CAO
CAO
RET N.V.
CAO RET N.V. 01-02-2018 tot 01-08-2020
Collectieve Arbeidsovereenkomst RET N.V.
Tussen ondergetekenden:
de RET N.V., M.B. Xxxx, Algemeen directeur
hierna te noemen de werkgever, als partij ter ene zijde en de
1.
FNV Stadsvervoer,
X. Xxxxxxxxx
2.
CNV Publieke Diensten
X. Xxxxx
3. VOR,
X. Xxxxxxx
4.
BV 2002
J. Kop
elk als partij ter andere zijde
is de navolgende CAO RET N.V. gesloten.
Preambule CAO RET N.V.
Looptijd.
De CAO RET N.V. loopt van 1 februari 2018 t/m 31 juli 2020.
Loonparagraaf
Per 1 februari 2018 zal een structurele loonsverhoging worden toegekend van 2 % voor alle werknemers. Per 1 februari 2019 zal een structurele loonsverhoging worden toegekend van 2,9 % voor alle werknemers. Per 1 april 2020 zal een structurele loonsverhoging worden toegekend van 1,6 % voor alle werknemers.
Garantiebepaling
Alle werknemers die na toepassing van de salarisverhoging ad 1,5% per 1 februari 2015 en van de verhoging tegemoetkoming ziektekosten per 1 februari 2015 als hierboven omschreven, daarmee per 1 februari 2015 in totaal een loonsverhoging van minder dan € 900,-- bruto per jaar hebben, ontvangen maandelijks een aanvulling op het salaris, waarmee zij in totaal (inclusief tegemoetkoming ziektekostenpremie) alsnog een loonsverhoging van € 900,-- bruto per jaar (bij fulltime dienstverband) ontvangen. Bij een deeltijddienstverband geldt een aanvulling naar rato.
Uitbreiding eindejaarsuitkering
Per 1 februari 2016 worden bij berekening van de eindejaarsuitkering -naast de eerder gehanteerde berekeningsgrondslag- de volgende vaste toeslagen meegenomen:
• Inconveniententoeslag,
• Overbruggingstoelage,
• Vaste instructietoelage,
• ORPD,
• Wacht en Waak
• Oud recht toelage
• Garantie tarief derving
Sociaal statuut RET N.V.
De tekst van het Sociaal Statuut is aangepast. Het Sociaal Statuut in aangepaste vorm is geldig van 1 februari 2016 tot en met 31 december 2021. De tekst van het vorige Sociaal Statuut blijft in stand behoudens de volgende aanpassingen:
• Looptijd 1-2-2016 t/m 31-12-2021;
• In artikel 6.8.wordt onder punt 1 de oorspronkelijke tekst:
“In artikel 6.8 is “conform de geldende aanbevelingen van de kring van kantonrechters” gewijzigd in
“conform de geldende arbeidsrechtelijke wet- en regelgeving”.
IPAP
Per 1 januari 2010 zal de premie met betrekking tot de in de CAO 2007-2009 overeengekomen IPAP-verzekering voor alle werknemers volledig voor rekening van de RET komen.
Per 1 mei 2013 is de tekst van artikel 98 aangepast, in die zin dat ook werknemers die volledig arbeidsongeschikt zijn een uitkering ontvangen. Bovendien worden de aanvullende uitkeringen van of namens de werkgever vanaf die datum geïndexeerd conform de landelijke WIA-indexering.
Regeling arbeidsduurverkorting oudere werknemers
In de Regeling arbeidsduurverkorting oudere werknemers (bijlage 18 CAO) is per 1 februari 2014 in artikel 2 een uitsluiting toegevoegd voor werknemers die vallen onder de werking van de Seniorenregeling 2008. Die werknemers kunnen niet langer aanspraak maken op toepassing van de 60-jarigenregeling.
De beperkte groep werknemers die momenteel nog bij wijze van ‘tussenoplossing’ via toepassing van de 60- jarigenregeling in een seniorenrooster werkt / gaat werken, terwijl deze werknemers formeel niet aan de criteria voldoen voor deelname aan de Seniorenregeling, krijgen een ‘generaal pardon’.
Deze specifieke groep werknemers mag per 1 februari 2014 integraal deelnemen aan de Veteranenregeling.
Duurzame Inzetbaarheid
Zo spoedig mogelijk zal een werkgroep worden ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van vakbonden, ondernemingsraad en werkgever om een concreet projectplan Duurzame Inzetbaarheid met conclusies en aanbevelingen op te stellen.
Dit plan dient voor 1 juli 2015 gereed te zijn.
Verplicht inroosteren roostervrije uren (RVU)
In artikel 41 van de CAO is per 1 februari 2014 opgenomen dat RVU voor alle werknemers in het rooster worden opgenomen. Dit betekent dat RVU niet langer vooraf in de vorm van verlofuren bij het vakantiesaldo mogen worden gevoegd. Bij Techniek blijft de Werktijdenregeling Techniek het uitgangspunt.
Verruiming mogelijkheden verkoop (bovenwettelijke) vakantie-uren
In artikel 45 CAO is per 1 februari 2014 opgenomen dat werknemers alle bovenwettelijke vakantie-uren desgewenst mogen verkopen. Het aantal te verkopen uren per jaar wordt niet langer begrensd tot 72. Wettelijke vakantie-uren mogen niet worden verkocht.
Geen inhouding vakantie-uren bij ziekte als gevolg van dienstongeval
In artikel 69, lid 2 CAO is per 1 februari 2014 opgenomen dat deze bepaling niet geldt als sprake is van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst (dienstongeval).
Werkkostenregeling (WKR) Algemeen
Partijen zijn het erover eens dat verstrekkingen / (kosten)vergoedingen die gebaseerd zijn op de CAO zich dienen te beperken tot verstrekkingen / vergoedingen die fiscaal kunnen worden aangemerkt als nihilwaarderingen of gerichte vrijstellingen, of binnen de beschikbare vrije ruimte dienen te blijven om toepassing van de eindheffing te voorkomen.
De vakbonden zijn bereid actief mee te werken aan een lobby van OV-bedrijven waarbij getracht wordt de effecten van de WKR met betrekking tot de verstrekking van de companycard aan eigen personeel, hun familieleden en oud-RET-medewerkers zo veel mogelijk te beperken.
Onafhankelijk van het slagen van deze lobby zijn CAO-partijen de resultaatverplichting aangegaan om uiterlijk bij de invoering van de WKR CAO-afspraken te hebben gemaakt, waarin is opgenomen dat voor de RET geen negatieve financiële en/of fiscale consequenties verbonden zijn aan de WKR.
CAO-partijen realiseren zich dat aanpassing van de huidige wijze van verstrekking van de companycard onvermijdelijk is indien deze verstrekking niet als nihilwaardering of gerichte vrijstelling in het kader van de WKR kan worden aangemerkt.
Werkgeversbijdrage vakbonden
De werkgeversbijdrage is gelijk is aan het aantal werknemers per 1 januari van een bepaald jaar (fte) x € 18,--. Dit bedrag zal in de maand juni worden uitbetaald aan de bonden op basis van de verhouding van het aantal vakbondsleden per vakbond.
Toepassing bandbreedte art. 46 / 48 CAO versus ATW
Partijen hebben afgesproken dat artikel 46 lid 1 CAO wordt gewijzigd waarbij er een opsplitsing komt in twee categorieën. De bandbreedte voor de groepen 0-12 uur en 12-24 uur wordt 6 uur. De bandbreedte voor de categorie van 24 tot 36 uur blijft 6 uur. Voor de categorie van 40 uur blijft de bandbreedte eveneens gelijk namelijk 8 uur.
Met betrekking tot artikel 48 CAO hebben partijen afgesproken dat de RET de beschikbare ontheffingsmogelijkheden die de WWR kent eerst zal benutten. Artikel 48 CAO behoeft hierdoor geen aanpassing.
Vakbondsfaciliteiten
In de huidige CAO RET NV is in bijlage 21 (Regeling vakantie en verlof RET NV) artikel 5 het aantal uren betaald verlof vastgelegd dat bestuursleden en /of (kader)leden van de vakbond kunnen verkrijgen.
Deze faciliteiten kunnen onder andere worden gebruikt voor het bijwonen van bestuursvergaderingen, congressen, cursussen en voor individuele belangenbehartiging. Afgesproken is dat de regeling in de CAO op dit punt ongewijzigd blijft en wordt aangevuld met de volgende tekst:
“Per vakbondslid wordt op jaarbasis 1,167 vakbondsverlofbriefje toegekend. Eén vakbondsbriefje vertegenwoordigt een halve dag vakbondsverlof. De toekenning van vakbondsbriefjes aan de vakbonden vindt plaats op grond van door de bonden te verstrekken gegevens over het aantal vakbondsleden. Deze gegevens worden door de bonden één maal per jaar in de maand november aangeleverd.”
De nadere afspraken die zijn gemaakt omvatten het volgende.
Op incidentele basis kunnen de bonden de RET verzoeken af te wijken van het maximum aantal uren voor vakbondsverlof dat per werknemer per jaar kan worden verstrekt op basis van artikel 5, bijlage 21 bij de CAO.
De bonden zullen met ingang van november 2010 ieder kwartaal een kwartaalplanning met geplande vergaderingen en cursussen aan de RET overleggen met betrekking tot het kwartaal dat ruim een maand daarna aanvangt. Daarbij overleggen de bonden een lijst met namen van bestuursleden en leden die het komend kwartaal individuele belangbehartiging verrichten. Tevens zal daarbij zoveel mogelijk per kwartaal per afdeling vakbondsverlof voor het volgende kwartaal worden aangevraagd, voor de werknemers die daarvan gebruik wensen te maken.
Zo kan de RET te verstrekken vakbondsverlof tijdig inplannen.
De RET zal overigens op dezelfde wijze omgaan met aanvragen voor vakbondsverlof voor de vakbondsleden die op de lijst voorkomen, als voor aanvragen van vakbondsleden die niet op de lijst voorkomen.
De afdelingsmanager van werknemers waarvoor op bovenomschreven wijze vakbondsverlof wordt aangevraagd zal de door de bonden aangeleverde kwartaalplanningen voor akkoord tekenen.
De RET gaat bij het toekennen van het vakbondsverlof een inspanningsverplichting aan om het gevraagde verlof toe te kennen. Dit betekent toekenning zal plaatsvinden, tenzij er sprake is van grootschalige evenementen, vakantieperioden tijdens de schoolvakanties (regio midden) in de zomer- en in de kerstperiode en calamiteiten.
Waar in bijlage 21, artikel 5, gesproken wordt over (leden van) hoofdbesturen van vakcentrales en vakorganisaties, die rechtstreeks bij die vakcentrales zijn aangesloten, wordt hieronder mede begrepen lokale vakorganisaties, voor zover deze mede betrokken zijn (geweest) bij de totstandkoming van de CAO.
De bonden en de RET zullen door middel van een evaluatie die ieder kwartaal zal worden gehouden het proces en de ontwikkelingen met betrekking tot de vakbondsfaciliteiten volgen.
Daarnaast wordt bijlage 21, artikel 5, lid 2 als volgt aangepast:
“Het in het vorige lid bedoelde verlof mag worden verleend tot ten hoogste 288 uren per jaar aan leden van hoofdbesturen van de in lid 1 bedoelde centrales en van vakorganisaties die rechtstreeks bij die vakcentrales zijn aangesloten. Leden van het (dagelijks) bestuur van de categorale (interne) bonden die bij de onderhandelingen over deze CAO betrokken zijn, worden geacht deel uit te maken van het hoofdbestuur van de centrale van hun vakorganisatie en vallen daarmee onder de werking van deze regeling. “
Onderzoek naar omzetting schaal 32*
De totale doorlooptijd van 32* wordt vanaf 1 februari 2018 met een jaar ingekort, datum waardoor werknemers die in deze schaal vallen een jaar eerder het maximumsalaris bereiken. Hiertoe zal een wachtmoment in trede 9 van schaal 32* komen te vervallen.
Toepasselijke gemeentelijke circulaires
Alle regelingen als opgenomen in de gemeentelijke circulaires die op 31 december 2006 van toepassing waren en zijn opgenomen in bijlage 31 bij deze CAO blijven van toepassing, tenzij de inhoud van een circulaire strijdig is met nieuwe wettelijke regelgeving of om andere (praktische) redenen niet langer kan worden toegepast. Wanneer een circulaire om één van de hiervoor genoemde redenen niet langer van toepassing kan zijn, komt deze na overleg en overeenstemming te vervallen.
De lijst met van toepassing zijnde gemeentelijke circulaires is bijgewerkt over de periode tot en met december 2010.
Mocht gedurende de looptijd van deze of volgende CAO’s RET N.V. blijken dat er nog (een) andere circulaire(s) van kracht wa(s)(ren) op 31 december 2006, dan word(t)(en) deze met terugwerkende kracht van toepassing verklaard en toegevoegd aan de lijst als opgenomen in bijlage 31 bij deze CAO.
Overwerk tot 36 uur naar 100% vergoeding
Alle medewerkers die een dienstverband hebben van minder dan 36 uur krijgen de uren die zij extra werken tot aan 36 uur betaald volgens de normale regels (100% vergoeding) en niet meer volgens de regels voor overwerkvergoeding. In dit verband geldt uiteraard, dat parttimers niet worden verplicht tot overwerk.
Reiskosten woon-werkverkeer
Voor iedere werknemer, woonachtig binnen een straal van 50 km (te rekenen van centrum woonplaats tot centrum Rotterdam) worden de reiskosten woon-werkverkeer vergoed middels ter beschikkingstelling van een RET-vervoerskaart en / of een te verstrekken reiskostenvergoeding.
Reiskostenvergoeding in geld (Regeling Kostenvergoedingen, bijlage 13 CAO, art. 5a sub e)
Partijen streven er naar om de fiscale mogelijkheden met betrekking tot vergoeding van reiskosten optimaal te benutten; ook hierbij dient rekening te worden gehouden met de invoering van de WKR. Dit onderwerp zal dan ook worden meegenomen bij de besprekingen over de WKR, waartoe partijen zich verplichten (zie hierboven onder ‘algemeen’).
Indien blijkt dat aan het optimaal benutten van fiscale mogelijkheden met betrekking tot vergoeding van reiskosten voor RET geen negatieve en / of fiscale consequenties verbonden zijn in het kader van de WKR, dan zal uitwerking en invoering van een regeling waarbij fiscale mogelijkheden met betrekking tot vergoeding van reiskosten optimaal benut worden, zo spoedig mogelijk geschieden.
Reparatie WW-duur
CAO-partijen bevestigen de afspraak uit het sociaal akkoord en in de Stichting van de Arbeid-brief van 11 juli 2014 om de duur en de opbouw van de WW en de loongerelateerde WGA te repareren door middel van een private aanvullende WW-uitkering, ingaande op het moment van de wettelijke wijzigingen. In de Stichting van de Arbeid is eveneens afgesproken dat huidige boven- en nawettelijke regelingen niet beïnvloed worden door de afspraken uit het sociaal akkoord.
Intentieverklaring over het in dienst nemen van mensen die kunnen werken, maar zijn aangewezen op ondersteuning conform de Participatiewet.
In het kader van de Participatiewet streeft RET er naar om de komende drie jaar ten minste 20 banen te realiseren voor mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt.
Werkgelegenheid
RET streeft er naar om structurele werkzaamheden die door inhuur- / uitzendkrachten worden verricht, zo veel mogelijk om te zetten in structurele banen.
RET zal uitzendkrachten die al geruime tijd bij RET werken sneller een vast arbeidscontract aanbieden.
Concreet betekent die dat een uitzendkracht na een half jaar via een uitzendbureau voor RET te hebben gewerkt (bij gebleken geschiktheid) bij RET in dienst komt. Dit geldt echter alleen voor structureel werk en niet voor het conducteurscontract of inhuur Hoekse Lijn.
In aanvulling hierop wordt onderzocht of RET samen met de andere stadsvervoerders een flexibel inzetbare pool van medewerkers kan inrichten.
Generatiepact
Er komt een generatiepact, op basis waarvan werknemers binnen wettelijke en fiscale kaders korter kunnen gaan werken. Over de inhoud, uitgangspunten en dergelijke zal nader overleg worden gevoerd.
Variabele beloning
Er wordt onderzocht of variabele beloning (PPU/ PPT/ CPU en bonus nulverzuim) anders kan worden ingezet, zodat deze beter aansluit bij wensen en ontwikkeling van de werknemers.
Genderneutraliteit
Vakbonden en RET willen de CAO genderneutraal maken; er moet nog invulling worden gegeven aan de wijze waarop dit gaat gebeuren.
Inhoudsopgave
Collectieve Arbeidsovereenkomst RET N.V. 2
Uitbreiding eindejaarsuitkering 3
Werkgeversbijdrage vakbonden 4
Toepassing bandbreedte art. 46 / 48 CAO versus ATW 4
Onderzoek naar omzetting schaal 32* 5
Toepasselijke gemeentelijke circulaires 5
Overwerk tot 36 uur naar 100% vergoeding 5
Hoofdstuk I Algemene bepalingen 18
Artikel 2. Gelijkstelling geregistreerde partner en levenspartner 21
Artikel 3. Voordragen van belangen bij werkgever 21
Artikel 4. Informatie over rechtspositieregelingen 21
Artikel 4a. Integriteit (overgenomen uit bijlage 29 van de vorige CAO) 21
Hoofdstuk II De arbeidsovereenkomst 23
Artikel 5. In dienst treden 23
Artikel 7. Wijziging van de functie of plaatsing in een andere functie 23
Artikel 8. Aangaan van de arbeidsovereenkomst 23
Artikel 9. Afwijking van regelingen t.a.v. hogere functies 23
Artikel 10. Gegevens in de arbeidsovereenkomst en wijzigingen daarvan 23
Artikel 11. Aanpassing arbeidsduur 24
Hoofdstuk III Het vervullen van de betrekking 25
Artikel 12. Voorrang personeel bij werving 25
Artikel 13. Persoonlijk ontwikkelingsplan 25
Artikel 14. Verplichting tot volgen van opleiding 25
Artikel 15. Functioneringsgesprek 25
Artikel 17. Afwijken van opdrachten 25
Artikel 18. Verplichte aangiften 25
Artikel 19. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 20. Verdere verbodsbepalingen 26
Artikel 21. Regeling rookvrije werkplek 26
Hoofdstuk IV Beloning en andere geldelijke aanspraken 27
Artikel 23. Militaire dienst 27
Artikel 24. Gewetensbezwaarde. Nationale Reserve 27
Artikel 25. Vervullen andere functie 27
Artikel 26. Gevolgen van demotie 27
Artikel 27. Hoogte salarissen. Bijzondere salarisregeling 28
Artikel 28. Functiebeschrijving; functiewaardering; indeling in salarisklassen; toekennen salaris 28
Artikel 29. Toelage minimumloon 28
Artikel 30. (periodieke) verhoging van salaris 28
Artikel 31. Vakantietoelage 28
Artikel 32. Uitbetaling vakantietoelage 28
Artikel 33. Nadere regelingen voor vergoeding voor bijzondere omstandigheden 28
Artikel 34. Uitkering ineens 29
Artikel 35. Eindejaarstoelage 29
Artikel 36. Jubileumgratificatie 29
Artikel 37. Xxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 38. Voorschot op NS-jaarabonnement 29
Hoofdstuk V Arbeidsduur en werktijden 30
Artikel 41. Feitelijke arbeidsduur en ziekte 30
Artikel 43. Opgebouwd verloftegoed uit voormalige verlofspaarmogelijkheid 31
Artikel 44. Beperking van overwerk 31
Hoofdstuk VI Uitwisselen van arbeidsvoorwaarden 32
Artikel 45. (Ver)kopen van vakantie-uren 32
Artikel 46. Kopen van vakantie-uren 32
Artikel 47. Verlaging loon e.a. voor bepaalde bestedingsdoeleinden 32
Hoofdstuk VII Vakantie en verlof 33
Artikel 48. Verlening van vakantie en verlof 33
Artikel 48a. (artikel 1 voormalige vakantie- en verlofregeling) 33
Artikel 48b. (artikel 2 voormalige vakantie- en verlofregeling). 33
Artikel 49. Duur van de vakantie in bijzondere situaties 33
Artikel 50. Xxxxx van opnemen van vakantie 33
Artikel 51. Xxxxxxxx, verlof, verzuim 34
Artikel 52. Gevolgen van te laat komen 34
Artikel 53. Intrekking van vakantie; ziekte tijdens vakantie; vakantie tijdens ziekte 34
Artikel 54. Doorschuiven van vakantie naar volgend kalenderjaar; maximumduur van vakantie in kalenderjaar34 Artikel 55. Te veel of te weinig genoten vakantie 35
Artikel 56. Extra verlof met behoud van loon (artikel 3 voormalige regeling vakantie-en verlof) 35
Artikel 56a. Langdurend zorgverlof (Artikel 3a. voormalige regeling vakantie- en verlof) 36
Artikel 56b. Kortdurend zorgverlof (Artikel 3b. voormalige regeling vakantie- en verlof) 36
Artikel 56c. Adoptie- en pleegzorgverlof (Artikel 3c. voormalige regeling vakantie- en verlof) 36
Artikel 56 d. (Artikel 4. Voormalige regeling vakantie- en verlof) 36
Artikel 56e. Vakbondsfaciliteiten (Artikel 5. Voormalige regeling vakantie- en verlof) 37
Artikel 56f. Extra verlof zonder behoud van loon (Artikel 6. Voormalige regeling vakantie- en verlof) 37
Artikel 56g. Overige bepalingen 37
Artikel 57. Recht op ouderschapsverlof 37
Artikel 57a. Overgangsrecht betaald ouderschapsverlof (vervallen) 38
Artikel 57e. Ziekte en zwangerschaps- en bevallingsverlof 38
Artikel 57f. Opbouw vakantie en vakantie-toelage 39
Artikel 58. Samenloop van loondoorbetaling met WAZO-uitkering 39
Artikel 59. Zwangerschaps- en bevallingsverlof 39
Hoofdstuk VIII Aanspraken en verplichtingen in geval van ziekte 40
Artikel 61. Plotseling opgekomen redenen voor verzuim, anders dan wegens ziekte of ongeval. 40
Artikel 63. Bedrijfsgeneeskundige begeleiding 40
Artikel 64. Consultatie van bedrijfsarts door werknemer 40
Artikel 65. Verplichting tot onderwerping aan periodiek geneeskundig onderzoek 41
Artikel 66. Geneeskundig onderzoek 41
Artikel 67. Verplichting tot onthouding van de uitoefening van de functie 41
Artikel 68. Maatregelen en voorzieningen 41
Artikel 69. Recht op loon tijdens ziekte 41
Artikel 70. Hardheidsclausule 42
Artikel 71. Uitkering wegens arbeidsongeschiktheid in en door het werk 42
Artikel 72. Overlijdensuitkering bij arbeidsongeschiktheid in en door het werk 42
Artikel 73. Vergoeding kosten geneeskundige verzorging bij arbeidsongeschiktheid in en door het werk 43
Artikel 75. Ziekte en periodieke salarisverhogingen 43
Artikel 76. Werktijd bij ziekte bij toepassing van artikel 11 43
Artikel 77. Verplichtingen van de werkgever 43
Artikel 78. Verplichting werknemer tot informatieverstrekking bij ziekte 43
Artikel 79. Verplichting tot verlening van medewerking aan re-integratie 43
Artikel 80. Verplichtingen werknemer medisch onderzoek 44
Artikel 81. Geen aanspraak op doorbetaling loon 44
Artikel 82. Staken doorbetaling loon 44
Artikel 83. Sanctie bij nalatigheid algemene verplichtingen werknemer 45
Artikel 84. Xxxx uitbetalen aan anderen en nabetaling aan werknemer 45
Artikel 85. Wijze van opdragen passende arbeid 45
Artikel 86. Terugkeer in functie na ziekte 45
Artikel 87. Inkomsten andere functie in mindering brengen op loon 45
Artikel 88. Samenloop met ZW-uitkering 46
Artikel 89. Samenloop van loon bij ziekte met een WW-uitkering 46
Artikel 90. Samenloop van loon tijdens ziekte en uitkering op grond van een arbeidsongeschiktheidsuitkering 46 Artikel 91. WAJONG/WAZ 46
Artikel 92. Tegemoetkoming ziektekosten 46
Artikel 93. Hoogte tegemoetkoming ziektekostenverzekering 47
Artikel 94. Meerdere dienstverbanden 47
Artikel 95. Inhouding ziektekostenpremies 47
Artikel 96. Garantie-uitkering 47
Artikel 97. Overgangsartikel per 1 januari 2006 47
Artikel 99. Gronden voor schorsing 49
Artikel 100. Vereisten bij bekendmaking van schorsing 49
Artikel 101. Inhouding van loon tijdens schorsing 49
Hoofdstuk X Beëindiging van de arbeidsovereenkomst 50
Artikel 102. Bevoegdheid; ingangsdatum; beëindiging van de arbeidsovereenkomst 50
Artikel 103. Xxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 113. Eindigen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd ( zie ook art. 667 BW) 50
Artikel 114. Opzegging op grond van ongeschiktheid wegens ziekte 51
Artikel 115. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst tijdens ziekte wegens gebrek aan voldoende medewerking 51
Artikel 116. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens bereiken AOW-pensioengerechtigde leeftijd 52
Artikel 117. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst na bereiken pensioengerechtigde leeftijd 52
Artikel 118. Ontslagbescherming bij activiteiten voor ondernemingsraad 52
Artikel 119. Getuigschrift bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst 52
Hoofdstuk XI Overige rechten en verplichtingen 53
Artikel 120. Xxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 121. Bijzondere blijken van waardering 53
Artikel 122. Verplichting tot melding verhindering 53
Artikel 123. Maatregelen van orde. Ontzegging van toegang 53
Artikel 124. Doen van uitvinding. Indiening en beloning van ideeën 53
Artikel 125. Verhuisplicht; verhuiskostenvergoeding 53
Artikel 126. Verhuizing op medische indicatie 53
Artikel 127. Reiskostenvergoeding woon-werkverkeer. Pensionkostenvergoeding 54
Artikel 128. Vergoeding bij dienstreizen 54
Artikel 129. Tegemoetkoming verhuiskosten in bijzondere gevallen 54
Artikel 130. Op grond van wettelijke regeling reeds recht op vergoeding 54
Artikel 131. Nadere uitvoeringsregels 54
Artikel 132. Behandeling van klachten over de werknemer 54
Artikel 133. (Tijdelijke) overplaatsing. Xxxxxxxxxx andere werkzaamheden. Overwerk. Wacht- en waakdiensten. Staking en uitsluiting 54
Artikel 134. Nevenwerkzaamheden 55
Artikel 136. Afrekening rekenplichtige 55
Artikel 137. Verhaal van schade op de werknemer 55
Artikel 138. Vergoeding van schade aan eigendommen 55
Artikel 139. Vergoeding schade aan privé-eigendommen (voorheen bijlage 16 bij CAO) 56
Artikel 140. Schade-/kostenvergoeding in overige gevallen. 56
Artikel 142. Voorbereiding op pensionering (voorheen bijlage 30). 56
Artikel 143. Rechtsbescherming van vakbonds(kader)leden 56
Hoofdstuk XII Overleg met vakbonden 57
Artikel 145. Overleg met Vakbonden 57
Bijlage 1: Regeling functiebeschrijving 59
Bijlage 2: Regeling functiewaardering 60
Bijlage 3: Regeling bezwarencommissie 62
Bijlage 4: De Sollicitatiecode RET N.V. 64
Artikel 2. Het ontstaan van de vacature 64
Artikel 6. Eindselectie en aanstelling 67
Artikel 7. Klachtenprocedure 67
Bijlage 5: Regeling loon en salaris 68
Artikel 1. Salarisregeling van bijzondere groepen 68
Artikel 2. Toekenning van salaris 68
Artikel 3. Toekenning van periodieke verhogingen 68
Artikel 4. Periodieke verhoging binnen aanloopschaal 68
Artikel 5. Xxxxxxx bij bevordering 68
Artikel 6. Minimumvakantietoelage en eindejaarstoelage 68
Artikel 7. Vervullen van onvolledige betrekking 68
Artikel 8. Tijdstip van uitbetaling loon 69
Artikel 9. Persoonlijke prestatietoelage (PPT) 69
Artikel 11. Persoonlijke prestatie-uitkering (PPU) 70
Artikel 12. Categoriale prestatie-uitkering (CPU) 70
Artikel 14. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 15. Tijdelijke persoonlijke toelage 70
Artikel 16. Vergoeding onregelmatige dienst 71
Artikel 17. Overwerkvergoeding SK 1 t/m 10 71
Artikel 18. Overwerkvergoeding SK 11 t/m 19 72
Artikel 19. Vergoeding waarneming hogere functie 72
Artikel 20. Vergoeding bedrijfshulpverlener 72
Artikel 21. Verschuivingtoelage 73
Bijlage 6: Definitie en status looncomponenten 77
Bijlage 7: Overbruggingsregeling 81
Artikel 4. Bijzondere bepalingen 81
Artikel 5. Toelichting en nadere richtlijnen 81
Bijlage behorende bij overbruggingsregeling 82
Uitwerking van afbouw van de looncomponenten genoemd in artikel 2, onder a t/m c. 82
Uitwerking van afbouw van de looncomponenten genoemd in artikel 2, onder d en e. 83
Uitwerking van afbouw van de looncomponenten genoemd in artikel 2, onder x. 84
Bijlage 8: Regeling vergoeding wacht- en waakdiensten 85
Percentage van maximumsalaris SK 5, genoemd in bijlage 5, Regeling Loon en salaris , bijlage B 85
Bijlage 9: Regeling bezwarende omstandigheden 87
Artikel 4. Vergoedingstabel 87
Artikel 5. Toelichting en nadere richtlijnen 87
Bijlage behorende bij regeling bezwarende arbeidsomstandigheden 88
Bijlage 11: Regeling gratificatie bij ambtsjubilea RET N.V. en haar rechtsvoorgangers 89
Bijlage 12: Richtlijnen betreffende jubilea en recepties. 92
Bijlage 13: Regeling Kostenvergoedingen 93
Artikel 2. Tegemoetkoming in de verhuiskosten 93
Artikel 5a. Tegemoetkoming reiskosten woon-werkverkeer. 94
Artikel 7. Tegemoetkoming extra-reiskosten woon-werkverkeer en vergoeding extra-reis- en wachttijd. 95
Artikel 10. Tegemoetkoming bijzondere kosten woon-werkverkeer. 95
Artikel 12. Vergoeding kosten van dienstreizen. 96
Artikel 15. Tegemoetkoming reiskosten bij medisch onderzoek. 97
Artikel 17. Tegemoetkoming reis- en verblijfkosten voor sollicitanten. 97
Artikel 18. Tegemoetkoming koffie- en theekosten. 97
Artikel 19. Tegemoetkoming kosten van een warme maaltijd bij overwerk. 97
Artikel 21. Overige tegemoetkomingen. 97
Artikel 22. Slotbepalingen. 97
Bijlage 14: Regeling kostenvergoeding rechtsbijstand 98
Bijlage 15: Beleidslijn lease-auto's 100
Bijlage 16: Lijst met vergoedingen/ kortingen m.i.v. 1 maart 2008 101
Bijlage 17: Fietsregeling 102
Artikel 1. Begripsbepalingen 102
Artikel 2. Voorwaarden deelname 102
Artikel 3. Mogelijkheden bij aanschaf fiets 102
Artikel 4. Aanschaf door werkgever 102
Artikel 5. Betaling fietsbijdrage aan werknemer 103
Artikel 6. Tegenprestatie belanghebbende 103
Artikel 7. Bedrag fietsbijdrage 103
Artikel 8. Verlaging bruto vakantietoeslag of eindejaarsuitkering, dan wel brutosalaris 103
Artikel 9. Inzetten vakantieverlof 103
Artikel 10. Beëindiging deelname fietsregeling 103
Artikel 11. Gevolgen beëindiging deelname fietsregeling 103
Artikel 12. Nieuwe omstandigheden 104
Artikel 13. Hardheidsclausule 104
Artikel 14. Overgangsrecht 104
Bijlage 18: Regeling betreffende arbeidstijdverkorting voor oudere werknemers 105
1. Arbeidstijdverkorting 105
2. Uitsluitingen. 105
3. Nevenfuncties 105
4. Opsparen 105
5. Overwerk 105
Bijlage 19: Regeling bij benoeming of verkiezing in functies in publiekrechtelijke colleges 106
1. Full-time publieke functie 106
2. Part-time publieke functie 106
3. Verrekening van inkomsten uit publieke functie bij verlof 106
4. Loonheffing 107
Bijlage 20: Regeling Voorschriften bij ziekte 108
Bijlage 21: Regels betreffende controle op het ziekteverzuim in het buitenland 108
Artikel 1. Algemeen. 108
Artikel 2. Inzenden van verklaring. 108
Artikel 3. Verplichting tot terugkeer. 108
Artikel 4. Berichtgeving aan betrokkenen. 108
Artikel 5. In het buitenland te gebruiken verklaring. 108
Bijlage 22: Klokkenluidersregeling 110
Artikel 1. 110
Artikel 2. 110
Artikel 3. 110
Artikel 4. 111
Artikel 5. 111
Artikel 6. 111
Artikel 7. 111
Artikel 8. 111
Artikel 9. 111
Bijlage 23: Regeling internet- en e-mailgebruik RET N.V. 112
Artikel 1 Definities 112
Artikel 2 Reikwijdte 112
Artikel 3 Uitgangspunt en doeleinden 112
Artikel 4 Gebruik elektronische communicatiemiddelen 112
Artikel 5 Voorkomen onrechtmatig gebruik dan wel misbruik 113
Artikel 6 Controles 113
Artikel 7 Verantwoordelijkheden en beheer 113
Artikel 8 Vastlegging 113
Artikel 9 Persoonsgegevens 113
Artikel 10 Bewaring en verwijdering 114
Artikel 11 Personen aan wie persoonsgegevens worden verstrekt 114
Artikel 12 Rechten van de betrokkene 114
Artikel 13 Sancties 114
Artikel 14 Onvoorziene omstandigheden 114
Artikel 15 Openbaarmaking en inwerkingtreding 114
Bijlage 24: Regeling bovenwettelijke werkloosheidsuitkering 115
Artikel 1. 115
Artikel 2. 115
Artikel 3. 115
Artikel 4. 115
Artikel 5. 115
Artikel 6. 115
Artikel 7. 116
Artikel 8. 116
Artikel 9. 116
Artikel 10. 116
Artikel 11. 116
Artikel 12 116
Artikel 13. 116
Artikel 14. 116
Artikel 15. 116
Artikel 16. 117
Artikel 17. 117
Artikel 18. 117
Artikel 19. 118
Artikel 20. 118
Artikel 21. 118
Artikel 22. 118
Artikel 23. 118
Artikel 24. 118
Artikel 25. 119
Artikel 26. 119
Artikel 27. 119
Artikel 28. 119
Artikel 29. 119
Artikel 30. 119
Artikel 31. 119
Artikel 32. 119
Artikel 33. 120
Artikel 34. 120
Artikel 35. 120
Artikel 36. 120
Artikel 37. 121
Artikel 38. 121
Artikel 39. 121
Bijlage 25: Uitkeringsregeling functioneel leeftijdsontslag 122
Artikel 1 122
Artikel 2. 123
Artikel 3. 123
Artikel 4. 123
Artikel 4a. 124
Artikel 5. 124
Artikel 5a. 124
Artikel 6. 125
Artikel 7. 125
Artikel 8. 125
Artikel 9. 125
Artikel 10. 126
Artikel 11. 126
Artikel 12. 126
Artikel 13. 126
Bijlage 26: Regeling Ondernemingsraden 127
Artikel 1. 127
Artikel 2. 127
Artikel 3. 127
Bijlage 27: Beleidslijn bij collectieve acties. 128
1. Demonstratieve bijeenkomsten. 128
2. Stakingen. 128
3. Algemene aandachtspunten. 128
4. Bijzondere situaties. 128
Bijlage 28: Ideeënreglement 129
Artikel 1. 129
Artikel 2. 129
Artikel 3. 129
Artikel 4. 129
Artikel 5. 129
Artikel 6. 130
Artikel 7. 130
Artikel 8. 130
Artikel 9. 130
Artikel 10. 130
Artikel 11. 131
Bijlage 29: Regeling RET N.V.. ten aanzien van werknemers van niet-Nederlandse nationaliteit die in het land van herkomst hun dienstplicht moeten vervullen. 132
Bijlage 30: RELEVANTE CIRCULAIRES per 31-12-2006 133
Trefwoorden 136
Sociaal Statuut RET NV 137
Doel 137
Werkgelegenheid 137
Inhoud 137
Paragraaf 1 Doelstelling 137
Paragraaf 2 Geldigheidsduur en werkingssfeer 137
Sociaal Statuut RET NV 138
Paragraaf 3 juridisch kader 138
3.1 Inspanningsverplichtingen 138
3.1.1 Voor de werkgever houdt dit in ieder geval in dat: 138
3.1.2 Voor de werknemer geldt in ieder geval dat: 138
3.1.3 De herplaatsingkandidaat heeft de volgende rechten: 138
3.2 Passende functie 138
3.3.1 Einde dienstverband 139
3.3.2 139
3.4 Behoud financiële aanspraken 139
3.4.2 Behoud toelagen en vervallen onkostenvergoedingen 139
Paragraaf 4 Reorganisatieplan, formatieplan en plaatsingsplan 139
4.1 Plan van aanpak 139
4.2 Inrichting formatieplan 140
4.3 Opstellen plaatsingsplan 140
4.4 Uitgangspunten bij plaatsing wegens organisatieverandering 140
4.5 Overtolligheid 141
Paragraaf 5 Het Herplaatsingkader 141
5.1 De afdeling Personeel & Organisatie (P&O) 141
5.2 Aanmeldingsprocedure 141
5.3 Herplaatsingprocedure 141
Xxxxxxxxx 0 Xxxxxxxxxx beleid 142
6.1 Studiefaciliteiten 142
6.2 Faciliteiten ten behoeve van sollicitaties 142
6.3 Opzegtermijn 142
6.4 Begeleiding herplaatste medewerker en vervallen functie 142
6.5 Aanwijzen als herplaatsingkandidaat bij onbekwaamheid in nieuwe functie 142
6.6 Aanvulling op salaris bij aanvaarding functie elders door herplaatsingkandidaat 142
6.7 Kwijtschelding 143
6.8 Vertrekpremie 143
6.9 Seniorenregeling 143
6.10 Remplaçantenregeling 143
6.11 Uitplaatsingregeling 144
6.12 Loopbaanonderzoek 144
6.13 Onderzoek mogelijkheden plaatsing bij andere organisatie 144
Paragraaf 7 Begeleidingscommissie 144
7.1 Samenstelling 144
7.2 Taken van de Begeleidingscommissie 144
Paragraaf 8 Bezwaren 145
8.1 De Algemeen Directeur beslist 145
8.2 Voorgenomen beslissing 145
Bijlage 1 bij Sociaal Statuut RET NV 146
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
1. In deze CAO en de daarop berustende regelingen wordt verstaan onder:
A
• algemeen directeur: degene die belast is met de dagelijkse leiding van de RET N.V.
