Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr. 20182019-0427
Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr. 20182019-0427
28-02-2019
BIJLAGE
Bijlage nr. 1
Bestuursovereenkomst MOS-programma met ingang van 1 januari 2020 BESTUURSOVEREENKOMST
tussen de Vlaamse overheid en de Vlaamse Gemeenschapscommissie
MOS-Programma
met ingang van 1 januari 2020
Tussen :
enerzijds
de Vlaams overheid, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, voor wie optreedt Xxxx Xxx xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw,
en anderzijds
de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), vertegenwoordigd door Xxx Xxxxxxxxx, collegevoorzitter, bevoegd voor Onderwijs en Vorming,
is overeengekomen wat volgt :
Artikel 1. Voorwerp van de bestuursovereenkomst
MOS (Milieuzorg Op School) is sinds 2001-2002 een gezamenlijk initiatief van 7 partners: de Vlaamse overheid, de vijf Vlaamse provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
MOS helpt leerkrachten en directies om van hun school een milieuvriendelijke en duurzame leer- en leefomgeving te maken, samen met de leerlingen, het schoolteam en het netwerk van de school.
In 2013 werd het huidig lopende MOS-programma vormgegeven. De Vlaamse Regering sloot in 2013 bestuursovereenkomsten af met de betrokken partners om de werking concreet vorm te geven. Deze overeenkomsten namen aanvang op 1 september 2013 en gelden tot 31 december 2019.
De voorliggende bestuursovereenkomst heeft betrekking op de verdere implementatie in de Vlaamse scholen van het geactualiseerde MOS-programma.
De Vlaamse overheid blijft verantwoordelijk voor de coördinatie. De provincies zorgen op hun grondgebied voor de implementatie tot op schoolniveau; de Vlaamse Gemeenschapscommissie doet dit voor de Nederlandstalige scholen in het Brussels hoofdstedelijk gewest.
Artikel 2. Aanvang en duur van de overeenkomst
De bestuursovereenkomst neemt een aanvang op 1 januari 2020 voor een termijn van vijf jaar.
Wenst één van de contractanten deze overeenkomst te wijzigen of stop te zetten, dan blijven de bepalingen in deze overeenkomst één jaar gelden, tenzij anders overeengekomen door alle contractanten.
Artikel 3. Uitvoering en taakverdeling Artikel 3.1. Opdracht
De Vlaamse overheid, de Vlaamse provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie engageren zich om het MOS-programma in het basis- en secundair onderwijs te implementeren.
Alle partners engageren zich om in te zetten op een goede inhoudelijke wisselwerking en samenwerking met de eigen relevante beleidsinitiatieven. De partners gaan op zoek naar synergiën binnen het eigen netwerk en de eigen (lokale) partnerschappen om de MOS-werking te versterken.
Voor de uitvoering van de overeenkomst maken alle partners een afsprakennota, die volgens de noodwendigheden van het ogenblik aanpasbaar is, en zo desgevallend flexibel kan inspelen op de beleidsprioriteiten, actualiteit en de noden van het onderwijs. De afsprakennota is een in consensus gemaakte nota waarin, binnen de krijtlijnen van de bestuursovereenkomsten, de dagelijkse uitvoering van MOS wordt beschreven met de specifieke taakverdeling voor elke partner, de inspanningsverbintenissen, wijze van erkenning en waardering voor scholen, de rol en de bevoegdheid van overlegstructuren.
Artikel 3.2. Personeel
Voor de implementatie van MOS in de scholen stelt elke provincie minstens 3 VTE MOS- begeleiders tewerk; de Vlaamse Gemeenschapscommissie stelt minstens 1 VTE MOS-begeleider tewerk. Voor de coördinatie van het gehele project zet de Vlaamse overheid minstens 4 VTE coördinatoren in die samen de MOS-coördinatie vormen.
Het personeel bestaat idealiter uit een ploeg met diverse competenties: gedetacheerde leraren uit het onderwijs en andere personeelsleden met een maximale voeling met het onderwijs.
Het MOS-programma kan maximum 14 VTE gedetacheerde leraren in het stelsel van “Verlof wegens opdracht” tewerkstellen: maximum 10 VTE in de provincies, maximum 1 VTE in de Vlaamse Gemeenschapscommissie en maximum 3 VTE in de MOS-coördinatie.
Elke provincie neemt de loonkost voor minstens 1 VTE MOS-begeleider op zich.
De Vlaamse overheid verleent een tegemoetkoming aan het provinciebestuur voor de loonkost van 2 VTE MOS-begeleiders na de aanwerving van de eerste VTE MOS-begeleider op budgetten van de provincie.
