VUT-CAO
VUT-CAO
Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
Artikel 1
Definities
1. Werkgever:
Iedere natuurlijke of rechtspersoon die een in Nederland gevestigde onderneming voert waarbij uitsluitend of in hoofdzaak de groothandelsfunctie wordt uitgeoefend en/of de verwervingsfunctie met betrekking tot textielgoederen en aanverwante artikelen, al of niet voor eigen rekening en risico, met het doel deze goederen aan wederverkopers en/of bedrijfsmatige gebruikers c.q. institutionele afnemers (in binnen- en buitenland) door te leveren. Hiervan is uitgezonderd de handelsagent in textielgoederen en aanverwante artikelen als bedoeld in artikel 7:428 van het Burgerlijk Wetboek, die voor de helft of minder dan de helft van de goederenomzet, waaronder begrepen provisieplichtige omzet, de groothandelsfunctie uitoefent, al of niet voor eigen risico, met het doel deze goederen aan eerdergenoemde afnemerscategorieën door te leveren.
Onder werkgever dienen gerangschikt te worden onder andere:
± importeurs die onder eigen naam factureren;
± exporteurs die onder eigen naam factureren;
± distributeurs die onder eigen naam factureren;
± converters die onder eigen naam factureren;
± dochterondernemingen van produktiebedrijven, die als handels- of verkoopkantoor fungeren; enz.
Onder het begrip wederverkopers en/of bedrijfsmatige gebruikers c.q. institutionele afnemers wordt onder andere verstaan:
± detailhandelaren;
± organisaties;
± groothandelaren;
± supermarkten;
± gemeenten;
± im- en exporteurs;
± cash en carry bedrijven;
± instellingen;
± transitohandelaren e.d.
± industriële bedrijven;
± ziekenhuizen;
ongeacht of de wederverkopers, gebruikers c.q. afnemers in het binnen- of buitenland gevestigd zijn.
Onder textielgoederen en aanverwante artikelen wordt verstaan:
± Zijde, vlokzijde en bourrette:
Cocons van zijderupsen, ruwe zijde, garens en weefsels van zijde van vlokzijde of van bourrette.
± Synthetische en kunstmatige continutextiel:
Garens van weefsels van synthetische of van kunstmatige continuvezels.
± Metaalgarens:
Garens en weefsels bestaande uit textielgaren en/of metaalgarens voor kleding, voor stoffering of dergelijk gebruik.
± Wol, paardehaar (crin) en ander haar:
Wol in enigerlei vorm, kaardgaren, kamgaren van wol, garens en weefsels van wol, van haar of van paardehaar.
± Vlas en ramee:
Vlas en ramee in enigerlei vorm, garens en weefsels van vlas of van ramee.
± Katoen:
xxx-xxx, blz - 1 -
Katoen in enigerlei vorm, garens en weefsels van katoen en bad- of frotteerstof (lussendoek) van katoen.
± Textiel van synthetische of kunstmatige stapelvezels:
Synthetische of kunstmatige stapelvezels in enigerlei vorm, garens en weefsels van synthetische of van kunstmatige stapelvezels.
± Andere plantaardige textielvezels, papiergarens en weefsels ervan.
± Hennep, manillahennep en jute en andere bastvezels, andere plantaardige textielvezels alsmede garens en weefsels ervan.
± Tapijten en tapisserieën, fluweel, pluche en chenilleweefsels; lint; passementwerk; tule en filetweefsels; kant
± Tapijten ook indien geconfectioneerd, kelim-sumak, karamanistof en dergelijke ook indien geconfectioneerd. Tapisserieën met de hand geweven (zoals Gobelins, Vlaamse tapisserieën, aubussons, beauvais en dergelijke) of met de naald vervaardigd ook indien geconfectioneerd.
± Fluweel, pluche, lussenweefsel en chenilleweefsel, lint alsmede bolduclint; etiketten, insignes en dergelijke artikelen, geweven, niet geborduurd, aan het stuk, in banden of gesneden.
Chenillegaren, omwoeld garen, vlechten aan het stuk; ander passementwerk en andere dergelijke versieringsartikelen, aan het stuk, eikels, kwasten, pompons en dergelijke. Tule en filetweefsel; bobinettule, kant aan het stuk, in banden of in de vorm van motieven.
± Borduurwerk, aan het stuk, in banden of in de vorm van motieven.
± Watten en vilt, touw en werken van touw, speciale weefsels, geïmpregneerde weefsels en weefsels met een deklaag; technische artikelen van textielstoffen.
± Xxxxxx en artikelen van watten, scheerhaar (tontisse) en noppen van textielstof. Vilt en viltwaren, gebonden textielvlies alsmede artikelen daarvan. Bindgaren, touw, kabel, alsmede netten vervaardigd daarvan. Weefsels met een deklaag van lijm of van zetmeelachtige stoffen, van de soorten welke gebruikt worden voor het boekbinden, voor het kartonneren, voor foudraalwerk of voor dergelijk gebruik; calqueerlinnen en tekenlinnen; schilderdoek; stijflinnen (buckram) en dergelijke weefsels voor steunvormen van hoeden en dergelijk gebruik. Linoleum, vloerbedekking bestaande uit een deklaag met een rug van textiel.
± Elastische weefsels van met rubberdraden verbonden textielstoffen.
± Brandslangen en dergelijke van textielstoffen. Xxxxxxxxxxx, drijfsnaren en transportbanden van textielstoffen.
Weefsels en artikelen voor technisch gebruik van textielstoffen.
± Brei- en haakwerk:
Niet elastisch en niet gegummeerd brei- of haakwerk, aan het stuk, handschoenen en wanten en dergelijke, kousen, onderkousen, sokken, voetjes en dergelijke, onderkleding, bovenkleding, kledingtoebehoren. Brei- of haakwerk, elastisch of gegummeerd, aan het stuk, en artikelen daarvan (kniestukken en aderspatkousen daaronder begrepen).
± Kleding en kledingtoebehoren van textiel: Heren- en jongensbovenkleding.
Dames-, meisjes- en kinderbovenkleding.
Heren-, jongens-, dames-, meisjes- en kinderonderkleding.
Kragen, boorden, fronten en manchetten, zakdoeken, sjaals, sjerpen, hoofd- en halsdoeken, mantilles, sluiers, voiles en dergelijke artikelen en dassen.
Korsetten, jarretelgordels, korselets (gaines), bustehouders, bretels, jarretels, kousenbanden, sokophouders en dergelijke artikelen, van weefsel, ook indien elastisch. Handschoenen, wanten en dergelijke, kousen en sokken, andere dan die van brei- of haakwerk.
± Andere geconfectioneerde kledingtoebehoren, sous-bras, schoudervullingen, en dergelijke opvulstukken voor kleding, gordels en koppels, moffen, overmouwen enz.
± Andere geconfectioneerde artikelen van textielstoffen:
Tafel-, bedde- en huishoudlinnen. Xxxxxxxxx, vitrages en andere artikelen voor stoffering. Zonneschermen voor winkelpuien en dergelijke, tenten en kampeerartikelen.
± Aanverwante artikelen:
Artikelen die met enig eerder bedoelde textiele goederen in samenhang ermede
gebruikt of toegepast worden of een onderdeel ervan vormen of als hulpmiddel
xxx-xxx, blz - 2 -
en/of gereedschappen erbij benodigd zijn.
2. Werknemer:
iedere man of vrouw in dienst van de in het eerste lid bedoelde werkgever met uitzondering van een bestuurder van een naamloze vennootschap of besloten vennootschap, echtgeno(o)te of partner en familieleden, die niet (meer) verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen.
3. VUTEGRO:
Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen.
4. VUTEGRO-CAO:
de Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen.
5. VUTEGRO-regeling:
de regeling Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen, zoals neergelegd in de VUTEGRO-CAO en in de statuten van de Stichting en het VUTEGRO-reglement.
6. De Stichting:
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen.
7. De prepensioenregeling:
de voor de werknemers in de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen geldende pensioenregeling welke voorziet in een periodieke uitkering vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd.
8. Prepensioenreglement:
het prepensioenreglement van de Stichting.
9. Prepensioendatum:
de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer of gewezen deelnemer in de prepensioenregeling de leeftijd van 61 jaar en zes maanden bereikt.
10. Pensioendatum:
de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer of gewezen deelnemer in de prepensioenregeling 65 jaar wordt.
11. De deelnemer:
de werknemer op wie de VUTEGRO-CAO van toepassing is en wiens verzoek om aan de VUTEGRO-regeling te mogen deelnemen door de Stichting is ingewilligd.
12.Heffingsloon:
het voor de individuele werknemer geldende bruto loon sociale verzekeringen over het lopende kalenderjaar tot ten hoogste het maximum premiedagloon als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, herleid tot een jaarbedrag.
Op dit loon wordt niet in mindering gebracht het bedrag dat bij de in de vorige volzin bedoeldepremieheffing buiten aanmerking blijft ingevolge het bepaalde in artikel 17, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen.
13. Verder zijn in deze VUTEGRO-CAO de definities van toepassing als geformuleerd in het VUTEGRO-reglement dat geacht wordt tezamen met de statuten van de Stichting deel uit te maken van deze overeenkomst.
Artikel 2
Werkingssfeer
1. De bepalingen van de VUTEGRO-CAO zijn van toepassing op alle werkgevers en werknemers als bedoeld in artikel 1 (Definities) met inachtneming van het in het tweede lid bepaalde.
2. Indien in een onderneming naast het groothandelsbedrijf in textielgoederen en/of aanverwante artikelen tevens een of meer andere bedrijven worden uitgeoefend, geldt voor de toepasselijkheid van de VUTEGRO-CAO in afwijking van het bepaalde in het eerste lid het volgende:
a. indien de bedrijven in afzonderlijke afdelingen worden uitgeoefend en de werkgever aantoont dat ± gerekend naar de omzet en/of provisieplichtige omzet ± in zijn onderneming in hoofdzaak een of meer andere bedrijven worden uitgeoefend, zijn de bepalingen van de VUTEGRO-CAO niet van toepassing op de werknemers in of ten behoeve van de afdeling(en) waarin in hoofdzaak deze andere bedrijven worden uigeoefend.
b. indien de bedrijven niet in afzonderlijke afdelingen worden uitgeoefend en de werkgever aantoont dat ± gerekend naar de omzet en/of provisieplichtige omzet ± in zijn onderneming in hoofdzaak een of meer andere bedrijven worden uitgeoefend, zijn de bepalingen van de VUTEGRO-CAO niet van toepassing.
3. Het bestuur van de Stichting kan - te zijner beoordeling en onder nader te stellen voorwaarden
- met werknemers als bedoeld in het eerste lid gelijkstellen werknemers in dienst van een onderneming die een aan de groothandel in textielgoederen en aanverwante artikelen verwant bedrijf uitoefent.
Artikel 3
Uitvoering van de regeling
De VUTEGRO-regeling wordt uitgevoerd door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen. Deze Stichting heeft krachtens haar statuten het geldelijk en administratief beheer opgedragen aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V.
De uitvoering geschiedt volgens de statuten van de Stichting en het VUTEGRO-reglement die aan deze overeenkomst zijn gehecht en geacht worden daarvan deel uit te maken.
Artikel 4
Financiering en bijdrageheffing
1. In het kader van de overgang van de VUTEGRO-regeling naar de afzonderlijke prepensioenregeling wordt de VUTEGRO-regeling gecontinueerd, teneinde de aanspraken te regelen op de aanvullende uitkeringen zoals geregeld in de artikelen 6 en 7.
2. De werkgever is verplicht een bijdrage aan de Stichting te betalen die benodigd is voor de financiering van de in het eerste lid genoemde aanspraken. Deze bijdrage bedraagt een percentage van het voor de werknemers van de werkgever geldende heffingsloon. Voor de jaren 2011 tot en met 2014 is dit percentage op nul gesteld. De bijdrage komt geheel voor rekening van de werkgever.
