INVENTARIS NEERGELEGDE STUKKEN
INVENTARIS NEERGELEGDE STUKKEN
Voor:
Van der Es Xxxx ,Xxxxxx Xxxxxxxxx 0 XXX 0 0000 Xxxxxxx
Vertegenwoordigd door hemzelf
Tegen: De coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RES met ondernemingsnummer 0456589985 en de cooperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RES PREPAID beiden met maatschappelijke zetel 0000 Xxxxxx,xxxxxxxxxxx 9
VOOR DE HEER VOORZITTER DER RECHTBANK VAN KOOPHANDEL LEUVEN
zetelende zoals in kortgeding zitting houdende in zijn gewone
gehoorzaal,gerechtsgebouw,smoldersplein,3000 Leuven
Zitting dinsdag 18 april 2017 om 14.00 uur
INHOUDSOPGAVE
INVENTARIS NEERGELEGDE STUKKEN 1
Inhoudsopgave 3
Uitzonderlijk gespecialiseerde juridische kennis 4
Art 60 Venn Wet Rechtsbehandeling voor de vennootschap in oprichting 6
CASSATIE ARREST 8 MEI 2015. 10
Fiduciaire eigendomsoverdracht 11
CESSIE VAN SCHULDVORDERING BW 1690 12
Overdracht van schuldvorderingen volgens het Belgisch recht 12
Geen spam 12
Folder Pro Consult 12
VIDEO OPLEIDING ISO 9001 13
Uitgebreide motiveringsplicht van de kortgeding rechter 13
Pleitnota 14
Dat verzoekster opteert voor behandeling der zaak
UITZONDERLIJK GESPECIALISEERDE JURIDISCHE KENNIS
Functiebeschrijving
Functie : |
TAKEN: |
⮚ Sterfhuisconstructies te begeleiden en te coördineren. ⮚ Organiseren van brainstorm met management, aandeelhouders, borgstellers, boekhouder en of bedrijfsrevisor. ⮚ Wenselijk en aan te raden is dat een curator verbonden aan de betrokken rechtbank (arrondissement van de zetel van de vennootschap) als bijkomend adviseur bij de evaluatie fase wordt betrokken. ⮚ Opstellen bijzonder verslag volgend op de alarmprocedure. BVBA: art. 332 – NV: art. 633. ⮚ Maakt simulaties voor het financieel plan van de nieuwe onderneming. ⮚ Maakt samen met de huisadvocaat alle documenten en notariële aktes. ⮚ Is verantwoordelijk voor de tegenbrieven 1321 bw. ⮚ Bepaalt samen met de huisadvocaat en boekhouder de datum van het uur 00:00. ⮚ Pareert alle Pauliaanse en aansprakelijkheidsvorderingen. ⮚ Voert het woord ingeval van een strafrechtelijke klacht. ⮚ Neemt de beslissing in de laatste fase van de brainstorm: stoppen of verder gaan. ⮚ Voert de Iso 9001 en Balanced Score card in (de nieuwe onderneming indien nuttig). ⮚ Neemt deel aan de openingsvergadering en intake gesprekken (facultatief). ⮚ Volgt alle rechtspraken en in zonder Cassatie in zake waarvoor een bijzondere kennis is vereist. |
BEVOEGDHEDEN: |
⮚ Te communiceren met schuldeisers. ⮚ Criteria en methoden te bepalen ter beheersing van de sterfhuisconstructie. ⮚ Samen werken met externe partijen voor zaken met betrekking op de sterfhuisconstructie. ⮚ Vaststellen, invoeren en onderhouden van de sterfhuisconstructie processen. ⮚ De vereiste dienstenspecifieke verificatie, geldigverklaring, bewaking en aanvaardingscriteria voor de diensten te bepalen. ⮚ De documenten die de organisatie nodig heeft voor de sterfhuisconstructie te ontwerpen en aan te passen. ⮚ Individuele doelstellingen van de medewerkers te wijzigen, zodanig dat ze bijdragen in het bereiken van de sterfhuisconstructie. |
CONTRÔLE |
⮚ Waakt over het gans proces van de sterfhuisconstructie van het begin tot en met de opvolging. |
VERANTWOORDELIJKHEID |
⮚ Vooral de juridische aansprakelijkheid ingeval hij niet legale sterfhuisconstructies en of slachthuisconstructies zou aanraden. ⮚ Het slagen op langere termijn van de nieuwe onderneming. |
VEREISTE COMPETENTIE |
⮚ Xxxxxx van abstracte wiskunde. ⮚ Xxxxxx van Discriminant analyse, balans lezen en ratio analyse. ⮚ Bijzondere kennis in groep theorie tot groepen van order 200. |
