STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 4376
15 april
2011
Pluimveeverwerkende Industrie Vervroegde uittreding 2011/2012 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 april 2011 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Pluimveeverwerkende Industrie inzake Vervroegde Uittreding
XXX Xx. 00000
Xx Xxxxxxxx van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van Sociale Zaken Pluimveeverwerkende Industrie namens partijen bij bovenge- noemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partij(en) te ener zijde: Vereniging van de Nederlandse Pluimvee Verwerkende Industrie (NEPLUVI); Partij(en) te anderer zijde: FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids- overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III en IV is bepaald:
Artikel 1 Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
Werkgever: een natuurlijk of rechtspersoon, die een onderneming drijft, met activiteiten, die vallen onder de werkingssfeer zoals deze in artikel 2 is omschreven.
Werkgeversorganisatie: de werkgeversvereniging die krachtens haar statuten bevoegd is om collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten
Vakvereniging: de werknemersvereniging die krachtens haar statuten bevoegd is om collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten
Werknemer: de werknemer (m/v) die op basis van een dienstverband werkzaam is in dienst van de werkgever
Administrateur: het orgaan dat door het bestuur van de SVUPImet de uitvoering van de regeling wordt belast
De Commissie: de Commissie, ingesteld door partijen bij de CAO
Reglement: het reglement vervroegde uittreding ex artikel 10 van deze regeling
SVUPI Stichting Vrijwillig Uittreden voor de Pluimveeverwerkende Industrie
Artikel 2 Werkingssfeer
Deze Collectieve Arbeidsovereenkomst is van toepassing op de onderneming, of dat gedeelte van een onderneming, welke zich bezighoudt met één of meerdere van de volgende activiteiten:
– het slachten van pluimvee, wild en/of xxxxx xxxxxxxx of
– het be- en verwerken van pluimvee, wild en/of xxxxx xxxxxxxx of
– het vervaardigen van producten van pluimvee, wild en/of tamme konijnen.
– uitleenbedrijven (uitzendorganisaties) die meer dan 50% van de totale activiteiten verrichten binnen de pluimveeverwerkende industrie.
Die onderneming, of dat gedeelte van een onderneming, waarin ook andere activiteiten dan boven-
staande worden verricht, wordt indien meer Collectieve arbeidsovereenkomsten van toepassing zijn, gerangschikt onder de CAO van die bedrijfstak, waartoe het merendeel van de activiteiten van deze onderneming behoort.
Deze CAO is niet van toepassing op vakantiewerkers.
Artikel 3 Uitvoering
De nadere uitwerking van deze overeenkomst geschiedt volgens de statuten en reglementen van de Stichting Vrijwillig Uittreden voor de Pluimveeverwerkende Industrie. De statuten en reglementen zullen geen bepaling bevatten in strijd met deze overeenkomst. De statuten en reglementen zijn aan deze overeenkomst gehecht en worden geacht deel uit te maken van deze overeenkomst. De uitvoering wordt opgedragen aan de Stichting die zulks onder haar verantwoordelijkheid kan delegeren aan de administrateur.
Artikel 4 VUT-regeling
Er is een regeling vervroegde uittreding, krachtens welke voor werknemers de mogelijkheid wordt geopend vervroegd uit het arbeidsproces te treden, zulks met inachtname van hierna bepaalde en het bepaalde in het reglement.
Artikel 5 Aanspraak
Prepensioen
Per 1 januari 2003 is overgegaan van een VUT-regeling naar een prepensioenregeling. Er zijn overgangsmaatregelen getroffen, die voorzien in een toeslag voor ontbrekende pensioenopbouw en de pensioenleeftijd. Tevens is een overgangsregeling getroffen die voorziet in een prepensioen op grond van 40 dienstjaren.
Ingaande 1 januari 2006 geeft de prepensioenregeling alleen nog aanspraken in het kader van de overgangsregeling voor deelnemers geboren voor 1950.
