STATUTEN PER 21.11.2023
STATUTEN PER 21.11.2023
Stichting Oak Pensioen Artikel 1 Werkingssfeer
A. Tot de meubelindustrie en meubileringsbedrijven in de zin van deze statuten of van het pensioenreglement behoort de werkgever in de meubelindustrie en meubileringsbedrijven, waaronder wordt verstaan:
1) de onderneming die uitsluitend of in hoofdzaak één of meer van de onder a. tot met g. omschreven activiteiten uitvoert;
2) de afdelingen van een onderneming die uitsluitend of in hoofdzaak één of meer van de onder a. tot en met g. genoemde werkzaamheden uitvoeren, tenzij het merendeel van het personeel van de onderneming verplicht is deel te nemen aan een ander bedrijfstakpensioenfonds;
3) de onderneming, opgericht na 1 januari 2000 c.q. de onderneming waarvan de daadwerkelijke activiteiten binnen een reeds bestaande vennootschap is aangevangen na 1 januari 2000, die ten behoeve van de onder 1 en 2 genoemde onderneming of afdelingen een ondersteunende functie heeft en in juridische zin tot dezelfde groep van ondernemingen behoort. Het toonzaal- en winkelpersoneel dat werkzaam is in de hier bedoelde onderneming is van deze toepassing uitgezonderd.
Onder de onder a. tot en met g. genoemde werkzaamheden worden verstaan:
a. het vervaardigen en/of bewerken, herstellen, assembleren, stofferen of met andere materialen bekleden van meubelen of onderdelen daarvan of van aanverwante artikelen, tenzij deze uitsluitend van metaal worden vervaardigd.
Onder (onderdelen van) meubelen en/of aanverwante artikelen worden mede verstaan (onderdelen van) school-, kantoor-, keuken-, kerk- en tuinmeubelen, bedden, waterbedden, wiegen, matrassen en stoelkussens, echter met uitzondering van kinderstoelen en kinderboxen.
Onder het bewerken van meubelen of onderdelen daarvan wordt mede verstaan het buigen, draaien, beeldhouwen en dergelijke werkzaamheden, voor zover genoemde werkzaamheden niet worden verricht als onderdeel van het woninginrichtingsbedrijf of van de confectie-industrie;
b. het vervaardigen en/of herstellen, plaatsen, monteren en/of stellen van interieurs voor gebouwen of schepen, met inbegrip van interieurs voor keukens, kerken en van afzonderlijke interieurs voor caravans en dergelijke.
Het plaatsen, monteren en/of stellen van interieurs van keukens valt onder dit sub b, tenzij deze werkzaamheden gepaard gaan met bouwkundige activiteiten.
Het vervaardigen en/of herstellen, plaatsen, monteren en/of stellen van interieurs voor caravans valt onder dit artikel, tenzij deze werkzaamheden worden verricht als geïntegreerd onderdeel van het totale bouwproces van caravans en dergelijke.
Onder vervaardigen worden mede verstaan het stofferen of met andere materialen bekleden en het behangen van wanden, vloeren en dergelijke, voor zover dit niet geschiedt als onderdeel van het woninginrichtingsbedrijf, het parketvloerenbedrijf, de confectie- industrie of het schildersbedrijf;
c. het vervaardigen en/of herstellen van scheidings- en vouwwanden of onderdelen daarvan, voor zover deze door hun aard, uitvoering en/of wijze van vervaardiging moeten worden gerekend of gelijkgesteld met (produkten van) het sub a. en sub b. omschreven meubel- of interieurbouwbedrijf;
d. het vervaardigen en/of herstellen van gymnastiektoestellen of biljarts of onderdelen daarvan;
e. het vervaardigen en/of verwerken van lijsten voor schilderijen en dergelijke artikelen of onderdelen daarvan (waaronder niet begrepen de door de detaillist verrichte encadreerwerkzaamheden);
f. het vervaardigen, bewerken en/of stofferen van graf- en crematiekisten of onderdelen daarvan;
g. het vervaardigen, bewerken en/of herstellen van muziekinstrumenten, klokkasten, vaste omkastingen voor audiovisuele apparatuur, naaimachinekasten, verlichtingsproducten en dergelijke van hout of onderdelen daarvan, voor zover deze door hun aard, uitvoering en/of wijze van vervaardiging moeten worden gerekend of gelijkgesteld met (produkten van) het sub a. omschreven meubelbedrijf.
B. Tot de tentoonstellingsbouw in de zin van deze statuten of van het pensioenreglement behoort de werkgever in de tentoonstellingsbouw, waaronder wordt verstaan:
1) de onderneming die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met de realisering van stand/tentoonstellingsprojecten;
Onder realiseren van stands/tentoonstellingsprojecten wordt verstaan: alle ondersteunende activiteiten die nodig zijn om stands en/of tentoonstellingsprojecten mogelijk te kunnen maken. Onder meer de volgende werkzaamheden worden hiertoe gerekend:
a) het bedenken van stand/tentoonstellingsconcepten;
b) het vervaardigen van stand/tentoonstellingsontwerpen;
c) stand/tentoonstellingsbouw als geheel, of delen daarvoor;
d) stand/tentoonstellingsinrichting, onder meer met behulp van vloerbedekking, stoffen, meubilair, audiovisuele middelen;
e) het leveren en/of monteren van presentatiesystemen ten behoeve van stands/tentoonstellingsprojecten;
f) het begeleiden van stands/tentoonstellingsprojecten (projectmanagement);
2) de afdelingen van een onderneming die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met het realiseren van stand/tentoonstellingsprojecten, tenzij het merendeel van het personeel van de onderneming verplicht is deel te nemen aan een ander bedrijfstakpensioenfonds;
3) de onderneming, opgericht na 1 januari 2000 c.q. de onderneming waarvan de daadwerkelijke activiteiten binnen een reeds bestaande vennootschap is aangevangen na 1 januari 2000, die ten behoeve van de onder 1 en 2 genoemde onderneming of afdelingen een ondersteunende functie heeft en in juridische zin tot dezelfde groep van ondernemingen behoort. Het toonzaal- en winkelpersoneel dat werkzaam is in de hier bedoelde onderneming is van deze toepassing uitgezonderd.
