Arbeidsvoorwaardenregeling voor Kerkelijk Werkers 201 3/2014, versie 2014, uitgave december 201 3 1
Arbeidsvoorwaardenregeling Kerkelijk Werkers 2013/2014
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Arbeidsvoorwaardenregeling voor Kerkelijk Werkers 201 3/2014, versie 2014, uitgave december 201 3 1
(versie 201 4, uitgave december 2013)
Inhoud
Gezamenlijke overeenstemming 3
Artikel 1: Begripsbepalingen 3
Artikel 2: Algemene bepalingen 3
Artikel 3: Arbeidsovereenkomst/aans telling 3
Artikel 4: Einde arbeidsovereenkomst 4
Artikel 8: Verlof voor deskundigheidsbevordering 6
Artikel 10: Kosten voortvloeiend uit de functie 7
Artikel 11: Vakant ietoeslag 7
Artikel 13: Verhuiskosten of woon -werk vergoeding 7
Artikel 14: Pensioenvoorziening 8
Artikel 15: Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 0
Artikel 16: Uitkering bij overlijde n 9
Artikel 17: Spaarloonregeling/ levensloopregeling 9
Bijlage 1: Uitgangspunten PGGM -pensioenregeling 11
Bijlage 2: Salarisschalen Kerkelijk Werkers per 1 januari 2013 12
Bijlage 3: Reglement levensloopregeling ten behoeve van kerkelijk werkers 13
Bijlage 4: Functiepr ofiel Kerkelijk Werker 16
Bijlage 5: Formulier functioneringsgesprek met de Kerkelijk Werker 19
Bijlage 5a: Formulier Evaluatie gesprek Kerkelijk Werker bij vertrek 23
Bijlage 6: I nrichting arbeidsuren ten behoeve van toepassing jaarurenmodel 25
De ze wijzigingen zijn tot stand gekomen na overleg en in overeenstemming met een
vertegenwoordiging van het Landelijk Platform Kerkelijk Werkers (LPKW) ( X.Xxxxx r en X. Xxxxxxxx ) en het Steunpunt Kerk en werk (S. xxx Xxxxxx en X. Xxxxxxxx ). In 2012 is wederom aan di t overleg op een constructieve wijze inhoud gegeven met dit jaar speciale aandacht voor een benchmark van alle beloningscomponenten . Gezien de geringe verschillen met PKN en de cao Zorg & Welzijn alsmede de huidige economische omstandigheden is gezamenlijk overeen gekomen geen aanpassingen te doen in de huidige beloningsstructuur . De inhoudelijke wijzigingen zijn formeel door de kerken (als lid
van Steunpunt Kerk en werk ) goedgekeurd in de Algemene Vergadering d.d. 14 november 20 12.
De mutaties t en opzichte van de regeling 20 12 zijn samengevat:
- Indexatie salarissen vindt volgens de gebruikelijke CBS -methodiek plaats. Het % per 1 januari 2013 bedraagt 1.9%. Per 1 januari 201 4 worden de salarissen niet verhoogd.
- Looptijd van twee jaar ( 2013 & 2014).
- Tekstuele aanpassing en:
o Aanpassing aan wettelijke ingangsdatum pensioenleeftijd.
o Het registeren van uren en compenseren van overuren middels het jaarurenmodel (gelijk aan de kostersmethodiek).
o Verplichte opname van wettelijke vakantiedagen binnen 6 maanden in het volgende kalenderjaar.
a. | werkgever : | De raad van de Gereformeerde kerk te r plaatse. |
b. | werknemer : | Xxxxxx met wie een arbeidsovereenkomst is gesloten in de zin van het |
Burgerlijk Wetboek en die werkzaamheden verricht overeenkom stig de in de | ||
bijlage ge noemde functieomschrijvin gen. |
Artikel 2 : Algemene bepalingen
1. De werkgever is verplicht al datgene te doen en na te laten wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen of na te laten.
2. De werknemer is verpl icht de overeengekomen werkzaamhe den naar zijn beste vermogen te verrichten en al datgene te doen en na te laten wat een goed werknemer in gelijke omstandig - heden behoort te doen of na te laten.
3. a. De werknemer met een volledig dienstverband aanvaardt geen bezoldigde nevenwerk - zaamheden zonder voorafgaande toestemming van de werkge ver.
b. De werknemer met een gedeeltelijk dienstverband zal naast zijn werkzaam heden geen werkzaam heden verrichten, die in strijd kunnen zijn met zijn pastoraal werk.
4. In bijzondere omstandigheden is de medewerker, nadat met hem daarover overleg is gepleegd, verplicht binnen de kaders van dit dienstverband tijdelijk andere werkzaamheden te verrichten passend bij de competenties van de werknemer.
5. De werknemer is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem uit hoofde van zijn functie ter kennis is gekomen, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt of hem uitdrukkelijk is opgelegd. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van het dienstverband.
Artikel 3 : Arbeidsovereenkomst/aanstelling
1. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan en gewijzigd; de werkge ver draagt zorg voor het opstellen van een arbeidsovereenkomst, zoals deze verkrijgbaar is bij Steunpunt Kerken werk en c gmv .
2. De arbeidsovereen komst vermeldt of de dienstbetrekking voor bepaalde of voor onbepaalde tijd is aangegaan.
3. De arbeidsovereenkomst wordt bij voorkeur voor onbepaalde tijd voortgezet.
De arbeidsovereenkomst wordt voor bepaalde tijd aangegaan indien er sprake is van
verva nging dan wel van werkzaamheden van tijdelijke aard. De mogelijkheid bestaat een tijdelijk dienstverband maximaal twee maal te verlengen waarbij aangemerkt dat het totaal aan tijdelijke contracten niet meer dan drie jaar mag voortduren. Bij verlenging daar op volgend, is wettelijk sprake van een vast dienstverband.
4. Indien een dienstbetrekking voor bepaalde tijd na de overeengekomen termijn nog voortduurt, wordt geacht dat de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd is aangegaan.
5. Bij het aangaan van de ar beidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan een proeftijd van maximaal 2 maanden worden overeengekomen overeenkomstig artikel 7:652 BW.
6. Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan overeenkomstig artikel 7:652 BW een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste:
a. één maand, indien de overeenkomst is aangegaan voor korter dan twee jaren;
b. twee maanden, indien de overeenkomst is aangegaan voor twee jaren of langer.
7. De werknemer ontvangt van de werkgever bij aanstelling een s chriftelijke arbeidsovereen komst, volgens het model dat bij deze arbeidsvoorwaardenre geling behoort.
Artikel 4 : Einde arbeidsovereenkomst
1. Naast de gevallen zoals genoemd in artikel 7:674 BW (overlijden van de werknemer), 7:676 BW (beëindiging wegens proeftijd), 7:677 BW(ontslag op staand e voet), 7:678 BW (dringende reden voor de werkgever), 7:679 BW (dringende reden voor de werknemer), 7:685 BW en 7:686 BW (ontbinding wegens gewichtig e reden dan wel wanprestatie) , eindigt de arbeidsovereenkomst in de vol gende gevallen:
a. Met wederzijds goedvinden op het door werkgever en werknemer overeengekomen tijdstip.
b. Door het verstrijken van de termijn, waar voor de arbeidsovereenkomst is aangegaan.
c. Door schriftelijke opzegging met inachtneming van het bepa al de in lid 2 van dit artikel.
d. Met ingang van de dag exact één maand nadat de werknemer de leeftijd van 65 ja ar bereikt *).
