De Regeling Zwaar Werk Vleessector
WERKT
Arbeidsvoorwaarden in de vleessector
1 JANUARI 2021 TOT 1 MAART 2022
De Regeling Zwaar Werk Vleessector
Eerder stoppen met werken iets voor u / voor uw werknemer? Met de regeling Zwaar Werk voor werknemers in een directe productiefunctie (“Vlees in de handen”) kan dat.
Werknemers kunnen vanaf 1 januari 2021 deelnemen aan de regeling, indien zij:
• tussen 1 januari 2021 en 31 december 2025 een leeftijd bereiken die maximaal 3 jaar en minimaal 1 maand voor de AOW-gerechtigde leeftijd ligt,
• 20 jaar in een directe productiefunctie (vlees in handen) hebben gewerkt bij een werk- gever die onder de vlees-cao valt, én
• de afgelopen 10 jaar bij de huidige werkgever of diens rechtsvoorganger in dienst zijn geweest.
De regeling is gezamenlijk vastgesteld door sociale partners in de vleessector. De regeling wordt gefinancierd door de werkgever. De uitvoering wordt verzorgd door het Fonds Collec- tieve belangen voor de Vleessector.
Meer informatie over deze regeling vindt u in het Reglement Zwaar Werk Vleessector, welke is opgenomen op blz 90. in dit boekje en op de website xxx.xxxxxxxxxx.xx.
Gratis Persoonlijk Financieel advies voor werknemers van 63 jaar en ouder Werknemers (ouder dan 63 jaar) kunnen éénmalig gratis een Persoonlijk Financieel Inzicht advies laten opstellen. Xxxxxxx dit advies wordt inzicht verkregen in het (pensioen)inkomen rekening houdend met overige financiële zaken, zoals een mogelijke hypotheek, lijfrentes en overige financiële middelen. Er wordt daarmee een helder beeld van het besteedbaar inkomen en de mogelijkheden om eventueel geheel of gedeeltelijk eerder te kunnen stoppen met werken verkregen. Het persoonlijk Financieel advies wordt opgesteld door Comminz en door een medewerker van Comminz met de werknemer besproken. De kosten worden vergoed door het Fonds Collectieve belangen voor de Vleessector. U vindt het aanmeld formulier op www. xxxxxxxxxx.xx
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE VLEESSECTOR
Inleiding
Deze collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) voor de vleessector is afgesloten tussen aan werkgeverskant:
de Centrale Organisatie voor de Vleessector te Zoetermeer en aan werknemerskant:
FNV te Utrecht en
CNV Vakmensen te Utrecht.
De looptijd van deze CAO is van 1 januari 2021 tot 1 maart 2022.
INHOUDSOPGAVE
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE VLEESSECTOR
Inleiding 1
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1a Werkingssfeer 6
Artikel 1b Definities 6
Artikel 2 Toepassing CAO Xxxxxxxxxxx 0
XXXXXXXXX 0 XX XXXXXXXXXXXXXXXXXXX
Artikel 3 Dienstverband voor (on)bepaalde tijd 10
Artikel 4 Xxxxxxxxx 00
Artikel 5 Afroepcontracten en stagiaires 10
Artikel 6 Deeltijdarbeid 10
Artikel 7 Einde dienstverband door opzegging 11
Artikel 8 Ontslagbescherming arbeidsongeschikte werknemer 11
Artikel 9 Nevenwerkzaamheden 11
Artikel 10 Einde dienstbetrekking bij het bereiken van de AOW
gerechtigde leeftijd 12
Artikel 11 Werkkleding 12
HOOFSTUK 3 ARBEIDSTIJD
Artikel 12 Arbeidstijd 13
Artikel 13 Arbeid op zon- en feestdagen 16
HOOFDSTUK 4 SALARIS EN OVERIGE FINANCIELE REGELINGEN
Artikel 14 Algemeen 17
Artikel 15 Toepassing leeftijdschalen 17
Artikel 16 Vervallen 17
Artikel 17 Toekennen van functieperiodieken 17
Artikel 18 Tijdelijke waarneming 18
Artikel 19 Definitieve indeling in een hoger functieniveau 18
Artikel 20 Indeling in een lager functieniveau 18
Artikel 21 Niet in de loontabel opgenomen lonen 19
Artikel 22 Aanpassing lonen 19
Artikel 23 Ploegendienst en beloning 20
Artikel 24 Inconveniëntentoeslag 20
Artikel 25 Extra beloning van arbeid op ongunstige uren en de relatie
met overuren 21
Artikel 26 25-jarig jubileum 22
Artikel 27 Eindejaarsuitkering 22
Artikel 28 Overwerkvergoeding 22
Artikel 29 Toeslag voor extra opkomst 23
Artikel 30 Toeslag EHBO-diploma 23
Artikel 31 Vakantietoeslag 23
Artikel 32 Overlijdensuitkering 23
Artikel 33 Betaalbaarstelling van het loon 24
Artikel 34 Uitruil van arbeidsvoorwaarden 24
Artikel 34a Werknemers met een buitenlandse arbeidsovereenkomst (WagwEU) 26
Artikel 35 Koffiegeld 27
HOOFDSTUK 5 VERLOF
Artikel 36 Xxxxxx xxx xxxx bij verzuim 28
Artikel 37 Arbeidstijdverkorting 29
Artikel 38 Onbetaald verlof en waarde van een betaalde vrije dag 29
Artikel 39 Arbeid en Zorg 29
Artikel 40 Duur van de vakantie (verwerving van vakantie- en snipperuren) 30
Artikel 41 Extra vakantie wegens langdurig dienstverband of bereikte leeftijd 30 Artikel 42 Seniorenregeling 31
Artikel 43 Opname van vakantie- en snipperuren 32
Artikel 44 Snipperuren 32
Artikel 45 Vakantie bij ziekte en ongeval 32
Artikel 46 Vakantierechten bestaande bij het einde van de dienstbetrekking 32
Artikel 47 Verlof voor vorming en scholing 33
HOOFDSTUK 6 VERZUIM, ARBO EN REINTEGRATIE
Artikel 48 Loonbetaling bij ziekte en ongeval 34
Artikel 49 Verrekening WHK premie 34
Artikel 50 Medische keuring 35
Artikel 51 WIA-Verzekering 35
Artikel 52 Terugdringing ziekteverzuim 35
Artikel 53 Overige rechten en verplichtingen bij ziekte 35
Artikel 54 Arbobeleid 36
Artikel 55 Arbeidsongeschiktheid minder dan 35% 36
Artikel 56 Arbocatalogus 37
HOOFDSTUK 7 COLLECTIEVE REGELINGEN
Artikel 57 NEN regeling 38
Artikel 58 Pensioen 39
Artikel 59 Rechtsbescherming kaderleden 39
Artikel 60 Fonds Collectieve Belangen Xxxxxxxxxxx 00
Artikel 61 Arbeidsvoorwaardenregeling Duurzame inzetbaarheid 40
Artikel 62 Employability 40
Artikel 63 EVC en Nederlands op de werkvloer 40
Artikel 64 Vakbondsfaciliteiten 41
Artikel 64a Zware beroepen regeling (RVU regeling) 41
HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN
Artikel 65 Vaste commissie 43
Artikel 66 Naleven CAO 43
Artikel 67 Protocollen 44
Artikel 68 Inwerkingtreding en duur van de overeenkomst 46
BIJLAGE I
Functieniveau-indeling 47
BIJLAGE II : LOONTABEL CAO VLEESSECTOR
Tabel Minimumloon per 1 januari 2021 48
Tabel Minimumloon per 1 juli 2021 48
Loontabel CAO Vleessector per 1 november 2019 op basis van
een 36-urige werkweek 50
Loontabel CAO Vleessector per 1 november 2019 op basis van
een 38-urige werkweek 51
Loontabel CAO Vleessector per 1 maart 2021 op basis van
een 36-urige werkweek 52
Loontabel CAO Vleessector per 1 maart 2021 op basis van
een 38-urige werkweek 53
Loontabel CAO Vleessector per 1 januari 2022 op basis van
een 36-urige werkweek 54
Loontabel CAO Vleessector per 1 januari 2022 op basis van
een 38-urige werkweek 55
BIJLAGE III BELONING VOOR ARBEID OP ALLE UREN
Xxxxxxxx voor arbeid op alle uren Basisuurloon inclusief toeslag 56
BIJLAGE IV
REGLEMENT VASTE COMMISSIE, 57
EX ARTIKEL 1b LID 8 jo ARTIKEL 65 CAO VOOR DE VLEESSECTOR 57
Artikel 1 Samenstelling Vaste Commissie 57
Artikel 2 Taken en bevoegdheden van de Vaste Commissie 57
Artikel 3 Verzoek om een uitspraak van de Vaste Commissie 58
Artikel 4 Behandeling van het verzoek door de Vaste Commissie 58
Artikel 5 Beoordeling van een verzoek door de Vaste Commissie 59
Artikel 6 Uitspraak van de Vaste Commissie 59
BIJLAGE V
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST 61
FONDS COLLECTIEVE BELANGEN VOOR DE VLEESSECTOR 61
Artikel 1a Werkingssfeer 61
Artikel 1b Definities 61
Artikel 2 Doel 63
Artikel 3 Uitvoering 65
Artikel 4 Verplichtingen werkgever 65
Artikel 5 Bijdrage 65
Artikel 6 Duur van de overeenkomst 65
UITVOERINGSREGLEMENT
Artikel 1 Definities 66
Artikel 2 Hoogte der bijdrage 66
Artikel 3 Realisering doelstelling 67
Artikel 4 Werkwijze 67
Artikel 5 Verplichtingen werkgevers en werknemers 68
Artikel 6 Administrateur 68
Artikel 7 Begroting 69
Artikel 8 Verslag, rekening en verantwoording 69
SUBSIDIEREGLEMENT
Artikel 1 Definities 70
Artikel 2 BBL-subsidies en diplomatoeslagen ten behoeve van de beroeps begeleidende leerweg (BBL) 70
Artikel 3 Diplomasubsidies 71
Artikel 4 Overige subsidies 72
Artikel 5 Subsidies ten bate van projecten 73
Artikel 6 Employability 74
Artikel 7 Verletkostenvergoeding 75
TOETSINGSKADER SUBSIDIES FONDS COLLECTIEVE BELANGEN VOOR DE VLEESSECTOR
Inleiding 76
1. Algemene doelstelling FCB Vlees 76
2. Subsidies 78
2.a. Leeftijdssubsidies en diplomatoeslagen Beroeps Begeleidende
Leerweg (BBL) 78
2.b. Overige Opleidingssubsidies 80
2.c. Subsidies t.b.v. projecten 82
2.d. Verletkostenvergoeding 83
2.e. Employability 84
2.f. EVC Erkenning Verworven Competenties 85
2.g. Pilot subsidie Xxxxxxxxxxxxxxx 00
3. Tekeningsbevoegdheid 88
4. Stuurinformatie FCBVlees-bestuur 89
REGLEMENT ZWAAR WERK VLEESSECTOR
Artikel 1 Definities 90
Artikel 2 Recht op uitkering 90
Artikel 3 Duur, hoogte en uitbetaling uitkering 91
Artikel 4 Einde recht op uitkering 91
Artikel 5 Aanvragen uitkering en verstrekken van gegevens 92
Artikel 6 financiering van de uitkering 93
Artikel 7 Intrekking en wijziging van een besluit tot uitkering 93
Artikel 8 Terugvordering onverschuldigd betaalde uitkering 94
Artikel 9 Nadere voorschriften 95
Artikel 10 Hardheidsclausule 95
Artikel 11 Vaste Commissie 95
Artikel 12 Anti-cumulatie 96
Bijlage 1 Berekening bedrag RVU vleessector 97
BIJLAGE VI BEREKENING BEDRAG RVU VLEESSECTOR
Controleregels in het kader van de bestrijding ziekteverzuim 98
BIJLAGE VII
Procedure Fiscaal faciliteren vakbondscontributie 101
DECLARATIEFORMULIER
Vergoeding van de lidmaatschapskosten van een werknemersorganisatie 103
BIJLAGE VIII
Re-integratie 104
BIJLAGE IX
Arbeidsvoorwaardenregeling Duurzame Inzetbaarheid 107
BIJLAGE X 109
ADRESSEN PARTIJEN BIJ DE CAO 110
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1a Werkingssfeer
Deze CAO is van toepassing op arbeidsovereenkomsten en andere overeen- komsten tot het verrichten van arbeid tussen:
1. de werkgever bedoeld in artikel 1b lid 4, en/of
2. de werknemer bedoeld in artikel 1b lid 5.
Artikel 1b Definities
In deze CAO worden de volgende definities gehanteerd:
1. Onder ‘onderneming in de vleessector’ wordt verstaan:
a. Die onderneming, of dat gedeelte van een onderneming, welke zich bezighoudt met een of meerdere van de volgende werkzaamheden:
• slachten van dieren met uitzondering van pluimvee, wild en konijnen;
• afsnijden of anderszins bewerken van geslachte dieren (m.u.v. pluimvee, wild en konijnen);
• bewerken van vlees of ongesmolten dierlijke vetten;
• verhandelen van vlees of ongesmolten dierlijke vetten; Niet onder de CAO Vleessector vallen:
• slachten, afsnijden of anderszins bewerken van pluimvee, wild en konijnen;
• werkzaamheden die uitsluitend bestaan uit het verhandelen, be- of verwerken van darmen;
• werkzaamheden die uitsluitend bestaan uit het verhandelen, be- of verwerken van niet voor menselijke consumptie bestemde organen. (NB: al het andere dan darmen en niet voor menselijke consumptie bestemde organen is vlees in het kader van deze CAO, zo ook bv. Koppen en huiden);
• ondernemingen zonder productiebewerkings- of verwerkingsfunc- ties.
b. Die onderneming, of dat gedeelte van een onderneming, waarin ook andere werkzaamheden dan bovenstaande worden verricht wordt, indien meer CAO’s van toepassing kunnen zijn, gerangschikt onder de CAO van die bedrijfstak, waartoe het merendeel van de werkzaam- heden van deze onderneming behoort.
2. Onder ‘inleenbedrijf in de sector’ wordt verstaan:
a. De rechtspersoon of natuurlijke persoon, niet zijnde een uitzendbedrijf in de sector in de zin van lid 3 van dit artikel, die in de regel een of meer van zijn werknemers arbeid laat verrichten binnen ondernemingen zoals omschreven in lid 1 van dit artikel op basis van een overeen- komst van opdracht of van aanneming met die ondernemingen, niet zijnde een uitzendbedrijf in de sector.
b. Onder inleenbedrijf in de sector wordt niet verstaan: de rechtspersoon of natuurlijke persoon die in de regel voor minder dan 50% van de totale loonsom werknemers in ondernemingen in de vleessector zoals bedoeld in artikel 1b lid 1 wordt tewerkstelt.
c. Onder inleenwerk worden onder andere de volgende werkzaamheden verstaan: slachten of afsnijden of bewerken of uitbenen of verder veredelen van (geslachte) dieren of onderdelen daarvan.
3. Onder ‘uitzendbedrijf in de sector’ wordt verstaan:
a. De rechtspersoon of natuurlijke persoon die in de regel voor meer dan 50% van de totale loonsom uitzendkrachten ter beschikking stelt van ondernemingen zoals omschreven in lid 1 van dit artikel op basis van uitzendovereenkomsten in de zin van artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek.
b. Onder uitzendbedrijf in de sector wordt echter niet verstaan het uitzend- bedrijf dat aan de volgende cumulatieve vereisten voldoet:
• De bedrijfsactiviteiten van de uitzendonderneming bestaan uitslui- tend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek, en
• De arbeidskrachten (uitzendkrachten) van die werkgever zijn voor 25% of meer van de loonsom betrokken bij werkzaamheden uitge- oefend in enige andere tak van bedrijf dan in de werkingssfeer van onderhavige CAO omschreven, en
• De werkgever zendt voor tenminste 15% van het totale premie- plichtig loon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgerlijk Wetboek en
• De uitzendonderneming is geen onderdeel van een concern dat rechtstreeks of door algemeen verbindend verklaring gebonden is aan de CAO voor de Vleessector, en
• De uitzendonderneming is geen paritair afgesproken arbeidspool.
4. Onder werkgever wordt verstaan:
De rechtspersoon of natuurlijke persoon die een onderneming drijft zoals omschreven in lid 1, 2 en 3 van dit artikel.
5. a. Onder werknemer wordt verstaan:
Een ieder, die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan met een werkgever als bedoeld in lid 4.
b. Met de werknemer als bedoeld onder 5a wordt gelijk gesteld de zelf- standige zonder personeel in de zin van lid 7 van dit artikel indien en voor zover deze in de regel werkzaam is voor één opdrachtgever (onderneming, inleenbedrijf of uitzendbedrijf) in de sector.
6. Flexibele arbeidscontractant (niet vallend onder lid 5):
a. Hieronder moeten worden begrepen:
• Uitzendkracht: dit is een arbeidskracht in dienst van onder- nemingen die activiteiten verrichten op het terrein van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, anders dan in artikel 1b lid 2 onder a.
• Inleenkracht: dit is een arbeidskracht die te werk wordt gesteld door, of door bemiddeling van, de inleenbedrijven anders dan in artikel 1b lid 2 onder a.
b. Op de uitzendkracht en inleenkracht, genoemd onder a, zijn de bepa- lingen op het terrein van lonen en toeslagen van deze CAO van toepas- sing.
7. Zelfstandige Zonder Personeel in de sector (ZZP)
Onder zelfstandige zonder personeel in de sector (ZZP) wordt verstaan: de natuurlijke persoon die persoonlijk arbeid verricht tegen beloning ten behoeve van een onderneming, inleenbedrijf of uitzendbedrijf in de sector in de zin van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel indien en voor zover voldaan is aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
• het betreft werkzaamheden zoals bedoeld in lid 1 en/of lid 2c van dit artikel, en
• hij/zij heeft zelf geen personeel in dienst, en
• hij/zij verricht de werkzaamheden niet onder leiding en gezag van een werkgever in de sector, d.w.z. is niet werkzaam onder leiding en gezag van een onderneming in de vleessector, een inleenbedrijf in de sector of een uitzendbedrijf in de sector, noch van enige andere werkgever in of buiten de sector, en
• hij/zij werkt voor eigen rekening en risico, en
• hij/zij werkt minimaal voor drie of meer opdrachtgevers.
8. Vaste Commissie:
Een door de contractanten van deze CAO ingestelde commissie, die een aantal in deze CAO en het daarbij behorende Reglement vermelde taken heeft.
9. Functieniveau:
Een aantal in bijlage I van de CAO gedefinieerde activiteiten, die binnen een loongroep zijn ingedeeld.
10. Loongroep:
Een aantal opeenvolgende bruto loonbedragen, betrekking hebbende op activiteiten in de productieafdelingen en op activiteiten ten behoeve van de productie.
11. Loonstructuur:
De structuur, die wordt gevormd door de functieniveaus en de loongroepen.
12. a. Basisweekloon:
Loon genoemd in de bij deze CAO behorende loontabel (zie bijlage II).
12 b. Basisuurloon:
1/36 van het basisweekloon dan wel basis overeengekomen loon.
13. Ploegenarbeid:
• Het betreft 2 of meer groepen van onderscheidende werknemers.
• Er moet sprake zijn van het daadwerkelijk overdragen van werkzaam- heden.
• Overlap van diensten is maximaal 1 uur per dienst.
• De diensten dienen afwisselend te zijn en elkaar op te volgen.
• De diensten bestrijken regelmatig en systematisch ongunstige uren.
• Werknemers moeten alle voorkomende diensten in het ploegenrooster in regelmaat draaien.
14. Dienstrooster:
Dit is een door de werkgever wekelijks uiterlijk op donderdag voorafgaande aan de nieuwe werkweek opgesteld en aan de werknemer kenbaar
gemaakt indicatief overzicht waarop per werknemer is vermeld op welke tijdstippen arbeid moet worden verricht.
15. Partner:
• de echtgenoot of echtgenote van de werknemer;
• de bij de burgerlijke stand geregistreerde partner van de werknemer;
• de persoon die met de werknemer duurzaam een gezamenlijke huis- houding heeft; dit dient te blijken uit een notariële samenlevingsover- eenkomst of uit de indeling bij de inkomstenbelasting.
16. CAO bedragen:
Alle in deze CAO genoemde bedragen zijn bruto bedragen in euro’s.
17. Inkomen:
Onder inkomen wordt in deze CAO verstaan: Het overeengekomen vaste salaris alsmede de vaste toeslagen al dan niet op grond van een over- heidsbesluit, verdiensten op grond van een in de onderneming geldend beloningssysteem en ploegentoeslag, alsmede vaste toeslagen en uitke- ringen gebaseerd op de CAO, met inbegrip van de verdiensten op grond van overwerk verdiend en vakantietoeslag. Buiten beschouwing blijven reis- kostenvergoeding, onkostenvergoeding alsmede gratificaties, uitkeringen krachtens winstdelingsregelingen en soortgelijke emolumenten.
18. Minimum CAO:
De CAO Vleessector is een minimum CAO. Door de aard van deze CAO is afwijking ten gunste van de werknemer toegestaan.
Artikel 2 Toepassing CAO Vleessector
De artikelen 12, 14 tot en met 21, 23 tot en met 26, 28 en 29 van deze CAO zijn niet toepasselijk op:
• bewakingspersoneel
• administratief personeel
• leidinggevend personeel
• verkoopkundig personeel
• hoger technisch personeel
voor zover hun loon exclusief toeslagen meer bedraagt dan het loon genoemd in Loonniveau F, functieperiodiek 11 van deze CAO.
Indien hun loon exclusief toeslagen lager is dan Loonniveau F, functieperiodiek 11 dan gelden deze artikelen wel onverkort.
De artikelen 12, 25 en 28 van deze CAO zijn niet van toepassing op chauffeurs buitenland.
HOOFDSTUK 2 DE ARBEIDSOVEREENKOMST
Artikel 3 Dienstverband voor (on)bepaalde tijd
Iedere arbeidsovereenkomst moet schriftelijk worden aangegaan.
Artikel 4 Proeftijd
1. De eerste twee maanden van de arbeidsovereenkomst gelden als proeftijd, indien sprake is van een arbeidsovereenkomst met een duur langer dan 6 maanden. Deze termijn kan in de individuele arbeidsovereenkomst worden verkort.
2. Geen proeftijd zal gelden als:
a. Met dezelfde werknemer binnen 3 maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst een nieuwe arbeidsovereenkomst wordt aange- gaan.
b. De werknemer direct voorafgaand aan de arbeidsovereenkomst al een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd had bij de werkgever.
c. De werknemer direct voorafgaand aan de arbeidsovereenkomst werk- zaam is geweest als uitzendkracht bij de werkgever.
d. De arbeidsovereenkomstduur korter dan 6 maanden is.
Artikel 5 Afroepcontracten en stagiaires
1. Het is niet toegestaan een dienstbetrekking aan te gaan op basis van een afroepcontract.
2. Stagiaires mogen geen reguliere arbeidsplaats innemen.
Artikel 6 Deeltijdarbeid
1. Indien zich in een bedrijf voltijds vacatures voordoen hebben deeltijdwer- kers het recht om bij voorrang naar de functie te solliciteren.
2. Voor zover in deze CAO niet anders is bepaald ontvangen deeltijdwerkers naar rato dezelfde rechten uit de CAO als voltijdwerkers.
3. Bij een deeltijdwerker is eerst van overuren sprake als er ook voor een voltijder sprake zou zijn van overuren.
4. Deeltijdwerkers hebben dezelfde rechten als voltijdwerkers inzake mede- zeggenschap.
5. Medewerkers die in deeltijd willen werken, kunnen de wens daartoe aan de werkgever te kennen geven conform de Wet flexibel werken.
De werkgever zal zijn beslissing in dit verband schriftelijk aan de werknemer mededelen. Indien de werkgever een verzoek van werknemer om in deel- tijd te werken afwijst, zal hij de motivatie voor deze weigering vermelden conform de Wet flexibel werken.
Artikel 7 Einde dienstverband door opzegging
1. Het dienstverband neemt, behalve in geval van ontslag op staande voet wegens een dringende reden in de zin van de artikelen 7:678 en 7:679 Burgerlijk Wetboek en behalve in geval van ontslag tijdens de proeftijd, voor werknemers voor onbepaalde tijd in dienst een einde door opzegging met inachtneming van de volgende termijnen:
voor de werkgever, conform art 7:672 lid 2 BW
• voor de werknemer die korter dan 5 jaar in dienst is 1 maand,
• voor de werknemer die 5 jaar of langer maar korter dan 10 jaar in dienst is 2 maanden,
• voor de werknemer die 10 jaar of langer maar korter dan 15 jaar in dienst is 3 maanden,
• voor de werknemer die 15 jaar of langer in dienst is 4 maanden,
• voor de werknemer, conform art 7:672 lid 4 en 5 BW 1 maand.
2. Werknemers die op 31 december 1998 de leeftijd van 45 jaar of ouder hadden en sindsdien in dienst zijn gebleven bij dezelfde werkgever, behouden de opzegtermijn die op dat moment gold (d.w.z. tenminste zoveel weken als de dienstbetrekking, na de meerderjarigheid van de werknemer, hele jaren heeft geduurd, tot een maximum van 13 weken;
xxxxxxxxxxx met 1 week voor ieder jaar waarin de werknemer na het bereiken van de 45-jarige leeftijd bij werkgever in dienst is geweest, met eveneens een maximum van 13 weken). Deze opzegtermijn blijft “bevroren” totdat eventueel uit toepassing van art 7:672 lid 2 BW een langere opzeg- termijn zou gaan gelden.
3. Voor commerciële en leidinggevende functies (salarisschaal F9 of hoger) kan een langere opzegtermijn worden bedongen. In dat geval zal de opzeg- termijn voor werkgever gelijk zijn aan die van werknemer, of zoveel langer als uit toepassing van art 7:672 lid 2 BW volgt.
4. Opzegging dient zodanig plaats te vinden dat het einde van de dienstbe- trekking samenvalt met het einde van de betalingsperiode.
Artikel 8 Ontslagbescherming arbeidsongeschikte werknemer
De werkgever zal alles in het werk stellen om te voorkomen dat gedeeltelijk arbeidsongeschikten worden ontslagen. Een gedeeltelijk arbeidsongeschikte mag niet worden ontslagen, tenzij de werkgever in het kader van de ontslag- aanvraag aan het UWV kan aantonen dat er in de onderneming geen enkele aangepaste arbeidsplaats geschikt en beschikbaar is.
Artikel 9 Nevenwerkzaamheden
Indien de werknemer enigerlei arbeid voor derden gaat verrichten of als zelfstan- dige werkzaamheden wil gaan verrichten, dient hij vooraf schriftelijk toestem- ming aan de werkgever te vragen. De werkgever kan de werknemer verbieden nevenfuncties uit te oefenen, als de werknemer door die werkzaamheden zijn eigen functie niet meer naar behoren kan vervullen.
Artikel 10 Einde dienstbetrekking bij het bereiken van de AOW gerechtigde leeftijd
Ongeacht het bepaalde in artikel 7 eindigt het dienstverband van rechtswege zonder dat daartoe enige opzegging is vereist, met de aanvang van de kalen- derweek die volgt op de kalenderweek waarin de werknemer de AOW gerech- tigde leeftijd bereikt.
Artikel 11 Werkkleding
De werkgever is verplicht de aanschaf en het onderhoud van de door hem voor- geschreven bedrijfskleding en het door hem voorgeschreven schoeisel voor zijn rekening te nemen. Daar waar de Arbeidsomstandighedenwet persoonlijke beschermingsmiddelen, bijvoorbeeld in het kader van BSE, voorschrijft, zal de werkgever in deze middelen voorzien.
HOOFSTUK 3 ARBEIDSTIJD
Artikel 12 Arbeidstijd
1. De werkgever stelt met inachtneming van het bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden de arbeidstijden vast binnen de volgende grenzen.
2. Voor werknemers geldt een minimum wekelijkse rusttijd van hetzij 36 uur per periode van 7 x 24 uur, hetzij 60 uur per periode van 9 x 24 uur (1 x per 5 weken in te korten tot 32 uur). Voorts geldt een minimum dagelijkse rust van 11 uur per 24 uur (1 x per periode van 7 x 24 uur in te korten tot 8 uur).
3. De arbeidstijd (structureel) bedraagt maximaal 9,5 uur per dienst, 45 uur per week en gemiddeld 36 uur per week per 4 weken (144 uur), met een minimum van 32 en een maximum van 45 uur per week.
De standaard arbeidstijd bedraagt 36 uur per week conform deze CAO. Werkgevers kunnen deze per (afdeling binnen een) bedrijf verhogen naar 38 uur per week, tegen volledige betaling van deze twee extra uren.
4. a. De werkgever kan in overleg met de Ondernemingsraad of Personeels- vertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan de werknemersorga- nisaties, een rooster vaststellen van gemiddeld 160 uur per 4 weken. Hierdoor ontstaat in principe een 8-urige werkdag.
b. In geval van een afwijkend rooster worden de extra gewerkte uren boven de 36 uur per week voor de helft (t.w. 8 uur per 4 weken) door de werkgever op regelmatige basis vrij geroosterd. De werknemer kan voor aanvang van elk kalenderjaar een verzoek indienen om deze uren niet vrij te roosteren en op basis van een à la carte systeem te storten in een pensioenregeling of uit te betalen in de vorm van loon. De andere helft van de uren wordt in betreffend kalenderjaar naar inzicht van de werkgever in overleg met de werknemer in perioden met een afwijkende seizoensmatige aanvoer-, productie- en/of afzet- patroon ingeroosterd.
c. De inroostering van deze ADV dagen is minimaal twee weken van te voren bij de werknemer bekend. Ook met betrekking tot deze uren kan werk- nemer het verzoek indienen deze in te brengen in het à la carte systeem.
d. Indien in een onderneming meer dan 30% inleenarbeid aanwezig is dan hebben de eigen werknemers de mogelijkheid een verzoek in te dienen om - volgens de hierboven genoemde voorwaarden - met een rooster van 5 maal 8 uur te gaan werken.
e. De waarde van een ADV dag is, zowel in tijd als in geld, gelijk aan die dag in het voor werknemer gebruikelijke individuele rooster. (zie artikel 38 lid 3).
f. ADV dagen kunnen niet worden ’meegenomen’ naar een volgend jaar. Indien er dagen overblijven dienen deze te worden uitbetaald.
g. Bij arbeidsongeschiktheid geldt dat ingeroosterde ADV dagen niet worden gecompenseerd. Er kunnen nooit meer dagen vervallen dan opgebouwd kunnen worden in de betreffende maand, tenzij deze zijn ingeroosterd in die betreffende (verzuim)periode.
h. ADV kan opgenomen worden nadat ADV is opgebouwd, met uitzonde- ring van vooraf ingeroosterde ADV dagen.
i. Bestaande afspraken tussen bedrijven en werknemersorganisaties blijven onverkort van kracht.