Binnen de kredieten voorzien in de Vlaamse begroting voor het desbetreffende begrotingsjaar wordt een tegemoetkoming van de volledige loonkost van 1 VTE MOS-begeleider van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voorzien; van het saldo van de voorziene kredieten wordt een evenredig deel voor elke provincie voorzien als tegemoetkoming voor de loonkosten van de provinciale MOS-begeleiders.
Het staat elke provincie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie vrij extra MOS-begeleiders aan te werven op eigen budgetten, zowel voor wat loonkosten als werkings- en uitrustingskosten betreft.
De provincie neemt de aanwervings-, werkings-, huisvestings- en uitrustingskosten voor minstens 3 VTE MOS-begeleiders op zich. De Vlaamse Gemeenschapscommissie neemt de aanwervings-, werkings-, huisvestings- en uitrustingskosten voor minstens 1 VTE MOS-begeleider op zich.
De provincie bepaalt hoe de MOS-begeleidingstaken onder de MOS-begeleiders worden verdeeld. De provincie beslist over de standplaats van de provinciale MOS-begeleiders.
De Vlaamse overheid werft 4 VTE MOS-coördinatoren en neemt de loonkost, de aanwervings-, werkings-, huisvestings- en uitrustingskosten op zich.
De Vlaamse overheid bepaalt hoe de MOS-coördinatietaken onder de MOS-coördinatoren worden verdeeld. Zij beslist over de standplaats van de MOS-coördinatoren.
Artikel 3.3. Ondersteuning door de MOS-begeleiders en -coördinatoren
De MOS-begeleiders zorgen voor schoolspecifieke en gepersonaliseerde begeleiding/coaching. Elke provincie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie garanderen dat de scholen ondersteund worden met een begeleiding ‘op maat’.
De MOS-coördinatie staat in voor de ondersteuning van de MOS-begeleiders en voor de inhoudelijke, educatieve, organisatorische en informatieve coördinatie van het MOS-programma op Vlaams niveau.
Artikel 3.4. Eenvormigheid
De 7 partners streven naar eenvormigheid van het MOS-programma. De MOS-coördinatie bewaakt de minimale eenvormigheid en zorgt voor voldoende afstemming tussen alle partners. De aard van minimale eenvormigheid wordt bepaald in de afsprakennota.
Artikel 3.5. Communicatie en naambekendheid
De communicatiestrategie (incl. planning, mediakanalen, huisstijl, …) en de afspraken inzake de informatiestroom voor allerlei communicatiemiddelen worden vastgelegd in de afsprakennota.
Artikel 4. Planning en overlegstructuur Artikel 4.1. Planning
De implementatie van het MOS-programma vereist een planmatige aanpak. Op voorstel van de MOS-coördinatie en in overleg maken de 7 contractanten daarvoor een jaarplanning op.
Artikel 4.2. MOS-begeleidingscommissie
Het MOS-programma wordt opgevolgd door een MOS-begeleidingscommissie. De MOS- begeleidingscommissie is minstens samengesteld uit vertegenwoordigers van:
- het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid
- de Vlaamse provincies
- de Vlaamse Gemeenschapscommissie
- Leefmilieu Brussel
- het beleidsdomein Onderwijs en Vorming van de Vlaamse overheid
o het Departement Onderwijs en Vorming
o het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen - AHOVOKS
o de Vlaamse onderwijsinspectie
- de onderwijskoepels (het Katholiek Onderwijs Vlaanderen; het GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap; de Onderwijskoepel van Steden en Gemeenten; het Provinciaal Onderwijs Vlaanderen; het Overlegplatform Kleine Onderwijsverstrekkers)
De frequentie van vergaderen alsook verdere samenstelling in functie van de noden (bv tijdelijke specifieke expertise) wordt bepaald in de afsprakennota.
Artikel 4.2.1. Voorzitterschap begeleidingscommissie
Het afdelingshoofd van de Afdeling Partnerschappen met Besturen en Maatschappij van het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid of zijn/haar gedelegeerde zit de MOS- begeleidingscommissie voor.
Het secretariaat van de MOS-begeleidingscommissie wordt waargenomen door de MOS- coördinatie.
Artikel 4.2.2. Opdracht van de begeleidingscommissie
De MOS-begeleidingscommissie ondersteunt de MOS-werking en adviseert de contractanten m.b.t. inhoudelijke en methodische aangelegenheden, de voortgang, de kwaliteitsbewaking en eventuele bijsturingen.