• arbeidsduur per jaar: de naar elk kalenderjaar herleide formele arbeidsduur, gecorrigeerd voor feestdagen;
• arbeidsduur: de vooraf vastgestelde omvang van het aantal uren in een bepaalde periode, waarin de werknemer arbeid moet verrichten;
• arbeidsongeschikt: arbeidsongeschikt in de zin van artikel 4 t/m 6 van de WIA;
• arbodienst: de (rechts)perso(o)n(en) waarmee een overeenkomst is gesloten inzake de advisering over arbeidsomstandigheden en bedrijfsgeneeskundige begeleiding;
D
• deeltijddienstverband: een dienstverband waarbij de arbeidsduur minder bedraagt dan die van een volledig dienstverband;
• dienstdag: een dag waarop de werknemer arbeid moet verrichten;
F
• feestdagen: Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag, de Kerstdagen, Koningsdag, 5 mei (eens per 5 jaar in lustrumjaren) en iedere andere dag die de werkgever als feestdag aanwijst;
• feitelijke arbeidsduur: de arbeidsduur zoals die voor de werknemer voor een bepaalde week is vastgesteld;
• formele arbeidsduur: de arbeidsduur per week volgens de individuele arbeidsovereenkomst;
• functie: het geheel van werkzaamheden door de werknemer te verrichten;
• functionele salarisklasse/functionele salarisschaal: de salarisklasse/ salarisschaal waarin de functie van de werknemer is ingedeeld;
I
• IVA: Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten;
L
• loon: salaris, vakantietoelage, eindejaarsuitkering, alsmede de toelage zoals weergegeven in bijlage 5, regeling loon en salaris, paragraaf 2.
M
• maximumsalaris: het hoogste bedrag van de salarisklasse dat kan worden bereikt door jaarlijkse salarisverhogingen;
O
• overwerk: werkzaamheden door de werknemer in opdracht van de werkgever verricht buiten de feitelijke arbeidsduur;
P
• pensioen: een pensioen in de zin van het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;
• pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;
• pensioenwet: de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals die gold tot en met 31 december 1995;
R
• roostervrije tijd: de in het kader van een werktijdenregeling aangewezen dagen of delen daarvan waarop de werknemer als gevolg van de algemene arbeidsduurverkorting met ingang van 1 januari 1997 in beginsel geen arbeid behoeft te verrichten;
S
• salaris per uur/uurloon: het 1/156ste deel van het salaris bij een volledig dienstverband;
• salaris:
a. Het bedrag uit de salarisklassen, zoals weergegeven in bijlage 5, regeling loon en salaris, waarop de werknemer aanspraak heeft dan wel, als voor zijn betrekking een of meer vaste bedragen gelden, dat bedrag of die bedragen;
b. de toelagen bedoeld in de artikelen 29 en 33, tweede lid van deze CAO.
• salarisklasse/salarisschaal: een reeks van genummerde salarissen zoals weergegeven in bijlage 5, regeling loon en salaris;
• seniorenarbeidsduur: de krachtens artikel 42 van deze CAO teruggebrachte arbeidsduur per week voor senioren;
• SUWI: de wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen;
U
• UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
V
• volcontinudienst: een dienstrooster op grond waarvan op zeven dagen per week door vaste ploegen van gelijke sterkte op 24 uur per dag arbeid moet worden verricht;
• volledig dienstverband: een dienstverband met een formele arbeidsduur van 36 uur per week en een arbeidsduur per jaar van het aantal dagen in dat jaar, niet vallende op een zaterdag, zondag of een feestdag, vermenigvuldigd met 7,2 uur. In afwijking hiervan is een volledig dienstverband voor de werknemer die in volcontinudienst werkzaam is, een dienstverband met een formele arbeidsduur van 33,6 uur per week en een arbeidsduur per jaar van het aantal dagen in dat jaar, niet vallende op een zaterdag, zondag of een feestdag, vermenigvuldigd met 6,72 uur.
W
• WAJONG: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jong gehandicapten;
• WAO: de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
• WAO-uitkering; een uitkering op grond van de WAO;
• WAZ: Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;
• WAZO: de Wet arbeid en zorg (Stb. 2001, nr. 567);
• werkgever: de RET N.V.;
• werkingssfeer: werknemers die op 9 december 2012 rechtstreeks vanuit de RET N.V. in dienst zijn getreden bij de RET Bus B.V. vallen onder de werkingssfeer van de CAO RET N.V. en de daaruit voortvloeiende bedrijfseigen regelingen;
• Werknemer: de persoon met wie de werkgever een dienstverband is aangegaan; daar waar gesproken wordt van werknemer / hij / hem, etc. dient hieronder tevens te worden verstaan: werkneemster / zij / haar, etc.
• werktijd: de periode gedurende welke de werknemer arbeid moet verrichten;
• werktoelage: overwerkvergoeding ten gevolge van piketdienst of wacht- en waakdienst.
• WGA: Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten;
• WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
• WPA: de Wet privatisering ABP;
Z
• Zvw: de Zorgverzekeringswet;
• ZW: de Ziektewet;
• ZW-uitkering: ziekengeld of uitkering op grond van de ZW;
1. Bij de berekening van de uren voor de arbeidsduur en het vakantieverlof wordt tot op één decimaal op de gebruikelijke wijze afgerond.
2. Het personeel is, behalve aan de algemeen directeur, ondergeschikt aan alle werknemers, onder wier leiding het voortdurend of tijdelijk is tewerkgesteld.
3. Voor het personeel bestemde mededelingen of instructies van algemene aard worden door of namens werkgever zoveel mogelijk schriftelijk ter kennis gebracht.
Artikel 2. Gelijkstelling geregistreerde partner en levenspartner
1. Voor de toepassing van deze CAO en de daarbij behorende uitvoeringsregelingen wordt onder echtgeno(o)t(e) mede begrepen de geregistreerde partner en de levenspartner met wie de niet gehuwde werknemer samenwoont en - met het oogmerk duurzaam samen te leven - een gemeenschappelijke huishouding voert.
2. Van een gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in het eerste lid is slechts sprake indien dit blijkt uit een schriftelijke verklaring of een notarieel verleden samenlevingscontract, beide voorzien van daarmede overeenstemmende uittreksels uit het bevolkingsregister.
3. Voor de toepassing van deze CAO en de daarbij behorende uitvoeringsregelingen wordt onder weduwe of weduwnaar begrepen de nabestaande geregistreerde partner en de nabestaande levenspartner, bedoeld in het eerste lid.
4. Voor de toepassing van deze CAO en de daarbij behorende uitvoeringsregelingen wordt tot gezinslid in voorkomend geval mede gerekend de geregistreerde partner en de levenspartner, bedoeld in het eerste lid.
5. Tegelijkertijd kan slechts één persoon als levenspartner, bedoeld in het eerste lid, worden aangemerkt.
Artikel 3. Voordragen van belangen bij werkgever
1. De werknemer heeft het recht zijn belangen rechtstreeks bij de werkgever voor te dragen. Hij kan zich daarbij door een raadsman laten bijstaan of doen vertegenwoordigen.
2. Aan vertegenwoordigers van erkende vakorganisaties wordt gelegenheid gegeven de belangen van werknemers bij de werkgever voor te dragen.
Artikel 4. Informatie over rechtspositieregelingen
1. De werkgever zal een exemplaar van deze CAO, alsmede van de wijzigingen daarop, en van de bijbehorende uitvoeringsregelingen kosteloos digitaal en in schrift aan de werknemer ter beschikking stellen.
2. Op verzoek ontvangen kosteloos een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken:
a. de erkende vakorganisaties
b. andere instellingen of personen, die daarvoor naar het oordeel van de werkgever in aanmerking komen.
Artikel 4a. Integriteit (overgenomen uit bijlage 29 van de vorige CAO)
De RET N.V. heeft besloten ter bevordering van de integriteit de volgende voorschriften te stellen:
1. De vraag of binnen de RET N.V. corruptie- of fraudegevoelige situaties bestaan, is een punt van voortdurende aandacht.
2. Los daarvan moet de algemeen directeur voortdurend nagaan of in zijn organisatie situaties voorkomen, die een bedreiging vormen of kunnen vormen voor de integriteit. Als zulke situaties worden aangetroffen, moeten daartegen uiteraard adequate maatregelen getroffen worden. Een dergelijk onderzoek vindt ten minste iedere vijf jaar plaats.
3. De RET N.V. dient adequaat gebruik te maken van de mogelijkheid om betrekkingen aan te wijzen, waarin in de regel slechts personeel wordt benoemd, dat in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag.
4. De algemeen directeur dient een geval van corruptie of fraude van enige omvang te melden bij de voorzitter van de Raad van Commissarissen en de externe accountant.
5. De algemeen directeur dient, als het overleg met de voorzitter van de Raad van Commissarissen daartoe aanleiding geeft, van corruptie of fraude aangifte te doen bij de officier van justitie in de gevallen waarin dat vereist is.
6. Er dienen maatregelen te worden getroffen tegen degene die zich schuldig heeft gemaakt aan corruptie of fraude, en tegen degene door wiens nalatigheid corruptie of fraude kon plaatsvinden.
7. Waar mogelijk dient de schade die de RET N.V. lijdt, te worden verhaald op de dader of op degene door wiens nalatigheid corruptie of fraude kon plaatsvinden.
8. De RET N.V. stelt op basis van artikel 134 van deze CAO richtlijnen op voor het melden en registreren van nevenfuncties. Deze registratie dient periodiek geactualiseerd te worden.
9. De RET N.V. heeft in de geschenkenregeling richtlijnen opgesteld voor het aannemen van geschenken en diensten.
10. De RET N.V. zorgt voor registratie van de aantasting van de integriteit binnen de RET N.V., de disciplinaire straffen en de eventuele strafrechtelijke vervolging en de afloop daarvan.
11. Het melden van (vermoedens van) aantasting van integriteit binnen de RET N.V. gebeurt bij een vertrouwenspersoon.
Voor meldingen die betrekking hebben op (vermoedens van) aantasting van de integriteit door de Algemeen Directeur of een vertrouwenspersoon, fungeert de voorzitter van de Raad van Commissarissen als meldpunt.
Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van hetgeen een goed werknemer in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Hoofdstuk II De arbeidsovereenkomst
De werknemer treedt in dienst bij de RET N.V.
1. De werkgever kan bepalen dat indiensttreding in door hem aan te wijzen functies in de regel slechts kan plaats vinden nadat betrokkene blijkens een geneeskundig onderzoek medisch geschikt wordt geacht voor de door hem te vervullen functie.
2. De werkgever kan bepalen dat indiensttreding in door hem in overleg met de OR aangewezen functies slechts kan plaatsvinden nadat ten aanzien van betrokkene een verklaring omtrent het gedrag is afgegeven als bedoeld in de Wet justitiële- en strafvorderlijke gegevens.
3. Voor zover aan de uitvoering van het bepaalde in het tweede lid kosten zijn verbonden, komen deze voor rekening van de werkgever.
4. De werkgever draagt zorg voor de geheimhouding van alle omtrent werknemers verkregen gegevens.
Artikel 7. Wijziging van de functie of plaatsing in een andere functie
Bij wijziging van de functie of plaatsing in een andere functie is het bepaalde in artikel 6, voor zover dit naar het oordeel van de werkgever noodzakelijk is, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8. Aangaan van de arbeidsovereenkomst
1. De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan
a. hetzij voor onbepaalde tijd.
b. hetzij voor bepaalde tijd of voor het verrichten van een bepaald geheel van werkzaamheden
2. Aan de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gaat in de regel een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd vooraf.
3. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst (voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd) geldt een proeftijd van maximaal 2 maanden; in de arbeidsovereenkomst kan een kortere termijn worden overeengekomen. Bij een arbeidsovereenkomst voor de duur van meer dan 6 maanden, doch maximaal twee jaar geldt in principe een proeftijd van één maand.
Artikel 9. Afwijking van regelingen t.a.v. hogere functies
De algemeen directeur kan in bijzondere gevallen op verzoek een arbeidsovereenkomst met een werknemer afsluiten, waarbij artikelen uit deze CAO en bijbehorende regelingen geheel of gedeeltelijk buiten toepassing worden verklaard. Dit kan met de volgende groepen van werknemers:
a. Werknemers die functies vervullen in schaal 14 of hoger
b. Werknemers in het eerste echelon onder de directie;
c. Werknemers in een functie op het gebied van commercie of marketing of met een stafspecialisatie en account managers ingeschaald in schaal 13 of lager.
Artikel 10. Gegevens in de arbeidsovereenkomst en wijzigingen daarvan
1. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst die de werknemer voor of bij zijn indiensttreding kosteloos ontvangt, worden behalve de gegevens, bedoeld in art. 7:655 BW in elk geval de volgende gegevens vermeld:
a. de voornamen en de geboortedatum van de werknemer;
b. de functionele salarisklasse;
c. indien van toepassing, de rang bij indiensttreding;
d. of de werknemer een arbeidsovereenkomst heeft voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd;
e. indien hij een afroepcontract heeft, de hoogte van het uurloon en de tijden waarbinnen de werkzaamheden waartoe kan worden opgeroepen, mogelijk zijn;
f. indien de werkgever toepassing heeft gegeven aan artikel 9, welke van de in dat artikel bedoelde regelingen buiten toepassing worden gelaten.
2. Alle wijzigingen in de gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden de werknemer binnen een maand kosteloos en schriftelijk meegedeeld.
Artikel 11. Aanpassing arbeidsduur
1. Overeenkomstig de Wet flexibel werken heeft de werknemer recht om aanpassing van arbeidsduur of de werktijd te verzoeken. De werkgever willigt een dergelijk verzoek in, tenzij het bedrijfsbelang zich daartegen verzet.
2. De werkgever kan in een nadere regeling functies aanwijzen waarvan de formele arbeidsduur van een werknemer met een volledige functie tijdelijk met maximaal gemiddeld vier uur per week kan worden uitgebreid, met dien verstande, dat:
• de urenuitbreiding maximaal een jaar kan gelden;
• het loon evenredig wordt verhoogd;
• de functies in de salarisklassen 1 tot en met 10 niet kunnen worden aangewezen;
• de ondernemingsraad heeft ingestemd met de aanwijzing van functies of groepen van functies.
3. Op verzoek van een werknemer die 36 uur per week werkt in een functie die in salarisklasse 32* valt en een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft, kan de formele arbeidsduur van deze werknemer met 4 uur per week worden uitgebreid. Werkgever kan een dergelijk verzoek van een werknemer goedkeuren, wanneer minimaal aan de volgende voorwaarden is voldaan:
De werknemer is minimaal gedurende 1 jaar in dienst van werkgever en heeft:
• In het voorgaande jaar niet verzuimd of een verzuim gehad van minder dan 6% volgens de in SAP vermelde gegevens en;
• In het voorgaande kalenderjaar niet of minder dan 4 maal verzuimd volgens de in SAP vermelde gegevens.
Deze voorwaarden worden gemeten op 1 november van het kalenderjaar, voorafgaand aan het verzoek van werknemer.
4. Wanneer een werknemer op grond van lid 2 of 3 van dit artikel vier uur per week langer gaat werken, wordt het loon evenredig verhoogd.
5. De omvang van het dienstverband wordt bij toekenning van een verzoek als bedoeld in lid 3 voor onbepaalde tijd gewijzigd. Na 2 jaar kan de werknemer een verzoek doen om weer 36 uur per week of minder te gaan werken.
6. Wanneer de werknemer tussentijds in een andere functie gaat werken, niet zijnde een functie die in salarisklasse 32* valt, vervalt de uitbreiding van de omvang van het dienstverband als bedoeld in lid 3.
7. Wanneer en voor zolang een werknemer op grond van lid 3 van dit artikel zijn formele arbeidsduur met 4 uur heeft uitgebreid, kan hij geen gebruik maken van één van de volgende regelingen:
a. De RET Seniorenregeling 2008;
b. Arbeidstijdverkorting voor oudere werknemers (bijlage 18 CAO).
Hoofdstuk III Het vervullen van de betrekking
Artikel 12. Voorrang personeel bij werving
1. De vervulling van een vacature geschiedt bij voorkeur uit het personeel van de RET N.V., tenzij naar het oordeel van werkgever het bedrijfsbelang zich daartegen verzet. Van de te vervullen vacatures wordt het personeel regelmatig op de hoogte gesteld.
2. Het bepaalde in het vorige lid is van overeenkomstige toepassing op degenen die een (bovenwettelijke) WW-uitkering genieten ten laste van de RET N.V..
Artikel 13. Persoonlijk ontwikkelingsplan
Als onderdeel van een functioneringsgesprek leggen de werkgever en de werknemer in een persoonlijk ontwikkelingsplan afspraken vast over de loopbaanontwikkeling en de vereiste kennis en vaardigheden van de werknemer alsmede in het kader van de door hem te volgen opleidingen en te ondernemen activiteiten.
In het persoonlijk ontwikkelingsplan worden afspraken vastgelegd met betrekking tot één of meer van de volgende onderwerpen:
• de keuze van de opleidingsvorm of instituut, alsmede de redelijkerwijs te maken kosten;
• de periode gedurende welke een studie gevolgd zal worden;
• de minimaal te behalen resultaten en te maken voortgang;
• de omstandigheden onder welke een te volgen studie kan worden onderbroken of gestopt;
• de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de genoten vergoeding bij het voortijdig afbreken van een studie door de werknemer;
• de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de genoten vergoeding bij het verlaten van de RET N.V. binnen een te bepalen periode na afronding van de studie;
• het benodigd verlof en eventuele verdere medewerking van de zijde van de werkgever die de werknemer
• het in staat moeten stellen de gemaakte afspraken uit te voeren.
De eventueel in verband met het bovenstaande gemaakte kosten worden in het persoonlijk ontwikkelingsplan opgenomen. Opleiding en activiteiten worden door de werkgever vergoed als ze passen in het opleidingsplan van de onderneming.
Artikel 14. Verplichting tot volgen van opleiding
De werknemer is, indien de werkgever dit bepaalt, verplicht een bijzondere vakopleiding of enig ander onderwijs te volgen. De daaraan verbonden kosten komen ten laste van de onderneming.
Artikel 15. Functioneringsgesprek
Met inachtneming van door de werkgever te stellen regels wordt met de werknemer een functioneringsgesprek gehouden. Hierin komen onder andere aan de orde de wijze waarop de werknemer zijn functie vervult en de gedragingen van werknemer tijdens de uitoefening van die functie.
Bevordering van de werknemer geschiedt door de werkgever overeenkomstig door haar te stellen regels. In dit verband wordt verwezen naar bijlage 5, regeling loon en salaris.
Artikel 17. Afwijken van opdrachten
Wanneer de werknemer door onvoorziene omstandigheden genoodzaakt is af te wijken van de hem gegeven opdrachten, is hij verplicht van deze afwijking zo spoedig als de goede gang van de werkzaamheden en de veiligheid dat toestaan, maar in elk geval onmiddellijk na afloop van de werkzaamheden of van de arbeidstijd, mededeling te doen aan degene, die de opdracht gaf, of, als deze niet bereikbaar is, aan een andere leidinggevende, in spoedeisende gevallen per telefoon aan het bedrijf via het noodnummer (010-447)6500.
Artikel 18. Verplichte aangiften
1. De werknemer die verhuist, is verplicht zijn nieuwe adres op te geven aan de afdeling P&O, P-beheer.
2. Dit geldt ook voor wijzigingen in de burgerlijke staat (huwelijk en echtscheiding), de geboorte van kinderen en het overlijden van echtgeno(o)t(e) dan wel kinderen van de werknemer.
3. Zij, die onder de wapenen worden geroepen, hetzij voor eerste oefening, dan wel voor herhalingsoefeningen, dienen dit te melden op de zelfde wijze als in het eerste lid aangegeven.
4. Wanneer de werknemer voor zijn werk relevante diploma's of getuigschriften heeft behaald, dient hij dit, onder overlegging van de desbetreffende documenten, eveneens zo spoedig mogelijk te melden bij de afdeling P&O, P-beheer.
Artikel 19. Openbaarvervoerbewijzen
Het is verboden om door de RET N.V. voor rekening van de RET N.V. verstrekte openbaarvervoerbewijzen voor andere doeleinden te gebruiken dan waarvoor deze zijn verstrekt.
Artikel 20. Verdere verbodsbepalingen
Het is de werknemer verboden, zowel in als buiten werktijd, binnen de gebouwen of op de terreinen van de RET N.V.:
a. zonder machtiging van werkgever, waaronder die gebouwen of terreinen ressorteren, enig geschreven of gedrukt stuk, van welke aard ook, op te hangen, te verspreiden of voor te lezen;
b. enige kennisgeving, vanwege werkgever aangebracht, te verwijderen of op enigerlei wijze te beschadigen of onleesbaar te maken;
c. zonder machtiging van werkgever geldinzamelingen te houden of bijdragen voor verenigingen te innen;
d. op enigerlei wijze de goede orde te verstoren;
e. rookartikelen of andere genotmiddelen voor de verkoop aan te bieden, of te kopen.
x. xxxx ander artikel ter verkoop aan te bieden, tenzij dit functie-gerelateerd is en in opdracht van de RET N.V..
Artikel 21. Regeling rookvrije werkplek
1. In de dienst- en bedrijfsgebouwen en in de voertuigen van de RET geldt, met uitzondering van daartoe speciale afgesloten rookruimten, een rookverbod.
2. De werkgever treft zodanige maatregelen dat medewerkers in staat worden gesteld hun werkzaamheden te verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden.
Hoofdstuk IV Beloning en andere geldelijke aanspraken
1. De werknemer heeft met ingang van indiensttreding recht op loon volgens het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde. In dit verband wordt tevens verwezen naar het gestelde in bijlage 5 (regeling loon en salaris.)
2. De werknemer ontvangt geen loon over de tijd gedurende welke hij hetzij in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat, hetzij tengevolge van aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden zich in de onmogelijkheid heeft geplaatst om zijn functie te vervullen.
1. De werknemer die als gevolg van wettelijke verplichting in werkelijke militaire dienst is, wordt geacht in zijn functie met onbezoldigd verlof te zijn.
2. De werknemer behoudt zijn loon, voor zover de militaire dienst wordt vervuld tijdens zijn vakantie.
3. De werknemer geniet in ieder geval zijn loon tot een bedrag dat gelijk is aan het op hem te verhalen gedeelte van de pensioenbijdragen.
Artikel 24. Gewetensbezwaarde. Nationale Reserve
Artikel 23 is van overeenkomstige toepassing op:
a. de werknemer die is tewerkgesteld in de zin van artikel 9 van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst;
b. de werknemer die in werkelijke militaire dienst is op grond van een verbintenis bij het Korps Nationale Reserve.
Artikel 25. Vervullen andere functie
1. De werknemer die buiten zijn schuld zijn functie niet langer kan vervullen en daarom een andere functie gaat vervullen, behoudt bij vereist functioneren in de nieuwe functie ten minste het salaris en de doorloop in de salarisschaal die verbonden is aan de functie die hij laatstelijk vervulde. Tevens kan behoud van verdere vooruitzichten in de persoonlijke prestatietoelage worden verleend. De als gevolg van het vorenstaande tot effectuering gekomen prestatietoelage wordt verrekend met toekomstige salarisverhogingen die niet het gevolg zijn van algemene salarisverhogingen.
2. Als aan de functie die de werknemer laatstelijk vervulde, gedurende ten minste een jaar onmiddellijk voorafgaande aan zijn overplaatsing toelagen waren verbonden, ontvangt hij, voor zover aan de nieuwe betrekking geen of lagere toelagen zijn verbonden, een aflopende vergoeding volgens door de werkgever te stellen regels.
3. De werknemer wiens functie, anders dan in de zin van reorganisatie en anders dan op zijn verzoek herwaardeerd wordt, behoudt bij vereist functioneren ten minste het salaris en de doorloop in de salarisschaal die aan de vervallen functiewaardering is gekoppeld. Daarnaast kan behoud van verdere vooruitzichten in de persoonlijke prestatietoelage, worden verleend. De als gevolg van het vorenstaande tot effectuering gekomen prestatietoelage wordt verrekend met toekomstige salarisverhogingen die niet het gevolg zijn van algemene salarisverhogingen.
4. Het eerste tot en met het derde lid zijn niet van toepassing, als de werknemer recht heeft op een herplaatsingtoelage als bedoeld in paragraaf 9 van het pensioenreglement.
5. In gevallen van disfunctioneren, waarbij als gevolg hiervan inhouding op het salaris plaats vindt en waarbij tevens aanspraak bestaat op garantie ingevolge dit artikel, wordt een eerder ingelopen salarisgarantie niet meer gereactiveerd.
6. Onverminderd het gestelde in het eerste lid, kan de werknemer na de toepassing van artikel 85, tweede lid, worden herplaatst in de eigen of een passende functie waaraan een lagere functionele salarisklasse is verbonden met dienovereenkomstige aanpassing van het salaris.
Artikel 26. Gevolgen van demotie
1. De werknemer van 55 jaar of ouder kan op zijn verzoek in het kader van seniorenbeleid worden geplaatst in een functie waaraan een lagere functionele salarisklasse is verbonden met een dienovereenkomstige aanpassing van het salaris. Indien een persoonlijke prestatietoelage is toegekend, wordt de hoogte van deze toelage vanaf het moment waarop de arbeidsovereenkomst is gewijzigd gebaseerd op de nieuwe functionele salarisklasse. De overige looncomponenten, inclusief toeslagen en vergoedingen, worden herzien met inachtneming van de daarvoor geldende voorschriften.
2. Indien de werknemer op grond van het eerste lid in een andere functie geplaatst wordt, blijft de pensioengrondslag gebaseerd op het oude pensioengevend inkomen.
Artikel 27. Hoogte salarissen. Bijzondere salarisregeling
De werkgever kan voor door hem aan te wijzen werknemers of groepen van werknemers een bijzondere salarisregeling vaststellen (bijlage 5, regeling loon en salaris).
Artikel 28. Functiebeschrijving; functiewaardering; indeling in salarisklassen; toekennen salaris
Voor wat betreft:
a. de uitvoering van het functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode wordt verwezen naar regeling functiewaardering, bijlage 2;
b. de indeling van betrekkingen in de salarisklassen wordt verwezen naar regeling functiewaardering , bijlage 2;
c. de toekenning van xxxxxxx wordt verwezen naar §1 van de regeling loon en salaris, bijlage 5.
Artikel 29. Toelage minimumloon
1. De werknemer wiens salaris lager is dan het maandbedrag van het minimumloon dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd, ontvangt een toelage ten bedrage van dit verschil.
2. Voor de werknemer met een onvolledig dienstverband wordt het minimumloon dat voor werknemers van dezelfde leeftijd geldt, geacht te zijn vastgesteld op een evenredig deel van het minimumloon bij volledig dienstverband.
Artikel 30. (periodieke) verhoging van salaris
Voor wat betreft de (periodieke) verhoging van het salaris van de werknemer, wordt verwezen naar §1 van de regeling loon en salaris, bijlage 5.
1. In dit artikel wordt verstaan onder loon: het loon met uitzondering van de vakantietoelage, en de RET- eindejaarstoelage, als bedoeld in artikel 35 en van het loon, bedoeld in artikel 23, derde lid.
2. De werknemer heeft per maand recht op een vakantietoelage ten bedrage van 8% van het loon dat hij in die maand heeft genoten.
3. Bij de toepassing van het tweede lid wordt in de gevallen, bedoeld in artikel 69, steeds uitgegaan van het volledige loon.
4. Voor wat betreft de hoogte van de vakantietoelage wordt verwezen naar artikel 48a, 48 b en artikel 56 t/m 56 g van deze CAO. Als de werknemer in de desbetreffende maand een onvolledige functie vervult of in de loop van de desbetreffende maand in dienst treedt of wordt ontslagen, wordt dit bedrag naar evenredigheid verminderd.
Artikel 32. Uitbetaling vakantietoelage
1. De vakantietoelage wordt één maal per jaar uitbetaald over de periode van twaalf maanden met ingang van de maand juni van het voorafgaande kalenderjaar.
2. Bij ontslag van de werknemer vindt de uitbetaling plaats over het tijdvak, gelegen tussen het einde van de laatste periode, bedoeld in het eerste lid, en de ingangsdatum van het ontslag.
3. De werkgever kan aan de werknemer op diens verzoek een voorschot op de vakantietoelage verlenen.
Artikel 33. Nadere regelingen voor vergoeding voor bijzondere omstandigheden
1. Voor wat betreft de vergoeding voor de werknemer die ingevolge een hem verstrekte opdracht:
a. overwerk verricht;
b. een andere betrekking waarneemt;
c. regelmatig of vrij regelmatig arbeid verricht op andere tijden dan op de dagen maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 en 18.00 uur;
d. zich buiten de voor zijn betrekking geldende werktijden beschikbaar houdt voor het verrichten van arbeid;
e. arbeid verricht onder omstandigheden die bijzonder belastend of onaangenaam zijn, wordt verwezen naar de regeling bezwarende omstandigheden, bijlage 9.
2. Voor wat betreft de toekenning van:
a. toelagen of uitkeringen op grond van individueel presteren;
b. toelagen op grond van arbeidsmarktoverwegingen;
c. toelagen op grond van het verrichten van tijdelijke extra of hoger gewaardeerde werkzaamheden, anders dan bedoeld in het eerste lid onder b, wordt verwezen naar regeling loon en salaris, § 2 en 3, bijlage 5;
3. Voor wat betreft de vergoeding voor de werknemer wiens werktijd, anders dan op zijn verzoek, verschuift, wordt verwezen naar regeling loon en salaris artikel 21, bijlage 5.
De werkgever kan aan de werknemer een uitkering ineens toekennen.
1. De werknemer heeft recht op een RET-eindejaarstoelage bestaand uit een eindejaartoelage als omschreven in artikel 6, lid 2 van de regeling Loon en salaris, bijlage 5 , vermeerderd met een bedrag ad
€ 150,--, als omschreven in artikel 6, lid 3 van de regeling Loon en Salaris, bijlage 5.
2. De in het vorige lid genoemde toelage wordt, onverminderd het bepaalde in het derde lid, betaalbaar gesteld bij de salarisbetaling van de maand december.
3. Bij ontslag van de werknemer vindt de uitbetaling van de hierboven genoemde toelagen plaats over het gedeelte van het kalenderjaar dat de werknemer werkzaam is geweest.
4. Bij de toepassing van het tweede lid wordt in de gevallen, bedoeld in artikel 69, steeds uitgegaan van het volledige loon.
Artikel 36. Jubileumgratificatie
1. Volgens door de werkgever te stellen regels wordt een gratificatie toegekend aan:
a. de werknemer die gedurende 25, 40 of 50 jaren een betrekking bij de werkgever of rechtsvoorganger heeft vervuld;
b. de werknemer met wie ingevolge artikel 104 of 114 de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd. In dit verband wordt verwezen naar de regeling gratificatie bij ambtsjubilea RET N.V. en haar rechtsvoorgangers (bijlage 11).
2. Er wordt aandacht besteed aan de werknemer die gedurende 12½ jaren een functie bij de RET N.V. of haar rechtsvoorganger heeft vervuld.
De werkgever kan regels stellen volgens welke de werknemer kan deelnemen aan een spaarloonregeling als bedoeld in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964.
In dit verband wordt verwezen naar de Spaarloonregeling, bijlage 10.
Artikel 38. Voorschot op NS-jaarabonnement
De mogelijkheid bestaat om werknemers die per trein reizen jaarlijks een voorschot te verstrekken indien via de werkgever een jaarabonnement wordt gekocht.
Dit voorschot dient in gelijke jaarlijkse termijnen te worden terugbetaald. Werkgever is gerechtigd om, wanneer werknemer uit dienst treedt, het restant van nog openstaande termijnen in één keer met het laatste salaris te verrekenen.
1. Bij overlijden van de werknemer wordt het loon dat aan hem verschuldigd is tot en met de dag van het overlijden, uitbetaald aan de rechthebbenden.
2. Zo spoedig mogelijk na het overlijden wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde, een bedrag uitgekeerd gelijk aan het loon over een tijdvak van drie maanden.
3. Wanneer de werknemer geen weduwe of weduwnaar achterlaat, van wie hij niet duurzaam gescheiden leefde, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige, natuurlijke, stief-en pleegkinderen. Heeft hij ook geen minderjarige (stief- en pleeg-)kinderen, dan geschiedt de uitkering ten behoeve van ouders, meerderjarige kinderen, broers of zusters voor wie de werknemer xxxxxxxxxx was.
4. Als de overledene geen betrekkingen als bedoeld in het tweede en derde lid nalaat, kan de uitkering door de werkgever geheel of ten dele worden aangewend ter betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, als de nalatenschap van de overledene voor de betaling van die kosten ontoereikend is.
5. De uitkering, bedoeld in het tweede lid, wordt verminderd met het bedrag van de overeenkomstige uitkering:
x. xxxxxxxxx enige wettelijk voorgeschreven verzekering tegen ziekte of arbeidsongeschiktheid;
b. uit hoofde van militaire dienst of dienst in de zin van artikel 9 van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst.
Hoofdstuk V Arbeidsduur en werktijden
1. De werkgever kan met inachtneming van het vierde lid de feitelijke arbeidsduur per week vaststellen op een andere omvang dan de formele arbeidsduur, waarbij de afwijking maximaal het onderstaande aantal uren mag bedragen:
a. 6 uur bij een formele arbeidsduur van 0 tot 12 uur;
b. 6 uur bij een formele arbeidsduur van 12 tot 24 uur;
c. 6 uur bij een formele arbeidsduur van 24 tot en met 36 uur;
d. 8 uur bij een formele arbeidsduur van 40 uur.
2. In afwijking van het eerste lid wordt bij de werknemer met een seniorenarbeidsduur bij de vaststelling van de feitelijke arbeidsduur uitgegaan van de seniorenarbeidsduur.
3. De werkgever kan met inachtneming van het bepaalde in het vierde lid voor specifieke groepen van werknemers de afwijking, bedoeld in het eerste lid, op een ander aantal uren vaststellen.
4. De voor de werknemer geldende arbeidsduur per jaar mag niet worden overschreden, behalve bij toepassing van artikel 43 (spaaruren).
5. Indien de werkgever de feitelijke arbeidsduur per week op een andere omvang vaststelt dan de formele arbeidsduur, wordt dit tenminste één maand voor aanvang van de betreffende week aan de werknemer medegedeeld.
6. Op verzoek van de werknemer kan met inachtneming van de vorige leden de feitelijke arbeidsduur per week op een andere omvang worden vastgesteld dan de formele arbeidsduur, indien het bedrijfsbelang zich daartegen niet verzet.
7. De arbeidsduur per dag bedraagt maximaal negen uur en kan, indien het bedrijfsbelang dit vereist, eenmaal per week op 10 uur worden gesteld.
Artikel 41. Feitelijke arbeidsduur en ziekte
8. Roostervrije uren worden voor alle werknemers in het rooster opgenomen. Dit betekent dat RVU niet langer in de vorm van verlofuren vooraf bij het vakantiesaldo mogen worden gevoegd. Bij directie Techniek blijft de Werktijdenregeling Techniek het uitgangspunt.
9. De feitelijke arbeidsduur per week van de werknemer die wegens ziekte langer dan vier weken geen feitelijke dienst verricht, is vanaf het moment dat er sinds de eerste ziektedag vier weken zijn verstreken gelijk aan de formele arbeidsduur.
10. Wanneer in enig kalenderjaar niet alle opgebouwde roostervrije uren zijn opgenomen, komen deze aan het eind van dat kalenderjaar te vervallen.
11. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de werknemer, indien hij een volledig dienstverband vervult, geacht gedurende vijf dagen 7,2 uur per dag te werken. Voor een werknemer met een deeltijd dienstverband wordt het aantal van 7,2 uur naar evenredigheid verminderd.
12. Het eerste en het derde lid gelden niet voor de werknemer voor wie wisselende werktijden gelden, zolang voor deze wisselende werktijden een rooster is vastgesteld dat betrekking heeft op de periode die volgt nadat sinds de eerste ziektedag vier weken zijn verstreken. Indien voor de betrokken werknemer geen rooster meer is vastgesteld, gelden het eerste en tweede lid van dit artikel.
1. De werkgever regelt de werktijden. Voor zover voor de werknemer wisselende werktijden gelden, wordt daarvoor een rooster vastgesteld, dat ten minste één maand voor aanvang aan de werknemer bekend wordt gemaakt.
2. Bij de vaststelling van de werktijd wordt in acht genomen dat:
a. geen arbeid wordt verricht op zaterdagen, zondagen en feestdagen, tenzij afwijking van deze regel in het belang van het bedrijf noodzakelijk is. In geval arbeid op zondag onvermijdelijk is wordt deze zoveel mogelijk beperkt tot ten hoogste 26 zondagen per jaar;
b. de werktijd door pauze wordt onderbroken;
c. rekening wordt gehouden met xxxxxx van de werknemer, indien het bedrijfsbelang dit toelaat.
3.
a. Voor de werknemer die volgens rooster op een zaterdag, een zondag of een feestdag voor zover niet vallende op een zaterdag of een zondag zijn functie vervult, wordt voor elk van die dagen een andere dag als dienstvrije dag aangewezen;
b. Indien door samenvallen van een feestdag voor zover niet vallende op een zaterdag of een zondag met een dienstvrije dag voor de werknemer die feestdag verloren zou gaan wordt een andere dag als dienstvrije dag aangewezen.
c. Indien het bedrijfsbelang het aanwijzen van een dienstvrije dag voor een feestdag niet toelaat wordt aan de werknemer voor iedere niet met een dienstvrije dag vergolden dag een vergoeding toegekend van 100% van het salaris.
