Artikel 1. Naam en zetel.
Artikel 1. Naam en zetel.
1. De stichting draagt de naam: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Particuliere Beveiliging.
2. De stichting is gevestigd te Amsterdam. Artikel 2.
Begripsbepalingen.
In deze statuten wordt verstaan onder:
1. werknemer:
degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht arbeid verricht voor een werkgever met uitzondering van de directeur-grootaandeelhouder;
2. werkgever:
de particuliere beveiligingsorganisatie als bedoeld in artikel 3:
- sub a (particuliere beveiligingsbedrijven).
Niet als werkgever wordt aangemerkt de organisatie die voor ten hoogste 5% van het totale sociale verzekeringsloon (sv-loon) beveiligingswerkzaamheden uitvoert en deze beveiligingswerkzaamheden uitsluitend ten behoeve van de eigen organisatie worden verricht conform de werkzaamheden van een bedrijfsbeveiligingsdienst, in de zin van artikel 3 sub d van onderstaande wet;
- sub b (particuliere alarmcentrales);
- sub c (particuliere geld- en waardetransportbedrijven, met uitzondering van KLM N.V.) en
- sub e (uitsluitend voor zover het videotoezichtcentrales betreft);
van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wet van 24 oktober 1997, Staatsblad 1997, 500, zoals laatstelijk gewijzigd op
22 november 2006, Staatsblad 2006, 588), waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2 juncto artikel 4 van de genoemde wet is verleend;
3. aangesloten werkgever: de werkgever, die:
a. krachtens de wet verplicht is tot naleving van het bij of krachtens de statuten en het pensioenreglement bepaalde;
b. ten behoeve van zijn werknemers of een groep van zijn werknemers door het bestuur als zodanig is aanvaard;
4. deelnemer:
a. de werknemer, die verplicht is tot deelneming in het fonds krachtens artikel 2 van de wet;
b. de werknemer, die niet verplicht zijnde tot deelneming, ingevolge een met de betrokken werkgever gesloten overeenkomst door het bestuur als deelnemer is toegelaten;
x. xxxxxx, die deelnemer was als bedoeld onder a of b en de deelneming individueel voortzet;
5. aspirant-deelnemer:
de werknemer die de eerste dag van de maand, waarin de leeftijd van eenentwintig jaar ligt, nog niet heeft bereikt en die deelnemer zou zijn als hij/zij de eenentwintigjarige leeftijd zou hebben bereikt;
6. gewezen deelnemer:
degene, wiens deelneming is geëindigd en die aanspraak op uitgesteld ouderdomspensioen heeft, dan wel in het genot is van een ouderdomspensioen;
7. fonds: de in artikel 1 genoemde stichting;
8. bestuur: het bestuur van het fonds;
9. administrateur: de administrateur bedoeld in artikel 10;
10. wet: de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;
11. pensioenreglement: het reglement, waarin de pensioenaanspraken van de deelnemers, gewezen deelnemers en hun na te laten betrekkingen, zijn omschreven en waarin voorts al die onderwerpen zijn opgenomen, welke nog nadere regeling behoeven;
12. accountant: een accountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek;
13. de Nederlandsche Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;
14. directeur-grootaandeelhouder:
a. persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen;
b. indirect persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen; of
c. houder van certificaten van aandelen, uitgegeven door tussenkomst van een administratiekantoor waarvan hij voor ten minste een tiende deel in het bestuur vertegenwoordigd is, welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen;
15. voorzitter: de onafhankelijke voorzitter, als bedoeld in artikel 6, vierde lid;
16. belanghebbenden: de werkgevers, (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden;
17. ontstentenis: van ontstentenis is sprake als een bestuurslid niet langer in functie is, bijvoorbeeld als gevolg van overlijden of het beschikbaar stellen van de functie;
18. belet: onder xxxxx wordt in dit artikel verstaan:
i) Schorsing;
ii) Ziekte;
iii) Onbereikbaarheid;
iv) Tegenstrijdig belang;
waarbij voor de gevallen bedoeld onder sub ii) en iii) geldt dat er sprake moet zijn van de situatie dat gedurende een termijn van vijf dagen geen mogelijkheid van contact tussen de betreffende bestuurder en het pensioenfonds heeft bestaan, tenzij het bestuur in een voorkomend geval een andere termijn vaststelt.
Artikel 2A.
Vrijwillige aansluiting.
1. Vrijwillige aansluiting is mogelijk voor de natuurlijke persoon of rechtspersoon:
- die een onderneming exploiteert die zich in overwegende mate bezighoudt met het uitoefenen van activiteiten die verwant zijn aan activiteiten die worden verricht door een werkgever als bedoeld in artikel 2, tweede lid; of
- die deel uit maakt van een economische en/of organisatorische eenheid die zich in overwegende mate bezighoudt met het uitoefenen van activiteiten die worden verricht door een werkgever als bedoeld in artikel 2 tweede lid.
2. Vrijwillige aansluiting als bedoeld in het eerste lid is slechts mogelijk indien:
a. de loonontwikkeling bij de natuurlijke of rechtspersoon ten minste gelijk is aan de loonontwikkeling die geldt voor werkgevers als bedoeld in artikel 2, tweede lid, en de natuurlijke of rechtspersoon deelneemt in de sociale fondsen die voor die werkgevers actief zijn of zullen zijn; of
b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de natuurlijke of rechtspersoon en een werkgever; of
c. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de natuurlijke of rechtspersoon wel onder de werkingssfeer van het fonds viel.