5. De bruto arbeidsduur op jaarbasis bij een volledig dienstverband bedraagt:
• Het aantal dagen in een kalenderjaar verminderd met het aantal zater- dagen en zondagen in dat jaar, vermenigvuldigd met 7,2 uren.
De bruto arbeidsduur bedraagt in 2021 1879,2 uren en in 2022 1872 uren. Bij een 38-urige werkweek is de bruto arbeidsduur in 2021 1983,6 uren en in 2022 1976 uren (vermenigvuldigd met 7,6 uren).
De netto arbeidsduur op jaarbasis bij een volledig dienstverband bedraagt:
• Het aantal dagen in een kalenderjaar verminderd met het aantal zater- dagen en zondagen in dat jaar vermenigvuldigd met 7,2 uren, vermin- derd met de vakantie-uren zoals bedoeld in artikel 40 lid 1, verminderd met het aantal feestdagen zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 voor zover deze feestdagen niet op een zaterdag of zondag vallen, vermenigvul- digd met 7,2 uren.
De netto arbeidsduur bedraagt in 2021 1670,4 uren en in 2022 1663,2 uren. Bij een 38-urige werkweek is de netto arbeidsduur in 2021 1763,2 en in 2022 1755,6 uren (vermenigvuldigd met 7,6 uren).
Hierbij moet nog rekening gehouden worden met de rechten op betaald verlof toegekend in andere artikelen in deze CAO.
Er wordt voor de snipper/vakantiedag evenveel uren afgeschreven als het rooster lang was op die betreffende dag.
6. De arbeidstijd bij overwerk (incidenteel) bedraagt maximaal 11 uur per dienst, 50 uur per week, en gemiddeld 45 uur per week per 4 weken (180 uur).
7. Indien er sprake is van nachtdiensten (arbeid tussen 00.00 en 06.00 uur) geldt een minimum rusttijd na nachtdienst die eindigt na 02.00 uur van 14 uur en een minimum rusttijd na een reeks nachtdiensten van 48 uur. De arbeidstijd (structureel) per nachtdienst bedraagt maximaal 8 uur. Het maximum aantal nachtdiensten is 10 per 4 weken en 35 per 13 weken, dan wel ten hoogste 20 uren arbeid verricht tussen 00.00 en 06.00 uur in elke periode van 2 achtereenvolgende weken. Het maximum aantal achter- eenvolgende nachtdiensten is 5. De arbeidstijd bij overwerk (incidenteel) bedraagt maximaal 9 uur per nachtdienst en gemiddeld 40 uur per week per 4 weken (160 uur).
8. Bij een arbeidstijd per dienst van meer dan 5,5 uur geldt een pauze (zijnde een tijdruimte van minimaal 1/4 uur) van een 1/2 uur.
Bij een arbeidstijd per dienst van meer dan 8 uur geldt een pauze van 3/4 uur, waarvan 1/2 uur aaneengesloten.
Bij een arbeidstijd per dienst van meer dan 10 uur geldt een pauze van 1 uur, waarvan 1/2 uur aaneengesloten.
De pauze vangt aan na afronding van alle eventuele tussentijdse hygiëni- sche handelingen en eindigt voor aanvang van alle eventuele tussentijdse hygiënische handelingen.
9. De zaterdag kan voor alle bedrijfsactiviteiten vanaf 2e snit als normale werkdag worden ingeroosterd. Nadat instemming is verkregen van de ondernemingsraad of, bij het ontbreken daarvan de werknemersorganisa-
ties, op het rooster wordt het werkgeversvoorstel ter toetsing op de rele- vante CAO bepalingen aan het Fonds Collectieve Belangen Vleessector voorgelegd. Werknemers kunnen binnen een vijfdaagse werkweek in prin- cipe 1 maal per 4 weken, maar maximaal 13 weken per kalenderjaar, op zaterdag verplicht worden ingeroosterd. Werknemers kunnen wel op vrijwil- lige basis voor meer zaterdagen worden ingeroosterd.
Bedrijven dienen bij afwijking van de standaardregeling lokale afspraken te maken met werknemersorganisaties over locatie specifieke wensen (frequentie, toeslag en/of aard van de bedrijfsactiviteiten). Bestaande afspraken tussen bedrijven en werknemersorganisaties blijven onverkort van kracht.
10. Op zondag wordt geen arbeid verricht, tenzij de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en de ondernemingsraad of personeelsvertegen- woordiging met inachtneming van het bepaalde in artikel 13 lid 2 daarmee instemt. Tevens zal er melding aan de vakverenigingen plaatsvinden.
11. Voor werknemers van 16 of 17 jaar geldt in afwijking van c.q. in aanvulling op hetgeen in de vorige leden van dit artikel is bepaald, het volgende:
De wekelijkse rust bedraagt minimaal 36 uur per periode van 7 x 24 uur. De dagelijkse rust bedraagt minimaal 12 uur per 24 uur, waarin de periode tussen hetzij 22.00 uur en 06.00 uur, hetzij 23.00 uur en 07.00 uur is begrepen. Indien op zondag arbeid wordt verricht, is de zaterdag vrij. De arbeidstijd (structureel en incidenteel) bedraagt maximaal 9 uur per dienst, 42 uur per week en gemiddeld 36 uur per week per 4 weken (144 uur), met een minimum van 32 en een maximum van 45 uur per week. Bij een arbeidstijd per dienst van meer dan 4,5 uur geldt een pauze, zijnde een tijdruimte van minimaal 1/4 uur, van een 1/2 uur. Bij een arbeidstijd per dienst van meer dan 8 uur geldt een pauze van 3/4 uur, waarvan 1/2 uur aaneengesloten. Voor de toepassing van de normen uit dit lid geldt dat de schooltijd wordt gelijk gesteld met de arbeidstijd.
12. Werknemers met een contract van 32 uur en meer dienen minimaal een dagdeel te worden ingeroosterd (3,6; 4 of 4,5 uur afhankelijk van het rooster).
13. Voor medewerkers met wisselende diensten zal, uiterlijk op de donderdag 10 dagen voorafgaand aan de betreffende werkweek, een rooster voor informatieve doeleinden worden opgesteld.
14. Betaalde werktijd in het kader van hygiënehandelingen: de tijd gemoeid met tussentijdse hygiënische handelingen en hygiënische handelingen aan het einde van de dienst, waaronder wordt verstaan alle hygiënische handelingen aan gereedschappen en persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemer die in opdracht van de werkgever uitgevoerd dienen te worden, inclusief het wassen van de handen voor zover dit plaatsvindt direct bij het betreden of verlaten van de werkplek. Deze vergoeding kan zowel in tijd als in geld worden gewaardeerd.
Artikel 13 Arbeid op zon- en feestdagen
1. Met uitzondering van de in lid 2 genoemde gevallen wordt geen arbeid verricht op zondagen en algemeen erkende christelijke feestdagen en koningsdag. Tevens wordt geen arbeid verricht op 5 mei, indien deze dag in een jaar valt, dat eindigt op een 0 of op een 5.
2. Voor zover nodig is arbeid op deze dagen toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
a. Voor onverwachte en noodzakelijke reparaties die niet kunnen worden uitgesteld en voor die reparaties en werkzaamheden, die gedurende de bedrijfstijd niet plaats kunnen vinden.
b. Indien en voor zover producten gevaar lopen te bederven of in kwaliteit achter uit te gaan.
c. Indien en voor zover arbeid nodig is voor verlichting, verwarming, drogen en koelen.
d. Voor arbeid in ploegendienst, met dien verstande dat op zondagen en algemeen erkende christelijke feestdagen om 22.00 uur mag worden begonnen aan de voorbereidende werkzaamheden zodat om 24.00 uur de ploeg de arbeid kan aanvangen.
3. a. Iedere werknemer heeft, indien hij niet werkt op één van de hierna genoemde dagen, recht op doorbetaling van het loon. Het betreft: Algemeen erkende christelijke- en nationale feestdag (27 april) en, indien van toepassing, 5 mei, mits deze vallen op een voor werknemer geldende werkdag. In geval de werknemer toch moet werken conform lid 2 ontvangt de werknemer zijn loon verhoogd met 80% conform artikel 25 lid 4. Daarnaast heeft hij in dat geval recht op compense- rende vrije tijd van het aantal gemaakte uren op de feestdag in de vorm van een aaneengesloten periode. Slechts indien de vrije tijd niet kan worden genoten dient deze compenserende tijd tegen 100% te worden uitbetaald.
b. Onder loon dient in dit artikel te worden verstaan, het loon van de werk- nemer conform artikel 1b lid 17 bij de normale wekelijkse arbeidstijd, inclusief tariefverdiensten en ploegentoeslagen en exclusief de over- werktoeslagen.
4. Roostervrije dagen mogen niet samenvallen met betaalde feestdagen, genoemd in lid 1 van dit artikel.
HOOFDSTUK 4 SALARIS EN OVERIGE FINANCIELE REGELINGEN
Artikel 14 Algemeen
1. De werkgever deelt werknemers in één van de loongroepen van de in bijlage II genoemde loontabel in en wel op basis van de in bijlage I opge- nomen functieniveau-indeling. Voor de indeling in een CAO functieniveau is bepalend welke werkzaamheden feitelijk verricht worden.
2. De werkgever is bij aanvang van de dienstbetrekking verplicht, de werk- nemer mede te delen, op welk functieniveau hij wordt ingedeeld.
Deze verplichting geldt ook bij wijziging van de functieniveau-indeling.
3. De loongroepen in de loontabel (bijlage II), hebben een minimumkarakter.
4. Bij verschil van mening tussen de werkgever en de werknemer over de indeling in een functieniveau kan beroep bij de Vaste Commissie worden ingesteld.
5. Xxxxxx vakvolwassen werknemer wordt in beginsel bij indiensttreding inge- deeld in functieperiodiek 0 van de voor zijn functieniveau geldende loon- groep.
Artikel 15 Toepassing leeftijdschalen
1. Voor de werknemer, die de vakvolwassen leeftijd nog niet heeft bereikt, geldt de in de loontabel opgenomen leeftijdsschaal.
2. De jeugdige werknemer die een hogere leeftijd bereikt, verkrijgt het volgens de leeftijdsschaal daarbij horende basisloon, in de betalingsperiode die volgt op het bereiken van deze hogere leeftijd.
Artikel 16 Vervallen
Artikel 17 Toekennen van functieperiodieken
1. Een werknemer zal jaarlijks per 1 januari in een hogere functieperiodiek worden ingedeeld, tot het maximum aantal functieperiodieken in de functie- groep waarin hij is ingedeeld, is bereikt, indien deze werknemer gedurende een geheel jaar de functie heeft uitgeoefend.
2. Een werknemer die voor 30 juni van enig jaar in dienst treedt, ontvangt per 1 januari daaropvolgend een functieperiodiek.
3. In afwijking van lid 1 is de werkgever bevoegd de werknemer in geval van slecht functioneren of onbehoorlijk gedrag een functieperiodiek te onthouden, indien de werkgever de werknemer tussentijds ten minste tweemaal heeft gewaarschuwd, bij aangetekend schrijven en met redenen omkleed.
Artikel 18 Tijdelijke waarneming
1. a. De werknemer, die tijdelijk wordt belast met werkzaamheden die vallen onder de functieomschrijving van een hoger functieniveau, blijft voor een jaar ingedeeld in zijn oude loongroep.
b. Indien de tijdelijke waarneming in het hogere functieniveau langer dan 1 jaar heeft geduurd, wordt de werknemer na dat jaar ingedeeld in de bij de functie behorende loongroep.
2. Gedurende deze tijdelijke waarneming, ontvangt de werknemer een toeslag ten bedrage van het verschil tussen de beide loongroepen bij functieperio- diek 0.
3. Deze toeslag vervalt bij beëindiging van de tijdelijke waarneming.
Artikel 19 Definitieve indeling in een hoger functieniveau
1. De vakvolwassen werknemer, die in een hoger functieniveau wordt inge- deeld ontvangt het daarbij behorende basisloon, met ingang van de beta- lingsperiode die volgt op de betalingsperiode waarin de indeling in het hogere functieniveau heeft plaatsgevonden.
2. Het basisloon van deze vakvolwassen werknemer wordt verhoogd met de helft van het verschil tussen de oude en de nieuwe loongroep bij functiepe- riodiek 0 dan wel verhoogd met het bedrag dat nodig is, opdat het nieuwe loon van deze werknemer gelijk is aan het eerstkomende bedrag van de bij dat functieniveau behorende loongroep.
Artikel 20 Indeling in een lager functieniveau
1. Door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid, of op eigen verzoek.
a. De werknemer, die door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid, of op eigen verzoek, wordt ingedeeld in een lager functieniveau wordt volgens de daarbij behorende loongroep uitbetaald met ingang van de betalingsperiode, die volgt op de betalingsperiode, waarin de indeling in het lagere functieniveau heeft plaatsgevonden.
b. Het basisloon van deze werknemer wordt dan verlaagd met het verschil tussen de loongroepen bij functieperiodiek 0 van de twee functieni- veaus dan wel zoveel meer als nodig is opdat het nieuwe basisloon van deze werknemer in overeenstemming is met het eerstkomende lagere bedrag van de bij dat functieniveau behorende loongroep.
2. Als gevolg van bedrijfsomstandigheden.
a. Xxxxx een werknemer door bedrijfsomstandigheden, zoals het opheffen van functies, op een lager functieniveau ingedeeld, dan wordt hem door het toekennen van functieperiodieken van het loonniveau dat bij dat functieniveau hoort een basisloon toegekend dat gelijk is aan zijn oude basisloon.
b. Is het toekennen van functieperiodieken niet toereikend, dan wordt het verschil tussen de hoogste functieperiodiek en het oude basisloon overbrugd door een toeslag.
c. De werknemer heeft 6 maanden aanspraak op deze toeslag.
3. Op medisch advies.
a. Voor een werknemer, die op medisch advies, bijvoorbeeld wegens een wijziging in zijn lichamelijke of geestelijke gesteldheid, op een lager functieniveau wordt ingedeeld, geldt het bepaalde in lid 2 van dit artikel.
b. Wordt de werknemer ingedeeld op een functieniveau, dat meer dan één functieniveau lager is dan zijn oude functieniveau, dan wordt deze werknemer per 12 maanden telkens slechts één functieniveau terug- geplaatst.
c. Xxxxx een werknemer gedurende een of meer perioden op medisch advies wegens dezelfde oorzaak op een lager functieniveau inge- deeld, dan worden deze perioden beschouwd als een geheel.
4. Voordat een werknemer als gevolg van bedrijfsomstandigheden of op medisch advies op een lager functieniveau kan worden ingedeeld, moet eerst worden nagegaan of indeling in een andere functie op hetzelfde func- tieniveau mogelijk is.
5. Een werknemer, die na het bereiken van de 53-jarige leeftijd wegens bedrijfs- omstandigheden of op medisch advies in een lager functieniveau wordt inge- deeld, behoudt zijn oorspronkelijke basisloon totdat hij uit dienst gaat.
6. a. De regeling van de leden 2, 4 en 5, betreffende de indeling in een lager functieniveau als gevolg van bedrijfsomstandigheden, geldt niet in geval van een ingrijpende reorganisatie.
b. Onder ingrijpende reorganisatie dient in dit artikel te worden verstaan een zodanige wijziging in de totaliteit van de onderneming, dat daar- door belangrijke veranderingen ontstaan in de positie van een - ten opzichte van de totale personeelsbezetting - belangrijk aantal perso- neelsleden. Een dergelijke regeling heeft een eenmalig karakter en wordt als zodanig behandeld.
Artikel 21 Niet in de loontabel opgenomen lonen
a. Een chauffeur wordt als chauffeur binnenland aangemerkt als hij overwe- gend werkzaamheden verricht die zijn gericht op binnenlands goederen- vervoer. Voldoet een chauffeur niet aan dit criterium, dan wordt hij aange- merkt als chauffeur buitenland.
b. Werkt een chauffeur binnenland in enige betalingsperiode meer dan 10 werkdagen buiten Nederland, dan valt hij voor die periode onder de cate- gorie chauffeur buitenland. Werkt een chauffeur buitenland in enige beta- lingsperiode meer dan 10 werkdagen binnen Nederland, dan valt hij voor die periode onder de categorie chauffeur binnenland.
c. Na overleg tussen werkgever en chauffeur kan deze worden geplaatst in de categorie chauffeur binnenland dan wel chauffeur buitenland.
Artikel 22 Aanpassing lonen
1. Per 1 maart 2021 worden de feitelijke lonen verhoogd met 1,5 en per 1 januari 2022 met 1%. In dit percentage wordt de automatische prijscompensatie geacht inbegrepen te zijn. Indien de lonen per 1 maart 2021 in het bedrijf niet zijn verhoogd, moet de verhoging van 1 maart 2021 over de feitelijke lonen uiterlijk 1 augustus 2021 met terugwerkende kracht doorgevoerd worden.
2. De prijscompensatie wordt tweemaal per jaar berekend namelijk in juli van enig jaar aan de hand van het procentuele verschil tussen de afgeleide prijsindexcijfers voor werknemersgezinnen (laag inkomen, afgeleid) van april van dat jaar en oktober van het voorafgaande jaar, respectievelijk in januari van enig jaar aan de hand van het procentuele verschil tussen de afgeleide prijsindexcijfers voor werknemersgezinnen (laag inkomen, afge- leid) van oktober van het voorafgaande jaar en april van het voorafgaande jaar. Gedurende de looptijd van dit contract is de automatische prijscom- pensatie inbegrepen in de initiële loonstijging.
3. De pensioenopbouw van actieve werknemers wordt verhoogd conform het bepaalde in de pensioenregeling van de VLEP.
Artikel 23 Ploegendienst en beloning
1. Van ploegentoeslag is sprake indien ploegenarbeid wordt verricht.
2. Verricht de werknemer de arbeid in drie ploegen, dan wordt per week een gemiddelde toeslag betaald van 19% van het basisloon.
3. Verricht de werknemer de arbeid in twee ploegen, dan wordt per week een gemiddelde toeslag betaald van 15% van het basisloon.
4. Daar waar de zaterdag structureel deel uit maakt van het ploegenrooster, zal een afwijkende toeslag gelden, welke het berekende gemiddelde is van de ongunstige uren toeslagen volgens artikel 25 van deze CAO. De werk- nemer heeft minimaal recht op de toeslag ingevolge het bepaalde in lid 2 of 3 van dit artikel.
5. Indien in ploegendienst wordt gewerkt, zijn werknemers vanaf 55 jaar niet meer verplicht om in ploegendienst te werken.
Artikel 24 Inconveniëntentoeslag
1. De werknemer die werkzaamheden verricht in de productieafdelingen: afsnijderij, uitbenerij, vrieshuis, expeditie, zouterij ontvangt een basistoe- slag van € 1,13 per gewerkte dag. Met ingang van 1 maart 2021 bedraagt de toeslag € 1,15 en met ingang van 1 januari 2022 bedraagt de toeslag € 1,16.
2. De werknemer die werkzaamheden verricht in de productieafdelingen: slachterij of in de stal ontvangt een basistoeslag van € 1,92 per gewerkte dag. Met ingang van 1 maart 2021 bedraagt de toeslag € 1,94 en met ingang van 1 januari 2022 bedraagt de toeslag € 1,96.
3. De werknemer die werkzaamheden verricht in de darmbewerking ontvangt een basistoeslag van € 3,05 per gewerkte dag. Met ingang van 1 maart 2021 bedraagt de toeslag € 3,09 en met ingang van 1 januari 2022 bedraagt de toeslag € 3,13.
4. Hij ontvangt een extra toeslag van € 0,77 per gewerkte dag indien per dag minimaal 4 uur wordt gewerkt in ruimten waar de temperatuur lager is dan 7°C. Met ingang van 1 maart 2021 bedraagt de toeslag € 0,78 en met ingang van 1 januari 2022 bedraagt de toeslag € 0,79.
5. Hij ontvangt een extra toeslag van € 1,52 per gewerkte dag indien per dag minimaal 4 uur wordt gewerkt in ruimten waar de temperatuur lager is dan 0°C. Met ingang van 1 maart 2021 bedraagt de toeslag € 1,55 en met ingang van 1 januari 2022 bedraagt de toeslag € 1,56.
6. Het naar binnen en buiten brengen van producten wordt in het kader van de leden 4 en 5 van dit artikel, geacht werk in deze ruimten te zijn.
7. De bovengenoemde bedragen zullen worden aangepast aan toekomstige loonsverhogingen.
Artikel 25 Extra beloning van arbeid op ongunstige uren en de relatie met overuren
1. De werknemer die werkzaamheden verricht op maandag tot en met vrijdag tussen 04.00 en 06.00 uur en/of tussen 19.00 en 22.00 uur ontvangt een toeslag van 17% op het basisuurloon, voor de tijd die in die periode wordt gewerkt.
2. De werknemer die werkzaamheden verricht op maandag tot en met vrijdag tussen 22.00 en 04.00 uur ontvangt een toeslag van 35% op het basisuur- loon, voor de tijd die in die periode wordt gewerkt.
3. De werknemer die werkzaamheden verricht op zaterdag tussen 00.00 en
24.00 uur ontvangt een toeslag van 37,5% op het basisuurloon, voor de tijd die in die periode wordt gewerkt. Afwijking ten nadele van de werknemer is alleen mogelijk op grond van het bepaalde in artikel 12 lid 9 van deze CAO.
4. De werknemer die werkzaamheden verricht op zon- of feestdag tussen
00.00 en 24.00 uur ontvangt een toeslag van 80% op het basisuurloon, voor de tijd die in die periode wordt gewerkt.
5. Wanneer een ongunstig uur op maandag tot en met vrijdag tevens een overuur is, vervalt de toeslag op grond van lid 1 of 2 van dit artikel en wordt alleen de overwerktoeslag op grond van artikel 28 lid 3 uitbetaald.
6. Wanneer een ongunstig uur op zaterdag tevens een overuur is, moet naast de toeslag op grond van lid 3 van dit artikel tevens de overwerktoeslag op grond van artikel 28 lid 3 worden uitbetaald.
7. Wanneer op een zon- of feestdag wordt gewerkt wordt naast de toeslag op grond van lid 4 van dit artikel geen overwerktoeslag betaald.
8. De in de leden 1 t/m 4 van dit artikel genoemde toeslagen gelden niet indien de werknemer arbeid verricht in ploegendienst en een vergoeding ontvangt op grond van artikel 23 lid 2 en 3 van deze CAO.
Zie bijlage III voor de ongunstige urenmatrix.
Artikel 26 25-jarig jubileum
Aan de werknemer die 25 jaar in dienst is bij een werkgever wordt eenmalig een extra bruto maandsalaris netto uitgekeerd. De uitkering wordt uitgekeerd bij de eerstvolgende betalingsperiode na het behalen van het jubileum.
Artikel 27 Eindejaarsuitkering
1. De werkgever kent de werknemer, met wie een onafgebroken dienstver- band van tenminste twee maanden bestaat in de loop van december een uitkering toe van 2% van het in de voorafgaande 12 maanden bij de werk- gever verdiende inkomen zoals bedoeld in artikel 1b lid 17 van de CAO. Niet meegenomen bij het inkomen is de vakantietoeslag en de toeslag zelve, alsmede de ontvangen wettelijke en bovenwettelijke uitkeringen in geval van arbeidsongeschiktheid.
2. Wordt het dienstverband anders dan op grond van een dringende reden ex art. 7:678 BW beëindigd, dan wordt voor iedere maand van het dienstver- band waarvoor deze uitkering nog niet is verstrekt 1/12 van deze uitkering gegeven.
3. Indien in een onderneming enigerlei regeling bestaat, niet zijnde een belas- tingvrije uitkering of een vleespakket, dan wordt de uitkering als bedoeld in lid 1 en 2 met deze uitkering verrekend.
Artikel 28 Overwerkvergoeding
1. De werknemer is verplicht om indien de bedrijfsomstandigheden dit naar het oordeel van de werkgever noodzakelijk maken voor korte tijd overwerk te verrichten.
2. Overuren zijn die uren aansluitend op een werkdag gewerkt:
- meer dan 9,5 uur per dag bij een normale werkdag van 9 uur;
- meer dan 9 uur per dag bij een normale werkdag van minder dan 9 uur;
- meer dan 42 uur per week;
- meer dan 432 uur per 12 weken c.q. 468 uur per 3 maanden, indien een maandloon is overeengekomen, met dien verstande dat elk uur slechts een maal telt.
Bij een 38-urige werkweek, zoals bedoeld in artikel 12 lid 3 geldt voor de laatste gedachtestreep het volgende;
- meer dan 456 uur per 12 weken c.q. 494 uur per 3 maanden, indien een maandloon is overeengekomen, met dien verstande dat elk uur slechts een maal telt.
Bij een periodesalaris dient er na de 3de, 6de, 9de en 13de periode te worden afgerekend, bij een maandsalaris aan het einde van ieder kwartaal. Indien er afspraken zijn gemaakt over de zaterdag conform artikel 12 lid 9 dienen overuren na een maand of periode te worden afgerekend.
3. Voor overuren, ontstaan op maandag tot en met zaterdag, geldt een toeslag op het basisuurloon van 25%.
4. De werknemer die op zijn vrije dag wordt verzocht om diezelfde dag arbeid te verrichten, ontvangt een toeslag van 35% op het basisuurloon per gewerkt uur voor de eerste 2 uren. Voor de volgende uren ontvangt de werknemer een toeslag van 80% op het basisuurloon per gewerkt uur. Mini- maal ontvangt de werknemer de vergoeding gelijk aan hetgeen hij verdiend zou hebben wanneer hij voor dezelfde uren op een eerder moment was ingepland.
5. a. De uren die zijn overgewerkt, kunnen met de overwerktoeslag, geheel of gedeeltelijk in vrije tijd worden gecompenseerd, in overleg tussen de werkgever en de werknemer.
b. De uren, die zijn overgewerkt en de overwerktoeslag kunnen daartoe worden opgespaard tot halve of hele vrije dagen.
6. Werknemers van 55 jaar of ouder zijn niet verplicht om over te werken.
Artikel 29 Toeslag voor extra opkomst
De werknemer die onverwacht arbeid moet verrichten ten behoeve van drin- gende werkzaamheden buiten de normale werktijd, verkrijgt per extra opkomst
€ 1,59 extra en tenminste eenmaal zijn basisuurloon.
Artikel 30 Toeslag EHBO-diploma
Medewerkers met een EHBO-diploma ontvangen, mits zij deel uitmaken van de BHV, € 113,- toeslag per jaar.
Artikel 31 Vakantietoeslag
1. Iedere werknemer die op 1 mei, sinds 1 mei van het vorig jaar 12 maanden onafgebroken bij de werkgever in dienst is geweest, heeft ten tijde van zijn aaneengesloten vakantie, doch uiterlijk in de maand juni, recht op een vakantietoeslag die gelijk is aan 8% van zijn jaarinkomen.
2. Onder inkomen wordt in dit artikel verstaan de definitie zoals opgenomen in artikel 1b lid 17 van de CAO. In uitzondering op deze definitie wordt voor de berekening van de vakantietoeslag bij dit artikel geen vakantietoeslag, geen eventuele winstdeling of gratificatie-uitkering meegenomen in het inkomen.
De vloer van het vakantiegeld van werknemers in de schalen B tot en met F is gekoppeld aan de vakantietoeslag, behorend bij het salarisniveau D, functieperiodiek 0.
3. Bij het einde van de dienstbetrekking heeft de werknemer voor iedere maand die hij sinds 1 mei van het lopende of voorafgaande jaar bij de werkgever werkzaam is geweest en waarvoor hij nog geen vakantietoeslag heeft ontvangen, recht op 1/12 van de vakantietoeslag.
Artikel 32 Overlijdensuitkering
In geval van overlijden van een werknemer wordt aan zijn nagelaten betrek-
kingen, op de wettelijke uitkeringen nog gedurende de maand van overlijden en de twee daarop volgende maanden een aanvulling verstrekt tot aan 100% van het laatst genoten loon van de overledene.
Onder nagelaten betrekkingen worden in die volgorde verstaan:
a. de partner van de werknemer op het moment van overlijden;
b. de minderjarige wettige, natuurlijke, pleeg- of stiefkinderen;
c. andere personen met wie de werknemer in gezinsverband leefde.
Artikel 33 Betaalbaarstelling van het loon
1. Bij verrekening op grond van artikel 28 van de CAO van 4 weken/1 maand kan de werknemer uiterlijk 4 werkdagen na afloop van de betalingsperiode beschikken over het loon.
Bij verrekening op grond van artikel 28 van de CAO van 13 weken/3 maanden kan de werknemer uiterlijk 4 kalenderdagen na afloop van de betalingsperiode beschikken over het loon.
2. De werkgever dient op het tijdstip van de betaalbaarstelling aan de werk- nemer een loonstrook te verstrekken waarop duidelijk leesbaar is vermeld:
• naam en bedrijfsnummer van de werknemer;
• periode waarop de betaling betrekking heeft;
• bruto loonbedrag, gespecificeerd naar vast loon, stukloon, toeslagen, premies of vormen van andere beloningen;
• inhouding van loonbelasting en sociale verzekeringspremies;
• andere toegepaste kortingen, die nauwkeurig moeten zijn gespecificeerd;
• type contract.
3. Wenst de werkgever over te gaan van een bestaand systeem van wekelijkse betaalbaarstelling naar een systeem van betaalbaarstelling per 4 weken of per maand, dan moet de werkgever daarover vooraf overleg plegen met de werknemersorganisaties die partij zijn bij deze CAO.