⮚ Xxxxxx van Xxxxxx theorie en extensie leer. ⮚ Bijzondere kennis van axiomatisch denken en wiskundig bewijs. ⮚ Xxxxxx van vennootschap en handels wetten. ⮚ Bijzondere kennis van beslagrecht. ⮚ Kennis van faillissementswet. ⮚ Bijzondere kennis van insolventie recht. ⮚ Bijzondere kennis van vereffeningwet. ⮚ Kennis van burgerlijk recht. ⮚ Bijzondere kennis inzake overdracht en verhuur handelsgoederen en vorderingen, novatie, delegatie,subordinatie en subrogatie. ⮚ Bijzondere kennis inzake bestuursverantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. ⮚ Bijzondere kennis inzake Pauliaanse en zijdelingse vorderingen. ⮚ Bijzondere kennis van pandwetgeving. ⮚ Bijzondere kennis van borgwetgeving. ⮚ Bijzondere kennis van intellectuele valsheid in geschriften. ⮚ Xxxxxx van het retentie recht. ⮚ Bijzondere kennis van zekerheidsrechten. ⮚ Bijzondere kennis van het handelsfonds (monografieën) en de wet op het pand handelsfonds. ⮚ Bijzondere kennis van rechtspraak en rechtsleer inzake sterfhuisconstructies. ⮚ Kennis van systeem Iso 9001. ⮚ Algemene mensenkennis. ⮚ Spreken in het openbaar. ⮚ Xxxxx organisator * Bijzindere kennis betekend alle arresten,doctrines en monografien in deze materie beheersen en kennen. |
PLAATSVERVANGER |
⮚ Huisadvocaat. |
GEEFT LEIDING AAN |
⮚ Zichzelf. ⮚ Assistent sterfhuisconsulent. |
RAPPORTEERT AAN |
⮚ De klant. |
Deze functiebeschrijving heeft tot doel aan de houder ervan een idee te geven over de functie, die hem moet in staat stellen de hem toevertrouwde taken zo goed mogelijk uit te voeren.
Zij is noch limitatief noch exhaustief en kan worden aangepast in functie van de omstandigheden in het kader van de activiteiten en van de evolutie van de onderneming.
Zij maakt geenszins deel uit van de arbeidsovereenkomst die tussen de onderneming en de titularis van de beschrijving werd opgemaakt.
ART 60 VENN WET RECHTSBEHANDELING VOOR DE VENNOOTSCHAP IN OPRICHTING
Bron : xxxx://xxxxxxxxx.xxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxx/xxxxxxxxxx.xxx
De wet van 6 maart 1973 heeft middels art. 13 bis Vennootschappenwet in een wettelijke regeling voorzien voor rechtshandelingen ten name van een vennootschap in oprichting. Art. 13 bis Vennootschappenwet luidt als volgt: "Zij die in naam van een vennootschap in oprichting en vooraleer deze rechtspersoonlijkheid heeft verkregen, in enigerlei hoedanigheid een verbintenis hebben aangegaan, zijn, tenzij anders is overeengekomen, persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk indien de vennootschap die verbintenis niet heeft overgenomen binnen twee maanden na haar oprichting of indien de vennootschap niet tot stand is gekomen binnen de twee jaar na het ontstaan van de verbintenis. Wanneer de vennootschap de verbintenis heeft overgenomen, wordt deze geacht van het begin af door haar te zijn aangegaan."
Vóór de wet van 13 april 1995 verkreeg de handelsvennootschap de rechtspersoonlijkheid gelijktijdig met het tot stand komen van de vennootschapsovereenkomst, bij de ondertekening van de oprichtingsakte. Door de wet van 13 april 1995 werd de verkrijging van de rechtspersoonlijkheid afhankelijk gesteld van de neerlegging van het uittreksel uit de oprichtingsakte op de griffie van de rechtbank van koophandel, overeenkomstig art. 10 § 1, eerste lid Venn. W. (art. 2, tweede lid Venn. W.).
Zo rijst de vraag welke betekenis men voortaan moet geven aan art. 13 bis Venn. W., dat het lot regelt van verbintenissen die worden aangegaan in naam en voor rekening van een vennootschap in oprichting, nu de ondertekening van de oprichtingsakte en het ontstaan van de vennootschap als rechtspersoon niet langer samenvallen. De ‘oprichting’ en ‘totstandkoming’ van de vennootschap zijn niet langer eenduidige begrippen. Wordt hiermee verwezen naar de ondertekening van de vennootschapsovereenkomst, dan wel naar het ontstaan van de vennootschap als rechtspersoon, door de neerlegging van het uittreksel uit de oprichtingsakte ter griffie van de rechtbank van koophandel?