2. a. Opzegging van een arbeidsovereenkomst geschiedt met inachtneming van de termijnen zoals genoemd in artikel 7:672 BW.
b. Opzegging geschiedt schriftelijk en met inachtneming van de opzegtermijnen tegen het einde van de maand.
*) De overheid verhoogt per 2013 de AOW leeftijd jaar lijksmet één maand. .
1. De werktijden van de werknemer worden in overleg met de werknemer door de werkgever vastge steld.
2. De normale arbeidsduur en werktijden voor de werknemer bij een volledige werktijd worden bepaald op gemiddeld 38 uur per week.
3. Bij het vaststellen van het werkrooster door werkgever en werkne mer wordt rekening gehouden met het gegeven uit de arbeidstijdenwet 2007 dat er per week tenminste 36 uur aaneengesloten rust moet worden genoten en per dag 11 uur per 24 uur. Daarnaast mag er niet meer dan 60 uur per week gewerkt worden (maximaal gemiddel d 55 uur/week per 4 weken en maximaal
gemiddeld 48 uur/week per 16 weken).
5. Bij een niet -volledige dienstbetrekking wordt de werktijd vastgesteld naar evenredigheid van de in lid 1 genoemde arbeidsduur.
6. Bij voortdurende overschrijding van de overeenge komen werktijd wordt deze, indien die minder dan 38 uur per week bedraagt, tot het gemiddeld voorkomend aantal uren verhoogd.
7. De spelregels omtrent de inzet van personeel binnen de organisatie van de werkgever is
vastgelegd in de regeling jaarurenmodel . Deze regeling maakt onderdeel uit van deze AVR en is opgenomen als bijlage 6.
1. De werknemer heeft jaarlijks, met behoud van salaris, recht op:
a. Per kalenderjaar bedraagt de vakantie 182,4 uren ( 24 werkdagen bij een fulltime di enstverband van 38 uur per week , pro rato bij parttime );
b. bij het bereiken van de leeftijd van 30 jaar 7,6 uren ( 1 werkdag) ;
bij het bereiken van de leeftijd van 40 jaar 15,2 uren ( 2 werkdagen);
bij het bereiken van de leeftijd van 45 jaar 22,8 uren (3 werkdagen); bij het bereiken van de leeftijd van 50 jaar 30,4 uren (4 werkdagen) ;
bij het bereiken van de leeftijd van 55 jaar 38 uren (5 werkdagen); bij het bereiken van de leeftijd van 60 jaar 45,6 uren (6 werkdagen).
De leeftijd genoem d in bovenstaande tabel is de leeftijd die de werkne mer in het betrokken kalenderjaar bereikt.
2. Een werknemer die in de loop van het kalenderjaar in dienst is getreden heeft voor dat jaar recht op een evenredig deel van het hierboven genoemde a antal va kantiedagen.
3. Een werknemer, die in de loop van het kalenderjaar uit dienst treedt, heeft voor dat jaar recht op een evenredig deel van het voor hem geldende aantal vakantie dagen, waarbij een tegoed van minder dan een halve dag wordt afgerond op een halve dag en van meer dan een halve
dag op een hele dag. Een eventueel tegoed aan dagen bij de beëindiging van het dienstver - band kan in geld worden uitbetaald. Eventueel teveel genoten vakantie wordt met het salaris
verrekend.
4. De in enig kalend erjaar niet opgenomen vakantiedagen dienen in het volgende kalenderjaar binnen zes maanden te worden opgenomen. De wettelijke vakantiedagen (4 maal de weekomvang) verjaren na een half jaar volgend op het kalenderjaar waarin de rechten zijn ontstaan. De bov enwettelijke vakantiedagen verjaren na verloop van vijf jaar volgend op het kalenderjaar waarin ze zijn ontstaan.
5. Het vakantietijdvak, vakantiedagen en eventuele tijd -voor - tijduren dienen door de werknemer tijdig in overleg met en onder goedkeu ring v an de werkge ver te worden bepaald. De werknemer heeft recht, voor zover de aanspraak daartoe toereikend is, op twee weken aaneengesloten vakantie.
6. Voor zover een werknemer zijn vastgestelde vakantie wegens arbeidsongeschiktheid niet kan opnemen, beho udt hij zijn vakantie -aanspraken. In dat geval wordt de vakantie na herstel van de werknemer in overleg tussen hem en de werkgever (opnieuw) vastgesteld. Indien de arbeidsongeschiktheid optreedt tijdens de reeds ingegane vakantie, wordt het niet -genoten de el van de vakantie van de werknemer eveneens opgeschort, onder de voorwaarde, dat de arbeidsongeschiktheid zo spoedig mogelijk bij de werkgever wordt gemeld en dat ten bewijze
van de arbeidsongeschiktheid een verklaring van een geneeskundige wordt overlegd .
7. Bij langdurige arbeidsongeschiktheid vindt de opbouw van vakantiedagen plaats uitsluitend over de laatste 6 maanden van de arbeidsongeschiktheid.
Onverminderd het bepaalde in artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek wordt in de volg ende gevallen extra verlof met behoud van salaris gegeven:
1. Bij ondertrouw van de werknemer 1 dag.
2. Bij huwelijk van de werknemer 4 dagen.
3. Bij huwelijk van één der kinderen, stief - of pleegkinderen, broers en zusters, ouders en grootouders van de we rknemer of van de echtge noot 1 dag, mits de plechtigheid wordt bijgewoond.
4. Bij gezinsuitbreiding van de werknemer 2 dagen.
5. Bij overlijden van de echtgenoot of van een inwonend kind (daar onder begrepen een stief - of pleegkind) 5 dagen.
6. Bij het overlijden van één der niet -inwonende kinderen (daaronder begrepen een stief - of pleegkind), broers en zusters, ouders en grootouders, van de werknemer of van de echtgenoot 1
dag en voor het bijwonen van de begrafe nis een tweede dag.
Indien de werknem er is aangewezen de begrafenis te regelen de tijd die daarvoor nodig is maximaal vanaf de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafe nis.
7. Bij ernstige ziekte van de echtgenoot voor de tijd door de werkgever vast te stellen.
8. Bij 25- of 40 -jarig dienst - of huwelijksjubileum 2 dagen.
9. Bij 25-jarig, 40 -jarig en 50 -jarig huwelijksjubileum van grootouders, (schoon )ouders en kinderen 1 dag.
10. Bij verhuizing bij indiensttreding of wanneer het dienstbelang dit met zich meebrengt 2 dagen.
11. In andere bijzondere gevallen voor de tijd door de werkgever vast te stellen.
Artikel 8 : Verlof voor deskundigheidsbevordering
8a: Verlof in het kader van deskundigheidsbevordering
Onder deskundigheidsbevordering worden die activiteiten bedoeld die in het be lang van de ontwikkeling van de deskundigheid van de Kerkelijk Werker worden aangeboden en direct verband houden met de functieomschrijving van de werknemer.
1. In het kader van deskundigheidsbevordering kan de werknemer aanspraak maken op verlof met beho ud van salaris:
a. voor het volgen van bijeenkomsten in het kader van deskundigheidsbevordering, welke in het opdracht van de werkgever plaatsvinden: de voor het bijwonen van de lessen benodigde
tijd;
b. voor het volgen van bijeenkomsten in het kader van d eskundigheidsbevordering op initiatief van de werknemer, welke door de werkgever in het belang van de ten behoeve van de kerk
te verrichten arbeid worden geacht: tenmin ste de helft van de voor het bijwonen van de lessen benodigde tijd;
c. voor het aflegge n van een examen ter verkrijging van een diploma, waar van het bezit door de werkgever in het belang van de kerk wordt geacht: de voor dit examen benodig de tijd;
d. voor het bijwonen van landelijke vergaderingen van vak - of beroepsorgani saties: ten hoog ste 2 dagen per jaar.