Artikel 34 Uitruil van arbeidsvoorwaarden
1. De uitzendonderneming/inlener, zoals bedoeld in artikel 1b lid 2 en 3 van de CAO Vleessector en de werknemer werkzaam bij een werkgever als bedoeld in artikel 1b lid 2 en 3 van de CAO kunnen schriftelijk overeen- komen dat een deel van het loon als bedoeld in hoofdstuk 4 van de CAO Vleessector wordt uitgeruild voor vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen in verband met extraterritoriale kosten (‘doelen’)
De uitruil van het loon voor vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen is toege- staan met inachtneming van de volgende beperkingen en voorwaarden:
a. Uitruil van loon voor vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen in verband met extraterritoriale kosten is uitsluitend toegestaan voor dubbele huisvestingskosten, vervoerskosten van en naar de woon- plaats in het land van herkomst van de uitzendkracht en extra uitgaven van levensonderhoud. Onder extra uitgaven van levensonderhoud wordt limitatief verstaan:
1. Extra uitgaven voor gas, water en licht
2. Extra uitgaven voor maaltijden
3. Opslagkosten voor het deel van de boedel dat de werknemer niet verhuist naar Nederland
4. Extra (niet-zakelijke) telefoonkosten
5. Cursuskosten voor het aanleren van de Nederlandse taal
6. (Extra) duurdere kosten ten opzichte van het woonland voor het doen van de aangifte van de inkomstenbelasting
b. Bij uitruil van loon dient rekening te worden gehouden met dwingend- rechtelijke bepalingen.
c. Uitruil van loon is uitsluitend toegestaan indien en voor zover fiscaal toelaatbaar.
d. Het bedrag van de vrije vergoedingen of de waarde van de vrije verstrek- kingen die de werkgever onbelast wil vergoeden of verstrekken, dient gespecificeerd vermeld te worden op de loonstrook.
e. De uitruil van loon voor vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen dient vooraf schriftelijk met de werknemer te worden overeengekomen en wordt vastgelegd in (een aanvulling op) de arbeidsovereenkomst. In de (aanvulling op de) arbeidsovereenkomst wordt onder andere opge- nomen voor welke vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen de werk- nemer loon uitruilt en de afgesproken periode.
f. Het loon na uitruil mag niet lager zijn dan het geldende wettelijk mini- mumloon.
g. Uitruil van loon en toeslagen als bedoeld in hoofdstuk 4 in deze CAO, wordt beperkt tot een maximum van 30 procent van het loon als bedoeld in hoofdstuk IV van deze CAO.
h. Een vrije vergoeding die in het kader van deze regeling wordt toege- kend, blijft beperkt tot de daadwerkelijk gemaakte kosten. Een vrije verstrekking die in het kader van deze regeling wordt toegekend, zal worden gewaardeerd tegen de waarde in het economische verkeer.
i. Het bedrag van het loon dat de werknemer uitruilt voor de vrije vergoe- ding of vrije verstrekking bedraagt maximaal 81% van het bedrag aan extraterritoriale kosten die de werkgever onbelast wil vergoeden of verstrekken.
2. De bepalingen in lid 1 gelden evenzeer voor werknemers die niet perma- nent in Nederland woonachtig zijn, echter met dien verstande dat zij in afwijking van de in de volgende leden van dit artikel opgenomen CAO bepalingen de uit die CAO bepalingen voortvloeiende rechten en plichten op alternatieve wijze kunnen worden vormgegeven. De waarde van de arbeidsvoorwaarden is voor deze werknemers gelijk aan de waarde van de arbeidsvoorwaarden van de overige werknemers. Voor zover in dit artikel wordt gesproken van “de werknemer” wordt hiermee “de niet permanent in Nederland woonachtige werknemer” bedoeld. De bepalingen in dit lid en de volgende leden gelden daarmee niet voor de overige werknemers.
3. De werkgever kan overeenkomen met de werknemer dat de navolgende arbeidsvoorwaarden maandelijks/periodiek in geld kunnen worden uitge- keerd aan de werknemer.
• vier bovenwettelijke vakantiedagen (artikel 40 van de XXX Xxxxxxxxxxx)
• extra vakantiedagen wegens bereiken van bepaalde leeftijd (artikel 41 lid 3 van de XXX Xxxxxxxxxxx)
4. Het is de werkgever toegestaan het loon deels in natura te voldoen, met inachtneming van de beperkingen zoals opgenomen in lid 1 van dit artikel.
Artikel 34a Werknemers met een buitenlandse arbeidsovereenkomst (WagwEU)
1. In overeenstemming met het bepaalde in de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de EU (WagwEU) zijn de op de hieronder genoemde gebieden algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de CAO ook van toepassing op de werknemer die vanuit het buitenland door een buitenlandse uitzendonderneming aan een opdrachtgever in Neder- land ter beschikking wordt gesteld en van wie de arbeidsovereenkomst wordt beheerst door ander recht dan het Nederlandse recht.
Het betreft de volgende gebieden:
- maximale werktijden en minimale rusttijden;
- het minimum aantal doorbetaalde vakantiedagen en extra vergoe- dingen in verband met vakantie;
- het minimumloon, bestaand uit:
o het geldende periodeloon in de schaal;
o de geldende arbeidsduurverkorting per week/maand/jaar/periode;
o toeslagen voor overwerk, verschoven uren en onregelmatigheid, waaronder feestdagentoeslag en ploegentoeslag;
o tussentijdse loonsverhoging;
o kostenvergoeding waaronder reiskosten en reistijdvergoeding, pensionkosten en andere noodzakelijke kosten voor uitoefening van de functie;
o periodieken;
o eindejaarsuitkeringen;
o extra vergoedingen in verband met vakantie,
Tot dit minimum wordt niet gerekend: aanvullende bedrijfspensioen- regelingen, bovenwettelijke sociale zekerheidsaanspraken en vergoe- dingen boven het loon voor onkosten van de gedetacheerde werk- nemer voor reizen, huisvesting of voeding;
- voorwaarden voor het ter beschikking stellen van werknemers;
- gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk;
- beschermende maatregelen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van kinderen, jongeren en van zwangere of onlangs bevallen werkneemers;
- gelijke behandeling van mannen en vrouwen en andere bepalingen over niet-discriminatie;
- voorwaarden van huisvesting van werknemers, indien de dienstont- vanger als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet arbeidsvoor- waarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie huisves- ting ter beschikking stelt aan werknemers die zich niet op hun gewone werkplaats in Nederland bevinden.
2. Wanneer de detachering meer dan twaalf maanden bedraagt, waarborgt de dienstverrichter voor zijn gedetacheerde werknemers vanaf de dertiende maand alle verbindend verklaarde bepalingen die zijn neergelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst die van toepassing is op grond van het eerste lid, met uitzondering van de bepalingen inzake procedures, forma- liteiten en voorwaarden van de sluiting en de beëindiging van de arbeids- overeenkomst en inzake aanvullende bedrijfspensioenregelingen.
3. De in het vierde lid genoemde termijn van twaalf maanden bedraagt achttien maanden indien de dienstverrichter, gedurende de laatste drie maanden van de periode van ten hoogste twaalf maanden waarin de detachering plaatsvindt, aan Onze Minister een gemotiveerde kennisgeving verstrekt, dat de in eerste instantie opgegeven vermoedelijke duur van de werk- zaamheden zal worden overschreden tot ten hoogste achttien maanden. Wanneer de detachering in geval van verdere verlenging meer dan acht- tien maanden bedraagt, waarborgt de dienstverrichter de in het vierde lid bedoelde arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden vanaf de negentiende maand.
4. Indien een gedetacheerde werknemer door de dienstverrichter wordt vervangen door een andere gedetacheerde werknemer die op dezelfde plaats hetzelfde werk uitvoert, is de duur van de detachering de totale duur van de perioden van detachering van de afzonderlijke gedetacheerde werknemers gezamenlijk.
Bijlage X is op deze arbeidsovereenkomst van toepassing.
Artikel 35 Koffiegeld
Werkgevers zullen geen kosten van thee en koffie doorberekenen aan de eigen werknemer.
HOOFDSTUK 5 VERLOF
Artikel 36 Behoud van loon bij verzuim
1. De werkneemster heeft gedurende haar wettelijke zwangerschaps- en bevallingsverlof recht op doorbetaling van haar loon.
2. Voor de werknemer geldt in aanvulling op de Wet arbeid en zorg, dat hij met behoud van loon:
a. Bij eigen huwelijk 2 dagen en bij eigen ondertrouw 1 dag mag verzuimen, mits dat tenminste een week van te voren aan de werk- gever bekend is gemaakt.
b. Bij het huwelijk van een van de ouders, broers of zusters, zwagers of schoonzusters en eigen kinderen, 1 dag mag verzuimen.
c. Bij bevalling van de partner conform de wettelijke bepaling: gedu- rende éénmaal de wekelijkse arbeidsduur. Onder partner wordt voor deze bepaling verstaan: de echtgenote, de geregistreerde partner, de persoon met wie de werknemer ongehuwd samenwoont of degene van wie de werknemer het kind erkent.
d. Bij zijn eigen 25- of 40 jarig huwelijksfeest, 1 dag mag verzuimen, bij 25, 40, 50, of 60 jarig huwelijksfeest van ouders of schoonouders, 1 dag mag verzuimen.
e. Bij overlijden van echtgenoot of echtgenote, eigen- of schoonkinderen en eigen- of schoonouders, vanaf de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis of crematie, mag verzuimen, indien de werk- nemer aantoonbaar de begrafenis regelt. Xxxxxx geldt het bepaalde in artikel 36 lid 2 sub f.
f. Op de dag van overlijden van xxxxxxxxxxx, broers, zusters, schoonzus- ters en zwagers, gedurende 1 dag mag verzuimen, alsmede op de dag van de begrafenis of crematie.
g. Voor het bijwonen van de begrafenis of crematie van niet inwonende broers en zusters, schoonzusters, zwagers, op de dag van de begra- fenis of crematie mag verzuimen.
h. Daar waar in dit artikellid wordt gesproken over echtgenoot en de familiebetrekkingen van de echtgenoot, zijn deze bepalingen tevens toepasselijk op de levenspartner (of de geregistreerde partner) en diens familiebetrekkingen wanneer zich de in dit artikellid genoemde omstandigheden voordoen.
3. Bij vooraf aangevraagd noodzakelijk doktersbezoek voor zichzelf, dat niet buiten de arbeidstijd van de werknemer kan geschieden, mag de werk- nemer, de daarvoor vereiste tijd met behoud van loon verzuimen tot ten hoogste 2 uren tenzij de werknemer voldoende aan kan tonen dat deze tijd moest worden overschreden.
4. De werknemer mag twee dagen per jaar met behoud van loon verzuimen bij verhuizing. De werknemer dient de verhuizing aan te kunnen tonen en op het nieuwe adres ingeschreven te zijn bij het bevolkingsregister.
5. a. De werknemer die lid is van een vakorganisatie, verkrijgt op zijn verzoek en voor zover de werkzaamheden dat naar het oordeel van
de werkgever toelaten, vrijaf met behoud van loon, tot een maximum van 10 dagen per kalenderjaar voor het bijwonen van vergaderingen en congressen van de werknemersorganisaties.
b. De werkgever kan de kosten van deze dagen ten laste brengen van het algemene deel van het Fonds Collectieve Belangen voor de Vlees- sector. Daartoe dient hij een jaarafsluitende declaratie in te dienen bij het Secretariaat van dit Fonds.
6. Onder loon wordt in dit artikel verstaan: het inkomensbegrip zoals verwoord in artikel 1b lid 17 van deze CAO, met uitzondering van de overwerktoeslag.
Artikel 37 Arbeidstijdverkorting
1. Artikel 7:628 van het BW is van kracht. De werkgever is echter niet gehouden, het loon aan betrokken werknemers door te betalen over de uren waarin geen arbeid is verricht, ten gevolge van de invoering door de werkgever van een verkorte werkweek (een 0-uren week daaronder begrepen).
2. Indien tot invoering van een verkorte werkweek als wordt bedoeld in lid 1 wordt besloten, dan deelt de werkgever dit mede aan de vakbonden die partij zijn bij deze overeenkomst.
3. Ten aanzien van de gevallen als bedoeld in lid 1 gaat de regeling uit van de situatie waarin artikel 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhou- dingen 1945 toepasselijk is.
4. Bij wijziging van de desbetreffende wettelijke bepalingen zal over een herzie- ning van deze regeling nader overleg tussen partijen worden gepleegd.
Artikel 38 Onbetaald verlof en waarde van een betaalde vrije dag
1. Werknemers hebben het recht, om in overleg met de werkgever onbetaald verlof op te nemen.
2. Werknemers kunnen ter viering van een dag of gebeurtenis die verband houdt met hun religie of levensovertuiging desgewenst een dag per jaar onbetaald verlof of een gegarandeerde vakantiedag opnemen.
3. De waarde van een betaalde vrije dag (bijvoorbeeld een vakantiedag, ziek- tedag, bijzonder verlof, ADV en vakbondsverlof) is, zowel in tijd als in geld, gelijk aan die dag in het voor werknemer gebruikelijke individuele rooster.
Artikel 39 Arbeid en Zorg
1. Calamiteitenverlof:
a. De werknemer heeft recht op verlof met behoud van loon voor een korte naar billijkheid te berekenen tijd wanneer hij zijn arbeid niet kan verrichten wegens een plotselinge gebeurtenis, waarvoor zonder uitstel maatregelen door de betrokkene moeten worden genomen.
b. De werknemer dient aannemelijk te maken dat hij zijn arbeid niet heeft kunnen verrichten wegens de calamiteit.
c. Het verlof is in principe maximaal een dag per gebeurtenis, met de mogelijkheid tot verlenging in de vorm van wettelijk zorgverlof, na overleg met de werkgever.
2. Zorgverlof:
a. Op grond van de Wet arbeid en zorg wordt in de periode van een jaar aan de werknemer een recht op zorgverlof toegekend van ten hoogste twee maal de arbeidsduur per week.
b. De werknemer heeft recht op zorgverlof voor de noodzakelijke verzor- ging in verband met ziekte van kind, partner of ouder.
c. De werkgever dient de eerste 5 dagen van het zorgverlof de wettelijke vergoeding aan te vullen met 30% van het loon.
d. De werknemer dient aannemelijk te maken dat hij zijn arbeid niet heeft verricht in verband met het bepaalde onder 2b.
Artikel 40 Duur van de vakantie (verwerving van vakantie- en snipperuren)
1. De werknemer die op 1 mei sedert 1 mei van het vorige jaar, 12 maanden onafgebroken bij de werkgever in dienst is geweest, heeft recht op 172,8 uur vakantie met behoud van loon, bij een standaard 36-urige werkweek. Bij een 38-urige werkweek heeft de werknemer recht op 182,4 uur vakantie met behoud van loon.
2. Onder inkomen wordt in dit artikel verstaan de definitie zoals opgenomen in artikel 1b lid 17 met uitzondering van de overwerktoeslag. Artikel 7:639 BW is van toepassing.
3. De werknemer, die op 1 mei, de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, heeft boven het in lid 1 genoemde aantal vakantie-uren, recht op 21,6 vakantie-uren extra.
4. Voor de berekening van het aantal vakantie-uren waarop een werknemer recht heeft, wiens dienstbetrekking tenminste een maand heeft geduurd, wordt een werknemer die voor of op de 15e van enige maand in dienst treedt, geacht op de eerste van die maand in dienst te zijn getreden.
5. Voor de werknemer, die korter dan een maand in dienst is geweest, geldt een evenredige aanspraak op vakantie.
Artikel 41 Extra vakantie wegens langdurig dienstverband of bereikte leeftijd
1. De werknemer die 20, 21, 22, 23 en 24 jaar onafgebroken in dienst van dezelfde werkgever is geweest heeft jaarlijks recht op 21,6 extra vakantie- uren.
2. De werknemer, die 25 jaar of langer onafgebroken in dienst van dezelfde werkgever is geweest, heeft jaarlijks recht op 36 extra vakantie-uren.
3. a. De werknemer van 50 jaar of ouder heeft recht op 14,4 extra vakantie- uren per jaar.
b. De werknemer van 55 jaar of ouder heeft recht op 36 extra vakantie- uren per jaar.
c. De werknemer van 57,5 jaar tot 60 jaar heeft recht op 50,4 extra vakantie-uren per jaar.
d. De in dit lid onder a, b en c genoemde extra vakantierechten cumuleren niet met elkaar.
4. De werknemer verkrijgt het recht op extra vakantiedagen wegens zijn leeftijd in het jaar dat de betreffende leeftijd wordt bereikt. Het recht op extra vakantie-uren wegens leeftijd cumuleert niet met het recht op extra vakantie-uren op grond van langdurig dienstverband. Heeft een werknemer aanspraak op zowel extra vakantie-uren op basis van zijn dienstverband als op basis van zijn leeftijd, dan gaat het hoogste recht voor.
5. Werknemers van 62, 63 en 64 jaar kunnen per jaar 5 dagen educatief verlof opnemen, mits zij tot hun 65ste in dienst blijven en met een maximum van in het totaal 10 dagen verlof in drie jaar.
Artikel 42 Seniorenregeling
1. Werknemers van 60 jaar en ouder hebben het recht om gebruik te maken van een van de twee mogelijkheden om de werkweek terug te brengen, namelijk: 80% werken voor 90% loon bruto en 100% pensioenopbouw volgens de overeengekomen premieverdeling tussen werkgevers en werk- nemers of 90% werken, voor 100% loon bruto en 100% pensioenopbouw volgens de overeengekomen premieverdeling tussen werkgevers en werk- nemers.
2. Werkgevers kunnen besluiten de 80/90/100 regeling aan te bieden aan werknemers die jonger zijn dan 60 jaar.
3. Om deze regeling mogelijk te maken, dient de werknemer twee van de bovenwettelijke vakantiedagen van artikel 40 lid 1 van deze CAO in te leveren en wordt het aantal vakantie uren naar rato van de werkelijke arbeidsduur opgebouwd. Indien de werknemer van de 80/90/100 regeling gebruik maakt jonger is dan 60 jaar, dient de werknemer tevens al zijn seniorendagen van artikel 41 lid 3 te gebruiken. Het bepaalde in artikel 41 lid 1 en 2 blijft van toepassing met dien verstande dat extra vakantiedagen worden opgebouwd naar rato van de werkelijke arbeidsduur.
4. Afhankelijk van de gekozen regeling worden de dagen voor een halve dag per week, een dag per week of een dag per twee weken door de werkgever in overleg met de werknemer ingeroosterd. Het rooster voor deze dagen zal in overleg minimaal een half jaar van te voren worden vastgesteld. De roostervrije dagen zullen in principe niet uitsluitend op een maandag of een vrijdag worden ingeroosterd.
5. Ingeroosterde seniorendagen mogen conform artikel 13 lid 4 niet samen vallen met een officiële feestdag.
6. Ingeroosterde seniorendagen tellen als werkdag voor de bepalingen in de cao die zien op overwerk.
Artikel 43 Opname van vakantie- en snipperuren
1. De werknemer heeft recht op drie weken aaneengesloten vakantie. Het plannen van deze vakantiedagen en snipperdagen dient in overleg te geschieden.
2. Een periode van volledige bedrijfssluiting wordt na overleg met de werkne- mers c.q. met instemming van de ondernemingsraad of de personeelsver- tegenwoordiging door de werkgever vastgesteld.
3. De aaneengesloten vakantie-uren zullen zoveel mogelijk in de maanden mei tot en met september vallen.
4. Op verzoek van een werknemer zal een werkgever jaarlijks drie van de aan de werknemer toegekende verlofdagen in beginsel per definitie verlenen, mits deze tijdig zijn aangevraagd. Indien deze dagen niet toegekend worden, dient de werkgever te onderbouwen waarom inwilliging van het verzoek tot deze vrije dagen redelijkerwijs niet mogelijk is.
Artikel 44 Snipperuren
1. De vakantie-uren, die door de werknemer niet aaneengesloten worden opgenomen, kunnen als snipperuren worden opgenomen.
2. a. Onder deze snipperuren, zijn de zgn. “vaste snipperuren” begrepen.
b. Vaste snipperuren zijn de door de werkgever na instemming van de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging vastgestelde, voor het gehele personeel geldende bijzondere vrije uren die niet vallen op nationale feestdagen, of algemeen erkende christelijke feest- dagen, of dagen van geoorloofd verzuim.
Artikel 45 Vakantie bij ziekte en ongeval
1. De werknemer die tijdens de aaneengesloten vakantie of tijdens “vaste snipperuren” ziek wordt, heeft recht op het alsnog genieten van deze uren mits hij zijn ziekte op de daarvoor bestemde wijze heeft gemeld.
2. Is de werknemer reeds voor de aanvang van de aaneengesloten vakantie of voor de aanvang van de “vaste snipperuren”, arbeidsongeschikt ten gevolge van ziekte of ongeval, zodat hij van de vakantie geen gebruik kan maken, dan stelt de werkgever na overleg met deze werknemer vast op welk tijdstip hij deze vakantie- of snipperuren alsnog kan opnemen.
Artikel 46 Vakantierechten bestaande bij het einde van de dienstbetrekking
1. Bij het beëindigen van de dienstbetrekking heeft de werknemer voor iedere maand die hij sinds 1 mei van het voorafgaande jaar, onafgebroken werk- zaam is geweest en waarover hij nog geen vakantie- of snipperuren heeft genoten, recht op 1/12 deel van de hem volgens de artikelen 40 en 41 toekomende vakantie- of snipperuren.
2. a. Op zijn verzoek wordt de werknemer in de gelegenheid gesteld, de hem toekomende vakantie- of snipperuren alsnog voor het eind van het dienstverband op te nemen.
b. Deze dagen mogen niet in de opzeggingstermijn zijn begrepen, tenzij met wederzijds goedvinden.
3. Bij het einde van de dienstbetrekking worden de niet genoten vakantie- of snipperuren uitbetaald. Teveel genoten vakantie- of snipperuren worden verrekend met het laatste salaris.
4. De werkgever is verplicht om bij het einde van de dienstbetrekking, een verklaring aan de werknemer uit te reiken, waaruit de duur van de vakantie en de duur van het verlof zonder behoud van loon blijkt, waarop de werk- nemer op dat tijdstip nog recht heeft.
Artikel 47 Verlof voor vorming en scholing
1. Na voorafgaand overleg met de werkgever kan voor vorming en scholing (met uitzondering van vorming en scholing in het kader van employability) maximaal 5 dagen verlof per jaar aan de werknemer worden gegeven.
2. De werkgever dient de werknemer bij het volgen van een functiegebonden opleiding 100% tegemoet te komen in de vergoeding van de opleidings- kosten en de daaraan verbonden uren binnen of buiten werktijd. De werk- gever kan 50% van de gemaakte opleidingskosten gerestitueerd krijgen van het scholingsfonds.
3. De werkgever dient de werknemer bij het volgen van een gedeeltelijk functiegebonden opleiding 50% tegemoet te komen in de vergoeding van de opleidingskosten en de daaraan verbonden uren binnen werktijd. De werkgever kan 50% van de vergoeding aan de werknemer van de vergoe- ding aan de werknemer inzake opleidingskosten gerestitueerd krijgen van het scholingsfonds.
4. Een opleiding in opdracht van de werkgever is altijd functiegebonden.
5. De werkgever, die in aanmerking wil komen voor een vergoeding vanuit het scholingsfonds is verplicht een opleidingsplan op te stellen en in te dienen bij Fonds Collectieve Belangen Vleessector te Zoetermeer. Afgesproken is dat elk jaar in april van dat betreffende jaar een opleidingsplan wordt inge- diend.
6. De werkgever is verplicht een studiefaciliteitenregeling vast te stellen.
7. De cursus “Nederlands op de werkvloer” zal een integraal onderdeel moeten vormen van het opleidingsaanbod. De werkgever is verplicht de cursus aan te bieden.
HOOFDSTUK 6 VERZUIM, ARBO EN REINTEGRATIE
Artikel 48 Loonbetaling bij ziekte en ongeval
1. Indien een werknemer ten gevolge van ziekte, zwangerschap of beval- ling niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, gelden voor hem de bepalingen van artikel 7:629 BW, de Wet arbeid en zorg, de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), voor zover hierna niet anders is bepaald.
a. In het eerste ziektejaar zal in afwijking van artikel 7:629 lid 1 BW, 100% van het maandinkomen worden doorbetaald, mits de Wet Poortwachter is nageleefd, tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van artikel 17 van de Wet financiering sociale verze- keringen.
b. In het tweede ziektejaar zal in afwijking van artikel 7:629 lid 1 BW, 90% van het maandinkomen tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van artikel 17 van de Wet financiering sociale verzekeringen, worden doorbetaald, mits de Wet Poortwachter is nageleefd.
c. De werknemer ontvangt op grond van het bepaalde in dit artikel nooit meer dan hij zou hebben ontvangen indien hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest.
2. Indien in het tweede ziektejaar gewerkt wordt, zal over de gewerkte uren 100% van het uurinkomen worden doorbetaald en over de niet gewerkte uren 90% van het uurinkomen tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van artikel 17 van de Wet financie- ring sociale verzekeringen. In het kader van arbeidstherapie gewerkte uren worden als gewerkte uren aangemerkt.
3. Onder inkomen wordt in dit artikel verstaan de definitie zoals opgenomen in artikel 1b lid 17 met uitzondering van vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en eventuele eenmalige uitkeringen die voortvloeien uit deze CAO. Dit laat onverlet het bepaalde in artikel 27 en 31 van deze CAO.
4. Als een derde aansprakelijk is voor de arbeidsongeschiktheid draagt de werknemer de vordering op die derde over aan de werkgever, voor zover die vordering betrekking heeft op de betalingen op grond van dit hoofdstuk.
5. Arbeidsongeschikte werknemers die een uitkering krachtens de WAO ontvangen en die gedeeltelijk worden afgeschat en uitsluitend ten gevolge daarvan tevens een uitkering krachtens de WW ontvangen, behouden hun volledige aanvulling krachtens dit artikel.
Artikel 49 Verrekening WHK premie
De werkgever betaalt 75% en de werknemer 25% van de WHK-premie (zonder ZW-flex deel) met uitzondering van de rentehobbel die voor rekening van de werkgever is.
Artikel 50 Medische keuring
1. Als aan de vervulling van een functie bijzondere eisen op het punt van de medische geschiktheid moeten worden gesteld, is de werknemer verplicht zich op kosten van de werkgever aan een medisch onderzoek te onder- werpen.
2. De werkgever heeft het recht van zijn (toekomstige) werknemer een vorm- vrije gezondheidsverklaring te eisen in het kader van EU Verordening 852/2004.
Artikel 51 WIA-Verzekering
1. De werkgever verzekert de werknemer met ingang van 1 januari 2008 voor arbeidsongeschiktheid in de categorie 35-80% conform de door het Geor- ganiseerd Overleg vastgestelde collectieve sectorverzekering.
2. Werknemers nemen verplicht deel aan de aangeboden verzekering welke de arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% verzekerd.
3. De werkgever die wil afwijken van het bepaalde in lid 1 moet hiervoor een dispensatieverzoek indienen bij het Georganiseerd Overleg, met dien verstande dat de door werkgever voorgestelde verzekering ten minste gelijkwaardig dient te zijn aan de door het Georganiseerd Overleg vastge- stelde collectieve verzekering.
4. De premie voor de verzekering komt voor 75% voor rekening van de werk- nemer en voor 25% voor rekening van de werkgever.
5. De door de werknemer betaalde premie zal per betalingsperiode worden ingehouden.
Artikel 52 Terugdringing ziekteverzuim
Vanaf de derde ziekmelding in één kalenderjaar is de werkgever gerechtigd om per ziekmelding één wachtdag bij de ziek gemelde werknemer in te houden. Uitgezonderd zijn hierbij ziekmeldingen door bedrijfsongevallen die niet aan schuld van de werknemer zijn te wijten en ziekmeldingen van personen van wie bij de werkgever bekend en geregistreerd is dat zij chronisch ziek zijn.
Artikel 53 Overige rechten en verplichtingen bij ziekte
1. Indien na ziekmelding door een werknemer, door een controlerend arts wordt geconstateerd dat de werknemer arbeidsgeschikt is, heeft de werk- gever het recht om de loonbetaling stop te zetten als de werknemer zijn werkzaamheden niet vervult. In deze kan door geen ander dan een arts arbeidsgeschiktheid worden vastgesteld. De werkgever is niet gerechtigd de loonbetaling te stoppen uitsluitend op grond van het feit dat een werk- nemer het toepasselijke reglement niet heeft nageleefd.
2. De werknemer die arbeidsongeschikt is moet zich houden aan de contro- levoorschriften opgenomen in bijlage VI van deze CAO, danwel de voor-
schriften die hieromtrent in de onderneming gelden voorzover zij met instemming van de OR zijn overeengekomen. Indien de werknemer zich niet houdt aan de voorschriften gelden de sancties opgenomen onder punt b van bijlage VI. Van de in bijlage VI van deze CAO opgenomen voorschriften kan alleen worden afgeweken, wanneer de afwijkende voor- schriften met instemming van de ondernemingsraad worden vastgesteld, met dien verstande dat geen zwaardere sancties mogen worden gesteld.
3. De arbodienst houdt een spreekuur waarin over gezondheid en arbo adviezen worden gegeven. De dienst helpt mee ziekteverzuim te voor- komen en adviseert over preventie. CAOpartijen bevelen aan dat, indien de arbodienst tevens wordt belast met controle op ziekteverzuim en arbeids- ongeschiktheid, de dienst daarvoor een andere arbo-arts ter beschikking stelt dan degene die is belast met begeleiding van zieken en advisering over arbeidsomstandigheden.
Artikel 54 Arbobeleid
De werkgever dient voor de werknemers een adequate bedrijfsgezondheids- zorg te realiseren. Onder adequate bedrijfsgezondheidszorg wordt verstaan een op de onderneming toegesneden pakket van taken en voorzieningen, zoals is bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet.
Artikel 55 Arbeidsongeschiktheid minder dan 35%
1. Partijen spreken af de financiële en sociale consequenties ten gevolge van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid zoveel mogelijk te beperken. Om dit te kunnen realiseren is overeengekomen dat werkgevers veel aandacht zullen besteden aan het re-integratieproces. Zij zullen hierbij gebruik kunnen maken van de ondersteuning vanuit Fonds Collectieve Belangen Vlees- sector.
Medewerkers met een arbeidsongeschiktheid van 35% of minder
2. Werknemers die ten gevolge van een bedrijfsongeval arbeidsongeschikt- heid zijn worden, zullen niet worden ontslagen maar blijven in dienst tot het moment dat zij eventueel extern zijn gere-integreerd.