3. In afwijking van het in het vorige lid bepaalde is degene die de deelneming in de prepensioenregeling voortzet conform het bepaalde in artikel 10.1 van het prepensioenreglement verplicht zelf de in het vorige lid genoemde bijdrage aan de Stichting te betalen gedurende
de periode van vrijwillige voortzetting. De bijdrage wordt berekend naar het voor de betreffende werknemer geldende heffingsloon dat gold onmiddellijk voor de ingangsdatum van de vrijwillige voortzetting. Het heffingsloon wordt, zolang de vrijwillige voortzetting voortduurt, op de eerste januari van elk jaar aangepast met het percentage, afgerond op twee decimalen, waarmee de lonen in de bedrijfstak groothandel in textielgoederen en aanverwante artikelen in de periode van 2 januari van het kalenderjaar voorafgaand aan de aanpassingsdatum tot en met 1 januari van het lopende kalenderjaar zijn gewijzigd.
4. Het in het tweede lid genoemde percentage wordt periodiek vastgesteld, bij gezamenlijk besluit door werkgevers- en werknemerspartijen welke betrokken zijn bij deze CAO, nadat hierover advies is ingewonnen bij het bestuur van de Stichting.
Artikel 5
Aanspraken in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014
1. In de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014 kan aanspraak op de aanvulling op het prepensioen krachtens artikel 6 maken degene die:
± geboren is vóór 1 januari 1950; en
± in genoemde periode gebruik maakt van de prepensioenregeling; en
± zowel op 31 december 2001 als op 1 januari 2002 werknemer is en dit onafgebroken blijft tot de ingangsdatum van het prepensioen;
en
± in de vijf jaar direct voorafgaand aan de prepensioendatum ononderbroken als werknemer werkzaam is geweest bij één of meer werkgevers als bedoeld in artikel 1.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder werknemer ook begrepen: degene die de deelneming in de prepensioenregeling voortzet conform het bepaalde in artikel 10.1 van het prepensioenreglement.
Artikel 6
Aanvulling op het prepensioen
1. De aanvulling is afhankelijk van de leeftijd van de werknemer op 1 januari 2002. De aanvulling is gelijk aan:
a x b.
In deze formule is:
a. 1,729% van het per 1 januari 2002 geldende brutoloon SV van de betreffende werknemer, en
b. het aantal jaren (tot in volle maanden nauwkeurig berekend) tussen de eerste dag van de maand waarin de werknemer 21 jaar is geworden en 1 januari 2002.
Van het onder a bedoelde brutoloon SV wordt niet meer in aanmerking genomen dan het maximum-dagloon voor de premieheffing ingevolge de Werkloosheidswet, herleid tot een jaarbedrag.
De volgens bovenstaande formule berekende aanvulling wordt vervolgens verhoogd met de aanpassingen die tussen 1 januari 2002 en de ingangsdatum van het prepensioen ingevolge artikel 9.1 van het prepensioenreglement op de verkregen prepensioenaanspraken zijn verleend.
Op de aanvulling wordt in mindering gebracht de uit het (fictief) berekende levensloopsaldo aan te kopen uitkering gedurende de periode waarin de aanvulling wordt uitgekeerd. De uit het (fictief) berekende levensloopsaldo aan te kopen uitkering zal voor iedere werknemer op gelijke wijze worden bepaald op basis van vooraf door het bestuur van de Stichting te bepalen uitgangspunten en enkel met inachtneming van de door de werkgever ter beschikking gestelde bijdragen in de levensloopregeling.
2. Bij vervroegde ingang van het prepensioen wordt het totaal van de aanvulling waarop ingevolge het vorige lid aanspraak zou bestaan in de periode van de prepensioendatum tot de pensioendatum, gelijkelijk verdeeld over de periode van de ingangsdatum van het prepensioen tot aan de pensioendatum.
Daarnaast worden tot de prepensioendatum de ingevolge artikel 4 gemiste bijdragen voor de overgangsregeling verdisconteerd in de hoogte van de aanvulling waarop op grond van de vorige volzin aanspraak zou bestaan.
3. De ingevolge de voorgaande leden van dit artikel verleende aanvullingen worden voor zover de middelen van de Stichting dit toelaten, gehoord de actuaris, jaarlijks op 1 januari aangepast conform het bepaalde in artikel 9.1, tweede lid, van het prepensioenreglement.
Artikel 7
Spaarvutbepaling
1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 6 heeft de werknemer die aan alle voorwaarden die in artikel 5 van de VUTEGRO-cao en in het reglement zijn gesteld om in aanmerking te komen voor een aanvulling op het prepensioen, heeft voldaan de mogelijkheid de ingangsdatum van het prepensioen en daarmee ook van de aanvulling daarop uit te stellen.
Dit uitstel heeft tot gevolg dat de aanvulling op het prepensioen die betrokkene op grond van artikel 5 van de VUTEGRO-cao toekomt wordt verhoogd conform het bepaalde in het tweede lid.
2. In geval van uitstel als bedoeld in het eerste lid, wordt een aanvulling vastgesteld aan de hand van de aanvulling die zou zijn vastgesteld indien de werknemer op de voor hem vroegst mogelijke datum gebruik zou hebben gemaakt van de mogelijkheid om het prepensioen te laten ingaan. Deze aanvulling wordt vervolgens vanaf de in de vorige volzin genoemde datum, en op zijn vroegst vanaf 1 januari 2006, verhoogd aan de hand van een door het bestuur vastgestelde tabel, welke is gebaseerd op algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. De tabel is als bijlage bij het reglement opgenomen en maakt een integraal onderdeel daarvan uit.
3. De uitgestelde aanvulling bedraagt nooit meer dan 100% van het laatstelijk voor de ingang van de aanvulling geldende loon van de werknemer. Ingeval de aanvulling door uitstel de in de vorige volzin genoemde grens dreigt te overschrijden, wordt het meerdere met inachtneming van de wettelijke inhoudingen als eenmalige uitkering uitgekeerd vlak voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd. De uitgestelde uitkering gaat in dat geval direct in op het moment dat de aanvullingsuitkering 100% is van het laatst geldende loon van de werknemer.
4. Indien het in de vorige lid genoemde maximum wordt overschreden, kan de waarde van het bovenmatige deel worden omgezet, aan de hand van een door het bestuur vastgestelde tabel, als opgenomen in bijlage 2 bij het VUTEGRO-reglement, welke is gebaseerd op algemeen aanvaarde actuariële grondslagen, in een waarde die door de ouderdomspensioenuitvoerder ingebracht kan worden in de ouderdomspensioenregeling van de werknemer, voorzover het ouderdomspensioen na de inbreng van de waarde niet meer bedraagt dan 100% van het laatstverdiende pensioengevende loon als bedoeld in de pensioenregeling van de werknemer. Het ouderdomspensioen gaat alsdan in bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Het meerdere wordt met in achtneming van wettelijke inhoudingen als eenmalige uitkering vlak voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd uitgekeerd. Dat betekent dat tot dat moment de aanvullingsuitkering niet hoger zal zijn dan 100% van de uitkeringsgroQGVODJ.´.
Artikel 8
Vrijstelling
1. Op verzoek van de werkgever kan van de verplichting tot aansluiting bij de VUTEGRO-regeling en van de verplichting tot bijdragebetaling aan de Stichting door het bestuur vrijstelling worden verleend. Aan een vrijstelling kunnen door het bestuur nadere voorwaarden worden verbonden.
2. Werknemers in dienst van vrijgestelde werkgevers kunnen geen rechten ontlenen aan het VUTEGRO-reglement. Evenmin kunnen zij rechten aan dit reglement ontlenen, zolang op een verzoek om vrijstelling niet afwijzend is beslist.
3. Het bestuur van de Stichting kan de vrijstelling intrekken. Aan de intrekking kunnen door het bestuur voorwaarden worden verbonden.
4. De jaren in dienstverband doorgebracht bij een vrijgestelde werkgever tellen niet als dienstjaren als bedoeld in de VUTEGRO-CAO en het VUTEGRO-reglement.
Artikel 9
Pensioenverzekering
1. De op het moment van uittreden eventueel bestaande, door de werkgever ten behoeve van de werknemer afgesloten, pensioenverzekering wordt door de werkgever tot de in de betreffende pensioenregeling genoemde pensioendatum onverkort voortgezet alsof de betrokkene nog in dienst van de werkgever zou zijn gebleven. Daarbij geldt als voorwaarde dat de werknemer zijn eventuele bijdrage in de premiebetaling voortzet alsof hij in dienst van de werkgever zou zijn gebleven.
2. Indien de werkgever op het moment van uittreden bijdraagt in een door de werknemer afgesloten pensioenverzekering, dan zet hij de betaling van deze bijdrage tot de in de betreffende pensioenregeling genoemde pensioendatum voort alsof betrokkene in dienst van de werkgever zou zijn gebleven.
Artikel 10
Vaste Commissie
Er is een Vaste Commissie. Deze heeft tot taak:
1. Uitspraken te doen in geschillen over de uitlegging en toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst.
2. De samenstelling en de werkwijze van deze commissie is bij Reglement nader geregeld. Wat betreft de samenstelling zal een gelijk aantal leden door partij te ener zijde en door partij te anderer zijde worden aangewezen. Dit reglement wordt bij deze overeenkomst gevoegd en wordt geacht daarvan deel uit te maken.
3. In geschillen, die door de meest gerede partij aan de Vaste Commissie worden voorgelegd, zal zij beslissen in de vorm van een advies.
Artikel 11
Duur van de overeenkomst
1. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor een tijdsduur van vijf jaar, ingaande 1 januari 2011 en eindigende 31 december 2014.
2. Indien deze overeenkomst door geen van de partijen ten minste drie maanden voor haar afloop per aangetekende brief is opgezegd, wordt zij geacht voor een jaar te zijn verlengd en zo verder.
3. Partijen betrokken bij deze overeenkomst hebben de intentie om de in artikel 7 opgenomen aanvullingsregeling op het prepensioen bij het aangaan van een volgende overeenkomst telkens voor de dan overeengekomen looptijd te zullen voortzetten.
STATUTEN
STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE GROOTHANDEL IN TEXTIELGOEDEREN EN AANVERWANTE ARTIKELEN
Per 1 januari 2006
ARTIKEL 1
Begripsbepalingen
In deze statuten en de reglementen van het fonds wordt verstaan onder:
a. het fonds: de in artikel 2 bedoelde stichting;
b. het bestuur: het in artikel 8 bedoelde bestuur;
c. werknemer: iedere man of vrouw in dienst van de onder d bedoelde werkgever met uitzondering van een bestuurder van een naamloze vennootschap of besloten vennootschap, echtgeno(o)te of partner en familieleden, die niet (meer) verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen;
d. werkgever: iedere natuurlijke of rechtspersoon die een in Nederland gevestigde onderneming voert waarbij uitsluitend of in hoofdzaak de groothandelsfunctie wordt uitgeoefend en/of de verwervingsfunctie met betrekking tot textielgoederen en aanverwante artikelen, al of niet voor eigen rekening en risico, met het doel deze goederen aan wederverkopers en/of bedrijfsmatige gebruikers casu quo institutionele afnemers (in binnen- en buitenland) door te leveren.
Hiervan is uitgezonderd de handelsagent in textielgoederen en aanverwante artikelen als bedoeld in artikel 7:428 van het Burgerlijk Wetboek, die voor de helft of minder dan de helft van de goederenomzet, waaronder begrepen provisieplichtige omzet, de groothandelsfunctie uitoefent, al of niet voor eigen risico, met het doel deze goederen aan eerdergenoemde afnemerscategorieën door te leveren.
Onder werkgever wordt mede verstaan: de onderneming die een aan de groothandel in textielgoederen en aanverwante artikelen verwant bedrijf uitoefent.
Onder werkgever dienen gerangschikt te worden onder andere:
- importeurs die onder eigen naam factureren;
- exporteurs die onder eigen naam factureren;
- distributeurs die onder eigen naam factureren;
- converters die onder eigen naam factureren;
- dochterondernemingen van productiebedrijven, die als handels- of verkoopkantoor fungeren; enzovoorts.