C. Tot de orgelbouw in de zin van deze statuten of van het pensioenreglement behoort de werkgever in de orgelbouw waaronder wordt verstaan iedere onderneming die zich bezighoudt met het uitoefenen van een orgelbouwbedrijf. Hieronder wordt verstaan:
a) het bouwen van pijporgels, met uitzondering van draaiorgels;
b) het ten behoeve van derden verrichten van herstel-, restauratie- en onderhoudswerkzaamheden aan orgels onder a) genoemd.
Een onderneming wordt geacht zich in hoofdzaak met de genoemde werkzaamheden in de meubelindustrie en meubileringsbedrijven respectievelijk de tentoonstellingsbouw bezig te houden indien het aantal daarbij betrokken werknemers groter is dan het aantal werknemers, betrokken bij eventuele andere activiteiten. De verplichting tot deelneming geldt niet voor stagiaires en vakantiewerkers in dienst van de werkgever in de bedrijfstakken tentoonstellingsbouw en orgelbouw.
D. Tot de houthandel in de zin van deze statuten of van het pensioenreglement behoort de werkgever in het houtbedrijf waaronder wordt verstaan:
alle in Nederland gevestigde ondernemingen, die uitsluitend of in hoofdzaak – voor eigen rekening en risico en gericht op niet-particulieren als afnemers – de groothandel uitoefenen in (Nederlands en/of buitenlands, onbewerkt, dan wel bewerkt zonder dat daardoor een eindproduct is ontstaan) hout- en plaatmateriaal en aanverwante artikelen en/of die uitsluitend of in hoofdzaak de navolgende werkzaamheden verrichten:
- (loon)zagen,
- (loon)schaven,
- (loon)drogen en/of (loon)verduurzamen van hout,
- ten behoeve van de handel, hout oogsten in bossen en andere houtopstanden, de vervaardiging van producten uit houtafval, niet zijnde eindproducten alsmede de handel in deze producten.
Artikel 2 Definities
In deze statuten en het pensioenreglement wordt verstaan onder:
a. Het fonds:
de in artikel 3 genoemde stichting;
b. De wet:
de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000,628);
c. De deelnemer:
de deelnemer, bedoeld in artikel 6;
d. Het bestuur:
het orgaan van het fonds, bedoeld in artikel 9;
e. De (aangesloten) werkgever:
- de werkgever in de meubelindustrie en meubileringsbedrijven, de tentoonstellingsbouw, de orgelbouw dan wel de houthandel, die krachtens artikel 4 van de wet verplicht is tot naleving van het bij of krachtens de statuten, het uitvoeringsreglement en de pensioenreglementen I en II bepaalde;
- de werkgever die niet onder de verplichtstellingsbeschikking van het fonds valt, maar op een daartoe strekkend verzoek door het bestuur als zodanig is toegelaten en zich op vrijwillige basis bij het fonds heeft aangesloten door het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst met het fonds;
- de werkgever ‘Stichting Oak Pensioen’ die niet onder de verplichtstellingsbeschikking van het fonds valt, maar op grond van artikel 23 lid 3 Pensioenwet als zodanig is toegelaten en zich op vrijwillige basis bij het fonds heeft aangesloten. Voorwaarde hierbij is dat:
· de werkgever de pensioenovereenkomsten van deze werknemers onderbrengt bij de werkgever in de hoedanigheid van pensioenuitvoerder; en
· de werkgever zich aansluit bij het uitvoeringsreglement dat de werkgever in de hoedanigheid van pensioenuitvoerder heeft opgesteld.
f. De Nederlandsche Bank:
De Nederlandsche Bank N.V.;
g. Uitvoeringsreglement:
de door het fonds opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen het fonds en de (aangesloten) werkgevers;
h. Uitvoeringsovereenkomst:
de overeenkomst tussen een werkgever en het fonds over de uitvoering van een of meer pensioenovereenkomsten;
i. Belanghebbenden:
de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, overige aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en werkgevers;
j. Onafhankelijk bestuurslid:
de onafhankelijk voorzitter en de uitvoerende bestuursleden van het fonds, zijnde de bestuursleden die niet directe vertegenwoordigers zijn van de belanghebbenden bij het fonds;
k. Locovoorzitter:
een niet uitvoerend bestuurslid die de onafhankelijk voorzitter bij diens afwezigheid vervangt;
l. Vakorganisaties:
de organisaties van werknemers die vertegenwoordigd zijn in het bestuur, zijnde Federatie Nederlandse Vakbeweging en CNV Xxxxxxxxx.xx;
m. Werkgeversbestuursleden: De niet uitvoerende bestuursleden die de werkgeversverenigingen vertegenwoordigen;
n. Werknemersbestuursleden: De niet uitvoerende bestuursleden die de werknemersverenigingen en de pensioengerechtigden vertegenwoordigen.
o. Pensioenreglement(en): door het fonds opgestelde reglement(en) met betrekking tot de verhouding tussen het fonds en de deelnemers, gewezen deelnemers, overige aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden.
p. Sleutelfunctie: een functie als bedoeld in artikel 143a Pensioenwet.
q. Belet: schorsing, ziekte, onbereikbaarheid of een tegenstrijdig belang van een bestuurslid, waarbij voor ziekte en onbereikbaarheid geldt dat er gedurende minimaal vijf dagen geen mogelijkheid van contact heeft bestaan tussen de betreffende bestuurder en het pensioenfonds, tenzij het bestuur in een voorkomend geval een andere termijn vaststelt.
r. Ontstentenis: wanneer een bestuurslid niet langer in functie is, bijvoorbeeld als gevolg van overlijden of het beschikbaar stellen van de functie.
Artikel 3 Naam en zetel
1. De stichting draagt de naam: Stichting Oak Pensioen.
2. De stichting is gevestigd te Amsterdam.
Artikel 4 Doel
1. Het fonds heeft overeenkomstig de bepalingen van deze statuten en de (pensioen-) reglementen van het fonds, uitsluitend ten doel de verzorging van de deelnemers, de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigdendoor middel van pensioen bij ouderdom, langdurige arbeidsongeschiktheid en overlijden.