3. Gedurende de eerste twee jaar van de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid gelden de wettelijke regelgeving en de afspraken vastgelegd in de CAO. Indien een interne of externe re-integratie niet mogelijk is en de werkgever heeft besloten een ontslagvergunning aan te vragen bij het UWV werkbe- drijf, zal hiervan melding worden gedaan aan het Georganiseerd Overleg. Het sociaal secretariaat zal de data verzamelen, registreren en rapporteren. Als naar aanleiding hiervan blijkt dat het aantal ontslagaanvragen van deze groep substantieel is, zal overleg plaatsvinden over het vervolgbeleid.
4. Medewerker die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn en intern gere- integreerd worden en ten gevolge hiervan in een lagere functie worden geplaatst, ontvangen het salaris dat bij deze indeling hoort. Gedurende een periode van 4 jaar zal het verschil van het oude en nieuwe salaris worden aangevuld op basis van het volgende schema: 1e jaar 100%, 2e jaar 75%, 3e jaar 50%, 4e jaar 25% en vervolgens 0%.
Artikel 56 Arbocatalogus
In de Vleessector is door sociale partners een Arbocatalogus afgesproken over arbeidsomstandigheden in de brede zin en de onderwerpen Machineveiligheid, Mesveiligheid, en RSI en werkdruk in het bijzonder. De onderwerpen zijn uitge- werkt in richtlijnen en de arbeidsomstandigheden in brede zin zijn uitgewerkt in goede praktijken.
De Arbocatalogus is goedgekeurd door de Arbeidsinspectie en is terug te vinden op xxx.xxxxxxxxxxxxx-xxxxx.xx.
Er is een branche RI&E ontwikkeld, welke eveneens terug te vinden is op xxx.xxxxxxxxxxxxx-xxxxx.xx.
Sociale partners hebben overleg over mogelijke verbreding van de afspraken / onderwerpen.
HOOFDSTUK 7 COLLECTIEVE REGELINGEN
Artikel 57 NEN regeling
1. Definities
a. Opdrachtgever: een werkgever als bedoeld in art. 1b lid 4 CAO Vlees- sector.
b. Opdrachtnemer: een bedrijf als bedoeld in artikel 1b leden 2, 3 en zzp-er als bedoeld in lid 7 CAO Vleessector.
c. Medewerker: een natuurlijk persoon die in opdracht van opdracht- nemer onder leiding en toezicht van opdrachtgever inleenwerk ten behoeve van opdrachtgever verricht.
d. Fonds Collectieve Belangen Vleessector: het door het Georganiseerd Overleg aangewezen orgaan dat dit artikel uitvoert.
2. NEN regeling
b. De opdrachtgever stelt het Fonds Collectieve Belangen Vleessector op schriftelijk verzoek binnen de daarbij aangegeven termijn in kennis van het aantal ingeleende medewerkers, de periodes waarover zij xxxx- xxxxx zijn en de opdrachtnemers bij wie zij in dienst zijn.
c. De opdrachtgever is gehouden op schriftelijk verzoek van sociale part- ners in de vleessector, binnen 4 weken schriftelijk aan te tonen dat artikel 57 lid 2 sub a en sub b van de CAO correct is nageleefd.
d. Indien de opdrachtgever niet aantoont dat dit artikel getrouwelijk is nageleefd, is de opdrachtgever ten opzichte van sociale partners scha- deplichtig overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 van de Wet CAO. Partijen bij de CAO dragen daartoe hun bevoegdheid tot het instellen van vorderingen als bedoeld in artikel 3 Wet AVV en artikel 15 Wet CAO ten aanzien van alleen dit artikel over aan Fonds Collectieve Belangen. Sociale partners dragen de door hen ontvangen schadevergoeding af aan Stichting Fonds Collectieve Belangen Vleessector.
e. De forfaitaire schadevergoeding (S), zoals genoemd in lid 2 sub e van dit artikel wordt als volgt berekend: S = A ÷ 52 x W waarin A = de laatste voor de betrokken werkgever vastgestelde jaarlijkse premie-afdracht Fonds Collectieve Belangen Vleessector (omgerekend in euro), of bij gebreke daarvan 0,7% van de jaarlijkse loonsom in de onderneming (omgerekend in euro), of bij gebreke daarvan een door het Fonds forfaitair vast te stellen bedrag, gebaseerd op een schatting van de laatstelijk voor de betrokken werkgever veronderstelde premie-afdracht Fonds Collectieve Belangen Vleessector (omgerekend in euro), met dien verstande dat A ten minste € 2.600,- zal bedragen. W = het aantal weken dat de werkgever in gebreke blijft.
3. Huisvesting
Sociale partners hebben besloten om de landelijke norm voor huisvesting te volgen. Onder de landelijke norm voor huisvesting wordt de Stichting Normering Flexwonen verstaan. Voor Sociale Partners is met name een van de uitgangs- punten, dat alleen de werkelijke huisvestingskosten in rekening zullen worden gebracht, van belang.
Artikel 58 Pensioen
1. Werkgevers zijn sinds 1 april 1980 verplicht voor de werknemer een verplichte pensioenverzekering af te sluiten.
2. Vanaf 1 januari 1999 zijn werkgevers verplicht aangesloten bij de Stich- ting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswarenindustrie, Gemaks- voeding en Pluimveevlees (BPF VLEP). Voor de nadere regeling wordt verwezen naar het Reglement. Deze regeling is te vinden op xxx.xxxx.xx
3. De pensioenregeling is gebaseerd op de mogelijkheid om de fiscale ruimte van de pensioenregeling maximaal te benutten, waardoor werknemers in de vleessector in de gelegenheid worden gesteld om bij volledige opbouw eerder te kunnen stoppen met werken.
4. Indien de werknemer hierom verzoekt kan de pensioenregeling tijdens het ouderschapsverlof volledig op de bestaande voorwaarden worden voort- gezet. De premie is tijdens dit verlof voor rekening van werknemer, tenzij anders overeengekomen met werkgever.
5. Een werknemer heeft recht op deeltijdpensioen conform de regeling van het pensioenfonds VLEP. De deeltijddagen in het kader van deeltijdpen- sioen worden in overleg met de werkgever ingeroosterd. Het rooster voor deze dagen zal een half jaar van te voren worden vastgesteld.
6. Sociale partners zullen zich inspannen om de werknemers nog beter te informeren over de voorwaarden en mogelijkheden van de pensioenrege- ling, daarbij wordt de bekendheid van deeltijdpensioen onder werkgevers en werknemers via gerichte communicatie getracht te vergroten en het gebruik ervan zoveel als mogelijk bevorderen.
7. Werknemer van 63 jaar kunnen éénmalig een financieel advies laten opstellen door één van de onafhankelijke door sociale partners aange- wezen partijen. De werkgever kan de kosten bij het Fonds Collectieve Belangen Vleessector declareren.
Artikel 59 Rechtsbescherming kaderleden
In gevolge artikel 7:670 lid 5 BW kan de werkgever de arbeidsovereenkomst niet opzeggen wegens het verrichten of deelnemen aan activiteiten ten behoeve van een vereniging van werknemers, die krachtens haar statuten ten doel heeft de belangen van werknemer te behartigen, tenzij die activiteiten in de arbeids- tijd van de werknemer worden verricht zonder toestemming van werkgever.
Artikel 60 Fonds Collectieve Belangen Vleessector
1. Partijen bij deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben een CAO Fonds Collectieve Belangen Vleessector afgesloten.
2. Ingevolge deze CAO is een heffing ingesteld die wordt gerekend over de loonsom waarover de werkgever premie is verschuldigd in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen.
3. De uitvoering van deze CAO is in een Reglement neergelegd dat deel uitmaakt van de CAO Fonds Collectieve Belangen Vleessector.
4. Elk bedrijf is verplicht een scholingsplan op te stellen.
Artikel 61 Arbeidsvoorwaardenregeling Duurzame inzetbaarheid
Een werknemer die deelneemt aan een project gericht op duurzame inzetbaar- heid georganiseerd door of mede door de werkgever kan een beroep doen op de Arbeidsvoorwaardenregeling Duurzame inzetbaarheid, zoals opgenomen in bijlage IX.
Artikel 62 Employability
1. Een werknemer kan een verzoek voor bijdrage in scholingkosten in het kader van employability bij het sociaal secretariaat indienen. Uitgangs- punt is dat de scholing een bijdrage moet leveren aan het verbeteren van de positie op de arbeidsmarkt. EVC- en loopbaantrajecten kunnen ook in aanmerking komen voor een bijdrage via de employabilityregeling.
2. De bijdrage in scholingskosten is maximaal € 500,- per jaar (maximaal € 1.000,- per twee jaar).
3. Een werknemer kan eenmaal in de vijf jaar een loopbaanadvies verzoeken. Dit loopbaanadvies mag maximaal € 750,- kosten.
4. Deze regeling staat los van de huidige scholingsregeling in de CAO Fonds Collectieve Belangen Vleessector en is niet bedoeld voor functiegerichte scholing.
5. Onder scholingskosten wordt ook verstaan de noodzakelijke tijd voor het afleggen van een examen.
6. De som van de subsidies aan de werknemers van een bedrijf zal nooit meer bedragen dan 0,2% per jaar van de loonsom van de werkgever.
7. Het sociaal secretariaat van de Vleessector zal beoordelen of een aanvraag kan worden toegekend op basis van vooraf vastgestelde criteria. Het Fonds Collectieve Belangen Vleessector zal de subsidie uitbetalen.
Artikel 63 EVC en Nederlands op de werkvloer
1. Werknemers in vaste dienst hebben het recht om tijdens werktijd en op kosten van werkgever een EVC certificaat te behalen.
2. De werkgever kan de kosten bij Fonds Collectieve Belangen Vleessector declareren.
3. Buitenlandse werknemers in vaste dienst zullen (voor zover nog nodig) worden verplicht een cursus Nederlands op de werkvloer te volgen.
Artikel 64 Vakbondsfaciliteiten
1. Vakorganisaties kunnen per bedrijfsvestiging één kaderlid per 50 werkne- mers aanwijzen.
2. Vakorganisaties kunnen op publicatieborden in het bedrijf mededelingen aan het personeel doen.
3. Vakorganisaties kunnen in overleg met de werkgever gebruik maken van bedrijfsruimte voor vakbondsvergaderingen over bedrijfsaangelegenheden.
4. Het aantal te besteden dagen conform artikel 36 lid 5 is per bedrijfsvesti- ging beperkt tot 10 dagen per 50 werknemers met een maximum van 40 dagen. Deze dagen zijn uitwisselbaar tussen de aangewezen kaderleden. In aanvulling hierop kan op verzoek van de bij deze CAO betrokken werk- nemersorganisaties in overleg met de werkgever voor specifieke situaties vakbondsverlof aan kaderleden worden toegekend tot een maximum van 10 dagen per werknemersorganisatie.
5. Werkgevers zullen de contributies van leden van bij deze CAO betrokken vakorganisaties fiscaal faciliteren door de betaalde premies op basis van een opgave van de werknemer die lid is van een vakorganisatie éénmaal per jaar in mindering te brengen op het brutoloon en dit bedrag, na verrekening van belasting en premies met de rest van het brutoloon, vervolgens netto weer aan de werknemer uit te keren, dit binnen de fiscale mogelijkheden.
Artikel 64a Zware beroepen regeling (RVU regeling)
1. Aan de werknemer die:
a. in de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025, op de datum waarop de arbeidsovereenkomst vrijwillig wordt beëindigd (de uittredingsdatum), een leeftijd heeft bereikt die maximaal drie jaar en minimaal 1 maand voor zijn AOW-gerechtigde leeftijd ligt; en
b. direct voorafgaand aan de uittredingsdatum tenminste 20 jaar in een directe productiefunctie (”vlees in de handen”) bij een werkgever vallend onder de cao voor de vleessector heeft gewerkt, waarvan de laatste 10 jaar bij de huidige werkgever of diens rechtsvoorganger;
3. wordt door de werkgever op verzoek van de werknemer een bedrag beschikbaar gesteld ter hoogte van maximaal het van RVU heffing vrijge- stelde bedrag (gebaseerd op het nettobedrag van een AOW uitkering).
4. De hoogte van de totale uitkering is afhankelijk van het aantal maanden tussen de uittredingsdatum en het bereiken van de AOW-gerechtigde leef- tijd.
5. Nadere voorwaarden met betrekking tot de deelname en uitvoering van de regeling zijn opgenomen in het Reglement Zwaar Werk Vleessector welke als bijlage is opgenomen bij de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector.
HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN
Artikel 65 Vaste commissie
1. Ter bevordering van de eenduidige uitleg en toepassing van de bepa- lingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst en ter voorkoming van geschillen omtrent de uitleg en toepassing daarvan, wordt door partijen een Vaste Commissie ingesteld.
2. De Vaste Commissie bestaat uit 6 leden en is paritair samengesteld en kan zich bij laten staan door een onafhankelijk voorzitter. Zij bepaalt haar werkwijze zelf en legt deze neer in een Reglement dat geacht wordt een integrerend onderdeel van deze CAO uit te maken.
3. a. Indien er tussen een werkgever en een werknemer een geschil ontstaat over de uitlegging dan wel toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst dan wordt allereerst getracht door overleg tussen betrokkenen tot een oplossing te komen.
b. Komen betrokkenen in dit overleg niet tot een oplossing dan heeft degene die het geschil aan de rechter voor wil leggen de mogelijkheid eerst de Vaste Commissie om advies te vragen.
4. Een dispensatieverzoek kan worden ingediend door iedere werkgever of werknemer dan wel groepen van werkgevers of werknemers die menen dat de toepassing van één of meerdere bepalingen uit deze CAO voor hem/haar/hun om gegronde redenen onmogelijk dan wel onwenselijk is. De procedure, bevoegdheden, werkwijze, beoordelingscriteria en voor- waarden waaraan het dispensatieverzoek moet voldoen, zijn neergelegd in het Reglement Vaste Commissie, dat integraal onderdeel uitmaakt van deze CAO.
5. Partijen bij deze overeenkomst die een rechterlijke uitspraak inzake de teksten en interpretatie van deze CAO hebben gekregen, melden dit aan de Vaste Commissie.
6. Uitspraken van de Vaste Commissie met een wijdere strekking dienen te worden rondgestuurd aan de bedrijven die deze CAO hanteren.
Artikel 66 Naleven CAO
Partijen zullen een paritaire commissie oprichten waaraan CAO partijen kunnen melden dat de CAO Vleessector niet wordt nageleefd. De commissie stelt een onderzoek in en kan, na partijen informeel bevraagd te hebben en indien er een vermoeden bestaat dat de CAO niet wordt nageleefd, het bedrijf uiteindelijk verzoeken schriftelijk aan te tonen dat de CAO Vleessector wordt nageleefd. Indien de commissie constateert dat de CAO niet wordt nageleefd, kunnen vakorganisaties verdere stappen ondernemen. Indien de commissie bij haar onderzoek stuit op problemen bij de praktische toepasbaarheid en/of onder- linge inconsistentie van bepalingen van de CAO Vleessector, kan zij het gesig- naleerde probleem voorleggen aan het Georganiseerd Overleg voor de Vlees- sector.
Voor inleenbedrijven geldt dat de paritaire commissie medewerking kan verzoeken van de opdrachtgever.
Artikel 67 Protocollen Protocol Leerwerkplekken
Werkgevers hebben de intentie om ten minste 50 leerwerkplekken te creëren, waaronder tenminste 10 voor Wajongers, met een looptijd van drie maanden. Dit is inclusief het opleiden van 10 medewerkers tot Wajong coaches. Werk- gevers hebben de intentie om hen na afloop een dienstverband (al dan niet in combinatie met aanvullend opleidingstraject) aan te bieden, indien deze periode goed is verlopen en de bedrijfsomstandigheden daar de ruimte voor biedt. Deze intentie – die niet mag leiden tot verdringing van reguliere arbeids- plaatsen - zal periodiek worden geëvalueerd. Bedrijven zullen jaarlijks een opgave verstrekken aan het Sociaal Secretariaat van de aangeboden en inge- vulde leerwerkplekken.
Doelgroep voor deze kennismakingplekken zijn:
Werkzoekenden met startkwalificatie maar met beperkende mogelijkheden (bijvoorbeeld Wajongers), die met ondersteuning wel bemiddelbaar zijn naar reguliere banen in de vleessector.
De leerling ontvangt van de werkgever een leerwerkvergoeding van 70% van het minimum(jeugd)loon. De werkgever kan als tegemoetkoming in de kosten hiervoor een wettelijke subsidie aanvragen. De werkgever krijgt eveneens een forfaitair bedrag van € 1.500,- na drie maanden leerwerkplek.
Indien er sprake is van jongeren met startkwalificatie, maar beperkende moge- lijkheden en de leerling na 6 maanden nog steeds in dienst is, krijgt de werk- gever tevens een forfaitaire vergoeding van € 500,-.
De forfaitaire bedragen worden vergoed uit Fonds Collectieve Belangen Vlees- sector. De forfaitaire bedragen gaan uit van 3 maanden leerwerkplekken en zullen bij kortere leerwerkplekken (minimaal een maand) naar rato worden uitgekeerd.
Werkgelegenheidsparagraaf Protocol
1. Naast het overleg met de ondernemingsraad of de personeelsvertegen- woordiging en rekening houdend met de positie van deze organen, neemt de werkgever rechtstreeks contact op met de bij deze CAO betrokken vakbonden, indien de werkgever voornemens is plannen uit te voeren die tot een duidelijke verandering in de bedrijfssituatie aanleiding geven. Met name indien dit aanmerkelijke gevolgen voor de werkgelegenheid met zich meebrengt. Onder plannen dienen in dit kader ook investeringsplannen te worden verstaan.
2. De werkgever zal voor zover dit de normale bedrijfsuitoefening niet in de weg staat en daarbij rekening houdende met de taak en de positie van de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging:
• bij het ontstaan van vacatures, zoveel mogelijk te streven naar interne vacature vervulling,
• indien interne vacaturevervulling niet mogelijk is, alle vacatures te melden bij het UWV werkbedrijf in het district van de werkgever met daarbij alle voor de functie relevante informatie. Bij het vervullen van deze vacatures wordt, als onderdeel van het sociale beleid in de onder-
neming, speciale aandacht geschonken aan jongeren, ouderen en gehandicapten en aan hun arbeidsomstandigheden.
Vervulde vacatures worden afgemeld.
• De noodzaak tot het verrichten van overwerk, zoveel mogelijk trachten te beperken.
• Zo min mogelijk gebruik maken van uitzendkrachten van particuliere uitzendbureaus. Indien dit onvermijdelijk is, zal de ondernemingsraad hieromtrent worden geïnformeerd en geraadpleegd.
3. Vakbonden, bij deze CAO betrokken, hebben de bevoegdheid hierover inlichtingen aan de werkgever te vragen.
Ouderenbeleid Protocol
Partijen komen overeen dat met iedere werknemer van 50 jaar of ouder door de directe leidinggevende (in overleg met de afdeling Personeelszaken en even- tueel de Arbodienst) minimaal eens per jaar een individueel gesprek zal worden gevoerd. Het verslag van dit gesprek wordt vastgelegd in een persoonlijk seni- orenplan. Hierin kunnen – rekening houdend met de mogelijkheden binnen de onderneming en de positie van de werknemer hierin – afspraken worden gemaakt ten aanzien van de volgende onderwerpen:
• Werktijden
• Soort dienst
• Werkinhoud
• Scholing
• Pensioendatum
• Coaching
• Taakroulatie / interne mobiliteit
• Vakantieplanning
• Leeftijdsdagen
• Demotie
• Arbeidsomstandigheden
• Sportieve gezondheidstrajecten
Protocol afspraak inleenbedrijven
Werkgevers zullen geen nieuwe afspraken meer maken met inleenbedrijven om werknemers die langer dan 1 jaar voor een opdrachtgever hebben gewerkt te verhinderen om bij hen te solliciteren. Dit betreft alleen de mogelijkheid om te solliciteren. De opdrachtgever is niet gehouden een werknemer in dienst te nemen die langer dan 1 jaar via een uitzendbedrijf of inleenbedrijf voor de opdrachtgever heeft gewerkt.
Protocol Duurzame inzetbaarheid
Partijen hebben een paritaire werkgroep Duurzame Inzetbaarheid ingesteld. In het kader van duurzame inzetbaarheid wordt binnen deze werkgroep onder andere, doch niet limitatief, gekeken naar de werktijden in de vleessector. De aanbevelingen vanuit de werkgroep worden door partijen met een positieve grondhouding in het Georganiseerd Overleg besproken en - indien akkoord - gedurende de looptijd van deze cao geïmplementeerd.
Cao Private Aanvulling WW en WGA
Per 1 januari 2016 wordt stapsgewijs de duur en opbouw van de WW afge- bouwd van 38 maanden naar 24 maanden. Partijen nemen deel aan de cao
Private Aanvulling WW en WGA waarmee de WW en Loongerelateerde WGA- uitkering privaat worden aangevuld. (xxx.xxxxx.xx)
Protocol arbeidsvoorwaarden arbeidsmigranten en loongebouw
De maximale drempelperioden genoemd in artikel 14, tweede lid van de Pensioenwet worden 1:1 overgenomen in de pensioenregeling VLEP, inhou- dende dat er uitstel van de verwerving van ouderdomspensioen plaatsvindt voor de in dit artikel genoemde werknemers vallend onder de werkingssfeer van het Pensioenfonds VLEP met de hier genoemde maximale termijnen (thans respectievelijk 2 en 6 maanden).
Sociale partners stellen een werkgroep in die een integraal voorstel uitwerkt voor een herziening van een aantal arbeidsvoorwaarden waardoor deze beter aansluiten bij de wensen van arbeidsmigranten in combinatie met een herzien loongebouw. Dit voorstel zal in de volgende CAO formeel worden verankerd.
De werkgroep zal in dit voorstel de volgende aspecten betrekken:
• verplichte deelname van uitzend- en inleenbureaus die in de vleessector actief zijn aan de SNF;
• opnemen van de CAO vlees elementen (C2) in de NEN 4402;
• administratieve inregeling van de pensioendrempel periode;
• inventarisatie naar reiskostenvergoeding en vergoeding van reistijd;
• verlengen van de arbeidsduur binnen bedrijven op vrijwillige basis naar 40 uur.
De werkgroep zal tevens de structuur van het loongebouw herzien en meer in relatie brengen tot de toegevoegde waarde van de functie, de ervaring en het functioneren binnen het bedrijf. Bij de herziening van het loongebouw worden de resultaten van de werkgroep Functiewaardering betrokken.
De werkgroep zal bij de herziening van het loongebouw de volgende aspecten betrekken:
• de mogelijkheid om de eerste toekenning van een hogere periodiek pas aan te bieden na een volledig jaar werken in de functie;
• de mogelijkheid van het in elkaar schuiven van de functiegroepen B en C;
• de mogelijkheid om het aantal functiejaren voor bepaalde functiegroepen in te korten.
Artikel 68 Inwerkingtreding en duur van de overeenkomst
1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst, treedt in werking op 1 januari 2021.
2. De looptijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst is 14 maanden en eindigt op 1 maart 2022.
3. De overeenkomst loopt van rechtswege af.
4. Op het moment van inwerkingtreden van deze CAO bestaande rechtens geldende gunstiger arbeidsvoorwaarden worden door deze overeenkomst niet aangetast. Dit geldt voor afspraken die binnen het bedrijf buiten de CAO om zijn gemaakt. Die afspraken die betrekking hebben tot de inhoud van het CAO akkoord, vallen niet onder dit artikel. Bij geschillen zal de Vaste Commissie ingeschakeld worden.
BIJLAGE I
Functieniveau-indeling
De activiteiten in de produktie-afdelingen worden in 5 functieniveaus ingedeeld.
Functieniveau B
In functieniveau B worden ingedeeld:
a. Medewerkers die werkzaamheden verrichten, waarvoor een beperkte vakkennis en vaardigheid is vereist.
Enkele voorbeeldfuncties zijn:
• Drijven, wegen brutogewicht, schoonmaken (materialen), transpor- teren van gesorteerde dieren en onderdelen, intouwen, stempelen, eenvoudige snijwerkzaamheden zoals ogen/oren uitsnijden, laden en lossen, verdoven en ophangen, machinaal afzwoerden, darmenpakket splitsen, enz.
b. Medewerkers in opleiding in het kader van het opleidingsplan na de eerste 12 maanden van het dienstverband.
Functieniveau C
In functieniveau C worden ingedeeld:
Medewerkers, die werkzaamheden verrichten, waarvoor enige vakkennis en vaardigheid is vereist.
Enkele voorbeeldfuncties zijn:
• Ontvangen, steken/snijden, zagen/hakken, hartslag splitsen, reuzel uithalen, koppen (af)snijden, onderdelen kanten, onderdelen sorteren, vacuüm trekken, zouten/ drainen/verpakken, bewerken van darmen, enz.
Functieniveau D
In functieniveau D worden ingedeeld:
Medewerkers, die werkzaamheden verrichten, waarvoor goede vakkennis en vaardigheid is vereist.
Enkele voorbeeldfuncties zijn:
• Afhuiden, uitslachten, openen/uithalen, wegen geslacht gewicht, opknappen, afsnijden halve varkens, uitbenen en (bij) kanten/vliezen, uitsnijden, orders gereed maken, klantenontvangst en -bediening, uitwegen expeditie, veteinden poetsen, enz.
Functieniveau E
In functieniveau E worden ingedeeld:
Medewerkers, die (nagenoeg) alle activiteiten in een afdeling op niveau D verrichten (afdelings-allrounder) en allround-chauffeurs binnenland.
Functieniveau F
In functieniveau F worden ingedeeld:
Medewerkers, die in meerdere afdelingen (nagenoeg) alle activiteiten op niveau D verrichten (bedrijfs-allrounder).
BIJLAGE II : LOONTABEL CAO VLEESSECTOR
Op de volgende pagina’s staan de Loontabel CAO Vleessector per 1 november 2019, per 1 maart 2021 en per 1 januari 2022 op basis van een 36-urige werk- week en op basis van een 38-urige werkweek.
Let op!: Sommige lonen in de tabellen liggen onder het wettelijk minimum- loon. Werknemers hebben echter minimaal recht op het minimumloon. Dit geldt ook voor uitzend- en inleenkrachten. Het minimumloon wordt gebaseerd een 36-urige werkweek. Dit geldt ook als een werkgever gekozen heeft voor de 38-urige werkweek.
Tabel Minimumloon per 1 januari 2021
Leeftijd | Per maand | Per week | Per dag | per uur |
21 jaar en ouder | 1.684,80 | 388,80 | 77,76 | 10,80 |
20 jaar | 1.347,85 | 311,05 | 62,21 | 8,65 |
19 jaar | 1.010,90 | 233,30 | 46,66 | 6,49 |
18 jaar | 842,40 | 194,40 | 38,88 | 5,40 |
17 jaar | 665,50 | 153,60 | 30,72 | 4,27 |
16 jaar | 581,25 | 134,15 | 26,83 | 3,73 |
15 jaar | 505,45 | 116,65 | 23,33 | 3,25 |
Tabel Minimumloon per 1 juli 2021
Leeftijd | Per maand | Per week | Per dag | uur |
21 jaar en ouder | 1701,00 | 392,55 | 78,51 | 10,91 |
20 jaar | 1360,80 | 314,05 | 62,81 | 8,73 |
19 jaar | 1020,60 | 235,55 | 47,11 | 6,55 |
18 jaar | 850,50 | 196,30 | 39,26 | 5,46 |
17 jaar | 671,90 | 155,05 | 31,01 | 4,31 |
16 jaar | 586,85 | 135,45 | 27,09 | 3,77 |
15 jaar | 510,30 | 117,75 | 23,55 | 3,28 |
Loontabel CAO Vleessector per 1 november 2019 op basis van een 36-urige werkweek
50
inclusief verhoging: 3,35%
Functie- periodiek | B | C | D | E | F | ||||||||||
uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | |
16 jaar | 4,20 | 605,50 | 655,96 | 4,20 | 605,50 | 655,96 | |||||||||
17 jaar | 4,82 | 694,58 | 752,46 | 4,82 | 694,58 | 752,46 | |||||||||
18 jaar | 5,54 | 798,10 | 864,60 | 5,54 | 798,10 | 864,60 | |||||||||
19 jaar | 6,40 | 922,09 | 998,93 | 6,40 | 922,09 | 998,93 | |||||||||
20 jaar | 7,51 | 1080,98 | 1171,06 | 7,51 | 1080,98 | 1171,06 | |||||||||
21 jaar | 8,84 | 1273,59 | 1379,73 | 8,84 | 1273,59 | 1379,73 | |||||||||
22 jaar | 10,37 | 1492,67 | 1617,06 | 10,37 | 1492,67 | 1617,06 | |||||||||
0 | 10,68 | 1537,21 | 1665,31 | 10,94 | 1575,73 | 1707,04 | 11,36 | 1635,92 | 1772,24 | 11,89 | 1711,76 | 1854,41 | 12,67 | 1824,90 | 1976,98 |
1 | 11,28 | 1623,88 | 1759,21 | 11,58 | 1667,22 | 1806,15 | 12,03 | 1732,22 | 1876,58 | 12,59 | 1812,87 | 1963,94 | 13,39 | 1928,43 | 2089,14 |
2 | 11,90 | 1714,17 | 1857,01 | 12,22 | 1759,91 | 1906,57 | 12,69 | 1827,32 | 1979,60 | 13,29 | 1914,00 | 2073,50 | 14,12 | 2033,16 | 2202,58 |
3 | 12,55 | 1806,86 | 1957,43 | 12,87 | 1852,60 | 2006,98 | 13,34 | 1921,21 | 2081,31 | 13,99 | 2015,11 | 2183,03 | 14,88 | 2142,70 | 2321,26 |
4 | 12,76 | 1836,95 | 1990,03 | 13,10 | 1886,31 | 2043,50 | 13,57 | 1953,71 | 2116,52 | 14,27 | 2054,83 | 2226,06 | 15,16 | 2182,43 | 2364,30 |
5 | 12,97 | 1868,25 | 2023,94 | 13,32 | 1917,60 | 2077,40 | 13,83 | 1991,03 | 2156,95 | 14,52 | 2090,95 | 2265,20 | 15,46 | 2225,77 | 2411,25 |
6 | 13,18 | 1898,34 | 2056,54 | 13,53 | 1948,90 | 2111,31 | 14,08 | 2027,15 | 2196,08 | 14,80 | 2131,87 | 2309,53 | 15,75 | 2267,90 | 2456,90 |
7 | 13,39 | 1928,43 | 2089,14 | 13,78 | 1985,01 | 2150,43 | 14,34 | 2064,46 | 2236,50 | 15,08 | 2171,60 | 2352,56 | 16,04 | 2310,03 | 2502,53 |
8 | 14,02 | 2018,72 | 2186,95 | 14,60 | 2101,77 | 2276,92 | 15,36 | 2212,52 | 2396,90 | 16,35 | 2354,57 | 2550,79 | |||
9 | 14,28 | 2056,03 | 2227,37 | 14,85 | 2137,89 | 2316,04 | 15,63 | 2251,04 | 2438,63 | 16,65 | 2397,91 | 2597,74 | |||
10 | 15,92 | 2293,18 | 2484,28 | 16,96 | 2442,43 | 2645,97 | |||||||||
11 | 17,25 | 2484,58 | 2691,63 | ||||||||||||
12 | 17,81 | 2565,23 | 2779,00 |
Let op!: Werknemers hebben minimaal recht op het minimumloon. Dit geldt ook voor uitzend- en inleenkrachten.