Onder het begrip wederverkopers en/of bedrijfsmatige gebruikers casu quo institutionele afnemers wordt onder andere verstaan:
- detailhandelaren;
- organisaties;
- groothandelaren;
- supermarkten;
- gemeenten;
- im- en exporteurs;
- cash en carry bedrijven;
- instellingen;
- transitohandelaren en dergelijke;
- industriële bedrijven;
- ziekenhuizen;
xxx-xxx, blz - 9 -
ongeacht of de wederverkopers, gebruikers casu quo afnemers in het binnen- of buitenland gevestigd zijn.
Onder textielgoederen en aanverwante artikelen wordt verstaan:
- Zijde, vlokzijde en bourrette.
- Cocons van zijderupsen, ruwe zijde, garens en weefsels van zijde van vlokzijde of van bourrette.
- Synthetische en kunstmatige continutextiel.
- Garens van weefsels van synthetische of van kunstmatige continuvezels.
- Metaalgarens.
- Garens en weefsels bestaande uit textielgaren en/of metaalgarens voor kleding, voor stoffering of dergelijk gebruik.
- Wol, paardehaar (crin) en ander haar.
- Wol in enigerlei vorm, kaardgaren, kamgaren van wol, garens en weefsels van wol, van haar of van paardehaar.
- Vlas en ramee.
- Vlas en ramee in enigerlei vorm, garens en weefsels van vlas of van ramee.
- Katoen.
- Katoen in enigerlei vorm, garens en weefsels van katoen en bad- of frotteerstof (lussendoek) van katoen.
- Textiel van synthetische of kunstmatige stapelvezels.
- Synthetische of kunstmatige stapelvezels in enigerlei vorm, garens en weefsels van synthetische of van kunstmatige stapelvezels.
- Andere plantaardige textielvezels, papiergarens en weefsels ervan.
- Hennep, manillahennep en jute en andere bastvezels, andere plantaardige textielvezels alsmede garens en weefsels ervan.
- Tapijten en tapisserieën, fluweel, pluche en chenilleweefsels; lint; passementwerk; tule en filetweefsels; kant en borduurwerk.
- Tapijten ook indien geconfectioneerd, kelim-sumak, karamanistof en dergelijke ook indien geconfectioneerd. Tapisserieën met de hand geweven (zoals Gobelins, Vlaamse tapisserieën, aubussons, beauvais en dergelijke) of met de naald vervaardigd ook indien geconfectioneerd.
- Fluweel, pluche, lussenweefsel en chenilleweefsel, lint alsmede bolduclint; etiketten, insignes en dergelijke artikelen, geweven, niet geborduurd, aan het stuk, in banden of gesneden.
- Chenillegaren, omwoeld garen, vlechten aan het stuk; ander passementwerk en andere dergelijke versieringsartikelen, aan het stuk, eikels, kwasten, pompons en dergelijke.
- Tule en filetweefsel; bobinettule, xxxx aan het stuk, in banden of in de vorm van motieven.
- Borduurwerk, aan het stuk, in banden of in de vorm van motieven.
- Watten en vilt, touw en werken van touw, speciale weefsels, geïmpregneerde weefsels en weefsels met een deklaag; technische artikelen van textielstoffen.
- Watten en artikelen van xxxxxx, scheerhaar (tontisse) en noppen, van textielstof.
- Vilt en viltwaren, gebonden textielvlies alsmede artikelen daarvan.
- Bindgaren, touw, kabel, alsmede netten vervaardigd daarvan.
- Weefsels met een deklaag van lijm of van zetmeelachtige stoffen, van de soorten welke gebruikt worden voor het boekbinden, voor het kartonneren, voor foudraalwerk of voor dergelijk gebruik; calqueerlinnen en tekenlinnen; schilderdoek; stijflinnen (buckram) en dergelijke weefsels voor steunvormen van hoeden en dergelijk gebruik.
- Linoleum, vloerbedekking bestaande uit een deklaag met een rug van textiel.
- Elastische weefsels van met rubberdraden verbonden textielstoffen.
- Brandslangen en dergelijke van textielstoffen.
- Drijfriemen, drijfsnaren en transportbanden van textielstoffen.
- Weefsels en artikelen voor technisch gebruik van textielstoffen.
- Brei- en haakwerk.
- Niet elastisch en niet gegummeerd brei- of haakwerk, aan het stuk, handschoenen en wanten en dergelijke, kousen, onderkousen, sokken, voetjes en dergelijke, onderkleding, bovenkleding, kledingtoebehoren. Brei- of haakwerk, elastisch of gegummeerd, aan het stuk, en
artikelen daarvan (kniestukken en aderspatkousen daaronder begrepen).
xxx-xxx, blz - 10 -
- Kleding en kledingtoebehoren van textiel.
- Heren- en jongensbovenkleding.
- Dames-, meisjes- en kinderbovenkleding.
- Heren-, jongens-, dames-, meisjes- en kinderonderkleding.
- Kragen, boorden, fronten en manchetten, zakdoeken, sjaals, sjerpen, hoofd- en halsdoeken, mantilles, sluiers, voiles en dergelijke artikelen en dassen.
- Korsetten, jarretelgordels, korselets (gaines), bustehouders, bretels, jarretels, kousenbanden, sokophouders en dergelijke artikelen, van weefsel, ook indien elastisch.
- Handschoenen, wanten en dergelijke, kousen en sokken, andere dan die van brei- of haakwerk.
- Andere geconfectioneerde kledingtoebehoren, sous-bras, schoudervullingen, en dergelijke opvulstukken voor kleding, gordels en koppels, moffen, overmouwen enzovoorts.
- Andere geconfectioneerde artikelen van textielstoffen.
- Tafel-, bedde- en huishoudlinnen. Xxxxxxxxx, vitrages en andere artikelen voor stoffering.
- Zonneschermen voor winkelpuien en dergelijke, tenten en kampeerartikelen.
- Aanverwante artikelen.
- Artikelen die met enig eerder bedoelde textiele goederen in samenhang ermede gebruikt of toegepast worden of een onderdeel ervan vormen of als hulpmiddel en/of gereedschappen erbij benodigd zijn;
e. aangesloten werkgever: de werkgever als bedoeld in artikel 4;
x. xxxxxxxxx: de deelnemer als bedoeld in artikel 5;
g. accountant: een accountant als bedoeld in artikel 1, van de Pensioenwet;
h. VUTEGRO-CAO: de Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen;
i. de wet: de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;
j. de pensioenreglementen: het geldende prepensioenreglement en het geldende ouderdomspensioenreglement van het fonds.
h. de reglementen: de geldende (pensioen)reglementen van het fonds.
ARTIKEL 2
Naam en zetel
1. De stichting draagt de naam: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen.
2. De stichting is gevestigd te Amsterdam.
ARTIKEL 3
Doel en werkingssfeer
1. Het fonds heeft ten doel:
- overeenkomstig de bepalingen van deze statuten en van de reglementen (gewezen) deelnemers te beschermen tegen de geldelijke gevolgen van (pre)pensionering;
- aanvullende uitkeringen te verstrekken aan werknemers geboren vóór een
januari negentienhonderdvijftig, die in aanmerking komen voor een aanvulling
xxx-xxx, blz - 11 -
op hun prepensioen ingevolge de in artikel 5 van de VUTEGRO-CAO vastgelegde overgangsregeling.
2. Het fonds tracht het in het eerste lid gestelde doel te bereiken door:
a. overeenkomstig de bij het prepensioenreglement te stellen regelen uitkeringen toe te kennen bij prepensionering; en
b. overeenkomstig de bij het pensioenreglement te stellen regelen uitkeringen toe te kennen bij pensionering;
c. overeenkomstig de VUTEGRO-CAO en het VUTEGRO-reglement uitkeringen toe te kennen om het arbeidsproces vervroegd te kunnen verlaten dan wel als aanvulling op het prepensioen.
3. Indien De Nederlandsche Bank zulks noodzakelijk acht in het belang van de deelnemers, de gewezen deelnemers, of andere belanghebbenden, gaat het fonds binnen de daarvoor door De Nederlandsche Bank gestelde termijn over tot het overdragen of herverzekeren van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico door het sluiten van overeenkomsten van verzekering met een verzekeraar als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet.
4. Het fonds draagt er zorg voor dat de bezittingen van het fonds, tezamen met de te verwachten inkomsten, tereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en de pensioenreglementenvoortvloeiende pensioenverplichtingen.
5. Het fonds draagt er zorg voor dat de aanspraken die de deelnemers bij beëindiging van de deelname aan de pensioenreglementen kunnen ontlenen in elk geval steeds aan het einde van ieder kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig zijn gefinancierd.
6. Het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze nota is een omschrijving opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bij en krachtens de artikelen 25, 95, 126 tot en met 137 en 143 van de Pensioenwet bepaalde.
7. Het bestuur legt de nota onverwijld alsmede iedere wijziging daarvan binnen twee weken na totstandkoming van die wijziging over aan De Nederlandsche Bank.
8. De werkingssfeer strekt zich uit tot werkgevers als omschreven in artikel 1, onderdeel d.
ARTIKEL 4
Aangesloten werkgever en vrijwillige aansluiting
1. Aangesloten werkgever is de werkgever die:
a. onder de verplichtstelling krachtens artikel 2 van de wet valt, of
b. op een daartoe strekkend verzoek tot vrijwillige aansluiting als bedoeld in de leden 2 tot en met 4 ten behoeve van zijn werknemers door het bestuur als zodanig is aanvaard.
2. Vrijwillige aansluiting is slechts mogelijk indien:
a. de loonontwikkeling bij deze natuurlijke of rechtspersoon ten minste gelijk is aan de loonontwikkeling die geldt voor werkgevers als bedoeld in artikel 1, onder d; of
b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de natuurlijke persoon of rechtspersoon die zich vrijwillig wil aansluiten en een werkgever die op grond van de verplichtstelling van het fonds als bedoeld in artikel 2 van de Wet verplicht is aangesloten bij het fonds; of
c. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de natuurlijke of rechtspersoon wel onder de werkingssfeer van het fonds viel.
3. De vrijwillige aansluiting wordt neergelegd in een uitvoeringsovereenkomst tussen
xxx-xxx, blz - 12 -
het fonds en de vrijwillig aan te sluiten onderneming. Het fonds is bevoegd in deze overeenkomst nadere voorwaarden te stellen.
4. Een werkgever die zich vrijwillig heeft aangesloten bij het fonds is gehouden tot aansluiting bij Stichting Fonds Kollektieve Belangen voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen (FKB). De werknemers van deze werkgever zijn gehouden tot deelneming in dat fonds uiterlijk vanaf het moment dat de vrijwillige aansluiting bij het fonds tot stand is gekomen.
ARTIKEL 5
Deelnemer
1. Deelnemer in de prepensioenregeling van het fonds is:
a. de werknemer, geboren vóór een januari negentienhonderdvijftig en op eenendertig december tweeduizendnegen reeds werkzaam is in de bedrijfstak, die verplicht is tot deelneming in het fonds krachtens artikel 2 van de wet;
b. de werknemer, geboren vóór een januari negentienhonderdvijftig en op eenendertig december tweeduizendnegen reeds werkzaam is in de bedrijfstak, die niet verplicht zijnde tot deelneming in het fonds, ingevolge een met zijn werkgever gesloten overeenkomst door het bestuur als deelnemer is toegelaten;
x. xxxxxx, die deelnemer was als bedoeld onder a of b en de deelneming individueel vrijwillig voortzet.
2. Deelnemer in de ouderdomspensioenregeling van het fonds is:
a. de werknemer, geboren op of na een januari negentienhonderdvijftig, die verplicht is tot deelneming in het fonds krachtens artikel 2 van de wet;
b. de werknemer, geboren op of na een januari negentienhonderdvijftig, die niet verplicht zijnde tot deelneming in het fonds, ingevolge een met zijn werkgever gesloten overeenkomst door het bestuur als deelnemer is toegelaten;
c. de werknemer geboren vóór een januari negentienhonderdvijftig en op of na een januari tweeduizendtien werkzaam is geworden in de bedrijfstak, die verplicht is tot deelneming in het fonds krachtens artikel 2 van de wet;
x. xx xxxxxxxxx, geboren vóór een januari negentienhonderdvijftig en op of na een januari tweeduizendtien werkzaam is geworden in de bedrijfstak, die niet verplicht zijnde tot deelneming in het fonds, ingevolge een met zijn werkgever gesloten overeenkomst door het bestuur als deelnemer is toegelaten.