4.
a. De werknemer van 55 jaar en ouder die ingevolge het voor hem geldende dienstrooster gedurende een bepaalde periode van aaneengesloten dagen van 0.00 uur tot 06.00 uur dienst moet verrichten, heeft voor deze periode recht op één dag verlof indien hij in deze periode ten minste 3 aaneengesloten dagen op genoemde uren werkelijke dienst heeft verricht ingevolge het voor hem geldende dienstrooster of op verzoek van zijn leidinggevende
b. Het verlof, bedoeld in lid 4 onder a, wordt direct ingeroosterd en in de regel niet later dan 13 weken na de week waarin de aanspraak op het verlof is ontstaan, verleend. Op verzoek van de werknemer kan, indien de belangen van het bedrijf dit toelaten, het verlof - zo nodig in afwijking van het bepaalde in de vorige volzin - worden verleend op een tijdstip waaraan de werknemer de voorkeur geeft.
Artikel 43. Opgebouwd verloftegoed uit voormalige verlofspaarmogelijkheid
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
a. opgebouwd verloftegoed: voor 1 april 2006 opgebouwde verlof in het kader van de voormalige verlofspaarmogelijkheid;
b. kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed: omzetten van het opgebouwde verloftegoed in een geldbedrag. Per verlofuur wordt een bedrag uitgekeerd ten hoogte van het op het moment van uitbetalen geldende uurloon van de werknemer.
2. Het opgebouwde verloftegoed wordt op verzoek van de werknemer door werkgever verleend, tenzij de belangen van de RET N.V. zich daartegen verzetten. De werknemer geniet dit verlof zoveel als mogelijk in een aaneengesloten periode.
3. De werknemer kan verzoeken om kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed. De werkgever beslist of aan dit verzoek kan worden voldaan. Het verloftegoed kan alleen worden gekapitaliseerd wanneer de werknemer deelneemt aan de levensloopregeling en wanneer het gekapitaliseerde verloftegoed wordt gestort op zijn levenslooprekening. Bij de kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed gelden de randvoorwaarden zoals opgenomen in de wettelijke bepalingen betreffende de levensloopregeling. Wanneer in een bepaald jaar het opgebouwde verloftegoed niet volledig kan worden gekapitaliseerd, kan de werknemer in een volgend jaar opnieuw een verzoek indienen tot kapitalisatie van het resterende opgebouwde verloftegoed. Werkgever beslist dan of aan dit verzoek kan worden voldaan.
4. In geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 103 wordt het resterende opgebouwde verloftegoed zoveel mogelijk opgenomen gedurende de opzegtermijn. In afstemming met de werknemer kan hiervoor de maximale opzegtermijn zo nodig worden verlengd. Indien het voor de werknemer, in verband met het aanvaarden van een andere functie, niet mogelijk is om de opzegtermijn te verlengen, wordt het niet opgenomen resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald overeenkomstig het tiende lid.
5. In geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 104 of 105 wordt de werknemer in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen. Indien dit niet mogelijk is, wordt het niet opgenomen opgebouwde verloftegoed uitbetaald overeenkomstig het tiende lid.
6. In geval van ontslag (op staande voet) wegens dringende redenen , of op grond van artikel 115 van deze CAO is de werknemer verplicht het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen met ingang van de dag dat het voornemen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer is meegedeeld. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst gaat in op de eerste dag na afloop van de opname van het opgebouwde verloftegoed.
7. In geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 114 wordt het resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald overeenkomstig het tiende lid.
8. In geval van overlijden van de werknemer wordt aan de nabestaanden, met inachtneming van artikel 39, het resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald overeenkomstig het tiende lid.
9. In geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in de voorgaande leden een gedeeltelijk beëindiging van de arbeidsovereenkomst betreft, worden tussen werknemer en werkgever nadere afspraken gemaakt over de opname van het resterende opgebouwde verloftegoed.
10. Indien het opgebouwde verloftegoed wordt uitbetaald, wordt dit uitbetaald naar het op het moment van uitbetalen geldende uurloon van werknemer.
Artikel 44. Beperking van overwerk
Het is en blijft het beleid van de werkgever, dat in het kader van zijn P&O-beleid ernaar gestreefd wordt overwerk waar mogelijk om te zetten in formatie of andere vormen van werkgelegenheid.
Hoofdstuk VI Uitwisselen van arbeidsvoorwaarden
Artikel 45. (Ver)kopen van vakantie-uren
1. De werknemer kan bij de werkgever een verzoek indienen om een aantal vakantie-uren in te ruilen voor een vergoeding, als bedoeld in het vijfde lid. Hiertoe mogen alleen de bovenwettelijke vakantie-uren van het lopende kalenderjaar worden aangewend op grond van art.7: 634 BW en verder;
2. Voor de werknemer met een volledig dienstverband bedraagt het aantal vakantie-uren -na vermindering van de eventueel op grond van het eerste lid verkochte vakantie-uren in het kader van het uitwisselen van arbeidsvoorwaarden - minimaal 144 uren. Voor de werknemer die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van meer of minder dan 36 uur per week, geldt een naar evenredigheid berekend aantal uren als minimum.
3. De werknemer mag alle bovenwettelijke vakantie-uren aanwenden voor verkoop. Wettelijke vakantie- uren mogen niet worden verkocht.
4. De werkgever wijst een verzoek als bedoeld in het eerst lid toe, tenzij zwaarwegende bedrijfsbelangen zich daartegen verzetten.
5. Tenzij anders is overeengekomen ontvangt de werknemer voor de op grond van het eerste lid verminderde vakantie-uren het salaris per uur dat hij geniet bij de aanvang van het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft.
Artikel 46. Kopen van vakantie-uren
1. De werknemer kan bij de werkgever een verzoek indienen om het aantal vakantie-uren – als bedoeld in artikel 45, eerste lid – te vermeerderen tegen inlevering van een vergoeding, als bedoeld in het vierde lid. Voor de werknemer met een volledig dienstverband bedraagt het aantal op grond van het eerste lid te vermeerderen vakantie-uren maximaal 72 uur.
2. Voor de werknemer die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van minder dan 36 uur per week, geldt een naar evenredigheid lager aantal uren als maximum. Voor de werknemer, aangesteld voor meer dan 36 uur per week, geldt een naar evenredigheid hoger aantal uren als maximum.
3. De werkgever wijst een verzoek als bedoeld in het eerste lid toe, tenzij zwaarwegende bedrijfsbelangen zich daartegen verzetten.
4. Tenzij anders is overeengekomen wordt het salaris van de werknemer voor de op grond van het eerste lid meer verkregen vakantie-uren verminderd met een vergoeding ter hoogte van het salaris per uur dat hij geniet bij aanvang van het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft.
Artikel 47. Verlaging loon e.a. voor bepaalde bestedingsdoeleinden
1. De werkgever kan op verzoek van de werknemer zijn loon als bedoeld in artikel 31, eerste lid, de RET eindejaarstoelage als omschreven in artikel 35 lid 1, zijn vakantietoelage als bedoeld in artikel 31, tweede lid, of zijn vergoeding als bedoeld in artikel 45, eerste lid, verlagen voor door de werkgever vastgestelde bestedingsmogelijkheden.
2. Werkgever kan voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid nadere voorschriften stellen.
Hoofdstuk VII Vakantie en verlof
Artikel 48. Verlening van vakantie en verlof
1. In elk kalenderjaar wordt aan de werknemer, al dan niet op zijn verzoek, vakantie met behoud van loon verleend.
2. Op verzoek van de werknemer wordt hem vakantie verleend, voor zover het belang van de werkgever zich daartegen niet verzet.
3. Indien naar het oordeel van de werkgever, die de vakantie verleent, voor de werknemer geldige redenen van verhindering bestaan, wordt de vakantie niet ongevraagd verleend.
Artikel 48a. (artikel 1 voormalige vakantie- en verlofregeling)
1. De vakantie, bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de CAO, bedraagt per kalenderjaar voor de werknemer met een volledige betrekking van 36 uur per week, die een salaris geniet in:
• de schalen 1 tot en met 8 : 173,6 uur, of indien de werknemer of op na 1 januari 2008 in dienst is getreden 166,4 uur;
• de schalen 9 en hoger : 180,8 uur, of indien de werknemer of op na 1 januari 2008 in dienst is getreden 173,6 uur.
2. De vakantie wordt gedurende het kalenderjaar waarin de werknemer de 15-jarige, 16-jarige, 17-jarige, 18-jarige en 19-jarige leeftijd bereikt, xxxxxxxxxxx met onderscheidenlijk 21,6 uren, 21,6 uren, 21,6 uren, 14,4 uren en 7,2 uren.
3. De vakantie wordt gedurende het kalenderjaar waarin de werknemer de 30-jarige, 40-jarige, 45-jarige, 50-jarige, 55-jarige en 60-jarige leeftijd bereikt, vermeerderd met onderscheidenlijk 7,2 uren, 14,4 uren, 21,6 uren, 28,8 uren, 36 uren en 43,2 uren, of indien de werknemer op of na 1 januari 1997 in dienst is getreden, met onderscheidenlijk 0 uren, 0 uren, 7,2 uren, 14,4 uren, 21,6 uren en 28,8 uren.
Artikel 48b. (artikel 2 voormalige vakantie- en verlofregeling).
De werknemer die boven zijn salaris een toelage geniet tot een salarisklasse, waaraan een hoger aantal uren vakantie is verbonden, heeft aanspraak op dit hogere aantal.
Artikel 49. Duur van de vakantie in bijzondere situaties
1. De duur van de vakantie van de werknemer die in de loop van een kalenderjaar wordt aangesteld of waarmee de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, wordt vastgesteld in evenredigheid met het aantal uren, waarop hij krachtens artikel 48a aanspraak zou hebben, indien hij het gehele jaar in dienst was.
2. De duur van de vakantie van de werknemer, die krachtens zijn arbeidsovereenkomst meer of minder uren per week werkt dan 36 uur, wordt bepaald in evenredigheid met het aantal uren waarop hij recht zou hebben indien hij een volledige dienstbetrekking vervulde.
3. De duur van de vakantie van de werknemer wordt vanaf het tijdstip waarop hij geen arbeid verricht, naar evenredigheid verminderd, indien hij langer dan een maand geen arbeid verricht.
4. Vermindering als bedoeld in het vorige lid wordt niet toegepast:
a. in geval geen arbeid wordt verricht wegens verleende vakantie, toegekende roostervrije tijd of een toegekende spaarverlofperiode;
b. gedurende de laatste zes maanden van de periode van afwezigheid wegens niet aan schuld of nalatigheid te wijten aan ziekte van de werknemer, voorafgaand aan het herstel of het ontslag van de werknemer;
c. in geval van verblijf in militaire dienst wegens herhalingsoefeningen
5. Indien het belang van de werkgever het onvermijdelijk maakt dat de vakantie geheel aaneengesloten of het aaneengesloten deel daarvan bedoeld in artikel 50, eerste lid, wordt genoten buiten het tijdvak van 1 mei tot 1 oktober wordt de vakantie of het aaneengesloten deel daarvan met 1/3 deel vermeerderd.
6. In aanvulling op het vierde lid vindt vermindering van de duur van de vakantie niet plaats tijdens:
a. de periode dat de werknemer ongeschikt is voor de vervulling van haar betrekking wegens door de zwangerschap veroorzaakte ziekte tijdens de zwangerschap;
b. de periode dat de werknemer zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft genoten.
7. Voor het bepalen van het in het vierde lid, onderdeel b, bedoelde tijdvak van zes maanden worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte van de werknemer samengeteld:
a. indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen;
b. indien zij worden onderbroken door een periode van vier weken of langer wegens door de zwangerschap veroorzaakte ziekte tijdens de zwangerschap;
c. indien zij worden onderbroken door zwangerschaps- en bevallingsverlof.
Artikel 50. Wijze van opnemen van vakantie
1. De vakantie wordt als regel voor 2/3 deel, maar in elk geval ten minste voor 72 uren (bij een 36-urige werkweek) aaneensluitend verleend.
2. De vakantie wordt, voor zover de belangen van de werkgever en van de overige werknemers dit toelaten, zoveel mogelijk verleend in het tijdvak van 1 mei tot 1 oktober. Dit geldt in het bijzonder voor de aaneengesloten periode bedoeld in het vorige lid.
3. Indien voor de functie van de werknemer een rooster geldt, zal de duur van de aaneengesloten vakantie tenminste gelijk zijn aan het aantal aaneengesloten werkdagen volgens dat rooster.
4. Bij het verlenen van vakantie wordt, voor zover de belangen van de werkgever en die van de overige werknemers dit toelaten, ten aanzien van de tijdstippen waarop en de tijdvakken waarin vakantie zal worden verleend, zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de werknemer.
5. De werknemer die behoort tot een minderheid zoals vermeld in het overzicht van feestdagen voor minderheden dat het Nederlands Centrum Buitenlanders jaarlijks publiceert, kan jaarlijks ten hoogste gedurende drie dagen verlof worden verleend op officiële feestdagen, samenhangend met geloof en/of culturele achtergrond anders dan de feestdagen als bedoeld in artikel 1. De werknemer dient zijn wensen als bedoeld in de vorige volzin, ten minste drie maanden tevoren kenbaar te maken.
Artikel 51. Xxxxxxxx, verlof, verzuim
1. Vakantie, verlof en verzuim worden, behoudens in bijzondere gevallen ter beoordeling van de chef van de afdeling, ten minste één dag tevoren aangevraagd.
2. Wanneer de algemeen directeur in het belang van de dienst een langere termijn nodig oordeelt, geeft hij daarvan op de normale wijze kennis aan het personeel.
3. Bij een aanvraag om bijzonder verlof kan een bewijsstuk worden gevraagd, waaruit naar het oordeel van de algemeen directeur, c.q. de chef van de afdeling afdoende blijkt waarvoor het gevraagde verlof zal dienen.
Artikel 52. Gevolgen van te laat komen
Indien een werknemer zonder geldige redenen -ter beoordeling van de werkgever - te laat komt, wordt hem het loon over de verzuimde tijd ingehouden.
Artikel 53. Intrekking van vakantie; ziekte tijdens vakantie; vakantie tijdens ziekte
1. Verleende vakantie kan worden ingetrokken indien gewichtige redenen dat noodzakelijk maken. In dat geval wordt de dag waarop de werknemer dientengevolge slechts gedeeltelijk vakantie heeft genoten, niet als vakantie aangemerkt. Indien de werknemer tengevolge van de intrekking van de vakantie geldelijke schade lijdt, wordt de aantoonbare schade hem door de werkgever vergoed.
2. Indien de werknemer tijdens de vakantie ziek wordt en de ziekte komt vast te staan op een door de werkgever te bepalen wijze, wordt de tijd gedurende welke hij ziek was niet als vakantie aangemerkt. (zie regeling voorschriften bij ziekte, bijlage 20)
3. Tijdens ziekte waardoor de werknemer geheel verhinderd is een functie te vervullen, wordt hem slechts na bij de arbodienst ingewonnen advies vakantie verleend. Van deze vakantie worden de bovenwettelijke vakantie-uren (voor zover deze nog niet zijn opgenomen) in mindering gebracht op de vakantie waarop hij aanspraak heeft. Deze vermindering wordt niet toegepast indien eerder genoemde geneeskundige de vakantie medisch noodzakelijk acht. Ten aanzien van de in dit lid bedoelde werknemer die meer vakantie geniet dan waarop hij aanspraak heeft, vindt het bepaalde in artikel 55, eerste en tweede lid, geen toepassing.
4. Indien aan de werknemer vakantie wordt verleend op dagen, waarop hij wegens ziekte slechts gedurende een gedeelte van die dag zijn arbeid kan verrichten, wordt het aantal vakantie-uren van de werknemer verminderd met de arbeidsduur zoals die voor die dagen voor hem was vastgesteld.
1. Indien aan de werknemer in enig kalenderjaar de vakantie niet of niet geheel is verleend, wordt hem de niet genoten vakantie zoveel mogelijk in het volgende kalenderjaar verleend, tenzij het bedrijfsbelang zich daartegen verzet. De werknemer met een dienstverband van 36 uur per week mag ten hoogste 180 verlofuren (inclusief bovenwettelijke uren) meenemen naar het volgende jaar. Bij een deeltijddienstverband wordt het aantal naar een volgend jaar mee te nemen uren naar rato berekend.
In die gevallen, waarin de werknemer in enig jaar in verband met het bedrijfsbelang redelijkerwijs niet in staat is geweest vakantie op te nemen, mag hij de uren die hij in verband met het bedrijfsbelang niet heeft kunnen opnemen aan het eind van dat betreffende jaar naast de overeengekomen 180 verlofuren meenemen naar het volgende jaar.
2. Het bepaalde in het vorige lid geldt met dien verstande dat aan de werknemer in enig kalenderjaar niet meer vakantie wordt verleend dan anderhalf maal het aantal uren waarop hij in dat kalenderjaar krachtens artikel 48a aanspraak heeft.
3. Een aanspraak op vakantie verjaart door verloop van vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak op vakantie is ontstaan.
Artikel 55. Te veel of te weinig genoten vakantie
1. Indien de werknemer in enig kalenderjaar meer vakantie heeft genoten dan waarop hij ingevolge dit hoofdstuk aanspraak heeft, wordt dit meerdere verrekend met de vakantie waarop hij in een of meer volgende kalenderjaren aanspraak heeft.
2. Indien de werknemer tot de datum van beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst meer vakantie heeft genoten dan waarop hij tot die datum aanspraak heeft, is hij verplicht het loon over de teveel genoten vakantie terug te betalen.
3. Indien de werknemer voor de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst de vakantie waarop hij tot die datum aanspraak heeft, niet of gedeeltelijk niet heeft genoten, wordt hem over de niet genoten uren een bedrag uitbetaald gelijk aan het normaal over die uren uitgekeerde loon.
4. Bij de berekening van de schadeloosstelling zal in elk geval niet meer vakantie in aanmerking worden genomen dan anderhalf maal het aantal uren waarop de werknemer over het gehele kalenderjaar waarin beëindiging van de arbeidsovereenkomst plaats vindt, aanspraak zou hebben ingevolge de artikel 48a van deze CAO.
5. Bij overlijden van de werknemer wordt, indien de werknemer de hem op het tijdstip van overlijden toekomende vakantie niet of gedeeltelijk niet heeft genoten, aan de nagelaten betrekkingen, bedoeld in artikel 39, een bedrag uitbetaald gelijk aan het loon over de niet genoten uren. Het bepaalde in de laatste volzin van het vorige lid is hierbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 56. Extra verlof met behoud van loon (artikel 3 voormalige regeling vakantie-en verlof)
1. De werknemer die op grond van de WAZO recht heeft op calamiteiten- en ander kort verzuimverlof of kraamverlof heeft gedurende dit verlof aanspraak op doorbetaling van zijn loon.
2. In aanvulling op het eerste lid wordt verlof met behoud van loon, als bedoeld in artikel 63 van de CAO, in de volgende gevallen gegeven:
a. Voor het doen van aangifte van huwelijk of geregistreerd partnerschap op de dag van aangifte en voor het huwelijk of het registreren van het partnerschap op de dag hiervan en gedurende twee, niet door een werkdag van deze dag gescheiden, achtereenvolgende werkdagen, tenzij het huwelijk of het geregistreerd partnerschap wordt aangegaan nadat tussen dezelfde personen een notarieel samenlevingscontract is gesloten, in welk geval het aantal bij het huwelijk of het registreren van het partnerschap toe te kennen verlofdagen wordt verminderd met het aantal verlofdagen dat reeds ter zake van het sluiten van het notarieel contract is toegekend.
b. Voor het bijwonen van een huwelijk of het registreren van het partnerschap van bloed- of aanverwanten in de eerste en tweede graad voor één dag.
c. Bij 25, 40 en 50-jarige dienstjubilea van de werknemer voor één dag, op voorwaarde dat van werkgeverszijde aandacht wordt besteed aan het dienstjubileum.
d. Voor het bijwonen van vergaderingen van de ondernemingsraad en onderdeelcommissies, indien de werknemer lid is van een deze organen, alsmede voor het ten dienste van deze vergaderingen te voeren vooroverleg.
e. Voor het zitting nemen in een stembureau binnen de gemeente Rotterdam voor de verkiezing van leden van het Europees Parlement, de Tweede Kamer, de Provinciale Staten, de Gemeenteraad en de Deelgemeenteraden en voor het zitting nemen in een stembureau voor referenda binnen de gemeente Rotterdam.
f. Voor de volgende vormen van maatschappelijk verlof, voor evenveel uren als betrokkene zelf in mindering van zijn jaarlijkse vakantie voor dat doel beschikbaar stelt, met een maximum van 72 uur afwezigheid per jaar:
a. het als afgevaardigde van een plaatselijke afdeling bijwonen van landelijke vergaderingen van politieke partijen;
b. het deelnemen aan vergaderingen van landelijke, kerkelijke organen in het kader van kerkgenootschappelijke organisatie-eisen;
c. het zonder vergoeding leiden van of meewerken aan jeugdkampen of andere evenementen ten behoeve van een verantwoorde vakantiebesteding voor de jeugd die anders niet in de gelegenheid is met vakantie te gaan;
d. het zonder vergoeding leiden van of meewerken aan uitstapjes voor bejaarden;
e. het zonder vergoeding meewerken aan uitstapjes voor invaliden of reizen zoals met de Xxxxx Xxxxxx;
f. het volgen of leiden van een opleidingscursus voor jeugdleider.
g. Voor het volgen van cursussen en dergelijke volgens door de werkgever bij afzonderlijke regeling te stellen bepalingen.
h. Voor het als docent of examinator medewerken aan cursussen en dergelijke, uitgaande van of van belang voor de RET N.V., voor zover zulks gemiddeld een tijdsduur van vier uur per week niet te boven gaat.
i. Bij het door de werknemer sluiten van een notarieel samenlevingscontract als bedoeld in artikel 2 van de CAO op de dag van het sluiten van dit contract en gedurende twee, niet door een werkdag van deze dag gescheiden, achtereenvolgende werkdagen.
3. Het verlof, bedoeld in het tweede lid, onderdelen f tot en met i, wordt slechts verleend, voor zover het bedrijfsbelang zich daartegen niet verzet.
4. Buiten de gevallen in dit artikel voorzien, kan de werkgever in zeer bijzondere gevallen te zijner beoordeling verlof verlenen.
5. Extra-verlof dat aan de werknemer op grond van het eerste lid wordt verleend in verband met aanverwantschap die door zijn huwelijk is ontstaan met bloedverwanten van zijn echtgenote, wordt op gelijke wijze verleend aan de werknemer die ongehuwd samenwoont als bedoeld in artikel 2 van de CAO, met betrekking tot dezelfde bloedverwanten van de partner.
6. Behoudens in dringende gevallen moet verlof ten minste 24 uur van tevoren worden aangevraagd bij de werkgever. Indien de werknemer die niet vooraf een aanvraag daartoe heeft gedaan ten genoegen van de werkgever aantoont dat hij daartoe geen gelegenheid heeft gehad en dat voor zijn afwezigheid gegronde redenen bestonden, wordt deze geacht verlof met behoud van loon te hebben genoten.
Artikel 56a. Langdurend zorgverlof (Artikel 3a. voormalige regeling vakantie- en verlof)
1. De werknemer die op grond van de WAZO recht heeft op langdurend zorgverlof, heeft over de uren dat hij dit verlof geniet aanspraak op doorbetaling van 50% van zijn loon. Daarnaast kan de werknemer - indien hij dat wenst en er voldoende verlofsaldo is- verzoeken om over (een deel van) de periode waarin hij langdurig zorgverlof heeft, voor 50% van zijn formele arbeidsduur bovenwettelijke vakantie-uren op te nemen en te laten verrekenen.
2. Indien de werknemer gedurende het langdurend zorgverlof wegens ziekte niet in staat is zijn functie te vervullen, vindt geen opschorting van het langdurend zorgverlof plaats.
3. De werknemer die langdurend zorgverlof geniet en langer dan 7 kalenderdagen wegens ziekte niet in staat is zijn functie te vervullen, heeft met ingang van de achtste kalenderdag aanspraak op zijn volledige loon.
4. De duur van de vakantie van de werknemer die langdurig zorgverlof geniet, wordt verminderd naar evenredigheid van de omvang van het langdurig zorgverlof.
5. Indien de werknemer wegens ziekte niet in staat is zijn functie te vervullen en deze ziekteperiode langer duurt dan 7 kalenderdagen, wordt met ingang van de achtste kalenderdag de vermindering van de duur van de vakantie beëindigd.
6. De opbouw van de vakantietoelage van de werknemer die langdurend zorgverlof geniet, vindt plaats op basis van het loon genoemd in het eerste lid.
7. Indien de werknemer wegens ziekte niet in staat is zijn functie te vervullen en deze ziekteperiode langer duurt dan 7 kalenderdagen, vindt met ingang van de achtste kalenderdag de opbouw van de vakantietoelage weer plaats op basis van het volledige loon.
Artikel 56b. Kortdurend zorgverlof (Artikel 3b. voormalige regeling vakantie- en verlof)
1. De werknemer met een volledig dienstverband kan voor maximaal 72 uur per kalenderjaar aanspraak maken op kortdurend zorgverlof op grond van de WAZO.
2. Het maximum van 72 uur, als genoemd in het eerste lid, wordt voor de werknemer die is aangesteld voor een formele omvang van de arbeidsovereenkomst van minder dan 36 uur per week naar evenredigheid verminderd.
3. Het verlof komt voor de helft voor de rekening van de werkgever en voor de helft voor de rekening van de werknemer .
4. De werkgever bepaalt in overleg met de werknemer nader de wijze waarop de verrekening van het verlof met hem plaatsvindt.
Artikel 56c. Adoptie- en pleegzorgverlof (Artikel 3c. voormalige regeling vakantie- en verlof)
1. De werknemer die op grond van de WAZO recht heeft op adoptie- of pleegzorgverlof, heeft gedurende dit verlof aanspraak op doorbetaling van zijn volledige loon.
2. De WAZO-uitkering van het adoptie- of pleegzorgverlof wordt in mindering gebracht op het bedrag waarop de werknemer op grond van het eerste lid recht heeft.
3. De werknemer is, wanneer hij recht heeft op adoptie- of pleegzorgverlof, verplicht mee te werken aan de aanvraag en de uitbetaling van de WAZO-uitkering door de werkgever bij en door het UWV.
4. Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de werknemer de WAZO-uitkering nog niet tot uitbetaling is gekomen, vermindering ondergaat, aan de werknemer een boete wordt opgelegd, dan wel het recht op de WAZO-uitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, en dit aan zijn schuld of toedoen te wijten is, wordt de WAZO-uitkering op het loon in mindering gebracht.
5. Het adoptie- en pleegzorgverlof schort de termijnen als bedoeld in artikel 51 van de CAO niet op.
Artikel 56 d. (Artikel 4. Voormalige regeling vakantie- en verlof)
1. Indien de werknemer een vaste vergoeding ontvangt uit de functie waarvoor hem het in artikel 643 lid 1 boek 7 BW bedoelde verlof wordt verleend, wordt op zijn loon een inhouding toegepast voor de tijd dat
hij het verlof geniet. Deze inhouding gaat hetgeen hij geacht kan worden te ontvangen als vergoeding voor de met het verlof overeenkomende tijd niet te boven.
2. De werkgever kan ter uitvoering van de vorige leden nadere regels vaststellen
Artikel 56e. Vakbondsfaciliteiten (Artikel 5. Voormalige regeling vakantie- en verlof)
1. Indien en voor zover het bedrijfsbelang zich daartegen niet verzet, wordt aan de werknemer verlof met behoud van loon verleend tot ten hoogste 216 uren per jaar voor :
a. het bijwonen van congressen of algemene vergaderingen van de bij de totstandkoming van deze CAO betrokken vakbonden indien de werknemer lid is van het hoofdbestuur, bestuurslid van een landelijke vakgroep of afgevaardigde van de Rotterdamse afdeling.
b. het bijwonen van vergaderingen van het hoofdbestuur, de bondsraad of de landelijke groepszaken van de onder a bedoelde vakorganisaties, indien de werknemer lid is van een van deze organen;
c. het ontplooien van bestuurlijke en/of vertegenwoordigende activiteiten binnen zijn vakcentrale of een daarbij aangesloten vakorganisatie c.q. binnen de werkgever, die ertoe strekken de doelstellingen van zijn vakcentrale en de daarbij aangesloten vakorganisaties te ondersteunen;
d. het - op uitnodiging van een vakorganisatie als cursist deelnemen aan een cursus, indien hij daartoe door één der onder a bedoelde vakcentrales of vakorganisaties is aangewezen;
e. het ondernemen van activiteiten door vakbondskaderleden als vakbondsconsulent, gericht op individuele belangenbehartiging.
2. Het in het vorige lid bedoelde verlof mag worden verleend tot ten hoogste 288 uren per jaar aan leden van hoofdbesturen van de in lid 1 bedoelde centrales en van vakorganisaties die rechtstreeks bij die vakcentrales zijn aangesloten. Leden van het (dagelijks) bestuur van de categorale (interne) bonden die bij de onderhandelingen over deze CAO betrokken zijn, worden geacht deel uit te maken van het hoofdbestuur van de centrale van hun vakorganisatie en vallen daarmee onder de werking van deze regeling.
3. Het verlof in de vorige leden wordt verleend aan werknemers die lid zijn van de bij de totstandkoming van deze CAO betrokken vakbonden. Per vakbondslid wordt op jaarbasis 1,167 vakbondsverlofbriefje toegekend. Eén vakbondsbriefje vertegenwoordigt een halve dag vakbondsverlof. De toekenning van vakbondsbriefjes aan de vakbonden vindt plaats op grond van door de bonden te verstrekken gegevens over het aantal vakbondsleden. Deze gegevens worden door de bonden één maal per jaar in de maand november aangeleverd.
4. Van het verlof met behoud van loon van de werknemer die is aangesteld in een onvolledige dienstbetrekking, wordt het aantal uren, genoemd in het eerste en tweede lid, naar evenredigheid vastgesteld.
5. In zeer bijzondere gevallen kan de werkgever een regeling op individueel niveau treffen, als het gaat om verlof met behoud van loon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.
Xxxxxx zonder behoud van loon, als bedoeld in artikel 48 van de CAO, kan indien en voor zover het bedrijfsbelang zich daartegen niet verzet, worden gegeven in de volgende gevallen:
1. voor het als docent of examinator medewerken aan cursussen en dergelijke, uitgaande van of van belang voor de RET N.V., indien en voor zover zulks een tijdsduur van gemiddeld vier uur per week te boven gaat;
2. voor privédoeleinden op voorwaarde dat, indien zodanig verlof wordt verleend voor langer dan veertien kalenderdagen, de betreffende werknemer is gehouden de volledige werkgevers- en werknemersbijdragen ter zake van pensioenpremies en de premie voor de ziektekostenverzekering voor eigen rekening te nemen;
3. voor doeleinden, welke het algemeen belang mede of in overwegende mate dienen.
Artikel 56g. Overige bepalingen
Voor zover het bedrijfsbelang zich daar niet tegen verzet is het toegestaan op 5 en 31 december de dienst om vier uur n.m. te beëindigen.
1. De werknemer wordt in de gelegenheid gesteld te voldoen aan oproepen voor bloedtransfusie, het uitoefenen van kiesrecht, alsmede te voldoen aan enige andere verplichting, door wet of overheid opgelegd, voor zover één en ander niet in vrije tijd kan geschieden.
2. De werknemer die aangesteld is vóór 1 januari 1989 en vanwege de harmonisatie ingeschaald is in zijn functionele salarisklasse 8, behoudt zijn aanspraak ingevolge artikel 48b.
Artikel 57. Recht op ouderschapsverlof
De werknemer die op grond van de WAZO recht heeft op ouderschapsverlof, heeft over de uren dat hij dit verlof geniet aanspraak op doorbetaling van zijn loon, berekend naar een percentage bepaald in het tweede en derde lid, minus het maximale bedrag van de fiscale tegemoetkoming van de Belastingdienst waarop de werknemer aanspraak kan maken.
1. De werknemer die wordt bezoldigd volgens schaal 6 of hoger, bedoeld in bijlage B van de regeling loon en salaris, heeft recht op doorbetaling van 50% van het loon over de arbeidsduur waarvoor het ouderschapsverlof geldt.
2. De werknemer die wordt bezoldigd volgens de schalen 1, 2, 3, 4 of 5, bedoeld in bijlage B van de regeling loon en salaris, heeft recht op doorbetaling, zoals vermeld in het tweede lid, van respectievelijk 90, 85, 80, 70 of 60% van het loon.
3. Het is de werknemer verboden gedurende de uren dat hij betaald ouderschapsverlof geniet, betaalde arbeid te verrichten. De werkgever kan hieromtrent nadere regels stellen.
Artikel 57a. Overgangsrecht betaald ouderschapsverlof (vervallen) Artikel 57b. (vervallen)
1. De werknemer meldt het voornemen om ouderschapsverlof op te nemen ten minste drie maanden voor de door hem gewenste ingangsdatum door middel van het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier.
2. De werknemer die voor een kind van al dan niet betaald ouderschapsverlof gebruik heeft gemaakt, heeft niet nogmaals voor datzelfde kind recht op al dan niet betaald ouderschapsverlof.
1. Bij twee- of meerlingen bestaat slechts voor één kind aanspraak op gedeeltelijke doorbetaling van het loon als bedoeld in artikel 57.
2. De bepalingen uit artikel 57a., 57e., 57f., en 57h. zijn van overeenkomstige toepassing indien er, voor het tweede en de meerdere kinderen van een twee- of meerling, gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid onbetaald ouderschapsverlof te genieten.
Artikel 57e. Ziekte en zwangerschaps- en bevallingsverlof
1. Indien de werknemer gedurende het ouderschapsverlof wegens ziekte niet in staat is zijn functie te vervullen, vindt geen opschorting van het ouderschapsverlof plaats, behalve als sprake is van door de zwangerschap veroorzaakte ziekte tijdens de zwangerschap.
2. Gedurende de periode dat de vrouwelijke werknemer zwangerschaps- en bevallingsverlof geniet vindt opschorting van het ouderschapsverlof plaats.
3. De medewerker die ouderschapsverlof geniet en langer dan veertien kalenderdagen niet in staat is zijn functie te vervullen wegens ziekte, anders dan door de zwangerschap veroorzaakte ziekte tijdens de zwangerschap, heeft met ingang van de vijftiende kalenderdag aanspraak op zijn volledige loon.
Artikel 57f. Opbouw vakantie en vakantie-toelage
1. De duur van de vakantie van de medewerker die ouderschapsverlof geniet, wordt verminderd naar evenredigheid van de omvang van het ouderschapsverlof.
2. Indien de werknemer wegens ziekte niet in staat is zijn functie te vervullen en deze ziekteperiode langer duurt dan 14 kalenderdagen, wordt met ingang van de vijftiende kalenderdag de vermindering van de duur van de vakantie beëindigd.
3. De opbouw van de vakantietoelage van de werknemer die ouderschapsverlof geniet, vindt plaats op basis van het loon genoemd in artikel 57, tweede, respectievelijk derde lid.
4. Indien de werknemer wegens ziekte niet in staat is zijn functie te vervullen en deze ziekteperiode langer duurt dan 14 kalenderdagen, vindt met ingang van de vijftiende kalenderdag de opbouw van de vakantietoelage weer plaats op basis van het volledige loon.
1. De werknemer met wie gedurende het ouderschapsverlof of binnen zes maanden nadat hij betaald ouderschapsverlof op grond van deze regeling heeft genoten, het dienstverband wordt beëindigd om een dringende reden of door opzegging door de werknemer is verplicht het loon dat hij op grond van artikel 57 heeft genoten, terug te betalen.
2. Geen terugbetalingsverplichting ontstaat indien de betrokkene aanspraak heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, vanwege werkloosheid, die is ontstaan doordat de medewerker ontslag heeft gevraagd omdat hij de echtgenoot volgt, die door geheel buiten hem liggende oorzaken noodzakelijk van standplaats moet wijzigen.
3. De medewerker die gedurende het ouderschapsverlof of binnen drie maanden nadat hij betaald ouderschapsverlof op grond van deze regeling heeft genoten op eigen verzoek een functie aanvaardt voor minder uren dan hij direct voorafgaande aan het ouderschapsverlof vervulde, dient het loon, dat hij op grond van artikel 57 heeft genoten over de uren waarmee zijn individuele arbeidsovereenkomst wordt verminderd, terug te betalen.
4. De medewerker die van het ouderschapsverlof gebruik maakt, dient zich tevoren schriftelijk akkoord te verklaren met het in het eerste en derde lid bepaalde.
Voor gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, kan de werkgever een bijzondere regeling treffen.
Artikel 58. Samenloop van loondoorbetaling met WAZO-uitkering
1. Indien de werknemer geheel of gedeeltelijk doorbetaald verlof geniet en in aanmerking komt voor een uitkering als bedoeld in hoofdstuk 7 van de WAZO, geschiedt deze doorbetaling slechts voor zover het deze uitkering te boven gaat.
2. Betrokkene is, wanneer hij geheel of gedeeltelijk betaald verlof opneemt, verplicht eraan mee te werken dat hij voor een financiële tegemoetkoming op basis van de WAZO in aanmerking komt. De financiële tegemoetkoming zal uitbetaald worden via de werkgever.
Artikel 59. Zwangerschaps- en bevallingsverlof
1. De vrouwelijke werknemer die op grond van de WAZO zwangerschaps- en bevallingsverlof geniet, heeft gedurende dit verlof aanspraak op doorbetaling van haar volledige loon.
2. De WAZO-uitkering in verband met het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt in mindering gebracht op het bedrag waarop de werknemer op grond van het eerste lid recht heeft.
3. De werknemer is, wanneer zij recht heeft op zwangerschaps- en bevallingsverlof, verplicht mee te werken aan de aanvraag en de uitbetaling van de WAZO-uitkering door de werkgever bij en door het UWV.
4. Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de vrouwelijke werknemer de WAZO-uitkering nog niet tot uitbetaling is gekomen, vermindering ondergaat, aan de werknemer een boete wordt opgelegd, dan wel het recht op de WAZO-uitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, en dit aan haar schuld of toedoen te wijten is, wordt de WAZO-uitkering op het loon in mindering gebracht.
Hoofdstuk VIII Aanspraken en verplichtingen in geval van ziekte
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. passende arbeid: alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd;
b. werkzaamheden in het kader van de re-integratie: loonvormende arbeid, die specifiek gericht is op terugkeer in de eigen dan wel passende arbeid waarover afspraken zijn vastgelegd in het plan van aanpak bedoeld in artikel 77, derde lid;
x. xxxxxxxx in het kader van de re-integratie: scholing die gericht is op terugkeer in de eigen dan wel passende arbeid waarover afspraken zijn vastgelegd in het plan van aanpak bedoeld in artikel 77, derde lid;
d. arbeidsongeschiktheid in en door de dienst: arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of gebreken die in overwegende mate haar oorzaak vindt in:
• de aard van de opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht of;
• een dienstongeval verband houdende met de aard van de opgedragen werkzaamheden of de bijzondere omstandigheden waarin deze werkzaamheden moesten worden verricht en die niet aan schuld of nalatigheid van de werknemer is te wijten;
e. basisverzekering: verzekering conform de Zvw;
f. aanvullende verzekering: de verzekering die door de werknemer naast de basisverzekering wordt afgesloten.
Artikel 61. Plotseling opgekomen redenen voor verzuim, anders dan wegens ziekte of ongeval.
1. De werknemer, die wegens plotseling opgekomen redenen, anders dan ziekte of ongeval, genoodzaakt is zijn arbeid te staken, vraagt hiertoe verlof aan zijn direct leidinggevende of diens plaatsvervanger, die hem het verlof kan verlenen.
2. Is de reden, waarom de werknemer genoodzaakt is zijn arbeid te staken en te vertrekken, zo plotseling opgekomen en zo dringend, dat hij het verkrijgen van verlof niet kan afwachten, dan kan hij volstaan met de mededeling van zijn vertrek en van de redenen, die daartoe hebben geleid, aan een van zijn collega’s. Deze collega is in dat geval verplicht de mededeling zo spoedig mogelijk over te brengen aan de leidinggevende of diens plaatsvervanger, in het eerste lid bedoeld.
3. Verricht de werknemer zijn werkzaamheden alleen, dan is hij in een geval, als in het tweede lid bedoeld, verplicht zijn direct leidinggevende zo spoedig mogelijk telefonisch te informeren omtrent zijn vertrek en de redenen die daartoe hebben geleid.
4. De werknemer, die wegens onvoorziene omstandigheden anders dan ziekte of ongeval, verhinderd is zijn werkzaamheden te beginnen, is verplicht hiervan, onder opgaaf van redenen, kennis te geven of door een ander te doen geven aan zijn direct leidinggevende of (bij diens afwezigheid) aan diens vervanger.
5. De kennisgeving, in het vorige lid bedoeld, moet worden gedaan voor of zo spoedig mogelijk na het tijdstip, waarop de werknemer zijn werkzaamheden had behoren te beginnen.
1. De werkgever stelt nadere regels over de geneeskundige controle.
2. Ieder geneeskundig onderzoek overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk gebeurt door een bedrijfsarts of bedrijfsverpleegkundige.
3. De kosten van een dergelijk geneeskundig onderzoek komen ten laste van de werkgever.
Artikel 63. Bedrijfsgeneeskundige begeleiding
1. De werknemer heeft het recht op bedrijfsgeneeskundige begeleiding overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk.
2. De bedrijfsgeneeskundige begeleiding van de werknemer gebeurt door de bedrijfsarts of bedrijfsverpleegkundige, overeenkomstig door de werkgever te stellen regels.
Artikel 64. Consultatie van bedrijfsarts door werknemer
De werknemer heeft het recht een bedrijfsarts / bedrijfsverpleegkundige rechtstreeks te consulteren over gezondheidsproblemen die naar zijn mening met zijn arbeidssituatie kunnen samenhangen.
Artikel 65. Verplichting tot onderwerping aan periodiek geneeskundig onderzoek
De werknemer die in verband met de uitoefening van zijn werkzaamheden aan bijzonder gevaar voor zijn gezondheid blootstaat, dan wel voor een goede vervulling van zijn functie aan bijzondere gezondheidseisen moet voldoen, is verplicht zich aan een periodiek geneeskundig onderzoek te onderwerpen, indien dit naar het oordeel van de werkgever, na overleg met de bedrijfsarts, noodzakelijk is.
Artikel 66. Geneeskundig onderzoek
1. De werkgever is bevoegd de bedrijfsarts / bedrijfsverpleegkundige opdracht te geven de werknemer aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen:
a. indien naar het oordeel van de werkgever redelijkerwijs aanleiding bestaat tot twijfel aan een goede gezondheidstoestand van de werknemer;
b. indien de werknemer niet of niet langer volledig geschikt is gebleken voor het naar behoren vervullen van zijn betrekking, dit ten einde na te gaan of hiervoor medische oorzaken zijn aan te wijzen.
2. De werknemer is verplicht zich aan een onderzoek, bedoeld in het eerste lid, te onderwerpen.
Artikel 67. Verplichting tot onthouding van de uitoefening van de functie
1. Indien bij een onderzoek, bedoeld in artikel 65 of artikel 66 blijkt van een zodanige lichamelijke of geestelijke toestand van de werknemer, dat naar het oordeel van de bedrijfsarts / bedrijfsverpleegkundige de belangen van de werknemer, die van de werkgever of van bij de uitoefening van de werkzaamheden betrokken derden zich tegen voortzetting van zijn dienstverband verzetten, wordt de werknemer door de werkgever verplicht zich van de uitoefening van de functie te onthouden.
2. Een verplichting tot onthouding van de uitoefening van de functie, bedoeld in het eerste lid, vindt niet plaats indien, naar het oordeel van de arbodienst, de lichamelijke of geestelijke toestand van de werknemer het wenselijk maakt dat hij tijdelijk met andere werkzaamheden wordt belast, indien en voor zover deze voorhanden zijn. In dat geval is artikel 87 van overeenkomstige toepassing.
3. Een verplichting tot onthouding van de uitoefening van de functie, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de toepassing van de overige artikelen van dit hoofdstuk gelijkgesteld met een verhindering wegens ziekte.
Artikel 68. Maatregelen en voorzieningen
1. Indien daartoe naar het oordeel van de bedrijfsarts aanleiding bestaat verzoekt de werkgever het UWV de werknemer in aanmerking te laten komen voor maatregelen of voorzieningen in het belang van het herstel van zijn gezondheid, dan wel in het belang van het behoud, het herstel of de bevordering van zijn arbeidsgeschiktheid.
2. De werknemer wordt van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel 69. Recht op loon tijdens ziekte
1. De werknemer heeft bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek vanaf de eerste dag van die ongeschiktheid gedurende de eerste 24 maanden recht op doorbetaling van zijn volledige loon.
2. Per ziektedag wordt 1 vakantie-uur afgeschreven met een maximum van 22 uur per kalenderjaar bij de salarisschalen 1 tot en met 8 en een maximum van 30 uur per kalenderjaar bij de salarisschalen 9 en hoger. Bij een deeltijd dienstverband vindt de afschrijving van vakantie-uren naar rato plaats.
Op grond van lid 2 van dit artikel vindt geen afschrijving vakantie-uren plaats wanneer sprake is van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst
3. De werknemer heeft bij voortduring van deze ongeschiktheid na 24 maanden tot het einde van zijn dienstverband recht op doorbetaling van 70% van zijn loon.
4. Wanneer het UWV de werkgever een loonsanctie heeft opgelegd wegens onvoldoende re-integratie inspanningen, wordt aan de werknemer gedurende de sanctieperiode, ook na twee jaar arbeidsongeschiktheid, het volledige loon doorbetaald.
5. De werknemer heeft ten minste recht op het wettelijk minimumloon, berekend naar rato van zijn formele arbeidsduur.
6. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder ziekte ook gebreken verstaan.
7. De werknemer heeft recht op de doorbetaling van zijn volledige loon over de uren waarop hij:
a. zijn arbeid verricht;
b. passende arbeid verricht;
c. werkzaamheden in het kader van zijn re-integratie verricht;
x. xxxxxxxx volgt in het kader van zijn re-integratie.
8. De werknemer behoudt na afloop van de termijn van 24 maanden recht op de doorbetaling van zijn volledige loon bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst.
9. De werknemer, die tenminste 50% van zijn formele arbeidsduur zijn arbeid, passende arbeid, dan wel werkzaamheden in het kader van zijn re-integratie verricht of scholing volgt in het kader van zijn re- integratie, genoemd in het zevende lid van dit artikel, heeft recht op een extra percentage van 5% berekend over het loon waar hij na 24 maanden ziekte recht op heeft ingevolge dit artikel. Hierbij geldt als maximum het loon bedoeld in het eerste lid.
10. De periode waarover de werknemer voorafgaand aan de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in artikel 59, ziek is als gevolg van de zwangerschap, schort de periode, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, op.
11. Voor de toepassing van het eerste tot en met het vierde lid worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt genoten, bedoeld in artikel 59, tenzij in dat geval de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.
12. De doorbetaling van het loon, bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid, eindigt indien de werknemer definitief wordt herplaatst in een andere functie.
In schrijnende situaties kan een werknemer zich bij de algemeen directeur beroepen op de hardheidsclausule. Dit betekent dat de algemeen directeur incidenteel in een dergelijke situatie een van de CAO afwijkende beslissing kan nemen met betrekking tot loondoorbetaling bij ziekte.
Artikel 71. Uitkering wegens arbeidsongeschiktheid in en door het werk
1. Aan de gewezen werknemer die recht heeft op een WAO-, WGA- of IVA-uitkering wordt, bij arbeidsongeschiktheid in en door het werk, een aanvullende uitkering verleend.
2. De aanvullende uitkering genoemd in het eerste lid is gelijk aan het bedrag dat nodig is om de aan de gewezen werknemer toegekende WAO-, WGA- of IVA-uitkering, vermeerderd met een aan de gewezen werknemer toegekende bovenwettelijke aanvulling ingevolge het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, aan te vullen tot een bepaald percentage van het loon dat de werknemer heeft genoten in het jaar voorafgaand aan beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Dit percentage is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van:
80% of meer: 95%;
65 tot 80% 68,875%
55 tot 65% 57%
45 tot 55% 47,5%
35 tot 45% 38%
25 tot 35% 28,5% (alleen nog in WAO-situatie)
15 tot 25% 19% (alleen nog in WAO-situatie)
3. De aanvullende uitkering eindigt:
a. indien de gewezen werknemer niet meer voldoet aan de in het eerste lid genoemde voorwaarden of;
b. vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de dag waarop de werknemer de AOW pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
4. De gewezen werknemer die recht heeft op een uitkering op grond van dit artikel, is verplicht om de werkgever op de hoogte te stellen van wijzigingen in zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering of bovenwettelijke aanvulling ingevolge het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP.
Artikel 72. Overlijdensuitkering bij arbeidsongeschiktheid in en door het werk
1. Indien de werknemer die recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 71 overlijdt en zijn overlijden een rechtstreeks gevolg is van arbeidsongeschiktheid in of door het werk, wordt aan diegene die, in verband met dit overlijden, op grond van het dienstverband van de werknemer, een nabestaandenpensioen geniet, een uitkering verleend van 18% van dit nabestaandenpensioen. Op deze uitkering worden de bepalingen inzake inbouw WIA/AOW/ANW en bepalingen inzake vermindering met de franchise niet toegepast.
2. De uitkering op grond van dit artikel eindigt:
a. op de eerste dag van de maand, volgend op de dag waarop de overledene de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt;
b. indien de weduwe of weduwnaar aan wie een nabestaandenpensioen werd toegekend hertrouwt, dan wel een geregistreerd partnerschap aangaat.
3. De uitkering eindigt dan op de eerste dag van de maand volgende op de dag van het hertrouwen, dan wel het aangaan van een geregistreerd partnerschap.
Artikel 73. Vergoeding kosten geneeskundige verzorging bij arbeidsongeschiktheid in en door het werk
1. Bij arbeidsongeschiktheid in en door het werk worden aan de werknemer vergoed de voor zijn rekening blijvende, naar het oordeel van de werkgever noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging.
2. De werkgever kan over het bepaalde in het eerste lid nadere voorschriften geven.
1. Voor de toepassing van het bepaalde in dit hoofdstuk worden wisselende inkomsten die deel uitmaken van het loon, geacht daartoe te behoren tot een bedrag berekend naar een percentage van het salaris. Dit percentage wordt berekend door de som van de percentages, die als uitkomsten worden verkregen wanneer over ten hoogste twaalf aaneengesloten maanden, voorafgaande aan de maand waarin de gehele of gedeeltelijke verhindering tot het vervullen van de functie is ontstaan, per maand de wisselende inkomsten worden gedeeld door een honderdste van het salaris, te delen door het in aanmerking genomen aantal maanden.
2. Indien het loon afhankelijk is van het aantal gewerkte uren of van het aantal gepleegde verrichtingen, wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk onder loon verstaan het loon dat de werknemer gemiddeld per maand heeft genoten in de twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de maand waarin de verhindering is ontstaan. Als de werknemer nog geen twaalf maanden in dienst is, wordt uitgegaan van het loon dat de werknemer gemiddeld per maand heeft genoten over de tijd dat hij in dienst is.
Artikel 75. Ziekte en periodieke salarisverhogingen
Een verhindering wegens ziekte als bedoeld in dit hoofdstuk is niet van invloed op het tijdstip van toekenning van periodieke salarisverhogingen.
Artikel 76. Werktijd bij ziekte bij toepassing van artikel 11
1. De werknemer wiens arbeidsduur is aangepast op grond van artikel 11, vierde lid, kan voor de duur van de periode waarvoor toepassing van artikel 11, vierde lid, is bepaald, worden verplicht tot aanvaarding van arbeid waarvan de arbeidsduur overeenkomt met deze tijdelijk uitgebreide arbeidsduur. Wanneer de periode waarvoor de toepassing van artikel 11, vierde lid, geldt, is verstreken, geldt de verplichting voor de werknemer ten aanzien van de aanvaarding van een nieuwe functie voor de formele arbeidsduur.
Artikel 77. Verplichtingen van de werkgever
1. De werkgever is verplicht zo tijdig mogelijk zodanige maatregelen te treffen en voorschriften te geven als redelijkerwijs nodig is, opdat de werknemer, die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte of gebrek verhinderd is zijn arbeid te verrichten, in staat wordt gesteld de eigen arbeid of passende arbeid te verrichten.
2. Indien vaststaat dat de eigen arbeid niet meer kan worden verricht en de organisatie van werkgever geen passende arbeid voorhanden is, bevordert werkgever de inschakeling van de werknemer in passende arbeid buiten organisatie van werkgever.
3. Uit hoofde van haar verplichting, genoemd in het eerste en tweede lid, stelt werkgever in overeenstemming met de werknemer een plan van aanpak op als bedoeld in artikel 25 tweede lid, van de WIA. Het plan van aanpak wordt met medewerking van de werknemer regelmatig geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.
4. De werkgever stelt een protocol vast, waarin de regels zijn opgenomen met betrekking tot de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begeleiding van ziekteverzuim, verplichtingen omtrent ziek- en herstelmeldingen daaronder begrepen, de arbeidsgezondheidskundige begeleiding en de daarbij in acht te nemen procedures.
Artikel 78. Verplichting werknemer tot informatieverstrekking bij ziekte
De werknemer verstrekt op verzoek van de werkgever alle informatie die noodzakelijk is voor de uitvoering van dit hoofdstuk.
Artikel 79. Verplichting tot verlening van medewerking aan re-integratie
1. De werknemer die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is zijn arbeid te verrichten, is verplicht:
a. gevolg te geven aan, door werkgever of een door hem aangewezen deskundige, gegeven redelijke voorschriften en mee te werken aan door werkgever of een door hem aangewezen deskundige getroffen maatregelen als bedoeld in artikel 77;
b. zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 77, derde lid;
c. zich te gedragen naar de regels die in het protocol, bedoeld in artikel 77, vierde lid, zijn opgenomen.
2. Indien de werknemer die wegens ziekte verhinderd is zijn functie te vervullen, in staat is passende arbeid als bedoeld in artikel 60 te verrichten en hij door zijn eigen of een andere werkgever daartoe in de gelegenheid wordt gesteld, is hij verplicht die arbeid te verrichten.
Artikel 80. Verplichtingen werknemer medisch onderzoek
1. De werknemer is verplicht zich te onderwerpen aan een door of vanwege de bedrijfsarts in te stellen medisch onderzoek ter beantwoording van de vragen:
a. of er sprake is van verhindering tot het vervullen van zijn functie wegens ziekte;
b. in welke mate er sprake is van verhindering als bedoeld onder a;
c. of de werknemer de verhindering tot het vervullen van zijn functie opzettelijk heeft veroorzaakt;
d. of de werknemer ten onrechte nalaat zich onder geneeskundige behandeling te stellen of te blijven stellen, dan wel zich niet houdt aan de voorschriften hem door de behandelende geneeskundige gegeven, met dien verstande dat op dit punt voorschriften tot het verlenen van medewerking aan een heelkundige ingreep zijn uitgezonderd;
e. of de werknemer zich zodanig gedraagt, dat zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;
f. of verdere maatregelen of voorzieningen nodig zijn in het belang van het herstel van zijn gezondheid, dan wel in het belang van het behoud, het herstel of de bevordering van zijn arbeidsgeschiktheid;
g. wanneer en in welke mate de vervulling van de functie kan worden hervat.
2. De geneeskundige die het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, heeft verricht, deelt na het afsluiten van het onderzoek de uitkomst daarvan onmiddellijk schriftelijk mee aan de werknemer en zendt de werkgever zo spoedig mogelijk een afschrift van die mededeling.
Artikel 81. Geen aanspraak op doorbetaling loon
Geen aanspraak op doorbetaling van loon bestaat:
a. indien er blijkens het geneeskundig onderzoek, bedoeld in artikel 80, eerste lid, sprake is van een in dat lid, onderdeel c, bedoelde omstandigheid, tenzij de werknemer daarvan op grond van zijn geestelijke toestand geen verwijt kan worden gemaakt;
b. indien de verhindering wegens ziekte zich voordoet binnen een half jaar na het in artikel 80, eerste lid, bedoelde geneeskundige onderzoek en op dat moment blijkt, dat de werknemer hierbij onjuiste informatie over zijn gezondheid heeft verstrekt of gegevens heeft verzwegen, ten gevolge waarvan de verklaring dat tegen de vervulling van zijn functie uit medisch oogpunt geen bezwaren bestaan, ten onrechte is afgegeven, tenzij de werknemer aannemelijk maakt, dat hij te goeder trouw heeft gehandeld.
Artikel 82. Staken doorbetaling loon
1. De doorbetaling van het loon, bedoeld in artikel 69, wordt gestaakt, indien en voor zolang de werknemer:
x. xxxxxxx de in artikel 66, tweede lid, of artikel 80, eerste lid, neergelegde verplichting tot het verlenen van medewerking aan een door of vanwege de bedrijfsarts in te stellen medisch onderzoek na te komen;
b. blijkens het in artikel 80 bedoelde onderzoek ten onrechte heeft nagelaten zich onder geneeskundige behandeling te stellen of te blijven stellen;
c. blijkens het in artikel 80 bedoelde onderzoek de voorschriften van de behandelende arts niet opvolgt, met uitzondering van voorschriften om mee te werken aan een heelkundige ingreep;
d. zich blijkens het in artikel 80 bedoelde onderzoek schuldig maakt aan gedragingen waardoor zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;
e. er de oorzaak van is dat het arbeidsgezondheidskundig onderzoek door een door de bedrijfsarts aangewezen arts niet kan plaatshebben;
f. tijdens de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, tenzij dit door de bedrijfsarts in het belang van zijn genezing wenselijk wordt geacht en werkgever daartoe toestemming heeft verleend;
x. xxxxxxx mededeling te doen van inkomsten uit arbeid, die hij heeft in verband met het verrichten van door de bedrijfsarts in het belang van zijn genezing wenselijk geachte arbeid voor zichzelf of derden;
h. zijn arbeid verzuimt te hervatten op het door de bedrijfsarts / bedrijfsverpleegkundige bepaalde tijdstip en in de door bedrijfsarts / bedrijfsverpleegkundige bepaalde mate, indien dit hem is opgedragen, tenzij hij daarvoor een door de bedrijfsarts / bedrijfsverpleegkundige als geldig erkende reden heeft opgegeven;
x. xxxxxxx om op verzoek van de werkgever informatie te verstrekken die noodzakelijk is voor de uitvoering van dit hoofdstuk.
2. De doorbetaling van het loon vindt wel plaats indien de werknemer op grond van zijn geestelijke toestand geen verwijt kan worden gemaakt van het gedrag, genoemd in het eerste lid. Ten aanzien van het in het eerste lid, onderdeel h, bepaalde, kan doorbetaling van de loon wel plaatsvinden, indien de werknemer op grond van artikel 30, eerste lid, onderdelen e, f en g, van de Wet SUWI een deskundigenoordeel heeft aangevraagd.
Artikel 83. Sanctie bij nalatigheid algemene verplichtingen werknemer
De werknemer die zich niet houdt aan zijn verplichtingen, bedoeld in artikel 79, eerste lid, onder c, wordt gestraft wegens plichtsverzuim.
1. De doorbetaling van het loon, bedoeld in artikel 69, wordt gestaakt, indien en voor zolang de werknemer:
x. xxxxxxx mee te werken aan, door werkgever of een door hem aangewezen deskundige, gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen, als bedoeld in artikel 79, eerste lid, onder a, die erop gericht zijn om de betrokkene in staat te stellen de eigen of passende arbeid te verrichten;
b. weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 79, eerste lid, onder x.
x. xxxxxxx aangeboden passende arbeid te verrichten, waartoe hij op grond van artikel 79, tweede lid, verplicht is.
2. De doorbetaling van het loon, als genoemd in het eerste lid, vindt wel plaats indien de werknemer op grond van zijn geestelijke toestand geen verwijt kan worden gemaakt van het gedrag, genoemd in het tweede lid.
Artikel 84. Xxxx uitbetalen aan anderen en nabetaling aan werknemer
1. De werkgever kan indien daarvoor naar zijn oordeel bijzondere omstandigheden aanleiding geven, bepalen, dat de op grond van de artikelen 81, 82 of 83, eerste lid, niet uitbetaalde loon, geheel of gedeeltelijk aan anderen dan de werknemer zal worden uitbetaald.
2. Voor zover de werkgever van zijn in het eerste lid bedoelde bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt, wordt het ingevolge de artikelen 81, 82 of 83, eerste lid, niet uitbetaalde loon alsnog aan de werknemer uitbetaald wanneer de werknemer op grond van het deskundigenoordeel dat hij conform de wet SUWI, heeft aangevraagd inzake het oordeel over de ongeschiktheid tot werken in het gelijk gesteld wordt.
Artikel 85. Wijze van opdragen passende arbeid
1. Passende arbeid, bedoeld in artikel 79, tweede lid, wordt de werknemer opgedragen:
a. door plaatsing in een andere functie voor tijdelijke duur, zonder dat dit gepaard gaat met een wijziging van de individuele arbeidsovereenkomst;
b. door plaatsing in een andere functie bij wijze van proef, zonder dat dit gepaard gaat met een wijziging van de aanstelling;
c. bij een andere werkgever, door een tijdelijke detachering, zonder dat dit gepaard gaat met een wijziging van de individuele arbeidsovereenkomst.
2. Na 24 maanden van ziekte kan passende arbeid, bedoeld in artikel 79, tweede lid, aan de werknemer worden aangeboden in een andere functie, door wijziging van de individuele arbeidsovereenkomst..
3. Voorwaarde voor definitieve herplaatsing van de werknemer die ziek is geworden op of na 1 juli 2007 en die minder dan 35 % arbeidsongeschikt is, is dat de werknemer in de periode van 12 maanden na de eerste 24 maanden van arbeidsongeschiktheid (bedoeld in het tweede lid) met de passende arbeid zijn volledige restverdiencapaciteit benut.
4. voorwaarde voor definitieve herplaatsing van de werknemer die ziek is geworden op of na 1 juli 2007 en die 35 % of meer, maar minder dan 80% arbeidsongeschikt is, is dat de werknemer in de periode van 12 maanden na de eerste 24 maanden van arbeidsongeschiktheid met de passende arbeid 50 % of meer van zijn restverdiencapaciteit benut.
5. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt onder een andere functie mede verstaan het verrichten van dezelfde werkzaamheden onder andere voorwaarden.
Artikel 86. Terugkeer in functie na ziekte
1. Ten aanzien van de werknemer die wegens ziekte verhinderd is zijn functie te vervullen, kan worden bepaald dat hij zijn functie slechts weer zal mogen vervullen, indien werkgever daarvoor toestemming heeft verleend, onder bepaling van de mate waarin de hervatting kan geschieden.
2. Hierbij zal mede worden gelet op het advies van de bedrijfsarts of van het UWV.
3. De in het eerste lid bedoelde toestemming is in ieder geval vereist indien de werknemer gedurende meer dan een jaar volledig verhinderd is geweest zijn functie te vervullen.
Artikel 87. Inkomsten andere functie in mindering brengen op loon
1. Indien de werknemer tijdens de verhindering tot het vervullen van zijn functie, op grond van een aan de werkgever uitgebracht advies door de bedrijfsarts of door het UWV, in het belang van zijn genezing of zijn reïntegratie, dan wel in het kader van herplaatsing wenselijk geachte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, worden de inkomsten uit deze arbeid in mindering gebracht op het loon waar de werknemer recht op heeft krachtens artikel 69.
2. Tot de in het eerste lid bedoelde inkomsten wordt ook gerekend een herplaatsingstoelage, toegekend op grond van hoofdstuk 12 van het pensioenreglement, en ook elke andere toelage, onder welke benaming ook, die geacht kan worden betrekking te hebben op arbeid bedoeld in het eerste lid.
Artikel 88. Samenloop met ZW-uitkering
1. Indien de werknemer ter zake van de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn werk recht heeft op een ZW-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag waarop hij op grond van artikel 69 recht heeft.
2. Indien de werknemer geen ZW-uitkering aanvraagt binnen de in de ZW gestelde termijnen en dit aan zijn schuld of toedoen te wijten is, wordt voor de periode dat hij daardoor geen ZW-uitkering ontvangt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van een volledige ZW-uitkering.
3. Indien de ZW-uitkering door verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer vermindering ondergaat, aan hem een boete wordt opgelegd, dan wel het recht op de ZW-uitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van een volledige ZW-uitkering.
4. De werknemer verleent desgevraagd zijn medewerking aan het via de werkgever tot uitbetaling laten komen van de ZW-uitkering.
5. Indien de ZW-uitkering meer bedraagt dan het bedrag waarop de werknemer op grond van artikel 69 recht heeft, wordt het meerdere aan de werknemer uitbetaald.
Artikel 89. Samenloop van loon bij ziekte met een WW-uitkering
Indien de werknemer ter zake van de werkgever waarbij de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn werk is ontstaan, recht heeft op een WW-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering verminderd, waarop hij op grond van artikel 69, eerste lid, recht heeft.
1. Indien de werknemer ter zake van de desbetreffende verhindering tot het vervullen van zijn functie recht heeft op een WAO-, WGA- of een IVA-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering verminderd, waarop hij op grond van artikel 69 recht heeft.
2. Indien de werknemer recht heeft op een WAO-, WGA- of een IVA-uitkering uit hoofde van twee of meer arbeidsovereenkomsten, wordt die uitkering naar rato van het loon uit de verschillende functies in mindering gebracht op de functie op grond waarvan het loon wordt doorbetaald.
3. Indien de werknemer geen WAO- WGA- of IVA-uitkering aanvraagt binnen de wettelijk gestelde termijnen en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt voor de periode dat hij daardoor geen WAO-, WGA- of IVA-uitkering ontvangt, voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met WAO- uitkering zoals die zijn toegekend bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer dan wel met een IVA- uitkering.
4. Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de werknemer niet kan worden vastgesteld of de werknemer in aanmerking komt voor een WAO-, WGA- of een IVA-uitkering en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met WAO-uitkering zoals die zijn toegekend bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer dan wel met een IVA-uitkering.
5. Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de werknemer de WAO-, WGA- of IVA-uitkering vermindering ondergaat, dan wel het recht daarop geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van de WAO-, WGA- of IVA-uitkering zoals die werd genoten voor vermindering of gehele of gedeeltelijke weigering van het bedrag plaatsvond.
6. De werknemer verleent op verzoek van de werkgever alle medewerking aan het via de werkgever tot uitbetaling laten komen van de WAO-, WGA- of IVA-uitkering.
7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de werknemer die in aanvulling op zijn WGA- of IVA- uitkering recht heeft op een bovenwettelijke uitkering op grond van het pensioenreglement.
Indien de werknemer op grond van zijn arbeidsongeschiktheid recht heeft op een WAJONG- of WAZ-uitkering, worden deze uitkeringen voor de toepassing van dit hoofdstuk gelijk gesteld met een WAO-uitkering.
Artikel 92. Tegemoetkoming ziektekosten
1. De werknemer wordt een tegemoetkoming ziektekosten verleend.
2. De tegemoetkoming ziektekosten wordt eenmaal per kalenderjaar in de maand februari uitbetaald.
3. Bij indiensttreding na 1 januari van een kalenderjaar heeft de werknemer naar evenredigheid recht op een tegemoetkoming ziektekosten. Uitbetaling vindt plaats in de maand februari van het kalenderjaar na indiensttreding.
4. Bij uitdiensttreding van de werknemer na 1 januari van een kalenderjaar vindt verrekening van de tegemoetkoming plaats over het gedeelte van het kalenderjaar dat de werknemer niet in dienstverband werkzaam is geweest.
Artikel 93. Hoogte tegemoetkoming ziektekostenverzekering
1. De tegemoetkoming ziektekostenverzekering bedraagt € 162 per jaar.
2. De tegemoetkoming ziektekostenverzekering bedraagt € 286 per jaar voor werknemers, ingeschaald tot en met fsk 6, periodiek 11.
3. Bij de vaststelling of de werknemer voor de tegemoetkoming ad € 286,-- per jaar in aanmerking komt wordt alleen gekeken naar de inschaling qua schaal in de maand januari van het desbetreffende jaar en niet naar het feitelijke inkomen.
4. Voor de hoogte van de tegemoetkoming ziektekosten en voor de bepaling van de hoogte van het maximum van schaal 6 wordt de omvang van de betrekking buiten beschouwing gelaten.
De werkgeversbijdrage voor de premie van de basiszorgverzekering bedraagt voor werknemers die zijn ingeschaald in de schalen 1 t/m 6 en 32* € 50,- per maand. Voor werknemers, ingeschaald in schaal 7 en hoger is de bijdrage € 37,50. Deze bijdrage zal worden verstrekt naast de hierboven omschreven tegemoetkoming van de werkgever in verband met premie aanvullende ziektekostenverzekering.
Artikel 94. Meerdere dienstverbanden
Indien de werknemer op grond van een ander dienstverband een tegemoetkoming in ziektekosten ontvangt, wordt deze verrekend met de tegemoetkoming op grond van artikel 92. De werknemer is verplicht om werkgever over een tegemoetkoming op grond van een ander dienstverband te informeren.
Artikel 95. Inhouding ziektekostenpremies
De premies die de werknemer voor zichzelf en eventueel voor zijn gezinsleden verschuldigd is aan de geselecteerde zorgverzekeraar, worden op het loon van de werknemer ingehouden en afgedragen aan de geselecteerde zorgverzekeraar, tenzij:
a. de werknemer schriftelijk aan de geselecteerde zorgverzekeraar heeft meegedeeld dat hij hier bezwaar tegen heeft; of
b. het bedrag van de af te dragen premies hoger is dan het netto loon van de werknemer.
Artikel 96. Garantie-uitkering
1. De werknemer die herplaatst is op grond van artikel 85, eerste lid, onderdeel c, heeft, indien naderhand maar vóór 1 januari 2001 de mate van arbeidsongeschiktheid op een lager niveau wordt vastgesteld, recht op een garantie-uitkering, indien hem geen aanvullende gangbare arbeid wordt aangeboden van een zodanige omvang dat hij in staat is om zijn toegenomen restverdiencapaciteit volledig te benutten.
2. De garantie-uitkering bedraagt te rekenen vanaf de datum van aanvang van de ziekte in de oorspronkelijke functie 18 maanden 100%, vervolgens 39 maanden 80% en daarna 33 maanden 70% van het loon dat de werknemer genoot in de oorspronkelijke functie.
3. Op de garantie-uitkering wordt in mindering gebracht wat de werknemer ontvangt aan loon voor de functie waarin hij is herplaatst en, in voorkomend geval, met het recht op WAO-uitkering, invaliditeitspensioen, herplaatsingstoelage en inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf verkregen op of na de datum waarop de arbeidsongeschiktheid op een lager niveau is vastgesteld.
4. Indien de betrokkene nalaat van de gelegenheid gebruik te maken die kan leiden tot het verkrijgen van gangbare arbeid, indien hij weigert gangbare arbeid te aanvaarden of indien hij opzettelijk inkomsten uit gangbare arbeid verloren laat gaan, wordt het bedrag van de garantie-uitkering verminderd met het bedrag van de verzuimde of de verloren gegane inkomsten.
5. De garantie-uitkering eindigt:
a. vanaf de maand volgend op die waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt,
b. bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Artikel 97. Overgangsartikel per 1 januari 2006
1. Op de werknemer van wie de eerste dag van ongeschiktheid bedoeld in artikel 69 is gelegen voor 1 januari 2004 zijn de artikelen 60, 69, 77, 79, 83, 85, 87, 91 niet van toepassing.
2. Op de werknemer, bedoeld in het vorige lid, zijn de artikelen 60, 69, 77, 79, 83, 85, 87 en 91 zoals die golden op 31 december 2005, van toepassing.
3. Op de werknemer, van wie de eerste dag van ongeschiktheid bedoeld in artikel 69 is gelegen op of na 1 januari 2004 en die op grond van de WAO recht heeft op een WAO-uitkering, zijn de artikelen 60, 77, 79, 83, 85 en 90 zoals die golden op 31 december 2005 van toepassing, waarbij de verwijzing in artikel 90, eerste lid, naar artikel 69, eerste lid, gelezen moet worden als een verwijzing naar dat artikel zoals dat luidt met ingang van 1 januari 2006.
4. Werkgever stelt per 1 januari 2006 voor de werknemers van wie de eerste dag van ongeschiktheid, bedoeld in artikel 69, is gelegen op of na 1 januari 2004, de duur van de ongeschiktheid vast. De hoogte van de loondoorbetaling vanaf 1 januari 2006 wordt bij voortduring van de ongeschiktheid berekend op basis van het bepaalde in artikel 69, eerste tot en met het vierde lid.
Wanneer het UWV (Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) door middel van een beschikking heeft vastgesteld, dat een werknemer minder dan 35% arbeidsongeschikt is, dan voorziet de werkgever in een inkomensaanvulling van 80% van het door het UWV vastgestelde inkomensverlies voor een periode van maximaal tien jaar, mits de werknemer minimaal 65% van het oude inkomen verdient uit arbeid.
Wanneer het UWV door middel van een beschikking heeft vastgesteld, dat een werknemer 35% of meer arbeidsongeschikt is, en de werknemer verricht geen betaalde arbeid, dan voorziet de werkgever in een inkomensaanvulling tot 80% van het pensioengevend inkomen van het voorgaande jaar.
Indien de werknemer wel arbeid verricht en daar inkomen uit ontvangt, voorziet de werkgever in een uitkering van 80% van het door het UWV vastgestelde inkomensverlies.
De aanvullende uitkeringen van de werkgever, als hierboven omschreven, eindigen uiterlijk op de eerste dag van de eerste maand na het bereiken van de AOW gerechtigde leeftijd. Uiteraard wijzigt of eindigt de uitkering ook in andere gevallen, zoals bijvoorbeeld bij een wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage door het UWV of bij overlijden.
De aanvullende uitkeringen van of namens de werkgever als hierboven omschreven gelden zowel voor werknemers in dienst van werkgever als voor werknemers waarmee na twee jaar arbeidsongeschiktheid het dienstverband met werkgever is beëindigd, mits de werknemer die niet meer in dienst is van werkgever ook ten tijde van beëindiging van het dienstverband in aanmerking zou zijn gekomen voor een aanvullende uitkering als hierboven omschreven.
De aanvullende uitkeringen van of namens de werkgever worden geïndexeerd conform de landelijke WIA-indexering.
De gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer bouwt 50% op van de reguliere pensioenopbouw conform het ABP Pensioenreglement als ware de werknemer volledig arbeidsongeschikt, mits werknemer de door het UWV vastgestelde restverdiencapaciteit voor meer dan 50% benut.
De betreffende arbeidsongeschikte (ex-) werknemer dient, om voor de hiervoor omschreven inkomensaanvullingen in aanmerking te (blijven) komen, aan de volgende voorwaarden te voldoen:
• de wettelijke voorwaarden in verband met re-integratie,
• actief (mee)werken aan medisch herstel,
• voldoen aan oproepen van de (ex-) werkgever, eventuele verzekeraars, bedrijfs- en/of keuringsartsen en het UWV,
• actief en volledig meewerken en voldoen aan het in de voorwaarden van de verzekeraar gestelde,
• het op verzoek overleggen van relevante zijdens (ex-)werkgever gevraagde informatie met betrekking tot inkomens- en re-integratiegegevens.
Hoofdstuk IX Schorsing
Artikel 99. Gronden voor schorsing
De werkgever kan de werknemer schorsen:
a. wanneer hem mededeling is gedaan van het voorstel de arbeidsovereenkomst met hem wegens gewichtige of dringende redenen te beëindigen;
b. wanneer tegen hem een bevel tot inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis wordt ten uitvoer gelegd;
c. wanneer tegen hem een strafrechtelijke vervolging wegens misdrijf is ingesteld;
d. wanneer dit uit overwegingen van bedrijfsbelang noodzakelijk wordt geacht.