Het minimumloon wordt gebaseerd een 36-urige werkweek. Dit geldt ook als een werkgever gekozen heeft voor de 38-urige werkweek.
De overheid past de bedragen van het minimumloon 2 keer per jaar aan de ontwikkeling van de gemiddelde cao-lonen in Nederland aan. Dit gebeurt steeds op 1 januari en 1 juli.
De afronding van de bedragen is op 2 decimalen en berekend vanuit de vier weken periode.
Deze vier weken periode zal bij elke nieuwe CAO opnieuw met twee decimalen achter de komma worden vastgesteld.
Loontabel CAO Vleessector per 1 november 2019 op basis van een 38-urige werkweek
inclusief verhoging: 3,35%
Functie- periodiek | B | C | D | E | F | ||||||||||
uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | |
16 jaar | 4,20 | 639,14 | 692,41 | 4,20 | 639,14 | 692,41 | |||||||||
17 jaar | 4,82 | 733,16 | 794,26 | 4,82 | 733,16 | 794,26 | |||||||||
18 jaar | 5,54 | 842,43 | 912,64 | 5,54 | 842,43 | 912,64 | |||||||||
19 jaar | 6,40 | 973,32 | 1054,42 | 6,40 | 973,32 | 1054,42 | |||||||||
20 jaar | 7,51 | 1141,03 | 1236,12 | 7,51 | 1141,03 | 1236,12 | |||||||||
21 jaar | 8,84 | 1344,35 | 1456,38 | 8,84 | 1344,35 | 1456,38 | |||||||||
22 jaar | 10,37 | 1575,60 | 1706,90 | 10,37 | 1575,60 | 1706,90 | |||||||||
0 | 10,68 | 1622,61 | 1757,83 | 10,94 | 1663,27 | 1801,88 | 11,36 | 1726,80 | 1870,70 | 11,89 | 1806,86 | 1957,43 | 12,67 | 1926,29 | 2086,81 |
1 | 11,28 | 1714,10 | 1856,94 | 11,58 | 1759,84 | 1906,49 | 12,03 | 1828,46 | 1980,83 | 12,59 | 1913,58 | 2073,05 | 13,39 | 2035,57 | 2205,20 |
2 | 11,90 | 1809,40 | 1960,18 | 12,22 | 1857,68 | 2012,49 | 12,69 | 1928,84 | 2089,58 | 13,29 | 2020,33 | 2188,69 | 14,12 | 2146,11 | 2324,95 |
3 | 12,55 | 1907,24 | 2066,18 | 12,87 | 1955,52 | 2118,48 | 13,34 | 2027,95 | 2196,94 | 13,99 | 2127,06 | 2304,31 | 14,88 | 2261,74 | 2450,22 |
4 | 12,76 | 1939,00 | 2100,59 | 13,10 | 1991,10 | 2157,03 | 13,57 | 2062,25 | 2234,11 | 14,27 | 2168,99 | 2349,73 | 15,16 | 2303,68 | 2495,65 |
5 | 12,97 | 1972,04 | 2136,38 | 13,32 | 2024,13 | 2192,81 | 13,83 | 2101,65 | 2276,79 | 14,52 | 2207,11 | 2391,04 | 15,46 | 2349,42 | 2545,21 |
6 | 13,18 | 2003,81 | 2170,79 | 13,53 | 2057,17 | 2228,60 | 14,08 | 2139,77 | 2318,08 | 14,80 | 2250,31 | 2437,84 | 15,75 | 2393,90 | 2593,39 |
7 | 13,39 | 2035,57 | 2205,20 | 13,78 | 2095,29 | 2269,90 | 14,34 | 2179,15 | 2360,75 | 15,08 | 2292,24 | 2483,26 | 16,04 | 2438,36 | 2641,56 |
8 | 14,02 | 2130,87 | 2308,44 | 14,60 | 2218,54 | 2403,42 | 15,36 | 2335,44 | 2530,06 | 16,35 | 2485,38 | 2692,50 | |||
9 | 14,28 | 2170,26 | 2351,11 | 14,85 | 2256,66 | 2444,71 | 15,63 | 2376,10 | 2574,11 | 16,65 | 2531,13 | 2742,05 | |||
10 | 15,92 | 2420,58 | 2622,29 | 16,96 | 2578,12 | 2792,97 | |||||||||
11 | 17,25 | 2622,61 | 2841,16 | ||||||||||||
12 | 17,81 | 2707,74 | 2933,38 |
Let op!: Werknemers hebben minimaal recht op het minimumloon. Dit geldt ook voor uitzend- en inleenkrachten.
51
Het minimumloon wordt gebaseerd een 36-urige werkweek. Dit geldt ook als een werkgever gekozen heeft voor de 38-urige werkweek.
De overheid past de bedragen van het minimumloon 2 keer per jaar aan de ontwikkeling van de gemiddelde cao-lonen in Nederland aan. Dit gebeurt steeds op 1 januari en 1 juli.
De afronding van de bedragen is op 2 decimalen en berekend vanuit de vier weken periode.
Deze vier weken periode zal bij elke nieuwe CAO opnieuw met twee decimalen achter de komma worden vastgesteld.
Loontabel CAO Vleessector per 1 maart 2021 op basis van een 36-urige werkweek
52
inclusief verhoging: 1,5%
Functie- periodiek | B | C | D | E | F | ||||||||||
uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | |
16 jaar | 4,27 | 614,59 | 665,80 | 4,27 | 614,59 | 665,80 | |||||||||
17 jaar | 4,90 | 704,99 | 763,74 | 4,90 | 704,99 | 763,74 | |||||||||
18 jaar | 5,63 | 810,07 | 877,57 | 5,63 | 810,07 | 877,57 | |||||||||
19 jaar | 6,50 | 935,92 | 1013,91 | 6,50 | 935,92 | 1013,91 | |||||||||
20 jaar | 7,62 | 1097,19 | 1188,63 | 7,62 | 1097,19 | 1188,63 | |||||||||
21 jaar | 8,98 | 1292,70 | 1400,42 | 8,98 | 1292,70 | 1400,42 | |||||||||
22 jaar | 10,52 | 1515,06 | 1641,32 | 10,52 | 1515,06 | 1641,32 | |||||||||
0 | 10,84 | 1560,27 | 1690,29 | 11,11 | 1599,37 | 1732,65 | 11,53 | 1660,45 | 1798,83 | 12,07 | 1737,44 | 1882,22 | 12,86 | 1852,28 | 2006,63 |
1 | 11,45 | 1648,24 | 1785,59 | 11,75 | 1692,22 | 1833,24 | 12,21 | 1758,21 | 1904,73 | 12,78 | 1840,06 | 1993,40 | 13,59 | 1957,36 | 2120,47 |
2 | 12,08 | 1739,88 | 1884,87 | 12,40 | 1786,31 | 1935,17 | 12,88 | 1854,73 | 2009,29 | 13,49 | 1942,71 | 2104,60 | 14,33 | 2063,65 | 2235,62 |
3 | 12,74 | 1833,96 | 1986,79 | 13,06 | 1880,39 | 2037,09 | 13,54 | 1950,03 | 2112,53 | 14,20 | 2045,33 | 2215,78 | 15,10 | 2174,84 | 2356,08 |
4 | 12,95 | 1864,51 | 2019,88 | 13,30 | 1914,60 | 2074,15 | 13,77 | 1983,02 | 2148,27 | 14,48 | 2085,65 | 2259,46 | 15,38 | 2215,17 | 2399,77 |
5 | 13,17 | 1896,28 | 2054,30 | 13,52 | 1946,36 | 2108,56 | 14,03 | 2020,90 | 2189,31 | 14,74 | 2122,31 | 2299,17 | 15,69 | 2259,16 | 2447,42 |
6 | 13,38 | 1926,82 | 2087,39 | 13,74 | 1978,13 | 2142,98 | 14,29 | 2057,56 | 2229,02 | 15,03 | 2163,85 | 2344,17 | 15,99 | 2301,92 | 2493,75 |
7 | 13,59 | 1957,36 | 2120,47 | 13,99 | 2014,79 | 2182,69 | 14,55 | 2095,43 | 2270,05 | 15,31 | 2204,17 | 2387,85 | 16,28 | 2344,68 | 2540,07 |
8 | 14,23 | 2049,00 | 2219,75 | 14,81 | 2133,30 | 2311,07 | 15,60 | 2245,71 | 2432,85 | 16,60 | 2389,89 | 2589,05 | |||
9 | 14,49 | 2086,87 | 2260,78 | 15,07 | 2169,96 | 2350,78 | 15,87 | 2284,81 | 2475,21 | 16,90 | 2433,88 | 2636,70 | |||
10 | 16,16 | 2327,58 | 2521,54 | 17,22 | 2479,07 | 2685,66 | |||||||||
11 | 17,51 | 2521,85 | 2732,00 | ||||||||||||
12 | 18,08 | 2603,70 | 2820,68 |
Let op!: Werknemers hebben minimaal recht op het minimumloon. Dit geldt ook voor uitzend- en inleenkrachten.
Het minimumloon wordt gebaseerd een 36-urige werkweek. Dit geldt ook als een werkgever gekozen heeft voor de 38-urige werkweek.
De overheid past de bedragen van het minimumloon 2 keer per jaar aan de ontwikkeling van de gemiddelde cao-lonen in Nederland aan. Dit gebeurt steeds op 1 januari en 1 juli.
De afronding van de bedragen is op 2 decimalen en berekend vanuit de vier weken periode.
Deze vier weken periode zal bij elke nieuwe CAO opnieuw met twee decimalen achter de komma worden vastgesteld.
Loontabel CAO Vleessector per 1 maart 2021 op basis van een 38-urige werkweek
inclusief verhoging: 1,5%
Functie- periodiek | B | C | D | E | F | ||||||||||
uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | |
16 jaar | 4,27 | 648,73 | 702,79 | 4,27 | 648,73 | 702,79 | |||||||||
17 jaar | 4,90 | 744,16 | 806,17 | 4,90 | 744,16 | 806,17 | |||||||||
18 jaar | 5,63 | 855,07 | 926,33 | 5,63 | 855,07 | 926,33 | |||||||||
19 jaar | 6,50 | 987,92 | 1070,24 | 6,50 | 987,92 | 1070,24 | |||||||||
20 jaar | 7,62 | 1158,15 | 1254,66 | 7,62 | 1158,15 | 1254,66 | |||||||||
21 jaar | 8,98 | 1364,51 | 1478,22 | 8,98 | 1364,51 | 1478,22 | |||||||||
22 jaar | 10,52 | 1599,23 | 1732,50 | 10,52 | 1599,23 | 1732,50 | |||||||||
0 | 10,84 | 1646,95 | 1784,20 | 11,11 | 1688,22 | 1828,91 | 11,53 | 1752,70 | 1898,76 | 12,07 | 1833,96 | 1986,79 | 12,86 | 1955,18 | 2118,11 |
1 | 11,45 | 1739,81 | 1884,79 | 11,75 | 1786,24 | 1935,09 | 12,21 | 1855,89 | 2010,54 | 12,78 | 1942,29 | 2104,14 | 13,59 | 2066,10 | 2238,28 |
2 | 12,08 | 1836,54 | 1989,58 | 12,40 | 1885,55 | 2042,68 | 12,88 | 1957,77 | 2120,92 | 13,49 | 2050,64 | 2221,52 | 14,33 | 2178,30 | 2359,82 |
3 | 12,74 | 1935,85 | 2097,17 | 13,06 | 1984,86 | 2150,26 | 13,54 | 2058,37 | 2229,90 | 14,20 | 2158,96 | 2338,88 | 15,10 | 2295,66 | 2486,97 |
4 | 12,95 | 1968,09 | 2132,10 | 13,30 | 2020,97 | 2189,38 | 13,77 | 2093,18 | 2267,62 | 14,48 | 2201,52 | 2384,98 | 15,38 | 2338,24 | 2533,09 |
5 | 13,17 | 2001,62 | 2168,43 | 13,52 | 2054,49 | 2225,70 | 14,03 | 2133,17 | 2310,94 | 14,74 | 2240,22 | 2426,91 | 15,69 | 2384,66 | 2583,39 |
6 | 13,38 | 2033,86 | 2203,35 | 13,74 | 2088,03 | 2262,03 | 14,29 | 2171,87 | 2352,85 | 15,03 | 2284,07 | 2474,40 | 15,99 | 2429,81 | 2632,29 |
7 | 13,59 | 2066,10 | 2238,28 | 13,99 | 2126,72 | 2303,95 | 14,55 | 2211,84 | 2396,16 | 15,31 | 2326,62 | 2520,51 | 16,28 | 2474,94 | 2681,18 |
8 | 14,23 | 2162,83 | 2343,07 | 14,81 | 2251,82 | 2439,47 | 15,60 | 2370,47 | 2568,01 | 16,60 | 2522,66 | 2732,89 | |||
9 | 14,49 | 2202,81 | 2386,38 | 15,07 | 2290,51 | 2481,38 | 15,87 | 2411,74 | 2612,72 | 16,90 | 2569,09 | 2783,18 | |||
10 | 16,16 | 2456,89 | 2661,63 | 17,22 | 2616,80 | 2834,86 | |||||||||
11 | 17,51 | 2661,95 | 2883,78 | ||||||||||||
12 | 18,08 | 2748,35 | 2977,38 |
Let op!: Werknemers hebben minimaal recht op het minimumloon. Dit geldt ook voor uitzend- en inleenkrachten.
53
Het minimumloon wordt gebaseerd een 36-urige werkweek. Dit geldt ook als een werkgever gekozen heeft voor de 38-urige werkweek.
De overheid past de bedragen van het minimumloon 2 keer per jaar aan de ontwikkeling van de gemiddelde cao-lonen in Nederland aan. Dit gebeurt steeds op 1 januari en 1 juli.
De afronding van de bedragen is op 2 decimalen en berekend vanuit de vier weken periode.
Deze vier weken periode zal bij elke nieuwe CAO opnieuw met twee decimalen achter de komma worden vastgesteld.
Loontabel CAO Vleessector per 1 januari 2022 op basis van een 36-urige werkweek
54
inclusief verhoging: 1,0%
Functie- periodiek | B | C | D | E | F | ||||||||||
uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | |
16 jaar | 4,31 | 620,73 | 672,46 | 4,31 | 620,73 | 672,46 | |||||||||
17 jaar | 4,94 | 712,04 | 771,38 | 4,94 | 712,04 | 771,38 | |||||||||
18 jaar | 5,68 | 818,17 | 886,35 | 5,68 | 818,17 | 886,35 | |||||||||
19 jaar | 6,56 | 945,28 | 1024,05 | 6,56 | 945,28 | 1024,05 | |||||||||
20 jaar | 7,70 | 1108,17 | 1200,51 | 7,70 | 1108,17 | 1200,51 | |||||||||
21 jaar | 9,07 | 1305,62 | 1414,43 | 9,07 | 1305,62 | 1414,43 | |||||||||
22 jaar | 10,63 | 1530,21 | 1657,73 | 10,63 | 1530,21 | 1657,73 | |||||||||
0 | 10,94 | 1575,87 | 1707,20 | 11,22 | 1615,36 | 1749,98 | 11,65 | 1677,06 | 1816,81 | 12,19 | 1754,81 | 1901,04 | 12,99 | 1870,80 | 2026,70 |
1 | 11,56 | 1664,72 | 1803,45 | 11,87 | 1709,15 | 1851,58 | 12,33 | 1775,79 | 1923,77 | 12,91 | 1858,46 | 2013,33 | 13,73 | 1976,94 | 2141,68 |
2 | 12,20 | 1757,28 | 1903,72 | 12,53 | 1804,17 | 1954,52 | 13,01 | 1873,28 | 2029,39 | 13,63 | 1962,13 | 2125,65 | 14,47 | 2084,29 | 2257,98 |
3 | 12,86 | 1852,30 | 2006,66 | 13,19 | 1899,19 | 2057,46 | 13,68 | 1969,53 | 2133,66 | 14,35 | 2065,79 | 2237,93 | 15,25 | 2196,59 | 2379,64 |
4 | 13,08 | 1883,15 | 2040,08 | 13,43 | 1933,75 | 2094,89 | 13,91 | 2002,85 | 2169,75 | 14,63 | 2106,51 | 2282,05 | 15,54 | 2237,32 | 2423,77 |
5 | 13,30 | 1915,24 | 2074,84 | 13,65 | 1965,82 | 2129,64 | 14,17 | 2041,11 | 2211,20 | 14,89 | 2143,54 | 2322,17 | 15,85 | 2281,75 | 2471,89 |
6 | 13,51 | 1946,09 | 2108,26 | 13,87 | 1997,91 | 2164,41 | 14,43 | 2078,13 | 2251,31 | 15,18 | 2185,49 | 2367,61 | 16,15 | 2324,94 | 2518,69 |
7 | 13,73 | 1976,93 | 2141,68 | 14,13 | 2034,94 | 2204,51 | 14,70 | 2116,38 | 2292,75 | 15,46 | 2226,21 | 2411,73 | 16,45 | 2368,12 | 2565,47 |
8 | 14,37 | 2069,49 | 2241,95 | 14,96 | 2154,63 | 2334,18 | 15,75 | 2268,17 | 2457,18 | 16,76 | 2413,79 | 2614,94 | |||
9 | 14,64 | 2107,74 | 2283,39 | 15,22 | 2191,65 | 2374,29 | 16,03 | 2307,66 | 2499,96 | 17,07 | 2458,22 | 2663,07 | |||
10 | 16,33 | 2350,85 | 2546,76 | 17,39 | 2503,86 | 2712,52 | |||||||||
11 | 17,69 | 2547,07 | 2759,32 | ||||||||||||
12 | 18,26 | 2629,74 | 2848,89 |
Let op!: Werknemers hebben minimaal recht op het minimumloon. Dit geldt ook voor uitzend- en inleenkrachten.
Het minimumloon wordt gebaseerd een 36-urige werkweek. Dit geldt ook als een werkgever gekozen heeft voor de 38-urige werkweek.
De overheid past de bedragen van het minimumloon 2 keer per jaar aan de ontwikkeling van de gemiddelde cao-lonen in Nederland aan. Dit gebeurt steeds op 1 januari en 1 juli.
De afronding van de bedragen is op 2 decimalen en berekend vanuit de vier weken periode.
Deze vier weken periode zal bij elke nieuwe CAO opnieuw met twee decimalen achter de komma worden vastgesteld.
Loontabel CAO Vleessector per 1 januari 2022 op basis van een 38-urige werkweek
inclusief verhoging: 1,0%
Functie- periodiek | B | C | D | E | F | ||||||||||
uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | uur | 4 weken | maand | |
16 jaar | 4,31 | 655,22 | 709,82 | 4,31 | 655,22 | 709,82 | |||||||||
17 jaar | 4,94 | 751,60 | 814,24 | 4,94 | 751,60 | 814,24 | |||||||||
18 jaar | 5,68 | 863,62 | 935,59 | 5,68 | 863,62 | 935,59 | |||||||||
19 jaar | 6,56 | 997,79 | 1080,94 | 6,56 | 997,79 | 1080,94 | |||||||||
20 jaar | 7,70 | 1169,73 | 1267,21 | 7,70 | 1169,73 | 1267,21 | |||||||||
21 jaar | 9,07 | 1378,16 | 1493,01 | 9,07 | 1378,16 | 1493,01 | |||||||||
22 jaar | 10,63 | 1615,22 | 1749,83 | 10,63 | 1615,22 | 1749,83 | |||||||||
0 | 10,94 | 1663,42 | 1802,04 | 11,22 | 1705,11 | 1847,20 | 11,65 | 1770,23 | 1917,75 | 12,19 | 1852,30 | 2006,66 | 12,99 | 1974,73 | 2139,29 |
1 | 11,56 | 1757,21 | 1903,64 | 11,87 | 1804,10 | 1954,44 | 12,33 | 1874,44 | 2030,65 | 12,91 | 1961,71 | 2125,18 | 13,73 | 2086,76 | 2260,66 |
2 | 12,20 | 1854,91 | 2009,48 | 12,53 | 1904,40 | 2063,10 | 13,01 | 1977,35 | 2142,13 | 13,63 | 2071,14 | 2243,74 | 14,47 | 2200,08 | 2383,42 |
3 | 12,86 | 1955,21 | 2118,14 | 13,19 | 2004,70 | 2171,76 | 13,68 | 2078,95 | 2252,20 | 14,35 | 2180,55 | 2362,26 | 15,25 | 2318,62 | 2511,84 |
4 | 13,08 | 1987,77 | 2153,42 | 13,43 | 2041,18 | 2211,28 | 13,91 | 2114,12 | 2290,29 | 14,63 | 2223,54 | 2408,83 | 15,54 | 2361,62 | 2558,42 |
5 | 13,30 | 2021,64 | 2190,11 | 13,65 | 2075,04 | 2247,96 | 14,17 | 2154,50 | 2334,05 | 14,89 | 2262,62 | 2451,18 | 15,85 | 2408,51 | 2609,22 |
6 | 13,51 | 2054,20 | 2225,39 | 13,87 | 2108,91 | 2284,65 | 14,43 | 2193,58 | 2376,38 | 15,18 | 2306,91 | 2499,15 | 16,15 | 2454,11 | 2658,61 |
7 | 13,73 | 2086,76 | 2260,66 | 14,13 | 2147,99 | 2326,99 | 14,70 | 2233,96 | 2420,12 | 15,46 | 2349,89 | 2545,72 | 16,45 | 2499,69 | 2707,99 |
8 | 14,37 | 2184,46 | 2366,50 | 14,96 | 2274,33 | 2463,86 | 15,75 | 2394,17 | 2593,69 | 16,76 | 2547,89 | 2760,22 | |||
9 | 14,64 | 2224,84 | 2410,24 | 15,22 | 2313,41 | 2506,20 | 16,03 | 2435,86 | 2638,85 | 17,07 | 2594,78 | 2811,02 | |||
10 | 16,33 | 2481,45 | 2688,24 | 17,39 | 2642,96 | 2863,21 | |||||||||
11 | 17,69 | 2688,57 | 2912,62 | ||||||||||||
12 | 18,26 | 2775,84 | 3007,16 |
Let op!: Werknemers hebben minimaal recht op het minimumloon. Dit geldt ook voor uitzend- en inleenkrachten.
55
Het minimumloon wordt gebaseerd een 36-urige werkweek. Dit geldt ook als een werkgever gekozen heeft voor de 38-urige werkweek.
De overheid past de bedragen van het minimumloon 2 keer per jaar aan de ontwikkeling van de gemiddelde cao-lonen in Nederland aan. Dit gebeurt steeds op 1 januari en 1 juli.
De afronding van de bedragen is op 2 decimalen en berekend vanuit de vier weken periode.
Deze vier weken periode zal bij elke nieuwe CAO opnieuw met twee decimalen achter de komma worden vastgesteld.
BIJLAGE III BELONING VOOR ARBEID OP ALLE UREN
Xxxxxxxx voor arbeid op alle uren Basisuurloon inclusief toeslag
Uur | Maandag | Dinsdag | Woensdag | Donderdag | Vrijdag | Zaterdag | Zondag |
00.00 | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 137,5 % | 180 % |
01.00 | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 137,5 % | 180 % |
02.00 | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 137,5 % | 180 % |
03.00 | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 137,5 % | 180 % |
04.00 | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 137,5 % | 180 % |
05.00 | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 137,5 % | 180 % |
06.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
07.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
08.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
09.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
10.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
11.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
12.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
13.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
14.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
15.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
16.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
17.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
18.00 | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 100 % | 137,5 % | 180 % |
19.00 | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 137,5 % | 180 % |
20.00 | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 137,5 % | 180 % |
21.00 | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 117 % | 137,5 % | 180 % |
22.00 | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 137,5 % | 180 % |
23.00 | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 135 % | 137,5 % | 180 % |
BIJLAGE IV
behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleessector
REGLEMENT VASTE COMMISSIE,
EX ARTIKEL 1b LID 8 jo ARTIKEL 65 CAO VOOR DE VLEESSECTOR
Artikel 1 Samenstelling Vaste Commissie
1. De Vaste Commissie bestaat uit 6 leden en is paritair samengesteld. De Vaste Commissie kan zich bij laten staan door een onafhankelijk voorzitter.
2. De werkgeversleden worden benoemd en ontslagen door de Centrale Organisatie voor de Vleessector. De werknemersleden worden benoemd en ontslagen door de CNV Vakmensen en FNV Bondgenoten gezamenlijk.
3. Het Secretariaat van de Vaste Commissie wordt uitgeoefend door het Sociaal Secretariaat van de Centrale Organisatie voor de Vleessector.
Artikel 2 Taken en bevoegdheden van de Vaste Commissie
De taken en bevoegdheden van de Vaste Commissie zijn:
1. De taken die de Vaste Commissie zijn opgedragen in de CAO voor de Vlees- sector.
2. Het verlenen van voorafgaande goedkeuring van afwijkingen van het gestelde in de CAO voor de Vleessector waaromtrent tussen werkgever en betrokken vakbonden overeenstemming bestaat.
3. Het doen van uitspraken naar redelijkheid en billijkheid in die gevallen, waarin geschillen zijn ontstaan over de toepassing en uitlegging van CAO voor de Vleessector, of van een arbeidsovereenkomst, waarop deze CAO van toepassing is, of geschillen over de toepassing van functiewaarde- ring en de betrokken werkgever en/of de betrokken werknemer(s) daarom hebben gevraagd.
4. Het verlenen van dispensatie op verzoeken van een werkgever of werk- nemer, dan wel groepen van werkgevers of werknemers die menen dat de toepassing van één of meerdere bepalingen uit de CAO voor de Vleessector voor hem/haar/hun om gegronde redenen onmogelijk dan wel onwenselijk is.
5. De Vaste Commissie is met betrekking tot geschillen over de functieniveau- indeling zoals bedoeld in Bijlage I bevoegd een adviescommissie in te stellen. Deze commissie bestaat uit twee functiewaarderingsdeskundigen, waarvan een lid van werkgeverszijde en een lid van werknemerszijde. Deze commissie zal de Vaste Commissie adviseren over een geschil betreffende functiewaar- dering. De Vaste Commissie zal dit advies in haar uitspraak overnemen.
6. De Vaste Commissie heeft de bevoegdheid dit reglement te wijzigen.
Artikel 3 Verzoek om een uitspraak van de Vaste Commissie
1. Een verzoek om een uitspraak van de Vaste Commissie, moet schriftelijk met redenen omkleed en met een duidelijk omschreven vordering worden gedaan aan het Sociaal Secretariaat, Xxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxxxxxxx.
2. Degene die dit verzoek aan de Vaste Commissie heeft gericht, ontvangt een bevestiging van het Sociaal Secretariaat. Van dit verzoek ontvangt de eventuele gedaagde partij, tegelijk met de leden van de Vaste Commissie, een afschrift, met het verzoek binnen 14 dagen schriftelijk mededeling te doen van haar verweer, van welk verweer het Sociaal Secretariaat een afschrift aan de verzoekende partij zal toezenden.
3. Zo spoedig mogelijk, doch binnen drie maanden, nadat het verzoek om een uitspraak door het Sociaal Secretariaat is ontvangen, wordt dit door de Vaste Commissie behandeld.
4. De Vaste Commissie kan besluiten om een geschil ouder dan twee jaar niet ontvankelijk te verklaren. In het geval dat de CAO voor de Vleessector volledig niet wordt toegepast in een bedrijf, staat rechtstreeks beroep op de rechter open.
Artikel 4 Behandeling van het verzoek door de Vaste Commissie
1. Partijen, die bij het verzoek zijn betrokken, kunnen door de Vaste Commissie worden opgeroepen evenals eventuele getuigen. Bij het niet verschijnen van degenen die zijn opgeroepen besluit de Vaste Commissie of de behandeling van, en de beslissing over het verzoek, toch plaatsvindt of wordt uitgesteld. Indien de Vaste Commissie getuigen oproept, worden partijen hiervan tijdig in kennis gesteld. Brengt een van de partijen een getuige mee, dan dient de andere partij daarvan tijdig in kennis gesteld te worden onder vermelding van de naam van deze getuige.
2. Partijen zullen op hun verzoek door de Vaste Commissie worden gehoord. Zij krijgen van het tijdstip van de vergadering van de Vaste Commissie dan tijdig bericht.
3. Partijen kunnen zich zowel in het geval van lid 2, als in het geval van lid 3, door een advocaat of andere gemachtigde laten bijstaan of vertegenwoor- digen.
4. Het Sociaal Secretariaat verzendt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk een week vóór de vergadering, aan ieder van de leden (en de plaatsvervan- gende leden) een afschrift van alle voor de vergadering benodigde stukken, alsmede zodanige verdere mededelingen als met het oog op de behande- ling gewenst is.
5. Indien een lid van de Vaste Commissie verhinderd is de vergadering bij te wonen, geeft hij hiervan zo spoedig mogelijk kennis aan het Sociaal Secre- tariaat. Het lid dat verhinderd is, zorgt dan tijdig voor plaatsvervanging.
6. Indien zakelijke belangen van een (plv.-) lid verband houden met het te behandelen geschil, dan is dit (plv.-) lid gehouden van deelneming aan de behandeling van het geschil als lid af te zien en dit zo spoedig mogelijk te melden. Dit lid stelt zijn of haar (vaste) plaatsvervanger hiervan zo spoedig mogelijk in kennis.