Voor deeltijdsituaties is genoemde tijd in lid a t/m d naar rato van het dienstverband tenzij dit tot onredelijke situaties leidt.
8b: Buitengewoon verlof
2. Buitengewoon verlof kan de werknemer op zijn verzoek door de werkgever worde n verleend, al of niet met behoud van geheel of gedeeltelijk salaris en al of niet onder bepaalde nader vast te
stellen voor waarden. Dit in overeenstemming met het hetgeen in artikel 7, lid 11 is bepaald.
1. Het salaris wordt vastgest eld overeenkomstig de salarisschalen en functieomschrijvingen die als bijlage bij de arbeidsvoorwaardenregeling zijn opgenomen. Bij een parttime dienstverband zal
het salaris naar evenredigheid worden bere kend.
2. Het salaris wordt per maand uitbetaald me t dien verstande dat de werknemer uiterlijk de laatste werkdag van de maand hierover kan beschikken.
3. Op het brutosalaris worden de wettelijk voorgeschreven bedragen in mindering gebracht, alsmede het werknemersaand eel in de maandelijkse pensioen premie.
4. Aan de werknemer zal maandelijks een schriftelijke specificatie worden verstrekt van het brutosalaris en de hierop verrichte inhoudin gen.
Artikel 10 : Kosten voortvloeiend uit de functie
1. Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever in het kade r van zijn werkzaamheden reis - en verblijfkosten ter zake van dienstreizen moet maken, worden deze kosten vergoed overeen - komstig de volgende richtlijnen:
a. Reiskosten:
- de werkelijk gemaakte kosten voor openbaar vervoer(2e klasse);
- indien de werk nemer met toestemming van de werkgever van een eigen auto
gebruik maakt, een vergoeding ter hoogte van ½ 35 S H U N L O R P H W H U R Q E H O D V W16 bHelQast)½.
b. Verblijfkosten:
- de naar redelijkheid noodzakelijk gemaakte kosten.
2. Indien de wer kgever het noodzakelijk acht voor de goede uitoefening van de functie zullen de werkelijke kosten voor een (mobiele)telefoon en/of internetverbinding vergoed worden. De werknemer komt hierbij in aanmerking voor:
a. H H Q W H O H I R R Q * 6 0 Y H U J R H G L4Q0,=J pYerDmQaanPd D([teLnPzijDdeDpOrakt½ijk een hogere vergoeding rechtvaardigt).
19Z D D U Y D Q
b. H H Q $ ' 6 / Y H U J R H G L Q J Y D Q P D [ L P D D. O ½ S H U P D D Q G De beide bedragen zijn gebaseerd op een fulltime dienstverband. Voor parttimers gelden
de beide vergoedingen naar rato van het d ienstverband.
3. ' H Z H U N Q H P H U R Q W Y D Q J W M D D X X X X X X X X X X X [ L P D O H Y H U J R H G L Q J Y kosten voor vakliteratuur, representatie en administratie. Dit bedrag is gebaseerd op een
fulltime dienstverband. Voor parttimers is dit naar rato v an het dienstverband tenzij dit tot onredelijke situaties leidt.
1. De werknemer ontvangt jaarlijks in de maand mei een vakantietoeslag ter hoogte van 8% van het genoten jaarsalaris over de periode 1 mei t/m 30 april voorafgaa nd aan de maand van uitbeta ling.
2. Indien het dienstverband in het desbetreffende (kalender) jaar korter heeft geduurd, wordt de in het eerste lid bedoelde uitkering naar evenredig heid vastgesteld.
1. Voor het verrichten van overw erk is vooraf toestemming van de werkgever nodig.
2. Geen vergoeding voor overwerk wordt toegekend, indien het werk gedurende minder dan een half uur aansluitend op het geldende werkrooster wordt verricht .
3. Binnen de kaders van het jaarurenmodel is het de bedoeling dat overuren vastgelegd en in tijd gecompenseerd worden. Voor zover er aan het einde van het kalenderjaar nog overuren zijn komen deze voor verrekening in aanmerking,
4. Bij honorering van overuren wordt een toeslag verstrekt van 25%, waarbij het uurloon wordt gesteld op het maandloon gedeeld door 165 (38 uur x 52 weken, gedeeld door 12).
Artikel 13 : Verhuiskosten of woon -werk vergoeding 13 a: verhuiskosten
De werknemer die wordt benoemd voor onbepaalde tijd voor een arbeidsomvang van meer d an 50% van de normale arbeidsduur kan na onderlinge overeenstemming worden verplicht te verhuizen
en maakt derhalve gedurende 2 jaar aanspraak op een verhuiskosten vergoeding:
1. Hierbij dient tenminste aan twee voorwaarden te worden voldaan:
a. de werknemer dient te gaan wonen binnen een afstand van 10 kilometer van de arbeidsplaats terwijl hij eerst meer dan 10 kilometer van de arbeidsplaats woonde;
b. doordat de werknemer verhuist bekort hij de reisafstand tussen zijn woning en zijn arbeidsplaats met ten mi nste 50% en ook met ten minste 10 kilometer;
Deze voorwaarden zijn conform de fiscale norm van belastingvrije uitkering van deze vergoeding.
2. Voor de verhuiskostenvergoeding gelden verder de volgende uitgangspunten:
a. een tegemoetkoming in de inrich ting skosten ter grootte van 12% van zijn jaarsalaris tot een P D [ L P X P Y D Q ½
b. een vergoeding van de kosten van vervoer van de werknemer en zijn gezinsleden alsmede van de bagage en van de inboedel naar de nieuwe woning met een maximum van
½1588,00;
c . onder het jaarsalaris wordt verstaan, twaalf maal het overeenge komen bruto maandsala ris, vermeerderd met de vakan tietoeslag;
d. de werknemer is gehouden om de in lid a genoemde vergoeding terug te betalen, indien de arbeidsovereenkomst op zijn verzo ek of ten gevolge van een dringende door hem veroorzaak te en hem verwijtbare redenen, binnen 2 jaar na de verhuizing als hier bedoeld wordt beëindigd. Deze terugbetaling bedraagt 1/24e deel van de verstrekte vergoeding voor elke maand liggende tussen de b eëindiging van het dienstverband en de periode van 2 jaar.
13 b: xxxx -werk vergoeding
De werknemer die wordt benoemd voor onbepaalde tijd voor een arbeidsomvang van meer dan
50% van de normale arbeidsduur maar niet is verplicht te verhuizen en derhalve gee n aanspraak maakt op een verhuiskosten vergoeding zoals bedoeld in artikel 13a, ontvangt een woon - werkvergoeding mits hij/zij voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. De afstand van het woon -/werkverkeer is meer dan 10 km gemeten van het woonadres tot het werk adres;
b. De werknemer is niet verhuisplichtig of verhuisplichtig geweest;
c. De werknemer die verhuisplichtig is of is geweest, wordt geacht te wonen binnen een afstand van 10 km van het werkadres;
d. De werknemer komt niet in aanmerking voor een OV -jaarkaart o p basis van de Wet Studiefinanciering.
De bijdrage in de reiskosten is voor hem of haar die in de regel per openbaar vervoer reist gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer, in overige gevallen wordt een uitkering verstrekt conform onderstaande staffe l:
x W P N P ½
x W P N P ½
x 21 km H Q P H H U ½
per maand bij een regulier volledige werkweek; naar verhouding minder bij een lager aantal dagen
in de week. De bijdrage in de reiskosten wordt bij verhuizing alleen aangepast als de werkn emer op kortere afstand van de werkplek dan tot dan toe, gaat wonen.