Artikel 6 Hoogte van de uitkering
1. a. De uitkering bedraagt per dag 80% bruto van het loon per dag, dat gemiddeld verdiend is in de onmiddellijk voor het beëindigen van de arbeid liggende 3 jaren, vermeerderd met de over die periode geldende loonaanpassingen op basis van de Collectieve Arbeidsovereenkomst, in welk loon zijn begrepen alle toeslagen – met uitzondering van vakantietoeslag – provisie alsmede de vergoeding voor regelmatig gemaakte overuren.
b. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid is de netto-uitkering niet hoger dan 90% netto van het brutoloon, waarover de uitkering wordt berekend.
c. Op de bruto uitkering worden in mindering gebracht de bruto uitkeringen krachtens de WW, de WAO en de WIA.
2. Het maximum van de uitkering is gelijk aan 80% van het op de datum van uittreding geldende maximum dagloon, hetwelk wordt herleid tot een jaarbedrag; het minimum van de uitkering kan niet minder zijn dan het voor de betrokkene geldende wettelijke minimumloon, zulks op basis van 100% netto. Boven de uitkering wordt aan de betrokken werknemer jaarlijks een vakantietoeslag verstrekt van 8% van de uitkering.
3. De hoogte van de uitkering wordt telkens aangepast op grond van de verhogingen zoals overeen- gekomen in de CAO voor werknemers werkzaam in de Pluimveeverwerkende Industrie.
4. De prepensioenuitkering wordt vastgesteld conform het Prepensioenreglement van de Stichting prepensionering vleeswaren- en gemaksvoedingindustrie.
De prepensioenuitkering bedraagt 2% van de pensioengrondslag opbouw per jaar, op te bouwen van 20- tot 60-jarige leeftijd (40 * 2 = 80%). zulks in 2003 tot een maximum van € 51.495.
De uitkering wordt berekend op de norm-pensioendatum (62 jaar).
Aan de deelnemers wordt een aanvulling verleend op het prepensioen, aangemerkt als overgangs- aanspraak toeslag voor prepensioen. Deze overgangsaanspraak wordt vastgesteld door het vanaf 1 januari 2003 opgebouwde prepensioen te vermenigvuldigen met een factor. De teller in deze factor is gelijk aan het aantal jaren en maanden tussen de 1e van de maand waarin de deelnemer de twintigjarige leeftijd heeft bereikt en 1 januari 2003. De noemer in de factor is het aantal jaren en maanden tussen 1 januari 2003 en de 1e van de maand waarin de deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt. De factor wordt afgerond op 5 decimalen.
De overgangsaanspraak toeslag voor prepensioen wordt gefinancierd uit de vut-middelen.
Artikel 7 Pensioenpremie
Voorzover tijdens de laatste dienstbetrekking van de werknemer door de werkgever pensioenpremie is betaald, is de werkgever gehouden het werkgeversgedeelte van de pensioenpremie te blijven betalen aan het desbetreffende pensioenfonds gedurende de periode dat de ex-werknemer aanspraak maakt op de uitkering krachtens deze regeling.
Artikel 8 Inhoudingen
De inhoudingen, welke op de uitkering dienen te geschieden, alsmede de financiële verplichtingen, welke de SVUPI voor zijn rekening neemt, worden nader omschreven bij het reglement.
Artikel 9 Financiering
1. In het kader van de overgang van de VUT-regeling naar de prepensioenregeling in de bedrijfstak, ondergebracht bij de Stichting prepensionering vleeswaren- en gemaksvoedingindustrie, wordt de VUT-regeling gecontinueerd, teneinde:
a. de aanspraken te regelen welke voortvloeien uit de staartverplichtingen van de regeling zoals deze van kracht was vóór 1 januari 2003;
b. de aanspraak voor werknemers te regelen voor de financiering van de overgangskosten indien een uitkering wordt verleend op grond van het Prepensioenreglement van de Stichting prepensionering vleeswaren- en gemaksvoedingindustrie.
2. De financiering van de vervroegde uittredingsregeling geschiedt door:
a. een bijdrage van de werkgevers ter hoogte van een jaarlijks op advies van partijen door het bestuur van de SVUPI vast te stellen percentage;
b. een bijdrage van de werknemers ter hoogte van een jaarlijks op advies van partijen door het bestuur van de SVUPI vast te stellen percentage
c. eventuele overige bijdragen, bijv. van de overheid.