De bedoeling van art. 13 bis Venn. W. is aan toekomstige vennootschappen met rechtspersoonlijkheid de mogelijkheid te geven reeds in zekere mate zelfstandig rechten en plichten te verkrijgen, nog vooraleer de daartoe principieel vereiste rechtspersoonlijkheid is tot stand gekomen. Gelet op deze doelstelling ligt het voor de hand dat art. 13 bis Venn. W. toepasselijk blijft tot op het ogenblik dat de vennootschap geen behoefte meer heeft aan deze surrogaatoplossing, met name omdat ze een rechtspersoon is geworden door de neerlegging van het uittreksel uit de oprichtingsakte en dus op eigen kracht drager van rechten en plichten kan worden. Zulks werd al onmiddellijk na de invoering van art. 13 bis Venn. W. opgemerkt, lang voor er sprake was van een ontkoppeling tussen het tot stand komen van de vennootschapsovereenkomst en het verkrijgen van de rechtspersoonlijkheid (2) . Dit blijkt ook expliciet uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 13 april 1995 (3) . De vennootschap die contractueel reeds bestaat, blijft derhalve ‘in oprichting’ totdat zij de rechtspersoonlijkheid heeft verkregen (4) . Deze interpretatie biedt in ieder geval het voordeel van de rechtszekerheid, alhoewel de kwestie voor verdeeldheid blijft zorgen in de rechtsleer. Zo onderscheidt X. XX XXXX, vertrekkend vanuit een letterlijke interpretatie van de wet, niet minder dan drie stadia, waaraan zij telkens verschillende rechtsgevolgen koppelt (5) . Tot op het ogenblik waarop de oprichtingsakte wordt ondertekend, is de vennootschap in oprichting in de zin van artikel 13 bis Venn. W. Eens de
oprichtingsakte is getekend maar zolang ze nog niet is neergelegd, gaat het om een commerciële of burgerlijke vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, geregeld door de dwingende bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en door de bepalingen van de oprichtingsakte, in zoverre daarmee verzoenbaar. Artikel 13 bis is niet van toepassing in deze periode, tenzij uitdrukkelijk in die zin werd overeengekomen. Xxx geeft deze auteur de - weinig praktische - raad om rechtshandelingen in die tussenperiode zo veel mogelijk te vermijden, of ze aan te gaan onder de opschortende voorwaarde van de verwerving van de rechtspersoonlijkheid. Vanaf de neerlegging begint de vennootschap dan volwaardig te functioneren overeenkomstig haar statuten. Deze opvatting sluit inderdaad aan bij de letter van de wet, zij het misschien niet bij de bedoeling van de wetgever zoals die blijkt uit de parlementaire voorbereiding. Toch blijkt zij in haar toepassing vrij zwaar en formalistisch te zijn: op een tijdspanne van nauwelijks enkele weken tijd, verandert de vennootschap maar liefst twee maal van statuut. Bovendien slaagt de auteur er niet in alle hiaten bij de overgang van het ene naar het andere statuut op te vullen.
Een tweede interpretatieprobleem dat is gerezen na de Wet van 13 april 1995, betreft het vertrek- respectievelijk eindpunt van de termijnen waarbinnen de vennootschap een verbintenis moet overnemen, opdat de overname ten aanzien van de promotoren een bevrijdend effect zou sorteren. Enerzijds bepaalt artikel 13 bis Venn. W. dat de vennootschap de verbintenis moet overnemen binnen de twee maanden na haar ‘oprichting’. Anderzijds moet de vennootschap in elk geval ‘zijn totstandgekomen’ binnen twee jaar na het ontstaan van de verbintenis.
De dubbele termijn van twee maanden respectievelijk twee jaar is zinvol als ervan wordt uitgegaan dat de termen ‘oprichting’ en ‘totstandkoming’ hier moeten worden gelezen als ‘ontstaan als rechtspersoon’. Enerzijds wordt aan de oprichters een relatief lange periode van twee jaar gegeven om alles in orde te brengen wat de ‘oprichting’ van de vennootschap aangaat, dit wil zeggen investeerders te zoeken, besprekingen te voeren met betrekking tot ieders aandeel, het vervullen van een aantal administratieve formaliteiten enz. Maar anderzijds is het evident dat, zodra de vennootschap rechtspersoonlijkheid heeft verkregen en dus in de mogelijkheid verkeert om zelf de aangegane verbintenissen over te nemen, er geen enkele reden meer bestaat om nog langer te wachten met de overname, zodat vanaf dan een veel kortere termijn van twee maanden loopt.
Het kan nooit de bedoeling zijn geweest van de wetgever, om de termijn van twee maanden die aan de vennootschap wordt gegeven om aangegane verbintenissen over te nemen, te laten ingaan op een ogenblik dat de vennootschap nog niet in de mogelijkheid verkeert om die overname te bewerkstelligen, omdat ze nog geen rechtspersoon is (6) . Betogen dat de termijn van twee maanden ingaat vanaf de oprichtingsakte betekent dat de werkelijke termijn altijd onvermijdelijk korter zou zijn dan die in de wet is ingeschreven. Deze stelling kan daarom niet bijgetreden worden.
De hier verdedigde stelling vindt ook steun in de regeling zoals die in Duitsland van kracht is. Opdat de vennootschap en haar promotoren het vereenvoudigde mechanisme van schuldovername zouden kunnen genieten, moet de overname binnen drie maanden na de inschrijving in het handelsregister (die de rechtspersoon doet onstaan) worden medegedeeld aan de tegenpartij (8) . De Eerste Richtlijn heeft geen termijnen voor de overname opgelegd. Maar aangezien het Duitse systeem aan de oorsprong lag van art. 7 van de richtlijn, ligt het voor de hand dat er voor de interpretatie van de Belgische regeling inspiratie kan worden gehaald in de Duitse ervaring (9) .