Artikel 100. Vereisten bij bekendmaking van schorsing
Bij de bekendmaking van de schorsing worden vermeld:
a. het tijdstip waarop de schorsing ingaat;
b. voor zover mogelijk, de duur van de schorsing.
Artikel 101. Inhouding van loon tijdens schorsing
1. Tijdens de schorsing ingevolge artikel 99, onder a, kan het loon geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.
2. Tijdens de schorsing ingevolge artikel 99, onder b of c, kan het loon voor een derde gedeelte worden ingehouden; na verloop van een termijn van zes weken kan een verdergaande inhouding van het loon, ook tot het volle bedrag daarvan, plaatsvinden.
3. Gedurende de schorsingsperiode blijft de werknemer in ieder geval in het genot van een bedrag gelijk aan het op hem verhaalbare gedeelte van de premies voor pensioen en ziektekosten.
4. Werkgever kan het niet ingehouden gedeelte van het loon aan anderen dan de geschorste werknemer doen uitbetalen.
5. Volgens het bepaalde in de voorgaande leden ingehouden loon, wordt alsnog aan de werknemer uitbetaald, indien de schorsing niet door een door de strafrechter opgelegde straf of door beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt gevolgd, dan wel indien en in zoverre op andere gronden alsnog tot uitbetaling wordt besloten.
Hoofdstuk X Beëindiging van de arbeidsovereenkomst
Artikel 102. Bevoegdheid; ingangsdatum; beëindiging van de arbeidsovereenkomst
1. Behoudens in geval van ontslag op staande voet wegens een dringende reden in de zin van de artikelen 7:678 en 7:679 BW en behoudens tijdens of aan het einde van de proeftijd als bedoeld artikel 7:652 BW, in welke gevallen de individuele arbeidsovereenkomst door beide partijen met onmiddellijke ingang kan worden opgezegd, neemt de arbeidsovereenkomst een einde:
a. voor een werknemer die voor onbepaalde tijd in dienst is:
• door opzegging door de werkgever of
• door opzegging door de werknemer.
Opzegging kan alleen indien wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor beëindiging van het dienstverband; de opzegging dient zodanig te geschieden dat het einde van de arbeidsovereenkomst samenvalt met het einde van een kalendermaand.
b. voor een werknemer die voor een bepaalde tijd in dienst is van rechtswege:
• op de kalenderdatum of
• op de laatste dag van het tijdvak of het bepaalde geheel van werkzaamheden, genoemd in de individuele arbeidsovereenkomst.
Een dienstverband voor bepaalde tijd kan tussentijds worden opgezegd.
2. De individuele arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de werknemer de AOW-pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
1. Bij beëindiging van het dienstverband door opzegging dienen zowel de werkgever als de werknemer een opzegtermijn in acht te nemen van ten minste:
a. één kalendermaand, indien de werknemer xxxxxx dan zes maanden onafgebroken bij de werkgever werkzaam is;
b. twee kalendermaanden, indien de werknemer xxxxxx dan zes maanden doch korter dan drie jaren onafgebroken bij de werkgever werkzaam is;
c. drie kalendermaanden, indien de werknemer drie jaren of langer onafgebroken bij de werkgever werkzaam is.
2. De in lid 1 van dit artikel bepaalde opzegtermijnen, alsmede, voor zover van toepassing, het in artikel 9, lid 1 a, bepaalde tijdstip behoeven niet in acht te worden genomen, indien de beëindiging van het dienstverband plaatsvindt:
a. wegens een dringende reden, als bedoeld in artikel 7:678 en 7:679 van het Burgerlijk Wetboek;
b. gedurende de met de werknemer overeengekomen proeftijd, als bedoeld in artikel 8;
c. met wederzijds goedvinden.
In het geval dat een werknemer op 31 december 2006 in dienst was van de gemeente Rotterdam en werkzaam was bij de RET en in het kader van de verzelfstandiging in dienst is gekomen van werkgever, dan is de diensttijd voorafgaand aan 31 december 2006 mede bepalend voor de duur van de opzegtermijn.
artt. 104 t/m 112 m.b.t. FPU-ontslag zijn vervallen
Artikel 113. Eindigen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd ( zie ook art. 667 BW)
1. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege zodra de tijd waarvoor zij is verleend, is verstreken.
2. Aan de werknemer, die een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan met werkgever, wordt uiterlijk drie maanden voor de datum waarop het dienstverband ingevolge het vorige lid van rechtswege eindigt, schriftelijk bericht, of het dienstverband wordt voortgezet.
3. Aan de werknemer met een arbeidsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid kan de arbeidsovereenkomst worden beëindigd met ingang van een dag, gelegen binnen de bepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst met de werknemer bedoeld in het tweede lid kan tussentijds worden opgezegd. In deze gevallen wordt een opzegtermijn in acht genomen van:
a. drie maanden, ingeval de werknemer bij het begin van de opzegtermijn, laatstelijk ten minste twaalf maanden onafgebroken in dienst was;
b. twee maanden, ingeval de werknemer bij het begin van de opzegtermijn, laatstelijk zes maanden of langer, doch korter dan twaalf maanden onafgebroken in dienst was;
c. één maand, ingeval de werknemer bij het begin van de opzegtermijn laatstelijk korter dan zes maanden onafgebroken in dienst was.
4. Opzegging als bedoeld in het vorige lid kan niet gebeuren gedurende de zwangerschap van de vrouwelijke werknemer noch gedurende het bevallingsverlof, bedoeld in artikel 3:1, derde lid, van de WAZO, noch - indien zij haar dienst heeft hervat - gedurende een periode van zes weken volgend op dat verlof. De werkgever kan ter staving van de zwangerschap een verklaring van een geneeskundige of van een verloskundige verlangen.
5. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan, al dan niet op verzoek van de werknemer, ingaan voor de afloop van de opzegtermijn. Indien dit niet op verzoek van de werknemer gebeurt, wordt hem over de tijd die aan de opzegtermijn ontbreekt, het loon doorbetaald. Het bepaalde in dit lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de werknemer aan wie korter dan drie maanden voor de datum waarop zijn dienstverband volgens het bepaalde in lid 1 van rechtswege eindigt, wordt meegedeeld, dat de arbeidsovereenkomst na genoemde datum niet zal worden verlengd.
Artikel 114. Opzegging op grond van ongeschiktheid wegens ziekte
1. De arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd op grond van ongeschiktheid van de werknemer voor de vervulling van zijn functie wegens ziekte. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ziekte mede verstaan gebreken.
2. Een opzegging als bedoeld in het eerste lid vindt slechts plaats indien:
er sprake is van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie wegens ziekte gedurende een periode van 24 maanden en met inachtneming van art. 670 BW;
3. De werkgever wint voor het beoordelen van de vraag, of er sprake is van een situatie als bedoeld in het tweede lid, advies in bij een door de uitvoeringsinstelling daartoe aangewezen medisch deskundige.
4. De in het derde lid bedoelde arts betrekt bij zijn beoordeling een arts, aangewezen door de werkgever, en, indien de werknemer dit wenst, een arts, aangewezen door de werknemer.
5. De werkgever stelt de werknemer schriftelijk op de hoogte dat een procedure als bedoeld in het derde lid wordt ingesteld. In deze aanschrijving wijst de werkgever de werknemer op de mogelijkheid om een arts van zijn keuze te laten deelnemen aan de procedure.
6. De aanschrijving, bedoeld in het vijfde lid, geschiedt op zijn vroegst vanaf de 18e maand na de eerste ziektedag, met dien verstande dat de procedure met betrekking tot het medisch advies uiterlijk in de 24e maand na de eerste ziektedag afgerond kan zijn.
7. De in het derde lid bedoelde arts stelt naar aanleiding van zijn bevindingen een rapport op, dat wordt toegezonden aan de werkgever en in afschrift aan de werknemer.
8. De kosten van het medisch onderzoek, verricht door de in het derde en vierde lid bedoelde artsen, komen ten laste van de werkgever.
9. Voor het bepalen van het in het tweede lid bedoelde tijdvak van 24 maanden worden perioden van ongeschiktheid voor de vervulling van de betrekking ten gevolge van zwangerschap voorafgaand aan het zwangerschaps- en bevallingsverlof en de periode van het zwangerschaps- of bevallingsverlof bedoeld in artikel 59, niet in aanmerking genomen.
10. Voor het bepalen van het in het tweede lid bedoelde tijdvak van 24 maanden worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid in dit geval redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.
11. De termijn van 24 maanden, als genoemd in het tweede lid wordt verlengd:
a. met de duur van de vertraging indien de werkgever de aangifte, bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Ziektewet later doet dan op grond van dat artikel van de Ziektewet is voorgeschreven;
b. met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WAO of artikel 24, eerste lid, van de WIA en
c. met de duur van het tijdvak, dat het UWV op grond van artikel 71a, negende lid, van de WAO of artikel 25, negende lid, van de WIA heeft vastgesteld.
1. Indien een werknemer wegens ziekte of gebrek zonder deugdelijke grond weigert:
a. gevolg te geven aan door werkgever of een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften en mee te werken aan door werkgever of een door hem aangewezen deskundige getroffen maatregelen om hem in staat te stellen de eigen of andere arbeid te verrichten, als bedoeld in artikel 77;
b. arbeid als bedoeld in artikel 79 te verrichten waartoe werkgever hem in de gelegenheid stelt;
c. zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak, als bedoeld in artikel 71a, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. kan dit tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst leiden.
2. Om te beoordelen of er sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, wint werkgever een hierop betrekking hebbend advies van het UWV in.
Artikel 116. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens bereiken AOW-pensioengerechtigde leeftijd
1. De arbeidsovereenkomst met de werknemer die de AOW-pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt eindigt met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin de bedoelde leeftijd is bereikt, van rechtswege.
2. Van het bepaalde in het eerste lid, kan, indien de werknemer hiermede instemt, in bijzondere gevallen, ter beoordeling van werkgever, worden afgeweken.
Artikel 117. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst na bereiken pensioengerechtigde leeftijd
Een arbeidsovereenkomst, waarop artikel 116, tweede lid, is toegepast, wordt beëindigd wanneer een van de partijen dat wenselijk acht met een opzegtermijn van één maand.
Artikel 118. Ontslagbescherming bij activiteiten voor ondernemingsraad
1. Opzegging van de arbeidsovereenkomst kan niet geschieden:
wegens plaatsing van de werknemer op een kandidatenlijst als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de ondernemingsraden;
2. In afwijking van het eerste lid kan opzegging wel plaatsvinden, indien de werknemer schriftelijk met het ontslag instemt.
Artikel 119. Getuigschrift bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst
1. werkgever reikt aan de werknemer, op diens verzoek, een getuigschrift uit.
2. Het getuigschrift bevat een opgave omtrent de aard en de duur van de betrekking alsmede, doch slechts op verzoek van de werknemer, de wijze waarop hij zijn betrekking heeft vervuld.
Hoofdstuk XI Overige rechten en verplichtingen
Artikel 120. Plichtsvervulling
De werknemer is gehouden zijn functie nauwgezet en ijverig te vervullen en zich ook overigens te gedragen zoals een goed werknemer betaamt.
Artikel 121. Bijzondere blijken van waardering
Wegens buitengewone toewijding of zeer loffelijke vervulling van de arbeidsovereenkomst kan werkgever aan de werknemer een bijzonder blijk van waardering verlenen in de vorm van:
a. een schriftelijke tevredenheidsbetuiging;
b. extra-verlof;
c. een geschenk in natura;
d. buitengewone verhoging van het loon.
Artikel 122. Verplichting tot melding verhindering
Onverminderd het bepaalde in de regels over de geneeskundige controle, is de werknemer die door andere omstandigheden dan ziekte verhinderd is zijn functie te vervullen, verplicht dit onder opgave van redenen zo spoedig mogelijk mee te delen of te doen meedelen.
Artikel 123. Maatregelen van orde. Ontzegging van toegang
1. De werknemer is verplicht zich te gedragen naar de maatregelen van orde die ten aanzien van het verblijf in bedrijfsgebouwen, op bedriijfs- of andere arbeidsterreinen zijn vastgesteld.
2. De werknemer kan door of namens de werkgever de toegang tot de in het vorige lid bedoelde gebouwen of terreinen, dan wel het verblijf aldaar, worden ontzegd.
Artikel 124. Doen van uitvinding. Indiening en beloning van ideeën
1. De werknemer die meent in verband met de door hem vervulde arbeidsovereenkomst een uitvinding te hebben gedaan is verplicht daarvan meteen mededeling te doen aan de werkgever.
2. De werkgever stelt regels met tot de indiening en beloning van ideeën van werknemers welke gericht zijn op de verbetering van het functioneren van de onderneming (Ideeënreglement, bijlage 28 )
Artikel 125. Verhuisplicht; verhuiskostenvergoeding
1. Als het dienstbelang dit vereist, kan werkgever de werknemer verplichten in of nabij de gemeente Rotterdam of, als zijn plaats van tewerkstelling is gelegen in een andere gemeente, in of nabij die gemeente te gaan wonen.
2. De werknemer die binnen twee jaren aan zijn verhuisplicht voldoet, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de verhuiskosten.
3. De werknemer die voldoet aan een verhuisplicht die hem bij zijn indiensttreding is opgelegd en aan wie binnen twee jaren na de datum van indiensttreding en binnen één jaar na de datum van verhuizing op eigen verzoek of tengevolge van feiten of omstandigheden die aan hemzelf te wijten zijn, ontslag wordt verleend, dient de tegemoetkoming terug te betalen.
4. De tegemoetkoming in de verhuiskosten wordt aan de werknemer die voldoet aan een verhuisplicht die hem bij zijn indiensttreding is opgelegd, slechts toegekend, als hij schriftelijk heeft verklaard, dat de verplichting tot terugbetaling, bedoeld in het derde lid, hem bekend is.
5. De werkgever kan in bijzondere gevallen afwijken van de termijn, genoemd in het tweede lid.
Artikel 126. Verhuizing op medische indicatie
1. De werknemer die op medisch advies in het belang van zich zelf, zijn echtgenote of zijn eigen, stief- of pleegkinderen verhuist en in de kosten van die verhuizing niet krachtens enige wettelijke regeling een tegemoetkoming ontvangt, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de verhuiskosten, als deze verhuizing plaatsvindt binnen één jaar nadat de medische noodzaak daartoe is ontstaan.
2. De werkgever kan in bijzondere gevallen afwijken van de termijn, genoemd in het eerste lid.
Artikel 127. Reiskostenvergoeding woon-werkverkeer. Pensionkostenvergoeding
1. De werknemer heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van het dagelijks heen en weer reizen tussen zijn woonplaats en de plaats van tewerkstelling volgens door de werkgever te stellen regels.
2. De werknemer die op grond van artikel 125 in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten en die naar het oordeel van de werkgever niet dagelijks heen en weer kan reizen, heeft, tenzij zijdens werkgever in voeding en huisvesting wordt voorzien, aanspraak op een tegemoetkoming in de pensionkosten voor verblijf in een pension in een door werkgever aangewezen gebied.
3. De werknemer, bedoeld in het tweede lid, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de reiskosten voor gezinsbezoek.
4. De tegemoetkoming in de reis- en pensionkosten wordt ingetrokken, zodra de werknemer naar het oordeel van de werkgever niet al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om aan zijn verplichting tot verhuizing te voldoen.
Artikel 128. Vergoeding bij dienstreizen
De werknemer heeft aanspraak op vergoeding van reis- en verblijfkosten ter zake van dienstreizen overeenkomstig de daarvoor door de werkgever te stellen regels (bijlage 13, regeling kostenvergoedingen).
Artikel 129. Tegemoetkoming verhuiskosten in bijzondere gevallen
Buiten de gevallen, bedoeld in de artikelen 125 en 126, kan de werkgever in bijzondere gevallen onder door hen te stellen voorwaarden een tegemoetkoming in de verhuiskosten toekennen.
Artikel 130. Op grond van wettelijke regeling reeds recht op vergoeding
De tegemoetkomingen, bedoeld in de artikelen 125, 126, 127, en 129, worden slechts verleend, voor zover voor de werknemer of één van zijn gezinsleden geen recht op vergoeding van diezelfde kosten krachtens enige wettelijke regeling bestaat.
Artikel 131. Nadere uitvoeringsregels
De werkgever stelt nadere regels vast ter uitvoering van de artikelen 125, 126 en 129 (bijlage 13, regeling kostenvergoedingen).
Artikel 132. Behandeling van klachten over de werknemer
1. Indien over een werknemer klachten van derden ter kennis komen van de werkgever, wordt -tenzij die klachten kennelijk ongegrond of niet van enig belang zijn- de inhoud daarvan zo spoedig mogelijk door de werkgever aan de werknemer medegedeeld.
2. De werknemer heeft het recht zijn oordeel over de klacht mondeling of schriftelijk te geven. Desgewenst kan hij zich daarbij door een raadsman doen bijstaan.
1. De werknemer is verplicht om andere werkzaamheden te aanvaarden, voor de vervulling waarvan hij in het belang van de onderneming is aangenomen, indien dit hem redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid en zijn omstandigheden kan worden opgedragen.
2. Indien de werkgever dit in belang van de onderneming nodig acht is de werknemer verplicht:
a. tijdelijk niet tot zijn functie behorende werkzaamheden te verrichten;
b. tijdelijk een andere functie waar te nemen;
c. tijdelijk werkzaamheden te verrichten buiten en boven de voor hem vastgestelde werktijden;
d. zich buiten de voor zijn functie vastgestelde werktijden ter beschikking te houden.
3. De werknemer kan niet worden verplicht om bij staking of uitsluiting, ter vervanging van stakers of uitgeslotenen, werkzaamheden te verrichten of werknemers bij het verrichten van werkzaamheden behulpzaam te zijn, tenzij dit naar het oordeel van de werkgever met het oog op de openbare veiligheid of gezondheid of voor het regelmatig functioneren van de onderneming noodzakelijk is.
Artikel 134. Nevenwerkzaamheden
1. De werknemer is verplicht opgave te doen van de nevenwerkzaamheden die hij (gaat) verricht(en), die de belangen van de dienst, voor zover deze in verband staan met zijn functievervulling, kunnen raken.
2. De werkgever voert een registratie van de in het eerste lid gedane opgaven.
3. Het is de werknemer verboden nevenwerkzaamheden te verrichten waardoor de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de onderneming, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.
4. De werkgever kan ter uitvoering van de vorige leden nadere regels stellen.
1. Het is de werknemer verboden:
a. rechtstreeks of zijdelings deel te nemen aan of enig voordeel te trekken uit aannemingen of leveringen ten behoeve van de onderneming of van een aan de onderneming gelieerde instelling;
b. vergoedingen, beloningen, geschenken of beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen in verband met de uitoefening van zijn functie;
c. voor persoonlijke doeleinden werkzaamheden te doen verrichten door personen in dienst van de onderneming of van aan de onderneming gelieerde instellingen
d. ten eigen bate aan de onderneming toebehorende eigendommen te gebruiken;
e. ten eigen bate gebruik te maken van hetgeen hem in of in verband met zijn functie is bekend geworden.
2. De werkgever kan in bijzondere gevallen, onder door hen te stellen voorwaarden, ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het vorige lid, onder b en d.
3. De werkgever kan regels stellen betreffende het deelnemen van de werknemer rechtstreeks of zijdelings, aan aannemingen en leveringen ten behoeve van anderen.
Artikel 136. Afrekening rekenplichtige
1. De rekenplichtige werknemer wordt van de verplichting tot aanzuivering van een tekort geheel of gedeeltelijk ontheven naarmate hij het beheer nauwgezet heeft gevoerd en de nodige voorzorgen heeft genomen voor de bewaring van gelden en geldswaardige papieren.
2. Vloeit de verplichting tot aanzuivering van een tekort voort uit aansprakelijkheid voor ondergeschikt personeel dan wordt bovendien in aanmerking genomen in hoeverre hij op de handelingen van dat personeel deugdelijk toezicht heeft gehouden.
3. De rekenplichtige werknemer is van zijn verantwoordelijkheid ontheven gedurende de tijd dat hij door ziekte of wettige afwezigheid zijn beheer niet persoonlijk heeft gevoerd, indien gedurende die tijd zijn functie wordt waargenomen krachtens aanwijzing door of namens de werkgever.
Artikel 137. Verhaal van schade op de werknemer
De werknemer kan worden verplicht tot gehele of gedeeltelijke vergoeding van door de onderneming geleden schade, voor zover deze aan zijn schuld of nalatigheid is te wijten.
Artikel 138. Vergoeding van schade aan eigendommen
1. Aan de werknemer wordt de schade aan zijn eigendommen, geen motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen zijnde, welke hij buiten zijn schuld of nalatigheid lijdt ten gevolge van de vervulling van zijn functie, vergoed naar de dagwaarde dier eigendommen.
2. Aan de werknemer wordt de schade vergoed aan een hem toebehorend motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, welke hij lijdt ten gevolge van de vervulling van zijn functie, tenzij:
a. die schade bestaat uit de normale slijtage of
b. sprake is van aan opzet of bewuste roekeloosheid grenzende verwijtbaarheid of
c. de in de regel 10.000 of meer kilometers per jaar rijdt ten behoeve van de dienst en per kilometer een vergoeding ontvangt gelijk aan of hoger dan het belastingvrije bedrag per kilometer.
Artikel 139. Vergoeding schade aan privé-eigendommen (voorheen bijlage 16 bij CAO)
In verband met vergoeding van schade als bedoeld in artikel 138, lid 1 van deze CAO gelden de volgende richtlijnen:
• Voor vergoeding komt slechts in aanmerking schade, die rechtstreeks een gevolg is van de uitoefening van de aan de werknemer uit hoofde van zijn functie opgedragen werkzaamheden, zulks voor zover ten genoegen van de werkgever is aangetoond dat de schade niet aan schuld of nalatigheid van betrokkene is te wijten. Niet in aanmerking komt derhalve schade, die wel is opgelopen tijdens de diensturen, maar geen rechtstreeks verband houdt met de aard van de te verrichten werkzaamheden. Evenmin zal de schade, geleden ten gevolge van een ongeval onderweg van huis naar werk v.v., voor vergoeding vatbaar zijn.
• Vergoeding geschiedt ingevolge artikel 138 CAO naar de dagwaarde der eigendommen. In verband hiermede ware voor wat kleding en schoeisel betreft rekening te houden met de volgende termijnen van afschrijving:
xxxxx, lederen en bont(over)jassen 5 jaar;
kostuums, overige overjassen 3 jaar;
overige bovenkleding e.d. 2 jaar; onderkleding, zomede blouses/overhemden 1 jaar; schoeisel 2 jaar.
• Voor eigendommen met een gemiddeld langere levensduur zoals horloges en vulpennen ware in het algemeen rekening te houden met een afschrijvingstermijn van 10 jaar.
• Voor wat betreft de evenredige vervanging van medische kunst- en hulpmiddelen zal veelal in eerste instantie een beroep kunnen worden gedaan op de ziektekostenregeling. Vooralsnog alsdan nog kosten ten laste van betrokkene blijven, ware hierin een vergoeding te verlenen tot 100% van de werkelijk gemaakte kosten. Uitzondering hierop dient te worden gemaakt voor de kosten van een nieuw brilmontuur. Gezien de grote verscheidenheid in uitvoering en kostprijs van brilmonturen lijkt het gewenst hiervoor een uniform bedrag te hanteren, t.w. max. € 44,24. De brillenglazen blijven vergoed tot 100% van de kosten. In die gevallen waarin de ziektekostenverzekeraar om welke reden ook geen vergoeding verleent, ontvangt de werknemer hetzelfde bedrag als hij in totaal ontvangen zou hebben, ware hem door de ziektekostenverzekeraar wèl een vergoeding verleend.
Artikel 140. Schade-/kostenvergoeding in overige gevallen.
1. De werkgever kan in niet elders voorziene gevallen naar billijkheid de werknemer schadeloos stellen, kosten vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming verlenen.
2. De werkgever kan regels stellen over deze schadeloosstellingen, kostenvergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen aan groepen van medewerkers
1. De werknemer is verplicht tijdens de vervulling van zijn functie de voorgeschreven dienst- of werkkleding te dragen.
2. Het is de werknemer toegestaan buiten de vervulling van zijn functie de voorgeschreven dienstkleding te dragen behalve bij deelneming aan betogingen en optochten, tenzij daarvoor door of namens de werkgever toestemming is verleend.
3. De werkgever stelt regels betreffende de verstrekking, reiniging en herstelling van de in het eerste lid bedoelde kleding.
Artikel 142. Voorbereiding op pensionering (voorheen bijlage 30).
De werknemer die minder dan 1 jaar verwijderd is van zijn pensionering op grond van Invaliditeitspensioen;
Overgangsregeling FLO;
Het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd,
wordt in de gelegenheid gesteld om, desgewenst met zijn levenspartner, deel te nemen aan een cursusweek “Pensioen in Zicht”.
Artikel 143. Rechtsbescherming van vakbonds(kader)leden
De werknemer die activiteiten vervult, waarvoor hij krachtens artikel 56 t/m 56 g van deze CAO extra verlof met behoud van salaris kan genieten, wordt niet vanwege deze activiteiten benadeeld in zijn positie in de onderneming
De werknemer die bezwaren heeft tegen een ten aanzien van hem door de werkgever genomen schriftelijke beslissing, op grond van, of voortvloeiend uit de CAO RET N.V., die arbeidsrechtelijke gevolgen voor de werknemer heeft, kan deze schriftelijk en gemotiveerd indienen bij het secretariaat van de bezwarencommissie (bijlage 3, regeling bezwarencommissie).
Hoofdstuk XII Overleg met vakbonden
Artikel 145. Overleg met Vakbonden
1. Partijen zijn overeengekomen te streven naar een goed onderling overleg.
2. Het overleg vindt plaats naar behoefte van één of meer daarbij betrokken partijen.
3. Onderwerpen van dit overleg kunnen zijn:
a. deze CAO en/of de uitwerking daarvan;
b. het kader, waarbinnen het personeelsbeleid in de meest ruime zin wordt gevoerd;
c. ingrijpende reorganisaties.
4. Aan het overleg wordt van ondernemingszijde deelgenomen door of namens de directie.
5. Samenstelling vakbondsdelegatie:
voor de vertegenwoordiging van de vakbonden wijzen deze twee vertegenwoordigers en plaatsvervangers aan van elke vakbond die onder haar leden ten minste 30 medewerkers bij de RET
X.X. xxxx;
6. de in het vorige lid genoemde vertegenwoordiging wordt uitgebreid tot drie, indien de vakbond onder haar leden tenminste 100 medewerkers bij de RET N.V. kent.
7. Elk jaar, voor 1 februari, geven de vakverenigingen, die onder hun leden ten minste 30 medewerkers bij de RET N.V. tellen, bij de ondernemer op:
a. het op 1 januari van dat jaar bij de vakvereniging aangesloten aantal medewerkers bij de RET N.V.;
b. de namen en adressen van de kaderleden, die als vertegenwoordigers en plaatsvervangers zijn aangewezen.
d.d. 28 februari 0000 Xxxxxxxxx
de RET N.V., M.B. Xxxx, Algemeen directeur
hierna te noemen de werkgever, als partij ter ene zijde en de
1.
FNV Stadsvervoer,
X. Xxxxxxxxx
2.
CNV Publieke Diensten
X. Xxxxx
3. VOR,
X. Xxxxxxx
4.
BV 2002
J. Kop
elk als partij ter andere zijde
is de navolgende CAO RET N.V. gesloten.
Bijlage 1: Regeling functiebeschrijving
Artikel 1.
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
a. werknemer: de werknemer in de zin van deze CAO RET N.V.;
b. functie: het geheel van de werkzaamheden door de werknemer te verrichten en voortvloeiend uit de doelstelling van de organisatie, waarbinnen de werkzaamheden plaatsvinden;
c. organisatorische eenheid: een reeks van functies die in organisatorisch opzicht een bepaalde samenhang vertonen.
2. Systematische organisatie- en functiebeschrijving
Artikel 2.
Het beschrijven van organisatorische eenheden en alle daarbinnen voorkomende functies geschiedt volgens door de werkgever vast te stellen richtlijnen.
Artikel 3.
De werkgever bepaalt welke organisatorische eenheden binnen de RET N.V. dienen te worden onderkend.
Artikel 4.
Als de werknemer die door de werkgever met de organisatiebeschrijving wordt belast, een ander is dan de chef van de desbetreffende organisatorische eenheid, vindt verzameling en vastlegging van de gegevens plaats in overleg met laatstgenoemde.
Artikel 5.
Als de werknemer die door de werkgever met de functiebeschrijving wordt belast, een ander is dan de werknemer die de functie vervult, vindt de beschrijving plaats in overleg met laatstgenoemde.
Artikel 6.
1. De werknemer die de functie vervult en degene aan wie hij middellijk of onmiddellijk ondergeschikt is ontvangen een afschrift van de volgens het vorige artikel opgemaakte ontwerpbeschrijving.
2. De in het vorige lid bedoelde werknemers kunnen binnen 14 dagen na ontvangst van de opgemaakte ontwerpbeschrijving bij de algemeen directeur daartegen schriftelijk en met redenen omkleed bedenkingen kenbaar maken.
Artikel 7.
De algemeen directeur beslist binnen zes weken na ontvangst van de bedenkingen over de verdere afhandeling.
Artikel 8.
De organisatie- en functiebeschrijvingen worden vastgesteld, na beoordeling van de eventueel ingebrachte bezwaren zoals bedoeld in de vorige artikelen.
Artikel 9.
De vastgestelde organisatie- en functieomschrijvingen worden herzien, wanneer daartoe aanleiding bestaat. Het bepaalde in de overige artikelen van dit besluit is daarbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10.
In de gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist de algemeen directeur.
Bijlage 2: Regeling functiewaardering
Artikel 1.
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
a. werknemer: de werknemer in de zin van deze CAO RET N.V.;
b. functie: het geheel van de werkzaamheden door de werknemer te verrichten en voortvloeiend uit de doelstelling van de organisatie, waarbinnen de werkzaamheden plaatsvinden;
c. de bezwarencommissie: de commissie bedoeld in de Regeling bezwarencommissie, bijlage 3;
d. bezwaren: de bezwaren als bedoeld in artikel 11 van deze regeling.
Artikel 2.
Bij het bepalen van de waarde van de functie wordt de in deze regeling neergelegde procedure in acht genomen.
Artikel 3
De werkgever stelt de methodieken van functiewaardering vast.
Artikel 4.
Het verzamelen en vastleggen van informatie over functies geschiedt volgens de door de werkgever vast te stellen regels.
Artikel 5.
Functiewaardering vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van de algemeen directeur.
Artikel 6.
De functiewaardering wordt uitgevoerd door één of meer door de werkgever aan te wijze personen, conform de met de OR bepaalde regeling.
Artikel 7.
De personen belast met de uitvoering van de functiewaardering hebben tot taak om volgens de in artikel 3 bedoelde methodieken en op basis van de functie-informatie als bedoeld in artikel 4, aan de algemeen directeur advies uit te brengen over de waarde van de functies binnen de RET N.V..
Artikel 8.
1. De algemeen directeur stelt na kennisname van de aan hem uitgebrachte adviezen het niveau van de functie vast.
2. De algemeen directeur stelt de betreffende werknemer schriftelijk en voor zover zijn beslissing afwijkt van de aan hem uitgebrachte adviezen, met redenen omkleed in kennis van zijn beslissing.
Artikel 9.
1. De werknemer die door een beslissing van de werkgever rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen kan bedenkingen uiten bij de Bezwarencommissie.
2. De werknemer en de werkgever stellen elkaar schriftelijk op de hoogte van door hen ingediende bedenkingen.
Artikel 10
1. De algemeen directeur draagt er zorg voor dat alle op het waarderen van functies binnen RET N.V. betrekking hebbende informatie op afdoende wijze wordt vastgelegd en bewaard.
2. De algemeen directeur stelt vast welke personen en instanties toegang tot de in lid 1 bedoelde informatie mogen hebben.
Artikel 11.
1. De werkgever kan als hij daartoe aanleiding ziet, de waarde van de functie opnieuw laten bepalen.
2. De werknemer kan bij de algemeen directeur een schriftelijk verzoek met redenen omkleed indienen om de waarde van zijn functie opnieuw te laten bepalen.
Artikel 12.
In de gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist de algemeen directeur.
Bijlage 3: Regeling bezwarencommissie
Artikel 1. werkingssfeer
De werknemer die bezwaren heeft tegen een ten aanzien van hem door de werkgever genomen schriftelijke beslissing, op grond van, of voortvloeiend uit de CAO RET N.V., die arbeidsrechtelijke gevolgen voor de werknemer heeft, kan deze schriftelijk en gemotiveerd indienen bij het secretariaat van de bezwarencommissie p/a manager Personeel en Organisatie, Xxxx xx Xxxx 0, Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxx.
Artikel 2. termijn indienen bezwaren
De bezwaren moeten worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop de werknemer van de jegens hem genomen beslissing heeft kennisgenomen, of redelijkerwijs had kunnen kennisnemen.
1. Wanneer de beslissing aan de werknemer in persoon is uitgereikt en/of per post is bezorgd op zijn woon- of verblijfadres, wordt de werknemer geacht de beslissing te hebben ontvangen.
Artikel 3. niet ontvankelijk
Er wordt tot niet ontvankelijk verklaring van de bezwaren overgegaan in de volgende situaties:
• de bezwaren zijn niet schriftelijk en gemotiveerd ingediend, nadat de indiener in staat is gesteld om het verzuim te herstellen binnen een daarvoor aangegeven termijn;
• de bezwaren zijn te laat ingediend, tenzij de medewerker aannemelijk maakt dat het redelijkerwijs niet mogelijk was binnen de gestelde termijn het bezwaar in te dienen;
• over dezelfde beslissing zijn al eerder door dezelfde werknemer bezwaren ingediend;
• de indiener heeft ter zake van dezelfde beslissing een vordering bij de kantonrechter aanhangig gemaakt;
• de beslissing valt niet onder de werkingssfeer van artikel 1 van deze regeling.
Artikel 4. samenstelling commissie
1. De bezwarencommissie bestaat uit de volgende leden:
a. drie niet op de loonlijst van de RET N.V. voorkomende leden
b. een lid benoemd door de werkgever;
c. een lid benoemd door de bij de totstandkoming van de CAO RET N.V. betrokken vakbonden;
d. een onafhankelijk voorzitter/lid benoemd op voordracht van de onder a en b genoemde leden.
Voor elk lid wordt, op voordracht van de genoemde instanties en personen, een plaatsvervangend lid benoemd. Deze treedt op als plaatsvervangend lid bij afwezigheid van een lid langer dan 4 weken.
2. Het lid dat door de werkgever wordt benoemd is gedurende de zittingsperiode van de bezwarencommissie actief werkzaam in een managementfunctie. Het werkgeverslid overlegt regelmatig met manager P&O over P&O zaken en algemene ontwikkelingen binnen de RET en de binnen het bedrijf aan de orde zijnde beleidszaken.
3. De voorzitter beschikt over een juridische achtergrond die bestaat uit een afgeronde universitaire studie rechten. De voorzitter is gedurende de hele zittingsperiode werkzaam in een juridische functie en of advocatuur en of het bedrijfsleven. De voorzitter overlegt drie maal per kalenderjaar met manager P&O en/of de algemeen directeur over de stand van zaken.
4. De leden van de commissie worden benoemd voor de duur van drie jaar. Daarna is éénmaal herbenoeming voor eenzelfde termijn mogelijk. Het lid dat door de bonden wordt benoemd zal na elke zittingsperiode van drie jaar worden vervangen door een lid van een andere vakbond.
5. Een lid kan maximaal zitting nemen tot de AOW-pensioengerechtigde leeftijd. Bij het bereiken van deze leeftijd zal een lid worden vervangen.
6. De leden van de commissie dienen een directe relatie te hebben met het vervoersgebied van de RET, in die zin dat zij geacht worden woonachtig te zijn in het vervoersgebied van de RET, of binnen een straal van 20 kilometer daarbuiten. In uitzonderlijke gevallen kan van dit laatste vereiste worden afgeweken na toestemming van Manager P&O.
7. De leden van de commissie dienen onpartijdig en onafhankelijk te zijn in die zin dat zij direct noch indirect persoonlijk of zakelijk belang mogen hebben bij de afloop van een geschil als bedoeld in deze regeling.
8. De leden van de commissie zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen in de werkzaamheden als commissielid bekend is geworden. Dit geldt eveneens voor de adviseurs.
Artikel 5. ondersteuning commissie
1. De werkgever belast één of meerdere juristen van de afdeling P&O als adviseur voor de juridische vraagstukken die spelen ten aanzien van de bezwaren. Tevens belast de werkgever een senior P&O adviseur voor de P&O vraagstukken die spelen ten aanzien van de bezwaren. Deze adviseurs maken geen deel uit van de commissie.
2. Voor de secretariële werkzaamheden kan een secretaresse worden aangewezen of ingehuurd.
Artikel 6. bevoegdheden en werkwijze commissie
1. De bezwarencommissie is bevoegd om informatie in te winnen bij de werkgever, via manager Personeel & Organisatie, of diens plaatsvervanger. De bezwarencommissie is bevoegd tot inzage van alle stukken die op de zaak betrekking hebben.
2. De werkgever heeft binnen 2 weken na ontvangst van een kopie van de bezwaren de mogelijkheid om een schriftelijke reactie te geven.
3. De bezwarencommissie geeft aan de werknemer en de werkgever de gelegenheid hun standpunten mondeling dan wel schriftelijk toe te lichten in een zitting. Er vindt geen zitting plaats als de bezwaren naar het oordeel van de commissie kennelijk niet ontvankelijk, of kennelijk ongegrond zijn; als aan de bezwaren volledig is tegemoet gekomen; of als partijen van het horen afzien.
4. De bezwarencommissie bepaalt de dag, het tijdstip en de plaats van de zitting. Zij stelt hiervan partijen schriftelijk in kennis met inachtneming van een redelijke termijn voorafgaand aan de zitting, deze termijn bedraagt ten minste 10 dagen. De zitting vindt plaats binnen 8 weken na binnenkomst van de bedenkingen, uitstel van deze termijn is mogelijk onder opgave van redenen. De zitting is niet openbaar.