3. Aan werkgevers wordt ter financiering van de VUT-regeling als bedoeld in lid 1 een heffing opgelegd.
a. De heffing wordt bij wijze van voorschot geheven over het geschatte loon, waarover ingevolge de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen premie verschuldigd is.
b. De betaling van de voorschotpremie kan geschieden in twaalf gelijke delen. De data, waarop betaald moet worden, zijn vermeld op de heffingsnota.
c. Na de definitieve vaststelling van het loon wordt de definitieve heffing vastgesteld. Indien de definitieve heffing lager is dan de gezamenlijke voorschotpremies wordt het teveel betaalde gerestitueerd.
d. De betaling van de definitieve heffing dient te geschieden binnen 14 dagen na de dagtekening van de heffingsaanslag. De heffingsaanslag vermeldt dit betalingstijdstip en bevat aanwijzin- gen betreffende de wijze van betaling.
e. Werkgevers zullen de volledige heffing aan de administrateur voldoen en zijn gerechtigd het werknemersdeel van deze heffing in te houden op het brutoloon van werknemers.
4. De werkgever is verplicht de in het vorige lid bedoelde bijdrage aan SVUPI te voldoen. Indien de uitvoering van de uitkeringsregeling aan een administrateur is opgedragen, is de werkgever verplicht de bijdrage rechtstreeks aan de administrateur te voldoen.
De Stichting prepensionering vleeswaren- en gemaksvoedingindustrie en SVUPI hebben als gevolg van de gecombineerde inning van de heffing een overeenkomst getroffen, waarin de nadere afspraken met betrekking tot de financiering van de aanspraken als bedoeld in lid 1 en de prepensioenregeling zijn vastgelegd.
5. Eventuele overheidsbijdragen worden gelijkelijk in mindering gebracht op het werknemers- en het werkgeversaandeel van de bijdrage, tenzij door de overheid anders wordt bepaald.
6. Jaarlijks zal op basis van de vastgestelde begroting bezien worden of het noodzakelijk is om premie te heffen. Vooralsnog zal over de loonsom geen premie worden opgelegd. De reeds aangegane verplichtingen zullen worden voldaan uit de reserves van SVUPI.
Artikel 10 Dispensatie
Partijen zijn bevoegd in bepaalde gevallen of groepen van gevallen al dan niet onder het stellen van voorwaarden van het bepaalde bij deze CAO dispensatie te verlenen; indien aan deze dispensatie voorwaarden zijn verbonden, wordt diegene, die deze voorwaarden niet of niet volledig nakomt, in zoverre geacht zonder dispensatie te handelen of te hebben gehandeld.
Artikel 11 Administrateur
1. Partijen zijnbevoegd onder zijn verantwoordelijkheid de uitvoering van de uitkeringsregeling, alsmede het daaraan verbonden financieel beheer op te dragen aan een administrateur, die zijn taak zal uitvoeren met in acht name van een door het bestuur van de SVUPI vast te stellen reglement, waarvan de bepalingen niet in strijd mogen zijn met het bepaalde in deze regeling.
2. De administrateur wordt benoemd en ontslagen door het bestuur van de SVUPI.
Artikel 12 Mededelingsplicht
De werkgever is gehouden desverlangd aan de uitvoerder van de regeling, de SVUPI respectievelijk aan de administrateur, danwel aan partijen al die gegevens te verstrekken – zoals opgave van het premieplichtig loon – die nodig zijn voor een goede uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze regeling.
REGLEMENT VERVROEGDE UITTREDING PLUIMVEEVERWERKENDE INDUSTRIE
Artikel 1 Definities
In dit reglement wordt verstaan onder:
Deelnemer: de werknemer die op grond van artikel 3 een verzoek om aan de regeling uittreden te mogen deelnemen heeft ingediend en die door het bestuur van de SVUPI is ingewilligd; Administrateur: het orgaan dat door het bestuur van de SVUPI met de uitvoering van de regeling wordt belast, Interpolis Pensioenbeheer B.V. te Groningen
Artikel 2 Deelnemer
Deelnemer aan de regeling is de werknemer die voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 3.