De nieuwe regeling inzake verkrijging van rechtspersoonlijkheid stelt tenslotte nog een probleem met betrekking tot de overname zelf van de verbintenissen. Onder het vroegere recht was het courante praktijk om in de oprichtingsakte meteen ook alle verbintenissen over te nemen die waren aangegaan namens de vennootschap in oprichting (10) . Men kan zich afvragen of dit thans nog
mogelijk is aangezien sedert 1 juli 1996 de vennootschappen bij de oprichting nog geen rechtspersoonlijkheid bezitten, maar pas bij de neerlegging ter griffie. Xxxxxxxxx en Xxxxxxxxxx menen dat de bekrachtiging nog in de oprichtingsakte zelf kan gebeuren, en wel door de comparanten aan deze akte, maar dan onder de opschortende voorwaarde van neerlegging van het uittreksel ter griffie (11) . Door de latere neerlegging ter griffie wordt de opschortende voorwaarde verwezenlijkt, en wel met terugwerkende kracht (ingevolge art. 1179 B.W.). Bijgevolg wordt de bekrachtiging op dat ogenblik definitief. Behoudens de eigenlijke neerlegging ter griffie dienen geen andere formaliteiten in acht genomen te worden, ook niet ten aanzien van derden. Ten aanzien van derden wordt de verwezenlijking van de opschortende voorwaarde voldoende vastgesteld door de bekendmaking van het uittreksel uit de akte houdende de oprichting van de vennootschap in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad (art. 10 § 4 van de Venn. W.).
De notariële praktijk (12) is thans zo dat men de verschijners onmiddellijk na de oprichting van de vennootschap in bijzondere algemene vergadering laat samenkomen waarop er met eenparigheid van stemmen beslist wordt dat alle rechtshandelingen welke gesteld werden namens de vennootschap in oprichting bekrachtigd worden en geacht worden rechtstreeks met de vennootschap te zijn afgesloten. Tevens worden de zaakvoerders/bestuurders benoemd, met dien verstande dat zij tot de datum van de verkrijging van de rechtspersoonlijkheid door de vennootschap, zullen optreden als volmachtdragers van alle vennoten en dat zij vanaf de verkrijging van de rechtspersoonlijkheid door de vennootschap, optreden als orgaan, conform de statuten (13) . Verder wordt tijdens deze bijzondere algemene vergadering overeengekomen dat alle genomen beslissingen onverkort blijven gelden tot de neerlegging op de griffie van een uittreksel van de oprichtingsakte en dat na deze neerlegging deze beslissingen toepasselijk zullen zijn op de rechtspersoon.
Besluit
Vooreerst dient gewaarschuwd voor de rechtsonzekere situatie en de mogelijke aansprakelijkheden die men kan oplopen indien men een contract tekent voor de vennootschap in oprichting en later zou blijken dat de oprichting niet doorgaat.
In ieder geval mag U nooit alleen tekenen voor de vennootschap in oprichting, aangezien U dan alleen, met uitsluiting van de andere kandidaat-oprichters, door derden zou kunnen aangesproken worden. Immers kunnen de mede-promotors, met wier instemming is gehandeld maar die niet zijn opgetreden tegenover derden, door deze laatsten niet worden aangesproken. Rechtsleer (14) en rechtspraak (15) zijn hierover unaniem. Uw aansprakelijkheid zou slechts kunnen uitgesloten worden indien U de overeenkomst met de derde tekent onder de dubbele opschortende voorwaarde van het ontstaan van de vennootschap als rechtspersoon én van de overneming door deze laatste van de aangegane verbintenissen (16) . Zulke afwijkende overeenkomst is immers uitdrukkelijk toegelaten door art. 13 bis Venn. W. De praktische haalbaarheid ervan is echter een andere vraag.
Het meest aangewezen lijkt mij daarom dat alle toekomstige oprichters het contract tekenen ‘voor de vennootschap in oprichting’. Indien er niets bepaald wordt zijn de drie promotoren hoofdelijk aansprakelijk. Daarom zou er in de overeenkomst met de derde een uitdrukkelijk beding moeten opgenomen worden waarbij de aansprakelijkheid van elk van de promotoren ten aanzien van de derde, tot op het moment dat de op te richten vennootschap rechtspersoonlijkheid heeft verkregen, verdeeld wordt in functie van het toekomstig aandelenbezit in de op te richten vennootschap.
Bovendien zou U een overeenkomst kunnen sluiten met de andere oprichters dat zij U vrijwaren voor alle schade en nadelige gevolgen indien de vennootschap door een fout of gebrek aan medewerking van één van hen geen rechtspersoonlijkheid zou verkregen hebben binnen de twee jaar na het sluiten van de overeenkomst.
In de oprichtingsakte tenslotte dient de overname van de verbintenissen opgenomen te worden, evenwel onder de opschortende voorwaarde van het verkrijgen van de rechtspersoonlijkheid (cfr. supra).