2. Het fonds tracht dit doel te bereiken door:
a. overeenkomstig de bij pensioenreglementen I en II te stellen regelen uitkeringen toe te kennen bij ouderdom, overlijden en langdurige arbeidsongeschiktheid;
b. andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevorderlijk kunnen zijn.
3. Het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze nota is een omschrijving opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk 6 van de Pensioenwet.
4. Het bestuur van het fonds legt de nota alsmede iedere wijziging daarvan onverwijld over aan De Nederlandsche Bank.
5. Indien De Nederlandsche Bank zulks noodzakelijk acht in het belang van de deelnemers, de gewezen deelnemers, overige aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en werkgevers, gaat het fonds binnen de daarvoor door De Nederlandsche Bank gestelde termijn over tot het overdragen of herverzekeren van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico door het sluiten van overeenkomsten van verzekering met een verzekeraar als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet.
Artikel 5 Vrijwillige aansluiting
Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst met een natuurlijke of rechtspersoon die niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, zoals omschreven in artikel 1 maar die zich op vrijwillige basis bij het fonds wil aansluiten indien:
a. de loonontwikkeling bij deze natuurlijke of rechtspersoon ten minste gelijk is aan de loonontwikkeling die geldt voor werkgevers als bedoeld in artikel 1 en de natuurlijke of rechtspersoon deelneemt in de sociale fondsen die voor die werkgevers actief zijn of zullen zijn; of
b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de natuurlijke of rechtspersoon die zich vrijwillig wil aansluiten en een werkgever als bedoeld in artikel 2 van de wet; of
c. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de natuurlijke of rechtspersoon wel onder de werkingssfeer van het fonds viel; of
d. die op 31 december 2006 al op vrijwillige basis was aangesloten bij het fonds.
Artikel 6 Deelnemers
1. Deelnemer is:
a. de werknemer, die, niet verplicht zijnde tot deelneming in het fonds, ingevolge een met zijn werkgever gesloten uitvoeringsovereenkomst inzake vrijwillige aansluiting door het bestuur als deelnemer is toegelaten;
b. de werknemer, die verplicht is tot deelneming in het fonds krachtens artikel 2 lid 1 van de wet;
c. degene, die deelnemer was als bedoeld onder a of b en de deelneming individueel voortzet.
2. De toelating van een deelnemer als bedoeld in het vorige lid onder a is alleen mogelijk, indien de werkgever voor alle werknemers in zijn dienst, die tot eenzelfde groep behoren toelating verzoekt.
3. Voortzetting van de deelneming als bedoeld in het eerste lid onder c geschiedt op de wijze en onder de voorwaarden als bepaald bij of krachtens het pensioenreglement.
4. De hoedanigheid van deelnemer als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt, wanneer deze zou eindigen of al is geëindigd, behouden respectievelijk herkregen, indien en zolang de premie volgens de bepalingen van het pensioenreglement in verband met zijn arbeidsongeschiktheid geacht wordt voor hem aan het fonds te zijn voldaan.
Artikel 6a Vervallen
Artikel 7 Middelen
1. De geldmiddelen van het fonds bestaan uit:
a. het stichtingskapitaal;
b. ontvangen premies en koopsommen;
c. inkomsten uit beleggingen; en
d. overige baten.
2. De uitgaven van het fonds bestaan uit:
a. uitkeringen aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen;
b. uitvoeringskosten; en
c. andere uitgaven die het bestuur noodzakelijk of wenselijk acht in verband met het doel van het fonds.
3. De bezittingen van het fonds, tezamen met de te verwachten inkomsten, dienen toereikend te zijn ter dekking van de uit de statuten en (het) pensioenreglement(en) voortvloeiende pensioenverplichtingen.
4. De aanspraken die de deelnemers bij beëindiging van de deelname aan (het) pensioenreglement(en) kunnen ontlenen, dienen in elk geval steeds aan het einde van ieder kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig te zijn gefinancierd.
5. Zodra het fonds verplichtingen heeft ten aanzien waarvan het bepaalde in de twee voorgaande leden geen toepassing heeft gevonden doet het bestuur daarvan onverwijld mededeling aan De Nederlandsche Bank.
6. Een eventueel overschot wordt uitsluitend aangewend ten bate van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
Artikel 8 Beleggingen
Het beleggingsbeleid van het fonds is in overeenstemming met de prudent-person-regel.
Artikel 9 Bestuur
1. Het fonds hanteert een omgekeerd gemengd bestuursmodel. Het bestuur van het fonds bestaat uit negen leden, van wie twee uitvoerende en zeven niet uitvoerende bestuursleden.
2. De zeven niet uitvoerende bestuursleden zijn zes bestuursleden die de belanghebbenden vertegenwoordigen en een onafhankelijk voorzitter. De onafhankelijk voorzitter is geen vertegenwoordiger van belanghebbenden bij het fonds.
3. De niet uitvoerende bestuursleden stellen de profielschets van de bestuursleden vast, na het horen van de uitvoerend bestuursleden.
4. De uitvoerende bestuursleden worden benoemd door de niet uitvoerende bestuursleden, na het horen van de uitvoerende bestuursleden.
5. De niet uitvoerende bestuursleden (niet zijnde de onafhankelijk voorzitter) worden voorgedragen als volgt:
a. drie bestuursleden die de werkgeversverenigingen vertegenwoordigen, waarvan
- twee bestuursleden door de Koninklijke CBM, branchevereniging voor interieurbouw en meubelindustrie, gevestigd te Haarlem; en
- een bestuurslid door de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Houtondernemingen, gevestigd te Almere;
b. twee bestuursleden die de werknemersverenigingen vertegenwoordigen, door de vakorganisaties, te weten:
- een bestuurslid door FNV, gevestigd te Utrecht;
- een bestuurslid door CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht;
c. een bestuurslid dat de pensioengerechtigden vertegenwoordigt, door de gekozen vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan.
De verdeling van de zetels van werknemersbestuursleden tussen vertegenwoordigers van de werknemersverenigingen en de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden wordt bepaald met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet.