Artikel 3 Voorwaarden voor deelneming
Om aan de regeling te kunnen deelnemen dient de betrokken werknemer op het moment dat hij gaat deelnemen te voldoen aan de volgende voorwaarden:
1. a. De betrokken werknemer dient in de maand waarin hij aan de regeling gaat deelnemen gedurende de laatste 10 jaren direct voorafgaand aan het moment van deelneming in dienstverband werkzaam te zijn geweest bij werkgever(s) als bedoeld in artikel 1 van de CAO, behoudens een beperkte onderbreking buiten zijn schuld, een en ander ter beoordeling van het bestuur van de SVUPI.
Voor deelname geldt een leeftijdscriterium van ten minste 62 jaar.
b. De betrokken werknemer dient in de maand waarin hij aan de regeling gaat deelnemen ten minste 40 jaar in dienstverband werkzaam te zijn geweest bij werkgevers als bedoeld in
artikel 1 van de CAO behoudens een beperkte onderbreking buiten zijn schuld, een en ander ter beoordeling van het bestuur van de SVUPI
Voor deelname geldt het volgende leeftijdscriterium:
per 1 januari 2011 ten minste 61,5 jaar
per 1 januari 2012 ten minste 62 jaar.
c. Het leeftijdscriterium onder b is niet van toepassing indien de betrokken werknemer krachtens de WW, de WAO danwel de WIA een uitkering is toegekend. Voor die werknemers zijn de onderstaande leeftijdscriteria van toepassing.
Indien de betrokken werknemer een WW uitkering is toegekend, is het mogelijk deel te nemen aan de Vervroegde Uittreding Regeling per 1 januari 1997 op of na de dag waarop hij 58,5 jaar wordt.
Indien de betrokken werknemer een WAO of WIA uitkering is toegekend, is het mogelijk deel te nemen aan de Vervroegde Uittreding Regeling per 1 januari 1997 op of na de dag waarop hij 59 jaar wordt.
De periodes waarover de hierboven bedoelde uitkeringen worden ontvangen, tellen mee voor de referteperiode van 10 jaar.
2. Deeltijd VUT
In afwijking van het gestelde onder lid 1, sub a, is het een deelnemer toegestaan op de eerste dag van de maand, waarin de in lid 1, sub a bedoelde leeftijd wordt bereikt, om één jaar daaraan voorafgaande gebruik te maken van een deeltijd-VUT-regeling, met dien verstande, dat de eerste twee jaren waarin van deze regeling gebruik wordt gemaakt, jaarlijks de helft van het aantal werkdagen in de laatste 12 maanden voorafgaand aan de deelneming bepalend is voor de vaststelling van de VUT-uitkering.
3. a. De betrokken werknemer komt niet in aanmerking voor een vervroegde uittredingsregeling indien hij een volledige uitkering krachtens de Ziektewet, WW, WAO danwel WIA ontvangt;
b. De betrokken werknemer komt niet in aanmerking voor een vervroegde uittredingsregeling indien hij onder afvloeiingsregeling of een nonactiviteitsregeling valt;
c. De betrokken werknemer komt in aanmerking voor een vervroegde uittredingsregeling indien het dienstverband is beëindigd;
d. De betrokken werknemer komt in aanmerking voor een vervroegde uittredingsregeling indien hij/ zij zich heeft verbonden tot de pensioendatum niet in loondienst te treden noch werkzaam- heden te gaan uitoefenen.
4. Het aanvraagformulier dient ten minste twee maanden voor de gevraagde ingangsdatum in het bezit te zijn van de administrateur.
5. Sinds 1 januari 2003 worden geen nieuwe vut-uitkeringen meer toegekend. Wel gelden dezelfde rechten van de vut-regeling, doch worden toegekend als een prepensioenuitkering. Deze rechten zijn opgenomen als overgangsmaatregelen in het Prepensioenreglement van de Stichting prepensionering vleeswaren- en gemaksvoedingindustrie.