3. Deelnemer in de VUTEGRO-regeling van het fonds is: de werknemer op wie de VUTEGRO- CAO van toepassing is en wiens verzoek om aan de VUTEGROregeling te mogen deelnemen door het fonds is ingewilligd.
4. De toelating van een deelnemer als bedoeld in het eerste en tweede lid onder b, is alleen mogelijk, indien de werkgever voor alle werknemers in zijn dienst, die tot eenzelfde groep behoren, toelating verzoekt.
5. Voortzetting van de deelneming als bedoeld in het eerste lid onder c geschiedt op de wijze en onder voorwaarden als bepaald bij of krachtens de pensioenreglementen.
6. De hoedanigheid van deelnemer als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt, wanneer deze zou eindigen of al is geëindigd, behouden respectievelijk herkregen, indien en zolang de premie volgens de bepalingen van de reglementen in verband met zijn arbeidsongeschiktheid geacht wordt voor hem aan het fonds te zijn voldaan.
xxx-xxx, blz - 13 -
ARTIKEL 6
Aanmelding
De aangesloten werkgever is gehouden de werknemers, die verplicht zijn tot deelneming, op een door het bestuur bepaalde wijze als deelnemers bij het fonds aan te melden.
ARTIKEL 7
Middelen
1. De geldmiddelen van het fonds ter uitvoering van het in artikel 3 gestelde bestaan uit:
a. betaalde premies;
b. inkomsten uit beleggingen;
c. overige baten.
2. De uitgaven van het fonds ter uitvoering van het in artikel 3, tweede lid, gestelde bestaan uit:
a. uitkeringen aan (gewezen) deelnemers;
b. uitvoeringskosten;
c. overige uitgaven.
ARTIKEL 8
Bestuur
1. Het bestuur van het fonds bestaat uit acht leden. Hiervan worden voorgedragen:
- vier leden door het Sociaal Comité van werkgevers in de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen, gevestigd te 's-Gravenhage;
- twee leden door FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht;
- één lid door de CNV Dienstenbond, gevestigd te Hoofddorp, en
- één lid door De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening, gevestigd te Culemborg. Na de voordracht worden de leden benoemd door het bestuur.
2. De genoemde organisaties kunnen een gelijk aantal plaatsvervangende leden benoemen die zitting zullen nemen in het bestuur bij belet of ontstentenis van een of meer van de zittende bestuursleden. De organisaties hebben te allen tijde het recht de door hen aangewezen (plaatsvervangende) bestuursleden te vervangen door andere of daarvoor tijdelijk een plaatsvervanger aan te wijzen.
3. Het bestuurslidmaatschap of plaatsvervangend bestuurslidmaatschap eindigt door:
a. bedanken,
b. overlijden,
c. een daartoe strekkend besluit van de organisatie welke het bestuurslid of plaatsvervangend bestuurslid heeft benoemd.
4. In geval van een vacature onder de bestuursleden of plaatsvervangende bestuursleden wordt binnen twee maanden na het ontstaan van de vacature daarin voorzien door de organisatie, die het betrokken bestuurslid of het betrokken plaatsvervangende bestuurslid heeft aangewezen.
5. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangend secretaris.
6. De functies van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter worden in de even kalenderjaren vervuld door de werkgeversleden en in de oneven kalenderjaren door
werknemersleden. Omgekeerd worden de functies van secretaris en
xxx-xxx, blz - 14 -
plaatsvervangend secretaris in de oneven kalenderjaren vervuld door de werkgeversleden en in de even kalenderjaren door werknemersleden.
7. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte. Daarnaast kan het fonds ook in en buiten rechte worden vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris gezamenlijk. Bij ontstentenis of belet van de voorzitter respectievelijk de secretaris xxxxxx in zijn plaats de plaatsvervangende voorzitter respectievelijk de plaatsvervangende secretaris op.
8. De leden van het bestuur zijn verplicht geheim te houden hetgeen in hun functie als geheim te hunner kennis is gekomen of waarvan zij het vertrouwelijk karakter dienen te begrijpen.
9. Het bestuur kan - ingeval een bestuurslid naar het oordeel van het bestuur onvoldoende functioneert - de benoemende partij vragen een ander bestuurslid voor te dragen.
10. Met inachtneming van het bepaalde in lid 11 van dit artikel, kan een bestuurslid door het bestuur worden geschorst of ontslagen, indien het desbetreffende bestuurslid:
a. naar het oordeel van het bestuur niet (naar behoren) functioneert;
b. in gebreke blijft te voldoen aan de aan het bestuurslidmaatschap gestelde verplichtingen of handelt in strijd met de statuten of reglementen van het fonds;
c. naar het oordeel van het bestuur gedragingen verricht waardoor de goede naam of de belangen van het fonds worden geschaad;
d. een taak of functie uitvoert die op grond van wet- en regelgeving niet verenigbaar is met het bestuurslidmaatschap.
Een bestuursbesluit tot schorsing of ontslag geschiedt schriftelijk door het bestuur met opgave van redenen en is onmiddellijk van kracht.
11. Het bestuurslid over wiens schorsing of ontslag wordt beraadslaagd in de gevallen als genoemd in het vorige lid, wordt in de desbetreffende vergadering de gelegenheid geboden om te worden gehoord en heeft het recht om zich te verdedigen of te verantwoorden.
In afwijking van het bepaalde in artikel 11, lid 4, dient een besluit tot schorsing te worden genomen met tweederde meerderheid in een vergadering waarbij alle bestuursleden aanwezig zijn met dien verstande dat de stem van het bestuurslid over wiens schorsing wordt beraadslaagd buiten beschouwing wordt gelaten. Een schorsing die niet wordt gevolgd binnen drie maanden door een besluit tot verlenging van de schorsing of ontslag eindigt door het verloop van die termijn.
In afwijking van het bepaalde in artikel 11, lid 4, dient een besluit tot ontslag te worden genomen met tweederde meerderheid in een vergadering waarbij alle bestuursleden aanwezig zijn, met dien verstande dat de stem van het bestuurslid over wiens ontslag wordt beraadslaagd buiten beschouwing wordt gelaten.
12. Het bestuur legt een procedure vast voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel.
ARTIKEL 9
Bevoegdheden van het bestuur en beheer van het fonds
1. Het bestuur bepaalt het dagelijks beleid van het fonds en draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en de reglementen van het fonds.
De (plaatsvervangende) bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebenden en zij zorgen ervoor dat deze personen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
2. Het bestuur is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van het fonds. Dat geldt ook voor het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen.
3. Het bestuur kan één of meer van zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan één of meer door het bestuur uit zijn midden aangewezen commissies, die dienen te worden samengesteld met inachtneming van het aan het eerste lid van artikel 8 ten grondslag liggende beginsel van pariteit. Een dergelijke commissie is voor de uitoefening van de aan haar verleende bevoegdheden verantwoording schuldig aan het bestuur. Het bepaalde in het derde lid van artikel 10 is van overeenkomstige toepassing.
4. Ieder bestuurslid is bevoegd tot raadpleging van een deskundige terzake van aangelegenheden die het fonds betreffen. Ieder bestuurslid kan zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste eenvierde van de bestuursleden zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige laten bijstaan.
5. Het beleggingsbeleid van het fonds is in ieder geval wat betreft de middelen die dienen ter dekking van de door het fonds uit te voeren pensioenregeling(en) in overeenstemming met de prudent-personregel en gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
a. de waarden worden belegd in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden;
b. het totaal van vorderingen op en belegging in aandelen in de ondernemingen van aangesloten werkgevers is niet groter dan een bedrag gelijk aan het twintigste deel van de bezittingen van het fonds, vermeerderd met een bedrag gelijk aan de vrije reserve van het fonds, met dien verstande dat het bedrag van deze vorderingen en van de waarde van deze aandelen tezamen niet groter is dan een tiende deel van de bezittingen van het fonds. Zodra het fonds bijdragen ontvangt van ondernemingen die zetel hebben in een andere lidstaat dan Nederland, maar uiterlijk op drieëntwintig september tweeduizendtien, wordt de tekst van dit onderdeel vervangen door:
het totaal van beleggingen in de ondernemingen van aangesloten werkgevers wordt beperkt tot ten hoogste vijf procent (5%) van de portefeuille als geheel en ingeval de onderneming tot een groep behoort, wordt het totaal van beleggingen in de ondernemingen die tot dezelfde groep als een onderneming van een aangesloten werkgever behoren, beperkt tot ten hoogste tien procent (10%) van de portefeuille. Wanneer een groep van ondernemingen aan het fonds premies betaalt, geschieden beleggingen in deze ondernemingen prudent, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een behoorlijke diversificatie.
6. Het bestuur is belast met het beheer van de bezittingen van het fonds.
7. Ter zake van de bewaring van de bezittingen van het fonds neemt het bestuur de nodigewaarborgen in acht ter voorkoming van vermogensschade.
ARTIKEL 10
Bestuursvergaderingen
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee bestuursleden zulks wenselijk achten. De convocatie voor vergaderingen van het bestuur geschiedt, behoudens in spoedeisende gevallen ter beoordeling van de voorzitter, schriftelijk op een termijn van ten minste veertien dagen. De convocatiebrieven vermelden, behalve het tijdstip en de plaats der vergadering, de te behandelen onderwerpen. Zoveel mogelijk worden alle schriftelijk opgestelde voorstellen en ontwerpen, welke in de vergadering zullen worden behandeld, als bijlagen bij de convocatie gevoegd.
2. De voorzitter heeft de leiding van de bestuursvergaderingen. Bij ontstentenis van de voorzitter berust de leiding bij zijn plaatsvervanger.
3. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde vergadering van het bestuur een door het bestuur vast te stellen vacatiegeld. Reis- en verblijfkosten, door de leden van het bestuur in hun functie gemaakt, worden vergoed volgens door het bestuur vast te stellen regelen.
ARTIKEL 11
Besluitvorming
1. Geldige besluiten kunnen, tenzij in deze statuten het tegendeel uitdrukkelijk blijkt, slechts genomen worden in de vergaderingen, waarin ten minste twee werkgeversleden en twee werknemersleden aanwezig zijn.
2. Indien in een vergadering van het bestuur geen besluiten kunnen worden genomen, daar niet voldaan is aan het bepaalde in het vorige lid, wordt binnen een maand na de eerste een tweede vergadering bijeengeroepen, waarin besluiten kunnen worden genomen als ten minste één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid aanwezig zijn.
3. Indien de voorzitter en de secretaris dit wenselijk achten, kunnen in afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden besluiten schriftelijk van het bestuur worden gevraagd, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen. Indien door één of meer leden van het bestuur bezwaar wordt gemaakt tegen de schriftelijke voorlegging of tegen het voorgelegde ontwerp-besluit, dient het besluit te worden genomen in een vergadering van het bestuur.
4. De besluiten van het bestuur worden, voor zover in deze statuten niet anders is bepaald, genomen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Xxxxxx stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd. Elk werkgeverslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werknemersleden. Elk werknemerslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werkgeversleden.
5. Over zaken wordt hoofdelijk en mondeling gestemd. Xxxxxxxx over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes. Het bestuur is evenwel bevoegd indien de meerderheid daartoe besluit, de stemming op een andere wijze te houden.
6. Bij staking van stemmen wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Indien de stemmen dan wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
ARTIKEL 12
Deskundigheid bestuur
1. De deskundigheid van het bestuur en van de plaatsvervangende bestuursleden dient naar het oordeel van De Nederlandsche Bank voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden.
2. De voornemens, de handelingen of de antecedenten van de (plaatsvervangende) bestuursleden mogen De Nederlandsche Bank geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen, bedoeld in het eerste lid, de betrouwbaarheid van de (plaatsvervangende) bestuursleden niet buiten twijfel staat.
3. Het bestuur brengt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur alsmede met betrekking tot de vervanging van de plaatsvervangende bestuursleden vooraf ter kennis aan De Nederlandsche Bank.