Artikel 14 : Pensioenvoorziening
1. Voor de werknemer die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, maar nog niet de leeftijd van 65 jaar, wordt door de werkgever een pensioenverzekering afg esloten.
2. De werkgever zal een regeling treffen conform het pensioenreglement van het pensioenfonds Zorg en Welzijn dat wordt uigevoerd door PGGM zoals beschreven in bijlage 1 en op basis van de afspraken die in die bijlage zijn opgenomen.
3. Het werknem ersdeel van de pensioenpremie wordt ingehouden op het salaris van de werknemer.
Artikel 15 : Arbeidsongeschiktheid
1. In geval van arbeidsongeschiktheid is de werknemer gehouden:
a. de werkgever onverwijld daarvan op de hoogte te stellen;
b. geneeskundig e hulp in te roepen en de gegeven voorschriften tot zijn herstel op te volgen;
c. na herstel zijn werkgever daarvan in kennis te stellen en de werkzaamhe den te hervatten.
2. Met ingang van 1 januari 2005 bedraagt het loon tijdens ziekte, mits voldaan is aan de gestelde regelingen voortvloeiend uit de Wet verbetering Poortwachter (WVP):
x 0 t/m 6 maanden van arbeidsongeschiktheid | 100% |
x 7 t/m 12 maanden van arbeidsongeschiktheid | 90% |
x 13 t/m 18 maanden van arbeidsongeschiktheid | 80% |
x 19 t/m 24 maanden va n arbeidsongeschiktheid | 70% |
In geval er sprake is van één van de drie onderstaande situaties heeft de arbeidsongeschikte werknemer aanspraak een aanvulling tot 100% van het volledige salaris:
x De arbeidsongeschikte werknemer die op arbeidstherapeutische b asis arbeid verricht; of
x Een opleiding/training volgt gericht op werkhervatting; of
x (Tijdelijk) in een andere functie werkzaam is tegen een lager salaris. Tenzij die functie leidt tot hogere salarisaanspraken dan het ziekengeld.
3. Werknemers die ernstig ziek (minder dan 20 % arbeidsgeschikt) zijn en die nadat een keuring is aangevraagd een arbeidsongeschiktheidsuitkering (IVA -regeling) ontvangen, ontvangen een aanvulling op deze uitkering. De uitkering (en een eventueel arbeidsongeschiktheidspensioen)
wo rdt aangevuld tot:
x 100% tijdens de eerste twaalf maanden van ziekte/arbeidsongeschiktheid;
x 85% tijdens de dertiende tot en met achttiende maand van ziekte/arbeidsongeschiktheid.
De loondoorbetaling/aanvulling duurt uiterlijk 18 maanden gerekend vanaf de ee rste ziektedag. Als het dienstverband eindigt, eindigt ook de aanvulling.
Werknemers die na twee jaar ziekte minder dan 35% arbeidsongeschikt blijken te zijn, mogen niet vanwege hun beperking worden ontslagen. De werkgever en werknemer zoeken samen naar pa ssende arbeid. Als deze binnen de organisatie niet voor handen is, wordt de werknemer begeleid naar een passende functie buiten de organisatie.
4. De kosten van vervanging van de werknemer zijn geheel voor rekening van de werkgever.
Artikel 1 6: Uitkering bij overlijden
1. Bij overlijden van de werknemer wordt aan zijn weduwe/haar weduwnaar het volle maandsala ris over de maand, waarin de werknemer overlijdt, uitbe taald.
2. Aan de weduwe/weduwnaar wordt voorts gedurende twee maanden een be drag uitge keerd ter grootte van het salaris dat voor de werknemer gold ten tijde van zijn overlijden.
3. Indien de werknemer geen weduwe of weduwnaar achterlaat, dan geschiedt de uitkering ten behoeve van zijn wettige minderjarige kinderen, dan wel ten behoeve van kinder en, voor wie aanspraak bestaat op wettelijke kinderbijslag.
Artikel 17 : Spaarloonregeling/ levensloopregeling
1. Met ingang van 1 januari 2012 vervalt de spaarloonregeling en is de levensloopregeling niet meer toegankelijk voor nieuwe deelnemers.
2. Voor bestaa nde deelnemers aan de levensloopregeling blijft de mogelijkheid om in 2012 aan deze regeling deel te nemen. Per 1 januari 2013 vervalt eveneens de levensloopregeling.
3. Een reglement voor de levensloopregeling als bedoeld in lid 1 is opgenomen als bijlage bi j deze arbeidsvoorwaardenregeling.
Geschillen die tussen de werkgever en de werknemer ontstaan, worden op verzoek van de werkgever en/of de werknemer onderworpen aan een commissie van arbitrage, bestaande uit 3
personen: éé n aan te wijzen door de werkgever, éé n aan te wijzen door de werknemer, terwijl deze personen samen een derde persoon aanwijzen die als voorzitter zal optreden.
De uitspraak van deze commissie zal bindend zijn en zal schriftelijk en met redenen omkleed aan beide pa rtijen worden meegedeeld, binnen drie maanden na instelling van deze commissie.
1. Bij ernstige of herhaalde overtreding van door de werkgever gegeven interne voorschriften of reglementen kan de werkgever de werknemer bij wijze van d isciplinaire maatregel schorsen voor ten hoogste één maand.
2. Indien de werkgever ernstige grond heeft om de werknemer van daden of gedragingen te verdenken, die een onverwijlde beëindiging van het dienstverband zouden rechtvaardigen, kan de werkgever de werknemer schorsen voor de duur die het onderzoek vergt. Xxxxx het vermoeden dat tot een dergelijke schorsing heeft geleid niet bevestigd, dan zal op verzoek van de werknemer schriftelijke rehabilitatie volgen.
Bijlage 1: Uitgangspunten PFZW-pensioenreg eling ten behoeve van de Arbeidsvoorwaardenregeling voor Kerkelijk Werkers
Gegevens op basis van kalenderjaar 20 13 Soort regeling
Soort Middelloonregeling
Pensioenleeftijd 21 jaar
Pensioengevend salaris Vaste salaris en provisie
Franchise ½ 940
Opbouwpercentage OP 1,95% Extra voorzieningen
Partnerpensioen op risicobasis verzekerd
1,25% half risicobasis
WIA-hiaatverzekering ja
ANW-hiaatverzekering 14% van OP, uitkering tot 21 jaar dubbel vol wezen
Franchise AOP ½19.043
Eigen bijdrage
Premiebijdrage werknemer Voor wn 50% van 2 4,4% (=12,2%) van pensioengrondslag OP/PP/WzP en 0, 25% van de pensioengrondslag voor AOP, gebaseerd op PFZW-premie
Indexatie
Welvaartsvast ja (loon in sector)
Waardevast nee
Voorwaardelijk of onvoorwaardelijk
voorwaardelijk
Overige afspraken met betrekking tot het pensioen:
x De regeling g eldt per 1 januari 2008 vo or nieuwe situaties, voor Kerkelijk Werkers die van baan wisselen en voor Kerkelijk Werkers waarvoor nog geen pensioenvoorziening is getroffen.