Artikel 4 Rechten van de deelnemer
1. Het verzoek tot deelneming wordt ingewilligd als naar het oordeelhet bestuur van de SVUPIaan bovenstaande voorwaarden is voldaan. De deelneming kan slechts aanvangen op de eerste dag van een kalendermaand. De deelnemer heeft recht op een uitkering van 80% van het loon overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 van de CAO inzake Vervroegde Uittreding van toepassing voor werknemers werkzaam in de Pluimveeverwerkende Industrie.
Op de bruto uitkering worden in mindering gebracht de bruto uitkeringen krachtens WW, WAO en WIA.
2. De uitkering wordt in maandelijkse termijnen verricht en wordt telkens aangepast op grond van verhogingen zoals overeengekomen in de CAO inzake Vervroegde uittreding van toepassing voor werknemers werkzaam in de Pluimveeverwerkende Industrie.
Het maximum van de uitkering als bedoeld in artikel 6, lid 2 van de CAO wordt enkel aangepast aan toekomstige algemene loonmaatregelen van de overheid.
3. Boven de uitkering wordt jaarlijks een vakantietoeslag verstrekt volgens artikel 6, lid 2 van de CAO inzake Vervroegde uittreding van toepassing voor werknemers werkzaam in de Pluimveeverwer- kende Industrie.
4. Bij overlijden van de deelnemer wordt aan de weduwe c.q. levenspartner of bij ontstentenis daarvan de wettelijke vertegenwoordiger van zijn (haar) minderjarige kinderen uitgekeerd een bedrag, over de periode vanaf de dag van overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand na de maand waarin het overlijden plaatsvond, gelijk aan de uitkering die de deelnemer laatstelijk rechtens toekwam.
Artikel 5 Inhoudingen
Op de uitkering wordt ingehouden:
x. xx xxxxxxxxxxx;
b. de inkomensafhankelijke premie Zorgverzekeringswet;
c. de eigen bijdrage voor de pensioenpremie, indien inhouding rechtens ook gebeurde voordat de betrokkene gebruik maakte van de regeling tot vrijwillig uittreden.
De ingehouden bedragen worden door de SVUPI rechtstreeks afgedragen aan de desbetreffende instanties.
Artikel 6 Financiële verplichting van de SVUPI
De SVUPI neemt het werkgeversaandeel in de premie Zorgverzekeringswet als financiële verplichting voor zijn rekening. Deze premie wordt door de SVUPI rechtstreeks afgedragen aan de betreffende instantie(s).
Artikel 7 Tijdstip van uitkering
De eerste uitkering geschiedt over de maand waarin de deelneming is begonnen. Het tijdstip van de uitbetaling van de uitkering ligt in de tweede helft van de maand waarover recht op uitkering bestaat.
Artikel 8 Vermindering c.q. wijziging van rechten
1. Indien de deelnemer tijdens het deelnemerschap inkomsten geniet uit (deel)arbeid dan wel
krachtens enige sociale wet, welke reeds werden genoten op het tijdstip van aanmelding, dient hij dit onverwijld te melden aan de SVUPI. De deelnemer is tevens verplicht wijzigingen in de hiervoor bedoelde neveninkomsten onverwijld aan de SVUPI te melden.
2. Ingeval het inkomen van de deelnemer door combinatie van de uitkering en de andere inkomsten uit arbeid meer bedraagt dan 100% van het loon, dat grondslag is van de uitkering, wordt het meerdere in mindering gebracht op de uitkering. De deelnemer is bovendien verplicht wijziging in de hiervoor bedoelde neveninkomsten onverwijld te melden.
3. Indien het bepaalde in het tweede lid moet worden toegepast, vindt de aftrekregeling per uitkeringsdag plaats.
Artikel 9 Het vervallen van het deelnemerschap
Indien de deelnemer tijdens het deelnemerschap niet of niet meer voldoet aan een der voorwaarden in dit reglement, in het bijzonder artikel 3 en artikel 8, kan het bestuur zijn deelnemerschap en het recht van uitkering vervallen verklaren. In het geval als bedoeld in artikel 8 heeft hij binnen een maand het recht opnieuw een aanvrage tot deelnemerschap in te dienen bij de SVUPI. De laatste zin van artikel 3 is hier niet van toepassing.