5. De werknemer kan zich in de procedure ter behartiging van zijn belangen op eigen kosten laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
6. De bezwarencommissie is bevoegd getuigen en deskundigen te horen en bepaalt wie er als zodanig worden opgeroepen.
Artikel 7. advies
1. De bezwarencommissie brengt, schriftelijk en gemotiveerd, advies uit aan de algemeen directeur en manager Personeel & Organisatie. De werknemer ontvangt hiervan een kopie.
2. De beslissing over het uit te brengen advies wordt door de bezwarencommissie genomen met een meerderheid van stemmen. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
3. Het uitbrengen van het advies vindt plaats binnen 4 weken na de hoorzitting. Deze termijn kan onder opgave van redenen worden verlengd.
Artikel 8. beslissing
De algemeen directeur neemt, naar aanleiding van het zwaarwegend advies dat door de bezwarencommissie is uitgebracht, een gemotiveerde en schriftelijke beslissing en deelt deze onverwijld mee aan de medewerker. De beslissing wordt genomen binnen 3 weken na ontvangst van het advies.
Artikel 9. huishoudelijk reglement
De bezwarencommissie stelt een huishoudelijk reglement op, waarin ten minste de taken van de secretaris worden omschreven. Een afschrift van dit huishoudelijk reglement zal door de werkgever ter inzage worden gelegd voor het personeel.
Bijlage 4: De Sollicitatiecode RET N.V.
1.1
Deze sollicitatiecode is voornamelijk gebaseerd op de code van de De Nederlandse Vereniging voor Personeelsmanagement & Organisatieontwikkeling (NVP) en kent de volgende uitgangspunten:
• De wettelijke bepalingen en regelingen inzake anti-discriminatie en gelijke behandeling. Dit houdt ook in dat elke sollicitant een eerlijke kans heeft op aanstelling (“gelijke kansen bij gelijke geschiktheid”);
• Bij de werving en selectie wordt de volgende volgorde van voorrang gehanteerd:
a. herplaatsingskandidaten;
b. interne kandidaten en kandidaten uit de prioriteitsgroepen (vrouwen, gehandicapten, jongeren en allochtonen);
Bij gelijke geschiktheid wordt voorrang gegeven aan kandidaten uit de prioriteitsgroepen.
• Sollicitanten worden deugdelijk en volledig geïnformeerd over de procedure, over de inhoud van de vacante functie en over de plaats in de organisatie;
• Slechts die informatie wordt aan de sollicitanten gevraagd, die nodig is voor het beoordelen van de geschiktheid voor de functie;
• Van de sollicitanten verkregen informatie wordt vertrouwelijk en zorgvuldig behandeld. Ook in andere opzichten wordt de privacy van de sollicitant gerespecteerd;
• Op een schriftelijk door de sollicitant bij de directie ingediende klacht, over onzorgvuldige, onbillijke of onjuiste behandeling wordt door de directie binnen een redelijke termijn schriftelijk gereageerd.
• (Het streven is om de klacht binnen 6 weken af te handelen. Indien deze termijn niet gehaald wordt, dient de klager daarvan schriftelijk -met redenen omkleed- op de hoogte gesteld te worden.
1.2
De sollicitant heeft het recht inzicht te krijgen in de te volgen sollicitatieprocedure. Indien de directie daarvan afwijkt, dient dit aan de sollicitant medegedeeld en toegelicht te worden.
Artikel 2. Het ontstaan van de vacature
2.1
Er is sprake van een vacature als de RET N.V. wervingsactiviteiten start om personeel aan te trekken voor:
• een opengevallen reguliere en / of tijdelijke functie;
• het opvullen van resturen;
• bovenformatieve banen.
2.2
De werkgever geeft goedkeuring aan de vacature aan de hand van een opgestelde taakomschrijving of functietypering, die gebaseerd is op de bestaande of nieuw geformuleerde functiebeschrijving.
2.3
Van deze taakomschrijving wordt een functieprofiel gemaakt.
2.4
Functie-eisen kunnen betrekking hebben op de gewenste vakbekwaamheid (opleiding, kennis en ervaring), gedrag en persoonlijke kenmerken. Eisen ten aanzien van persoonlijke kenmerken (bijvoorbeeld fysieke gesteldheid) worden slechts gesteld indien deze in verband met een goede functievervulling noodzakelijk zijn en voor zover zij niet in strijd zijn met wettelijke regelingen.
2.5
Er moet een reële relatie bestaan tussen enerzijds de functie-eisen en anderzijds de aard en inhoud van de vacature. Tijdens de selectie mogen geen nieuwe functie-eisen worden toegevoegd.
2.6
In het functieprofiel staan minimaal de volgende gegevens:
• Naam van de betreffende afdeling (eventueel werklocatie);
• Naam van de functie en een omschrijving van de te verrichten werkzaamheden;
• Vereiste opleidings- en ervaringsniveau;
• Een indicatie van het functieniveau;
• Aantal werkuren, de eventuele mogelijkheid om in deeltijd te werken, werktijden;
• Bijzondere arbeidsomstandigheden, zoals continudienst.
2.7
In de advertentie wordt naast de in het functieprofiel genoemde aspecten ook uitsluitsel gegeven omtrent:
• Type en tijdsduur van de werkrelatie (bepaalde tijd, onbepaalde tijd, oproepcontract);
• Naam en telefoonnummer van een contactpersoon die nader informatie kan verstrekken over de functie;
• Naam, adres en functie van de functionaris aan wie de sollicitatie gericht dient te worden;
• Of een assessment en / of psychologisch en / of medisch onderzoek onderdeel uitmaakt van de selectieprocedure voor deze functie.
3.1
De werkgever bekijkt, in overleg met de afdeling P&O, in eerste instantie of de vacature binnen de RET N.V. kan worden opgevuld. Dit kan ook door interne verschuiving van personeel plaatsvinden. Bij interne opvulling van de vacature geldt dat de eigen herplaatsingskandidaten voorrang hebben.
3.2
Indien de werving binnen de RET N.V. niet tot invulling van de vacature heeft geleid, dan wordt extern geworven. Als uitgangspunt wordt daarbij gehanteerd dat prioriteitsgroepen voorrang hebben. Tot de prioriteitsgroepen behoren: vrouwen, jongeren, allochtonen en (arbeids-)gehandicapten.
3.3
De personeelsadvertentie vermeldt, naast de relevante informatie over het functieprofiel, ook bijzonderheden over:
- De wijze van solliciteren (bijvoorbeeld of een sollicitatieformulier moet worden opgevraagd);
- De door de werkgever te verschaffen informatie over de selectieprocedure en of middelen (eventuele aanstellingskeuring en de termijn waarbinnen gesolliciteerd moet worden).
3.4
In de advertentie wordt melding gemaakt van het door de RET N.V. gehanteerde voorrangsbeleid.
De werkgever stelt ten behoeve van selectie een selectiecommissie samen.
4.1
De selectiecommissie bestaat uit maximaal 3 personen. Hiervan kan slechts bij hoge mate van uitzondering afgeweken worden. De selectiecommissie bestaat bij voorkeur uit de toekomstige directe leidinggevende, een toekomstige collega en een personeelsadviseur.
4.2
De selectiecommissie bericht de sollicitant zo spoedig mogelijk (binnen 2 weken) na de sluitingsdatum:
- of hij/zij wordt afgewezen;
- of hij/zij wordt uitgenodigd;
- of de sollicitatie wordt aangehouden (onder vermelding van de termijn waarbinnen nader bericht volgt). Indien de sollicitant voor een gesprek wordt uitgenodigd of de sollicitatie wordt aangehouden,
wordt de vigerende sollicitatiecode aan de sollicitant toegestuurd.
4.3
Bij de selectie van reacties wordt bezien of de opleiding, ervaring en vaardigheden van de sollicitant aansluiten bij het functieprofiel en de -in de advertentie- aangegeven overige eisen.
4.4
De selectiecommissie stelt alleen vragen over aspecten -zoals vakbekwaamheid opleiding, kennis en ervaring- die voor de functie of functievervulling relevant zijn.
4.5
De selectiecommissie verstrekt de sollicitant de noodzakelijke informatie, die deze nodig heeft
om zich een zo volledig mogelijk beeld te kunnen vormen van de functie en de betreffende organisatie.
4.6
De werkgever vergoedt de door de sollicitant gemaakte reiskosten –op basis van de meest voor de hand liggende vorm van openbaar vervoer-.
4.7
De selectie mag (in de regel) niet meer dan 3 selectierondes beslaan.
4.8
Alleen selectiecommissieleden mogen gebruik maken van de uit het gesprek verkregen informatie. Deze informatie wordt niet aan derden ter beschikking gesteld.
4.9
Aan de kandidaten wordt binnen 2 weken na het gesprek kenbaar gemaakt of zij afgewezen dan wel aangenomen zijn. In het laatste geval wordt ook de verdere procedure uiteengezet.
De werkgever kan in de selectieprocedure opdracht geven tot een nader onderzoek. Dit dient echter wel van tevoren – bij voorkeur in de advertentie- aangegeven of medegedeeld te worden.
5.1 Antecedentenonderzoek
• Er worden geen inlichtingen ingewonnen over familieleden, partner of andere aspecten van het sociale milieu van de sollicitant.
• Inlichtingen bij de huidige of voormalige werkgevers worden alleen gevraagd na toestemming van de sollicitant. De informant dient geïnformeerd te worden dat de door hem / haar verstrekte informatie doorgegeven zal worden aan de sollicitant.
• De werkgever kan, gelet op de aard van de functie, bepalen dat de sollicitant een verklaring moet overleggen zoals bedoeld in de ‘Wet op justitiële documentatie’ en op de verklaringen omtrent het gedrag’ (zie ook artikel 6, lid 2 CAO RET N.V.)
5.2 Psychologisch onderzoek/ assessment
• De opdracht aan de psycholoog dient concreet omschreven te worden. Vooraf dient te worden aangeduid:
o Wat het doel is;
o Wat er getest dient te worden en waarvoor de test gebruikt zal worden.
• Het psychologisch onderzoek dient ter ondersteuning van de besluitvorming.
• Het onderzoek vindt plaats door of onder verantwoordelijkheid van een psycholoog.
• De psycholoog is lid van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) en dient zich te houden aan de regels die dit instituut hanteert.
• De psycholoog gebruikt bij het onderzoek alleen ‘wetenschappelijk verantwoorde’ methoden.
• De bijdrage van de psycholoog beperkt zich tot het geven van advies. Hij maakt geen deel uit van de selectiecommissie.
• De psycholoog vermijdt bij het onderzoek iedere inbreuk op de privacy van de sollicitant.
• De sollicitant ontvangt bij de uitnodiging voor een psychologisch onderzoek, minstens een week van tevoren, schriftelijke informatie over het doel en de aard van het onderzoek.
• De sollicitant heeft het recht het advies als eerste in te zien. Ook heeft hij het recht zich terug te trekken uit de procedure zonder dat er gerapporteerd wordt aan de opdrachtgever.
• Het advies wordt schriftelijk gerapporteerd aan de opdrachtgever, na toestemming van de sollicitant.
• De opdrachtgever krijgt niet meer informatie dan de sollicitant, eventuele nadere mondelinge toelichting daargelaten.
• Het advies van de psycholoog wordt vertrouwelijk behandeld.
• De sollicitant heeft recht op her-analyse van de testresultaten door een andere psycholoog.
• Indien dat het geval is draagt de directeur van de betreffende dienst zorg voor de her-analyse door een andere (onafhankelijke) psycholoog.
• Voor een vacature wordt in eerste aanleg over ten hoogste drie sollicitanten een psychologisch advies gevraagd.
• Afhankelijk van de gebruikte test en het beleid van het testbureau worden de testresultaten gedurende maximaal 2 jaar bewaard.
• Het materiaal kan alleen na schriftelijke toestemming van de kandidaat door derden worden ingezien.
• De testresultaten van de aangenomen kandidaat worden maximaal na 2 jaar uit zijn personeelsdossier verwijderd en vernietigd.
5.3 Medische keuring
De werkgever past alleen een medische keuring toe voor functies, waarvan de fysieke werkbelasting daartoe aanleiding geeft (zie ook artikel 6, lid 1 CAO RET N.V.).
5.4 Kosten van onderzoek
Elke vorm van onderzoek vindt plaats op kosten van de werkgever, behalve de kosten voor medisch heronderzoek, die voor rekening zijn van de kandidaat.
Artikel 6. Eindselectie en aanstelling
1. Discriminatie op grond van geslacht, leeftijd, ras, nationaliteit, godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, seksuele voorkeur, handicap of welke grond dan ook is niet toegestaan.
2. De werkgever heeft het recht de –in zijn opvatting- meest geschikte kandidaat te kiezen. Aan leden van prioriteitsgroepen, die aan de gestelde eisen voldoen, wordt de voorkeur gegeven.
3. Indien in enige fase van de sollicitatieprocedure wordt besloten dat de sollicitant niet voor de functie in aanmerking komt, dan ontvangt deze daarvan binnen twee weken een schriftelijk bericht. De afwijzing wordt zo goed mogelijk gemotiveerd.
4. Sollicitatiebrieven en eventuele andere bescheiden van afgewezen sollicitanten worden binnen zes maanden na de afwijzing vernietigd. Wel kan aan de kandidaat toestemming worden gevraagd of hij opgenomen wil worden in het bestand van de RET N.V. Indien de sollicitant geen toestemming geeft worden de gegevens vernietigd.
5. In principe wordt de arbeidsovereenkomst van indiensttreding met daarin de gemaakte afspraken met de gekozen kandidaat, hem/haar voor de datum van indiensttreding voorgelegd of gemaild.
1. De sollicitant die meent dat de sollicitatiecode niet juist is toegepast, heeft het recht zich daarover te beklagen.
2. Klachten dienen – gemotiveerd – binnen dertig dagen na afwijzing of indiensttreding schriftelijk te worden ingediend bij de werkgever.
3. Als de algemeen directeur betrokken was bij de selectieprocedure, dan moet de klacht ingediend worden bij de Bezwarencommissie.
4. Binnen 3 weken na het indienen van de klacht wordt de sollicitant schriftelijk op de hoogte gesteld omtrent de afhandeling van de klacht
5. Het indienen van een klacht houdt niet in dat de sollicitatieprocedure wordt gestopt. Aan een gegronde klacht kan geen recht op benoeming worden ontleend. In overleg met de sollicitant wordt naar een voor beide partijen aanvaardbare regeling gezocht.
Bijlage 5: Regeling loon en salaris
Paragraaf 1. Het salaris.
Artikel 1. Salarisregeling van bijzondere groepen
1. Het salaris van de werknemer die behoort tot het rijdend personeel van de RET N.V., wordt bepaald overeenkomstig bijlage C bij deze regeling.
2. Het salaris van de werknemer die niet behoort tot de personeelsgroep , bedoeld in het vorige lid, wordt bepaald overeenkomstig bijlage B bij deze regeling.
Artikel 2. Toekenning van salaris
1. Het salaris van de werknemer bedoeld in artikel 1, lid 2 wordt bepaald op het minimumbedrag, anciënniteit 0 van de salarisklasse, waarnaar zijn betrekking is gewaardeerd.
2. In afwijking van het vorige lid kan aan de werknemer die zijn functie nog niet volledig en naar behoren vervult, een salaris worden toegekend dat is vermeld achter een lagere salarisklasse dan waarnaar zijn betrekking is gewaardeerd.
3. Van het eerste en tweede lid kan worden afgeweken door het toekennen van een salaris met een hogere anciënniteit.
Artikel 3. Toekenning van periodieke verhogingen
1. Het salaris van de werknemer wordt jaarlijks binnen de salarisklasse die voor hem geldt, verhoogd tot het naast hogere bedrag, als hij zijn betrekking naar behoren vervult. De eerste verhoging wordt in de regel toegekend met ingang van de eerste dag van de kalendermaand waarin het één jaar geleden is dat hij in dienst trad.
2. Aan de werknemer die het maximumsalaris nog niet heeft bereikt, kan op grond van zeer goed functioneren of bij goed functioneren op grond van de onderlinge salarisverhoudingen een extra salarisverhoging tot een in de salarisklasse genoemd bedrag worden toegekend, voor zover daarmee het maximumsalaris niet wordt overschreden.
3. Als aan de voorwaarde, gesteld in het eerste lid, niet wordt voldaan, blijft salarisverhoging achterwege, totdat aan die voorwaarde is voldaan.
4. In afwijking van het derde lid kan het naast hogere bedrag in uitzonderlijke gevallen voor de eerste maal eerder, doch op zijn vroegst één jaar na het bereiken van het maximumsalaris worden toegekend, als de werknemer zijn betrekking blijkens een schriftelijke beoordeling op zeer goede wijze vervult.
Artikel 4. Periodieke verhoging binnen aanloopschaal
In afwijking van artikel 3, eerste lid, wordt het salaris van de werknemer, bedoeld in artikel 2, tweede lid, binnen de salarisklasse die voor hem geldt, verhoogd tot het naast hogere bedrag, als zijn functioneren aanleiding geeft tot de verwachting dat hij binnen redelijke termijn in staat zal zijn om zijn betrekking volledig en naar behoren te vervullen.
Artikel 5. Xxxxxxx bij bevordering
Indien de werknemer, bedoeld in artikel 2, tweede lid, overgaat naar een hogere salarisklasse, kan het salaris worden verhoogd tot het naast hogere bedrag in die salarisklasse. Als die verhoging minder bedraagt dan 75% van het verschil tussen het salaris dat de werknemer geniet en het naast hogere salaris in dezelfde schaal, of - ingeval de werknemer het hoogste salaris reeds geniet- 75% van het verschil tussen dat hoogste salaris en het naast lagere salaris in dezelfde schaal, dan vindt vermeerdering van salaris plaats tot het salaris dat direct volgt op het naast hogere salaris als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 6. Minimumvakantietoelage en eindejaarstoelage
1. De minimumvakantietoelage, bedoeld in artikel 31, vierde lid, van de CAO , bedraagt € 143,90.
2. De eindejaarstoelage, bedoeld in artikel 35 van de CAO , bedraagt per kalendermaand 8,33 % van het maandsalaris. De toelage bedraagt bij een volledige betrekking ten minste € 1200,-- bruto per jaar.
3. De vaste eindejaarstoelage, bedoeld in artikel 35 van de CAO , bedraagt € 150,-- per jaar bij een volledige betrekking. Bij een onvolledige betrekking worden de in het tweede en derde lid genoemde bedragen naar evenredigheid van de formele arbeidsduur vastgesteld.
Artikel 7. Vervullen van onvolledige betrekking
Het salaris van de werknemer met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.
Artikel 8. Tijdstip van uitbetaling loon
1. Het loon wordt maandelijks uitbetaald op de 25e dag van de maand of, wanneer deze dag op een zaterdag, zondag of feestdag valt, op de laatste daaraan voorafgaande werkdag.
2. Als het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.
3. De uitbetaling van het loon vindt plaats door overmaking op een post- of bankrekening die door de werknemer wordt aangewezen.
4. Van het derde lid kan worden afgeweken, als daartoe naar ons oordeel op grond van bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat.
Paragraaf 2. Prestatiebeloning en toelagen.
Artikel 9. Persoonlijke prestatietoelage (PPT)
1. Aan de werknemer kan onder voorwaarden een persoonlijke prestatietoelage (PPT) worden toegekend, bestaande uit een percentage van het maximumsalaris van de functionele salarisklasse. Dit percentage bedraagt achtereenvolgens 4%, 8% of 12%.
2. Tussen de wijzigingen van de in het vorige lid genoemde percentages ligt minimaal één en maximaal drie jaar.
3. Om in aanmerking te kunnen komen voor een PPT dient de werknemer, met uitzondering van degenen die 55 jaar of ouder zijn, drie jaar het maximumsalaris van de functionele salarisklasse te hebben genoten. Voor degenen die 55 jaar of ouder zijn geldt dat het maximumsalaris van hun functionele salarisklasse één jaar moet zijn genoten.
4. Naast het bepaalde in lid drie, dient de werknemer ingedeeld in de functionele salarisklasse 1 t/m 6 goed te hebben gefunctioneerd. Goed functioneren wil zeggen dat het functioneren volledig beantwoordt aan de redelijkerwijs te stellen eisen.
5. Naast het bepaalde in lid drie, dient de werknemer ingedeeld in de functionele salarisklasse 7 t/m 11 naast goed functioneren tevens op twee aspecten van zijn functioneren boven goed uit te stijgen (zeer goed).
6. Aan het toekennen van een PPT, intrekken of wijzigen van het percentage dient een schriftelijke beoordeling ten grondslag te liggen.
7. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan, indien sprake is van volledige afwezigheid van lange duur of volledige ziekte van lange duur, het PPT-percentage worden gehandhaafd zonder dat hier een schriftelijke beoordeling aan ten grondslag ligt.
8. Als het functioneren van de werknemer volgens een schriftelijke beoordeling niet meer voldoet aan de voorwaarden vermeld in het vierde en vijfde lid kan de PPT gedeeltelijk of geheel worden ingetrokken.
9. Bij bevordering, waarbij sprake is van geven van salarisgarantie vanwege salarisachteruitgang en de bevordering met uitzondering van de PPT geen salarisperspectief meer biedt, kan de salarisgarantie worden verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de grootte van de laatst genoten periodiek in de oude, lagere functie. De salarisgarantie wordt verrekend met salarisverhogingen die niet het gevolg zijn van algemene salarisverhogingen.
10. In uitzonderlijke gevallen kan aan degenen die hun 55e levensjaar nog niet hebben bereikt eerder, doch op zijn vroegst één jaar na het bereiken van het maximumsalaris van de functionele salarisklasse, een PPT worden toegekend, als het functioneren dat volgens een schriftelijke beoordeling rechtvaardigt.
11. Wanneer een functie een indicatief functieniveau heeft en aan het wachttijdcriterium en het functioneringsvereiste wordt voldaan, kan een PPT worden toegekend. Na vaststelling van de functionele salarisklasse wordt de PPT hierop gebaseerd.
1. Werknemers die een PPT genieten, of krijgen in het kader van omschaling naar de NS-schaal, maar niet voldoen aan het functioneringsvereiste van artikel 9 lid 4 en 5, krijgen onder behoud van de PPT, twee jaar de gelegenheid om hieraan te gaan voldoen.
2. Indien na twee jaar blijkt dat er sprake is van dusdanige vooruitgang in functioneren dat verwacht wordt dat binnen één jaar aan het gestelde functioneringsvereiste wordt voldaan mag de in het eerste lid vermelde termijn van twee jaar met één jaar worden verlengd.
3. Indien na de overgangsperiode sprake is van intrekking van de PPT dan geschiedt deze in beginsel met 4% per beoordelingsperiode.
Artikel 11. Persoonlijke prestatie-uitkering (PPU)
1. Aan de werknemer wiens functie is ingedeeld in één van de salarisklassen 12 tot en met 19, kan een persoonlijke prestatie-uitkering (PPU) worden toegekend, als hij:
a. gedurende twee jaren het maximumsalaris van de functionele salarisklasse heeft genoten;
b. zijn betrekking volgens een schriftelijke beoordeling op een zeer goede wijze vervult.
2. De PPU is gelijk aan anderhalf maal het maximumsalaris van de functionele salarisklasse, behorend bij de maand december van het jaar waarin de aanspraak op de PPU ontstaat, met dien verstande dat het bedrag naar evenredigheid van de gemiddelde formele arbeidsduur in dat jaar wordt vastgesteld.
3. De PPU wordt één keer per kalenderjaar toegekend aan ten hoogste 30% van hen die aan de in het eerste lid, onder a, genoemde voorwaarde voldoen.
Artikel 12. Categoriale prestatie-uitkering (CPU)
1. De artikelen 9 en 10 zijn niet van toepassing op de werknemer die behoort tot het rijdend personeel bij de RET N.V., dat valt onder de zogenaamde loontrede overeenkomst.
2. Aan de werknemer, bedoeld in het eerste lid, kan een categoriale prestatie-uitkering (CPU) worden toegekend, als:
a. hij in het genot is van het maximumsalaris van de functionele salarisklasse, voor zover van toepassing vermeerderd met de U-periodieken, en
b. hij blijkens een schriftelijke beoordeling op een ten minste voldoende wijze functioneert, en
c. hij voldoet aan de door het hoofd van dienst met instemming van de ondernemingsraad vastgestelde voorwaarden.
3. De in het vorige lid onder c genoemde voorwaarden dienen zodanig te worden vastgesteld dat op grond daarvan tussen de 15% en 60% van hen die aan de in het eerste en tweede lid, onder a en b, gestelde voorwaarden voldoen, in aanmerking komen voor een CPU.
4. De hoogte van de CPU wordt jaarlijks door het hoofd van dienst met instemming van de ondernemingsraad vastgesteld aan de hand van het daarvoor beschikbare budget en het percentage rechthebbenden. Daarbij kan de hoogte van de CPU op basis van het functioneren van de werknemer verschillend worden vastgesteld.
1. Aan de werknemer kan een gratificatie worden toegekend als hij:
• een eenmalige bijzondere prestatie heeft verricht, of
• gedurende vele jaren zeer goede prestaties verricht en de waardering voor die prestaties niet door middel van een salarisverhoging tot uitdrukking kan worden gebracht.
2. Een gratificatie wordt bruto toegekend en bedraagt tenminste € 70,- en ten hoogste € 4.000,-.
Artikel 14. Arbeidsmarkttoelage
Aan de werknemer kan volgens door de werkgever te stellen regels op grond van arbeidsmarktoverwegingen een toelage op het salaris dat voor hem geldt, worden toegekend.
Artikel 15. Tijdelijke persoonlijke toelage
Aan de werknemer van wie voor enige tijd een extra inspanning wordt gevraagd in verband met het verrichten van tijdelijke extra werkzaamheden die het niveau of de omvang van de gebruikelijke werkzaamheden te boven gaan, kan een tijdelijke persoonlijke toelage worden toegekend voor de duur van de werkzaamheden.
Paragraaf 3. Vergoedingen.
Artikel 16. Vergoeding onregelmatige dienst
1. De werknemer die volgens een rooster in ploegendienst werkzaam is, geniet een vergoeding voor elk 's avonds, 's nachts, op zaterdag of zon- en feestdagen gewerkt uur. Deze vergoeding bedraagt voor ieder aldus gewerkt uur een percentage van het maximumsalaris van salarisklasse 5, genoemd in bijlage B.1, en wel:
a. 0,345% voor de uren op zaterdag tussen 22.00 en 24.00 uur, alle uren op zon- en feestdagen en op maandag tussen 00.00 en 06.00 uur;
b. 0,235% voor de uren op zaterdag tussen 00.00 en 22.00 uur, op maandag tot en met vrijdag tussen
22.00 en 24.00 uur en op dinsdag tot en met vrijdag tussen 00.00 en 06.00 uur;
c. 0,178% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 18.00 en 22.00 uur.
2. De werknemer die, zonder in ploegendienst werkzaam te zijn, volgens een rooster geregeld of naar de aard van zijn betrekking vrij geregeld 's avonds, 's nachts, 's zaterdags of op zon en feestdagen arbeid verricht, ontvangt een door ons vast te stellen vergoeding die in een redelijke verhouding staat tot de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, tenzij bij de vaststelling van de bezoldiging of overigens bij de regeling van zijn rechtstoestand met het bezwarende karakter van zijn arbeid rekening is gehouden.
3. De vergoeding, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt afhankelijk van de aard van het rooster uitgedrukt in een vaste of variabele maandelijkse toelage.
Artikel 17. Overwerkvergoeding SK 1 t/m 10
1. De werknemer die is ingedeeld in één van de salarisklassen 1 tot en met 10, die overwerk verricht, ontvangt daarvoor een vergoeding overeenkomstig de volgende leden.
2. De vergoeding voor overwerk kan bestaan uit:
x. xxxxxx gedurende een periode gelijk aan het aantal uren van het overwerk, vermeerderd met een periode berekend naar de percentages, genoemd in het vijfde lid, of
b. verlof gedurende een periode gelijk aan het aantal uren van het overwerk, onder toekenning van een bedrag dat over die uren wordt berekend overeenkomstig het vijfde lid, of
c. een bedrag dat wordt berekend overeenkomstig het vijfde lid, waarbij de in dat lid genoemde percentages worden vermeerderd met 100.
3. Het verlof, bedoeld in het tweede lid, wordt zo spoedig mogelijk, maar in de regel niet later dan dertien weken na de week waarin het overwerk is verricht, verleend. Op verzoek van de werknemer kan van de vorige volzin worden afgeweken, als naar het oordeel van de werkgever de belangen van het bedrijf en van de overige werknemers dat toelaten.
4. Vergoeding op de wijze, bedoeld in het tweede lid, onder b, vindt slechts plaats, als vergoeding op de wijze, bedoeld onder a, naar ons oordeel uit een oogpunt van dienstbelang ongewenst is. Vergoeding op de wijze, bedoeld in het tweede lid, onder c, vindt slechts plaats, als vergoeding op de wijze, bedoeld onder a en b, naar het oordeel van de werkgever uit een oogpunt van bedrijfsbelang ongewenst is.
5.
a. Als de vergoeding voor overwerk plaatsvindt op de wijze, bedoeld in het tweede lid, onder b of c, wordt het bedrag van de vergoeding voor elk van de daarvoor in aanmerking komende uren berekend naar een percentage van het uurloon. Vindt vergoeding plaats op de wijze, bedoeld in het tweede lid, onder a, dan wordt de periode waarmee het verlof wordt vermeerderd, berekend naar een percentage van het aantal overuren van het overwerk.
Deze percentages bedragen:
1. 100 voor overwerk op:
• zaterdag tussen 14.00 en 24.00 uur;
• b. een zon- of feestdag en - bij wisselende werktijden - op een dienstvrije dag die aangewezen is als vervangende zon- of feestdag;
2. 75 voor overwerk op:
• zaterdag tussen 00.00 en 14.00 uur;
• een vervangende zaterdag die - bij wisselende werktijden - als dienstvrije dag is aangewezen;
• maandag en - bij wisselende werktijden - op een daarmee gelijk te stellen dag tussen 00.00 en 6.00 uur;
3. 50 voor overwerk op maandag tot en met vrijdag en op roostervrije tijd, behoudens het bepaalde onder 2 en 4;
4. 25 voor overwerk in het eerste uur voorafgaande aan het begin of aansluitend aan het einde van de werktijd van een volledige werkdag, uitgaande van een werkweek van 36 uur.
b. Is voor de werknemer volgens rooster een zaterdag, een zondag of een feestdag als werkdag aangewezen, dan geldt voor overwerk op deze dagen het bepaalde onder a, onder 3 en 4.
6. Werkgever kan voor gelijke werkzaamheden die door werknemers met een verschillend loon en eventueel verschillende functies samen en gelijktijdig als overwerk moeten worden verricht, een gelijke naar het oordeel van werkgever redelijke vergoeding vaststellen.
7. Dit artikel is niet van toepassing op degenen die een wacht- en waakdienstwerktoelage of piketwerktoelage krijgen.
Artikel 18. Overwerkvergoeding SK 11 t/m 19
1. Aan de werknemer die is ingedeeld in één van de salarisklassen 11, 12 en 13, kan in bijzondere gevallen een vergoeding voor langdurig en aanzienlijk overwerk worden toegekend. De vergoeding wordt steeds toegekend, als hij gedurende acht aaneengesloten kalenderweken gedurende meer dan tien uren gemiddeld per week overwerk verricht. In dit geval heeft hij vanaf de eerste van die kalenderweken aanspraak op vergoeding van overwerk. De vergoeding vindt plaats op de voet van artikel 17, tweede tot en met zesde lid.
2. Aan de werknemer die is ingedeeld in één van de salarisklassen 11 tot en met 19, kan een vergoeding worden toegekend, voor zover hij ingevolge een schriftelijke opdracht buiten de feitelijke arbeidsduur per kwartaal meer dan vijf vergaderingen of bijeenkomsten van projectgroepen bijwoont die een gemiddelde duur van tenminste twee uren hebben.
3. De vergoeding bedraagt per vergadering of bijeenkomst van ten minste twee uren: vier uren verlof.
4. Als het verlenen van verlof uit een oogpunt van bedrijfsbelang ongewenst is, wordt aan de werknemer een vergoeding toegekend van twee uurlonen, verhoogd met een toeslag van 50%, met dien verstande dat het uurloon niet meer bedraagt dan het uurloon van het maximumsalaris van salarisklasse 13 volgens bijlage B bij dit besluit.
5. Het tweede tot en met het vierde lid zijn niet van toepassing, als de werknemer voor het bijwonen van vergaderingen of bijeenkomsten een vergoeding ontvangt op grond van het eerste lid.
Artikel 19. Vergoeding waarneming hogere functie
1. Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever een andere functie volledig waarneemt, kan, als voor die functie een hogere salarisklasse geldt dan voor zijn functie, voor de duur van de waarneming een vergoeding worden toegekend. Deze vergoeding wordt naar rato van het aantal waargenomen uren berekend en komt overeen met het verschil tussen het salaris dat de werknemer geniet en het naasthogere salaris in de salarislijn die gebruikelijk geldt voor de waar te nemen functie. Als het verschil minder bedraagt dan 75% van het verschil tussen het salaris dat de werknemer geniet en het naast hogere salaris in dezelfde schaal, of -in het geval de werknemer het hoogste salaris reeds geniet- 75% van het verschil tussen dat hoogste salaris en het naast lagere salaris in dezelfde schaal, dan wordt het verschil genomen tussen het salaris dat de werknemer geniet en het salaris dat direct volgt op het naast hogere salaris in de salarislijn als bedoeld in het eerste lid.
2. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt eerst toegekend, nadat de waarneming ten minste een aaneengesloten tijdvak van dertig kalenderdagen heeft geduurd, te rekenen vanaf de eerste dienstdag van de waarneming.
3. Als een functie wordt waargenomen wegens ziekte van een werknemer en de waarneming wordt onderbroken door vakantie van de werknemer die waarneemt, of door herstel gedurende een tijdvak van ten hoogste veertien kalenderdagen van de werknemer wiens functie wordt waargenomen, wordt voor de toepassing van het tweede lid het tijdvak van de waarneming als aaneengesloten aangemerkt.
4. De werknemer die een andere functie volledig waarneemt waarvoor andere werktijden zijn vastgesteld dan voor zijn functie gelden, ontvangt - onverminderd het eerste lid - in zoverre op de waar te nemen functie artikel 16 van toepassing is, een vergoeding overeenkomstig dat artikel. Op de eerste twee dagen en op de eerste zaterdag en zondag van de waarneming ontvangt hij echter voor de uren die buiten de voor zijn betrekking geldende werktijd liggen, minstens een bedrag gelijk aan de vergoeding, bedoeld in artikel 17, vijfde lid. Worden achtereenvolgens en zonder onderbreking twee of meer andere functies waargenomen, dan geldt dit als één geval van waarneming.
5. De werkgever kan een uitkering ineens toekennen aan de werknemer die een andere functie niet volledig waarneemt.
6. De werknemer die krachtens zijn aanstelling voor de waarneming van een functie waarvoor een hogere salarisklasse geldt, is aangewezen, kan aan dit artikel slechts aanspraak op vergoeding ontlenen, voor zover die waarneming langer dan drie maanden heeft geduurd of indien de werkgever ook buiten dit geval vergoeding billijk achten.
7. De werkgever kan in gevallen van waarneming waarin dit artikel niet of niet voldoende voorziet, een naar zijn oordeel billijke vergoeding toekennen.
Artikel 20. Vergoeding bedrijfshulpverlener
De vergoeding voor of in verband met het behalen en verlengen van deskundigheidsbewijzen aan de werknemer die is aangewezen als bedrijfshulpverlener, wordt bepaald overeenkomstig Bijlage F van deze regeling.
Artikel 21. Verschuivingtoelage
1. De werknemer wiens werktijd -anders dan op eigen verzoek of bij het hervatten van de werkzaamheden na een periode van arbeidsongeschiktheid door ziekte, waardoor niet direct volgens het eigen rooster kan worden hervat- wordt verschoven, ontvangt daarvoor een vergoeding:
a. indien, zonder dat het bedrijfsbelang dit vereist, binnen een maand voor de aanvang van de oorspronkelijke werktijd hem deze verschuiving van werktijd wordt aangezegd;
b. indien het bedrijfsbelang dit vereist en binnen 72 uur voor de aanvang van de oorspronkelijke werktijd hem deze verschuiving van werktijd wordt aangezegd.
2. De vergoeding bedraagt voor elk uur dat verschoven wordt 25% van het uurloon.
Bijlage A.
Vervallen
Bijlage B.
Salaristabel medewerkers RET N.V. per 1 februari 2019, nieuwe structuur | ||||||||||||
SCHAAL | ||||||||||||
Periodiek | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | Periodiek | |
0 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 2295 | 2626 | 2915 | 3144 | 0 | |
1 | 1767 | 1826 | 1887 | 1946 | 2010 | 2139 | 2392 | 2733 | 3039 | 3291 | 1 | |
2 | 1811 | 1886 | 1962 | 2030 | 2100 | 2232 | 2488 | 2839 | 3163 | 3437 | 2 | |
3 | 1854 | 1945 | 2037 | 2113 | 2192 | 2324 | 2585 | 2946 | 3287 | 3582 | 3 | |
4 | 1897 | 2004 | 2112 | 2195 | 2284 | 2419 | 2682 | 3052 | 3412 | 3729 | 4 | |
5 | 1940 | 2064 | 2186 | 0000 | 0000 | 0000 | 2779 | 3158 | 3536 | 3875 | 5 | |
6 | 1983 | 2123 | 2261 | 2363 | 2466 | 2604 | 2875 | 3266 | 3661 | 4021 | 6 | |
7 | 2026 | 2183 | 2336 | 0000 | 0000 | 0000 | 2972 | 3372 | 3785 | 4168 | 7 | |
8 | 2069 | 2242 | 2411 | 2530 | 2650 | 2790 | 0000 | 0000 | 0000 | 4315 | 8 | |
9 | 2113 | 2301 | 2486 | 2612 | 2741 | 2884 | 3166 | 3585 | 4033 | 4461 | 9 | |
10 | 2155 | 2361 | 2561 | 2695 | 2833 | 2977 | 3262 | 3692 | 4158 | 4607 | 10 | |
11 | 2199 | 2420 | 2635 | 2779 | 2924 | 3070 | 0000 | 0000 | 0000 | 4754 | 11 | |
SCHAAL | ||||||||||||
Periodiek | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | Periodiek | ||
0 | 3767 | 4525 | 5052 | 5367 | 5772 | 6180 | 6839 | 7581 | 11455 | 0 | ||
1 | 3922 | 4682 | 5205 | 0000 | 0000 | 0000 | 7106 | 7868 | 1 | |||
2 | 4078 | 4835 | 5358 | 3737 | 6198 | 6676 | 7374 | 8156 | 2 | |||
3 | 4234 | 4987 | 5510 | 5920 | 6410 | 5925 | 7643 | 8445 | 3 | |||
4 | 4390 | 5141 | 5663 | 6105 | 6625 | 7174 | 7910 | 8733 | 4 | |||
5 | 4545 | 5293 | 5816 | 6289 | 6838 | 7422 | 8178 | 9021 | 5 | |||
6 | 4702 | 5445 | 5969 | 0000 | 0000 | 0000 | 8446 | 9308 | 6 | |||
7 | 4856 | 5599 | 6121 | 6659 | 7265 | 7919 | 8713 | 9596 | 7 | |||
8 | 5008 | 5751 | 6275 | 6844 | 7477 | 8166 | 8982 | 9884 | 8 | |||
9 | 5162 | 5905 | 6427 | 7027 | 7690 | 8415 | 9250 | 10173 | 9 | |||
10 | 5314 | 6057 | 6579 | 7213 | 7904 | 8664 | 9517 | 10460 | 10 | |||
11 | 5467 | 6210 | 6733 | 7397 | 8117 | 8912 | 9786 | 10748 | 11 |
Bijlage C.