(1) XXXXX X., "Rechtshandelingen ten name van een vennootschap in oprichting", in Recht in beweging. Opstellen aangeboden aan Prof. Mr. Xxxxxx X. Xxxxxx, Antwerpen, Kluwer, 1973, nr. 10 e.v.
(2) XXXXX X., "Rechtshandelingen ten name van een vennootschap in oprichting", in Recht in beweging. Opstellen aangeboden aan Prof. Mr. Xxxxxx X. Xxxxxx, Antwerpen, Kluwer, 1973, nr. 26
(3) Sentaatsverslag, Gedr. St., Senaat, 1993-94, nr. 1086/2, 22: "Indien het de bedoeling is van de vennoten een vennootschap met rechtspersoonlijkheid op te richten, dan worden de rechtshandelingen voorafgaand aan het deponeren van de akten beheerst door artikel 13 bis van de vennootschapswet, dat betrekking heeft op de vennootschap in oprichting".
(4) In die zin: XXXXXXXXX, X. en XXXXXXXXXX, X., "Enkele voor de notariële praktijk belangrijke gevolgen van de uitgestelde verwerving van de rechtspersoonlijkheid door vennootschappen", T.Not., 1996, nr. 19; XXXXX, X., "De
fundamenten van het vennootschapsrecht dooreengeschud vóór de eeuwwende", in De nieuwe Vennootschappenwetten van 7 en 13 april 1995, XXX XXXXX INSTITUUT (ed.), Kalmhout, Biblo, 1995, nr. 4; XXXXXXX, S., "Loi de réparation et acquisition de la personalité morale en droit des sociétés", R.P.S., 1996, (229), nr. 3; XXXXXXX, J.M. en MALHERBE, Ph., Les sociétés commerciales - Lois des 7 et 13 avril 1995, dossier J.T., Brussel, Larcier 1996, nr. 25; XXXXXX, X.X. xx XXXXXX, X., "Engagements pris au nom d’une société en formation", R.N.B., 1996, 257-258; XXXXXXX, X. De Reparatiewet Vennootschapsrecht, Gent, Mys & Breesch, 1995, nr. 16; NIEUWDORP, R., "De nieuwe wet van 13 april 1995 - Algemene bedenkingen - definities - inwerkingtreding", Acc. Bedr., 1995/6, 10; XXX XXXX, X., "Van programma-, restauratie- en reparatiewetten, verlos ons Heer!", N.F.M., 1995/6, 4; TAS, R., "Een vennootschap is pas opgericht in de zin van art. 13 bis Venn. W. als zij rechtspersoonlijkheid heeft verkregen", TRV, 1996, p. 523 e.v.
Contra: BYTTEBIER, K., "Opzet en algemeen begrippenkader van de Wet van 13 april 1995", in De gewijzigde Vennootschapswet 1995, BYTTEBIER, K., XXXXXXXX, R.R. en XXXXXXXX, X. (ed.), Antwerpen, Kluwer, 1996, nr. 49e; DU FAUX, H., "Zal artikel 13 bis Vennootschappenwet na 1 juli 1996 nog toepasselijk zijn na de ondertekening van de vennootschapsakte", T. Not., 1996, (269-271), nr. 2. Volgens deze auteurs zou vanaf de ondertekening van de oprichtingsakte het gemeen recht van toepassing zijn.
(5) XX XXXX, X., "De ‘constitutieve neerlegging’ van de oprichtingsakte en de notariële praktijk", V&F, 1997, 14.
(6) In die zin: XXXXXXXXX, X. en XXXXXXXXXX, X., "Enkele voor de notariële praktijk belangrijke gevolgen van de uitgestelde verwerving van de rechtspersoonlijkheid door vennootschappen", T.Not., 1996, nr. 21
(7) Vgl. XXXXXXX, X., "Loi de réparation et acquisition de la personalité morale en droit des sociétés", R.P.S., 1996, (229), nrs. 46.b en 55. Deze auteur stelt voor artikel 13 bis Venn. W. te wijzigen door de term ‘oprichting’ te vervangen door een
verwijzing naar de neerlegging van het uittreksel uit de oprichtingsakte.
(8) Bepaalde categorieën van verbintenissen gaan weliswaar automatisch over op de vennootschap. Zie XXXXX, X., in Kölner Kommentar zum Aktiengesetz, Xxxx Xxxxxxx, 1970, 280 e.v.
(9) XXXXX X., "Rechtshandelingen ten name van een vennootschap in oprichting", in Recht in beweging. Opstellen aangeboden aan Prof. Mr. Xxxxxx X. Xxxxxx, Antwerpen, Kluwer, 1973, nr. 7; VAN OMMESLAGHE, P., "La Première
Directive du Conseil du 9 mars 1968 en matière de sociétés", Cab. Dr. Eur., 1969, (495), nr. 37
(10) Zie GILCART, S., "Loi de réparation et acquisition de la personalité morale en droit des sociétés", R.P.S., 1996, (229), 277; XXXXXX, X.X. xx XXXXXX, X., "Engagements pris au nom d’une société en formation", R.N.B., 1996, 260.