Minstens eenmaal per jaar evalueert de MOS-begeleidingscommissie de implementatie, verankering en groei van het MOS-programma in het onderwijs. Vijfjaarlijks adviseert de MOS-
begeleidingscommissie de werking op het niveau van de strategische doelstellingen en adviseert ze eventuele bijsturing hiervan.
Artikel 4.3. MOS-Overleg Vlaamse overheid, provincies en VGC
Het MOS-overleg behandelt contractuele verbintenissen en de evaluatie van de lopende werking in het kader van deze overeenkomst. Het MOS-overleg bestaat uit:
− de 5 vertegenwoordigers van de provincies
− een vertegenwoordiger van de Vlaamse Gemeenschapscommissie
− een vertegenwoordiging van de Vlaamse overheid, waaronder de MOS-coördinatie. De frequentie van vergaderen wordt bepaald in de afsprakennota.
Dit overleg beslist in consensus en binnen de kaders van deze bestuursovereenkomst over eventuele operationele knelpunten. Bij gebrek aan consensus neemt de minister bevoegd voor Omgeving een beslissing.
Artikel 5. Opvolging en evaluatie
Verschillende evaluatiemomenten geven mee richting aan de permanente verdere innovatie van het MOS-programma en het blijvende kwalitatieve aanbod van de dienstverlening op lange termijn.
Het MOS-programma wordt opgevolgd door de MOS-begeleidingscommissie, waarbij minstens eenmaal per jaar de lopende werking wordt geëvalueerd.
Om de aanpak op langere termijn waar nodig aan te passen aan de actuele noden van de doelgroep en gewijzigde beleidsaccenten, wordt de werking door de begeleidingscommissie vijfjaarlijks geëvalueerd op niveau van de strategische doelstellingen. De evaluatie en een eventueel advies tot bijsturing van de doelstellingen of de uitvoering ervan, wordt ter kennisgeving bezorgd aan de Vlaamse Regering.
De afspraken inzake wederzijdse informatiestroom met betrekking tot rapportering en evaluatie maken deel uit van de afsprakennota.
Artikel 6. Financiële modaliteiten Artikel 6.1. Uitgaven en begroting
De uitgaven m.b.t. de loonkosten van de gedetacheerde leraren en van de contractuele of statutaire personeelsleden die tewerkgesteld zijn bij de Vlaamse overheid in het kader van deze overeenkomst, de uitgaven m.b.t. de tegemoetkoming van het Vlaams Gewest aan de provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de uitgaven m.b.t. de algemene werkingskosten voor het Vlaams Gewest die verband houden met deze overeenkomst vallen ten laste van de Vlaamse begroting voor de respectieve begrotingsjaren.
Artikel 6.2. Betalingsmodaliteiten
De uitbetaling van de tegemoetkomingen, verbonden aan deze overeenkomst, aan de provincie zal als volgt worden uitgevoerd:
♦ De Vlaamse Gemeenschapscommissie dient maandelijks, driemaandelijks of uiterlijk op 1 oktober van het daarop volgend jaar een schuldvordering in samen met een financieel verslag.
♦ Bij elke nieuwe of gewijzigde arbeidsovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschapscommissie en elke MOS-begeleider, worden de arbeidsovereenkomsten bezorgd.
♦ Het financieel verslag omvat een verklaring op erewoord (door de gevolmachtigde) met een gedetailleerde verantwoording van de loonkost. Bij onduidelijkheid kan een kopie van de loonfiches van elk personeelslid voor wie een tegemoetkoming gevraagd wordt of een kopie van de facturen van het Departement Onderwijs en Vorming indien het over een gedetacheerde leraar gaat, worden opgevraagd.
De aanvraag om betaling van de schuldvorderingen wordt gericht aan het afdelingshoofd van de Afdeling Partnerschappen met Besturen en Maatschappij, van het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid.
Artikel 7. Geschillen
De partijen verbinden er zich toe bij elk geschil betreffende de toepassing en de uitvoering van deze bestuursovereenkomst in eerste instantie een minnelijke regeling na te streven. Indien geen minnelijke regeling wordt bereikt, wordt het geschil beslecht door de minister bevoegd voor Omgeving.
Opgemaakt te Brussel in drie exemplaren, waarvan elke partij verklaart een exemplaar te hebben ontvangen op ……………………………….
Voor het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie
Collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs en Vorming
Xxx Xxxxxxxxx
Voor de Vlaamse Regering
Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw
Xxxx Xxx xxx Xxxxxx