x Voor bestaande gevallen is de nieuwe regeling niet van toepassing, tenzij wederzijdse partijen(werkgever en ker kelijk werker ) van mening zijn dat er aanpassing zal moeten plaatsvinden in de regeling . Dit zal echter altijd maatwerk zijn en desgewenst kunnen Steunpunt Kerk en werk en LPKWdaarbij ondersteuning verlenen. Let wel: na aansluiting bij PFZWis het verplicht alle (ook bestaande) werknemers aldaar onder te brengen.
x 12,2% van de totale premie van 24,4% van de pensioengrondslag voor OP/PP/WzP komt voor reken ing van de werknemer en het andere deel komt voor rekening van de
werkgever. 0, 25% van de totale premie van 0, 4% van de pensioengrondslag voor AOP komt voor rekening van de werknemer en het andere deel komt voor rekening van de
werkgever.
x Informatie over a ansluiting en mutaties bij Pensioenfonds Zorg en Welzijn ( PFZW) is te vinden op: xxxx://xxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxx/ of xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx )
Bijlage 2: S alarisschalen Kerkelijk Werkers per 1 januari 20 14
(exclusief 8% vakantietoeslag)
Ten opzichte van 201 3 bedraagt de verhoging conform indexatie: 0%
SCHAAL | A | SCHAAL | B | |||
Aantal dienstjaren | Bruto per maand i | Q | ½ | Bruto per maand i | Q | ½ |
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 | 0000 0000 0000 2605 2660 2732 2790 2848 2910 2963 | 0000 0000 0000 3045 3130 3216 3300 3385 3471 3554 3640 |
In 2008 is in de arbeidsvoorwaardenbesprekingen met het Landelijk Platform Kerkelijk Werkers afgesproken dat de schalen uitsluiten d van toepassing zijn op geschoolde kerkelijk werkers met tenminste HBO diploma. Verder is besloten onderscheid aan te brengen naar het niveau van de functie waarin de kerkelijk werker wordt ingezet.
Schaal A is van toepassing op ondersteunend en schaal B op zelfstandig werkend Kerkelijk Werker.
Ondersteunend Kerkelijk Werker
Een kerkelijk werker in deze rol functioneert ter ondersteuning van anderen in de kerk die verantwoordelijk zijn voor vorming/catechese, pastoraat, diaconaat of missionaire project en. De ondersteunend kerkelijk werker is deelverantwoordelijk en werkt onder supervisie van predikant of ambtsdrager.
Een ondersteunend Kerkelijk Werker is verder in staat:
x de belangrijkste (Geestelijke) aspecten (uit gesprek of overleg) bondig samen te va tten (communicatief vaardig)
x ongestructureerde omstandigheden projectmatig te structureren en te presenteren
x In interpersoonlijk contact zichzelf te positioneren in zijn/haar ondersteunende rol als Kerkelijk Werker
x uit de dagelijkse praktijk leermomenten e n leerdoelen te formuleren
x zijn/haar kennis (bijscholing) en ervaring(leermomenten) uit te bouwen tot professioneel niveau.
Salariëring : Inschaling vindt naar aantal dienstjaren plaats in tabel A
Zelfstandig werkend Kerkelijk Werker
Een zelfstandig werk end Kerkelijk Werker heeft minimaal 5 jaar ervaring als Kerkelijk Werker (voor tenminste 3 dagen/week), krijgt taken gedelegeerd en is zelfstandig en volledig verantwoordelijk hiervoor. Periodiek vindt er eindverantwoording plaats aan de kerkenraad.
Aanvul lend op de competenties van een ondersteunend Kerkelijk Werker is de zelfstandig werkend Kerkelijk Werker tevens in staat:
x leiding te geven
x flexibel en innovatief te zijn op veranderingen en onvoorziene omstandigheden
x door communicatief vermogen en interpe rsoonlijk contact samen te werken en overleg te voeren waarin hij/zij zich kan positioneren, profileren en legitimeren als een professional.
x zijn/haar beroep verder uit te bouwen door oa het onderhouden van collegiale en intercollegiale contacten en het ve rwerven van actuele kennis.
x reflectief zijn/haar beroepsmatig en geestelijk functioneren te analyseren.
Salariëring : Inschaling vindt naar aantal dienstjaren plaats in tabel B
Bijlage 3 : Reglement levensloopregeling ten behoeve van kerkelijk werkers
Artikel 1 Definities
In dit reglement wordt verstaan onder:
1. Werkgever: De natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie de werknemer een
arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht heeft en die v oor hem als inhoudingsplichtige optreedt voor de leve nsloopregeling.
2. Werknemer: Xxxxxx die op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is bij de werkgever.
3. Deelnemer: De werknemer die overeenkomstig artikel 3 aan de
levensloopregeling deelneemt.
4. Levensloopvoorziening: De voorziening ingevolge de levensloopregeling als bedoeld in
artikel 2.
5. Instelling : De door de deelnemer aan te wijzen instelling waarbij de
levensloopvoorziening wordt aangehouden.
6. Levenslooprekening: Een bij de instelling ten name van de deelnemer geopende
geblokkeerde rekening - levenslooprekening - waarop het ingehouden loon gestort wordt.
7. Levenslooptegoed : Het tegoed op een levenslooprekening of het verzekerde kapitaal.
8. Verlof: Periode waarin (deels) geen arbeid wordt verricht ²anders dan door ziekte - waarbij het overeengekomen loon evenredig is verlaagd en
het dienstverband voortduurt.
9. Loon: Onder loon wordt voor de toepassing van deze regeling verstaan: loon in de zin van de Wet op loonbelas ting 1964.
Artikel 2 Doel
Deze levensloopregeling heeft ten doel het treffen van een geldelijke voorziening uitsluitend ten behoeve van het opnemen van een periode van verlof.
Artikel 3 Deelname
1. De werknemer heeft het recht deel te nemen aan de levensloo pregeling.
2. De deelname geschiedt door het invullen en ondertekenen van een aanmeldingsformulier. Op dit aanmeldingsformulier maakt de werknemer kenbaar welk bedrag van zijn loon de werkgever maandelijks dient in te houden en op de levenslooprekening moet w orden gestort.
3. De werknemer kan het verzoek tot deelname slechts één keer per jaar doen, met dien verstande dat de deelnemer te allen tijde kan verzoeken om de inhoudingen en stortingen te doen beëindigen.
4. De werknemer gaat door ondertekening van het aanme ldingsformulier akkoord met de bepalingen van dit reglement.
5. De werknemer maakt op het aanmeldingsformulier kenbaar bij welke instelling de levensloopvoorziening dient te worden aangehouden. Verder verklaart de werknemer of hij reeds beschikt over één of m eerdere levensloopregeling(en) uit vorige dienstbetrekkingen. Indien dat het geval is, verklaart de werknemer: (i) de omvang van de storting die een of meer gewezen inhoudingsplichtige(n) namens hem heeft/hebben gedaan in het
kalenderjaar waarin hij het aa nmeldingsformulier ondertekent en (ii) het levenslooptegoed van zijn levensloopregeling(en) op 1 januari van het kalenderjaar waarin hij wil deelnemen aan de levensloopregeling bij de werkgever. Tevens geeft werknemer aan hoeveel jaar hij heeft deelgenomen aan de levensloopregeling.
6. Indien de werknemer beschikt over een of meerdere levensloopregeling(en) uit vorige dienstbetrekkingen, dient hij jaarlijks schriftelijk aan de werkgever mee te delen wat het levenslooptegoed van deze regeling(en) is op 1 januar i van het desbetreffende kalenderjaar.
7. De werknemer verklaart schriftelijk dat hij niet bij een inhoudingsplichtige spaart ingevolge een spaarloonregeling als bedoeld in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964, in een jaar waarin hij een voorziening opbouwt ingevolge een levensloopregeling.