(11) XXXXXXXXX, X. en XXXXXXXXXX, X., "Enkele voor de notariële praktijk belangrijke gevolgen van de uitgestelde verwerving van de rechtspersoonlijkheid door vennootschappen", T.Not., 1996, nr. 28. In dezelfde zin: ; XXXXXXX, X. De
Reparatiewet Vennootschapsrecht, Gent, Mys & Breesch, 1995, nr. 16
(12) Inlichtingen ingewonnen bij notaris Xxxxx Xxxxxxxxx te Hemiksem.
(13) De notariële praktijk schijnt hiermee op dit punt Xxxxxx Xx Xxxx te volgen: XX XXXX, X., "De ‘constitutieve neerlegging’ van de oprichtingsakte en de notariële praktijk", V&F, 1997, 21.
(14) XXXXX X., "Rechtshandelingen ten name van een vennootschap in oprichting", in Recht in beweging. Opstellen aangeboden aan Prof. Mr. Xxxxxx X. Xxxxxx, Antwerpen, Kluwer, 1973, nr. 15;
(15) Xxxx, 00 april 1995, TRV, 1996, p. 566 met xxxx xxx X. Tas.
(16) XXXXX X., "Rechtshandelingen ten name van een vennootschap in oprichting", in Recht in beweging. Opstellen aangeboden aan Prof. Mr. Xxxxxx X. Xxxxxx, Antwerpen, Kluwer, 1973, nr. 19;
CASSATIE ARREST 8 MEI 2015.
Bron : xxxxx://xxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xxx/0000/00/00/xx-xxxxxxxx-xxx-xxx-xxxxxxxxxxxx-xx-xxxxxxxxxx-xxx- trustachtige-figuur/
Cassatie: beslag door persoonlijke schuldeiser van de promotor vervalt bij overname van het beslagen goed door de opgerichte vennootschap
Een vennootschap met rechtspersoonlijkheid die nog niet is opgericht, kan toch vertegenwoordigd worden door een promotor. De verbintenissen én de rechten volgend uit deze rechtshandelingen zijn passiva en activa van de promotor tot en indien de vennootschap overneemt. Indien binnen de wettelijke termijnen de vennootschap rechtspersoonlijkheid verwerft en die verbintenis overneemt wordt, in de woorden van art. 60 X.Xxxx., “de verbintenis geacht van het begin af door de vennootschap te zijn aangegaan”.
Art. 60 X.Xxxx. spreekt enkel over de passiefzijde (“de verbintenissen”). De overname met retroactief effect (“van het begin af”) geldt echter ook voor de actiefzijde van de handelingen die door de promotor q.q. werden gesteld, bv. een goed namens de vennootschap in oprichting gekocht.
Wat nu als ná de aankoop maar vóór de overname een persoonlijke schuldeiser van de promotor beslag legt op dit goed? Er zijn theoretisch drie mogelijke oplossingen: de overname wordt onmogelijk; of de overname wordt mogelijk, maar de vennootschap verwerft het goed bezwaard met het beslag; of de vennootschap verwerft het goed onbelast door het beslag.
In een arrest van 8 mei 2015 (C.14.0248.N) kiest het Hof van Cassatie duidelijk voor de laatste optie. In het elegant gemotiveerde arrest zegt het Hof dat:
“de overname door de vennootschap van een door de promotor in haar naam aangegane koopovereenkomst van een onroerend goed tot gevolg heeft dat de voordien door de promotor op het onroerend goed toegestane zakelijke rechten evenals de door schuldeisers van de promotor op het goed gelegde beslagen komen te vervallen, op voorwaarde dat in de op het hypotheekkantoor overgeschreven aankoopakte uitdrukkelijk is vermeld dat de aankoop werd verricht in naam van de vennootschap in oprichting.”
Vragen die nog overblijven zijn o.m.: geldt dit ook voor roerende goederen waarbij de precaire titel van de promotor niet kan worden aangetekend in een publiciteitssysteem? En: hoe zit het als de promotor al kosten heeft gemaakt met betrekking tot het overgenomen goed (bv. als hij een stuk van de hypothecaire lening afbetaald heeft)?
De vennootschap zal dan de promotor moeten vergoeden; zoniet dreigt de overname in pauliaans vaarwater te komen.
Na het cassatie-arrest is het in ieder geval duidelijk dat de overname het beslag breekt, indien de hoedanigheid van de promotor blijkt bij de overschrijving op het hypotheekkantoor.
“Trustachtig” is een term die met de nodige schroom moet worden gebruikt. Met professor Xxxxx Xxxxxxx moet worden vastgesteld dat het suffix “-achtig” wordt misbruikt om een figuur gewichtiger te doen lijken dan het is: “In menig natuurhistorisch museum is vroeger een reptielenbot dinosaurusachtig verklaard: een kwestie van verkoop” (“Trustachtige figuren in België”, TPR 1992, 1098).