Salaristabel N32* medewerkers RET N.V.
1 februari 0000
Xxxxxx | Periodiek | Bedrag | Komt overeen met |
32* | 00 | 2010 | 5/001 |
32* | 01 | 2064 | 2/005 |
32* | 02 | 2100 | 5/002 |
32* | 03 | 2139 | 6/001 |
32* | 04 | 2192 | 5/003 |
32* | 05 | 2261 | 3/006 |
32* | 06 | 2336 | 3/007 |
32* | 07 | 2411 | 3/008 |
32* | 08 | 2486 | 3/009 |
32* | 09 | 2558 | 5/007 |
32* | 09 | 2558 | 5/007 |
32* | U12 | 2635 | 3/011 |
32* | U12 | 2635 | 3/011 |
32* | U14 | 2695 | 4/010 |
32* | U14 | 2695 | 4/010 |
32* | U16 | 2779 | 4/011 |
32* | U16 | 2779 | 4/011 |
32* | U18 | 2833 | 5/010 |
32* | U18 | 2833 | 5/010 |
32* | U20 | 2915 | 9/000 |
32* | U20 | 2915 | 9/000 |
32* | U22 | 2976 | |
32* | U22 | 2976 | |
32* | U24 | 3037 | |
32* | U24 | 3037 |
Bijlage F.
Bevattende de vergoedingsregeling voor deelnemers aan de bedrijfshulpverlening. Onderstaande bedragen worden op bruto-basis toegekend.
a. Jaarlijkse gratificatie
DEELNEMER NIET-INSTRUCTEUR
Eerste oefening, herhalingsoefening E.H.B.O., redder, xxxxxxxxx, E.H.I.O.
Persluchtmaskerdrager (alleen bij eerste oefening), € 195,35.
E.H.B.R. of A.B.C.-verkenner.
DEELNEMER-INSTRUCTEUR
Behaald diploma, lesgeven eerste oefening of
lesgeven herhalingsoefening. € 195,35
b. Uurvergoedingen
b.1. les volgen of les geven buiten
diensttijd: 0,692 % van het maximumsalaris van salarisklasse 5, genoemd in bijlage B.
b.2. extra vergoeding instructeur € 6,78
c. Gratificatie wedstrijden
wedstrijd op vrije dag € 97,60
d. Maximumbedrag per jaar
Bij het in een zelfde jaar deelnemen aan Meerdere activiteiten bedoeld onder a., b.2.
En c. wordt ten hoogste toegekend € 474,42
e. Gratificatie langdurig deelnemerschap
• 5, 10, 15 jaren € 306,98
• 20, 25, enz. jaren € 446,51
Bijlage 6: Definitie en status looncomponenten
Omschrijving looncomponenten | Status S= salaris L= loon G = geen salaris en geen loon | P=in pensioen- Grondslag |
Dienstjubileum-gratificatie: Uitkering i.v.m. bereiken van een bepaalde diensttijd (Gratificatieregeling dienstjubilea). | G | - |
Avondvergadering: vergoeding in tijd of geld voor het bijwonen van vergaderingen buiten de vastgestelde werktijd door de werknemer wiens functie is ingedeeld in één van de salarisklassen 11 tot en met 19 (art. 18 tweede t/m vierde lid, Regeling loon en salaris). | G | P |
Bestaansminimum (..) ZIE "Minimumloontoelage" | ….. | P |
B.H.V.-deelname-gratificatie: Beloning voor het gedurende een jaar deelnemen aan activiteiten van de Bedrijfshulpverlening (art. 20 resp. Bijlage F, Regeling loon en salaris). | G | P |
B.H.V.-jubileum-gratificatie: Uitkering i.v.m. het bereiken van een bepaalde duur van het deelnemerschap van de Bedrijfshulpverlening (art. 20, resp. Bijlage F, Regeling loon en salaris). | G | - |
B.H.V.-uurvergoeding-buiten-diensttijd: Vergoeding voor het buiten diensttijd deelnemen aan activiteiten van de Bedrijfshulpverlening (art. 20, resp. Bijlage F, Regeling loon en salaris). | G | P |
B.H.V.-uurvergoeding-instructeur: Vergoeding voor het als instructeur optreden in het kader van de Bedrijfshulpverlening (art. 20, resp. Bijlage F, Regeling loon en salaris). | G | P |
B.H.V.-wedstrijd-gratificatie: Beloning voor het deelnemen aan activiteiten van de Bedrijfshulpverlening op een vrije dag (art. 18, resp. Bijlage F, Regeling loon en salaris). | G | P |
Bijzondere omstandigheden: Toeslag of vergoeding voor het verrichten van werkzaamheden onder bijzondere omstandigheden (art. 39, resp. Bijlage 9, regeling bezwarende omstandigheden). | G | - |
Cafetariamodel; koop en verkoop verlof (H 5a CAO) | SL | - |
Compensatie premie AOW/AWW: Jaarlijkse uitkering i.v.m. premieheffing AOW/AWW over werkgeversdeel ziektekostenverzekering. | G | - |
Doorbetaling bij vakantie en verlof: Doorbetaling bij verlof van variabele vaste looncomponenten (art. 48, eerste lid, CAO en art. 3 en 5 Vakantie- en Verlofregeling). | L | P |
Doorbetaling bij ziekte: Doorbetaling bij ziekte van variabele vaste looncomponenten (art. 69j CAO). | L | P |
Eindejaarstoelage: Eindejaarsuitkering die eenmaal per jaar in december wordt uitbetaald (art. 35 CAO en art. 6 Regeling loon en salaris). | L (telt niet mee voor berekening van de gratificatie dienstjubileum) | P |
Garantie tarief(derving) (..) ZIE "Tarief(derving)- garantie" bij OUD-RECHT LOONCOMPONENTEN | P | |
Garantietoelage harmonisatie bezoldiging: garantietoelage in kader van harmonisatie bezoldiging (P&O-circulaire 2002/11) | S | P |
Gereedschapsgeld: vergoeding van kosten voor gebruik eigen gereedschap (art. 14, Bijlage 13 Kostenvergoedingen) | G | - |
Omschrijving looncomponenten | ||
Status S= salaris L= loon G = geen salaris en geen loon | P=in pensioen- Grondslag | |
Gratificatie: Uitkering i.v.m. een eenmalige bijzondere prestatie (P&O-circ. 94/39). | G | - |
Hardheidsclausule: Vergoeding van bovenmatige ziektekosten (art. 100 CAO). | G | - |
Idee-aanmoedigingspremie: Beloning van een voorstel, dat niet zal worden toegepast (Ideeënreglement). | G | - |
Idee-beloning: Beloning van een voorstel, dat zal worden toegepast (Ideeënreglement). | G | - |
Inconveniëntentoeslag: Toeslag voor het werken onder bezwarende arbeidsomstandigheden. | G | P |
Instructie B.Z.B.: (..) ZIE "B.H.V.-vergoeding"... | - | |
Interimregeling ziektekosten: Vergoeding aan niet IZA-deelnemers, ter grootte van de helft van de elders betaalde premie voor ziektekostenverzekering (voltijders), echter met een door het rijk bepaald maximum. | G | - |
Invaldienst: Vergoeding voor het tijdelijk verrichten van werkzaamheden buiten - doch niet boven - de vastgestelde werktijd (art. 19, vierde lid, Regeling loon en salaris). | G | P |
Koop- en behoudtoelage: Toelage op grond van arbeidsmarktoverwegingen (art. 14 Regeling loon en salaris). | SL | P |
Kostenvergoedingen: Tegemoetkoming i.v.m. gemaakte kosten (Bijlage 13 Kostenvergoedingen). - verhuiskosten (art. 2 t/m 4) - pension- en reiskosten (art. 5) - reiskosten woon-/werkverkeer (art. 6) - extra-reiskosten woon-/werkverkeer (art. 7) - extra reis- en wachttijd (art. 8 en 9) - bijzondere kosten woon-/werkverkeer (art. 10 en 11) - dienstreizen (art. 12 t/m 14) - reiskosten medisch onderzoek (art. 15 en 16) - reis- en verblijfkosten sollicitanten (art. 17) - koffie- en theekosten (art. 18) - warme maaltijd bij overwerk (art. 19) - lidmaatschap Nederlands Instituut van Registeraccountants (art. 21) | G | - |
Minimumloontoelage: Toelage, welke aan de werknemer wordt toegekend, zijnde * 23 jaar of ouder, 21 jaar of ouder en gehuwd, ter grootte van het verschil tussen zijn salaris, indien lager dan het 23-jarige wettelijk minimumloon, en dat wettelijk minimumloon (art. 29, CAO) Of * jonger dan 23 jaar, ter grootte van het verschil tussen zijn salaris, indien lager dan het voor hem geldende wettelijk minimumjeugdloon, en dat wettelijk minimumjeugdloon (art. 29, CAO). | SL | P |
Nevenfunctie: Het salaris verbonden aan een nevenfunctie (art. 1, eerste lid) | SL | P (bijl D) |
Onregelmatige en ploegendiensttoelage: Toelage (vast of variabel) i.v.m. het werken volgens dienstrooster buiten de daguren op maandag t/m vrijdag (art. 16, Regeling loon en salaris). | L | P |
Omschrijving looncomponenten | Status S= salaris L= loon G = geen salaris en geen loon | P=in pensioen- Grondslag |
Onregelmatige en ploegendiensttoeslag: Vergoeding i.v.m. het incidenteel werken buiten de daguren op maandag t/m vrijdag (art. 16, Regeling loon en salaris). | G | P |
Overbruggingstoelage: Aflopende toelage i.v.m. geheel of gedeeltelijk verlies van aan de betrekking verbonden toelagen als gevolg van reorganisatie of ziekte (art. 25, CAO). | L | P |
Overlijdensuitkering: uitkering bij overlijden ter grootte van driemaal de maandelijkse bezoldiging (art. 39, tweede lid, CAO). | G | - |
Overwerkvergoeding: Vergoeding voor het in opdracht verrichten van werkzaamheden buiten en boven de vastgestelde werktijd (art. 17, Regeling loon en salaris). | G | - |
Overwerktoelage: Vaste vergoeding voor overwerk met een vast en opgelegd patroon (art. 33, eerste lid, sub a, CAO). | L | P |
Overwerkoverbruggingstoeslag bij reorganisatie: Toeslag i.v.m. afbouw overwerkvergoeding op grond van reorganisatie. | G | P |
Overwerkoverbruggingstoeslag bij ziekte: Toeslag i.v.m. afbouw overwerkvergoeding op grond van ziekte. | G | P |
Pensionkosten (..) ZIE "Kostenvergoedingen" | - | |
Persoonlijke Prestatietoelage (PPT): Toelage op grond van individueel presteren voor ambtenaren ingedeeld in SK 1 t/m 11 (art. 9, Regeling loon en salaris). | SL | P |
Persoonlijke prestatieuitkering (PPU): Uitkering op grond van individueel presteren voor ambtenaren ingedeeld in SK 12 t/m 19 (art. 11, Regeling loon en salaris). | G | P |
Persoonlijke toelage (..) ZIE PAG. 6 | ||
Reisuren (..) ZIE "Kostenvergoedingen".... | ||
Representatiekostenvergoeding: Vaste onkostenvergoeding i.v.m. te maken kosten voor representatie (art. 141, eerste lid, CAO). | G | - |
Rotterdamse eindejaarstoelage: eindejaarsuitkering die in december wordt betaald (art 35 CAO en art 6 Regeling loon en salaris) | L Telt niet mee voor de berekening van de gratificatie dienstjubileum) | P |
Schaalbedrag: Bedrag uit bijlage B of B.1 van Regeling loon en salaris. | SL | P |
Schaaltoelage (..) ZIE PAG. 6.. | ||
Stagevergoeding: Vergoeding aan stagiaires van MBO, HBO of universiteit, uitgedrukt in een percentage van het maximumsalaris van schaal 5 NS. De percentages luiden: MBO 12,816%, HBO 22,373% en universiteit 28,781%. | G | - |
Tijdelijke persoonlijke toelage: Toelage op grond van het verrichten van tijdelijke extra of hoger gewaardeerde werkzaamheden, m.u.v. "waarneming hogere functie" als bedoeld in art. 17, Regeling loon en salaris (art. 15, Regeling loon en salaris). | SL | P |
Omschrijving looncomponenten | Status S= salaris L= loon G = geen salaris en geen loon | P=in pensioen- Grondslag |
Tijdelijke persoonlijke toelage in kader van harmonisatie bezoldiging: reparatie bij bevordering in kader van harmonisatie bezoldiging . | SL | P |
Vakantietoelage: Toelage, uitgedrukt in een percentage van de maandelijkse bezoldiging (excl. VT), welke jaarlijks wordt uitgekeerd (art. 31 en 32, CAO). | L | P |
Vakantiedagenvergoeding: Vergoeding voor het niet op kunnen nemen van vakantiedagen i.v.m. ontslag (art. 56, derde lid, CAO). | G | - |
Verlet: Inhouding op de bezoldiging wegens het niet dienstdoen, anders dan in geval van extra verlof met behoud van bezoldiging, vakantie of ziekte (art. 22, tweede lid, CAO). | G | - |
Verschuivingstoeslag: Vergoeding voor het verschuiven van de werktijd (art. 21, Regeling loon en salaris). | G | - |
Waarneming hogere functie: Vergoeding voor het waarnemen van een andere betrekking, waarvoor een hogere salarisklasse geldt (art. 19, Regeling loon en salaris). | G | P |
Wacht- en waakdiensttoelage: Toelage (vast of variabel) voor het zich beschikbaar moeten houden buiten de vastgestelde werktijd. | L | P |
Wacht- en waakdiensttoeslag: Vergoeding voor het zich incidenteel beschikbaar moeten houden buiten de vastgestelde werktijd. | G | P |
Persoonlijke toelage: Toelage, welke aan een werknemer werd toegekend, die in vergelijking met andere werknemers in dezelfde salarisklasse en betrekking bijzondere persoonlijke eigenschappen bezit voor de vervulling van zijn betrekking. | SL | P |
Persoonsgebonden behoudtoelage: Voormalige schaaltoelage die op grond van arbeidsmarktoverwegingen is toegekend. | SL | P |
Schaaltoelage: Toelage tot een bedrag in een hogere salarisklasse, uiteindelijk resulterend in het maximum van de salarisklasse. | SL | P |
Tarief(derving)garantie: Toelage i.v.m. garanties, toegekend bij de afschaffing van de tariefbeloning. | L | P |
Bijlage 7: Overbruggingsregeling
1. De werknemer die ten gevolge van organisatorische maatregelen niet langer of gedeeltelijk in het genot blijft van de onder artikel 2, onder a t/m e, opgenomen looncomponenten, heeft aanspraak op geleidelijke vermindering van de gederfde inkomsten.
2. de werknemer die ten gevolge van ziekte of op medische indicatie niet langer in het genot blijft van de onder artikel 2, onder a opgenomen looncomponent, heeft aanspraak op afkoop van de gederfde inkomsten op het moment, waarop conform het vorige lid de geleidelijke vermindering van de gederfde inkomsten een aanvang zou nemen, doch uiterlijk na twee jaar ziekte.
Berekening van het afkoopbedrag geschiedt volgens de formule:
De waarde van het volgens de in het vorige lid omschreven afbouwregeling in totaal over een periode van 7 jaar uit te keren afbouwbedrag x 80 %.
De looncomponenten die voor afbouw in aanmerking komen zijn:
a. toelage onregelmatige en ploegendienst
b. wacht- en waakdiensttoelage;
c. vergoeding gebroken diensten;
d. wacht- en waakdienstwerktoelage;
x. xxxxxxxxxxxxxxxx;
x. xxxxxxxxxxxxxxxx en wacht- en waakdienstwerktoelage bij ziekte langer dan een maand.
1. Om in aanmerking te komen voor afbouw moeten de in artikel 2, onder a t/m e, genoemde looncomponenten ten minste twaalf aaneengesloten kalendermaanden onmiddellijk voorafgaande aan het moment van het wegvallen van de inkomsten zijn genoten.
2. De financiële teruggang van de onder artikel 2, onder a t/m c, genoemde looncomponenten wordt in beginsel over een periode van zeven jaar gespreid.
3. Wanneer er uitzicht bestaat op een keuring wegens arbeidsongeschiktheid, worden de looncomponenten genoemd onder artikel 2, onder a t/m c, niet afgebouwd.
4. De financiële teruggang van de onder artikel 2, onder d en e, genoemde looncomponenten wordt in beginsel over een periode van drie maanden tot maximaal tweeënzeventig maanden gespreid.
5. De afbouw in het vorige lid is niet van toepassing op de werknemer die van functie (betrekking) verandert.
6. De financiële teruggang van de onder artikel 2, onder f, genoemde looncomponenten wordt in beginsel over een periode van maximaal een jaar gespreid.
7. Salarisverbeteringen, met uitzondering van nog te doorlopen periodieken in de functionele salarisklasse en algemene salarisherzieningen, worden in mindering gebracht op het afbouwbedrag.
8. Indien er sprake is van samenloop van artikel 2, onder a t/m e, met het gestelde onder f van genoemd artikel, dan wordt de meest gunstige afbouw voor de werknemer toegepast.
Artikel 4. Bijzondere bepalingen
1. Indien de werknemer 60 jaar of ouder is, worden de onder artikel 2, onder a t/m e, opgenomen looncomponenten in beginsel tot einde dienstverband volledig doorbetaald onder voorwaarde dat hij acht jaar voorafgaande aan het wegvallen van de inkomsten ten minste zes jaren in het genot is geweest van deze looncomponenten.
2. Indien de in het vorige lid genoemde termijn van zes jaren niet gehaald wordt, wordt de termijn van afbouw na het bereiken van de 60-jarige leeftijd, dan wel de hogere leeftijd waarop verlies van inkomsten plaats vindt, verlengd met de periode die hij op de bedoelde zes jaren tekort komt.
3. Het gestelde in het eerste en tweede lid van dit artikel laat het gestelde in artikel 3, 7e lid, onverlet.
4. Wanneer er sprake is van tijdelijke stillegging van werkzaamheden of tijdelijke sluiting van de werkplek blijft de werknemer gedurende deze situatie, of maximaal een jaar, in het behoud van de onder artikel 2, onder a t/m e, genoemde looncomponenten.
Artikel 5. Toelichting en nadere richtlijnen
De uitvoering van deze regeling dient te geschieden met inachtneming van het vermelde in de bij dit besluit opgenomen bijlage.
Bijlage behorende bij overbruggingsregeling
De toelage onregelmatige ploegendienst omvat zowel de vaste als de variabele toelage. De wacht- en waakdiensttoelage omvat zowel de vaste als incidentele toelage. Medische indicatie wil zeggen: volgens uitspraak van de de bedrijfsarts. Het niet afbouwen van de looncomponenten bij uitzicht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft tot doel eventuele aanspraken op invaliditeitspensioen en herplaatsingtoelage niet aan te tasten. De toekenning van een overbruggingsuitkering gaat in op de eerste van de volgende maand dat de inkomsten wegvallen.
Uitwerking van afbouw van de looncomponenten genoemd in artikel 2, onder a t/m c.
Afbouwbedrag =
som “oude” looncomponenten gedurende laatste 12 maanden 12
De uitkomst van vorenstaande formule wordt uitgedrukt in een percentage van het maximum schaalbedrag van de salarisklasse waarin betrokkene is ingedeeld (hierdoor wordt afbouw waardevast). Vervolgens krijgt men in het eerste jaar nog 7/8 van de toelage, in het tweede jaar 6/8 etc. Door het gestelde in artikel 3, 4e lid, waarin wordt vermeld dat bepaalde salarisverbeteringen in mindering worden gebracht, wordt het aantal jaren waarin afgebouwd wordt in de praktijk veelal bekort. Indien in de nieuwe situatie in enige maand incidentele looncomponenten worden genoten (zowel vaste als incidentele looncomponenten) worden deze in mindering gebracht op de overbruggingsuitkering. Indien een verhoging van incidentele looncomponenten in een bepaalde maand kleiner is dan € 10,- dan hoeft de overbruggingsuitkering om reden van efficiency niet gewijzigd te worden.
Voorbeeld
Veronderstel: De werknemer ontving in de oude situatie € 320,- per maand aan een bepaalde looncomponent; in de nieuwe situatie ontvangt hij € 80,- per maand aan nieuw toegekende looncomponenten; het maximum salaris voor de salarisklasse waarin hij ingedeeld is bedraagt € 2000,-; de algemene salarisontwikkeling bedraagt in jaar 2 t/m 5 € 50,-; jaar 6 € 0,-; en jaar 7 € 100,-.
Uitwerking: het basis afbouwbedrag is € 320,-; dit is 16% van € 2000,-.
Afbouwschema
Jaar | Afbouw | nieuwe loon-component | overbruggingsuitkering |
1 | 7/8 (16% van € 2000) | € 80 | € 200 |
2 | 6/8 (16% van € 2050) | € 80 | € 166 |
3 | 5/8 (16% van € 2100) | € 80 | € 130 |
4 | 4/8 (16% van € 2150) | € 80 | € 92 |
5 | 3/8 (16% van € 2200) | € 80 | € 52 |
6 | 2/8 (16% van € 2200) | € 80 | € 8 |
7 | 1/8 (16% van € 2300) | € 80 | € 0 |
Opgemerkt wordt dat in dit voorbeeld de nieuwe looncomponent op een vast bedrag van € 80,- is gehouden. In de praktijk kan dit bedrag per maand variëren.
Afbouw op afbouw
Indien tijdens een afbouwperiode zich wederom een situatie van afbouw voordoet dan dient voor het nieuwe afbouwschema van het bedrag aan overbruggingstoelage van dat moment te worden uitgegaan.
Voorbeeld
Veronderstel: ga uit van de hiervoor uitgewerkte afbouw; in jaar 2 start een nieuwe afbouw; de nieuwe looncomponenten worden € 40 en de overbruggingstoelage van € 166 is 9 maanden genoten.
Uitwerking:
(12 mnd x 80 looncomp.)+(3 mnd x 200 overbr. toel.)+(9 mnd x 166 overbr. toel.)
12
254,50/2050*100= 12,4%
= 254,50
Afbouwschema
Jaar | Afbouw | nieuwe loon-component | overbruggingsuitkering |
1 | 7/8 (12,4% van € 2050) | € 40 | € 182,43 |
2 | 6/8 (12,4% van € 2100) | € 40 | € 155,30 |
etc. |
Uitwerking van afbouw van de looncomponenten genoemd in artikel 2, onder d en e.
a. er is in de nieuwe situatie geen sprake van nieuwe extra inkomsten
X Y | Kleiner dan 5% | 5% tot 10% | 10% tot 15% | 15% tot 20% | 20% tot 25% | 25% tot 30% | 30% en meer | duur van een termijn |
Korter dan 12 mnd | Z = 0 | Z = 0 | Z = 0 | Z = 0 | Z = 0 | Z = 0 | Z = 0 | 0 |
Van 12 tot 24 mnd | Z = 0 | Z = 1 | Z = 2 | Z = 3 | Z = 4 | Z = 5 | Z = 6 | 3 mnd |
Van 24 tot 48 mnd | Z = 0 | Z = 1 | Z = 2 | Z = 3 | Z = 4 | Z = 5 | Z = 6 | 6 mnd |
48 mnd en hoger | Z = 0 | Z = 1 | Z = 2 | Z = 3 | Z = 4 | Z = 5 | Z = 6 | 12 mnd |
uitbetaalde overwerkvergoeding laatste 12 mnd cumulatief X=
salaris laatste 12 mnd cumulatief
Y = aantal maanden dat regelmatig overwerkvergoeding is genoten Z = aantal termijnen
x 100%
Het aantal af te bouwen maanden wordt verkregen door de relevante Z te vermenigvuldigen met de duur van een termijn.
het afbouwbedrag per termijn =
bedrag van de gemiddelde overwerkvergoeding ( Z + 1)
Voorbeelden
Veronderstel: X = 6%; Y is 14 maanden; genoten gemiddelde werktoelage laatste 12 maanden is € 80. Uitwerking: € 80 € 80
------- = ------- = € 40
Z + 1 1+1
1e en enige termijn € 40
Veronderstel: X = 28%; Y is 30 maanden; genoten gemiddelde werktoelage laatste 12 maanden is € 360.
Uitwerking: € 360 € 360
=
Z + 1 5+1
1e termijn € 300 2e termijn € 240 3e termijn € 180 4e termijn € 120 5e termijn € 60
= € 60
b. er is in de nieuwe situatie sprake van nieuwe looncomponenten
Voorbeeld
Veronderstel: ga uit van 4e termijn in vorig voorbeeld.
Uitwerking:
Aantal Termijnen | uitbetaling volgens afbouwregeling* | nieuwe looncomponenten bijv. | uit te betalen in totaal |
mnd 1 | € 120 | € 130 | € 130 |
mnd 2 | € 120 | € 110 | € 120 |
mnd 3 | € 120 | € 90 | € 120 |
mnd 4 | € 120 | € 140 | € 140 |
mnd 5 | € 120 | € 100 | € 120 |
mnd 6 | € 120 | € 120 | € 120 |
* deze kolom bevat dus het zogenaamde garantiebedrag. In de maanden 2, 3 en 5 is sprake van een overbruggingsuitkering van resp. € 10, € 30 en € 20.
Uitwerking van afbouw van de looncomponenten genoemd in artikel 2, onder x.
De overbruggingstoeslag bedraagt in het eerste half jaar 50% van de laatste twaalf maanden gemiddelde genoten werktoelage. Daarop aansluitend mag een half jaar een toeslag van 25% worden toegekend.
Voorbeeld
Veronderstel: 12 maanden voorafgaand aan de ziekte is gemiddeld € 90 aan werktoelage genoten. Betrokkene is acht maanden ziek.
Uitwerking:
De eerste zes maanden bedraagt de overbruggingsuitkering 0,5 x € 90 = € 45.
De volgende zes maanden bedraagt de overbruggingsuitkering 0,25 x € 90 = € 22,50.
De uitkering wordt beëindigd wanneer de ziekteperiode eindigt. In dit geval krijgt betrokkenen dus 6 maanden € 45 en 2 maanden € 22,50
Bijlage 8: Regeling vergoeding wacht- en waakdiensten
De vergoeding voor het verrichten van wacht- en waakdiensten is als volgt geregeld:
Percentage van maximumsalaris SK 5, genoemd in bijlage 5, Regeling Loon en salaris , bijlage B
1. Beloning voor waakdiensten: | |
a. Waakdiensten op elk uur van de dag, met uitzondering van die binnen een gebouw, per uur; | 0,303 |
b. Waakdiensten op elk uur van de dag binnen een gebouw, per uur; | 0,252 |
2. Beloning voor incidentele thuiswachten | |
a. maandag t/m vrijdagavond vanaf het tijdstip einde werk tot 22 uur, per avond | 0,229 |
b. Thuiswacht op de avond van een zaterdag, zondag of feestdag,vanaf tijdstip einde werk, als onder a bedoeld, tot 22 uur, per avond | 0,368 |
c. Thuiswacht gedurende een nacht (van maandag t/m vrijdag) van 22 uur tot aan tijdstip aanvang werk volgende dag, per nacht | 0,192 |
d. Thuiswacht gedurende de nacht op zaterdag, zondag of een feestdag, van 22 uur tot het tijdstip aanvang werk, als onder c bedoeld, per nacht | 0,220 |
e. Thuiswacht op een zaterdag, vanaf het tijdstip waarop op een werkdag de arbeid wordt begonnen tot aan het tijdstip einde werk, als onder a bedoeld (Thuiswacht gedurende de voormiddag) (Thuiswacht gedurende de namiddag) | 0,793 0,323 0,470 |
f. Thuiswacht op een zon- of feestdag, vanaf het tijdstip waarop op een werkdag de arbeid wordt begonnen tot aan het tijdstip einde werk, als onder a. bedoeld | 1,083 |
3. Beloning voor geregelde thuiswachten (voor de vaststelling van de beloning per persoon dient het desbetreffende percentage gedeeld te worden door het aantal personen dat met de geregelde thuiswacht is belast): | |
a. Geregelde thuiswacht van einde werktijd tot aanvang werktijd, derhalve zeven avonden en zeven nachten per week, alsmede op de gehele zaterdag, zondag en feestdagen; | 19,355 |
b. Geregelde thuiswacht van einde werktijd tot aanvang werktijd gedurende zes avonden en zes nachten per week, inclusief de gehele zaterdag, doch exclusief zondag en feestdagen | 12,281 |
c. Geregelde thuiswacht van einde werktijd tot aanvang werktijd gedurende zes avonden en zes nachten per week op maandag tot en met zaterdag, exclusief de zondag en feestdagen en de daguren van de zaterdag | 11,368 |
d. Geregelde thuiswacht van 22 uur tot aanvang werktijd gedurende zeven nachten per week, inclusief de nachten der feestdagen | 6,111 |
e. Geregelde thuiswacht van 22 uur tot aanvang werktijd gedurende zes nachten per week, derhalve exclusief de zondagnacht en de nachten der feestdagen | 4,989 |
4. Compenserend verlof voor thuiswachten bedoeld onder 3.a. en 3.b.: | |
a. Voor het verrichten van de onder 3.a. en 3.b. bedoelde thuiswachten wordt de navolgende vergoeding, bestaande uit verlofdagen van acht uur per werknemer en per jaar, toegekend |
Aantal werknemers in de thuiswacht bedoeld onder 3.a. en 3.b | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 of meer |
Thuiswacht volgens 3.a | 24 | 12 | 8 | 6 | 5 | 4 | 3 | 3 | 3 | 2 | 2 |
Thuiswacht volgens 3.b | 12 | 6 | 4 | 3 | 2,5 | 2 | 2 | 1,5 | 1,5 | 1 | 1 |
Het bovenaangegeven verlof kan worden verleend gedurende het kalenderjaar, waarin aanspraak op dat verlof is verkregen, dan wel gedurende de eerste drie maanden van het daaraanvolgende kalenderjaar.
Er wordt niet meer verlof verleend dan waarop de werknemer op het moment van verlening aanspraak heeft verkregen door het verrichten van thuiswachten.
Tijdens een periode gedurende welke de werknemer wegens ziekte verhinderd is zijn betrekking te vervullen, wordt verlof toegekend naar evenredigheid van het aantal verrichte waakdiensten. Hierbij wordt uitgegaan van ten hoogste 48 weken per jaar, gedurende welke de ambtenaar thuiswachten kan verrichten. De uitkomst wordt naar boven afgerond op halve dagen.
Indien het verlenen van verlof uit een oogpunt van bedrijfsbelang ongewenst is of indien de werknemer hierom verzoekt, wordt de aanspraak op verlof omgezet in een vergoeding in geld. Deze wordt berekend op basis van het salaris van de werknemer.
Bijlage 9: Regeling bezwarende omstandigheden
In deze regeling wordt verstaan onder:
• arbeidsomstandigheden: de situatie waaronder het werk wordt verricht;
Inconveniënten: bezwarende arbeidsomstandigheden tijdens de uitoefening van de functie, die niet opgeheven kunnen worden door toepassing van middelen of andere oplossingen, die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de werknemer, maar die binnen de grenzen van toelaatbaarheid volgens geldende (wettelijke) normen en voorschriften blijven;
• werkelijke dienst: degene die niet op non-activiteit is gesteld of is geschorst, gedurende de hele maand ziek is geweest of langdurig buitengewoon verlof geniet.
1. De werknemer in werkelijke dienst, die tijdens het verrichten van zijn arbeid feitelijk inconveniënten ondergaat, heeft aanspraak op een vergoeding, overeenkomstig het bepaalde in de volgende artikelen. De aanspraak op vergoeding is situatiegebonden en eindigt wanneer de situatie zich niet meer voordoet.
2. Wanneer iemand lopende een maand belanghebbende wordt dan geldt als ingangsdatum voor de vergoeding de eerste van de maand hierop volgend.
3. Wanneer iemand lopende een maand geen belanghebbende meer is, dan geldt als einddatum voor de vergoeding de laatste dag van die maand.
1. De mate van bezwaarlijkheid van de inconveniënten wordt uitgedrukt aan de hand van het puntensysteem zoals opgenomen in artikel 4.
2. Het bevoegd gezag bepaalt op grond van vergelijkend onderzoek het aantal punten van de inconveniënten. Het toegekende aantal punten vormt de basis voor de vergoeding.
1. De vergoeding wordt vastgesteld met inachtneming van de hierna volgende tabel.
2. Indien reeds uit anderen hoofde een inconveniëntenvergoeding wordt genoten, wordt deze vergoeding in mindering gebracht op de vergoeding ingevolge het eerste lid van dit artikel.
3. Bij deeltijd en gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt de vergoeding als regel naar rato vastgesteld. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid is dit onder voorwaarde dat de conditie waaronder gewerkt wordt, de inconveniënten die normaliter worden geleden, ook dan feitelijk worden ondervonden.
4. Over de kalendermaand, waarin de normale dienstuitvoering slechts op een beperkt aantal werkdagen heeft plaatsgevonden (minimaal 1), wordt met inachtneming van het gestelde in artikel 2, tweede lid een volledige maandvergoeding toegekend.
Artikel 5. Toelichting en nadere richtlijnen
De uitvoering van deze regeling dient te geschieden met inachtneming van het vermelde in de bij dit besluit opgenomen bijlage.
Bijlage behorende bij regeling bezwarende arbeidsomstandigheden
Toelichting en nadere richtlijnen
1. Algemeen
De uitoefening van de functie vindt plaats onder bepaalde omstandigheden: de arbeidsomstandigheden. De arbeidsomstandigheden waaronder gewerkt mag worden, worden begrensd door wettelijke kaders. De arbeidsomstandigheden worden beïnvloed door hulpmiddelen die tijdens het werk worden gebruikt, omgevingsfactoren en de aard van het werk. Wanneer zich tijdens het verrichten van werk bezwarende arbeidsomstandigheden voordoen, dient in de eerste plaats naar middelen c.q. oplossingen te worden gezocht om bezwarende arbeidsomstandigheden op te heffen. Er zijn situaties waarin het niet mogelijk is om de bezwarende arbeidsomstandigheden op te heffen. Deze regeling voorziet in een vergoeding voor bezwarende arbeidsomstandigheden die (nog) niet opgeheven kunnen worden en negatieve gevolgen kunnen hebben (bezwarende arbeidsomstandigheden of wel inconveniënten), die een bepaalde mate van bezwaarlijkheid te boven gaan maar binnen de wettelijke kaders vallen.
2. Artikelsgewijs
Artikel 2. Voor het bepalen van de toelaatbaarheid van de in het werk voorkomende bezwarende omstandigheden, alsmede het vaststellen van nieuwe normen en waarden dienen ter zake deskundigen te worden geraadpleegd, waaronder in ieder geval de Arbo-dienst.
Artikel 3. Het feitelijk ondervinden van inconveniënten impliceert dat de vergoeding gekoppeld is aan een situatie (omstandigheden) en dus niet aan een functie en dat wanneer de situatie eindigt ook geen aanspraak meer bestaat op vergoeding. De arbeidsomstandigheden die bij de vaststelling van deze regeling in beschouwing zijn genomen zijn houdings- en bewegingsbelasting, lawaai, schadelijke stoffen en trillingen. De vaststelling van de punten, die de basis vormen voor de vergoeding, geschiedt door een decentrale inconveniëntencommissie. Voor het bepalen van de grens van toelaatbaarheid van de bezwarende arbeidsomstandigheden dienen deskundigen (o.a. bedrijfsarts en/of veiligheidsdeskundige) te worden geraadpleegd.
Artikel 4. In verband met vakantieverlof is de vergoeding gecorrigeerd met een factor 48/52, waardoor de vaste vergoeding ook tijdens de vakantieperiode kan worden betaald. Bij seizoenwerk en waarneming andere functie (die onder de incidentele vergoeding vallen) is deze correctie niet van toepassing. Inconveniënten tijdens overwerk worden geacht te zijn verdisconteerd in de overwerkvergoeding en vallen derhalve buiten deze regeling. Er wordt geen vergoeding betaald over de kalendermaand, waarin in het geheel geen actieve dienst is verricht, anders dan wegens vakantie. De vergoeding is pensioengevend inkomen in de zin van het pensioenreglement, maar geen loon, in de zin van artikel 1, eerste lid, onder o, van de CAO. Dit impliceert dat er geen vakantietoelage over wordt berekend, geen doorbetaling plaatsvindt tijdens ziekte (zie ook artikel 4, vierde lid), de vergoeding niet in aanmerking komt voor doorbetaling na ontslag als bedoeld in artikel 113 van de CAO en geen betaling plaats vindt tijdens non-activiteit/schorsing (hetgeen overigens het woord feitelijk in artikel 2, eerste lid, al aangeeft).