De verdeling van de werkgeverszetels als vastgelegd onder sub a van dit lid, kan worden gewijzigd, tenzij een of meer van de bestuursleden die zitting hebben in het bestuur namens de werkgeversvereniging waarop de wijziging betrekking heeft, gemotiveerd zijn instemming aan een dergelijke wijziging onthoudt.
De hiervoor bedoelde bestuursleden kunnen hun instemming niet onthouden indien een wijziging van de onderlinge getalsverhoudingen tussen de bij het fonds betrokken werkgeversverenigingen (op basis van de aantallen werknemers) aanleiding geeft tot wijziging van de verdeling van de werkgeverszetels of wanneer de betreffende zetel waaraan een instemmingsrecht verbonden zou zijn, langer dan drie maanden vacant is.
6. De niet uitvoerende bestuursleden, met uitzondering van de onafhankelijk voorzitter, worden benoemd door het bestuur.
7. De onafhankelijk voorzitter wordt benoemd door de overige niet uitvoerende bestuursleden gehoord de uitvoerende bestuursleden.
8. Het niet uitvoerende deel van het bestuur kiest uit zijn midden een locovoorzitter op de wijze zoals opgenomen in het bestuursreglement.
9. De leden van het bestuur hebben zitting voor een tijdvak van vier jaren, doch zijn, op basis van een rooster van aftreden, na afloop van deze periode terstond opnieuw benoembaar. Een bestuurslid kan maximaal drie keer worden herbenoemd, waarbij de totale maximale aaneengesloten zittingsduur twaalf jaar is. Het overschrijden van het aantal herbenoemingen of de maximale aaneengesloten zittingsduur is mogelijk indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de continuïteit in het bestuur.
10. Het bestuurslidmaatschap eindigt:
a. door bedanken;
b. door overlijden;
c. onder curatele stelling in de zin van artikel 1:378 van het Burgerlijk Wetboek;
d. verlies van het vrije beheer of de vrije beschikking over zijn vermogen;
e. door een besluit van het bestuur op een daartoe strekkend met redenen omkleed verzoek van de organisatie(s), welke het lid heeft (hebben) voorgedragen;
f. door een daartoe strekkend besluit als bedoeld in de leden 18 en 19 van dit artikel voor zover deze bepalingen betrekking hebben op ontslag van een bestuurslid;
g. door periodiek aftreden.
11. In het geval van een tussentijdse vacature van een niet uitvoerend bestuurslid wordt de voordragende partij verzocht om een voordracht.
In een tussentijdse vacature van een uitvoerend bestuurslid wordt zo mogelijk binnen 3 maanden na het ontstaan daarvan voorzien door de niet uitvoerende bestuursleden. In een tussentijdse vacature van de onafhankelijk voorzitter wordt zo mogelijk binnen 3 maanden na het ontstaan daarvan voorzien door de niet uitvoerende bestuursleden. Het nieuwe bestuurslid wordt benoemd voor een reguliere zittingstermijn van vier jaren.
12. Vervallen .
13. Het lidmaatschap van het bestuur is niet verenigbaar met dat van het verantwoordingsorgaan.
14. De bestuursleden zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds. Benoeming vindt plaats op basis van het voor het desbetreffende bestuurslid geldende functieprofiel. In het functieprofiel zijn de vereiste deskundigheid en competenties en het benodigde tijdsbeslag vastgelegd. Benoeming vindt niet plaats indien het bestuur van oordeel is dat de kandidaat niet voldoet aan het functieprofiel. In dat geval zal de voordragende partij opnieuw een voordracht doen. Het bestuur respectievelijk de niet uitvoerende bestuursleden legt/leggen de overwegingen vast waarom een kandidaat wordt benoemd. Het voorgaande geldt ook bij herbenoeming van een zittend bestuurslid.
15. Van de bestuursleden staat de betrouwbaarheid buiten twijfel. De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door De Nederlandsche Bank voor de toepassing van de Pensioenwet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid van een van de bestuursleden, stelt het fonds De Nederlandsche Bank daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
16. Het bestuur van het fonds legt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf ter toetsing voor aan De Nederlandsche Bank.
17. Een wijziging als bedoeld in het zestiende lid wordt niet doorgevoerd indien De Nederlandsche Bank binnen zes weken na ontvangst van de melding, of, indien De Nederlandsche Bank om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het fonds bekend maakt dat hij niet met de voorgenomen wijziging instemt.
18. Met inachtneming van het bepaalde in lid 19 van dit artikel, kan een bestuurslid worden geschorst of ontslagen indien het desbetreffende bestuurslid:
a. naar het oordeel van het bestuur disfunctioneert;
b. in gebreke blijft te voldoen aan de aan het bestuurslidmaatschap gestelde verplichtingen of handelt in strijd met de statuten of reglementen van het fonds;
c. frequent en zonder opgave van redenen afwezig is bij een bestuursvergadering;
d. naar het oordeel van het bestuur gedragingen verricht waardoor de goede naam of de belangen van het fonds worden geschaad;
e. een taak of functie uitvoert die niet verenigbaar is met het bestuurslidmaatschap;
f. er naar het oordeel van de (overige) niet uitvoerende bestuursleden een tegenstrijdig belang bestaat tussen het betreffende bestuurslid en het fonds waarbij het betreffende bestuurslid na daartoe te zijn gemaand hierin geen verandering heeft gebracht;
g. naar het schriftelijk oordeel van De Nederlandsche Bank niet voldoet aan de vereisten van betrouwbaarheid en geschiktheid als bedoeld in de Pensioenwet.
Een besluit tot schorsing of ontslag geschiedt door (het deel van) het bestuur dat het bestuurslid had benoemd, schriftelijk met opgave van redenen en is onmiddellijk van kracht.
19. Het bestuurslid over wiens schorsing of ontslag wordt beraadslaagd wordt in de desbetreffende vergadering in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord en zich te verdedigen of te verantwoorden.
Indien het de schorsing of ontslag van een uitvoerend bestuurslid betreft, wordt ook het andere uitvoerende bestuurslid in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
Indien het de schorsing of ontslag van een niet-uitvoerend bestuurslid betreft, met uitzondering van de onafhankelijk voorzitter, wordt ook de onafhankelijk voorzitter in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord.