3. De vrijwillige aansluiting wordt neergelegd in een overeenkomst tussen het fonds en de vrijwillig aan te sluiten onderneming. Het fonds is bevoegd in deze uitvoeringsovereenkomst inzake vrijwillige aansluiting nadere voorwaarden te stellen.
Artikel 3.
Doel en werkingssfeer.
1. Het fonds heeft ten doel het verlenen van pensioenen aan de deelnemers, aan de gewezen deelnemers, alsmede aan overige belanghebbenden.
2. Het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota betreffende het te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen waarop het rust, gemotiveerd omschreven zijn en waartegen de Nederlandsche Bank geen bedenkingen heeft geuit. Wijzigingen in deze nota worden onverwijld aan de Nederlandsche Bank overgelegd.
3. De werkingssfeer van het fonds betreft de werkgevers in de zin van deze statuten.
Artikel 4. Financiering.
1. De inkomsten van het fonds bestaan uit:
a. de bijdragen van de aangesloten werkgevers;
b. de bijdragen van de deelnemers;
c. beleggingsopbrengsten;
d. al hetgeen op andere wijze wordt verworven;
x. xxxxxxxxxxxxx, die nimmer anders aanvaard mogen worden dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
2. De uitgaven van het fonds bestaan uit:
a. uitkeringen aan deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden;
b. overige uitgaven.
3. Het fonds draagt er zorg voor dat de bezittingen van het fonds, tezamen met de te verwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en (het) reglement(en) voortvloeiende pensioenverplichtingen.
4. Het fonds draagt er zorg voor dat de aanspraken die de deelnemers bij beëindiging van de deelname aan het reglement kunnen ontlenen in elk geval steeds aan het einde van ieder kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig zijn gefinancierd.
Artikel 5. Deelneming.
1. De toelating van een deelnemer als bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder b, is alleen mogelijk, indien de werkgever voor alle werknemers in zijn dienst, die tot eenzelfde groep behoren, toelating verzoekt.
2. Voortzetting van de deelneming, als bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder c, geschiedt op de wijze en onder de voorwaarden als bepaald bij of krachtens het pensioenreglement.
3. De hoedanigheid van deelnemer als bedoeld in artikel 2, vierde lid wordt, wanneer deze zou eindigen of al is geëindigd, behouden respectievelijk herkregen, indien, voorzover en zolang de premie volgens de bepalingen van het pensioenreglement in verband met zijn arbeidsongeschiktheid geacht wordt te zijn voldaan.
Artikel 6. Bestuur.
1. Het fonds heeft een omgekeerd gemengd bestuur. De belanghebbenden zijn op een zo evenwichtig mogelijke wijze vertegenwoordigd in het bestuur.
2. Het bestuur van het fonds bestaat uit negen leden, van wie twee uitvoerende en zeven niet uitvoerende bestuursleden.
3. De bestuursleden worden benoemd na het horen van het verantwoordingsorgaan over de procedure.
4. De niet uitvoerende bestuursleden bestaan uit zes bestuursleden die de belanghebbenden vertegenwoordigen en een onafhankelijke voorzitter. De voorzitter is geen vertegenwoordiger van de belanghebbenden van het fonds.
5. De uitvoerende bestuursleden worden benoemd door de niet uitvoerende bestuursleden, na het horen van de uitvoerende bestuursleden. Een uitvoerend bestuurslid kan worden ontslagen of geschorst door de niet uitvoerende bestuursleden, na het horen van het desbetreffende lid en de overige uitvoerende bestuursleden.
6. De niet uitvoerende bestuursleden, met uitzondering van de voorzitter, worden benoemd door het bestuur, op de wijze zoals omschreven in het zevende lid.
Een niet uitvoerend bestuurslid, met uitzondering van de voorzitter, kan worden ontslagen of geschorst door het bestuur, na het horen van het desbetreffende lid en de voorzitter.
7. De niet uitvoerende bestuursleden die de belanghebbenden vertegenwoordigen, worden, na het horen van het verantwoordingsorgaan over de procedure, als volgt benoemd:
a. drie op voordracht van de Nederlandse Veiligheidsbranche;
b. twee op voordracht van de volgende vakorganisaties gezamenlijk, te weten:
- door Federatie Nederlandse Vakbeweging, gevestigd te Amsterdam;
- door de CNV Vakmensen, gevestigd te Hoofddorp;
- door de Unie, gevestigd te Culemborg;
c. één na verkiezing door de pensioengerechtigden. Het bestuur legt de verkiezingsprocedure vast in een verkiezingsreglement.
8. De voorzitter wordt benoemd door de niet uitvoerende bestuursleden, op voordracht van de uitvoerende bestuursleden. De voorzitter wordt ontslagen of geschorst door de niet uitvoerende bestuursleden gehoord de uitvoerende bestuursleden en de voorzitter.
9. De bestuursleden zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds. Benoeming of voordracht vindt plaats op basis van het voor het desbetreffende bestuurslid geldende functieprofiel. In het functieprofiel zijn de vereiste geschiktheid en competenties en het benodigde tijdsbeslag vastgelegd. Benoeming vindt niet plaats indien de niet uitvoerende bestuursleden dan wel het bestuur van oordeel zijn/is dat de kandidaat niet voldoet aan het functieprofiel. De niet uitvoerende bestuursleden dan wel het bestuur leggen/legt de overwegingen vast waarom een kandidaat wordt benoemd. Het voorgaande geldt ook bij herbenoeming van een zittend bestuurslid.