4. Een wijziging als bedoeld in het derde lid wordt niet doorgevoerd indien De Nederlandsche Bank binnen zes weken na ontvangst van de melding, of, indien De Nederlandsche Bank om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur bekend maakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt.
5. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten, bedoeld in het tweede lid, stelt het bestuur De Nederlandsche Bank daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
ARTIKEL 12A
Deelnemersraad
1. Het fonds kent een deelnemersraad.
2. De leden van de deelnemersraad worden, op voordracht van de organisaties zoals genoemd in artikel 8 lid 1, benoemd door het bestuur.
De deelnemersraad bestaat uit twee groepen en heeft in totaal drie tot vijf leden:
- de groep deelnemers bestaat uit twee tot vier leden, die worden voorgedragen door FNV Bondgenoten, de CNV Dienstenbond en De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening gezamenlijk;
- de groep pensioengerechtigden bestaat uit een lid, dat wordt voorgedragen door de werknemersorganisaties gezamenlijk.
3. De wijze waarop de leden van de deelnemersraad worden benoemd, de samenstelling van de deelnemersraad alsmede de taken, de bevoegdheden en de werkwijze van de deelnemersraad zijn vastgelegd in een reglement. Dit reglement wordt met inachtneming van de toepasselijke bepalingen van de Pensioenwet vastgesteld door de deelnemersraad, na voorafgaande goedkeuring door het bestuur.
ARTIKEL 12B
Verantwoordingsorgaan
1. Het fonds kent een verantwoordingsorgaan.
2. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit een vertegenwoordiger van de werknemers, een vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden en een vertegenwoordiger van de werkgevers. De vertegenwoordiger van de werknemers en de vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden worden benoemd door het bestuur op voordracht van de
werknemersorganisaties. De vertegenwoordiger van de werkgever wordt benoemd
xxx-xxx, blz - 18 -
door het bestuur op voordracht van de werkgeversorganisatie.
3. Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan:
a. door bedanken;
b. door overlijden:
c. door een daartoe strekkend besluit van de organisatie die het lid heeft voorgedragen.
4. Het bestuur van het fonds legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid van het bestuur en de wijze waarop het is uitgevoerd.
5. De samenstelling van het verantwoordingsorgaan alsmede de taken, de bevoegdheden en de werkwijze van het verantwoordingsorgaan worden vastgelegd in een door het bestuur vast te stellen reglement. Bij het opstellen van de reglementen is het bestuur gebonden aan de betreffende bepalingen in de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, zoals geformuleerd door de Stichting van de Arbeid op zestien december tweeduizendvijf.
ARTIKEL 12C
Intern toezicht
1. Het fonds draagt zorg voor de organisatie van een transparant intern toezicht. Daartoe stelt het bestuur een visitatiecommissie in.
2. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen.
3. Het bestuur stelt een reglement op aan de hand waarvan de visitatiecommissie haar werk uitvoert. Bij het opstellen van de reglementen is het bestuur gebonden aan de regels voor goed bestuur als bedoeld in artikel 33 van de Pensioenwet.
4. Het bestuur komt, bij de aanstelling, met de visitatiecommissie schriftelijk overeen over welke faciliteiten de visitatiecommissie kan beschikken en welke kosten de visitatiecommissie voor haar werkzaamheden in rekening zal brengen.
ARTIKEL 12D
Dispensatiecommissie
1. Het fonds kent een dispensatiecommissie.
2. De dispensatiecommissie bestaat uit de voorzitter en de secretaris. Bij belet of ontstentenis van de voorzitter respectievelijk de secretaris xxxxxx in zijn plaats de plaatsvervangende voorzitter respectievelijk de plaatsvervangende secretaris op.
3. De dispensatiecommissie neemt namens het bestuur een besluit op een verzoek van een werkgever om vrijstelling als bedoeld in artikel 5 van de bijlage behorende bij het uitvoeringsreglement “Vrijstellingsregelingen” (vrijstelling om andere redenen).
4. De dispensatiecommissie vergadert zo dikwijls als door deze commissie noodzakelijk wordt geacht.
5. De commissie brengt tijdens de vergaderingen van het bestuur verslag uit van haar werkzaamheden.
ARTIKEL 13
Administrateur
1. Het bestuur benoemt tot wederopzeggens toe een administrateur, aan wie het bestuur een deel van zijn taak kan opdragen.
2. De administrateur woont alle vergaderingen bij van het bestuur en de door het bestuur ingestelde commissies, tenzij de voorzitter van het bestuur in enig geval anders beslist. De administrateur wordt in zodanig geval hiervan in kennis gesteld.
3. Het is de administrateur verboden, hetgeen hem nopens het fonds blijkt of meegedeeld wordt, verder bekend te maken dan zijn opdracht met zich brengt.
ARTIKEL 14
Actuaris
1. Door het bestuur wordt een actuaris benoemd, die tot taak heeft een jaarrekening alsmede jaarlijks een actuarieel verslag betreffende het fonds samen te stellen. De actuaris kan te allen tijde door het bestuur van zijn taken worden ontheven.
2. De actuaris is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het fonds, waarvan inzage noodzakelijk is voor de juiste vervulling van zijn taak. Het is hem verboden, hetgeen hem nopens het fonds blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan zijn opdracht met zich brengt.
ARTIKEL 15
Accountant
1. Door het bestuur wordt een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid benoemd, die tot taak heeft op de boekhouding geregeld toezicht te houden. De accountant controleert verder het jaarlijks aan De Nederlandsche Bank over te leggen verslag, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds gegeven wordt. De accountant kan te allen tijde door het bestuur van zijn taken worden ontheven.
2. De accountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het fonds. De waarden van het fonds moeten hem desverlangd worden getoond. Het is hem verboden, hetgeen hem nopens het fonds blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan zijn opdracht met zich brengt.
ARTIKEL 16
Boekjaar
Het boekjaar van het fonds loopt van een januari tot en met eenendertig december.
ARTIKEL 17
Begroting, en jaarverslag
1. Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op, welke in ieder geval voor de betrokken werkgevers en werknemers beschikbaar is. De begroting is ingericht en gespecificeerd volgens de onder artikel 3 bedoelde bestedingsdoelen -en activiteiten.
2. Het bestuur stelt jaarlijks na afloop van het boekjaar een door de administrateur ontworpen en door de accountant gecontroleerde jaarrekening, een jaarverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar vast. Hierin dient een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds te worden gegeven en hieruit dient ten genoegen van De Nederlandsche Bank te blijken, dat aan het bij of krachtens de Pensioenwet bepaalde wordt voldaan en dat de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden. De jaarrekening moet zijn voorzien van een door de accountant ondertekende verklaring omtrent de getrouwheid.
3. Het verslag is gespecificeerd volgens de in artikel 3 genoemde bestedingsdoelen
en -activiteiten. Uit het verslag en de accountantsverklaring moet blijken dat de uitgaven overeenkomen met de bestedingsdoelen.
4. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.
5. Ten blijke van de vaststelling van de in het eerste lid genoemde stukken worden deze ondertekend door de voorzitter en de secretaris.
6. Het bestuur legt aan De Nederlandsche Bank jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de in het eerste lid genoemde stukken alsmede een actuarieel verslag betreffende het fonds, voorzien van de verklaring van de actuaris, over.
7. De in het eerste lid genoemde stukken worden toegezonden aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en de organisaties, genoemd in artikel 8, eerste lid, en worden op aanvraag aan de bij de stichting betrokken werknemers en overige belanghebbenden toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
8. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:
a. ten kantore van de administrateur;
b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken aan te wijzen plaatsen.
ARTIKEL 18
Wijziging van de statuten of de reglementen
1. De statuten en de reglementen kunnen worden gewijzigd bij een besluit van het bestuur. Ten aanzien van een dergelijk besluit is het bepaalde in artikel 11 van toepassing, tenzij daarvan in de volgende leden van dit artikel wordt afgeweken.
2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden genomen in een bestuursvergadering, waarin ten minste drie werkgeversleden en drie werknemersleden aanwezig zijn. Indien geen besluit kan worden genomen, omdat het vereiste aantal bestuursleden niet aanwezig is, wordt binnen een maand een tweede vergadering bijeengeroepen. Is in die vergadering het vereiste aantal bestuursleden weer niet aanwezig, dan kan een besluit worden genomen, indien in die vergadering ten minste vier bestuursleden aanwezig zijn, waaronder ten minste twee werkgeversleden en ten minste twee
werknemersleden.
xxx-xxx, blz - 21 -
3. Indien het bestuur dit wenselijk acht, kan een besluit als bedoeld in het eerste lid ook schriftelijk van het bestuur worden gevraagd. Alle bestuursleden moeten hun stem uitbrengen. Het besluit dient echter te worden genomen in een vergadering van het bestuur, indien door één of meer leden van het bestuur bezwaar wordt gemaakt tegen de schriftelijke voorlegging of tegen het voorgelegde ontwerp-besluit.
4. Een wijziging in de reglementen treedt in werking op een door het bestuur bepaald tijdstip.
5. Een wijziging van de statuten wordt in een notariële akte neergelegd.
6. Het bestuur draagt zorg dat belanghebbenden desgewenst op gemakkelijke wijze van de geldende statuten en de geldende reglementen kunnen kennis nemen.
7. Het bestuur draagt zorg dat de deelnemers bij toetreding schriftelijk op de hoogte gesteld worden van de inhoud van de geldende statuten en de geldende reglementen. Jaarlijks worden de deelnemers schriftelijk van de wijzigingen daarin door het bestuur op de hoogte gesteld.
8. Jaarlijks verstrekt het bestuur de deelnemers een opgave van het te bereiken reglementaire (pre)pensioen.
9. Het bestuur draagt, onverminderd het hiervoor in het achtste lid bepaalde, zorg dat iedere deelnemer of gewezen deelnemer binnen drie maanden na een verzoek daartoe een opgave wordt verstrekt over de hoogte van de opgebouwde aanspraken tegen vergoeding van de daaraan verbonden kosten.
ARTIKEL 19
Overeenkomsten met andere fondsen en met verzekeraars
1. Het bestuur is bevoegd met andere fondsen, waarin gelden zijn of worden bijeengebracht strekkende tot verzekering van pensioen, overeenkomsten aan te gaan welke ten doel hebben de door deelnemers, gewezen deelnemers, ge(pre)pensioneerden en overige belanghebbenden verkregen aanspraken op pensioen bij hun overgang van het ene naar het andere fonds, op hun verzoek, met de na die overgang te verkrijgen aanspraken te verenigen.
2. Het in het eerste lid bepaalde is ook van toepassing ten aanzien van verzekeraars als bedoeld in artikel 1, van de Pensioenwet.
3. Deze overeenkomsten mogen niet ten nadele strekken van de gezamenlijke overige deelnemers.
ARTIKEL 19A
Klachten- en geschillenregeling
1. Het bestuur heeft een klachten- en geschillenregeling ingesteld. In een apart reglement Klachten en geschillenprocedure zijn de bepalingen opgenomen die beantwoorden aan de betreffende bepalingen in de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, zoals geformuleerd door de Stichting van de Arbeid op zestien december tweeduizendvijf. Geschillen worden behandeld door de Vaste Commissie, als bedoeld in artikel 10 van de VUTEGROCAO (de Vaste Commissie).
2. De belanghebbende kan zich terzake een klacht wenden tot de uitvoerder en het
xxx-xxx, blz - 22 -
fonds. Voorts kan de klacht aan de Ombudsman Pensioenen worden voorgelegd. Zodra de belanghebbende de klacht in handen heeft gesteld van een rechtsbijstandverlener zal de Ombudsman Pensioenen zich onbevoegd verklaren en de klacht niet in behandeling nemen.
3. De belanghebbende kan zich terzake een geschil wenden tot de Vaste Commissie, die over het geschil een advies uitbrengt aan het bestuur. Na het uitbrengen van het advies kan de belanghebbende, indien hij zich niet kan verenigen met het advies, het geschil ter inhoudelijke beoordeling aan de rechter voorleggen. De Vaste Commissie zal zich onbevoegd verklaren zodra de belanghebbende het geschil ter beoordeling aan de rechter heeft voorgelegd.