Indien het de onafhankelijk voorzitter betreft, worden de uitvoerende bestuursleden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
Een besluit tot schorsing of ontslag wordt genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen. Artikel 12 lid 4 is hierbij van toepassing. Indien het besluit de schorsing of ontslag van een niet uitvoerend bestuurslid betreft, wordt de stem van het betreffende bestuurslid buiten beschouwing gelaten
20. Een geschorst bestuurslid kan de aan zijn functie verbonden rechten en bevoegdheden niet uitoefenen. Een schorsingsbesluit eindigt door het verloop van drie maanden. Een schorsingsbesluit kan worden verlengd of wordt gevolgd door een ontslagbesluit.
21. Het bestuur legt een procedure vast voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden.
22. Een bestuurslid wordt niet geschorst of ontslagen wegens het behoorlijk uitoefenen van een sleutelfunctie als bedoeld in artikel 15.
Artikel 10 Bestuursbevoegdheden
1. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, overige aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en werkgevers en zij zorgen ervoor dat deze personen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
2. Het bestuur als geheel is belast met het bepalen van het beleid van het fonds, alsmede met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en reglementen. Het dagelijks beleid van het fonds wordt bepaald door ten minste twee personen uit het bestuur.
3. Het bestuur is bevoegd alle handelingen – daaronder begrepen het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, te verrichten, voor zover daaromtrent bij of krachtens wettelijke voorschriften, respectievelijk bij of krachtens deze statuten niet anders is bepaald.
4. De onafhankelijk voorzitter en een van de uitvoerende bestuursleden vertegenwoordigen het fonds in en buiten rechte. Bij belet of ontstentenis van een van hen vervangt het andere uitvoerende bestuurslid één van hen. De onafhankelijk voorzitter kan ook worden vervangen door de loco-voorzitter.
Bij belet of ontstentenis van alle uitvoerende bestuursleden wordt het fonds vertegenwoordigd door de voorzitter en de locovoorzitter. Bij belet of ontstentenis van alle bovengenoemde personen kan het fonds ook worden vertegenwoordigd door twee bestuursleden gezamenlijk.
5. Onverminderd het bepaalde in artikel 17 kan het bestuur één of meer van zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk mandateren aan een door het fonds aangestelde organisatie. Degene aan wie de bevoegdheden zijn gemandateerd, is voor de uitoefening van die bevoegdheden verantwoording schuldig aan het bestuur.
6. Het bestuur kan functionarissen aanstellen met vertegenwoordigingsbevoegdheid onder toekenning van zodanig titulatuur als het bestuur zal bepalen. De betreffende procuratie moet schriftelijk worden verleend en worden ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel.
6. Ieder bestuurslid is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan indien ten minste één vierde van de bestuursleden het eens is met de aanwezigheid van de deskundige in de bestuursvergadering. De kosten van de deskundige voor het raadplegen of voor het bijwonen van de vergadering komen ten laste van het fonds als dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van de taak van het desbetreffende bestuurslid en het fonds van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld.
7. Het bestuur is bevoegd tot het instellen van portefeuilles, stuur- en werkgroepen.
8. Bij belet of ontstentenis van een of meer uitvoerende bestuursleden zijn de niet-uitvoerende bestuursleden bevoegd een of twee personen aan te wijzen zodat ten minste twee uitvoerende bestuursleden aanwezig zijn om de uitvoerende bestuurstaken waar te nemen totdat de situatie van belet of ontstentenis is geeindigd of tot aanstelling van een bewindvoerder conform artikel 173 Pensioenwet. Indien een niet-uitvoerend bestuurslid op grond van dit artikellid de uitvoerende bestuurstaken waarneemt, is hij/zij gedurende die periode niet bevoegd tot uitoefening van de bevoegdheden die in de statuten specifiek aan de niet-uitvoerende bestuursleden zijn toegekend, met uitzondering van de bevoegdheid tot benoeming van een nieuw uitvorend bestuurslid.
9. Ten minste drie niet-uitvoerende bestuursleden dienen beschikbaar te zijn, waaronder ten minste een van werkgeverszijde en ten minste een van werknemerszijde (waaronder mede begrepen de pensioengerechtigden). Indien hieraan niet wordt voldaan, tracht het bestuur zo spoedig mogelijk te voorzien in de ontstane vacatures, indien noodzakelijk. In geval van belet of ontstentenis van alle niet-uitvoerende bestuursleden dragen de uitvoerende bestuursleden ervoor zorg dat zo spoedig mogelijk een tijdelijk niet-uitvoerend bestuurslid wordt benoemd.
10. In geval van belet of ontstentenis van het gehele bestuur is de auditcommissie bevoegd het bestuur tijdelijk op te dragen aan een of meer natuurlijke personen, al dan niet uit haar midden. De auditcommissie bepaalt in dit geval welke beslissings- en vertegenwoordigingsbevoegdheden de beletfunctionaris toegewezen krijgt. Indien het bestuur aan een lid van de auditcommissie wordt opgedragen, zal dit lid zijn/haar werkzaamheden als lid van de auditcommissie opschorten zolang hij/zij in de hoedanigheid van beletfunctionaris bestuurswerkzaamheden verricht.
11. Gedurende het bestaan van vacatures behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheid, waaronder het nemen van geldige besluiten.
Artikel 11 Taakverdeling binnen het bestuur
1. Bestuur
De verantwoordelijkheid voor het fonds berust bij het bestuur als geheel, ook voor de taken
die uitgevoerd worden door de uitvoerende respectievelijk de niet-uitvoerende bestuurders. Het bestuur bepaalt het beleid.
Het bestuur definieert portefeuilles waaraan portefeuillehouders (uitvoerende en niet- uitvoerende bestuursleden) zijn gekoppeld.
Het bestuur mandateert een uitvoerend bestuurslid bevoegdheden inzake onderwerpen die tot zijn taken behoren. Mandatering wordt schriftelijk vastgelegd.
2. Uitvoerende bestuursleden
De uitvoerende bestuursleden zijn verantwoordelijk voor de beleidsvoorbereiding en dragen zorg voor de uitvoering van het beleid en de werkzaamheden door of namens het fonds ten aanzien van de aan hen toegewezen aandachtsgebieden.
