dienstverbanden
Werknemers die vanaf 30 juni 1998 in dienst blijven van de huidige werkgever ondervinden geen nadelige gevolgen van deze wijziging. De functiegroep en het functiejaar van deze werknemers worden omgenum- merd. De omnummering werkt als volgt:
– bij een werknemer in de voormalige werknemerscategorie A telt u drie functiejaren op bij zijn reeds opgebouwde aantal functiejaren;
– bij een werknemer in de voormalige werknemerscategorie B telt u twee functiejaren op bij zijn reeds opgebouwde aantal functiejaren;
– bij een werknemer in de voormalige werknemerscategorie C blijft zijn aantal opgebouwde functiejaren gelijk.
Schematisch overzicht van de omnummering:
Werknemerscategorie/Functiejaren per 30 juni 1998 Functiejaren per 1 juli
19981)
B0 | 2 |
A0 of B1 | 3 |
A1 of B2 | 4 |
A2 of B3 | 5 |
A3 of B4 | 6 |
A4 of B5 | 7 |
A5 of B6 | 8 |
A6 of B7 | 9 |
A7 of B8 | 10 |
Een voorbeeld: een werknemer die op 30 juni 1998 was ingedeeld in functiegroep IV, werknemerscategorie A met één functiejaar, verdiende een brutoschaalsalaris van f 3.048,97. Deze werknemer ontvangt per 1 juli 19981) het loon dat behoort bij functiegroep IV met vier functie- jaren, oftewel f 3.155,68.
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
97
Nieuwe dienstverbanden
Werknemers die op of na 1 juli 1998 bij een werkgever in dienst treden worden bij indiensttreding ingedeeld op basis van de nieuwe functie- jarenschaal.
Een voorbeeld: een werknemer die op 15 juli 1998 in dienst treedt bij een horecawerkgever en wordt ingedeeld in functiegroep III met 0 functiejaren, heeft recht op een brutoschaalsalaris van f 2.809,59.
Verworven rechten jeugdige werknemers
Voor werknemers die jonger zijn dan 22,5 jaar en die op 30 juni 1998 ingedeeld waren in werknemerscategorie A of B, wordt een overgangs- maatregel getroffen. Het loon wordt als volgt berekend:
– voor een jeugdige werknemer die was ingedeeld in de voormalige werknemerscategorie A, geldt per 1 juli 19981) als uitgangspunt het loon bij drie functiejaren in de nieuwe schaal;
– voor een jeugdige werknemer die was ingedeeld in de voormalige werknemerscategorie B, geldt per 1 juli 19981) als uitgangspunt het loon bij twee functiejaren in de nieuwe schaal.
Vervolgens wordt hierop het jeugdloonpercentage toegepast:
Leeftijd | Percentage |
16 jaar | 40% |
17 jaar | 45% |
18 jaar | 55% |
19 jaar | 65% |
20 jaar | 75% |
21 jaar | 85% |
22 jaar | 95% |
22,5 jaar en ouder | 100% |
Een voorbeeld: een 20-jarige werknemer in functiegroep III, werknemers- categorie A verdiende op 30 juni 1998 f 2.164,04 (75% van f 2.885,39). Per 1 juli 19981) geldt het loon van functiegroep III met drie functie- jaren (= f 2.986,38). De werknemer ontvangt hiervan 75%; het bruto- schaalsalaris is dus f 2.239,79.
Verworven rechten leerlingen, die een andere opleiding volgen dan die van horeca-assistent
Leerlingen, die in het vorig schooljaar als leerling ingedeeld waren in functiegroep II, werknemerscategorie A of B met 0 functiejaren, behou- den het recht op indeling op dat niveau. Het loon wordt als volgt bere- kend:
– voor een leerling die was ingedeeld in de voormalige werknemers-
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
98
Horeca- en aanverwante bedrijf 1999/2000 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
categorie A, geldt per 1 juli 19981) als uitgangspunt het loon van functiegroep II bij drie functiejaren in de nieuwe schaal;
– voor een leerling die was ingedeeld in de voormalige werknemers- categorie B, geldt per 1 juli 19981) als uitgangspunt het loon van functiegroep II bij twee functiejaren in de nieuwe schaal.
Vervolgens wordt hierop het jeugdloonpercentage toegepast (zie schema hierboven).
Een voorbeeld: een leerling van 23 jaar in functiegroep II, werknemers- categorie A verdiende op 30 juni 1998 f 2.344,45 (voor een 32-urige werkweek). Per 1 juli 19981) geldt het loon van functiegroep II met drie functiejaren (= f 2.881,48). De leerling ontvangt dus brutoschaalsalaris van f 2.426,51 voor een 32-urige werkweek.
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
99