ARTIKEL 20
Ontbinding en liquidatie van het fonds
1. Een besluit tot ontbinding van het fonds kan slechts worden genomen in een uitdrukkelijk daartoe bijeengeroepen vergadering. Het bepaalde in artikel 18, tweede lid, is van toepassing.
2. Het in het eerste lid bepaalde is ook van toepassing ten aanzien van verzekeraars als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet.
3. Indien tijdens liquidatie blijkt, dat niet voldoende middelen aanwezig zijn om zowel de verdere betaling van de reeds ingegane (pre)pensioenen te waarborgen als de verkregen (pre)pensioenaanspraken te dekken, zullen zowel de ingegane (pre)pensioenen als de uitgestelde (pre)pensioenen door de liquidateurs naar evenredigheid van de waarde van de aanspraken van de deelnemers, van de gewezen deelnemers, van de ge(pre)pensioneerden of van hun rechtverkrijgenden, zoals deze waren ten tijde van de liquidatie, worden verminderd, met inachtneming van de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 134 PW.
4. Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemming met het doel van het fonds.
5. Het bepaalde in artikel 19, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing ingeval van ontbinding van het fonds. In afwijking van het in de vorige volzin bepaalde is het bestuur eveneens bevoegd tot toepassing van het bepaalde in artikel 19, eerste en tweede lid, als dit niet op verzoek van de deelnemers, gewezen deelnemers, ge(pre)pensioneerden en overige belanghebbenden geschiedt.
6. Het bestuur brengt van de liquidatie verslag uit aan de organisaties, genoemd in het eerste lid van artikel 8.
REGLEMENT
Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
Artikel 1
Definities
- VUTEGRO-CAO: de CAO inzake Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen.
- Stichting: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen.
- Bestuur: het bestuur van de Stichting.
- Reglement: het reglement inzake Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen.
- Regeling: de regeling inzake Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen, zoals omschreven in VUTEGRO-CAO, statuten van de Stichting en het reglement.
- Werkgever: de werkgever zoals omschreven in de VUTEGRO-CAO.
- Werknemer: de werknemer zoals omschreven in de XXXXXXX-XXX.
- Deelnemer: de werknemer op wie de regeling van toepassing is en wiens verzoek om aan de regeling te mogen deelnemen door de Stichting is ingewilligd.
- Prepensioenregeling: de voor de werknemers in de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen geldende pensioenregeling welke voorziet in een periodieke uitkering vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd.
- Prepensioenreglement: het prepensioenreglement van de Stichting.
- Prepensioendatum: de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer of gewezen deelnemer in de prepensioenregeling de leeftijd van 61 jaar en zes maanden bereikt.
- Pensioendatum: de eerste van de maand, waarin de deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Artikel 2
Vaststelling en betaling van de bijdrage
1. De werkgever is verplicht aan de Stichting op door het bestuur te bepalen tijdstippen en op de door het bestuur vast te stellen wijze de gegevens te verstrekken, welke naar het oordeel van de Stichting nodig zijn voor het berekenen van de volgens de VUTEGRO-CAO verschuldigde bijdrage en het te vorderen voorschot. Indien de werkgever niet of niet tijdig aan deze verplichting voldoet, is de Stichting bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten
zelf vast te stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de Stichting gewenste informatie komen voor rekening van de werkgever.
2. De werkgever is verplicht de bijdrage die volgens de VUTEGRO-CAO verschuldigd is, aan de Stichting af te dragen binnen 10 dagen na afloop van het kalenderkwartaal, waarover de bijdrage verschuldigd is. De Stichting is bevoegd van de werkgever te vorderen dat hij op de door de Stichting te bepalen tijdstippen en tot door de Stichting te bepalen bedragen voorschotten op de verschuldigde bijdrage aan de Stichting zal betalen.
3. Indien de werkgever in gebreke is de verschuldigde bijdrage of het van hem gevorderde voorschot op tijd en ten volle te voldoen, is de Stichting bevoegd van hem te vorderen, dat de
bijdrage over een door de Stichting vastgesteld tijdvak van ten hoogste een jaar en tot een door de Stichting naar beste weten vast te stellen bedrag bij vooruitbetaling wordt voldaan binnen een
door de Stichting vast te stellen termijn.
4. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of het van hem gevorderde voorschot is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim. De Stichting is dan bevoegd te vorderen:
– rente over het verschuldigde bedrag vanaf de dag volgend op de dag dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn;
– vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten zoals bedoeld in artikel 6:96, tweede lid, onder c, van het Burgerlijk Wetboek, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet.
Rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente als bedoeld in de artikelen 6:119 en 6:120 van het Burgerlijk Wetboek, dat geldt op de datum waarop de rente door de Stichting wordt gevorderd. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van € 50,–.
Artikel 3
Aanspraken in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014
1. In de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014 kan aanspraak op de aanvulling op het prepensioen krachtens artikel 4 maken degene die:
- geboren is vóór 1 januari 1950; en
- in genoemde periode gebruik maakt van de prepensioenregeling; en
- zowel op 31 december 2001 als op 1 januari 2002 werknemer is en dit onafgebroken blijft tot de ingangsdatum van het prepensioen; en
- in de vijf jaar direct voorafgaand aan de prepensioendatum ononderbroken als werknemer werkzaam is geweest bij één of meer werkgevers als bedoeld in artikel 1.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder werknemer ook begrepen: degene die de deelneming in de prepensioenregeling voortzet conform het bepaalde in artikel 10.1 van het prepensioenreglement.
Artikel 4
Aanvulling op het prepensioen
1. De aanvulling is afhankelijk van de leeftijd van de werknemer op 1 januari 2002. De aanvulling is gelijk aan:
a x b.
In deze formule is:
a 1,729% van het per 1 januari 2002 geldende brutoloon van de betreffende werknemer, en b het aantal jaren (tot in volle maanden nauwkeurig berekend) tussen de eerste dag van de
maand waarin de werknemer 21 jaar is geworden en 1 januari 2002.
Van het onder a bedoelde brutoloon wordt niet meer in aanmerking genomen dan het maximum- dagloon voor de premieheffing ingevolge de Werkloosheidswet, herleid tot een jaarbedrag.
De volgens bovenstaande formule berekende aanvulling wordt vervolgens verhoogd met de aanpassingen die tussen 1 januari 2002 en de ingangsdatum van het prepensioen ingevolge artikel 9.1 van het prepensioenreglement op de verkregen prepensioenaanspraken zijn verleend.
Op de aanvulling wordt in mindering gebracht de uit het (fictief) berekende levensloopsaldo aan te kopen uitkering gedurende de periode waarin de aanvulling wordt uitgekeerd. De uit het (fictief) berekende levensloopsaldo aan te kopen uitkering zal voor iedere werknemer op gelijke wijze worden bepaald op basis van vooraf door het bestuur te bepalen uitgangspunten en enkel met inachtneming van de door de werkgever ter beschikking gestelde bijdragen in de levensloopregeling.
2. Bij vervroegde ingang van het prepensioen wordt het totaal van de aanvulling waarop ingevolge het vorige lid aanspraak zou bestaan in de periode van de prepensioendatum tot de pensioendatum, gelijkelijk verdeeld over de periode van de ingangsdatum van het prepensioen tot aan de pensioendatum.
Daarnaast worden tot de prepensioendatum de ingevolge artikel 4 van de VUTEGRO-CAO gemiste bijdragen voor de overgangsregeling verdisconteerd in de hoogte van de aanvulling waarop op grond van de vorige volzin aanspraak zou bestaan.
3. De ingevolge de voorgaande leden van dit artikel verleende aanvullingen worden voor zover de middelen van de Stichting dit toelaten, gehoord de actuaris, jaarlijks op 1 januari aangepast conform het bepaalde in artikel 9.1, tweede lid, van het prepensioenreglement.
Artikel 5
Spaarvutbepaling
1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 4 heeft de werknemer die aan alle voorwaarden die in artikel 5 van de VUTEGRO-CAO en in dit reglement zijn gesteld om in aanmerking te komen voor een aanvulling op het prepensioen, heeft voldaan de mogelijkheid de ingangsdatum van het prepensioen en daarmee ook van de aanvulling daarop uit te stellen. Dit uitstel heeft tot gevolg dat de aanvulling op het prepensioen die betrokkene op grond van artikel 4 van dit reglement toekomt wordt verhoogd conform het bepaalde in het tweede lid.
2. In geval van uitstel als bedoeld in het eerste lid, wordt een aanvulling vastgesteld aan de hand van de aanvulling die zou zijn vastgesteld indien de werknemer op de voor hem vroegst mogelijke datum gebruik zou hebben gemaakt van de mogelijkheid om het prepensioen te laten ingaan. Deze aanvulling wordt vervolgens vanaf de in de vorige volzin genoemde datum, en op zijn vroegst vanaf 1 januari 2006, verhoogd aan de hand van een door het bestuur vastgestelde tabel, welke is gebaseerd op algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. De tabel is als bijlage 1 bij het reglement opgenomen.
3. De uitgestelde aanvulling bedraagt nooit meer dan 100% van het laatstelijk voor de ingang van de aanvulling geldende loon van de werknemer. Ingeval de aanvulling door uitstel de in de vorige volzin genoemde grens dreigt te overschrijden, wordt het meerdere met inachtneming van de wettelijke inhoudingen als eenmalige uitkering uitgekeerd vlak voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd. De uitgestelde uitkering gaat in dat geval direct in op het moment dat de aanvullingsuitkering 100% is van het laatst geldende loon van de werknemer.
4. Indien het in de vorige lid genoemde maximum wordt overschreden, kan de waarde van het bovenmatige deel worden omgezet, aan de hand van een door het bestuur vastgestelde tabel, als opgenomen in bijlage 2 bij dit reglement, welke is gebaseerd op algemeen aanvaarde actuariële grondslagen, in een waarde die door de ouderdomspensioenuitvoerder ingebracht kan worden in de ouderdomspensioenregeling van de werknemer, voorzover het ouderdomspensioen na de inbreng van de waarde niet meer bedraagt dan 100% van het laatstverdiende pensioengevende loon als bedoeld in de pensioenregeling van de werknemer. Het ouderdomspensioen gaat alsdan in bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Het meerdere wordt met in achtneming van wettelijke inhoudingen als eenmalige uitkering vlak voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd uitgekeerd. Dat betekent dat tot dat moment de aanvullingsuitkering niet hoger zal zijn dan 100% van de uitkeringsgrondslag.
Artikel 6
Inhoudingen
Door de Stichting wordt op de aanvullende uitkeringen ingehouden:
– de verschuldigde xxxxxxxxxxx;
– de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge de Zorgverzekeringswet;
– het eventuele werknemersaandeel in de pensioenpremie krachtens de
voor de deelnemer bij zijn laatste werkgever geldende ouderdomspensioenregeling.
De ingehouden bedragen worden door de Stichting aan de betreffende instanties respectievelijk aan de laatste werkgever overgemaakt.
Artikel 7
Financiële verplichtingen
1. Indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 3 van dit reglement neemt de Stichting – naast de aanvullende uitkering – voor haar rekening de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge de Zorgverzekeringswet.
2. De volgens het vorige lid voor de rekening van de Stichting komende bijdragen worden door de Stichting aan de betreffende instantie overgemaakt.
Artikel 8
Aanmelding voor deelneming en opzegging van de arbeidsovereenkomst
1. Om voor een aanvullende uitkering in aanmerking te komen dient de werknemer zich ten minste drie maanden voor de gewenste ingangsdatum bij de werkgever aan te melden onder opzegging van zijn arbeidsovereenkomst. Indien zijn verzoek om een aanvullende uitkering door de Stichting niet wordt ingewilligd zal de arbeidsovereenkomst ongewijzigd worden voortgezet.
2. De werkgever dient er voor te zorgen dat binnen een maand na het in het vorige lid bedoelde verzoek het daartoe bestemde aanvraagformulier bij de administrateur wordt ingediend. De werkgever is verplicht hiervan een afschrift aan de werknemer te verstrekken.