De uitvoerende bestuursleden leggen verantwoording af aan de niet-uitvoerende bestuurders.
3. Niet-uitvoerend deel van het bestuur
De niet uitvoerende bestuursleden houden toezicht op:
a. de uitvoering van het beleid van het bestuur;
b. de algemene gang van zaken in het fonds.
De niet uitvoerende bestuursleden zien ten minste toe op:
a. adequate risicobeheersing door het bestuur;
b. evenwichtige belangenafweging door het bestuur.
De niet uitvoerende bestuursleden staan de uitvoerende bestuursleden met raad ter zijde.
De niet uitvoerende bestuursleden leggen verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan, de werkgever en in het bestuursverslag.
4. Onafhankelijk voorzitter
De onafhankelijk voorzitter ziet toe op een goede samenstelling en het functioneren van het bestuur en is namens het bestuur eerste aanspreekpunt voor het verantwoordingsorgaan en over het functioneren van het bestuur.
De onafhankelijk voorzitter bepaalt de agenda van de overleggen van het bestuur en het niet uitvoerend deel van het bestuur. Bij ontstentenis of belet van de onafhankelijk voorzitter treedt de loco-voorzitter als diens plaatsvervanger op. Bij belet of ontstentenis van de loco- voorzitter vervangt een van de niet-uitvoerende bestuursleden de voorzitter.
5. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de taken, bevoegdheden en werkwijze van de bestuursleden wordt vastgelegd.
7. Het bestuur kan bepalen dat een calamiteitenplan of een noodprocedure van toepassing is. In deze situaties heeft het aangewezen crisisteam mandaat om unaniem besluiten te nemen die afwijken van het beleid van het pensioenfonds, indien en voor zover er sprake is van een acute inbreuk op een beheerste en integere bedrijfsvoering en onder de voorwaarden als opgenomen in het calamiteitenplan of de noodprocedure. De gemandateerde bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur. De besluiten worden tijdens de volgende bestuursvergadering bekrachtigd.
Artikel 12 Bestuursvergaderingen
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de onafhankelijk voorzitter of twee andere bestuursleden zulks wenselijk achten, doch ten minste eenmaal per kwartaal.
2. Geldige besluiten kunnen, tenzij de statuten of de reglementen daaromtrent anders bepalen, door het bestuur slechts worden genomen in vergaderingen, waarin ten minste vijf (5) bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn waaronder een werkgeversbestuurslid, een werknemersbestuurslid, de onafhankelijk voorzitter en een uitvoerend bestuurslid. Bij belet of ontstentenis van de onafhankelijk voorzitter, moet de locovoorzitter aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Onder aanwezig wordt verstaan: fysiek dan wel per telefoon- en of videoverbinding. Als aanwezig geldt ook een bestuurslid dat een ander bestuurslid schriftelijk heeft gemachtigd namens hem of haar een stem uit te brengen.
3. Zijn tijdens de vergadering minder bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd als bedoeld in het voorgaande lid dan wordt binnen veertien dagen een nieuwe vergadering bijeengeroepen, waarin over onderwerpen van de agenda van de eerste vergadering rechtsgeldig kan worden besloten ongeacht het aantal ter tweede vergadering aanwezige of vertegenwoordigde bestuursleden. Dit wordt in de oproeping van de tweede vergadering vermeld.
4. Ter vergadering brengen de aanwezige werkgeversbestuursleden gezamenlijk evenveel stemmen uit als de aanwezige werknemersbestuursleden gezamenlijk uitbrengen. De aanwezige werknemersbestuursleden, brengen gezamenlijk zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal aanwezige werkgeversbestuursleden. De stem van een vertegenwoordigd bestuurslid telt mee bij zijn eigen geleding.
5. Alle besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen van de aanwezige bestuursleden, tenzij elders in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen zijn ongeldig.
6. Geldige besluiten van het niet-uitvoerende deel van het bestuur kunnen, tenzij de statuten of de reglementen daaromtrent anders bepalen, slechts worden genomen in vergaderingen waarin ten minste de helft plus een van de feitelijke niet uitvoerende bestuursleden aanwezig zijn, waaronder een werkgeversbestuurslid en een werknemersbestuurslid en de onafhankelijk voorzitter of bij diens ontstentenis de locovoorzitter.
Onder aanwezig wordt verstaan: fysiek dan wel per telefoon- en of videoverbinding. Als aanwezig geldt ook een niet uitvoerend bestuurslid dat een ander niet uitvoerend bestuurslid schriftelijk heeft gemachtigd namens hem of haar een stem uit te brengen.
De leden 3, 4, 5 en 7 van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing.
7. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen via schriftelijke of elektronische voorlegging aan alle bestuursleden, waarbij ieder bestuurslid de gelegenheid krijgt zich schriftelijk of elektronisch over de desbetreffende voorstellen uit te spreken. Het besluit wordt genomen met volstrekte meerderheid van het feitelijke aantal bestuursleden. Ieder bestuurslid kan aangeven dat het voorstel moet worden aangehouden tot de volgende vergadering. De betreffende beslissing dient leesbaar en reproduceerbaar te zijn. Van aldus genomen besluiten wordt aantekening gehouden in de notulen van de daaropvolgende vergadering.
8. Een bestuurslid neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van het fonds of van de belanghebbenden als bedoeld in artikel 10 lid 1. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit alsnog genomen door het bestuur onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.
Artikel 13 Vergoeding
1. Het bestuur stelt een vergoedingsregeling voor de leden van het bestuur, de auditcommissie en het verantwoordingsorgaan vast na ingewonnen advies van het verantwoordingsorgaan. De vergoeding voor de uitvoerende bestuursleden wordt bepaald door het niet uitvoerende deel van het bestuur. De uitvoerende bestuursleden nemen niet deel aan de besluitvorming over het vaststellen van hun beloning.
2. De vergoeding staat in redelijke verhouding tot de gedragen verantwoordelijkheid, de aan de functie gestelde eisen en het tijdsbeslag zoals vastgelegd in het functieprofiel.