Artikel 4 Inhouding op bruto loon
1. De inhouding per kalenderjaar ingevolge de levensloopregeling bedraagt:
a. indien aan het begin van het kalenderjaar het levenslooptegoed minder bedraagt dan 2,1 maal het loon op ja arbasis gerelateerd aan het in het voorafgaande kalenderjaar genoten loon (= het op de jaaropgave vermelde loon): ten hoogste 12% van het loon in het kalenderjaar.
b. Indien aan het begin van het kalenderjaar het levenslooptegoed gelijk is aan of meer bedraa gt dan 2,1 maal het loon op jaarbasis gerelateerd aan het in het voorafgaande kalenderjaar genoten loon (= het op de jaaropgave vermelde loon): nihil.
2. De deelnemer legt de hoogte van de inhouding bij het verzoek tot deelname aan de levensloopregeling op he t aanmeldingsformulier vast.
3. In afwijking van lid 1 -a van dit artikel geldt voor de deelnemer die geboren is tussen 1 januari 1950 en 31 december 1954 geen maximum percentage van 12%.
Artikel 5 Wijze van sparen
8. De werkgever stort het ingehouden loon van d e deelnemer onmiddellijk na de inhouding op de levenslooprekening ten name van de deelnemer bij de instelling.
9. De instelling schrijft op de levenslooprekening gestorte bedragen en de daarmee behaalde rendementen op de levenslooprekening bij.
10. Het levensloop tegoed mag uitsluitend bestaan uit de door de werkgever in het kader van de levensloopregeling op het loon van de werknemer ingehouden bedragen en de daarmee op de levenslooprekening behaalde.
Artikel 6 Opname van tegoed
1. De deelnemer mag gedurende de arbe idsovereenkomst het levenslooptegoed alleen aanwenden voor de financiering van een periode van verlof.
2. Indien de deelnemer (een gedeelte van) het levenslooptegoed wil opnemen, doet hij
daartoe een schriftelijk verzoek aan de werkgever. Dit verzoek wordt mi nimaal drie volle maanden voor de ingang van het beoogde verlof door de deelnemer bij de werkgever ingediend. Het verzoek vermeldt de duur van het verlof en de hoogte van de op te nemen
gelden. Deze mogen, tezamen met een eventuele gedeeltelijke loondoorbe taling door de werkgever, niet hoger zijn dan het bruto loon dat de deelnemer genoot direct
voorafgaand aan de verlofperiode.
3. De werkgever beslist binnen één maand of het aangevraagde verlof (ingangsdatum en duur van het verlof) wordt toegekend en stuurt h iervan schriftelijk bericht naar de werknemer. De werkgever staat in principe positief tegen een verlofduur van minimaal 2 en maximaal 4 maanden waarbij het verlof gelijk is aan de normale arbeidsduur van de deelnemer.
4. Als werkgever en deelnemer overeenste mming hebben bereikt over de ingangsdatum en duur van het verlof, richten de deelnemer en de werkgever vervolgens gezamenlijk een schriftelijk verzoek aan de instelling waar het levenslooptegoed wordt aangehouden.
5. Indien de deelnemer en de werkgever overee nstemming hebben bereikt over de aanvang en duur van het verlof, is het in principe niet mogelijk om hier tijdens het verlof van af te
wijken.
Artikel 7 Afkoop
1. De deelnemer kan de aanspraken ingevolge de levensloopregeling niet afkopen, vervreemden, prijs geven dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid maken anders dan ten behoeve van de in artikel 61k Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 bedoelde verpanding.
2. Onverminderd het eerste lid, mag de werknemer de aanspraken ingevolge de levenslooprege ling afkopen bij de beëindiging van het dienstverband.
3. De werknemer kan bij aanvaarding van een nieuwe dienstbetrekking de aanspraak ingevolge de levenslooprekening inbrengen in de levensloopregeling bij de nieuwe werkgever.
4. Xxxxxxx van overlijden van de d eelnemer kan de aanspraak als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van de werknemer ter beschikking van de erfgenamen worden gesteld.
5. Indien de pensioenuitvoerder hiertoe de mogelijkheid biedt, kan de werknemer een aanspraak ingevolge de levensloopregel ing omzetten in een aanspraak ingevolge een
pensioenregeling voor zover de fiscale grenzen in de Wet op de loonbelasting 1964 niet worden overschreden.
Artikel 8 Verlof
De deelnemer kan alleen het levenslooptegoed opnemen voor een periode van xxxxxx als de werkgever daarvoor voorafgaand schriftelijk toestemming heeft verleend.
Artikel 9 Arbeidsvoorwaarden tijdens het verlof
De verlofperiode wordt aangemerkt als onbetaald verlof. Tijdens de verlofperiode heeft de deelnemer derhalve geen recht op doorbetal ing van het salaris. De variabele toeslagen op het loon worden tijdens de verlofperiode niet doorbetaald. De deelnemer heeft tijdens de
verlofperiode eveneens geen recht op continuering van en/of doorbetaling van secundaire arbeidsvoorwaarden en kostenverg oedingen, zoals onder meer:
- persoonlijke toeslag
- vergoeding woon werkverkeer
- aanvullende werkgeversbijdrage zorgverzekering
- vaste onkostenvergoedingen
Tijdens de verlofperiode stopt de opbouw van vakantie - en ATV-dagen. Ingeval de deelnemer gedurende de verlofperiode ziek wordt, heeft hij vanaf de eerste ziektedag geen recht op doorbetaling van loon overeenkomstig artikel 7:629 BW.
De deelnemer kan na een verlof van maximaal vier maanden terugkeren in dezelfde functie die hij uitvoerde voor de verlofper iode.
Uitgaande van een verlofperiode van maximaal vier maanden gelden de volgende aanvullende arbeidsvoorwaardelijke bepalingen:
- Tijdens de verlofperiode kan de pensioenopbouw (ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen) wel worden voortgezet. De werkgeve r zal het werkgeversdeel in de pensioenkosten betalen als de werknemer bereidt is zelf het werknemersdeel van de pensioenkosten te betalen.
- Het loon na de verlofperiode zal voor deelnemers worden aangepast aan de initiële en de reguliere periodieke loonsv erhogingen die tijdens de periode van xxxxxx zouden hebben plaatsgevonden als de werknemer in deze periode niet met xxxxxx zou zijn geweest.
- De eventueel door de werkgever ter beschikking gestelde mobiele telefoon of lap top dienen voor het verlof bij de w erkgever ingeleverd te worden.
Artikel 10
Dit reglement kan alleen dan gewijzigd worden als er vooraf overleg heeft plaatsgehad tussen het Steunpunt Kerk en werk en christennetwerk|gmv.
Artikel 11
Dit levensloopreg lement treedt in werking op 1 januari 2009 .
Bijlage 4: Functieprofiel 1 Kerkelijk Werker
1. Algemene kenmerken
De Kerkelijk Werker is werkzaam binnen een kerk of een deel daarvan (sectie of wijk). De Kerkelijk Werker opereert binnen de kaders van het kerkelijk beleid. In het algemeen dient een K erkelijk Werker in staat te zijn tot een bewuste, doelgerichte, procesmatige en methodische wijze van
werken met oog voor de omgeving waarin hij of zij acteert. Daarnaast dient de werker te beschikken over de volgende specifieke competenties:
x Pastoraal en diaconaal: Het kunnen aangaan en onderhouden van pastorale en diaconale contacten gekenmerkt door respect en inlevend vermogen voor de psychosociale realiteit van betrokkenen.
x Missionair: Het vermogen om geloofsinhoud op aansprekende en eigentijdse wijze u it te dragen mede gekenmerkt door het stimuleren van christelijke gastvrijheid en bewogenheid alsmede oog hebben voor cultuurelementen daarbij.
x Didactisch: In staat zijn tot het opzetten van onderwijsleersituaties die stimuleren en uitdagen, in allerlei vo rmen van catechese en toerusting.