3. De deelneming kan slechts aanvangen tegelijk met de aanvang van het prepensioen.
Artikel 9
Vermindering respectievelijk wijziging van rechten
Wanneer een deelnemer bij het begin van of tijdens zijn deelnemerschap in aanmerking komt voor een WAO- of een WIA-uitkering dan wel enige andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering, dient hij zulks te melden aan de Stichting. De betreffende uitkeringen worden in mindering gebracht op de door de Stichting te verstrekken aanvullende uitkering. De deelnemer is verplicht elke wijziging in de betreffende uitkeringen direct aan de Stichting te melden.
Artikel 10
Verrichten van arbeid
1. Indien de deelnemer tegen beloning werkzaamheden bij een werkgever vallend onder de VUTEGRO-CAO, gaat verrichten, hetzij op grond van een arbeidsovereenkomst hetzij anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst, is hij verplicht dit te melden bij de Stichting. Tevens dient de deelnemer hiertoe goedkeuring aan te vragen bij de Stichting.
2. Verricht de deelnemer deze werkzaamheden bij een onder de VUTEGRO-cao vallende werkgever bij wie hij vóór de uittreding het laatst in dienst was, dan worden de uit deze werkzaamheden genoten inkomsten in mindering gebracht op de door de Stichting ingevolge dit reglement te verstrekken aanvullende uitkering.
3. Verricht de deelnemer deze werkzaamheden bij een onder de VUTEGRO-cao vallende werkgever anders dan onder het tweede lid van dit artikel bedoelde werkgever, dan kunnen de uit deze werkzaamheden genoten inkomsten in mindering worden gebracht op de door de Stichting ingevolge dit reglement te verstrekken aanvullende uitkering.
4. De deelnemer is verplicht wijzigingen in de hierboven bedoelde neveninkomsten onverwijld aan de Stichting te melden.
Artikel 11
Beëindiging/terugvordering van de aanvullende uitkering
1. De aanvullende uitkering wordt beëindigd:
a. bij het bereiken van de pensioendatum;
b. bij overlijden van de deelnemer.
2. Indien ten onrechte een aanvullende uitkering is betaald, of indien te veel is betaald, kan het bestuur de aanvullende uitkering beëindigen of verminderen en het teveel betaalde terugvorderen.
Artikel 12
Verplichting tot opgave van gegevens en controle
1. De werknemer, die een verzoek om een aanvullende uitkering indient en de werkgever zijn verplicht de door de administrateur voor de behandeling van de aanvrage benodigde gegevens te verstrekken.
2. De werknemer die een aanvullende uitkering ingevolge de regeling geniet, is verplicht om aan de administrateur opgave te doen van de gegevens, die de administrateur voor de uitvoering van dit reglement behoeft.
3. De Stichting zal controle uitoefenen op naleving van alle voorwaarden van dit reglement.
Artikel 13
Geschillen
Indien de deelnemer of aspirant-deelnemer meent niet akkoord te kunnen gaan met een beslissing van de Stichting betreffende toelating, uitkering dan wel vervallen van deelnemerschap dan wel indien de deelnemer of aspirant-deelnemer meent dat hij op andere wijze in het nadeel is door een genomen beslissing, kan hij binnen een maand na dagtekening van schriftelijke beslissingen in beroep gaan bij de Vaste Commissie, als bedoeld in artikel 10 van de VUTEGRO-CAO.
Artikel 14
Hardheidsclausule
In gevallen waarin toepassing van de regeling tot onbillijkheden leidt, kan het bestuur een beslissing nemen die afwijkt van de bepalingen van dit reglement.
Artikel 15
Slotbepaling
In onvoorziene gevallen beslist het bestuur.
Artikel 16
Glijclausule
Indien en voor zover sprake is van bovenmatigheid van de uit deze regeling voortvloeiende aanvullende uitkering eventueel in combinatie met de uitkeringen en aanspraken ingevolge het prepensioenreglement, zal de aanvullende uitkering worden aangepast naar een voor de fiscus aanvaardbaar niveau, waarbij de eventueel te veel ontvangen premie zal worden gerestitueerd.
Artikel 17
Inwerkingtreding
Dit reglement is in werking getreden met ingang van 1 januari 2002 en is laatstelijk gewijzigd op 13 december 2010. De wijzigingen treden in werking per 1 januari 2011.
BIJLAGE 1
Uitstelfactoren zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 van het reglement
Leeftijd bij ingang VUT | 62-0 | 62-1 | 62-2 | 62-3 | 62-4 | 62-5 |
62-0 | 100,00 | |||||
62-1 | 103,01 | 100,00 | ||||
62-2 | 106,21 | 103,10 | 100,00 | |||
62-3 | 109,61 | 106,40 | 103,20 | 100,00 | ||
62-4 | 113,23 | 109,92 | 106,62 | 103,31 | 100,00 | |
62-5 | 117,10 | 113,68 | 110,26 | 106,84 | 103,42 | 100,00 |
62-6 | 121,25 | 117,71 | 114,17 | 110,63 | 107,08 | 103,54 |
62-7 | 125,71 | 122,03 | 118,36 | 114,69 | 111,02 | 107,34 |
62-8 | 130,50 | 126,69 | 122,87 | 119,06 | 115,25 | 111,44 |
62-9 | 135,67 | 131,71 | 127,74 | 123,78 | 119,82 | 115,85 |
62-10 | 141,27 | 137,14 | 133,01 | 128,89 | 124,76 | 120,63 |
62-11 | 147,35 | 143,04 | 138,74 | 134,44 | 130,13 | 125,83 |
63-0 | 153,98 | 149,48 | 144,98 | 140,48 | 135,98 | 131,49 |
63-1 | 160,85 | 156,16 | 151,46 | 146,76 | 142,06 | 137,36 |
63-2 | 168,37 | 163,46 | 158,54 | 153,62 | 148,70 | 143,78 |
63-3 | 176,63 | 171,47 | 166,31 | 161,15 | 155,99 | 150,83 |
63-4 | 185,74 | 180,31 | 174,89 | 169,46 | 164,04 | 158,61 |
63-5 | 195,84 | 190,12 | 184,40 | 178,68 | 172,96 | 167,23 |
63-6 | 207,10 | 201,05 | 195,00 | 188,95 | 182,90 | 176,85 |
63-7 | 219,74 | 213,32 | 206,90 | 200,48 | 194,06 | 187,64 |
63-8 | 234,01 | 227,18 | 220,34 | 213,51 | 206,67 | 199,83 |
63-9 | 250,28 | 242,96 | 235,65 | 228,34 | 221,03 | 213,72 |
63-10 | 268,97 | 261,11 | 253,25 | 245,39 | 237,54 | 229,68 |
63-11 | 290,67 | 282,18 | 273,69 | 265,20 | 256,71 | 248,22 |
64-0 | 316,19 | 306,95 | 297,72 | 288,48 | 279,24 | 270,01 |
64-1 | 344,94 | 334,86 | 324,78 | 314,71 | 304,63 | 294,55 |
64-2 | 379,43 | 368,35 | 357,26 | 346,18 | 335,09 | 324,01 |
64-3 | 421,59 | 409,27 | 396,96 | 384,64 | 372,33 | 360,01 |
64-4 | 474,29 | 460,43 | 446,58 | 432,72 | 418,87 | 405,01 |
64-5 | 542,04 | 526,21 | 510,37 | 494,54 | 478,70 | 462,87 |
64-6 | 632,38 | 613,91 | 595,44 | 576,96 | 558,49 | 540,01 |
Uitstelfactoren zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 van het reglement (vervolg)
Leeftijd bij ingang VUT | 62-6 | 62-7 | 62-8 | 62-9 | 62-10 | 62-11 |
62-0 | ||||||
62-1 | ||||||
62-2 | ||||||
62-3 | ||||||
62-4 | ||||||
62-5 | ||||||
62-6 | 100,00 | |||||
62-7 | 103,67 | 100,00 | ||||
62-8 | 107,62 | 103,81 | 100,00 | |||
62-9 | 111,89 | 107,93 | 103,96 | 100,00 | ||
62-10 | 116,51 | 112,38 | 108,25 | 104,13 | 100,00 | |
62-11 | 121,52 | 117,22 | 112,91 | 108,61 | 104,30 | 100,00 |
63-0 | 126,99 | 122,49 | 117,99 | 113,49 | 109,00 | 104,50 |
63-1 | 132,66 | 127,96 | 123,26 | 118,56 | 113,86 | 109,17 |
63-2 | 138,86 | 133,94 | 129,02 | 124,11 | 119,19 | 114,27 |
63-3 | 145,67 | 140,51 | 135,35 | 130,19 | 125,03 | 119,87 |
63-4 | 153,18 | 147,76 | 142,33 | 136,91 | 131,48 | 126,05 |
63-5 | 161,51 | 155,79 | 150,07 | 144,35 | 138,63 | 132,91 |
63-6 | 170,80 | 164,75 | 158,70 | 152,65 | 146,60 | 140,55 |
63-7 | 181,22 | 174,80 | 168,38 | 161,96 | 155,55 | 149,13 |
63-8 | 193,00 | 186,16 | 179,32 | 172,49 | 165,65 | 158,82 |
63-9 | 206,41 | 199,10 | 191,79 | 184,47 | 177,16 | 169,85 |
63-10 | 221,82 | 213,96 | 206,11 | 198,25 | 190,39 | 182,54 |
63-11 | 239,72 | 231,23 | 222,74 | 214,25 | 205,76 | 197,27 |
64-0 | 260,77 | 251,53 | 242,30 | 233,06 | 223,82 | 214,59 |
64-1 | 284,48 | 274,40 | 264,32 | 254,25 | 244,17 | 234,09 |
64-2 | 312,92 | 301,84 | 290,76 | 279,67 | 268,59 | 257,50 |
64-3 | 347,69 | 335,38 | 323,06 | 310,75 | 298,43 | 286,11 |
64-4 | 391,16 | 377,30 | 363,44 | 349,59 | 335,73 | 321,88 |
64-5 | 447,04 | 431,20 | 415,37 | 399,53 | 383,70 | 367,86 |
64-6 | 521,54 | 503,07 | 484,59 | 466,12 | 447,65 | 429,17 |
Uitstelfactoren zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 van het reglement
Leeftijd bij ingang VUT | Leeftijd waarop reglementair met de VUT kan worden gegaan 61-0 61-1 61-2 61-3 61-4 61-5 61-6 | ||||||
61-0 | 100,00 | ||||||
61-1 | 102,29 | 100,00 | |||||
61-2 | 104,70 | 102,35 | 100,00 | ||||
61-3 | 107,22 | 104,81 | 102,41 | 100,00 | |||
61-4 | 109,86 | 107,39 | 104,93 | 102,46 | 100,00 | ||
61-5 | 112,63 | 110,11 | 107,58 | 105,05 | 102,53 | 100,00 | |
61-6 | 115,55 | 112,96 | 110,37 | 107,78 | 105,18 | 102,59 | 100,00 |
61-7 | 118,63 | 115,97 | 113,31 | 110,65 | 107,98 | 105,32 | 102,66 |
61-8 | 121,87 | 119,14 | 116,41 | 113,67 | 110,94 | 108,20 | 105,47 |
61-9 | 125,30 | 122,49 | 119,68 | 116,87 | 114,06 | 111,24 | 108,43 |
61-10 | 128,92 | 126,03 | 123,14 | 120,25 | 117,35 | 114,46 | 111,57 |
61-11 | 132,76 | 129,79 | 126,81 | 123,83 | 120,85 | 117,87 | 114,89 |
62-0 | 136,84 | 133,77 | 130,70 | 127,63 | 124,56 | 121,49 | 118,42 |
62-1 | 140,96 | 137,80 | 134,63 | 131,47 | 128,31 | 125,15 | 121,98 |
62-2 | 145,33 | 142,07 | 138,81 | 135,55 | 132,29 | 129,03 | 125,77 |
62-3 | 149,98 | 146,62 | 143,25 | 139,89 | 136,52 | 133,16 | 129,80 |
62-4 | 154,95 | 151,47 | 147,99 | 144,52 | 141,04 | 137,56 | 134,09 |
62-5 | 160,25 | 156,65 | 153,06 | 149,46 | 145,87 | 142,27 | 138,68 |