10. Van de bestuursleden staat de betrouwbaarheid buiten twijfel. De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de toezichthouder voor de toepassing van de Pensioenwet is vastgesteld, zolang niet een wijziging van in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuw beoordeling. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid van een van de bestuursleden, stelt het fonds de toezichthouder daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
11. Het bestuur meldt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf aan de toezichthouder. Een dergelijke wijziging wordt niet doorgevoerd, indien:
a. de toezichthouder binnen zes weken na ontvangst van de melding van de wijziging aan het fonds bekend maakt dat hij niet met de voorgenomen wijziging instemt; of
b. de toezichthouder om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht en binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het fonds bekend maakt dat hij niet met de voorgenomen wijziging instemt.
12. De benoeming geschiedt voor vier jaar met inachtneming van het bepaalde in het vierde lid. Het afgetreden bestuurslid is maximaal twee keer herbenoembaar. Indien daar gegronde redenen voor zijn, zulks ter beoordeling door het bestuur, kan een bestuurslid meer dan twee keer worden herbenoemd. Het bestuur besluit in onderling overleg wanneer een bestuurslid aftreedt.
13. Het lidmaatschap van een bestuurslid eindigt door:
a. periodiek aftreden;
b. opzeggen door de werkgeversvereniging of vakorganisaties die het bestuurslid heeft voorgedragen wanneer de binding tussen die organisatie en het bestuurslid verbroken is of door het bestuurslid zelf;
c. overlijden;
d. indien het bestuur het desbetreffende bestuurslid ontslaat, hetzij op verzoek van de betrokken werkgeversvereniging of vakorganisaties hetzij ingeval van disfunctioneren als bedoeld in lid 16;
e. ontslag door het bestuur als bedoeld in lid 6; alsmede
f. ontslag door de niet uitvoerende bestuursleden als bedoeld in lid 5 en 8
14. In een tussentijdse vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan een opvolger benoemd, zo nodig op voordracht van de werkgeversvereniging of vakorganisaties die, gelet op het bepaalde in lid 7, onder a of b, daarvoor in aanmerking komt, dan wel op basis van de uitslag van de laatst gehouden verkiezing voor vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het bestuur; indien op deze wijze niet in de vacature kan worden voorzien, gaat het bestuur over tot het houden van een verkiezing. Een bestuurslid dat in zo’n vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene die hij opvolgt moest aftreden. Het bestuur kan zijn bevoegdheden uitoefenen ook wanneer er vacatures zijn.
15. Het bestuur stelt een beloningsregeling voor de leden van het bestuur vast.
16. Een bestuurslid kan worden geschorst of ontslagen overeenkomstig het bepaalde in de leden 5, 6 en 8 indien het desbetreffende bestuurslid:
a. niet (naar behoren) functioneert;
b. in gebreke blijft te voldoen aan de aan het bestuurslidmaatschap gestelde verplichtingen of handelt in strijd met de statuten of reglementen van het fonds;
c. gedragingen verricht waardoor de goede naam of de belangen van het fonds worden geschaad;
d. een taak of functie uitvoert die niet verenigbaar is met het bestuurslidmaatschap.
Een besluit tot schorsing of ontslag geschiedt schriftelijk met opgave van redenen en is onmiddellijk van kracht. Het bestuur informeert de werkgeversvereniging of vakorganisatie, die het desbetreffende lid heeft voorgedragen, daarover.
Gedurende de periode van schorsing kan het geschorste bestuurslid de aan het bestuurslidmaatschap verbonden rechten niet uitoefenen. De schorsing zal worden opgeheven indien naar het oordeel van de schorsende bestuursleden niet langer sprake is van een situatie als bedoeld onder b, c of d, dan wel,
ingeval van disfunctioneren de schorsing niet binnen drie maanden door ontslag is gevolgd.
17. Het bestuurslid over wiens schorsing of ontslag wordt beraadslaagd in de gevallen als genoemd in het zestiende lid, wordt in de desbetreffende vergadering de gelegenheid geboden om te worden gehoord en heeft het recht om zich te verdedigen of te verantwoorden.
In afwijking van het bepaalde in artikel 8, vierde en zesde lid, dient een besluit tot schorsing of ontslag te worden genomen met ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin alle betrokken bestuursleden aanwezig zijn, met dien verstande dat het bestuurslid over wiens schorsing of ontslag wordt gestemd in ieder geval niet aanwezig is bij (dat deel van) de vergadering noch dat zijn stem meetelt voor de besluitvorming.
Een schorsing die niet binnen drie maanden wordt gevolgd door een besluit tot verlenging van de schorsing of ontslag eindigt door het verloop van die termijn.
18. Het bestuur kan - in geval een bestuurslid naar het oordeel van het bestuur onvoldoende functioneert - de betrokken werkgeversvereniging of vakorganisaties vragen een ander bestuurslid voor te dragen.
19. Het bestuur legt een procedure vast voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden.
20. Het bestuur evalueert in elk geval jaarlijks het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden. Hierbij betrekt het bestuur één keer in de twee jaar een derde partij.
21. De voorzitter bepaalt de agenda van de overleggen van het bestuur en het niet uitvoerend deel van het bestuur.
22. De voorzitter ziet toe op een goede samenstelling en het functioneren van het bestuur en is namens het bestuur eerste aanspreekpunt voor het verantwoordingsorgaan over het functioneren van het bestuur.