2. Doel van de functie
De Kerkelijk Werker kan worden ingezet op één of meer onderstaande gebieden. De kerk die dit
S U R I L H O W R H S D V W N D Q K L H U R Q G H U D O L Q H D · V Y H U Z L M G H U H Q L Q G L H Q
aan e en specifiek project.
Lerend (vorming, toerusting, catechese):
De Kerkelijk Werker zal als vormings - en toerustingswerker worden ingezet om met anderen te werken aan kennis en inzicht in Gods Woord, aan de vertaling daarvan in
houdingsaspecten en het eigen maken van bijbelse waarden en normen, met het uiteindelijke doel om als zelfstandig christen, die een authentieke relatie met God heeft, te leven.
Pastoraal
De Pastoraal Werker heeft tot doel met zorg mensen te begeleiden en bij te staan op de weg die Go d hen geeft te wandelen. Een kerkelijk werker kan zowel worden ingezet bij de ontwikkeling van onderling pastoraat door gemeenteleden als bij pastorale zorg die meer op specifieke situaties van mensen gericht is.
Diaconaal
Een Diaconaal Werker kan ingez et worden om gemeenteleden te activeren en te stimuleren in hun diaconale taak en/of worden ingezet bij de organisatie van diaconale projecten. Xxxxxxxxx heeft een diaconaal werker tot doel de gastvrijheid, offervaardigheid en barmhartigheid onderling te s timuleren.
Missionair
Een Missionair Werker kan worden ingezet om gemeenteleden te activeren en te stimuleren op het gebied van zending of evangelisatie en/of worden ingezet bij de organisatie van activiteiten die de verkondiging van Gods Woord onder onge lovige mensen mogelijk maakt.
Gemeente opbouwend
Een gemeenteopbouwwerker zal gemeenteleden en ambtsdragers toerusten tot zelfwerkzaamheid in onderwijs, pastoraat, diaconaat en evangelisatie. Bovendien kan de opbouwwerker middels inzichten in godsdiensts ociologie de typisch plaatselijke kenmerken van de gemeente analyseren, de dynamiek daarbinnen onderkennen en vertalen naar de invloed van de moderne tijd.
Specifiek project:
Bijvoorbeeld jeugdwerk of evangelisatieproject. Doelstelling dient door betreffe nde kerk te worden geformuleerd in de vorm van een projectomschrijving met te realiseren doelen.
1 Diverse onderdelen uit dit functieprofiel zijn ontleend aan het beroepsprofiel van de Gereformeerde Hogeschool; Studiegids 2008 -2009 Godsdienst Pastoraal Werker (GPW)
3. Organisatorische positie
De Kerkelijk Werker werkt in opdracht van de kerkenraad. Hij/zij legt daartoe verantwoordelijkheid af aan de binnen die kerkenaar d aangewezen contactperso(o)n(en).
De Kerkelijk Werker werkt intensief samen met predikant(en), ouderlingen en diakenen. Een Kerkelijk Werker betreft een separaat vormgegeven functie en kan derhalve niet worden gezien als een substitutie van een ambtsdrag er of predikant.
4. Taakgebieden
Afhankelijk van welke doelstellingen zijn gekozen: Lerend (vorming, toerusting, catechese)
x Meewerken aan de ontwikkeling van catechesemethoden en -vormen al of niet in samenwerking met anderen binnen de gemeente.
x Kennis van en inzicht op leer en kerk omzetten in concreet lesmateriaal
x De leerstof op didactisch en (ped)agogisch verantwoorde manier aanbieden, zodat deze aansluit bij de belevingswereld van de doelgroep.
Pastoraal
x Bijbelse uitgangspunten van pastoraat omzetten naar concrete praktijksituaties
x Xxxxxx vergaderen van theologische concepten van pastoraat en hulpverlening
x Voorbereiden, uitvoeren en evalueren van pastorale gesprekken en activiteiten
x Gemeenteleden begeleiden bij rouw, ziekte of andere persoonlijke prob lemen
x Vanuit voldoende kennis van psychologische theorieën en het werkveld van hulpverlening, mensen indien nodig doorverwijzen voor professionele zorg.
Diaconaal
x Bijbelse uitgangspunten van diaconaat omzetten naar concrete praktijksituaties
x Xxxxxx verga deren van theologische concepten van diaconaat
x Inzicht behouden in hedendaagse maatschappelijke ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de diaconale taak van de gemeente
x Voorbereiden, uitvoeren en evalueren van diaconale gesprekken en activiteiten
Missionair
x Bijbelse uitgangspunten van missionaire gemeente omzetten naar concrete praktijksituaties
x Mensen in de gemeente voorlichten over niet -christelijke religies, gangbare missionaire opvattingen en ontwikkelingen van de religieuze kaart in Nederland
x Cont acten leggen en gesprekken voeren waarbij het evangelie wordt gepresenteerd in creatief -kritische aansluiting bij de niet -christgelovige mens.
x Gemeenteleden trainen en begeleiden bij evangelisatieprojecten
x Opstellen van beleid in samenwerking met anderen i n de gemeente
Gemeente opbouwend
x Vertalen van Bijbelse basisprincipes voor het functioneren van de christelijke gemeente naar een concrete visie op gemeente en gemeenteopbouwwerk
x Toepassen van vaardigheden vanuit het inzicht in godsdienstsociologie, agogi ek, organisatiekunde en vergader - en gesprekstechnieken
x Optimaliseren van organisatorische structuren met het oog op de kerntaken binnen de gemeente
x Doelgericht, planmatig en samenhangend samenwerken met gemeenteleden
Specifiek project:
x Taken, behorende b ij een specifiek project (door betreffende kerk in te vullen)
5. Verantwoordelijkheden
Ondersteunend Kerkelijk Werker
Een kerkelijk werker in deze rol functioneert ter ondersteuning van anderen in de kerk die verantwoordelijk zijn voor vorming/cateches e, pastoraat, diaconaat of missionaire projecten. De ondersteunend kerkelijk werker is deelverantwoordelijk en werkt onder supervisie van predikant of ambtsdrager.
Een ondersteunend Kerkelijk Werker is verder in staat:
x de belangrijkste (Geestelijke) aspec ten (uit gesprek of overleg) bondig samen te vatten (communicatief vaardig)
x ongestructureerde omstandigheden projectmatig te structureren en te presenteren
x In interpersoonlijk contact zichzelf te positioneren in zijn/haar ondersteunende rol als Kerkelijk Werker
x uit de dagelijkse praktijk leermomenten en leerdoelen te formuleren
x zijn/haar kennis (bijscholing) en ervaring(leermomenten) uit te bouwen tot professioneel niveau.
Salariëring : Inschaling vindt naar aantal dienstjaren plaats in tabel A Zelfstandi g werkend Kerkelijk Werker
Een zelfstandig werkend Kerkelijk Werker heeft minimaal 5 jaar ervaring als Kerkelijk Werker (voor
tenminste 3 dagen/week), krijgt taken gedelegeerd en is zelfstandig en volledig verantwoordelijk hiervoor. Periodiek vindt er ein dverantwoording plaats aan de kerkenraad.