62-6 | 165,92 | 162,20 | 158,48 | 154,75 | 151,03 | 147,31 | 143,59 |
62-7 | 172,02 | 168,16 | 164,30 | 160,44 | 156,58 | 152,72 | 148,86 |
62-8 | 178,57 | 174,57 | 170,56 | 166,55 | 162,55 | 158,54 | 154,54 |
62-9 | 185,65 | 181,49 | 177,32 | 173,16 | 168,99 | 164,83 | 160,66 |
62-10 | 193,31 | 188,98 | 184,64 | 180,30 | 175,96 | 171,63 | 167,29 |
62-11 | 201,63 | 197,11 | 192,59 | 188,06 | 183,54 | 179,01 | 174,49 |
63-0 | 210,70 | 205,98 | 201,25 | 196,52 | 191,79 | 187,07 | 182,34 |
63-1 | 220,11 | 215,17 | 210,24 | 205,30 | 200,36 | 195,42 | 190,48 |
63-2 | 230,40 | 225,23 | 220,07 | 214,90 | 209,73 | 204,56 | 199,39 |
63-3 | 241,70 | 236,28 | 230,86 | 225,43 | 220,01 | 214,59 | 209,17 |
63-4 | 254,17 | 248,47 | 242,76 | 237,06 | 231,36 | 225,66 | 219,95 |
63-5 | 267,99 | 261,98 | 255,96 | 249,95 | 243,94 | 237,93 | 231,91 |
63-6 | 283,40 | 277,04 | 270,68 | 264,32 | 257,97 | 251,61 | 245,25 |
63-7 | 300,69 | 293,94 | 287,20 | 280,45 | 273,70 | 266,96 | 260,21 |
63-8 | 320,23 | 313,04 | 305,86 | 298,67 | 291,49 | 284,30 | 277,12 |
63-9 | 342,48 | 334,79 | 327,11 | 319,43 | 311,74 | 304,06 | 296,38 |
63-10 | 368,05 | 359,80 | 351,54 | 343,28 | 335,02 | 326,77 | 318,51 |
63-11 | 397,76 | 388,83 | 379,91 | 370,99 | 362,06 | 353,14 | 344,22 |
64-0 | 432,68 | 422,97 | 413,26 | 403,56 | 393,85 | 384,14 | 374,43 |
64-1 | 472,01 | 461,42 | 450,83 | 440,24 | 429,65 | 419,06 | 408,47 |
64-2 | 519,21 | 507,57 | 495,92 | 484,27 | 472,62 | 460,97 | 449,32 |
64-3 | 576,90 | 563,96 | 551,02 | 538,08 | 525,13 | 512,19 | 499,25 |
64-4 | 649,02 | 634,46 | 619,90 | 605,33 | 590,77 | 576,21 | 561,65 |
64-5 | 741,73 | 725,09 | 708,45 | 691,81 | 675,17 | 658,53 | 641,89 |
64-6 | 865,36 | 845,94 | 826,53 | 807,11 | 787,70 | 768,28 | 748,87 |
Uitstelfactoren zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 van het reglement (vervolg)
Leeftijd bij ingang VUT | Leeftijd waarop reglementair met de VUT kan worden gegaan 61-7 61-8 61-9 61-10 61-11 | ||||
61-0 | |||||
61-1 | |||||
61-2 | |||||
61-3 | |||||
61-4 | |||||
61-5 | |||||
61-6 | |||||
61-7 | 100,00 | ||||
61-8 | 102,73 | 100,00 | |||
61-9 | 105,62 | 102,81 | 100,00 | ||
61-10 | 108,68 | 105,78 | 102,89 | 100,00 | |
61-11 | 111,91 | 108,94 | 105,96 | 102,98 | 100,00 |
62-0 | 115,35 | 112,28 | 109,21 | 106,14 | 103,07 |
62-1 | 118,82 | 115,66 | 112,50 | 109,33 | 106,17 |
62-2 | 122,51 | 119,25 | 115,99 | 112,73 | 109,47 |
62-3 | 126,43 | 123,07 | 119,70 | 116,34 | 112,97 |
62-4 | 130,61 | 127,14 | 123,66 | 120,18 | 116,71 |
62-5 | 135,08 | 131,49 | 127,89 | 124,30 | 120,70 |
62-6 | 139,87 | 136,14 | 132,42 | 128,70 | 124,98 |
62-7 | 145,00 | 141,14 | 137,28 | 133,42 | 129,56 |
62-8 | 150,53 | 146,52 | 142,52 | 138,51 | 134,50 |
62-9 | 156,49 | 152,33 | 148,16 | 144,00 | 139,83 |
62-10 | 162,95 | 158,62 | 154,28 | 149,94 | 145,61 |
62-11 | 169,97 | 165,44 | 160,92 | 156,40 | 151,87 |
63-0 | 177,61 | 172,89 | 168,16 | 163,43 | 158,70 |
63-1 | 185,55 | 180,61 | 175,67 | 170,73 | 165,79 |
63-2 | 194,22 | 189,05 | 183,88 | 178,71 | 173,54 |
63-3 | 203,74 | 198,32 | 192,90 | 187,48 | 182,05 |
63-4 | 214,25 | 208,55 | 202,85 | 197,15 | 191,44 |
63-5 | 225,90 | 219,89 | 213,88 | 207,86 | 201,85 |
63-6 | 238,89 | 232,53 | 226,18 | 219,82 | 213,46 |
63-7 | 253,47 | 246,72 | 239,97 | 233,23 | 226,48 |
63-8 | 269,94 | 262,75 | 255,57 | 248,38 | 241,20 |
63-9 | 288,69 | 281,01 | 273,33 | 265,64 | 257,96 |
63-10 | 310,25 | 302,00 | 293,74 | 285,48 | 277,22 |
63-11 | 335,29 | 326,37 | 317,44 | 308,52 | 299,60 |
64-0 | 364,73 | 355,02 | 345,31 | 335,61 | 325,90 |
64-1 | 397,88 | 387,30 | 376,71 | 366,12 | 355,53 |
64-2 | 437,67 | 426,02 | 414,38 | 402,73 | 391,08 |
64-3 | 486,30 | 473,36 | 460,42 | 447,47 | 434,53 |
64-4 | 547,09 | 532,53 | 517,97 | 503,41 | 488,85 |
64-5 | 625,25 | 608,61 | 591,97 | 575,32 | 558,68 |
64-6 | 729,46 | 710,04 | 690,63 | 671,21 | 651,80 |
BIJLAGE 2
Factoren als bedoeld in artikel 5 lid 3 van het reglement
Leeftijd 61 62 63 64 65 | Contante waarde factor | |||||||||||
Maanden | ||||||||||||
0 2,896 1,970 1,005 0,000 | 1 2,818 1,889 0,921 | 2 2,741 1,809 0,837 | 3 2,664 1,728 0,753 | 4 2,587 1,648 0,670 | 5 2,510 1,568 0,586 | 6 3,339 2,433 1,487 0,502 | 7 3,265 2,355 1,407 0,419 | 8 3,192 2,278 1,326 0,335 | 9 3,118 2,201 1,246 0,251 | 10 3,044 2,124 1,165 0,167 | 11 2,970 2,047 1,085 0,084 |
REGLEMENT
Voor de Vaste Commissie bedoeld in artikel 11 van de VUTEGRO-cao
VERVROEGDE UITTREDING VOOR DE GROOTHANDEL IN TEXTIELGOEDEREN EN AANVERWANTE ARTIKELEN
December 2002
Artikel 1
Definities
1. Voor wat de in dit reglement gebruikte teminologie betreft, is artikel 1.2 van het prepensioen- reglement van toepassing.
2. De Vaste Commissie: de Vaste Commissie als bedoeld in artikel 11 van de VUTEGRO-cao.
De Vaste Commissie zal hierna worden genoemd “de Commissie”.
Artikel 2
Samenstelling van de Commissie
1. De Commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden. Eén lid wordt aangewezen door de werkgeversorganisatie en één lid door de gezamenlijke werknemersorganisaties. De voorzitter wordt aangewezen door de werkgeversorganisatie en de werknemersorganisaties gezamenlijk en is niet afkomstig uit deze organisaties. Voor de voorzitter en voor ieder lid wordt een plaatsvervanger aangewezen. De (plaatsvervangende) leden van de Commissie mogen geen (plaatsvervangend) lid van het bestuur zijn.
Voor de toepassing van het in dit reglement bepaalde wordt de (plaatsvervangend) voorzitter gelijkgesteld met een (plaatsvervangend) lid van de Commissie.
2. Een lid van de Commissie, dat rechtstreeks bij het geschil is betrokken, dient zich bij de behandeling hiervan door zijn plaatsvervanger te laten vervangen. Indien zijn plaatsvervanger ook rechtstreeks bij het geschil is betrokken, wordt of worden door de organisatie(s) die het plaatsvervangend lid had(den) aangewezen een tijdelijke plaatsvervanger aangewezen voor de duur van de behandeling van het betreffende geschil.
Atikel 3
Duur van het lidmaatschap
1. De leden van de Commissie worden voor onbepaalde tijd aangewezen.
2. In een vacature wordt binnen één maand voorzien door de organisatie of organisaties, welke het aftredende lid had respectievelijk hadden benoemd.
Artikel 4
Beëindiging van het lidmaatschap
Het lidmaatschap van de Commissie eindigt door:
a. bedanken;
b. overlijden
c. de verklaring van de organisatie of organisaties, welke de benoeming deed respectievelijk deden, dat betrokkene niet langer als lid fungeert.
Artikel 5
Secretariaat
Het secretariaat van de Commissie is opgedragen aan PVF Nederland N.V., gevestigd te Amsterdam.
Artikel 6
Beraadslagen en stemmen
1. Beslissingen kunnen slechts worden genomen, indien alle leden respectievelijk plaatsvervangende leden van de Commissie aanwezig zijn.
2. De Commissie neemt haar besluiten bij gewone meerderheid van stemmen en geeft haar beslissingen schriftelijk en met redenen omkleed. De leden handelen daarbij als goede mannen naar billijkheid.
3. Bij staking van stemmen en indien ook bij nadere beraadslagingen niet alsnog een beslissing kan worden genomen, onthoudt de Commissie zich van een advies en hebben de partijen bij het geschil de bevoegdheid het geschil aan de burgerlijke rechter ter beslissing voor te leggen. Ook indien de Commissie wel een advies uitbrengt zijn de partijen bij het geschil bevoegd zich alsnog tot de burgerlijke rechter te wenden.
Artikel 7
Behandeling van geschillen
1. Geschillen worden door één van de partijen of beide partijen bij het secretariaat van de Commissie schriftelijk aanhangig gemaakt.
2. Het secretariaat stelt de wederpartij op de hoogte van het geschil door toezending van een afschrift van het schrijven van de klagende partij.
3. De wederpartij is bevoegd binnen veertien dagen na verzending door het secretariaat van het in het vorig lid bedoelde schrijven, schriftelijk van haar zienswijze kennis te geven.
4. Partijen bij het geschil, hun waarnemer of één of meer leden van de Commissie zijn bevoegd één of meer getuigen of deskundigen bij de mondelinge behandeling van het geschil mede te brengen, opdat deze door de Commissie worden gehoord, mits de naam, woonplaats en functie van de mede te brengen getuigen of deskundigen minstens zes dagen van tevoren aan het secretariaat zijn bericht.
Artikel 8
Inwinnen inlichtingen
1. De Commissie is bevoegd, alvorens een beslissing te nemen, nadere inlichtingen in te winnen zowel van partijen als van derden. Zij is bevoegd partijen, getuigen en deskundigen ter nadere toelichting op te roepen om in haar vergadering te verschijnen. Een dergelijke oproep dient te geschieden met inachtneming van een termijn van veertien dagen.
2. Uit de weigering van partijen om gevraagde inlichtingen te verstrekken of om ter vergadering te verschijnen, zal de Commissie conclusies trekken, welke haar geraden voorkomen.
Artikel 9
Kosten
De Commissie bepaalt, bij haar uitspraak, de kosten van haar zelf en van die partijen bij het geschil, alsmede door welke partijen of in welke verhouding door partijen die kosten zullen worden gedragen.