23. Bij ontstentenis of belet van de voorzitter vervangt een van de niet uitvoerende bestuursleden hem.
Artikel 7.
Bevoegdheden van het bestuur en vertegenwoordiging.
1. Het bestuur is belast met de bepaling van het beleid van het fonds, alsmede met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en de reglementen. Het dagelijks beleid van het fonds wordt overeenkomstig de mandaatregeling zoals bedoeld in artikel 8A lid 8 bepaald door de uitvoerende bestuursleden.
2. Het bestuur is bevoegd alle handelingen - daaronder begrepen het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, daaronder echter niet begrepen het aangaan van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt - te verrichten, voor zover daaromtrent bij of krachtens wettelijke voorschriften, respectievelijk bij of krachtens deze statuten of het pensioenreglement van het fonds niet anders is bepaald.
3. Het bestuur kan zijn bevoegdheden om besluiten te nemen dan wel (rechts)handelingen te verrichten in het kader van de uitvoering van de pensioenregeling van het fonds voor onbepaalde tijd mandateren. De gemandateerde bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.
4. Het bestuur kan zijn bevoegdheden om te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten in het kader van het vermogensbeheer en het vastgoedbeheer van het fonds - daaronder begrepen het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen - voor onbepaalde tijd mandateren aan de administrateur.
5. De door de administrateur op grond van de in het derde en vierde lid genomen besluiten
worden genomen onder verantwoordelijkheid van het bestuur en gelden als besluiten van het bestuur. Het bestuur is bevoegd de gemandateerde bevoegdheid te allen tijde en met onmiddellijke ingang in te trekken.
6. Met inachtneming van het in lid 8 bepaalde, vertegenwoordigen de voorzitter en een van de uitvoerende bestuursleden het fonds. Bij belet of ontstentenis van een van hen vervangt het andere uitvoerende bestuurslid hem.
7. Alle van het bestuur uitgaande stukken worden door de voorzitter en een van de uitvoerende bestuursleden ondertekend. Bij belet of ontstentenis van een van hen vervangt het andere uitvoerende bestuurslid hem. Bij belet of ontstentenis van alle uitvoerende bestuursleden wordt het fonds vertegenwoordigd door de voorzitter en een niet uitvoerend bestuurslid.
De niet uitvoerende bestuursleden zijn bevoegd om voor de duur van het belet of ontstentenis van een of meer uitvoerende bestuursleden een of twee personen aan te wijzen zodat ten minste twee uitvoerende bestuursleden aanwezig zijn om de uitvoerende bestuurstaken waar te nemen totdat de situatie van belet of ontstentenis geëindigd is of tot aanstelling van een bewindvoerder conform artikel 173 Pensioenwet. Indien een niet uitvoerend bestuurslid op grond van dit lid de uitvoerende bestuurstaken waarneemt is hij gedurende die periode niet bevoegd tot uitoefening van de bevoegdheden die in de statuten specifiek aan de niet uitvoerende bestuursleden zijn toegekend, met uitzondering van de bevoegdheid tot benoeming van een nieuwe uitvoerende bestuurder.
8. De administrateur is bevoegd het fonds onbeperkt te vertegenwoordigen bij die (rechts)handelingen, die verricht dienen te worden voor het uitvoeren van de door hem, op grond van de hiervoor in het derde en vierde lid omschreven gemandateerde bevoegdheden, genomen besluiten.
9. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
10. Het bestuur kan bepalen dat een calamiteiten- of noodprocedure van toepassing is. In deze situaties heeft het aangewezen crisisteam mandaat om besluiten te
nemen die afwijken van het beleid van het fonds, conform hetgeen is bepaald in het Business Continuity Plan van het fonds. Het crisisteam legt hierover nadien verantwoording af aan het bestuur. De besluiten van het crisisteam worden door het bestuur bekrachtigd in een volgende bestuursvergadering.
11. In geval van belet of ontstentenis van één of meerdere niet uitvoerende bestuurders zijn de overige niet uitvoerende bestuurders belast met het besturen van het fonds. Ten minste drie niet uitvoerende bestuurders dienen beschikbaar te zijn, waaronder ten minste een van de werkgeverszijde en ten minste een van werknemerszijde (waaronder mede begrepen de pensioengerechtigden). Het bestuur tracht zo spoedig mogelijk te voorzien in de ontstane vacature(s), indien noodzakelijk. In geval van belet of ontstentenis van alle niet uitvoerende bestuursleden dragen de uitvoerende bestuursleden ervoor zorg dat zo spoedig mogelijk een tijdelijk niet uitvoerend bestuurslid wordt benoemd.
12. In geval van belet of ontstentenis van het gehele bestuur is het verantwoordingsorgaan bevoegd het bestuur tijdelijk aan één of meer natuurlijke personen – al dan niet uit haar midden - op te dragen. Het verantwoordingsorgaan bepaalt in dit geval welke beslissings- en vertegenwoordigingsbevoegdheden deze beletfunctionaris toegewezen krijgt. Indien het bestuur aan een lid van het verantwoordingsorgaan wordt opgedragen, zal dit lid zijn/haar werkzaamheden als lid van het verantwoordingsorgaan opschorten zolang hij/zij in de hoedanigheid van beletfunctionaris bestuurswerkzaamheden verricht.