7. Door het Sociaal Secretariaat wordt van de vergadering van de Vaste Commissie een verslag gemaakt. Nadat dit verslag door alle leden van de Vaste Commissie is goedgekeurd, kan het als weergave van de mening van de Vaste Commissie gelden bij een eventuele behandeling in rechte.
Artikel 5 Beoordeling van een verzoek door de Vaste Commissie
Bij de beoordeling van een verzoek zoals bedoeld in artikel 2 lid 2 en lid 4 worden de volgende punten meegenomen:
a. zijn bij de dispensatieverzoeker, i.c. een werkgever, bedrijfsspecifieke kenmerken aanwezig die een zwaarwegend argument vormen om tot dispensatieverlening over te gaan;
b. leidt dispensatieverlening tot concurrentie op arbeidsvoorwaarden;
c. leidt dispensatieverlening tot het aantasten van de arbeidsvoorwaarden van de werknemers;
d. leidt dispensatieverlening tot het ontstaan dan wel mogelijk ontstaan van arbeidsonrust in de sector;
e. leidt dispensatieverlening tot geen of verminderde naleving van de CAO voor de Vleessector;
f. leidt dispensatieverlening tot het niet meer civielrechtelijk kunnen hand- haven van de CAO voor de Vleessector;
g. is op de dispensatieverzoeker een rechtsgeldige ondernemings-cao van toepassing;
h. levert dispensatieverlening strijd op met wet- en regelgeving, gewoonte of algemeen gebruik;
i. benoemt de dispensatieverzoeker bijzondere omstandigheden die het verlenen van dispensatie rechtvaardigen;
x. voert de dispensatieverzoeker zaken aan die naar het oordeel van de Commissie als niet relevant moeten worden aangemerkt;
k. de commissie kan aan een dispensatieverlening voorwaarden verbinden;
l. het bepaalde in artikel 3, derde lid, en artikel 6, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6 Uitspraak van de Vaste Commissie
1. Ieder lid, c.q. plaatsvervangend lid van de Vaste Commissie heeft een stem. Besloten wordt met meerderheid van stemmen.
2. Indien de stemmen staken, dan is geen besluit van de Vaste Commissie tot stand gekomen. De situatie blijft ongewijzigd waarop de meest gerede partij nadere stappen kan ondernemen.
3. De uitspraken van de Vaste Commissie zijn met redenen omkleed.Ter toelichting is een minderheidsstandpunt van een Commissielid toegestaan. Dit minderheidsstandpunt staat de uitspraak van de Vaste Commissie echter niet in de weg.
4. De uitspraak van de Vaste Commissie wordt belanghebbenden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 4 weken na de behandeling, toegezonden.
5. De Vaste Commissie kan bij haar uitspraak een kostenvergoeding bepalen. Indien het een geschil betreft waarbij een adviescommissie als bedoeld in artikel 2 lid 5 van dit reglement is ingesteld, dan worden de kosten van deze commissie betaald door de in het ongelijk gestelde partij tenzij dit de werknemer is. De werknemer kan slechts in de kosten van deze commissie worden veroordeeld indien sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van het procesrecht. Deze kosten zijn in de overige gevallen voor rekening van het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector.
BIJLAGE V
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
FONDS COLLECTIEVE BELANGEN VOOR DE VLEESSECTOR
Tussen:
de Centrale Organisatie voor de Vleessector, statutair gevestigd te Zoetermeer ter ene zijde
en
• FNV, statutair gevestigd te Utrecht,
• CNV Vakmensen, statutair gevestigd te Utrecht en elk als partij ter andere zijde
is de navolgende Collectieve Arbeidsovereenkomst gesloten:
Artikel 1a Werkingssfeer
De onderhavige CAO bevat de regels die in acht moeten worden genomen bij arbeidsovereenkomsten en andere overeenkomsten tot het verrichten van arbeid tussen:
1. de werkgever bedoeld in artikel 1b lid 4 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector en
2. de werknemer bedoeld in artikel 1b lid 5 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector
Artikel 1b Definities
In deze CAO worden de volgende definities gehanteerd:
1. Onder ‘onderneming in de vleessector’ wordt verstaan:
a. Die onderneming, of dat gedeelte van een onderneming, welke zich bezighoudt met een of meerdere van de volgende werkzaamheden:
• slachten van dieren met uitzondering van pluimvee, wild en konijnen;
• afsnijden of anderszins bewerken van geslachte dieren (m.u.v. pluimvee, wild en konijnen);
• bewerken van vlees of ongesmolten dierlijke vetten;
• verhandelen van vlees of ongesmolten dierlijke vetten;
Niet onder de CAO Vleessector vallen:
• slachten, afsnijden of anderszins bewerken van pluimvee, wild en konijnen;
• werkzaamheden die uitsluitend bestaan uit het verhandelen, be- of verwerken van darmen;
• werkzaamheden die uitsluitend bestaan uit het verhandelen, be- of verwerken van niet voor menselijke consumptie bestemde
organen. (NB: al het andere dan darmen en niet voor menselijke consumptie bestemde organen is vlees in het kader van deze CAO, zo ook bv. Koppen en huiden);
• Ondernemingen zonder productiebewerkings of verwerkings func- ties.
b. Die onderneming, of dat gedeelte van een onderneming, waarin ook andere werkzaamheden dan bovenstaande worden verricht wordt, indien meer CAO’s van toepassing kunnen zijn, gerangschikt onder de CAO van die bedrijfstak, waartoe het merendeel van de werkzaam- heden van deze onderneming behoort.
2. Onder ‘inleenbedrijf in de sector’ wordt verstaan:
a. De rechtspersoon of natuurlijke persoon, niet zijnde een uitzendbedrijf in de sector in de zin van lid 3 van dit artikel, die in de regel een of meer van zijn werknemers arbeid laat verrichten binnen ondernemingen zoals omschreven in lid 1 van dit artikel op basis van een overeen- komst van opdracht of van aanneming met die ondernemingen, niet zijnde een uitzendbedrijf in de sector.
b. Onder inleenbedrijf in de sector wordt niet verstaan: de rechtspersoon of natuurlijke persoon die in de regel voor minder dan 50% van de totale loonsom werknemers in ondernemingen in de vleessector zoals bedoeld in artikel 1b lid 1 wordt tewerkstelt.
c. Onder inleenwerk worden onder andere de volgende werkzaamheden verstaan: slachten of afsnijden of bewerken of uitbenen of verder veredelen van (geslachte) dieren of onderdelen daarvan.
3. Onder ‘uitzendbedrijf in de sector’ wordt verstaan:
a. De rechtspersoon of natuurlijke persoon die in de regel voor meer dan 50% van de totale loonsom uitzendkrachten ter beschikking stelt van ondernemingen zoals omschreven in lid 1 van dit artikel op basis van uitzendovereenkomsten in de zin van artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek.
b. Onder uitzendbedrijf in de sector wordt echter niet verstaan het uitzendbedrijf dat aan de volgende cumulatieve vereisten voldoet:
• De bedrijfsactiviteiten van de uitzendonderneming bestaan uitslui- tend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek, en
• De arbeidskrachten (uitzendkrachten) van die werkgever zijn voor 25% of meer van de loonsom betrokken bij werkzaamheden uitge- oefend in enige andere tak van bedrijf dan in de werkingssfeer van onderhavige CAO omschreven en
• De werkgever zendt voor tenminste 15% van het totale premie- plichtig loon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgerlijk Wetboek en
• De uitzendonderneming is geen onderdeel van een concern dat rechtstreeks of door algemeen verbindend verklaring gebonden is aan de CAO voor de Vleessector en
• De uitzendonderneming is geen paritair afgesproken arbeidspool.
4. Onder werkgever wordt verstaan: de rechtspersoon of natuurlijke persoon die een onderneming drijft zoals omschreven in lid 1, 2 en 3 van dit artikel.
5. Onder werknemer wordt verstaan:
a. Een ieder, die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek heeft aangegaan met een werkgever als bedoeld in lid 4.
b. Met de werknemer als bedoeld onder 5a) wordt gelijk gesteld de zelf- standige zonder personeel in de zin van lid 6 van dit artikel indien en voorzover deze in de regel werkzaam is voor één opdrachtgever (onderneming, inleenbedrijf of uitzendbedrijf) in de sector.
6. Zelfstandige Zonder Personeel in de sector (ZZP)
Onder zelfstandige zonder personeel in de sector (ZZP) wordt verstaan: de natuurlijke persoon die persoonlijk arbeid verricht tegen beloning ten behoeve van een onderneming, inleenbedrijf of uitzendbedrijf in de sector in de zin van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel indien en voorzover voldaan is aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
• het betreft werkzaamheden zoals bedoeld in lid 1 en/of lid 2c van dit artikel, en
• hij/zij heeft zelf geen personeel in dienst, en
• hij/zij verricht de werkzaamheden niet onder leiding en gezag van een werkgever in de sector, d.w.z. is niet werkzaam onder leiding en gezag van een onderneming in de vleessector, een inleenbedrijf in de sector of een uitzendbedrijf in de sector, noch van enige andere werkgever in of buiten de sector, en
• hij/zij werkt voor eigen rekening en risico, en
• hij/zij werkt minimaal voor drie of meer opdrachtgevers.
7. De Stichting: de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector te Zoetermeer.
8. Statuten-Reglement:de statuten en de reglementen van de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector, die aan deze overeenkomst zijn gehecht en geacht worden daarvan deel uit te maken.
Artikel 2 Doel
Het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het bevor- deren van goede arbeidsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers in de vleessector.
Deze activiteiten bestaan binnen het doel van de stichting uit:
a. het geven van voorlichting en informatie aan alle werkgevers en werknemers in de vleessector over de rechtsgevolgen die voortvloeien uit de collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO’s) voor de vleessector en/of andere wette- lijke voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen;
b. het bevorderen van een eenduidige uitleg en toepassing van de bepa- lingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de vleessector en het voorkomen van geschillen over de uitleg en toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de vleessector;
c. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg – met uitzondering van CAO overleg – tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de vleessector;
d. het uitvoeren van werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, finan- ciële en administratieve beheer van de stichting;
e. het verzorgen van algemene informatie en publiciteit aan werknemers, werkgevers en direct belanghebbenden aangaande de vraag en het aanbod van arbeid, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden en de opleidingsmogelijkheden in de vleessector;
f. de uitgifte van brochures, periodieken en kennisdragers – exclusief CAO- boekjes – ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de vlees- sector in het belang van de arbeidsverhoudingen in de vleessector;
g. de inzet van adviseurs, die het bestuur ondersteunen bij zijn activiteiten en die tevens voorlichting en informatie met name op het gebied van scho- ling, vorming, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarktbeleid aan onder- nemingen in de vleessector kunnen verstrekken;
h. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen op bedrijven in de vlees- sector op het terrein van arbeidsmarkt, arbeidsvoorwaarden, arbeidsom- standigheden en opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaar- heid;
i. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen gericht op het bevorderen van de medezeggenschap, participatie, personeelsvertegenwoordigingen en ondernemingsraden als vormen van overleg op ondernemingsniveau tussen werknemers en werkgevers in de vleessector;
j. het subsidiëren van de kosten van verlof van werknemers voor het bijwonen van congressen en vakgroepbestuursvergaderingen van hun vakorganisa- ties;
k. het verrichten en subsidiëren van het Opleidingsplan, de Beroeps Begelei- dende Leerweg, het Bedrijfstak Scholings Plan en Werkervaringsplaatsen, alsmede de opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de vleessector;
l. het stimuleren en subsidiëren van de Arbocatalogus Vleessector, alsmede van andere projecten of activiteiten gericht op de verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de vleessector of op de totstandkoming of verbetering van bedrijfsbeleid op dit terrein;
m. het vergroten van de participatie op de arbeidsmarkt, onder meer via het subsidiëren van eigen contactpunten namens de vleessector op enkele vestigingen van het UWV WERKbedrijf, alsmede het stimuleren van een betere aansluiting van de vleessector op de arbeidsmarkt;
n. het stimuleren en subsidiëren van de re-integratie van arbeidsongeschikte- of met werkloosheid bedreigde werknemers in de vleessector;
o. het stimuleren en subsidiëren van projecten of onderzoeksactiviteiten op het gebied van opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaar- heid, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en de arbeidsmarkt gericht op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de vlees- sector.
p. het stimuleren, subsidiëren en faciliteren, waaronder het doen van uitke- ringen mede wordt begrepen, van de zwaar werk regeling, waarbij een uitkering wordt verstrekt aan werknemers die maximaal drie jaar voor hun AOW-gerechtigde leeftijd wegens zwaar werk stoppen met werken.
Artikel 3 Uitvoering
De uitvoering van deze overeenkomst geschiedt volgens de bepalingen van de statuten en reglementen van de Stichting. De uitvoering is aan de Stichting opgedragen. De Stichting kan de uitvoering delegeren aan een administrateur onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de Stichting. Ten behoeve van de vorenbedoelde uitvoering is de werkgever verplicht alle gegevens en inlich- tingen te verschaffen alsmede iedere medewerking te verlenen, die noodzakelijk of gewenst worden geacht door personen of instellingen die, door of namens de stichting, zijn belast met de inning van de subsidie en de controle op de naleving van het gestelde in de statuten en de reglementen van de stichting en de toet- sing van de bedrijfsactiviteiten van de werkgever aan het gestelde in deze CAO.
Artikel 4 Verplichtingen werkgever
Werkgevers zijn gehouden de door de Stichting in het kader van de doelstelling gevraagde gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen die zij aan de Stichting verschuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat te dezer zake in deze CAO en de statuten en de reglementen van de Stichting is of wordt bepaald en zullen zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en de reglementen van de Stichting. Indien de werkgever, ook na aanmaning, niet aan zijn verplichtingen voldoet, is de Stichting bevoegd de noodzakelijke gege- vens naar beste weten vast te stellen.
Artikel 5 Bijdrage
1. De werkgever is verplicht aan de Stichting een bijdrage af te dragen. De hoogte van de bijdrage is een percentage van de voor de onderneming van werkgever geldende bruto loonsom per jaar, dat door de Stichting wordt vastgesteld. Deze jaarlijkse bijdrage is vastgesteld op 0,7%.
2. Onder het brutoloon als bedoeld in lid 1 wordt verstaan de loonsom waar- over de werkgever premie is verschuldigd in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen, waarbij ook tot het loon wordt gerekend de bedragen die worden ingehouden ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding en de bijdrage voor aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval.
Artikel 6 Duur van de overeenkomst
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking per 1 juli 2019 en loopt tot en met 30 juni 2024. Deze collectieve arbeidsovereenkomst eindigt op 30 juni 2024 van rechtswege, derhalve zonder dat enige opzegging is vereist.
Aldus overeengekomen en getekend:
partij ter ene zijde:
de Centrale Organisatie voor de Vleessector te Zoetermeer
partijen ter andere zijde:
FNV te Utrecht
CNV Vakmensen te Utrecht
UITVOERINGSREGLEMENT
Het bestuur van de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vlees- sector gevestigd te Zoetermeer heeft op grond van artikel 10 van de Statuten van de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector het volgende uitvoeringsreglement vastgesteld.
Artikel 1 Definities
1. Dit uitvoeringsreglement is van toepassing op werkgevers en werknemers zoals bedoeld in artikel 1 Collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collec- tieve Belangen voor de Vleessector.
2. De Stichting: de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector te Zoetermeer.
3. Het Bestuur: het in artikel 4 van de statuten van de Stichting bedoelde bestuur.
4. CAO: de Collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector.
Artikel 2 Hoogte der bijdrage
De hoogte der bijdrage als bedoeld in artikel 5 van de CAO is gelijk aan een door het bestuur vast te stellen percentage van de bruto loonsom. Hieronder wordt verstaan de loonsom waarover de werkgever premie is verschuldigd in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen, waarbij ook tot het loon wordt gerekend de bedragen die worden ingehouden ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding en de bijdrage voor aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval. De werkgever is verplicht de bijdrage aan de stichting te voldoen.
1. De Stichting deelt het te betalen bedrag der bijdrage schriftelijk aan de werk- gever mede. De bijdragen kunnen in voorschot worden gevorderd op basis van een geraamde som van de bruto loonsom. De werkgever is verplicht de verschuldigde bijdrage of het verschuldigde voorschot binnen 14 dagen na de vervaldatum van de desbetreffende nota van de Stichting te voldoen.
2. Hetgeen terzake van voorschotbijdrage door de werkgever is betaald, wordt verrekend met de bijdrage die de werkgever over dat jaar verschul- digd zal zijn. Bij niet tijdige betaling van de voorschottermijn wordt het gehele resterende bedrag van de voorschotnota direct opeisbaar.
3. De werkgever is verplicht aan de Stichting – op de door de Stichting vast te stellen wijze en tijdstippen – de gegevens te verstrekken welke naar het oordeel van de Stichting nodig zijn ter berekening van de verschuldigde bijdrage en het te vorderen voorschot. Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de benodigde gegevens aan de Stichting verstrekt, is de Stichting bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten zelf vast te stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de Stichting gewenste informatie komen voor de rekening van de werkgever.
4. De werkgever die nalaat zijn financiële verplichtingen jegens de Stich- ting op een door het bestuur vastgesteld tijdstip te voldoen, zal voor elke ingaande maand verzuim wegens rentederving het wettelijk rentepercen- tage als bedoeld in artikel 119 jo 120 Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van het niet tijdig betaalde bedrag aan de Stichting verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.
5. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde rentevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op de eerste vordering aan de Stichting te betalen alle kosten, welke ter invordering van het verschuldigde zijn gemaakt. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van € 45,-.
Artikel 3 Realisering doelstelling
De Stichting realiseert het in artikel 2 van de statuten genoemde doel door het geheel of gedeeltelijk financieren en subsidiëren van in artikel 2 van de CAO genoemde activiteiten onder door het bestuur te stellen voorwaarden en op de wijze zoals in dit reglement omschreven.
Artikel 4 Werkwijze
1. Structurele activiteiten van organisatorische aard ten behoeve van de administratieve ondersteuning en het financiële beheer van de Stichting worden op declaratiebasis vergoed. Jaarlijks wordt in de begroting een schatting opgenomen van de te verwachten kosten, onderverdeeld naar de in artikel 2 van de statuten genoemde bestedingsdoelen of activiteiten.
2. Ook voor de navolgende regelingen worden de kosten op declaratiebasis vergoed:
• BBL-subsidies en diplomatoeslagen ten behoeve van de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL): aan het eind van elk semester op basis van daadwerkelijk gevolgde cursusweken;
• voor subsidies voor geheel of gedeeltelijk functiegebonden opleidingen mits deze vóór 15 april, volgend op het jaar waarin de opleidingen zijn gevolgd, zijn ingediend;
• voor financieel advies aan werknemers van 63 jaar of ouder, tot een maximum van € 500,- per werknemer.
Jaarlijks wordt in de begroting een schatting opgenomen van de te verwachten kosten, onderverdeeld naar de in artikel 2 van de statuten genoemde bestedingsdoelen of activiteiten.
3. De overige aanvragen om een subsidie door bedrijven of instellingen dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend. Bij de aanvragen voor projectsubsidies dient een projectomschrijving, achtergrondinformatie, planning en een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden, onderverdeeld naar de in artikel 2 van de statuten genoemde bestedingsdoelen of activiteiten, te worden meegezonden, alsmede een realisatieplan.
4. Ten behoeve van de in lid 3 genoemde subsidies, dient de gesubsidieerde
instelling aan het bestuur van de Stichting een door een registeraccoun- tant of accountants-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen en zo verantwoording af te leggen omtrent de besteding van de ontvangen gelden, en wel
• voor eenmalige subsidie: zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen vier maanden, na de besteding van de gelden;
• voor periodieke subsidies: zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen vier maanden, na afsluiting van de periode waarop de subsidie betrekking heeft;
• voor projectmatige subsidies: zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen vier maanden, na afsluiting van het project waarop de subsidie betrekking heeft;
Deze verklaring dient tenminste te zijn gespecificeerd volgens de in artikel 2 van de statuten genoemde bestedingsdoelen of activiteiten en de project- begroting. Deze verklaring zal een geïntegreerd onderdeel uitmaken van de financiële jaarrekening van de Stichting.
5. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoor- ding dient te voldoen.
6. Het bestuur besluit over aanvragen om subsidie. Indien de subsidie niet wordt toegewezen, ontvangt het bedrijf of de instelling hiervan schriftelijk een gemotiveerde afwijzing. Indien de subsidie wordt toegewezen, ontvangt het bedrijf of de instelling een toewijzingsbrief, waarin de administratieve en financiële voorschriften inzake de ontvangst en verantwoording van het subsidiebedrag worden vermeld.
7. Op beslissingen van het bestuur omtrent de subsidieaanvraag kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.
Artikel 5 Verplichtingen werkgevers en werknemers
1. De werkgevers en werknemers zijn verplicht alle gegevens te verstrekken die het bestuur voor een goede uitvoering van de statuten en de regle- menten nodig acht.
2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde gegevens is het bestuur gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.
Artikel 6 Administrateur
1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder toezicht van het bestuur gevoerd door een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur. Als administrateur treedt op de Centrale Organisatie voor de Vleessector gevestigd te Xxxxxxxxxx (Xxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxxxxxxx, Telefoon: 079
- 363 49 00). Voor de incasso van de verschuldigde bijdrage treedt op AZL (Postbus 4471, 0000 XX Xxxxxxx, telefoon 088 - 116 30 73. De kosten van dit beheer komen voor rekening van de Stichting.
2. De opdracht tot het voeren van administratief en geldelijk beheer aan de
administrateur wordt schriftelijk verstrekt. Bij deze opdracht behoort een instructie welke door het bestuur wordt vastgesteld.
Artikel 7 Begroting
1. Het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks uiterlijk in de maand december een begroting van inkomsten en uitgaven van de Stichting vast. De begro- ting omvat:
• een schatting van de inkomsten;
• schatting van de te financieren activiteiten en bestedingsdoelen inge- richt en gespecificeerd overeenkomstig artikel 2 van de CAO Fonds Collectieve Belangen Vleessector;
• de verwachte kosten van administratie en bestuur;
• eventuele andere lasten.
2. De begroting is voor betrokkenen beschikbaar.
Artikel 8 Verslag, rekening en verantwoording
1. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een externe registeraccountant gecontroleerde balans, rekening van baten en lasten en verslag over de financiële toestand van de Stichting vast. Dit verslag is ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de activi- teiten en bestedingsdoelen van artikel 2 van de statuten. Tevens maken de in artikel 4 lid 4 van deze reglementen genoemde verklaringen een geïnte- greerd onderdeel uit van dit verslag. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de secretaris van de Stichting onder- tekend.
2. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid. Uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de activiteiten en beste- dingsdoelen van artikel 2 van de statuten zijn gedaan.
3. Het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring worden ten kantore van de administrateur en de betrokken CAO partijen ter inzage gelegd, alsmede op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgele- genheid aan te wijzen plaatsen.
4. Het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden, tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
5. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
SUBSIDIEREGLEMENT
Het bestuur van de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vlees- sector gevestigd te Zoetermeer heeft op grond van artikel 10 van de Statuten van de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector het volgende subsidiereglement vastgesteld.
Artikel 1 Definities
1. Dit subsidiereglement is van toepassing op werkgevers en werknemers zoals bedoeld in artikel 1 Collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collec- tieve Belangen voor de Vleessector.
2. De Stichting: de Stichting Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector te Zoetermeer.
3. Het Bestuur: het in artikel 4 van de statuten van de Stichting bedoelde bestuur.
4. CAO: de Collectieve arbeidsovereenkomst Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector.
Artikel 2 BBL-subsidies en diplomatoeslagen ten behoeve van de beroeps begeleidende leerweg (BBL)
1. Vergoedingen
Aan de werkgever die een leerling in dienst neemt op basis van deze regeling wordt een subsidie uitbetaald door het Fonds. De bedragen van de subsidie worden door het bestuur van de stichting Fonds Collectieve Belangen vast- gesteld en zijn terug te vinden in het Toetsingskader subsidies Fonds Collec- tieve Belangen voor de Vleessector op xxx.xxxxxxxxxx.xx.
2. Beperkingen
• de subsidie en de diplomatoeslagen worden vergoed door het Fonds;
• het leerbedrijf (de werkgever) is de natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming drijft zoals beschreven in artikel 1 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector;
• een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewerkers dan de som van de betaalde premies aan het Fonds in het voorgaande jaar. Onder opleidings- subsidie wordt verstaan de leeftijdssubsidie (zie onder 2.a van het Toetsingskader subsidies Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector), de overige opleidingssubsidie (zie onder 2.b van het Toetsingskader subsidies Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector) en de en de subsidie EVC (zie onder 2.f van het Toet- singskader subsidies Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector). Als er geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschik- baar zijn zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
• Een uitleen-, inleen of uitzendorganisatie dient SNA gecertificeerd te zijn om in aanmerking te komen voor subsidie, danwel dient een
uitleen-, inleen of uitzendorganisatie aantoonbaar te kunnen maken dat aan alle SNA voorwaarden wordt voldaan;
• Er dient sprake te zijn van een arbeidsovereenkomst gekoppeld aan een leerovereenkomst;
• de doelgroep bestaat uit leerlingen van 16 jaar of ouder en een oplei- ding binnen een erkend leerlingstelsel volgen;
• tijdens de opleiding worden de leerlingen minimaal betaald conform de loontabellen van bijlage II van de CAO de Vleessector;
• als datum voor het vaststellen van de leeftijd voor het vaststellen van de leeftijdsubsidies wordt genomen 1 juli van ieder jaar of de datum van het afsluiten van de leerovereenkomst, indien deze later ligt;
• subsidies in het eerste jaar worden verstrekt ten behoeve van leer- lingen die in het betreffende cursusjaar voor het eerst in het eerste leer- jaar de primaire opleiding in het kader van het leerlingstelsel volgen;
• alleen BBL 1 en BBL 2 opleidingen komen in aanmerking voor een Leeftijdssubsidie. Voor de overige BBL opleidingen wordt subsidie verstrekt volgens artikel 2.b van dit reglement;
• op de arbeidsovereenkomst gesloten in het kader van deze regeling zijn de bepalingen van de CAO de Vleessector van toepassing;
• aanspraken ouder dan drie jaar worden niet gehonoreerd.
Artikel 3 Diplomasubsidies
1. Vergoeding
De werkgever krijgt de kosten door het fonds vergoed van de diploma- toeslag ad € 204,- die aan de leerling wordt uitgekeerd bij het behalen van een NT2 certificaat, een BBL niveau 1 of 2 diploma. Indien een leerling een jaar na het behalen van het diploma nog bij dezelfde werkgever in dienst is, betaalt deze een éénmalige diplomatoeslag van € 272,- bruto. Ook deze diplomatoeslag wordt door het Fonds vergoed.
2. Beperkingen
• De werkgever is de natuurlijke of rechtspersoon, die een onderne- ming drijft zoals beschreven in artikel 1 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector;
• Om in aanmerking te kunnen komen voor een diplomasubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector vermelde bijdrage af te dragen;
• Een uitleen-, inleen of uitzendorganisatie dient SNA gecertificeerd te zijn om in aanmerking te komen voor subsidie, dan wel dient een uitleen-, inleen of uitzendorganisatie aantoonbaar te kunnen maken dat aan alle SNA voorwaarden wordt voldaan;
• De opleidingen dienen te worden verzorgd door een erkend opleidings- instituut;
• Het karakter van een diplomasubsidie houdt in: toekenning bij het behalen van het diploma. Voor Nederlands als tweede taal (NT2) geldt bij bestuursbesluit een uitzondering. Hier kan de subsidie ook verstrekt worden bij het behalen van een certificaat;
• In het geval een leerling gedurende zijn opleiding verscheidene leerbe- drijven heeft gehad, wordt de diplomasubsidie uitgekeerd aan:
a. het leerbedrijf waar de leerling de laatste zes maanden vooraf- gaande aan het behalen van het diploma in dienst is geweest, of indien dit niet het geval is,
b. aan het leerbedrijf waar de leerling 365 dagen in dienst is geweest.
c. In de overige gevallen wordt geen diplomasubsidie uitgekeerd.
• Aanspraken ouder dan drie jaar worden niet gehonoreerd.
Artikel 4 Overige subsidies
1. Opleidingsplan
De werkgever is gehouden om per kalenderjaar een opleidingsplan op te stellen.
De werkgever is verplicht een studiefaciliteitenregeling vast te stellen.
De cursus “Nederlands op de werkvloer” zal een integraal onderdeel moeten vormen van het opleidingsaanbod. De werkgever is verplicht de cursus aan te bieden.
2. Opleidingssubsidie
Functiegebonden opleidingen
De werkgever dient de werknemer bij het volgen van een functiegebonden opleiding tot HBO-niveau 100% tegemoet te komen in de opleidingskosten en de daaraan verbonden uren binnen of buiten werktijd. De werkgever kan 50% van de gemaakte opleidingskosten gerestitueerd krijgen van de Stichting.
Een opleiding is functiegebonden als deze aansluit op of bijdraagt aan de uitvoering van de huidige werkzaamheden.
Gedeeltelijk Functiegebonden opleidingen
De werkgever dient de werknemer bij het volgen van een gedeeltelijk functiegebonden opleiding tot HBO-niveau 50% tegemoet te komen in de opleidingskosten en de daaraan verbonden uren binnen werktijd. De werkgever kan 50% van de opleidingskosten gerestitueerd krijgen van de Stichting.
Een opleiding wordt als gedeeltelijk functiegebonden beoordeeld als de werkgever de werknemer 50% tegemoet te komen in de vergoeding van de opleidingskosten.
HBO opleidingen
Voor HBO opleidingen kan vanaf 1 april 2007 ook subsidie worden aangevraagd. Het subsidiepercentage en de beoordeling is conform de uitgangspunten zoals hiervoor benoemd. De maximale subsidie voor HBO opleidingen bedraagt echter € 1.000,- per opleiding.
Overige opleidingen
Opleidingen die niet als functiegebonden of gedeeltelijk functiege- bonden volgens bovenstaande criteria worden beoordeeld komen niet in aanmerking voor subsidie. Opleidingen, trainingen of cursussen t.b.v. Medezeggenschap (O.R./PVT) zijn niet subsidiabel.