3. De vergoedingsregeling wordt schriftelijk vastgelegd.
4. Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, worden aan (voormalige) leden van de fondsorganen vergoed:
a. De redelijke kosten van het voeren van verdediging tegen aanspraken wegens een handelen of nalaten in de uitoefening van hun functie bij het fonds;
b. Eventuele schadevergoedingen of boetes die zij verschuldigd zijn wegens een handelen of nalaten in de uitoefening van hun functie bij het fonds;
c. De redelijke kosten van het optreden in andere rechtsgedingen waarin zij als (voormalig) lid van een fondsorgaan zijn betrokken met uitzondering van de gedingen waarin zij in hoofdzaak een eigen vordering geldend maken.
5. Een betrokkene heeft geen aanspraak op de vergoeding als hiervoor bedoeld indien en voor zover
a. Door de rechter bij gewijsde is vastgesteld dat het handelen of nalaten kan worden gekenschetst als opzettelijk, bewust of roekeloos of ernstig verwijtbaar, tenzij uit de wet anders voortvloeit of zulks in de gegevens omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn; of
b. De kosten of het vermogensverlies van de betrokkene is gedekt door een verzekering en de verzekeraar deze kosten of dit vermogensverlies heeft uitbetaald.
6. Het bestuur kan ten behoeve van betrokkenen verzekeringen tegen aansprakelijkheid sluiten.
Artikel 14 Auditcommissie
1. De niet uitvoerende bestuursleden stellen een auditcommissie bedrijfseconomische aspecten en risicobeheer in.
2. De auditcommissie is in ieder geval belast met toezicht op:
a. de risicobeheersing;
b. het beleggingsbeleid;
c. de financiële informatieverschaffing door het fonds.
3. Het bestuur stelt een reglement vast waarin - onder andere - de samenstelling, taken, bevoegdheden en werkwijze van de leden van de auditcommissie wordt vastgelegd.
Artikel 15 Sleutelfuncties
1. Het fonds stelt de volgende sleutelfuncties in: een risicobeheerfunctie, interne auditfunctie en actuariële functie. Hierbij kan het fonds onderscheid maken tussen de houder en de vervuller(s) van een sleutelfunctie. De invulling van de sleutelfuncties, de taken en verantwoordelijkheden behorende bij de afzonderlijke functies, de escalatielijnen en de wijze waarop de rapportages plaatsvinden, worden vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds.
2. Sleutelfunctiehouders verrichten hun taken op een objectieve, eerlijke en onafhankelijke manier. Zij zijn geschikt voor hun functie en hun betrouwbaarheid staat buiten twijfel. De sleutelfunctiehouder wordt uit zijn taak ontheven als de sleutelfunctiehouder niet meer voldoet aan de geschiktheids- en betrouwbaarheidseisen.
3. De sleutelfunctiehouder wordt niet uit zijn functie ontheven vanwege de behoorlijke uitoefening van de sleutelfunctie.
Artikel 16 Verantwoordingsorgaan
1. Het verantwoordingsorgaan van het fonds bestaat uit negen (9) leden. In de periode 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2022 bestaat het verantwoordingsorgaan uit 15 leden.
2. Het verantwoordingsorgaan is samengesteld als volgt:
a. zes leden vertegenwoordigen de deelnemers en de pensioengerechtigden;
b. drie leden vertegenwoordigen de werkgevers.
Voor de periode 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2022 zijn er tien vertegenwoordigers van deelnemers en pensioengerechtigden respectievelijk vijf vertegenwoordigers van werkgevers.
3. In het verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden die een ouderdomspensioen of partnerpensioen van het fonds ontvangen evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. De leden van het verantwoordingsorgaan vormen een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling van de betreffende geleding.
4. Het verantwoordingsorgaan stelt een profielschets vast voor de leden van het verantwoordingsorgaan, na goedkeuring daarvan door het bestuur en gehoord de onafhankelijk voorzitter.
5. De vakorganisaties dragen de leden voor die de deelnemers vertegenwoordigen, evenredig aan hun ledenaantallen onder de deelnemers van het fonds. Benoeming geschiedt door het bestuur na toetsing van de kandidaat aan de profielschets. Indien het bestuur een verzoek doet tot voordracht van een kandidaat en er is geen voordracht binnen een redelijke termijn, dan is het bestuur bevoegd te bezien of invulling op een andere wijze mogelijk is, een en ander in overleg met het verantwoordingsorgaan en binnen de wettelijke kaders.
6. De leden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen, worden gekozen door en uit de pensioengerechtigden en worden benoemd door het bestuur na goedkeuring van de niet- uitvoerend bestuursleden. Voor de periode van 1 januari 2020 tot 1 juli 2026 wordt een van de leden namens pensioengerechtigden gekozen door de pensioengerechtigden van de houthandel.
7. De in artikel 9, vijfde lid sub a, onder 1 genoemde werkgeversorganisatie draagt twee leden voor die de werkgevers vertegenwoordigen. De werkgeversorganisatie genoemd in artikel 9, vijfde lid sub a, onder 2, draagt een lid voor dat de werkgevers vertegenwoordigt. Benoeming geschiedt door het bestuur na toetsing van de kandidaat aan de profielschets. Voor de periode 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2022 draagt de werkgeversorganisatie genoemd in artikel 9, vijfde lid sub a vier leden voor en de werkgeversorganisatie genoemd in artikel 9, vijfde lid sub a, onder 2. draagt een lid voor dat de werkgevers vertegenwoordigt.
8. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur.
9. Met inachtneming van het bepaalde in lid 10 van dit artikel, kan een lid van het verantwoordingsorgaan worden geschorst of ontslagen indien het desbetreffende lid:
a. naar het oordeel van het verantwoordingsorgaan disfunctioneert;
b. in gebreke blijft te voldoen aan de aan het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan gestelde verplichtingen of handelt in strijd met de statuten of reglementen van het fonds;
c. frequent en zonder opgave van redenen afwezig is bij een vergadering;
d. naar het oordeel van het verantwoordingsorgaan gedragingen verricht waardoor de goede naam of de belangen van het fonds worden geschaad;
e. een taak of functie uitvoert die niet verenigbaar is met het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan; of
f. er naar het oordeel van de (overige) niet uitvoerende bestuursleden een tegenstrijdig belang bestaat tussen het betreffende lid van het verantwoordingsorgaan en het fonds waarbij het betreffende lid na daartoe te zijn gemaand hierin geen verandering heeft gebracht.