Artikel 7A. Geschiktheid bestuur.
1. De geschiktheid van het bestuur van het fonds dient naar het oordeel van de Nederlandsche Bank voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden.
2. De voornemens, de handelingen of de antecedenten van de bestuursleden mogen de Nederlandsche Bank geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen, bedoeld in het eerste lid, de betrouwbaarheid van de bestuursleden niet buiten twijfel staat.
3. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden en zij zorgen ervoor dat deze personen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
4. Het bestuur van het fonds brengt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf ter kennis aan de Nederlandsche Bank.
5. Een wijziging als bedoeld in het vierde lid wordt niet doorgevoerd indien de Nederlandsche Bank binnen zes weken na ontvangst van de melding, of, indien de Nederlandsche Bank om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur van het fonds bekend maakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt.
6. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten, bedoeld in het tweede lid, stelt het bestuur van het fonds de Nederlandsche Bank daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
Artikel 8. Bestuursvergaderingen.
1. Het voltallige bestuur vergadert ten minste viermaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste drie bestuursleden zulks wensen. In het laatste geval is de voorzitter verplicht een bestuursvergadering uit te schrijven binnen een maand nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen. Een bestuursvergadering kan fysiek dan wel per telefoon- en/of videoverbinding plaatsvinden.
2. Indien de voorzitter geen gevolg geeft aan een verzoek ingevolge het eerste lid, zijn de betrokken leden van het bestuur gezamenlijk tot de convocatie van de vergadering bevoegd.
3. De oproeping voor alle vergaderingen geschiedt door of namens de voorzitter per schriftelijke convocatie. De te behandelen punten worden op de oproeping vermeld. Andere punten kunnen slechts worden behandeld indien geen van de aanwezige bestuursleden zich tegen behandeling verzet.
4. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen, wanneer ten minste zes bestuursleden aanwezig zijn van wie ten minste één van werknemerszijde (waaronder mede begrepen de pensioengerechtigden) en ten minste één van werkgeverszijde. In geval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand opnieuw in vergadering bijeen geroepen. In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens onvoltalligheid geen besluit kon worden genomen.
5. De bestuursleden hebben in een vergadering van het bestuur ieder één stem, indien de aantallen ter vergadering aanwezige werkgeversleden enerzijds en werknemersleden en pensioengerechtigden leden anderzijds even groot zijn. Is dat niet het geval, dan brengt ieder aanwezige werkgevers- respectievelijk werknemerslid en pensioengerechtigden lid het aantal stemmen uit overeenkomstig het onderstaande overzicht.
Situatie | Xxxxxx aanwezige vertegenwoordiger werkgever | Aantal stemmen per persoon | Xxxxxx aanwezige vertegenwoordiger werknemer en vertegenwoordiger pensioengerechtigde | Aantal stemmen per persoon |
A | 3 | 1 | 2 | 1,5 |
B | 3 | 1 | 1 | 3 |
C | 2 | 1,5 | 3 | 1 |
D | 2 | 1 | 1 | 2 |
E | 1 | 3 | 3 | 1 |
F | 2 | 1,5 | 3 | 1 |
De aanwezige uitvoerende bestuursleden en de voorzitter hebben in ieder geval één stem.
Een bestuurslid kan een ander bestuurslid volmacht verlenen om namens hem ter vergadering aanwezig te zijn en stem uit te brengen, tenzij de aard en het onderwerp zich hiertegen verzet.
6. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders is bepaald, worden alle besluiten in een bestuursvergadering over zaken genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen in een voltallige vergadering wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Bij staking van stemmen in een niet voltallige vergadering wordt het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Staken de stemmen dan opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
De stemming moet geschieden bij hoofdelijke oproeping, wanneer één van de bestuursleden dit verlangt en alsdan mondeling. Xxxxxx stemmen tellen niet mee bij de berekening van het aantal stemmen, dat de volstrekte meerderheid uitmaakt.
7. De stemming over personen geschiedt, behoudens in die gevallen, waarin de verkiezing bij acclamatie plaatsheeft, met gesloten en ongetekende briefjes. De volstrekte meerderheid beslist. Heeft bij de stemming niemand de volstrekte meerderheid verkregen, dan heeft een tweede stemming plaats. Is er ook dan geen volstrekte meerderheid, dan heeft er tussen de kandidaten, die alsdan de meeste stemmen verkregen hebben, een herstemming plaats, nadat zonodig door een tussenstemming is uitgemaakt tussen welke personen de herstemming zal plaatshebben. Zo bij deze tussenstemming of herstemming de stemmen staken, beslist het lot. Xxxxxx uitgebrachte stemmen tellen niet mee bij de berekening van het aantal stemmen, dat de volstrekte meerderheid uitmaakt.
8. Indien de voorzitter dit wenselijk acht, kunnen in afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden besluiten schriftelijk of elektronisch (per e-mail) aan het bestuur worden gevraagd. Alle bestuursleden dienen in dat geval hun stem uit te brengen. Het besluit wordt alsdan genomen met volstrekte meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de eerstkomende bestuursvergadering aan de orde gesteld.
9. Ieder bestuurslid is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan indien ten minste een vierde van de bestuursleden het eens is met de aanwezigheid van de deskundige in de bestuursvergadering. De kosten van de deskundige voor het raadplegen of voor het bijwonen van de vergadering komen ten laste van het fonds als dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van de taak van het desbetreffende bestuurslid en het fonds van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld.