Niettemin: de promotor schurkt hier toch zeer dicht tegen de trustfiguur aan. De goederen zijn zakenrechtelijk geregistreerd ten name van detrustee (de promotor), maar de verwachting van de beneficiaris (de vennootschap in oprichting) heeft zakelijke werking.
Het arrest verscheen met een grondige annotatie door professor R. Tas in TRV/RPS 2016.p 1115
FIDUCIAIRE EIGENDOMSOVERDRACHT.
Bron: xxxx://xxx.xxxxx.xx/xxxxxxx/XXX00/000/000/000/XXX00- 002163176_2014_0001_AC.pdf
De Belgische wetgever brengt, in tegenstelling tot de Europese wetgever, de overdracht van eigendom tot zekerheid onder bij de zakelijke zekerheidsovereenkomsten. De fiduciaire overdracht verkrijgt hierdoor zakelijke werking waardoor de fiduciaire overdracht tegenwerpelijk is na het ontstaan van de samenloop. De evolutie in de rechtspraak in verband met de eigendomsoverdracht tot zekerheid draagt bij tot deze kwalificatie.143
De traditionele leer die in het Sart-Tilman arrest werd bevestigd, wordt verlaten in de Wet Financiële Zekerheden. Het arrest Xxxx-Xxxxxx bepaalt dat een eigendomsoverdracht tot zekerheid geen algemeen juridisch erkende zekerheidstechniek vormt die tegenstelbaar is in geval van samenloop, in het licht van artikelen 7 en 8 van de Hypotheekwet. De geldigheid inter partes wordt echter niet betwist wegens het principe van de wilsautonomie. De Wet Financiële Zekerheden heeft op deze leer wat contanten en financiële instrumenten betreft, een uitzondering gemaakt (artikel 12 Wet Financiële Zekerheden). De eigendomsoverdracht tot zekerheid biedt de begunstigde-overnemer alle voordelen van het eigendomsrecht op de betrokken activa, mits de verplichting deze of gelijkwaardige activa terug over te dragen bij een correcte uitvoering van de gewaarborgde schuld. Indien aan deze verplichting niet wordt voldaan, wordt de schuld aangezuiverd door toerekening volgens artikel 1254 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel vindt ook zijn toepassing in de toerekening van het pandrecht.144 In de praktijk wordt vaak een
- verrekeningsmogelijkheid bedongen. 145 Natuurlijke personen zijn uitgesloten uit het toepassingsgebied van artikel 12.146
Als de zekerheidseigendom als een volwaardig eigendomsrecht beschouwd kan worden dan mag de zekerheidseigenaar met het oog op uitwinning in principe niet de invloed van een ingetreden samenloop ondervinden. Deze visie komt tot uiting in artikel 12, §2 van de Wet Financiële Zekerheden. De zekerheidseigenaar kan naar eigen goeddunken over het pand beschikken. Is het goed dat tot zekerheid is overgedragen echter een schuldvordering dan gaat dit vaak gepaard met de verrekening van de gewaarborgde schuld en de tot zekerheid overgedragen schuldvordering. De overgedragen schuldvordering blijft buiten de samenloop zodat het principieel verbod van schuldvergelijking na samenloop vermeden wordt. Wederom wordt deze procedure wettelijk verankerd in artikel 12, §2 van de Wet Financiële Zekerheden. Bij contanten wordt de geldverbintenis van de schuldenaar van rechtswege gecompenseerd met de verbintenis van de zekerheidseigenaar tot restitutie van de schuldvordering. De waarde van de als zekerheid overgedragen financiële instrumenten of het bedrag van de contanten moet vastgesteld worden met verwijzing naar de datum van opeisbaarheid.147
143 Art. 1, b Collateral Richtlijn en X. XXXXXXX en H. SEELDRAYERS, “De Wet Financiële Zekerheden”, RW 2004-05, (1521) 1522..
144 X. XXXXX, “De Wet Financiële Zekerheden en de notariële praktijk” in J. BAEL, Rechtskroniek voor het notariaat, XI, Brugge, Die Keure,2007 ,(135)139.
145 X. XXXXXXX en H. SEELDRAYERS, “De Wet Financiële Zekerheden”, RW 2004-05, (1521) 1535.
146 X. XXXXX, “De Wet Financiële Zekerheden en de notariële praktijk” in J. BAEL, Rechtskroniek voor het notariaat, XI, Brugge, Die Keure,2007 ,(135)140.
147 X. XXXXXXX en H. SEELDRAYERS, “De Wet Financiële Zekerheden”, RW 2004-05, (1521) 1537.
CESSIE VAN SCHULDVORDERING BW 1690
Bron : xxxx://xxx.xx/xxxxxxx/xxxxxx.xxx?xxxxxxxxxxxx/0000/0000-00
De cessie kan men omschrijven als de overeenkomst waarbijeen schuldeiser (cedent) zijn schuldvordering of vorderingsrecht overdraagt aan een derde ( cessionaris) zonder tussenkomst van de debiteur.