10. Een besluit tot schorsing of ontslag geschiedt door het verantwoordingsorgaan, na het horen van de niet uitvoerende bestuursleden en is onmiddellijk van kracht.
11. Het lid van het verantwoordingsorgaan over wiens schorsing of ontslag wordt beraadslaagd wordt in de desbetreffende vergadering in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord en zich te verdedigen of te verantwoorden.
Een besluit tot schorsing of ontslag wordt genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen. De stem van het betreffende lid wordt buiten beschouwing gelaten.
12. Een geschorst lid van het verantwoordingsorgaan kan de aan zijn functie verbonden rechten en bevoegdheden niet uitoefenen. Een schorsingsbesluit eindigt door het verloop van drie maanden. Een schorsingsbesluit kan worden verlengd of wordt gevolgd door een ontslagbesluit.
13. Het bestuur kan overgaan tot ontslag van een lid van het verantwoordingsorgaan in de volgende gevallen:
a. Het betreffende lid ontvangt geen verklaring omtrent gedrag meer die relevant is voor financiële instellingen terwijl het fonds dit vraagt van leden van het verantwoordingsorgaan;
b. Het betreffende lid heeft de gedragscode en/of de integriteitregeling van het fonds overtreden;
c. Om andere zwaarwegende redenen die erom vraagt dat de benoeming eindigt.
14. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan eindigt bovendien:
a. door bedanken;
b. door overlijden;
c. bij onder curatele stelling in de zin van artikel 1:378 van het Burgerlijk Wetboek;
d. bij verlies van het vrije beheer of de vrije beschikking over zijn vermogen;
e. voor zover van toepassing, wanneer het betreffende lid niet meer de kwalificatie bezit die bij benoeming werd gevraagd (actieve deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde); en
f. bij het einde van de zittingstermijn.
15. Het bestuur (of een afvaardiging daarvan) en het verantwoordingsorgaan komen ten minste tweemaal per jaar in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het bestuur of het verantwoordingsorgaan overleg wenselijk acht.
16. Het bestuur verstrekt aan het verantwoordingsorgaan tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
17. De leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen voor het bijwonen van vergaderingen of daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten een vergoeding conform de vergoedingsregeling van het fonds.
18. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de bevoegdheden en de werkwijze van het verantwoordingsorgaan worden vastgelegd. Het reglement bevat onder meer bepalingen over:
a. de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen van het verantwoordingsorgaan worden bijeengeroepen;
b. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan in en buiten de vergaderingen besluiten neemt;
c. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan tot een oordeel komt dan wel adviezen samenstelt en dit oordeel dan wel deze adviezen aan het bestuur ter kennis brengt.
Het verantwoordingsorgaan is verplicht zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het reglement.
Daarnaast stelt het bestuur een verkiezingsreglement vast met de procedure in geval van verkiezing van de leden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen.
19. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst.
20. Het verantwoordingsorgaan is bevoegd het bestuur te adviseren overeenkomstig het bepaalde in het reglement van het verantwoordingsorgaan.
Artikel 17 Uitbesteding
Het bestuur kan besluiten om werkzaamheden uit te besteden met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet.
Artikel 18 Boekjaar
Het boekjaar van het fonds loopt van 1 januari tot en met 31 december.
Artikel 19 Rekening en verantwoording van het bestuur
1. Het bestuur stelt jaarlijks na afloop van het boekjaar een door de accountant gecontroleerde jaarrekening, een bestuursverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar vast. Hierin dient een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds te worden gegeven.
2. Het bestuur van het fonds legt aan De Nederlandsche Bank jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening, het bestuursverslag en de overige gegevens over het verstreken boekjaar over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds gegeven wordt en waaruit ten genoegen van De Nederlandsche Bank blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet en dat de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden.
3. Het bestuur van een fonds legt aan De Nederlandsche Bank bovendien jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag betreffende het fonds over, voorzien van de verklaring van een waarmerkend actuaris.
4. Het bestuur draagt zorg, dat de inhoud van het verslag, eventueel in beknopte vorm, ter kennis wordt gebracht van de deelnemers en van de aangesloten werkgevers.
Artikel 20 Wijziging van de statuten
1. De statuten kunnen worden gewijzigd bij een besluit van het bestuur.
2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid slechts worden genomen met tenminste drie vierde van de geldig uitgebrachte stemmen.
3. Een wijziging van de statuten is eerst van kracht na het passeren van de notariële akte. Ieder bestuurslid is bevoegd tot het doen verlijden van de akte van statutenwijziging.
Artikel 21 Klachten- en geschillenprocedure
Het fonds kent een klachten- en geschillenprocedure die schriftelijk is vastgelegd en wordt vastgesteld en gewijzigd door het bestuur nadat hierover advies is ingewonnen bij het verantwoordingsorgaan.
Artikel 22 Ontbinding en liquidatie van het fonds
1. Het fonds kan worden ontbonden bij een besluit van het bestuur. Een besluit tot ontbinding van het fonds kan slechts genomen worden in een uitdrukkelijk daartoe bijeengeroepen vergadering. Het bepaalde in artikel 20 tweede lid is van toepassing.
2. Het bestuur treedt op als vereffenaar.
3. Een eventueel overschot wordt uitsluitend aangewend ten bate van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
Bij een eventueel tekort worden alle rechten naar evenredigheid verlaagd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet.
4. De slotrekening van de vereffening wordt ter kennisgeving gestuurd naar de in artikel 9, zevende lid 7 sub a genoemde werkgeversorganisatie en de vakorganisaties .
Artikel 23 Onvoorzien
In alle gevallen waarin deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.
Artikel 24 Inwerkingtreding
Deze statuten zijn in werking getreden op negentwintig december netentienhonderdvierenvijftig en zijn laatstelijk gewijzigd bij akte op [ ].