10. Het bestuur kan bepalen dat een of meer bestuursleden rechtsgeldig kunnen besluiten over zaken die tot zijn respectievelijk hun taak behoren. Een dergelijk mandaat wordt schriftelijk vastgelegd.
11. Een bestuurslid neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van het fonds of van een belanghebbende.
Wanneer op basis van het in lid 11 bepaalde geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt in overeenkomstige toepassing van het bepaalde in lid 5, het besluit alsnog genomen door het bestuur onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.
12. Geldige besluiten van het niet uitvoerend deel van het bestuur kunnen slechts genomen worden in vergadering waarin ten minste drie niet uitvoerende leden aanwezig zijn, waaronder een werkgeverslid en een werknemerslid (waaronder mede begrepen het lid namens pensioengerechtigden) en de onafhankelijk voorzitter. Het bepaalde in lid 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8A.
Taakverdeling binnen het bestuur.
1. Het bestuur als geheel is (eind)verantwoordelijk voor het bestuur van het fonds. Het bestuur als geheel bestaat uit alle bestuursleden. Daar waar in deze statuten verwezen wordt naar het bestuur wordt het bestuur als geheel bedoeld, tenzij uitdrukkelijk anders blijkt.
Ten behoeve van de taakverdeling binnen het bestuur definieert het bestuur vier portefeuilles waaraan portefeuillehouders (uitvoerende bestuursleden, niet uitvoerende bestuursleden en de onafhankelijk voorzitter) zijn gekoppeld. Deze portefeuilles zijn:
a. Governance;
b. Pensioenzaken & Communicatie;
c. Risk & Compliance;
d. Balansmanagement (vermogensbeheer & actuarieel/verslaglegging).
2. De niet uitvoerende bestuursleden houden gezamenlijk, en meer specifiek als portefeuillehouder voor de aan hen toebedeelde portefeuilles toezicht op de uitoefening van het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds.
3. De niet uitvoerende bestuursleden zijn ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Dat laatste houdt in dat beoordeeld wordt of de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
4. De niet uitvoerende bestuursleden stellen de beloning van de uitvoerende bestuursleden vast. De uitvoerende bestuursleden nemen niet deel aan de besluitvorming over het vaststellen van hun beloning.
5. De niet uitvoerende bestuursleden staan de uitvoerende bestuursleden met raad ter zijde.
6. De niet uitvoerende bestuursleden leggen verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan en de werkgever en in het jaarverslag.
7. De uitvoerende bestuursleden en onafhankelijk voorzitter dragen zorg voor adequate uitvoering van het beleid ten aanzien van de aan hen toegewezen portefeuille(s). Het mandaat hiervoor wordt vastgelegd in de jaarplannen met vooraf vastgestelde jaarbudgetten. Daarnaast is het uitvoerende bestuurslid of de onafhankelijk voorzitter verantwoordelijk voor beleidsvoorbereiding op het gebied van de aan hen toegewezen portefeuilles.
8. De uitvoerende bestuursleden en onafhankelijk voorzitter zien in het kader van de hun toegewezen portefeuille(s) toe op de uitvoering van de werkzaamheden door of namens het fonds.
9. Het bestuur legt de taken en bevoegdheden van de uitvoerende bestuursleden en van de voorzitter schriftelijk vast in een mandaatregeling.
10. De uitvoerende bestuursleden en de niet uitvoerende bestuursleden vergaderen zo nodig afzonderlijk. De uitvoerende bestuursleden kunnen alleen besluiten nemen in een vergadering, indien beide leden aanwezig zijn. Een besluit wordt unaniem genomen. Bij de besluiten die de niet uitvoerende bestuursleden nemen is het bepaalde in de vorige leden van overeenkomstige toepassing.
11. Het bestuur stelt met inachtneming van het hiertoe bepaalde in de Pensioenwet de volgende sleutelfuncties in:
a. een risicobeheerfunctie;
b. een interne auditfunctie;
c. een actuariële functie.
De sleutelfunctie wordt uitgeoefend door een houder en de vervuller(s). Elke houder is eindverantwoordelijk voor zijn sleutelfunctie. De vervuller(s) voer(t)(en) de sleutelfunctie uit. In de ABTN zijn nadere regels aangaande de sleutelfuncties gesteld.
Artikel 8B. Verantwoordingsorgaan.
1. Het verantwoordingsorgaan van het fonds bestaat uit vijf leden.
2. In het verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden die een ouderdomspensioen of partnerpensioen van het fonds ontvangen evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. De leden van het verantwoordingsorgaan vormen een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling van de betreffende geleding.
3. Het verantwoordingsorgaan is samengesteld als volgt:
a. Drie leden vertegenwoordigen de deelnemers;
b. Een lid vertegenwoordigt de pensioengerechtigden; en
c. Een lid vertegenwoordigt de werkgevers.
4. De in artikel 6, zevende lid, genoemde vakorganisaties benoemen en ontslaan de leden die de deelnemers en pensioengerechtigden vertegenwoordigen.
5. De in artikel 6, zevende lid, genoemde werkgeversvereniging benoemt en ontslaat de leden die de werkgevers vertegenwoordigen.
6. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan eindigt door periodiek aftreden, opzeggen door het lid, overlijden, alsmede indien het verantwoordingsorgaan het desbetreffende lid ontslaat ingeval van disfunctioneren (mits dat besluit wordt genomen met algemene stemmen behoudens de stem van de betrokkene zelf).
7. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur.
8. Het bestuur en het verantwoordingsorgaan komen ten minste tweemaal per jaar in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het bestuur of het verantwoordingsorgaan overleg wenselijk acht.
9. Het bestuur verstrekt desgevraagd aan het verantwoordingsorgaan tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
10. De leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen voor het bijwonen van vergaderingen of daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten een vacatiegeld en een vergoeding voor de gemaakte reis- en verblijfkosten.
11. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de werkwijze van het verantwoordingsorgaan wordt vastgelegd. Het reglement bevat onder meer bepalingen over:
a. de verkiezingsprocedure in geval van verkiezing van de leden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen;
b. de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen van het verantwoordingsorgaan worden bijeengeroepen;
c. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan in en buiten de vergaderingen besluiten neemt;
d. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan tot een oordeel komt dan wel adviezen samenstelt en dit oordeel dan wel deze adviezen aan het bestuur ter kennis brengt.
Het verantwoordingsorgaan is verplicht zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het reglement.
Artikel 8C.
Bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan.
1. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst.
2. Het verantwoordingsorgaan is bevoegd het bestuur te adviseren overeenkomstig het bepaalde in de Pensioenwet. Het bestuur heeft de bevoegdheid het verantwoordingsorgaan bovenwettelijke adviesrechten te geven. Dit is nader uitgewerkt in het reglement van het verantwoordingsorgaan.
Artikel 8D. Auditcommissie.
1. De niet uitvoerende bestuursleden stellen een auditcommissie bedrijfseconomische aspecten en risicobeheer in.
2. De auditcommissie is in ieder geval belast is met toezicht op:
a. de risicobeheersing;
b. het beleggingsbeleid; en
c. de financiële informatieverschaffing door het fonds.
3. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de samenstelling, taken en bevoegdheden, alsmede de werkwijze van de auditcommissie nader worden omschreven.
Artikel 9.
Verplichtingen aangesloten werkgevers, (gewezen) deelnemers en overige belanghebbenden.
1. De aangesloten werkgevers, (gewezen) deelnemers en overige belanghebbenden zijn verplicht alle gegevens te verstrekken, die het bestuur voor een goede uitvoering van de statuten en het pensioenreglement noodzakelijk acht.
2. De aangesloten werkgever is verplicht alle in zijn dienst zijnde werknemers bij het fonds aan te melden binnen een door het bestuur aan te geven termijn en ervoor zorg te dragen dat het fonds de beschikking krijgt over alle door het bestuur nodig geoordeelde gegevens. Deze gegevens dienen in uniform formaat elektronisch via Pensioenaangifte te worden aangeleverd op de wijze die door het fonds wordt verlangd zoals aangegeven in het uitvoeringsreglement, inclusief de werknemers die nog niet de 21-jarige leeftijd hebben bereikt.
Artikel 10. Administrateur.
1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur gevoerd door een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur.
De kosten van dit beheer komen voor rekening van het fonds.
2. De opdracht tot het voeren van het administratieve en geldelijke beheer aan de administrateur wordt schriftelijk verstrekt. Bij deze opdracht behoort een instructie welke door het bestuur wordt vastgesteld.
3. De administrateur is verplicht alle vergaderingen van het bestuur bij te wonen en ontvangt hiertoe telkenmale een oproeping.
Artikel 11. Actuaris.
1. Het bestuur benoemt een adviserende en een waarmerkende actuaris.
2. De adviserende actuaris heeft tot taak het bestuur in financiële en actuarieel- technische aangelegenheden te adviseren.
Het advies van de actuaris wordt ingewonnen alvorens een besluit wordt genomen strekkende tot wijziging van de rechten of verplichtingen van deelnemers, gewezen deelnemers, overige belanghebbenden en aangesloten werkgevers.
3. De waarmerkende actuaris brengt jaarlijks een actuarieel verslag uit aan het bestuur en is verantwoordelijk voor de actuariële controle van de
jaarverslaglegging. De waarmerkende actuaris geeft een verklaring af over de juistheid van de op de balans en de rekening van baten en lasten voorkomende actuariële posten en het actuarieel verslag.
Artikel 12. Accountant.
Het bestuur draagt de controle van de administratie van het fonds op aan een accountant.
Artikel 13. Boekjaar.
Het boekjaar loopt van één januari tot en met eenendertig december. Artikel 14.
Wijziging van de statuten.
1. De statuten kunnen worden gewijzigd bij een besluit van het bestuur. Het bepaalde in artikel 8 is daarbij van toepassing, tenzij daarvan in het tweede lid van dit artikel wordt afgeweken.
2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden genomen in een bestuursvergadering mits het voorstel op de agenda is geplaatst en indien ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen zich daarvóór verklaart.
Artikel 15.
Wijziging van het pensioenreglement.
1. Het pensioenreglement kan worden gewijzigd bij een besluit van het bestuur. Het bepaalde in artikel 8 is daarbij van toepassing.
2. Een voorstel tot wijziging van het pensioenreglement betrekking hebbende op de hoogte van de premie wordt niet in behandeling genomen dan nadat daarover advies is ingewonnen van de in artikel 6, zevende lid, genoemde organisaties.
Artikel 16.
Ontbinding en liquidatie van het fonds.
1. Het fonds kan in een daartoe uitgeschreven vergadering worden ontbonden door een besluit van het bestuur, indien ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen zich vóór ontbinding verklaart.