De betaling van de vergoeding vindt maandelijks plaats gelijktijdig met de salarisbetaling. Bij het verminderen of vervallen van de aanspraak op vergoeding wordt geen overgangs- of afbouwregeling toegepast.
1. In verband met de per 1 januari 2002 gestarte eliminatie van het zogenaamde oude “2-Up-stelsel” is de vergoeding nu gekoppeld aan SK 5 pn 10 NS, opgenomen in bijlage B van de Regeling loon en salaris, bijlage 5. (Voorheen werd uitgegaan van SK5 pn 8 OS, opgenomen in bijlage B van de Regeling loon en salaris, bijlage 5) Door de koppeling aan de nieuwe salarisstructuur zijn de percentages gewijzigd om het geldende bedrag (laatstelijk vastgesteld in arbeidsvoorwaardenakkoord 2000-2002) te handhaven.
2. Dit betreft een zogenaamd anti-cumulatiebeding. Hiermee wordt voorkomen dat voor hetzelfde inconveniënt uit verschillende bronnen meerdere malen een vergoeding wordt verkregen.
3. Bij het vaststellen van de vergoeding is uitgegaan van voltijdarbeid. Vergoeding naar rato dient behalve bij deeltijd ook toegepast te worden bij gedeeltelijk ziek zijn, d.w.z. dat de functie voor een gedeelte van de normale tijd wordt vervuld. Zulks uiteraard onder voorwaarde dat de conditie waaronder gewerkt wordt, de inconveniënten die normaliter worden geleden ook dan feitelijk worden ondervonden. Let wel, het betreft hier dus geen aangepast of lichter werk. Een vergoeding naar rato bij ziekte wordt betaald vanaf de eerste dag van de kalendermaand die volgt op de periode dat het gedeeltelijk ziek zijn is aangevangen. Indien het aantal te werken uren in de loop van de maand wijzigt, dan is voor het bepalen van de vergoeding in die maand, de situatie bij het begin van de maand maatgevend.
Bijlage 11: Regeling gratificatie bij ambtsjubilea RET N.V. en haar rechtsvoorgangers
1. In dit artikel wordt verstaan onder loon: Het loon met uitzondering van de RET-eindejaarstoelage. (zie terminologie artikel 35 CAO)
2. Aan de werknemer kan bij het bereiken van een diensttijd van 25, 40 of 50 jaren een gratificatie worden toegekend.
3. De gratificatie bedraagt een halve maand loon bij een 25-jarig dienstverband en een maand loon bij een 40- of 50-jarig dienstverband.
1. Aan de werknemer
• met wie de arbeidsovereenkomst beëindigd wordt omdat de werknemer volledig gebruik gaat maken van het ABP-keuzepensioen, of – na twee jaar ziekte bij een mate van arbeidsongeschiktheid van ten minste 80% (artikel 114 van de CAO),
en
• die, als het ontslag niet had plaats gevonden, binnen vijf jaar na de ontslagdatum voor toepassing van artikel 1 in aanmerking had kunnen komen, wordt een proportionele gratificatie toegekend.
2. De gratificatie, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend door het bedrag waarop recht zou hebben bestaan als artikel 1 van toepassing zou zijn geweest, te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller bestaat uit het aantal geheel of gedeeltelijk vervulde dienstjaren. waarbij naar boven wordt afgerond op hele maanden, en de noemers uit het aantal dienstjaren dat is vereist voor een gratificatie als bedoeld in dat artikel. 🡪 VB: De gratificatie (lid 1) wordt berekend door het bedrag waarop recht zou hebben bestaan als artikel 1 van toepassing zou zijn geweest, te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller bestaat uit het aantal geheel of gedeeltelijk vervulde dienstjaren, en de noemers uit het aantal dienstjaren dat is vereist voor een gratificatie als bedoeld in dat artikel. De dienstjaren worden naar boven afgerond op hele maanden.
Onder diensttijd, wordt verstaan de tijd:
1. welke de werknemer, in dienst getreden bij de RET vóór 1 januari 2007, bij de RET N.V. en haar rechtsvoorgangers heeft doorgebracht;
2. welke de werknemer of arbeidscontractant in de periode tot en met 31 december 2006 in werkelijke dienst heeft doorgebracht:
a. in een burgerlijke dienstbetrekking bij de Nederlandse overheid, waaronder ten deze mede worden begrepen: de NV Nederlandse Spoorwegen, de v.m. NV 'Artillerie-inrichtingen' en de voormalige Rotterdamse Elektrische Tramweg-Maatschappij;
b. in een betrekking als bedoeld in;
c. artikel 4, eerste lid, van de Pensioenwet 1922,
d. de artikelen X0, X0 of U2 van de pensioenwet,
e. artikel 2, eerste en derde lid, van de WPA;
f. in burgerlijke dienst bij de overheid in de Nederlandse Antillen, bij de overheid in Suriname tot 25 november 1975, bij de voormalige gouvernementen van Suriname, Curacao en Nieuw-Guinea en - tot 27 december 1949- bij de voormalige Nederlands-Indische overheid, waaronder ten deze mede worden begrepen de voormalige Indische Pensioenfondsen;
g. in dienst bij het niet-openbaar onderwijs in de onder 3 genoemde landen en voormalige overzeese rijksdelen, voor zover dat de belanghebbende onder de werkingssfeer van een overheidspensioenregeling bracht of zou hebben gebracht, indien hij in vaste dienst was geweest;
h. tot en met 31 december 1954 in dienst van de Republiek Indonesië, voor zover die tijd door de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië wordt bestreken;
i. in Nederlandse militaire of daarmede voor de toepassing van het Ambtenarenreglement gelijkgestelde dienst, waaronder begrepen dienst bij het voormalige K.N.I.L., bij de troepen in Suriname tot 25 november 1975 en bij de troepen in de Nederlandse Antillen;
j. als volontair;
3. Waarover rechtsherstel is verleend, in een der onder a of b genoemde betrekkingen.
4. Welke de werknemer, na 1 januari 2007 in dienst getreden van de RET N.V. bij de RET N.V. heeft doorgebracht.
Als diensttijd wordt niet aangemerkt:
a. de tijd welke niet in actieve dienst is doorgebracht wegens het bekleden van een politiek ambt;
b. de tijd welke is doorgebracht buiten het genot van inkomsten uit de dienstbetrekking, mits deze tijd langer dan tien achtereenvolgende dienstdagen duurt en uitgezonderd extra-verlof op grond van artikel 56f sub 3 van deze CAO;
c. fictieve diensttijd, onverminderd het in artikel 3, onder b, bepaalde.
1. Diensttijd, gelijktijdig in meer dan één dienstbetrekking doorgebracht telt voor de toepassing van deze regeling slechts eenmaal mede.
2. Evenmin vindt dubbeltelling plaats van diensttijd doorgebracht:
• binnen de keerkringen,
• in andere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gebieden als bedoeld in artikel D5 van de pensioenwet.
1. Indien op grond van dit besluit een gratificatie zou kunnen worden toegekend, doch de werknemer ter zake van zijn dienstvervulling reeds -bijvoorbeeld als militair- een gratificatie of uitkering heeft ontvangen, welke naar haar aard overeenkomt met de gratificatie volgens dit besluit, vindt geen toekenning van een gratificatie plaats.
2. Indien de werknemer tijdens een hem verleend extra verlof, als bedoeld in artikel 56f, sub 3, van deze CAO, jubileert, wordt op de datum van het ambtsjubileum geen gratificatie toegekend.
3. Mits hij in de betrekking welke tijdens het verlof werd vervuld, geen ambtsjubileumgratificatie of daarmede overeenkomende uitkering heeft ontvangen, kan hem alsnog een gratificatie worden toegekend, zodra hij na beëindiging van het verlof zijn werkzaamheden heeft hervat.
1. Voor de berekening van de gratificatie wordt het loon die voor de werknemer op de datum van zijn ambtsjubileum geldt, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller bestaat uit het gewogen gemiddelde van de omvang van de formele arbeidsduur gedurende zijn diensttijd en de noemer uit de omvang van de formele arbeidsduur op die datum.
2. Bij de berekening van de gemiddelde formele arbeidsduur zal nooit meer meetellen dan de op de datum van het ambtsjubileum geldende formele arbeidsduur van een volledige betrekking.
3. In afwijking van het eerste lid bestaat - indien de omvang van de formele arbeidsduur waarmee is doorgebracht diensttijd bij een andere werkgever dan de RET N.V. of haar rechtsvoorganger, niet kan worden vastgesteld - de teller van de in dat lid bedoelde breuk uit het gewogen gemiddelde van de formele arbeidsduur waarmee is doorgebracht de diensttijd bij de RET N.V. of haar rechtsvoorganger.
4. Indien het loon geheel of ten dele bestaat uit wisselende inkomsten, geldt als loon het gemiddelde bedrag van deze inkomsten, berekend over de laatste twaalf volle kalendermaanden voorafgaand aan de datum van het ambtsjubileum.
5. Indien de werknemer tevens - in verband met herplaatsing binnen of beëindiging van de dienstbetrekking van de RET N.V.- een herplaatsingstoelage als bedoeld in paragraaf 9 van het pensioenreglement geniet, wordt het loon tevens vermeerderd met de toelage met dien verstande, dat de loon en de toelage tezamen nooit meer mogen bedragen dan het loon dat was verbonden aan de betrekking waaruit hem op grond van artikel 114 of 115 van de CAO ontslag is verleend.
6. Indien de werknemer tevens een wachtgeld ten laste van de RET N.V. gemeente Rotterdam geniet, wordt het loon tevens vermeerderd met dit wachtgeld, met dien verstande, dat het wachtgeld en het loon nooit meer mogen bedragen dan het loon dat was verbonden aan de betrekking waaruit hem ontslag is verleend met recht op wachtgeld.
7. De op grond van de voorgaande leden berekende bedragen worden naar boven afgerond op een veelvoud van vijf euro.
Indien de werknemer op de datum van zijn ambtsjubileum geen loon, als bedoeld in artikel 7, geniet omdat hem extra verlof zonder behoud van loon als bedoeld in artikel 56f, sub 3, van de Regeling Xxxxxxxx en Verlof RET
N.V. is verleend, wordt voor de berekening van zijn ambtsjubileumgratificatie zijn loon vastgesteld overeenkomstig artikel 7, uitgaande van het loon dat hij op de datum van het ambtsjubileum zou hebben genoten, indien hij op die datum in actieve dienst was geweest in de functie en salarisklasse, welke hij had op de datum voor de dag van ingang van zijn verlof.
In uitzonderlijke gevallen, waarin strikte toepassing van deze regeling tot kennelijke onbillijkheid zou leiden, kan daarvan worden afgeweken door de werkgever.
Bijlage 12: Richtlijnen betreffende jubilea en recepties.
1. Diensttijd Staatsmijnen.
Diensttijd, doorgebracht bij de Staatsmijnen, is tot 1 januari 1967 te beschouwen als bij de Nederlandse overheid doorgebrachte diensttijd.
Tot deze datum vormden de Staatsmijnen een rijksdienst, sindsdien zijn zij een naamloze vennootschap en zijn zij niet meer tot de Nederlandse overheid te rekenen.
2. Diensttijd Nationale Reserve.
Diensttijd, doorgebracht bij de Nationale Reserve, telt steeds mee bij het bepalen van de ambtsjubileumdatum.
Ingevolge een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt het aantal dagen werkelijke dienst berekend door het aantal oefenuren te delen door acht en een eventueel restant aantal oefenuren te beschouwen als één dag werkelijke dienst.
3. Bij B3-instellingen waarop de Rotterdamse arbeidsvoorwaarden van toepassing zijn, telt de tijd die bij zo'n instelling is doorgebracht voor het moment van de B3-aanwijzing, mee voor het bepalen van de jubileumdatum, voor zover deze diensttijd aansluitend is aan de na die aanwijzing doorgebrachte tijd. Voorbeelden van dergelijke instellingen zijn: de Stichting Koninklijke Rotterdamse Diergaarde Blijdorp, de Rotterdamse Kunststichting en de Raad voor de Lichamelijke Opvoeding.
Hetzelfde geldt voor de Pameijer Stichting.
4. Geschenk bij jubileum en pensioen.
Een bepaald bedrag kan worden besteed voor een gratificatie (te betalen via het salaris) of een blijvend aandenken ten behoeve van de jubilaris.
Bij een 25-jarig jubileum is de hoogte van dit bedrag (€ 100,-- bruto).
Bij een 40- of 50-jarig jubileum is de hoogte van dit bedrag (€ 100,-- bruto).
Voor zover bij een 40- of 50-jarig jubileum het door de jubilaris gekozen aandenken zich daartoe leent en de betrokkene dit op prijs stelt, kan het geschenk worden voorzien van een "opdracht" door de werkgever.
5. Receptie.
Dit punt is van toepassing op recepties in geval van een 25-, 40-, of 50-jarig jubileum en in geval van pensionering en keuzepensioen / invaliditeitspensioen .
Voor een receptie kan worden besteed:
€ 600,-- bruto
Als door welke omstandigheden ook geen receptie kan plaatsvinden, kan de jubilaris geen claim doen gelden op het hierdoor bespaarde bedrag aan kosten.
6. RET-speld.
Degene die een 12,5- of 25-jarig amtsjubileum viert, ontvangt als blijk van erkenning voor de geleverde diensten de zogenaamde “RET-speld” (met oorkonde).
Degene die een 40-jarig ambtsjubileum viert, ontvangt, als blijk van erkenning voor de geleverde diensten naast het onder artikel 4 van deze regeling genoemde geschenk de zogenaamde "RET-speld" (met oorkonde).
7. De werkgever kan met instemming van de ondernemingsraad een regeling treffen waarbij geheel of gedeeltelijk wordt afgeweken van het gestelde in de punten 4 en 5. Een dergelijke regeling eindigt als zij door de werkgever wordt opgezegd of als de ondernemingsraad haar instemming intrekt; bij de opzegging c.q. intrekking van de instemming wordt een termijn van ten minste 6 maanden in acht genomen.
Bijlage 13: Regeling Kostenvergoedingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. gezinsleden: | de echtgenote en de eigen, stief- en pleegkinderen van de werknemer die met hem samenwonen; |
b. eigen huishouding voeren: | het zelfstandig en voor eigen rekening bewonen van woonruimte, voorzien van eigen meubilair en stoffering, een en ander ter beoordeling van de werkgever; |
c. berekeningsbasis: | De tot een jaarbedrag herleide som van het salaris dat voor de werknemer op het berekeningstijdstip geldt, met als minimum het maximumsalaris van salarisklasse 6 uit bijlage B van de Regeling Loon en salaris)zie bijlage 5) en als maximum het maximumsalaris van salarisklasse 14 uit bijlage B van de Regeling Loon en salaris) (Zie bijlage 5), in voorkomende gevallen verhoogd met: 1. genoten wachtgeld of uitkering krachtens de Wachtgeld- en uitkeringsverordening 1996; 2. genoten uitkering krachtens of overeenkomstig de Uitkeringsverordening functioneel leeftijdsontslag of het FPU-reglement; 3. genoten herplaatsingtoelage krachtens paragraaf 9 van het pensioenreglement |
d. berekeningstijdstip: | 1. de datum waarop de werknemer verhuist; 2. als de werknemer verhuist vóór de datum waarop de functie feitelijk wordt vervuld, de datum van ingang van de functievervulling; 3. bij het overlijden of ontslag van de werknemer, de datum waarop laatstelijk salaris werd genoten; |
e. plaats waar de werkzaamheden worden verricht: | het gebouw, gebouwencomplex, terrein of vaartuig waar of van waaruit de werknemer naar het oordeel van de werkgever gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht; |
f. fictieve plaats waar de werkzaamheden worden verricht: | de door de werkgever aangewezen plaats van tewerkstelling ingeval sprake is van verschillende plaatsen van tewerkstelling |
g. woonplaats: | de gemeente of het bij name genoemde onderdeel daarvan waar de werknemer metterwoon gevestigd is |
x. xxxxxxxxxx: | de noodzakelijke verplaatsing van een werknemer tot het verrichten van arbeid buiten de plaats waar werknemer zijn werkzaamheden normaal gesproken verricht. |
Artikel 2. Tegemoetkoming in de verhuiskosten
1. De tegemoetkoming in de verhuiskosten bestaat uit:
a. een bedrag voor de redelijk te achten reiskosten van de werknemer
b. en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning op basis van de kosten van het openbaar vervoer naar het laagste tarief en de overnachtingskosten, welk bedrag kan worden vermeerderd met een bedrag voor de redelijk te achten reiskosten op basis van het openbaar vervoer naar het laagste tarief en de overnachtingskosten welke de werknemer en eventueel zijn echtgenote, ieder voor ten hoogste één reis, vooraf hebben moeten maken ter bezichtiging van de woonruimte;
c. een bedrag voor de redelijk te achten kosten van transport van de bagage en de inboedel van de werknemer naar de nieuwe woning, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken;
d. een bedrag voor dubbele woonkosten, bestaande uit het bedrag van de woonkosten van de oude woning;
e. een bedrag voor alle andere uit de verhuizing voortvloeiende kosten.
2. Als de werknemer die een eigen huishouding voert op de datum waarop de verplichting tot verhuizing ontstaat, deze naar de nieuwe woning overbrengt, wordt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onder d, gesteld op 6% van de berekeningsbasis.
3. Dit bedrag wordt vermeerderd met een bedrag van € 68,07 voor elk kind dat tot het gezin behoort, meeverhuist en ten laste van de werknemer komt.
4. Als de werknemer zich vestigt in de gemeente Rotterdam of, als zijn plaats waar hij zijn werkzaamheden normaal gesproken verricht is gelegen in een andere gemeente, in die gemeente, wordt het percentage, genoemd in het tweede lid, gesteld op 12.
5. Het percentage, genoemd in het tweede lid, bedraagt bij verhuizing in de gevallen, bedoeld in artikel 129, van de CAO RET N.V..
6. De percentages, genoemd in het tweede en derde lid, worden gesteld op 7, onderscheidenlijk 14, als de verhuizing plaats vindt binnen drie jaar nadat de werknemer aan een eerdere verhuisplicht voldeed.
7. Als de werknemer geen eigen huishouding voert of deze niet naar de nieuwe woning overbrengt, wordt geen vergoeding van de kosten, bedoeld in het eerste lid, onder d, verleend. Als naar ons oordeel bijzondere omstandigheden daartoe nopen, kan een vergoeding voor de kosten, bedoeld in het eerste lid, onder d, worden verleend tot ten hoogste 4% van de berekeningsbasis, verhoogd met het bedrag, genoemd in het tweede lid, voor elk kind dat tot het gezin behoort, meeverhuist en ten laste van de werknemer komt.
8. Indien het betreft een verhuizing van een gezin waarin de echtgenoten of levenspartners beide belanghebbende zijn in de zin van dit besluiten afzonderlijk opdracht hebben om te verhuizen, wordt voor beide belanghebbenden de berekeningsbasis vastgesteld. Ingeval beide belanghebbenden een deeltijdbetrekking hebben en niet tevens een deeltijdbetrekking bij een andere werkgever, die aanspraak geeft op een tegemoetkoming in verhuiskosten, wordt de berekeningsbasis vastgesteld als ware er sprake van een voltijdbetrekking. De tegemoetkoming wordt toegekend op grond van de hoogste berekeningsbasis.
Als op medisch advies, onderschreven door de bedrijfsarts, het vervoer van de werknemer of zijn gezinsleden op de dag van de verhuizing niet per openbaar vervoermiddel kan plaatsvinden, worden de werkelijke kosten vergoed.
De aanvraag voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten dient uiterlijk binnen drie maanden na de verhuizing onder overlegging van de bewijsstukken bij het hoofd van dienst te zijn ingediend.
Artikel 5a. Tegemoetkoming reiskosten woon-werkverkeer.
a. Alle werknemers van de RET N.V. krijgen een vervoerskaart voor het vrij reizen met het eigen RET-OV product van de RET N.V.. De fiscale consequenties daarvan zijn voor rekening van de RET N.V.. Deze kaart wordt in deze regeling verder de companycard genoemd.
b. De RET’ers, die met RET-vervoer in het woon-werkverkeer kunnen voorzien, ontvangen behoudens de genoemde RET-vervoerskaart, geen verdere tegemoetkoming reiskosten woon-werkverkeer. De standaardtegemoetkoming is in principe een bruto tegemoetkoming. (Echter de hoogte van de vergoeding blijft (anno 2006) beduidend onder de fiscale maxima. Dat betekent dat vooralsnog over deze vergoeding geen loonbelasting verschuldigd is). De tegemoetkoming is onafhankelijk hoe men reist. Dat kan dus zijn per openbaar vervoer, auto, fiets, carpooling of anderszins.
c. Van deze standaardtegemoetkoming zijn uitgesloten alle werknemers die van één of meerdere van de drie volgende regelingen gebruik maken, te weten:
• de ‘auto van de zaak’ regeling conform de desbetreffende vingerende regeling
• de regeling ‘dienstritten’ conform artikel 6 van deze regeling.
• individuele geformaliseerde afspraken.
d. Bijzondere vergoeding ‘verhuisplichtigen’ Onder ‘verhuisplichtigen’ wordt in het kader van deze regeling verstaan nieuwe RET-medewerkers die buiten de straal van 50 kilometer van centrum Rotterdam wonen. Deze mensen hebben gedurende 24 maanden na indiensttreding recht op een vergoeding woon-werkverkeer tot een maximum van 65 kilometer afstand woonplaats - centrum Rotterdam.
e. De hoogte van de standaardtegemoetkoming wordt als volgt berekend: De RET N.V. hanteert een tabel met woonplaatsen en kilometerafstanden. Die tabel wordt jaarlijks door de afdeling P&O geactualiseerd. De tabel is gebaseerd op de afstand centrum - woonplaats tot centrum Rotterdam, gemaximaliseerd tot 50 kilometer, gemeten met een gangbare routeplanner. De tabel bevat alle voorkomende woonplaatsen binnen de cirkel met die straal. Voor alle woonplaatsen van RET-ers waarvoor de afstand centrum woonplaats tot centrum Rotterdam meer is dan 50 kilometer, wordt dus de gemaximeerde afstand van 50 kilometer gehanteerd.
f. De vergoeding bedraagt per maand een bedrag van die afstand in hele kilometers vermenigvuldigd met
€ 2,40 Euro per kilometer. Maximaal betekent dat dus 50 x € 2,40 per maand. Die € 2,40 is een jaarlijks vast te stellen vermenigvuldigingsbedrag. Eventuele aanpassingen kunnen gerelateerd worden aan algemene prijsveranderingen inzake vervoerskosten.
g. Als een werknemer een aanstelling heeft van 28 uur of minder, wordt de tegemoetkoming naar evenredigheid van de voltijdsaanstelling toegekend.
h. Geen tegemoetkoming wordt uitbetaald, als de werknemer gedurende een periode van 31 dagen of langer anders dan wegens vakantie of verlof niet naar zijn werk heeft gereisd.
i. Jaarlijks onderhoud:
1. nodig is om jaarlijks te bepalen of het vermenigvuldigingsbedrag (€ 2,40) wordt aangepast.
2. de tabel zal in de loop der tijd worden uitgebreid (als er iemand bijkomt met een tot op heden nog niet in de tabel opgenomen woonplaats).
j. Dit artikel vervalt in zijn geheel, indien het fiscale regime met betrekking tot woon-werkverkeer verandert.
1. De werknemer die voor het dagelijks of vrijwel dagelijks verrichten van dienstreizen, als bedoeld in artikel 12, vierde lid, zijn eigen motorvoertuig in dient te zetten, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de reiskosten van zijn woonplaats naar de plaats waar hij zijn werkzaamheden verricht.
2. De hoogte van de vergoeding bedraagt 11/12 x (werkelijke reisafstand enkele reis - 10 kilometer) x € 9,10, met dien verstande dat voor de berekening van de maandelijkse vergoeding wordt uitgegaan van een enkele reisafstand van minimaal 11 kilometer en maximaal 20 kilometer.
3. Als op minder dan vier dagen per week wordt gewerkt, wordt de tegemoetkoming naar evenredigheid verminderd.
Artikel 7. Tegemoetkoming extra-reiskosten woon-werkverkeer en vergoeding extra-reis- en wachttijd.
1. De werknemer wiens functie is ingedeeld in salarisklasse 7 of lager en die op verschillende plaatsen zijn werkzaamheden verricht, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de noodzakelijke extra reiskosten voor het reizen tussen zijn woonplaats en die plaatsen waar hij zijn werkzaamheden verricht.
2. Deze tegemoetkoming is gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer naar de laagste klasse tussen de woning en de verschillende plaatsen van tewerkstelling, verminderd met de tegemoetkoming en franchise, zoals omschreven in het volgende lid.
3. De tegemoetkoming bedraagt € 4,30 per kilometer per maand (enkele reis) met een maximum van
a. € 115,48 per maand.
b. Voor de verhuisplichtige werknemer die op grond van artikel 126 van de CAO RET N.V. in aanmerking kan komen voor de tegemoetkoming in de verhuiskosten wordt de vergoeding berekend op basis van een reisafstand van maximaal 65 kilometer zonder toepassing van het in lid a genoemde maximumbedrag.
c. op de tegemoetkoming bedoeld in de leden a en b wordt een franchise van € 28,57 per maand in mindering gebracht.
4. Geen aanspraak op deze tegemoetkoming bestaat, als de werknemer ten behoeve van het vervoer naar de verschillende plaatsen waar hij zijn werkzaamheden verricht geen extra-kosten heeft behoeven te maken.
1. De werknemer, bedoeld in artikel 7, eerste lid, heeft aanspraak op een vergoeding van de extra reis- en wachttijd.
2. De vergoeding wordt bij een overplaatsing voor bepaalde tijd verstrekt gedurende de periode van de overplaatsing en wordt bij een overplaatsing voor onbepaalde tijd verstrekt voor een periode van maximaal twee jaar.
De vergoeding van de extra reis- en wachttijd wordt voor iedere reis als volgt berekend:
a. De afstand tussen het woonhuis van de werknemer en de wisselende of nieuwe plaats waar de werkzaamheden worden verricht, gemeten langs de meest gebruikelijke weg voor het vervoermiddel dat de werknemer gebruikt, wordt verminderd met de op dezelfde wijze berekende afstand tussen het woonhuis van de werknemer en de fictieve of oude plaats van tewerkstelling.
b. Als het aantal resterende kilometers groter is dan nul wordt dit aantal vermenigvuldigd met anderhalf en een standaard reistijd van 3 minuten per kilometer.
c. Het aldus ontstane aantal minuten wordt tot uren met 1 decimaal achter de komma herleid en vervolgens vermenigvuldigd met het uurloon behorend bij het maximumsalaris van schaal 2.
Artikel 10. Tegemoetkoming bijzondere kosten woon-werkverkeer.
1. De werknemer die tijdelijk op een andere dan zijn vaste plaats van tewerkstelling te werk wordt gesteld, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de noodzakelijke bijzondere kosten van woon-werkverkeer, als deze tijdelijke plaats van tewerkstelling niet of niet tijdig met het openbaar vervoer bereikbaar is.
2. De werknemer die in onze opdracht buiten de voor hem geldende werktijd moet terugkeren naar zijn plaats van tewerkstelling, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de noodzakelijke bijzondere kosten van woon-werkverkeer.
3. De tegemoetkoming bedraagt € 0.14 per kilometer, voor zover de af te leggen afstand van een enkele reis meer bedraagt dan 10 kilometer.
4. In afwijking van het derde lid is de kilometervergoeding gedurende de eerste maand gelijk aan het bedrag, genoemd in artikel 12, vierde lid, voor zover de afstand tussen het woonadres dan die tussen het woonadres en de vaste plaats van tewerkstelling.
1. De werknemer die wegens de hem opgedragen werkzaamheden geheel onvoorzienbaar buiten de tijden van het openbaar vervoer moet reizen, heeft aanspraak op een tegemoetkoming overeenkomstig de volgende leden.
2. Bij noodzakelijk gebruik van een eigen motorvoertuig bedraagt de tegemoetkoming € 0,18 per kilometer, voor zover de afstand van enkele reis meer bedraagt dan 10 kilometer.
3. Voor zover het aantal kilometers dat voor vergoeding in aanmerking komt, in enig kalenderjaar hoger is dan 5.000, bedraagt de tegemoetkoming € 0,14 per kilometer.
4. Noodzakelijke taxikosten worden tegen overlegging van de nota vergoed, voor zover de afstand van een enkele reis meer bedraagt dan 10 kilometer.
5. Het vierde en vijfde lid van artikel 10 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12. Vergoeding kosten van dienstreizen.
1. De werknemer die uit hoofde van zijn functie of ingevolge een dienstopdracht een dienstreis maakt, heeft aanspraak op vergoeding van de kosten van deze dienstreis.
2. De dienstreis wordt in de regel per openbaar vervoermiddel gemaakt.
De vergoeding voor een dienstreis per openbaar vervoermiddel bedraagt de werkelijk betaalde kosten van openbaar vervoer in de tweede klasse.
3. De werknemer die met onze toestemming voor een dienstreis gebruik maakt van een eigen motorvoertuig, heeft aanspraak op een vergoeding van € 0,28 per kilometer.
4. De werknemer die met onze toestemming voor een dienstreis gebruik maakt van een bromfiets, heeft aanspraak op een vergoeding van € 0,11 per kilometer.
5. De werknemer die zonder onze toestemming voor een dienstreis gebruik maakt van een eigen motorvoertuig of bromfiets, heeft aanspraak op een vergoeding van € 0,09 per kilometer.
6. Als de dienstreis aanvangt of eindigt op het woonadres van de werknemer, wordt de afstand van het dagelijkse woon-werkverkeer op de afstand in mindering gebracht.
1. De werknemer die met instemming van de werkgever met een eigen auto minimaal 5000 kilometers per jaar voor de dienst moet rijden, kan in aanmerking komen voor een lening ten behoeve van de aanschaf van een auto.
2. De lening voor een nieuwe auto bedraagt maximaal 60% van de catalogusprijs van de aan te schaffen auto met een maximum - in aanmerking te nemen - catalogusprijs van € 24.262,73.
3. Bij een lening voor een tweedehands auto wordt de in aanmerking te nemen catalogusprijs voor elk geheel jaar dat de auto op de datum van aanschaf oud is, met 20% verminderd.
4. Het geldende rentepercentage bedraagt 2% minder dan het rentepercentage dat op 1 januari van het kalenderjaar dat een lening wordt verstrekt, geldt voor een persoonlijke lening van € 4.537,80 tot € 9.075,61 bij de ING-bank.
5. Het percentage, bedoeld in het vierde lid, geldt voor de gehele duur van de lening.
6. Aflossing geschiedt in maximaal 60 gelijke maandelijkse termijnen.
7. Uitbetaling van het voorschot geschiedt onder aftrek van een eventueel restant voorschot.
1. De werknemer die uit hoofde van zijn functie of ingevolge een dienstopdracht een dienstreis naar het buitenland maakt, heeft aanspraak op een tegemoetkoming overeenkomstig de volgende leden.
2. De noodzakelijke verblijfkosten worden tegen overlegging van de nota's vergoed met inachtneming van de tarieflijst, in de zelfde situatie geldend voor rijksambtenaren.
3. De noodzakelijke reiskosten worden tegen overlegging van de rekening vergoed met dien verstande dat:
a. binnen Europa een vliegreis volgens economy class wordt vergoed;
b. buiten Europa een vliegreis volgens economy class of business class.
Artikel 15. Tegemoetkoming reiskosten bij medisch onderzoek.
1. De werknemer die in opdracht van de werkgever of van de arbodienst verschijnt op een geneeskundig onderzoek, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de gemaakte reiskosten op basis van de kosten van het openbaar vervoer naar het laagste tarief.
2. Een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 12, vierde of vijfde lid, van dit besluit wordt toegekend, als:
a. tussen de woonplaats of plaats van tewerkstelling enerzijds en de plaats van het geneeskundig onderzoek anderzijds geen openbaar vervoer aanwezig is, of
b. het dienstbelang het gebruik van het openbaar vervoer niet toelaat, of
c. de werknemer naar het oordeel van de arbodienst geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer.
3. Als de werknemer naar het oordeel van de bedrijfsarts geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer of van een eigen vervoermiddel, heeft hij aanspraak op een vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten van vervangend vervoer.
4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de gewezen werknemer die in het genot is van een uitkering ten laste van de gemeente.
1. De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 15, kan ook worden toegekend voor de reiskosten voor een heronderzoek op grond van artikel 30, eerste lid, onderdelen e, f en g, van de SUWI .of een heronderzoek op grond van artikel 19 van de Voorschriften bij ziekte 1984/ Tab 16
2. Geen aanspraak op de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 15, bestaat:
a. als de werknemer of gewezen werknemer ten behoeve van het geneeskundig onderzoek vanuit het buitenland naar Nederland reist, of
b. als de werknemer in het genot is van een tegemoetkoming in de dagelijkse reiskosten als bedoeld in artikel 6 en hij vanuit zijn woonplaats naar de plaats van het geneeskundig onderzoek reist.
Artikel 17. Tegemoetkoming reis- en verblijfkosten voor sollicitanten.
1. Aan een sollicitant kan een tegemoetkoming worden verstrekt in de in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten ten behoeve van de selectieprocedure.
2. De tegemoetkoming in de reiskosten is voor sollicitanten naar een betrekking van een salarisklasse van 9 of hoger gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer in de eerste klasse en voor de overige sollicitanten gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer in de tweede klasse.
Artikel 18. Tegemoetkoming koffie- en theekosten.
De werknemer die wegens de hem opgedragen werkzaamheden niet in de gelegenheid is zijn broodmaaltijd in een kantine of andere besloten ruimte van de RET N.V. te nuttigen, kan in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten van koffie of thee tot een maximum van € 3,13 per dag.
Artikel 19. Tegemoetkoming kosten van een warme maaltijd bij overwerk.
1. Aan de werknemer wiens dagelijkse werktijd op enige dag met tenminste twee overwerkuren wordt verlengd en die naar het oordeel van de werkgever niet in staat is zijn maaltijd op de hiervoor bestemde tijd op de voor hem gebruikelijke plaats te nuttigen, wordt zo mogelijk een maaltijd door werkgever verstrekt.
2. De hem hiervoor in rekening gebrachte kosten worden hem op basis van de overgelegde rekening vergoed.
3. Als een voorziening als bedoeld in het eerste lid niet mogelijk is, worden aan de werknemer die op andere wijze een maaltijd heeft genuttigd, de kosten daarvan tegen overlegging van de rekening vergoed.
4. De vergoeding bedraagt ten hoogste € 21,32.
Artikel 21. Overige tegemoetkomingen.
Aan de werknemer die uit hoofde van zijn functie beroepshalve lid is van het Nederlands Instituut van Registeraccountants, worden de kosten verbonden aan dit lidmaatschap vergoed.
De werkgever kan in bijzondere gevallen afwijken van de artikelen van deze regeling.
Bijlage 14: Regeling kostenvergoeding rechtsbijstand
In deze regeling wordt verstaan onder:
1. belanghebbende: de werknemer bedoeld in artikel 1 van de CAO;
2. rechtsbijstand: de juridische dienstverlening van advocaten en andere deskundigen, die krachtens de toepasselijke regels inzake procesbevoegdheid bevoegd zijn om in een gerechtelijke of administratieve procedure rechtsbijstand te verlenen.
1. De belanghebbende heeft aanspraak op de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die in redelijkheid moeten worden gemaakt, wanneer hij geconfronteerd wordt met:
a. een klacht op grond van het toepasselijke tuchtrecht;
b. strafrechtelijke vervolging wegens het plegen van een strafbaar feit dat volgens de tenlastelegging welbewust werd begaan en waarvoor geen onherroepelijke veroordeling wegens opzet volgt;
c. civielrechtelijke aanspraken voor schade.
2. Voor vergoeding komen slechts in aanmerking de kosten van rechtsbijstand, die verband houden met het handelen of nalaten tijdens de uitoefening van de functie op een wijze zoals het een goed werknemer betaamt.
3. De werkgever bepaalt in overleg met belanghebbende door wie de gewenste rechtsbijstand zal worden verleend.
1. Artikel 2 is van overeenkomstige toepassing wanneer de belanghebbende slachtoffer is geworden van fysiek geweld door derden en de daardoor geleden schade via een gerechtelijke procedure op de dader wil verhalen, met dien verstande dat hiervoor vooraf toestemming van de werkgever is vereist.
2. De kosten van rechtsbijstand worden niet vergoed indien:
a. de kans om het beoogde resultaat te bereiken naar het oordeel van de werkgever te gering is;
b. de belanghebbende zich niet heeft gehouden aan de voor de slachtoffers van fysiek geweld geldende
3. richtlijnen en aanwijzingen.
Voor vergoeding komen in aanmerking:
1. de kosten van de ingeroepen rechtsbijstand;
2. de kosten van getuigen, voor zover door de rechter toegewezen;
3. de proceskosten van de tegenpartij, voor zover die krachtens een onherroepelijk vonnis ten laste van de belanghebbende komen;
4. de kosten van het ten uitvoer leggen van een vonnis;
5. de noodzakelijke reis- en verblijfkosten van de belanghebbende, wanneer zijn persoonlijk verschijnen voor een gerecht bevolen of dringend gewenst is.
1. De kosten van rechtsbijstand die op derden kunnen worden verhaald dan wel door derden worden vergoed komen niet voor vergoeding in aanmerking.
2. De vergoedingen die de belanghebbende van derden ontvangt nadat deze reeds op grond van deze regeling een kostenvergoeding heeft ontvangen, dienen aan de werkgever te worden afgedragen.
Zodra de belanghebbende kennis heeft van een gebeurtenis die kan leiden tot een aanvraag voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, is hij verplicht deze zo spoedig mogelijk te melden en alles na te laten wat de belangen van de werkgever zou kunnen schaden.
De aanspraak op een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand vervalt indien de belanghebbende de verplichtingen genoemd in deze regeling niet is nagekomen.
Deze regeling is niet van toepassing op een juridisch geschil tussen de belanghebbende en diens werkgever, waaronder mede is begrepen de strafrechtelijke vervolging wegens het plegen van een strafbaar feit waarvan door de werkgever aangifte is gedaan.