Artikel 10 Begroting, rekening en verantwoording
1. Door de SVUPI wordt jaarlijks voor aanvang van het kalenderjaar een begroting opgesteld. Deze begroting is na vaststelling door het bestuur beschikbaar voor werkgevers en ligt voor overige betrokkenen en geïnteresseerden ter inzage bij het secretariaat van de Stichting.
2. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een externe registeraccountant gecontroleerde balans, rekening van baten en lasten en verslag over de financiële toestand van de SVUPI vast. Dit verslag is ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de activiteiten en bestedingsdoelen van de CAO inzake vervroegde uittreding van toepassing voor werknemers werkzaam in de pluimveeverwerkende industrie.
3. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid. Uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de activiteiten en bestedingsdoelen van de CAO inzake vervroegde uittreding van toepassing voor werknemers werkzaam in de pluimveeverwerkende industrie zijn gedaan.
4. Het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring worden ten kantore van het secretariaat van de SVUPI en de betrokken CAO-partijen ter inzage gelegd, alsmede op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.
5. Het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij de SVUPI betrokken werkgevers en werknemers toegezonden, tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
6. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 11 Uitvoering
De nadere uitvoering van de regeling kan door de SVUPI worden opgedragen aan de administrateur.
Artikel 12 Controle
De SVUPI of namens deze de administrateur heeft het recht controle uit te oefenen op de naleving van de voorwaarden.
Artikel 13 Beëindiging
Het deelnemerschap eindigt:
a. op de datum dat de deelnemer recht krijgt op een uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet;
b. bij overlijden, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4, lid 4 van dit reglement;
c. in gevallen als bedoeld in artikel 9.
Artikel 14
In alle zaken betreffende toelating, uitkering en vervallen van deelnemerschap, waarin dit reglement niet voorziet en in de gevallen waarin toepassing van dit reglement leidt tot uitkomsten die door een van de betrokkenen in strijd worden geacht met de bedoeling van de regeling tot vrijwillig uittreden, beslist het bestuur van de SVUPI.
STATUTEN
Artikel 1 Naam en zetel
1. De stichting draagt de naam: Stichting Vrijwillig Uittreden voor de Pluimveeverwerkende Industrie, ook te noemen: de stichting SVUPI;
2. Zij heeft haar zetel te Houten.
Artikel 2 Doel
Het doel van de stichting is voor werknemers in dienst bij werkgevers als bedoeld in artikel 1 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst Vrijwillig Uittreden voor de Pluimveeverwerkende Industrie de mogelijkheid te openen vrijwillig vervroegd uit het arbeidsproces te treden op basis van vorenbe- doelde collectieve arbeidsovereenkomst en uitkeringen te doen krachtens een daarvoor vastgesteld reglement.
Artikel 3 Duur
De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.
Artikel 4 Financiële middelen
1. De financiële middelen van de stichting bestaan uit:
a. de door de werkgevers te storten bijdragen als bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vervroegd uittreden;
b. bijdragen van de overheid;
x. xxxxxxxxxxx, legaten en erfstellingen;
d. alle overige haar toevallende baten en inkomsten.
2. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
Artikel 5 Uitkeringen
De uitkeringen aan de daarvoor in aanmerking komende uitgetreden werknemers geschieden op basis van de bepalingen van een door het bestuur vast te stellen reglement.
Artikel 6 Bestuur
1. De stichting wordt bestuurd door een bestuur bestaande uit zes leden.
2. De bestuursleden worden benoemd als volgt:
– drie leden door de werkgeversorganisatie, te weten de vereniging met volledige rechtsbe- voegdheid: Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie Nepluvi, gevestigd te Houten, ingeschreven in het handelsregister onder dossiernummer 40119436, alsmede een plaatsvervanger voor ieder van hen;
– drie leden door de werknemersorganisaties, te weten twee door de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid: FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht, ingeschreven in het handelsregis- ter onder dossiernummer 33300027, één door de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid: CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht, ingeschreven in het handelsregister onder dossiernum- mer 30272142, alsmede een plaatsvervanger voor ieder van hen.