Zulke overdracht heeft een dubbele werking : obligatorischheeft de cessie voor gevolg dat de debiteur een nieuwe schuldeiser bekomt voor dezelfde schuld; op zakenrechtelijk vlak gaat een vermogensbestanddeel, de gecedeerde vordering, uit het vermogen van de cedent over in dat van de cessionaris. In het huidig Nederlands Recht, het Belgisch recht (systeem Franse Code civil) en het Ontwerp van Nieuw Ned. B.W., vindtmen drie verschillende stelsels van eigendomsovergang bij cessie van schuldvordering.
Het stelsel, waarin de overgang door de schriftelijke wilsverklaringvan partijen geschiedt zonder bijkomende formaliteit tenzij voor de werking van de cessie tegenover de debiteur, bevordert weliswaar de verhandelbaarheid van schuldvorderingen op naam, doch biedt onvoldoende bescherming voor de schuldeisers van de cedent en voor alle derden die, na een eerste cessie, te goeder trouw rechten op de vordering verwerven (art. 668 Ned. B.W.). Het stelsel, waarin de eigendomsovergang door enkele wilsverklaring geschiedt maar niet tegenstelbaar is aan derden, debiteur inbegrepen, zonder bijkomende formaliteit van kennisgeving, biedt wel voldoende bescherming aan derden, doch leidt tot rechtsonzekerheid, indien op het ontbreken van deze formaliteit geen beroep kan worden gedaan door derden die op een andere wijze van de cessie kennis hebben verkregen (Belgisch stelsel, toepassing van art. 1690 B.W.).
OVERDRACHT VAN SCHULDVORDERINGEN VOLGENS HET BELGISCH RECHT
Zie apart bijgevoegde pdf van strada
GEEN SPAM
Zie apart bijgevoegde pdf file met bewijs
FOLDER PRO CONSULT
Diensten die ik aanbood aan de RES leden in het verleden
VIDEO OPLEIDING ISO 9001
Idem diensten die ik aanbood aan de RES leden
UITGEBREIDE MOTIVERINGSPLICHT VAN DE KORTGEDING RECHTER
Alhoewel art 149 van de Grondwet van toepassing is wordt de motiveringsplicht door andere wetsbepalingen opgelegd.
Cass 27 november 1985
Cass 12 maart 1986
Cass 7 december 1988
Cass 22 januari 1991
Motiveren is gebaseerd op logica en deductieregels. Het is als het ware een intellectueel spelletje met overeengekomen regels.
Als Concluant beweert dat de som van de hoeken van een driehoek gelijk is aan 180 graden, dan volstaat het voor de rechter dat hij antwoordt dat hij de innerlijke overtuiging heeft dat dit niet zo is (om te voldoen aan zijn motiveringsplicht.)
Hij moet dus niet een tegenbeweging doen en bv zeggen dat hij van oordeel is dat de som van de hoeken van een driehoek afhankelijk is van de grootte van de driehoek (Niet euclidische meetkunde).
Anders is het gesteld indien concluant dezelfde bewering doet dat de som van de driehoek 180 graden is en daarbij het volledige bewijs geeft volgens Xxxxxxxxxx .In dit geval moet volgens mij de rechter of een deductiefout ontdekken in zijn bewijs (een gevolgtrekking uit premissen die volgens hem niet logisch is) of een tegenbewijs geven (vb niet euclidische meetkunde).
De bedoeling van motivatie van vonnissen is, om het hof van Cassatie de mogelijkheid te geven de willekeurige uitspraken of de uitspraken met foute deducties te corrigeren.
De motiveringsplicht is allereerst afhankelijk van de mate van nauwkeurigheid en uitvoerigheid van de motivering en argumentatie van de aan de rechter voorgelegde verdediging (zie pleitnota):
Hoe nauwkeuriger of uitvoeriger de aangevoerde middelen zijn ,des te uitvoeriger de rechter rekening zal dienen te houden met de conclusies waarin deze middelen vervat zijn:
Cass 28 september 1977,ac 1978,136
Cass 4 juni 1980,ac 1979-1980 ,1232 Constant j o;c; 310 in fine
Wij verzoeken de rechtbank om, ingeval van veroordeling, uitgebreid schriftelijk te mogen antwoorden in conclusies om aldaar hierin de aangevoerde juridische argumentatie te ontkrachten en /of het besluit te verantwoorden dat mr Xxx xxx Xx niet mocht gebruik maken van art 60 Venn Wet of van BW 1690 handelen in RES zonder RES lid te zijn.
De reden hiervoor is dat onze besluiten een rechtsgevolg beogen en geen bespreking zijn om de innerlijke overtuiging van de rechter te beïnvloeden.(formalistisch in plaats van intuïtief)
Cass 20 mei 1992 Arr Cass 1991,92,nr 495
Cass 2 juli 1951 Pas 1951 ,I,762
PLEITNOTA
Neergeleg op de zitting en overhandigd aan tegenstrever na pleidooi