Aanvullend op de competenties van een ondersteunend Kerkelijk Werker is de zelfstandig werkend Kerkelijk Werker tevens in staat:
x leiding te geven
x flexibel en innovatief te zijn op veranderingen en onvoorziene omst andigheden
x door communicatief vermogen en interpersoonlijk contact samen te werken en overleg te voeren waarin hij/zij zich kan positioneren, profileren en legitimeren als een professional.
x zijn/haar beroep verder uit te bouwen door oa het onderhouden van collegiale en intercollegiale contacten en het verwerven van actuele kennis.
x reflectief zijn/haar beroepsmatig en geestelijk functioneren te analyseren.
Salariëring : Inschaling vindt naar aantal dienstjaren plaats in tabel B
6. Opleiding
- Minimaal een a fgeronde HBO opleiding Kerkelijk Werker (aan GH of CHE)
Bijlage 5: Formulier f unctioneringsgesprek met de Kerkelijk Werker
1. Doel van het gesprek
Het in stand houden c.q. verbeteren van een goede arbeidsrelatie tussen de gemeente en de kerkelijk werker.
Het functioneringsgesprek is een uitstekend middel om naar elkaar duidelijk te maken welke verwachtingen er zijn over taakverdeling en benodigde competenties. Daarnaast wordt besproken waar en/of welke aanpassingen in organisatiestructuur en/of uitvoering v an werkzaamheden noodzakelijk zijn.
2. Deelnemers aan het gesprek
Naast de kerkelijk werker zal een afvaardiging van de kerkenraad, gemaximeerd tot twee personen, bij dit gesprek aanwezig zijn.
3. Frequentie
Het functioneren wordt minimaal één maal per jaar ge ëvalueerd aan de hand van de in het formulier functioneringsgesprek genoemde punten.
4. Vorm van het gesprek
Het functioneringsgesprek is een periodiek overleg tussen een afvaardiging van de kerkenraad en
de kerkelijk werker. De kerkelijk werker wordt tijdgi op de hoogte gesteld van dit gesprek zodat hij*
zich zorgvuldig kan voorbereiden. Het functioneringsgesprek is een wederkerig gesprek d.w.z. dat zowel de kerkenraad als de kerkelijk werker verwachtingen c.q. wensen kan aandragen.
5. Het gespreksformulier
Het gespreksformulier dient als leidraad voor het gesprek. Onder elk punt wordt genoteerd wat besproken is. Aan het einde wordt een gezamenlijke conclusie opgesteld en wordt het formulier door beide partijen ondertekend.
6. Functioneringsgesprek of beoordelingsgesprek Beide gesprekken hebben een eigen doel.
x Het functioneringsgesprek is een wederkerig gesprek waar met de opgedane ervaring uit het verleden naar de toekomst wordt gekeken. Het gesprek is gericht op het oplossen van mogelijke problemen en het onde rnemen van actie. Het heeft geen gevolgen voor de beloning.
x Het beoordelingsgesprek is een eenzijdig gesprek waar door de leidinggevende met een terugblik naar het verleden een oordeel over het functioneren wordt gegeven. Dit kan gevolgen hebben voor de be loning.
In het overleg tussen het LPKW en Steunpunt Kerk en werk is gekozen voor het functioneringsgesprek omdat het doel van de kerkelijk werker is een bijdrage te leveren aan de opbouw van de
gemeente van Christus en dit alleen kan worden bereikt door same n naar de toekomst te kijken, de taken en verwachtingen hierop te baseren, regelmatig te evalueren en bij te stellen.
7. Ondertekening en rapportage
Het formulier wordt door beide partijen ondertekend.
Een kopie hiervan gaat naar de kerkenraad en naar de ker kelijk werker.
* Waar voor mannelijke persoonsvormen is gekozen, kunnen ook vrouwelijke worden gelezen
Formulier Functioneringsgesprek Kerkelijk Werker
Zie voor het functieprofiel Kerkelijk Werker www.s xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx Kerkelijk Werkers
% H W U H I W . H U N W H « « « « « « « « « « . H U N H O L M N Z H U N H U « « « « « « « « « « «
' D W X P J H V S U H N « « « « « « « « « « ' D W X P Y R U L J H J H V S U H N « « « « « « « «
, Q I X Q F W L H V H G H U W « « « « « « « « « « 2 Q G H U V W H X Q H Q G . : R I = H O I V W D Q G
Aard van he t dienstverband: Bepaalde / Onbepaalde tijd
1. Takenpakket (korte beschrijving van de taakgebieden, functieprofiel punt 4)
2. Gesprekspunten
2a. Afspraken voorgaande gesprekken
2b. Evaluatie van de gemaakte afspraken
3. Functioneringsgesprek
3a. Punten aangeleverd door de kerkelijk werker
1.
2.
3.
4.
3b. Punten aangeleverd door de kerkenraad
1.
2.
3.
4.
3c. Inhoud functioneringsgesprek
N.a.v. punt: 3a.1.
3a.2.
3a.3.
3a.4.
N.a.v. punt: 3b.1.
3b.2.
3b.3.
3b.4.
3d. Nieuwe afspra ken functioneren
Actie kerkelijk werker:
Actie kerkenraad:
Afspraken over bewaking en vervolgafspraak:
3e. Bijscholing /ontwikkeling
Afspraken:
3f. Arbeidsvoorwaarden
Punten aangeleverd door de kerkelijk werker:
Punten aangeleverd door de kerkenraad/CvB:
3g. Continuering dienstverband (bij bepaalde tijd)
Afspraken:
3h. Evaluatie van dit functioneringsgesprek
Kerkelijk werker:
Kerkenraad:
Gezamenlijke conclusie:
Kerkelijk werker (naam): Datum:
Kerkenraad (namen):
Bijlage 5a: Formulier Evaluati egesprek Kerkelijk Werker bij vertrek
Naam kerkelijk werker: « « « « « « « « « « « « « « « « «
Ondersteunend of zelfstandig KW -er: « « « « « « « « « « « « « « « « « «
Geboortedatum: « « « « « « « « « « « « « « « « «
Dienstverband bepaalde /onbepaalde tijd: « « « « « « « « « « « « « « « « « «
Kerkelijke gemeente: « « « « « « « « « « « « « « « « « «
, Q G H ] H J H P H H Q W H V L Q G V R I Y D Q« « « «W« «R«W« ««« « « « « « « « «
Het vriendelijke verzoek om uw mening te geven over onderstaande punten:
Zijn er bijzondere omstandigheden geweest die van invloed zijn op d e evaluatie:
1. De functie
1.1. Taken, verantwoordelijkheden etc.:
1.2. Samenwerking gemeente(leden):
1.3. Samenwerking kerkenraad/moderamen:
1.4. Samenwerking commissies e.a.:
1.5. Begeleiding en ondersteuning:
1.6. Functioneringsgesprek(ken):
1.7. Mogelijkheden tot verdere ontwikkeling / opleiding:
1.8. Nakomen gemaakte afspraken:
2. Arbeidsvoorwaarden
2.1. Primaire arbeidsvoorwaarden:
2.2. Secundaire arbeidsvoorwaarden:
3. Arbeidsomstan digheden:
3.1. Werksfeer:
3.2. Werkdruk:
4. Verbeterpunten
4.1. Tips / opmerkingen voor verbetering:
5. Vertrek
5.1. Reden van vertrek:
5.2. Visie op toekomst van de gemeente:
6. Overige
6.1. Punten die niet a an de orde zijn geweest:
Interview afgenomen door | Datum | Paraaf | |
« « « « « « « « « « « « « | « « « « « « « « | « « « « « « « « « |