3. De benoeming van een bestuurslid geschiedt voor een tijdvak van maximaal drie jaar. Een aftredend bestuurslid is terstond herbenoembaar.
4. Een organisatie, die een bestuurslid benoemde, kan te allen tijde die benoeming intrekken en een ander in zijn plaats tot bestuurslid benoemen.
5. Het bestuurslidmaatschap eindigt:
a. door overlijden;
b. door schriftelijk bedanken;
c. door onder curatelestelling of faillissement;
x. door ontslag door het bestuur van de organisatie, die het betreffende bestuurslid benoemde.
e. door periodiek aftreden.
Artikel 7 Voorzitter, vice-vorozitter en secretaris
1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter, met dien verstande, dat het voorzitterschap in de even jaren wordt vervuld door een van de leden uit de werknemerssector en het vice-voorzitterschap door een van de leden uit de werkgeverssector en voor de oneven jaren het omgekeerde.
2. De secretaris wordt door het bestuur, al dan niet uit zijn midden benoemd.
3. Indien de secretaris niet uit het bestuur wordt benoemd, maakt hij geen deel uit van het bestuur. Hij heeft het recht de bestuursvergaderingen bij te wonen, doch heeft slechts een adviserende stem.
Artikel 8 Bestuursbevoegdheid en vertegenwoordiging
1. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van alle overeenkomsten, gene uitgezonderd.
De in de wet voorkomende mogelijke bevoegdheidsbeperkingen, ook die genoemd in artikel 291 lid 2 Boek 2 Burgerlijk Wetboek, op dit punt gelden derhalve niet.
2. De stichting wordt vertegenwoordigd door hetzij het bestuur; hetzij twee van de volgende personen: de voorzitter, de vice-voorzitter en de secretaris.
Artikel 9 Bestuursvergaderingen
Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste twee bestuursleden dit nodig oordeelt/oordelen.
Artikel 10
1. Het bestuur kan geen besluiten nemen indien niet tenminste twee bestuursleden, benoemd door de werkgeversorganisaties en twee bestuursleden benoemd door de werknemersorganisaties, zoals vermeld in artikel 6 lid 2, aanwezig zijn.
2. Voorzover in deze statuten niet anders is bepaald, kunnen geldige besluiten slechts worden genomen met volstrekte meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen.
3. Elk bestuurslid brengt één stem uit.
4. Over zaken wordt mondeling, over personen wordt schriftelijk gestemd.
5. Bij staken van stemmen wordt het voorstel in een volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld.
Staken de stemmen wederom, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
6. De leden van het bestuur zijn bevoegd zich door een daar toe schriftelijk gevolmachtigd ander lid van het bestuur te doen vertegenwoordigen.
Artikel 11 Administrateur
1. Het bestuur is bevoegd de uitvoering van de uitkeringsregeling, alsmede het daaraan verbonden financieel beheer op te dragen aan een administrateur.
2. De administrateur wordt benoemd en ontslagen door het bestuur.
Artikel 12 Boekjaar
Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.
Artikel 13 Rekening en verantwoording
1. Door de stichting wordt jaarlijks voor de aanvang van het kalenderjaar een begroting opgesteld. Deze begroting is na de vaststelling door het bestuur beschikbaar voor werkgevers en ligt voor de overige betrokkenen en geïnteresseerden ter inzage bij het secretariaat van de stichting.
2. De administrateur als bedoeld in artikel 11 legt jaarlijks vóór één juli aan het bestuur rekening en verantwoording af van het door hem over het voorgaande boekjaar gevoerde beheer.
3. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtin- gen van de stichting kunnen worden gekend.
4. a. Het bestuur is verplicht jaarlijks vóór één juli de balans en de staat van baten en lasten van de stichting te maken en op papier te stellen:
b. Het bestuur stelt tevens een verslag op.