2. Voorstellen tot ontbinding van het fonds worden niet in behandeling genomen dan nadat daartoe schriftelijk advies is ingewonnen van de in artikel 6, zevende lid, genoemde organisaties. Voor het uitbrengen van deze adviezen moet een termijn van ten minste een maand worden gegeven.
3. Bij ontbinding van het fonds geschiedt de vereffening door een daartoe door het bestuur aan te wijzen bestuurslid of bestuursleden. Dit bestuurslid of deze bestuursleden treedt/treden in de bevoegdheden en de verplichtingen van het bestuur met dien verstande, dat na de inwerkingtreding van het besluit tot ontbinding:
x. door aangesloten werkgevers en deelnemers geen premies meer verschuldigd zullen zijn;
b. geen wijzigingen in de statuten en het pensioenreglement mogen worden aangebracht.
4. Bij vereffening wordt eerst een zodanig bedrag uitgetrokken, dat de uitkeringen aan hen, die reeds pensioen genieten, tot de reglementaire einddatum kunnen worden voortgezet. Vervolgens worden aan alle deelnemers premievrije aanspraken toegekend ter grootte van de aanspraken, welke zij zouden hebben gehad, indien bij het voortbestaan van het fonds hun deelneming op de datum van vereffening zou zijn beëindigd. Indien de voor bovenstaande gevallen beschikbare middelen niet toereikend zijn, worden de aanspraken van de deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden naar evenredigheid verminderd met inachtneming van het hieromtrent bepaalde in artikel 134 van de Pensioenwet. Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemming met de doelstelling van het fonds.
5. Bij ontbinding van het fonds is het bestuur bevoegd de verplichtingen van het fonds over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet.
6. De slotafrekening van de vereffening behoeft de goedkeuring van de in artikel 6, zevende lid, genoemde organisaties.
Artikel 17. Beleggingen.
1. Door het bestuur kunnen één of meer deskundigen op het terrein van financiën en het verzekeringswezen worden uitgenodigd om het fonds van advies te dienen inzake beleggingen van de aanwezige gelden.
2. Het beleggingsbeleid van het fonds is in overeenstemming met de prudent person-regel.
Artikel 18.
Actuariële en bedrijfstechnische nota, jaarrekening, jaarverslag en actuarieel verslag.
1. Het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze nota is een omschrijving opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk 6 van de Pensioenwet.
2. Het bestuur van het fonds legt de nota alsmede iedere wijziging daarvan onverwijld over aan de Nederlandsche Bank.
3. Het bestuur van het fonds legt aan de Nederlandsche Bank jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een door de accountant gecontroleerde jaarrekening, een jaarverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds gegeven wordt en waaruit ten genoegen van die kamer blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet en dat de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden.
4. Het bestuur van een fonds legt aan de Nederlandsche Bank bovendien jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag betreffende het fonds over, voorzien van de verklaring van de waarmerkende actuaris.
Artikel 18A.
Overdracht of herverzekering als de Nederlandsche Bank dit nodig acht.
Indien de Nederlandsche Bank dit noodzakelijk acht in het belang van de deelnemers, de gewezen deelnemers, of andere belanghebbenden, gaat het fonds binnen de daarvoor door de Nederlandsche Bank gestelde termijn over tot het overdragen of herverzekeren van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico door het sluiten van overeenkomsten van verzekering met een verzekeraar als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet.
Artikel 19.
Overeenkomsten ter beperking van pensioenverlies.
1. Het bestuur is bevoegd overeenkomsten te sluiten welke ten doel hebben pensioenverlies bij overgang van een deelnemer van het fonds naar een andere pensioenvoorziening of omgekeerd te beperken.
2. De in het eerste lid verwoorde bevoegdheid houdt onder meer in dat het bestuur bevoegd is met andere pensioenuitvoerders in de zin van lid 1 van de Pensioenwet overeenkomsten aan te gaan, ten doel hebbende de aanspraken, door deelnemers verkregen bij hun overgang van het fonds naar de andere pensioenuitvoerder of van de andere pensioenuitvoerder naar het fonds op hun verzoek met de na die overgang te verkrijgen aanspraken te verenigen.
3. Het bestuur kan daartoe ten aanzien van de betrokken deelnemers van de bepalingen van deze statuten en het pensioenreglement afwijken, mits dit niet ten nadele is van de gezamenlijke deelnemers.
Artikel 20. Onvoorziene gevallen.
In alle gevallen waarin deze statuten en het pensioenreglement niet voorziet, beslist het bestuur.
Artikel 21.
Klachten- en geschillenprocedure.
Het fonds kent een klachtenprocedure en een (gezamenlijke) geschillenprocedure. De klachtenregeling is neergelegd in het reglement klachtenprocedure en de (gezamenlijke) geschillenprocedure is neergelegd in het reglement (gezamenlijke) geschillencommissie.
Artikel 22.
De huidige statuten zijn laatstelijk gewijzigd zoals hiervoor in de akte is omschreven. De comparante is aan mij notaris bekend.
WAARVAN AKTE IN MINUUT.
Verleden te Amstelveen op de datum in het hoofd dezer vermeld. Na zakelijke opgave van de inhoud van deze akte aan de comparanten en onmiddellijk na beperkte voorlezing is deze akte door de comparanten ondertekend, waarna deze akte vervolgens door mij, notaris, is ondertekend.