EVC
De werkgever kan voor EVC-trajecten subsidie ontvangen vanuit het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector. De subsidie bedraagt 50% van de kosten voor een EVC-traject. De kosten van een interne assessor zijn eveneens 50% subsidiabel met een maximum van € 625,00 per werknemer.
3. Beperkingen
Aan deze subsidie worden de volgende beperkingen gesteld:
• om in aanmerking te kunnen komen voor een opleidingssubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector vermelde bijdrage af te dragen;
• uitgezonderd van deze subsidieregeling zijn reis- en verblijfkosten van cursisten;
• een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewerkers dan de som van de betaalde premies aan het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector in het voorgaande jaar. Onder opleidingssubsidie wordt verstaan de leeftijdssubsidie, de overige opleidingssubsidie en de subsidie EVC als bedoeld onder 2.a resp. 2.b resp. 2.f van het Toetsings- kader subsidies Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector. Als er geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschik- baar zijn zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
• Een uitleen-, inleen of uitzendorganisatie dient SNA gecertificeerd te zijn om in aanmerking te komen voor subsidie, dan wel dient een uitleen-, inleen of uitzendorganisatie aantoonbaar te kunnen maken dat aan alle SNA voorwaarden wordt voldaan;
• het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks de branchekwalificaties vast, welke als basis dienen voor het verkrijgen van een subsidie voor een functiegebonden opleiding;
• bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie kan rekening worden gehouden met subsidies die door andere subsidiënten zijn toegekend, opdat het totaal aan verkregen subsidies nooit meer bedraagt dan 100
% van de kosten exclusief BTW;
• er wordt alleen opleidingssubsidie verstrekt wanneer de opleiding bij een, bij voorkeur, erkend opleidingsinstituut wordt uitgevoerd. Het insti- tuut dient bij de Kamer van Koophandel geregistreerd te staan. Het bestuur kan evenwel besluiten hier in uitzonderlijke gevallen van af te wijken;
• Het bestuur is bevoegd om nadere eisen te stellen aan de inhoud van de te subsidiëren opleidingen;
• opleidingsplannen die na 1 mei van een kalenderjaar worden ingediend komen in principe niet meer in aanmerking voor subsidie. Het bestuur kan evenwel besluiten hier in uitzonderlijke gevallen van af te wijken;
• het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen;
• de stichting behoudt zich het recht voor om genoemde subsidie tussen- tijds aan te passen. In geval van aanpassing zullen de werkgevers zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd;
• aanspraken ouder dan drie jaar worden niet gehonoreerd.
Artikel 5 Subsidies ten bate van projecten
1. Vergoedingen
Fonds Collectieve Belangen financiert projecten die bijdragen aan haar algemene doelstelling. Het merendeel van de projectaanvragen wordt door CAOpartijen geïnitieerd. Bedrijven, instanties of organisaties die willen
verkennen of een project voor subsidie in aanmerking zou kunnen komen worden aangeraden een beknopte projectomschrijving, vergezeld van een begroting, realisatieplan en achtergrondinformatie schriftelijk voor te leggen aan het Bestuur. Indien daartoe aanleiding bestaat zal nadere uitwerking in overleg plaatsvinden.
Subsidieverzoekende instellingen moeten een begroting indienen welke dient te zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen van het fonds (zie art. 2 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector).
Subsidieverzoekende instellingen moeten jaarlijks een door een registerac- countant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegd- heid gecontroleerde verklaring overleggen over de besteding van de subsi- diegelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgende de eerder genoemde bestedingsdoelen.
2. Beperkingen
• de financiële bijdrage van het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector wordt voor aanvang van het project bepaald, door toeken- ning van een maximaal beschikbaar budget;
• de omvang van het budget kan mede afhankelijk worden gesteld van het beroep dat op andere financieringsbronnen mogelijk is;
• aanspraken ouder dan drie jaar worden niet gehonoreerd.
Artikel 6 Employability
1. Vergoedingen
Doel is om door middel van opleidingen een bijdrage leveren aan het verbeteren van de positie van de werknemer op de arbeidsmarkt. EVC- en loopbaantrajecten kunnen ook in aanmerking komen voor een bijdrage via de employabilityregeling.
Een werknemer kan in aanmerking komen voor een bijdrage in de scholing- skosten ter hoogte van maximaal € 500,- per jaar (maximaal € 1.000,- per twee jaar). Onder scholingskosten wordt ook verstaan de noodzakelijke tijd voor het afleggen van een examen voor zover dit binnen het reguliere arbe- idsrooster van de werknemer valt. Overige verleturen worden niet vergoed. Een werknemer kan eenmaal in de vijf jaar een loopbaanadvies verzoeken. Dit loopbaanadvies mag maximaal € 750,- kosten.
2. Beperkingen
De werknemer komt niet in aanmerking voor een scholingsbijdrage indien het cursussen betreft op het gebied van handvaardigheid en sport tenzij aangetoond kan worden dat de cursus nodig is voor een toekomstige baan. Het sociaal secretariaat besluit op basis van de aangeleverde informatie of een werknemer in aanmerking komt voor een bijdrage. In geval van twijfel kan extra informatie worden opgevraagd en zal de aanvraag inclusief een advies worden voorgelegd aan de beide voorzitters van het Georganiseerd Overleg.
De toekenning van de scholingsbijdrage vindt plaats op basis van volgorde van binnenkomst (één of ander volgens het principe “wie het eerst komt, het eerst maalt). Er zal nooit meer scholingsbijdrage aan werknemers
toegekend worden dan 0,2% van de loonsom van de werkgever in het betreffende jaar.
De regeling employability staat los van de regeling overige opleidingssub- sidies en is niet bedoeld voor (gedeeltelijk) functiegebonden opleidingen.
Artikel 7 Verletkostenvergoeding
1. Vergoedingen
De vergoeding is gelijk aan het salaris per uur maal het aantal verleturen van de desbetreffende werknemer met dien verstande dat alleen normaal ingeroosterde uren die vanwege kaderbijeenkomsten, scholing, vorming of opleiding in verband met kaderlidmaatschap niet gewerkt zijn, worden vergoed. Onder salaris wordt in dit geval verstaan het loon het met de duur van het verzuim overeenkomende gedeelte van het weekloon van de werknemer bij de normale wekelijkse arbeidstijd, inclusief tariefverdiensten en ploegentoeslagen en exclusief overwerktoeslagen, (CAO voor de Vlees- sector art. 356 lid 6).
2. Beperkingen
• Om in aanmerking te komen voor een vergoeding in de zin van deze regeling dient de werkgever aan de verplichtingen van artikel 4 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector te voldoen.
• Uitgezonderd van deze regeling zijn de reis- en verblijfskosten van desbetreffende werknemers.
• Aanspraken ouder dan drie jaar worden niet gehonoreerd
NB: Op grond van artikel 4 lid 5 van het uitvoeringsreglement heeft het bestuur een toetsingskader opgesteld die richtlijnen bevat voor de administratieve organisatie en interne controle van het Fonds. Dit toet- singskader is te vinden op xxx.xxxxxxxxxx.xx.
TOETSINGSKADER SUBSIDIES FONDS COLLECTIEVE BELANGEN VOOR DE VLEESSECTOR
Inleiding
Dit toetsingskader is opgesteld in opdracht van het bestuur van het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector (hierna te noemen FCBVlees) op grond van artikel 4 lid 5 van het Uitvoeringsreglement - en bevat richtlijnen voor de administratieve organisatie en interne controle van het fonds. Deze richt- lijnen stellen de uitvoerders in staat om declaraties en subsidieaanvragen te toetsen. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan:
1. Algemene doelstelling FCBVlees
2. Subsidies*
a. Leeftijdssubsidies en diplomasubsidies Beroeps Begeleidende Leer- weg (BBL)
b. Overige Opleidingssubsidies
c. Subsidies t.b.v. projecten
d. Verletkostenregeling
e. Employability
f. EVC Erkenning Verworven Competenties
g. Pilot subsidie leerwerkplekken
3. Tekeningbevoegdheid
4. Stuurinformatie
In het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) zijn er enkele wijzigingen aangebracht. Het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector gebruikt de verstrekte gegevens uitsluitend en alleen ten behoeve van de administratieve afhandeling van de subsidie-aanvragen.
U wordt verzocht het BSN onleesbaar te maken, deze zijn uit onze aanvraag- formulieren verwijderd.
*Anti-cumulatiebeding: per aanvraag is slechts één artikel van toepassing
m.a.w. er is geen samenloop/optelling mogelijk van artikelen zoals genoemd in art. 2 van dit toetsingskader.
1. Algemene doelstelling FCBVlees
De algemene doelstelling van het FCBVlees wordt verwoord in de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector en bestaat uit het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de Vleessector in de meest ruime zin.
Deze activiteiten bestaan binnen het doel van de Stichting uit het bevorderen van:
a. het geven van voorlichting en informatie aan alle werkgevers en werknemers in de Vleessector over de rechtsgevolgen die voortvloeien uit de collectieve arbeidsovereenkomsten voor de Vleessector en/of andere wettelijke voor- schriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen;
b. een eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleessector en het voorkomen van geschillen over de uitleg en toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleessector;
c. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg – met uitzondering van CAO-overleg – tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de Vleessector;
d. het uitvoeren van werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, finan- ciële en administratieve beheer van de Stichting;
e. het verzorgen van algemene informatie en publiciteit aan werknemers, werkgevers en direct belanghebbenden aangaande de vraag en het aanbod van arbeid, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden en de opleidingsmogelijkheden in de Vleessector;
f. de uitgifte van brochures, periodieken en kennisdragers – exclusief CAO- boekjes – ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de Vlees- sector in het belang van de arbeidsverhoudingen in de Vleessector.
g. de inzet van adviseurs, die het bestuur ondersteunen bij zijn activiteiten en die tevens voorlichting en informatie met name op het gebied van scho- ling, vorming, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarktbeleid aan onder- nemingen in de Vleessector kunnen verstrekken;
h. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen op bedrijven in de Vlees- sector op het terrein van arbeidsmarkt, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstan- digheden en opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid;
i. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen gericht op het bevor- deren van de medezeggenschap, participatie, personeelsvertegenwoordi- gingen en ondernemingsraden als vormen van overleg tussen werknemers en werkgevers in de Vleessector;
j. het subsidiëren van de kosten van verlof van werknemers voor het bijwonen van congressen en vakgroepbestuursvergaderingen van hun vakorganisa- ties;
k. het verrichten en subsidiëren van het Opleidingsplan, de Beroeps Begelei- dende Leerweg, het Bedrijfstak Scholings Plan en Werkervaringsplaatsen, alsmede de opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in de Vleessector;
l. het stimuleren en subsidiëren van het Arbocatalogus Vleessector, alsmede van andere projecten of activiteiten gericht op de verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de Vleessector of op de totstandkoming of verbetering van bedrijfsbeleid op dit terrein;
m. het vergroten van de participatie op de arbeidsmarkt, onder meer via het subsidiëren van eigen contactpunten namens de Vleessector op enkele vestigingen van het UWVWERKbedrijf, alsmede het stimuleren van een betere aansluiting van de Vleessector op de arbeidsmarkt;
n. het stimuleren en subsidiëren van de re-integratie van arbeidsongeschikte- of met werkloosheid bedreigde werknemers in de Vleessector;
o. het stimuleren en subsidiëren van projecten of onderzoeksactiviteiten op het gebied van opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en de arbeidsmarkt gericht op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de Vleessector;
p. het stimuleren, subsidiëren en faciliteren, waaronder het doen van uitke- ringen mede wordt begrepen, van de zwaar werk regeling, waarbij een uitkering wordt verstrekt aan werknemers die maximaal drie jaar voor hun AOW-gerechtigde leeftijd wegens zwaar werk stoppen met werken.
2. Subsidies
2.a. Leeftijdssubsidies en diplomatoeslagen Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL)
Doel
Het doel van de regeling Leeftijdssubsidies en diplomatoeslagen BBL is :
a. Het subsidiëren, door middel van bijdrage aan de werkgever, van het in dienst nemen en opleiden van jongeren van 16 jaar of ouder, waarbij naast het in dienst nemen en opleiden in het bijzonder wordt gelet op het feit of de jongere langdurig werkloos is en geen werkervaring heeft.
b. Het geven van voorlichting met betrekking tot de opleidingsmogelijkheden voor jongeren in de bedrijfstak.
Leeftijdssubsidies
Hoogte vergoedingen
Aan de werkgever die een leerling in dienst neemt op basis van deze regeling wordt een subsidie uitbetaald door het Fonds. Het bedrag van de subsidie is in het eerste jaar € 1.200,-- per leerling. In het tweede opleidingsjaar wordt de helft van bovenstaand bedrag uitgekeerd.
Beperkingen
• De subsidie en de diplomatoeslagen worden vergoed door het Fonds na aanvraag per email op xxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx, onder aanlevering van de namen van de leerlingen, de begin- en einddatum van de opleiding.
• Het leerbedrijf (de werkgever) is de natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming drijft zoals beschreven in artikel 1 van de CAO Fonds Collec- tieve Belangen voor de Vleessector
• Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewerkers dan de som van de betaalde premies aan het FCB Vlees in het voorgaande jaar. Onder opleidingssubsidie wordt verstaan de leeftijdssubsidie (2a) en de opleidingssubsidie (2b) en de subsidie EVC (2f). Als er geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschik- baar zijn zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar.
• Een uitleen-, inleen of uitzendorganisatie dient SNA gecertificeerd te zijn om in aanmerking te komen voor subsidie, danwel dient een uitleen-, inleen of uitzendorganisatie aantoonbaar te kunnen maken dat aan alle SNA voor- waarden wordt voldaan.
• Een bedrijf dient jaarlijks opgave te doen conform artikel 57 van de CAO Vleessector;
• Een bedrijf is verantwoordelijk voorafgaand aan elk kalenderjaar een oplei- dingsplan in te dienen, opleidingsplannen die na 1 mei van een kalender- jaar worden ingediend komen in principe niet meer in aanmerking voor subsidie. Het bestuur kan evenwel besluiten hier in uitzonderlijke gevallen van af te wijken;
• Er dient sprake te zijn van een arbeidsovereenkomst gekoppeld aan een leerovereenkomst
• De doelgroep bestaat uit leerlingen van 16 jaar of ouder en een opleiding binnen een erkend leerlingstelsel volgen.
• Tijdens de opleiding worden de leerlingen minimaal betaald conform de loontabellen van bijlage 2 van de CAO Vleessector.
• Als datum voor het vaststellen van de leeftijd voor het vaststellen van de leeftijdsubsidies wordt genomen 1 juli van ieder jaar of de datum van het afsluiten van de leerovereenkomst, indien deze later ligt.
• Subsidies in het eerste jaar worden verstrekt ten behoeve van leerlingen die in het betreffende cursusjaar voor het eerst in het eerste leerjaar de primaire opleiding in het kader van het leerlingstelsel volgen.
• Alleen BBL 1 en BBL 2 opleidingen komen in aanmerking voor een Leef- tijdssubsidie. Voor de overige BBL opleidingen wordt subsidie verstrekt volgens artikel 2.b van dit reglement.
• Op de arbeidsovereenkomst gesloten in het kader van deze regeling zijn de bepalingen van de CAO Vleessector van toepassing.
• Aanspraken ouder dan drie jaar worden niet gehonoreerd
Uitbetaling leeftijdssubsidie
Het leerbedrijf(werkgever) dient het FCB Vlees de volgende gegevens te verstrekken alvorens tot uitbetaling aan het bedrijf overgegaan kan worden:
• de begin en einddatum van de bbl1 of 2 opleiding;
• het bankrekeningnummer en het fondsdebiteurennummer van het leerbe- drijf;
• de gegevens en geboortedatum van de werknemer;
• een omschrijving van de opleiding;
• met een afschrift van de leer/arbeidsovereenkomst;
• met een specificatie van de cursuskosten of leermiddelen;
• onder vermelding van het relevante BTW-percentage
Deze gegevens dienen verstrekt te worden aan het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector (FCB Vlees) en verzonden per email naar: xxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx.
Uitbetaling
De financiële administratie betaalt de factuur na controle en parafering voor akkoord door de secretaris binnen de gestelde betalingstermijn.
Diplomasubsidies
Hoogte diplomasubsidie
De werkgever krijgt de kosten door het fonds vergoed van de diplomatoeslag ad € 204 die aan de leerling wordt uitgekeerd bij het behalen van een NT2 certificaat, een BBL niveau 1 of 2 diploma. Indien een leerling een jaar na het behalen van het diploma nog bij dezelfde werkgever in dienst is, betaalt deze een éénmalige diplomatoeslag van € 272 bruto. Ook deze diplomatoeslag wordt door het Fonds vergoed.
Beperkingen
• De werkgever is de natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming drijft zoals beschreven in artikel 1 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de vleessector;
• Om in aanmerking te kunnen komen voor een diplomasubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector vermelde bijdrage af te dragen;
• Een uitleen-, inleen of uitzendorganisatie dient SNA gecertificeerd te zijn om in aanmerking te komen voor subsidie, dan wel dient een uitleen-, inleen of uitzendorganisatie aantoonbaar te kunnen maken dat aan alle SNA voorwaarden wordt voldaan.
• Een bedrijf dient jaarlijks een opgave te doen conform artikel 57 van de CAO Vleessector;
• Een bedrijf is verantwoordelijk voorafgaand aan elk kalenderjaar een oplei- dingsplan in te dienen, opleidingsplannen die na 1 mei van een kalender- jaar worden ingediend komen in principe niet meer in aanmerking voor subsidie. Het bestuur kan evenwel besluiten hier in uitzonderlijke gevallen van af te wijken;
• De opleidingen dienen te worden verzorgd door een erkend opleidingsin- stituut;
• Het karakter van een diplomasubsidie houdt in: toekenning bij het behalen van het diploma. Voor Nederlands als tweede taal (NT2) geldt bij bestuurs- besluit een uitzondering. Hier kan de subsidie ook verstrekt worden bij het behalen van een certificaat;
• In het geval een leerling gedurende zijn opleiding verscheidene leerbe- drijven heeft gehad, wordt de diplomasubsidie uitgekeerd aan:
a. het leerbedrijf waar de leerling de laatste zes maanden voorafgaande aan het behalen van het diploma in dienst is geweest, of indien dit niet het geval is,
b. aan het leerbedrijf waar de leerling 365 dagen in dienst is geweest.
c. In de overige gevallen wordt geen diplomasubsidie uitgekeerd.
• Aanspraken ouder dan drie jaar worden niet gehonoreerd
Indiening subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen dienen gericht te worden aan het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector (FCBVlees) per email naar: xxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx.
• onder vermelding van de NAW-gegevens van het leerbedrijf;
• het bankrekeningnummer van het leerbedrijf;
• Bewijs van uitbetaling aan de werknemer;
Uitbetaling
De financiële administratie betaalt de factuur na controle en parafering voor akkoord door de secretaris binnen de gestelde betalingstermijn.
2.b. Overige Opleidingssubsidies
Doel
Bevordering van de doorstroom van zittende werknemers. De werkgever is gehouden om per kalenderjaar een opleidingsplan op te stellen. De werkgever is verplicht een studiefaciliteitenregeling vast te stellen. De cursus “Nederlands op de werkvloer” zal een integraal onderdeel moeten vormen van het oplei- dingsaanbod. De werkgever is verplicht de cursus aan te bieden.
Hoogte opleidingssubsidies Functiegebonden opleidingen
De werkgever kan voor opleidingen tot HBO niveau die in deze categorie vallen 50% subsidie ontvangen vanuit Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector. Een opleiding is functiegebonden als deze aansluit op of bijdraagt aan de uitvoering van de huidige werkzaamheden en de werkgever de werknemer 100% tegemoet komt in de vergoeding van de opleidingskosten en de daaraan verbonden uren binnen of buiten werktijd.
Gedeeltelijk functiegebonden opleidingen.
De werkgever kan voor opleidingen tot HBO niveau die in deze categorie vallen 50% subsidie ontvangen vanuit het Fonds Collectieve Belangen voor de Vlees- sector.
Een opleiding wordt als gedeeltelijk functiegebonden beoordeeld als de werk- gever de werknemer 50% tegemoet komt in de vergoeding van de opleidings- kosten en de daaraan verbonden uren binnen werktijd.
HBO opleidingen
Voor HBO opleidingen kan vanaf 1 april 2007 ook subsidie worden aangevraagd. Het subsidiepercentage en de beoordeling is conform de uitgangspunten zoals hiervoor beschreven. De maximale subsidie voor HBO opleidingen bedraagt
€ 1.000,- per opleiding.
Overige opleidingen
Opleidingen die niet als functiegebonden of gedeeltelijk functiegebonden volgens bovenstaande criteria worden beoordeeld komen niet in aanmerking voor subsidie. Opleidingen, trainingen of cursussen t.b.v. Medezeggenschap (O.R./PVT) zijn niet subsidiabel.
Beperkingen
• Er wordt alleen opleidingssubsidie verstrekt wanneer de opleiding bij een erkend opleidingsinstituut wordt uitgevoerd. Het instituut dient bij de Kamer van Koophandel geregistreerd te staan, bijvoorbeeld: coachingtra- jecten, leveranciers van software e/o machines. Indien noodzakelijk mag de sociaal secretaris na toestemming van de GO-voorzitters hiervan afwijken;
• Om in aanmerking te kunnen komen voor een opleidingssubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector vermelde bijdrage af te dragen;
• Een uitleen-, inleen of uitzendorganisatie dient SNA gecertificeerd te zijn om in aanmerking te komen voor subsidie, danwel dient een uitleen-, inleen of uitzendorganisatie aantoonbaar te kunnen maken dat aan alle SNA voor- waarden wordt voldaan.
• Een bedrijf dient jaarlijks een opgave te doen conform artikel 57 van de CAO Vleessector;
• Een bedrijf is verantwoordelijk voorafgaand aan elk kalenderjaar een oplei- dingsplan in te dienen, opleidingsplannen die na 1 mei van een kalender- jaar worden ingediend komen in principe niet meer in aanmerking voor subsidie. Het bestuur kan evenwel besluiten hier in uitzonderlijke gevallen van af te wijken;
• Uitgezonderd van deze subsidieregeling zijn reis- en verblijfkosten van de cursisten;
• Bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie kan rekening worden gehouden met zijn toegekend die door andere subsidiënten zijn toegekend, opdat het totaal aan verkregen subsidies nooit meer bedraagt dan 100 % van de kosten exclusief BTW;
• Het bestuur is bevoegd om nadere eisen te stellen aan de inhoud van de te subsidiëren opleidingen;
• Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verant- woording dient te voldoen;
• De stichting behoudt zich het recht voor om genoemde subsidie tussentijds
aan te passen. In geval van aanpassing zullen de werkgevers zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd;
• Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewerkers dan de som van de betaalde premies aan het FCB Vleesector in het voorgaande jaar. Onder opleidingssubsidie wordt verstaan de leeftijdssubsidie (2a), de opleidingssubsidie (2b) en de subsidie EVC (2f). Als er geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschikbaar zijn zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
• Aanspraken ouder dan drie jaar worden niet gehonoreerd.
Aanvraagprocedure
Subsidieaanvragen dienen betrekking te hebben op (de betaalbaar gestelde facturen in) een kalenderjaar en moeten vóór 15 april van het daaropvolgende jaar worden ingediend bij het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector, per email naar: xxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx.
Bij de aanvragen dienen kopieën van de betrokken facturen te worden meege- stuurd, alsmede het opleidingsplan van het desbetreffende kalenderjaar te worden meegezonden, voorzover dit nog niet was aangeleverd.
Het bestuur is bevoegd om nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoor- ding dient te voldoen.
De subsidieverstrekking is ter beoordeling van de secretaris van FCB Vlees. De secretaris beoordeelt de aanvraag en kent de subsidies toe.
Uitbetaling subsidieaanvraag
De subsidieaanvraag dient gericht te worden aan het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector (FCB Vlees), per email naar: xxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx.
Onder vermelding van:
• de NAW-gegevens van het bedrijf;
• het bankrekeningnummer en het fondsdebiteurennummer van het leerbe- drijf;
• een omschrijving van de opleiding en overzicht deelnemers;
• met een specificatie van de cursuskosten of leermiddelen;
• voorzien van het originele excel-spreadsheet.
Uitbetaling
De financiële administratie gaat tot uitbetaling over na goedkeuring van de subsidieaanvraag door de secretaris.
2.c. Subsidies t.b.v. projecten
Doel
Het FCBVlees financiert projecten die bijdragen aan haar algemene doelstel- ling.
Beperkingen
• De financiële bijdrage van het FCBVlees wordt voor aanvang van het project bepaald, door toekenning van een maximaal beschikbaar budget;
• De omvang van het budget kan mede afhankelijk worden gesteld van het beroep dat op andere financieringsbronnen mogelijk is.
• Aanspraken ouder dan drie jaar worden niet gehonoreerd
Aanvraagprocedure
Het merendeel van de projectaanvragen wordt door CAO-partijen geïnitieerd. Bedrijven, instanties of organisaties die willen verkennen of een project voor subsidie in aanmerking zou kunnen komen worden aangeraden een beknopte projectomschrijving, vergezelt van een begroting, realisatieplan en achtergrond- informatie schriftelijk voor te leggen aan het Bestuur. Indien daartoe aanleiding bestaat zal nadere uitwerking in overleg plaatsvinden. Subsidieverzoekende instellingen moeten een begroting indienen welke dient te zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen van het fonds (paragraaf 1).
Subsidieverzoekende instellingen moeten jaarlijks een door een registerac- countant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegd- heid gecontroleerde verklaring overleggen over de besteding van de subsi- diegelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgende de eerder genoemde bestedingsdoelen.
Indiening facturen
Projectverantwoordelijken dienen afspraken te maken met het secretariaat over de indiening van facturen door derden. Facturen dienen gericht te worden aan het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector, p/a Sociaal secretariaat, onder vermelding van de naam van het project en per email verstuurd te worden naar: xxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx tevens dient vermeld te zijn:
• onder vermelding van het factuurnummer;
• onder vermelding van de NAW-gegevens van de begunstigde;
• met een specificatie van de verrichte werkzaamheden of verleende dien- sten;
• onder vermelding van het relevante BTW-percentage.
Uitbetaling
De financiële administratie kan tot uitbetaling overgaan na controle door de secretaris en fiattering, zie hierna onder tekeningsbevoegdheid.
2.d. Verletkostenvergoeding
Doel
Vergoeden van verletkosten die de werkgever heeft in verband met deelname door in de onderneming werkzame vakbondskaderleden aan door de vakbond georganiseerde kaderbijeenkomsten en activiteiten op het vlak van scholing, vorming en opleiding.
Hoogte vergoeding
De vergoeding is gelijk aan het salaris per uur maal het aantal verleturen van de desbetreffende werknemer met dien verstande dat alleen normaal ingeroos- terde uren die vanwege kaderbijeenkomsten, scholing, vorming of opleiding in verband met kaderlidmaatschap niet gewerkt zijn, worden vergoed. Onder salaris wordt in dit geval verstaan het loon het met de duur van het verzuim overeenkomende gedeelte van het weekloon van de werknemer bij de normale wekelijkse arbeidstijd, inclusief tariefverdiensten en ploegentoeslagen en exclu- sief overwerktoeslagen (CAO art. 36 lid 6).
Beperkingen
• Om in aanmerking te komen voor een vergoeding in de zin van deze rege- ling dient de werkgever aan de verplichtingen van artikel 4 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector te voldoen.
• Een uitleen-, inleen of uitzendorganisatie dient SNA gecertificeerd te zijn om in aanmerking te komen voor subsidie, dan wel dient een uitleen-, inleen of uitzendorganisatie aantoonbaar te kunnen maken dat aan alle SNA voorwaarden wordt voldaan.
• Een bedrijf dient jaarlijks een opgave te doen conform artikel 57 van de CAO Vleessector;
• Een bedrijf is verantwoordelijk voorafgaand aan elk kalenderjaar een oplei- dingsplan in te dienen, opleidingsplannen die na 1 mei van een kalender- jaar worden ingediend komen in principe niet meer in aanmerking voor subsidie. Het bestuur kan evenwel besluiten hier in uitzonderlijke gevallen van af te wijken;
• Uitgezonderd van deze regeling zijn de reis- en verblijfskosten van desbe- treffende werknemers.
• Aanspraken ouder dan drie jaar worden niet gehonoreerd
Aanvraagprocedure
Verzoeken om vergoeding als bedoeld in deze regeling dienen betrekking te hebben op verleturen in een kalenderjaar en moeten vóór 15 april van het daar- opvolgende jaar worden ingediend bij het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector, s.v.p. per email versturen naar: xxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx. Aanvragen moeten worden ingediend onder overlegging van de volgende bescheiden:
• kopie schriftelijke mededeling van het verzoek aan de werkgever van de vakbond waarvan de betrokken werknemer lid is conform artikel 36 lid 5 van de CAO Vleessector om de werknemer vrijaf te geven voor door de vakbond georganiseerde kaderbijeenkomsten en activiteiten op het vlak van scholing, vorming en opleiding;
• specificatie (naam werknemer, gevolgde activiteit, aantal verleturen, data, salaris per uur);
• actuele salarisbriefjes waaruit de hoogte van het salaris per uur van desbe- treffende werknemer(s) blijkt;
• rooster waaruit blijkt welke uren niet gewerkt konden worden ten gevolge van scholing, vorming of opleiding in verband met het kaderlidmaatschap.
Het bestuur is bevoegd om nadere voorschriften te geven waaraan de bij de aanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen. De verstrekking van de vergoeding is ter beoordeling van de secre- taris. De secretaris beoordeelt de aanvraag en kent de vergoedingen toe.
Uitbetaling
De financiële administratie gaat tot uitbetaling over na goedkeuring van de aanvraag door de secretaris.
2.e. Employability
Doel
Doel is om door middel van opleidingen een bijdrage leveren aan het verbe- teren van de positie van de werknemer op de arbeidsmarkt.
EVC- en loopbaantrajecten kunnen ook in aanmerking komen voor een bijdrage via de employabilityregeling.
Hoogte vergoeding
Een werknemer kan in aanmerking komen voor een bijdrage in de scholings-
kosten ter hoogte van maximaal € 500,-- per jaar (maximaal € 1.000,-- per twee jaar). Onder scholingskosten wordt ook verstaan de noodzakelijke tijd voor het afleggen van een examen voor zover dit binnen het reguliere arbeidsrooster van de werknemer valt. Overige verleturen worden niet vergoed.