Dit verslag is ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de activiteiten en bestedingsdoelen van de CAO inzake vervroegde uittreding van toepassing voor werknemers in de pluimveever- werkende industrie.
Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.
Uit het verslag moet blijken dat de uitgaven conform de activiteiten en bestedingsdoelen van de CAO inzake vervroegde uittreding van toepassing voor werknemers werkzaam in de pluimveeverwerkende industrie zijn gedaan.
c. De balans, de staat van baten en lasten en het verslag geven de financiële toestand van de stichting weer.
d. Bedoelde balans, staat van baten en lasten en verslag worden hierna ‘de jaarstukken’ genoemd.
5. De jaarstukken moeten zijn gecontroleerd door een externe register-accountant.
6. De jaarstukken en de accountantsverklaring worden ter inzage neergelegd:
a. ten kantore van het secretariaat van de stichting;
b. ten kantore van de betrokken CAO-partijen;
c. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.
7. De jaarstukken en de accountantsverklaring worden op aanvraag van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
8. De jaarstukken als bedoeld in lid 2 en de accountantsverklaring als bedoeld in lid 3 worden toegezonden aan de werkgevers en werknemersverenigingen die partij zijn bij de Collectieve Arbeidsovereenkomst Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor de Pluimveeverwerkende Industrie. Indien binnen vier weken na verzending van het verslag en de accountantsverklaring geen bezwaarschriften van de bedoelde verenigingen zijn ontvangen, kan het bestuur omtrent het gevoerde beleid geacht worden te zijn gedéchargeerd.
9. Het bestuur is verplicht de jaarstukken als bedoeld in lid 2 en lid 3 tenminste zeven jaar lang te bewaren.
10. De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave van de gegevens en deze gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.
Artikel 14 Besteding van de middelen
1. De middelen als bedoeld in artikel 4 worden aangewend:
a. tot betaling van uitkeringen als bedoeld in artikel 2, waaronder mede begrepen premies sociale verzekering en pensioenpremies;
b. tot betaling van casu quo reservering voor kosten verband houdende met de uitvoering van de werkzaamheden van de stichting.
2. Het bestuur is belast met het beheer van het fondsvermogen. Voorzover gelden van de stichting
voor belegging beschikbaar zijn worden deze door het bestuur belegd met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.
3. Gerede gelden, effecten en/of geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.
4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de middelen en de wijze van verrekening vaststellen.
Artikel 15 Wijziging van de statuten en ontbinding van de stichting
1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten of tot ontbinding van de stichting.
2. Een besluit tot wijziging van de statuten of tot ontbinding van de stichting kan slechts worden genomen met algemene stemmen.
3. Een statutenwijziging treedt in werking nadat hiervan een notariële akte is opgemaakt.
4. Echter treedt een wijziging van de statuten alsmede van het in artikel 2 van deze statuten bedoelde reglement niet in werking alvorens een volledig exemplaar van die stukken of wijzigingen daarin door het bestuur ondertekend voor ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht binnen welk ressort de stichting is gevestigd.
Artikel 16
1. Bij ontbinding van de stichting is het bestuur belast met de vereffening.
Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
2. Het besluit tot ontbinding van de stichting moet inhouden de bestemming van een eventueel batig saldo met dien verstande dat een batig saldo moet worden bestemd voor een doel dat het meest overeenstemt met het doel van de stichting.
Artikel 17 Ministerieel vertegenwoordiger
Indien door de Minister van Sociale Zaken de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur en de Minister een waarnemer toegelaten.
Xxxxxxxxxx zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen. Waarnemers ontvangen alle voor de bestuursleden bestemde stukken.
Artikel 18 Secretariaat
Het bestuur wordt in de uitvoering van zijn werkzaamheden bijgestaan door een secretariaat.
Artikel 19 Slotbepaling
In alle gevallen, waarin niet door deze statuten of de reglementen van de stichting dan wel door de wet is voorzien, beslist het bestuur.
Dictum II
De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 maart 2012.
Dictum III
Voorzover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
Dictum IV
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 april 2012 en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 13 april 2011
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze:
De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
X.X.X. xxx xxx Xxxx.