Een werknemer kan eenmaal in de vijf jaar een loopbaanadvies verzoeken. Dit loopbaanadvies mag maximaal € 750,-- kosten.
Beperking
De werknemer komt niet in aanmerking voor een scholingsbijdrage indien het cursussen betreft op het gebied van handvaardigheid en sport tenzij aange- toond kan worden dat de cursus nodig is voor een toekomstige baan waarover concrete afspraken zijn gemaakt. Het sociaal secretariaat besluit op basis van de aangeleverde informatie of een werknemer in aanmerking komt voor een bijdrage. In geval van twijfel kan extra informatie worden opgevraagd en zal de aanvraag inclusief een advies worden voorgelegd aan de beide voorzitters van het Georganiseerd Overleg.
De toekenning van de scholingsbijdrage vindt plaats op basis van volgorde van binnenkomst. Dus wie het eerst komt, het eerst maalt. Er zal echter nooit meer scholingsbijdrage aan werknemers toegekend worden dan 0,2% van de loonsom van de werkgever in het betreffende jaar.
De regeling employability staat los van de regeling overige opleidingssubsidies (2.b.) en is niet bedoeld voor (gedeeltelijk) functiegebonden opleidingen.
Aanvraagprocedure
Als een werknemer in aanmerking wil komen voor een bijdrage in de scholings- kosten kan hij daarvoor rechtstreeks bij het sociaal secretariaat een aanvraag indienen. De aanvraag dient te geschieden middels de daarvoor beschikbaar gestelde aanvraagformulieren en in te sturen per email naar: xxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx.
Uitbetaling
Een werknemer die in aanmerking komt voor een bijdrage in de scholings- kosten ontvangt na overlegging van de betalingsdocumenten een vergoeding vanuit het fonds Collectieve Belangen Vleessector. De financiële administratie gaat over tot uitbetaling na controle en fiattering door de secretaris.
2.f. EVC Erkenning Verworven Competenties
Periode
De ingangsdatum voor deze subsidie is 1-4-2009.
Doel
Het erkennen van eerder verworven competenties.
Hoogte
De werkgever kan voor EVC-trajecten subsidie ontvangen vanuit het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector. De subsidie bedraagt 50% van de kosten voor een EVC-traject. De kosten van een interne assessor zijn eveneens 50% subsidiabel met een maximum van € 625,00 per werknemer.
Beperkingen
• Subsidie zal pas worden toegekend wanneer er certificaten zijn verstrekt voor de reeds aanwezige competenties of bij het behalen van een diploma;
• Deze subsidie is niet te combineren met de subsidies genoemd onder 2.a en 2.b;
• Om in aanmerking te kunnen komen voor een opleidingssubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector vermelde bijdrage af te dragen;
• Een uitleen-, inleen of uitzendorganisatie dient SNA gecertificeerd te zijn om in aanmerking te komen voor subsidie, danwel dient een uitleen-, inleen of uitzendorganisatie aantoonbaar te kunnen maken dat aan alle SNA voor- waarden wordt voldaan.
• Een bedrijf dient jaarlijks een opgave te doen conform artikel 57 van de CAO Vleessector;
• Een bedrijf is verantwoordelijk voorafgaand aan elk kalenderjaar een oplei- dingsplan in te dienen, opleidingsplannen die na 1 mei van een kalender- jaar worden ingediend komen in principe niet meer in aanmerking voor subsidie. Het bestuur kan evenwel besluiten hier in uitzonderlijke gevallen van af te wijken;
• Uitgezonderd van deze subsidieregeling zijn reis- en verblijfkosten;
• Bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie kan rekening worden gehouden met subsidies die door andere subsidiënten zijn toegekend die door andere subsidiënten zijn toegekend, opdat het totaal aan verkregen subsidies nooit meer bedraagt dan 100 % van de kosten exclusief BTW;
• Het bestuur is bevoegd om nadere eisen te stellen aan de inhoud van de te subsidiëren opleidingen;
• Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verant- woording dient te voldoen;
• De stichting behoudt zich het recht voor om genoemde subsidie tussentijds aan te passen. In geval van aanpassing zullen de werkgevers zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd;
• Een bedrijf kan in enig kalenderjaar nooit meer opleidingssubsidie ontvangen voor zijn medewerkers dan de som van de betaalde premies aan het FCBVleessector in het voorgaande jaar. Onder opleidingssubsidie wordt verstaan de leeftijdssubsidie (2a), de opleidingssubsidie (2b) en de subsidie EVC (2f).
Als er geen gegevens van de loonsom van het voorgaande jaar beschik- baar zijn zal worden uitgegaan van een schatting van de loonsom van het lopende kalenderjaar;
• Aanspraken ouder dan drie jaar worden niet gehonoreerd.
Aanvraagprocedure
Subsidieaanvragen dienen betrekking te hebben op (de betaalbaar gestelde facturen in) een kalenderjaar en moeten vóór 15 april van het daaropvolgende jaar worden ingediend bij Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector, p/a Sociaal secretariaat, per email xxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx.
Bij de aanvragen dienen kopieën van de betrokken facturen te worden meege- stuurd, alsmede het opleidingsplan van het desbetreffende kalenderjaar te worden meegezonden, voor zover dit nog niet was aangeleverd. Wanneer er sprake is van een subsidieaanvraag inzake interne assessoren dient een inzich- telijke tijdsregistratie meegestuurd te worden, tezamen met een loonstrook van
de assessor, waaruit het uurloon over de aanvraagperiode blijkt. Het bestuur is bevoegd om nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen. De subsidieverstrekking is ter beoordeling van de secretaris van FCB Vlees- sector. De secretaris beoordeelt de aanvraag en kent de subsidies toe.
Uitbetaling subsidieaanvraag
De subsidieaanvraag dient gericht te worden aan Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector (FCB Vlees), p/a Sociaal secretariaat, per email subsidie@ xxxxxxxxxx.xx. Onder vermelding van:
• de NAW-gegevens van het bedrijf;
• het bankrekeningnummer en het fondsdebiteurennummer van het leerbe- drijf;
• een omschrijving van de opleiding en overzicht deelnemers;
• met een specificatie van de kosten en/of leermiddelen.
De financiële administratie gaat tot uitbetaling over na goedkeuring van de subsidieaanvraag door de secretaris.
2.g. Pilot subsidie Leerwerkplekken
Periode
De subsidie leerwerkplekken is aan te vragen voor leerwerkplekken die na 1 april 2011 zijn aangegaan.
Doel
Jongeren van 16 tot 27 jaar met beperkende mogelijkheden (behorend tot de doelgroep van de Participatiewet), die met ondersteuning wel bemiddelbaar zijn naar reguliere banen in de vleessector, een leerwerkplek aan te bieden met een looptijd van drie maanden, met de intentie om hen na afloop van de leerwerk- plek periode een dienstverband (al dan niet in combinatie met een aanvullend opleidingstraject) aan te bieden.
Hoogte
De subsidie bedraagt € 1.500,00 voor 3 maanden leerwerkplek. Voor een kortere periode leerwerkplek zal de subsidie naar rato per maand worden uitge- keerd. Wanneer de leerling na zes maanden na start van de leerwerkplek nog steeds in dienst is van de werkgever, ontvangt deze een aanvullende subsidie van € 500,00.
Beperkingen
• Om in aanmerking te kunnen komen voor een opleidingssubsidie dient de werkgever de in artikel 5 van de CAO Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector vermelde bijdrage af te dragen;
• Een bedrijf dient jaarlijks een opgave te doen conform artikel 57 van de CAO Vleessector;
• Een bedrijf is verantwoordelijk voorafgaand aan elk kalenderjaar een oplei- dingsplan in te dienen, opleidingsplannen die na 1 mei van een kalender- jaar worden ingediend komen in principe niet meer in aanmerking voor subsidie. Het bestuur kan evenwel besluiten hier in uitzonderlijke gevallen van af te wijken;
• De werkgever dient in de subsidieaanvraag aan te tonen dat de leer-
werkplek is verstrekt aan een jongere van 16 tot 27 jaar met beperkende mogelijkheden (behorend tot de doelgroep van de Participatiewet), die met ondersteuning wel bemiddelbaar zijn naar reguliere banen in de vlees- sector;
• Voor de aanvullende subsidie dient de werkgever aan te tonen dat de leer- ling / werknemer zes maanden na start van de leerwerkplek nog steeds in dienst is van de werkgever;
• De leerwerkplek periode bedraagt minimaal één maand;
• Voorafgaand aan ieder kalenderjaar zijn bedrijven verantwoordelijk voor het indienen van een scholingsplan, willen zij voor deze subsidie in aanmer- king komen;
• De Stichting behoudt zich het recht voor om genoemde subsidies tussen- tijds aan te passen. In geval van aanpassing zullen de werkgevers zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd;
• Aanspraken ouder dan drie jaar worden niet gehonoreerd
Aanvraagprocedure
Subsidieaanvragen dienen betrekking te hebben op een kalenderjaar en moeten vóór 15 april van het daaropvolgende jaar worden ingediend bij Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector, en s.v.p. per email versturen naar: xxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx. Bij de aanvragen dienen kopieën van de betrokken bewijsstukken te worden meegestuurd, alsmede de ingevulde vragenlijst scho- ling van het desbetreffende kalenderjaar te worden meegezonden, voor zover dit nog niet was aangeleverd. Het bestuur is bevoegd om nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden bescheiden c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen. De subsidieverstrekking is ter beoordeling van de secretaris van FCB Vleessector. De secretaris beoordeelt de aanvraag en kent de subsidies toe.
Uitbetaling subsidieaanvraag
De subsidieaanvraag dient gericht te worden aan Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector (FCBVlees), p/a Sociaal secretariaat, en s.v.p. per email versturen naar: xxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx. Onder vermelding van:
• de NAW-gegevens van het bedrijf;
• het bankrekeningnummer en het fondsdebiteurennummer van het leerbe- drijf;
• een omschrijving van de opleiding en overzicht deelnemers;
• met een specificatie van de kosten en/of leermiddelen.
De financiële administratie gaat tot uitbetaling over na goedkeuring van de subsidieaanvraag door de secretaris.
3. Tekeningsbevoegdheid
Facturen worden gecontroleerd aan de hand van de door het bestuur bekrach- tigde subsidiereglement. Facturen tot € 50.000 kunnen namens het bestuur worden ondertekend door de secretaris en de (vice)voorzitter. Over facturen van € 50.000 of meer dient het bestuur te beslissen, dat wil zeggen dat er door ten minste één bestuurslid werknemerszijde en ten minste één bestuurslid werkgeverszijde dient te worden getekend.
4. Stuurinformatie FCBVlees-bestuur
Het FCBVlees bestuur is verantwoordelijk voor een goed fondsbeheer en verkrijgt daartoe tijdig de beschikking over de volgende stukken:
• relevante vergaderstukken;
• financiële rapportage per periode;
• projectenoverzicht (stand van zaken);
• begroting;
• jaarrekening.
REGLEMENT ZWAAR WERK VLEESSECTOR
Artikel 1 - Definities
In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de definities zoals omschreven in de cao Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector (hierna cao). Verder wordt in afwijking van en in aanvulling op die definities verstaan onder:
1. AOW-gerechtigde leeftijd: de pensioengerechtigde leeftijd zoals bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
2. Werknemer: de werknemer zoals bedoeld in artikel 1b lid 5 van de cao.
3. Werkgever: de werkgever zoals bedoeld in artikel 1b lid 4 van de cao die een Vaststellingsovereenkomst aangaat of is aangegaan zoals bedoeld in lid 8 van dit artikel.
4. Uitkering: het bedrag dat werknemer en werkgever vastleggen in de Vast- stellingsovereenkomst en dat is vastgesteld volgens de in bijlage 1 bij dit reglement opgenomen staffel.
5. Uitkeringsgerechtigde: degene die op grond van het reglement zwaar werk, recht heeft op een uitkering.
6. Uittredingsdatum: de dag waarop de arbeidsovereenkomst tussen de werk- nemer en zijn werkgever op verzoek van de werknemer feitelijk middels de vaststellingsovereenkomst is beëindigd.
7. Uitvoeringsorganisatie: het Fonds Collectieve Belangen voor de Vlees- sector (Fonds). Het Fonds kan derde(n) inschakelen voor de uitvoering van dit reglement.
8. Vaststellingsovereenkomst: overeenkomst zoals bedoeld in de bijlage bij het reglement zwaar werk waarin de uittredingsdatum en het uitkeringsbe- drag is vastgelegd.
Artikel 2 - Recht op uitkering
1. Recht op een uitkering, onder de voorwaarden als uitgewerkt in dit regle- ment, heeft de werknemer die:
a. in de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025 op de uittre- dingsdatum een leeftijd heeft bereikt die maximaal drie jaar en mini- maal 1 maand voor zijn AOW-gerechtigde leeftijd ligt, en
b. direct voorafgaand aan de uittredingsdatum tenminste 20 jaar in een directe productiefunctie (”vlees in de handen”) bij een werkgever vallend onder de cao voor de vleessector heeft gewerkt, waarvan de laatste 10 jaar bij de huidige werkgever of diens rechtsvoorganger.
2. Geen recht op een uitkering heeft de werknemer:
a. die recht heeft op een IVA-uitkering ;
b. die ziek is gemeld, gedurende de eerste twee ziektejaren;
c. die is gestopt met werken op de datum van inwerkingtreding van dit
reglement, al dan niet met pensioen is gegaan en die vervolgens weer gaat werken.
d in het kader van het beëindigen van de arbeidsovereenkomst een beroep doet op een loonvervangende uitkering op grond van de Werk- loosheidswet (WW).
Artikel 3 - Duur, hoogte en uitbetaling uitkering
1. Aan de uitkeringsgerechtigde wordt een maandelijkse uitkering in de zin van deze regeling toegekend met ingang van de uittredingsdatum. De uitke- ring wordt voor maximaal 36 maanden toegekend. De uitkering komt tot uitbetaling nadat de financiële bijdrage zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, door de werkgever aan de Uitvoeringsinstantie is voldaan en vangt aan op de eerste van de maand en eindigt aan het einde van de maand.
2. De hoogte van de totale uitkering is afhankelijk van het aantal maanden tussen de uittredingsdatum en het bereiken van de AOW-gerechtigde leef- tijd en wordt op de datum van ondertekening van de vaststellingsovereen- komst tevens beëindigingsovereenkomst vastgesteld volgens de in bijlage 1 opgenomen staffel. Dit geldt voor de uitkeringsgerechtigde die vooraf- gaand aan de uittredingsdatum werkzaam was op basis van een fulltime arbeidsovereenkomst.
3. De maandelijkse bruto uitkering bedraagt het totaal bedrag zoals bedoeld in lid 2 gedeeld door het aantal maanden tussen de uittredingsdatum en de AOW-gerechtigde leeftijd, maar kan nooit meer bedragen dan het van RVU-heffing vrijgestelde bedrag.
4. De uitkering wordt maandelijks door de uitvoeringsorganisatie aan de uitke- ringsgerechtigde betaald, onder aftrek van de wettelijk verplichte inhou- dingen. De uitkeringsgerechtigde ontvangt maandelijks een (digitale) specifi- catie van de betaalde uitkering en eenmaal per jaar een (digitale) jaaropgave.
5. De uitkeringsgerechtigde die voorafgaand aan de uittredingsdatum gedeel- telijk arbeidsgeschikt was, heeft recht op een uitkering naar rato van het gedeelte dat hij arbeidsgeschikt is.
6. De uitkeringsgerechtigde die voorafgaand aan de uittredingsdatum een parttime dienstverband had, heeft recht op een uitkering naar rato van zijn arbeidsduur ten opzichte van een fulltime dienstverband.
7. Voor de toepassing van deze regeling wordt een werknemer die deelneemt aan een “00-00-000” regeling aangemerkt als een werknemer met een parttime dienstverband. Voor de toepassing van deze regeling wordt een werknemer die deelneemt aan een “00-000-000” regeling aangemerkt als een werknemer met een voltijds dienstverband.
Artikel 4 - Einde recht op uitkering
1. Het recht op uitkering op grond van deze regeling eindigt met ingang van de dag waarop de uitkeringsgerechtigde de voor hem geldende AOW-gerech- tigde leeftijd bereikt.
2. Het recht op uitkering eindigt vóór de in het eerste lid bedoelde datum als de uitkeringsgerechtigde:
a. opnieuw een dienstbetrekking aanvaardt, niet zijnde een vrijwilligers- overeenkomst, en wel met ingang van de eerste dag waarop hij in die dienstbetrekking werkzaam is;
b. zich op of na de uittredingsdatum vestigt als ondernemer en inkomsten als zelfstandige uit deze onderneming verkrijgt, dan wel reeds vooraf- gaand aan de uittredingsdatum was gevestigd als ondernemer, er inkom- sten als zelfstandige uit deze onderneming worden verkregen en het aantal uren waarop werkzaamheden als zelfstandige worden verricht, wordt verhoogd op of na de uittredingsdatum;
x. xxxxxxx van overlijden met ingang van de dag na de laatste dag van de tweede maand na de maand waarin het overlijden plaatsvond.
Artikel 5 - Aanvragen uitkering en verstrekken van gegevens
1. De werknemer die in aanmerking wenst te komen voor een uitkering op grond van deze regeling dient minimaal één maand vóór de uittredingsdatum geza- menlijk met zijn werkgever een daartoe strekkende aanvraag in.
2. De werknemer en werkgever ontvangen een bevestiging van de deelname aan de regeling van de uitvoeringsorganisatie.
3. Indien de uitkering later wordt aangevraagd dan de in lid 1 gestelde termijn, doet dit niets af aan het recht van de werknemer op de uitkering, maar wordt het bedrag later uitgekeerd.
4. De aanvraag wordt ingediend bij de uitvoeringsorganisatie met gebruik- making van het daartoe bestemde aanvraagformulier, dat volledig en naar waarheid wordt ingevuld en ondertekend, en onder bijvoeging van de gevraagde bewijsstukken.
5. Tevens dienen de werknemer en de werkgever alle informatie in waarvan hen bekend is dat die relevant is voor het vaststellen van het recht op uitkering.
6. De werknemer die in aanmerking wenst te komen voor de uitkering en zijn werkgever verklaren zich bij de aanvraag akkoord met de op hen van toepas- sing zijnde rechten en verplichtingen die voortvloeien uit dit reglement.
7. De uitkeringsrechtigde verstrekt onverwijld uit eigen beweging informatie aan de werkgever en de uitvoeringsorganisatie over het aanvaarden van een dienstbetrekking en/of het verrichten van werkzaamheden als zelfstan- dige en/of het ontvangen van een loonvervangende uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) na de uittredingsdatum. De uitkeringsorgani- satie kan dit periodiek (laten) toetsen.
8. Gedurende de looptijd van de uitkering is de uitkeringsgerechtigde, in aanvulling op het bepaalde in lid 7, verplicht om uit zichzelf dan wel op verzoek van de uitvoeringsorganisatie alle informatie aan de uitvoeringsor- ganisatie te verstrekken waarvan hem redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat die van invloed is op het voortbestaan van het recht, de hoogte en de duur van de uitkering.
Artikel 6 – financiering van de uitkering
1. De uitkering wordt gefinancierd door de werkgever die met de werknemer de vaststellingsovereenkomst heeft ondertekend.
2. De werkgever maakt uiterlijk 1 maand voorafgaand aan de ingangsdatum van de uitkering het totaal bedrag van de uitkering zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid onder vermelding van de werknemer over aan de uitvoerings- organisatie.
3. De werkgever die nalaat de in het tweede lid door hem af te dragen bijdrage te voldoen of tijdig te voldoen, is naast het verschuldigde bedrag wettelijke rente als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd.
4. Wanneer de werkgever nalaat de bijdrage af te dragen of tijdig af te dragen, zal de uitvoeringsorganisatie eenmaal een herinnering sturen met de mededeling dat de betaling binnen 14 dagen moet zijn ontvangen.
5. Wanneer de werkgever niet binnen die termijn betaalt, zal de gehele vorde- ring zonder verder bericht uit handen worden gegeven aan een incasso- bureau.
6. De kosten ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten komen, conform de wettelijk maximaal toegestane vergoeding zoals vastgesteld in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten of enige regelgeving die in plaats van dit besluit zal gelden, voor rekening van de werkgever.
7. Indien de uitkering eindigt als gevolg van artikel 4 lid 2 sub a, b of d wordt het teveel door de werkgever betaalde bedrag aan de werkgever terug- gestort.
Artikel 7 - Intrekking en wijziging van een besluit tot uitkering
1. Indien de uitkeringsgerechtigde de op grond van deze regeling gevraagde of uit eigen beweging te verstrekken inlichtingen niet, niet tijdig of onjuist verstrekt, kan een besluit tot toekomstige uitkering, dan wel tot een reeds lopende uitkering, worden ingetrokken en stopgezet. Uitkeringsgerechtigde wordt geacht de in dit lid bedoelde inlichtingen niet of niet tijdig te hebben verstrekt, indien de uitvoeringsorganisatie de inlichtingen niet binnen twee maanden na ontvangst van de eerste oproep daartoe of nadat het uit eigen beweging te melden feit bekend is bij uitkeringsgerechtigde, heeft ontvangen.
2. De uitvoeringsorganisatie is bevoegd de door de uitvoeringsorganisatie opgelopen schade als gevolg van door uitkeringsgerechtigde niet, niet tijdig of onjuist verstrekte inlichtingen of anderszins niet voldoen aan de in deze regeling gestelde voorwaarden, al dan niet bestaand uit teveel betaalde uitke- ringen, sociale lasten en rente, te verhalen op uitkeringsgerechtigde. Daarbij behoudt de uitvoeringsorganisatie zich het recht voor verhaal te halen door middel van vermindering van de lopende uitkering.
3. Wanneer sprake is van fraude, valsheid in geschrifte of enig ander misdrijf als vermeld in het Wetboek van Strafrecht, dan kan de uitvoeringsorganisatie daarvan aangifte doen. Dat laat onverlet de mogelijkheid om in civielrechtelijke procedures of anderszins eventuele schade, al dan niet in de vorm van onver- schuldigde betalingen, op betrokkene te verhalen.
4. De vorige leden zijn niet van toepassing, indien de uitkeringsgerechtigde van een gedraging als daar bedoeld redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt, waarvan is uitgesloten een beroep op het niet kennen van de inhoud van deze regeling.
5. De uitvoeringsorganisatie stuurt aan de uitkeringsgerechtigde schriftelijk en gemotiveerd een beslissing van het feit dat een sanctie zoals bedoeld in dit artikel aan de uitkeringsgerechtigde wordt opgelegd, waarbij in ieder geval vermeld zal worden waarom deze sanctie wordt opgelegd en wat de hoogte en duur van de sanctie is.
Artikel 8 - Terugvordering onverschuldigd betaalde uitkering
1. Indien de uitkering geheel of gedeeltelijk onverschuldigd is betaald, kan die uitkering of dat deel van de uitkering worden teruggevorderd van de persoon aan wie onverschuldigd is betaald. Geen terugvordering zal plaats- vinden na het verstrijken van een termijn van vijf jaar na de datum waarop de uitvoeringsorganisatie heeft geconstateerd dat de uitkering onverschul- digd is betaald. De uitvoeringsorganisatie doet de betreffende persoon van die constatering onverwijld schriftelijk mededeling.
2. Wanneer blijkt dat een uitkering onverschuldigd is betaald, zijn zowel de uitvoeringsorganisatie als de werkgever gerechtigd het teveel betaalde bedrag terug te vorderen. De uitvoeringsorganisatie en werkgever treden hierover gezamenlijk in overleg.
3. De uitkeringsgerechtigde ontvangt een beslissing waarin aan deze persoon gemotiveerd wordt meegedeeld dat aan hem onverschuldigd is betaald, alsmede de termijn waarbinnen hij het onverschuldigd betaalde bedrag dient terug te betalen. Deze termijn bedraagt twee weken.
4. Voor zover mogelijk zal de terugvordering worden verrekend met de nog uit te betalen uitkering. De uitvoeringsorganisatie stelt de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald daarvan schriftelijk op de hoogte.
5. Indien de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald niet in staat is het nog openstaande bedrag ineens terug te betalen, dan kan hij om een beta- lingsregeling verzoeken. Hij dient dit verzoek, voorzien van onderbouwing, binnen twee weken na dagtekening van de in lid 3 bedoelde beslissing in bij de uitvoeringsorganisatie. De uitvoeringsorganisatie neemt, na overleg met de werkgever binnen 2 weken een besluit op het verzoek.
6. Wanneer de uitvoeringsorganisatie niet tegemoetkomt aan een verzoek tot het treffen van een betalingsregeling, zal de uitvoeringsorganisatie de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald hiervan schriftelijk medede- ling doen. Aan de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald, wordt dan
het verzoek gedaan de onverschuldigd betaalde uitkering alsnog binnen twee weken terug te betalen.
7. Wanneer terugvordering over het lopende kalenderjaar plaatsvindt zal terugvordering van het netto te veel betaalde bedrag plaatsvinden. Xxxxx terugvordering plaats na afloop van het kalenderjaar waarin de uitkering onverschuldigd is betaald, dan wordt het bruto te veel betaalde bedrag teruggevorderd.
8. Wanneer de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald niet tijdig aan de verplichting tot terugbetaling voldoet, of – in het geval van een betalingsrege- ling – zijn periodiek niet tijdig betaalt, zal de uitvoeringsorganisatie de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald eenmaal een herinnering sturen met de mededeling dat de betaling binnen 14 dagen moet zijn ontvangen.
9. Wanneer de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald niet binnen die termijn betaalt of wanneer hij een tweede maal een periodiek mist, zal de gehele vordering zonder verder bericht uit handen worden gegeven aan een incassobureau. De kosten ter zake van de buitengerechtelijke incas- sokosten komen, conform de wettelijk maximaal toegestane vergoeding zoals vastgesteld in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incas- sokosten of enige regelgeving die in plaats van dit besluit zal gelden, voor rekening van de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald.
10. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan de uitvoeringsor- ganisatie in overleg met de werkgever geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering.
Artikel 9 – Nadere voorschriften
Het bestuur van de uitvoeringsorganisatie is bevoegd nadere voorschriften vast te stellen die nodig zijn voor een verantwoorde uitvoering.
Artikel 10 - Hardheidsclausule
In alle gevallen waarin het aanvullingsreglement niet voorziet en in situaties waarin de toepassing van het reglement tot een onbillijke uitkomst leidt, beslist het bestuur van het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector.
Artikel 11 – Vaste Commissie
1. De werknemer die een geschil heeft met zijn werkgever over deelname aan deze regeling, de inhoud van de vaststellingsovereenkomst, dan wel de uitke- ringsgerechtigde die zich niet kan verenigen met een beslissing die hem betreft, kan zich schriftelijk tot de Vaste Commissie voor de vleessector wenden met het verzoek een advies over de regeling te geven.
2. Het Reglement Vaste Commissie ex artikel 1b lid 8 jo artikel 65 cao voor de Vleessector is op verzoeken zoals bedoeld in het eerste lid van toepassing.
Artikel 12 – Anti-cumulatie
De werknemer die aanspraak maakt op de uitkering conform deze regeling kan geen aanspraak maken op enig andere regeling zoals een wettelijke transitie- vergoeding of een uitkering uit hoofde van een Sociaal Plan van de werkgever.
BIJLAGE 1 BEREKENING BEDRAG RVU VLEESSECTOR
Aantal maanden voor AOW gerekend vanaf de uittredingsdatum | Percentage | Totale uitkering |
36 | 100,00 | Totale uitkering = 36 x 100% x Y* |
35 | 100,00 | Totale uitkering = 35 x 100% x Y* |
34 | 100,00 | Totale uitkering = 34 x 100% x Y* |
33 | 100,00 | Totale uitkering = 33 x 100% x Y* |
32 | 100,00 | Totale uitkering = 32 x 100% x Y* |
31 | 100,00 | Totale uitkering = 31 x 100% x Y* |
30 | 100,00 | Totale uitkering = 30 x 100% x Y* |
29 | 99,67 | Totale uitkering = 29 x 99,67% x Y* |
28 | 99,33 | Totale uitkering = 28 x 99,33% x Y* |
27 | 99,00 | Totale uitkering = 27 x 99% x Y* |
26 | 98,67 | Totale uitkering = 26 x 98,67% x Y* |
25 | 98,33 | Totale uitkering = 25 x 98,33% x Y* |
24 | 98,00 | Totale uitkering = 24 x 98% x Y* |
23 | 97,58 | Totale uitkering = 23 x 97,58% x Y* |
22 | 97,17 | Totale uitkering = 22 x 97,17% x Y* |
21 | 96,75 | Totale uitkering = 21 x 96,75% x Y* |
20 | 96,33 | Totale uitkering = 20 x 96,33% x Y* |
19 | 95,92 | Totale uitkering = 19 x 95,92% x Y* |
18 | 95,50 | Totale uitkering = 18 x 95,50% x Y* |
17 | 95,08 | Totale uitkering = 17 x 95,08% x Y* |
16 | 94,67 | Totale uitkering = 16 x 94,67% x Y* |
15 | 94,25 | Totale uitkering = 15 x 94,25% x Y* |
14 | 93,83 | Totale uitkering = 14 x 93,83% x Y* |
13 | 93,42 | Totale uitkering = 13 x 93,42% x Y* |
12 | 93,00 | Totale uitkering = 12 x 93% x Y* |
11 | 92,58 | Totale uitkering = 11 x 92,58% x Y* |
10 | 92,17 | Totale uitkering = 10 x 92,17% x Y* |
9 | 91,75 | Totale uitkering = 9 x 91,75% x Y* |
8 | 91,33 | Totale uitkering = 8 x 91,33% x Y* |
7 | 90,92 | Totale uitkering = 7 x 90,92% x Y* |
6 | 90,50 | Totale uitkering = 6 x 90,50% x Y* |
5 | 90,08 | Totale uitkering = 5 x 90,08% x Y* |
4 | 89,67 | Totale uitkering = 4 x 89,67% x Y* |
3 | 89,25 | Totale uitkering = 3 x 89,83% x Y* |
2 | 88,83 | Totale uitkering = 2 x 88,83% x Y* |
1 | 88,42 | Totale uitkering = 1 x 88,42% x Y* |
0 | 88,00 | Totale uitkering = 0 x 88% x Y* |