Onderhandelingsresultaat “Toekomst van het ABP-pensioen en de financiële toekomst ABP”
Onderhandelingsresultaat “Toekomst van het ABP-pensioen en de financiële toekomst ABP”
Tekst mailbericht van 8 juli 2003 gericht aan de leden van het CvA: inhoud en beoordeling onderhandelingsresultaat
Geachte leden van het College voor Arbeidszaken
Zoals u reeds via de media zult hebben vernomen is er vrijdagavond een onderhandelingsakkoord gesloten tussen de delegaties van werkgevers (VSO) en werknemers (SCO) inzake de 'toekomst van het ABP-pensioen en de financiële toekomst ABP'. Vanuit het CvA is door de secretaris, Xxx Xxxxxx deelgenomen aan het overleg. Het overleg stond onder grote druk en wel om een tweetal redenen.
Het ABP moest op 1 juli een herstelplan indienen bij de PVK. Het ABP heeft daar in overleg met de PVK maandag 7 juli van weten te maken,verder uitstel was niet mogelijk. In het herstelplan van het ABP zat opgenomen een premie OP/NP van 22,4%. Derhalve 7,2%-punt hoger dan de huidige premie.
Ambtelijk zou maandag 7 juli op hoog niveau onderhandeld worden over de nieuwe bezuinigingsronde. Eerdere toezeggingen van het kabinet dat er ruimte gemaakt zou worden voor 19% OP/NP premie, zou dan worden ingetrokken. Er moest dus vóór maandag een deal gesloten worden op basis van die 19% waar Financiën niet onderuit zou kunnen. Anders zou een onoverzichtelijke situatie ontstaan.
In de bijlagen vindt u de tekst van het akkoord en het persbericht. In het hiernavolgende zal dit akkoord met de plus- en minpunten kort worden besproken. Het onderhandelingsresultaat wordt door de partijen in september aan de achterbannen voorgelegd. Voor de sector Gemeenten zal dit betekenen dat het akkoord in de vergadering van CvA van 17 september
a.s. zal worden besproken en beoordeeld. Uiteraard staat het u vrij om nu al een eerste reactie te geven.
Inhoudelijke bespreking
Hoofdlijnen
Werkgevers en werknemers zijn het eens over het streven naar een structurele pensioenregeling die voldoet aan kwaliteitskenmerken als solidariteit, rechtvaardigheid en intergenerationeel evenwicht, die financieel stabiel en houdbaar is en die mede gelet op de huidige financiële situatie van het fonds geen overbodige luxe (ten laste van de collectieve financiering) bevat. Hierbij hoort dat die pensioenregeling zodanig is dat deze betaalbaar is maar ook dat de bij die regeling behorende kostendekkende premie betaald dient te worden. Gelet op het bovenstaande kader is inhoudelijk het volgende overeengekomen:
• Invoering middelloon per 1 januari 2004
• Verlaging franchise
• Aanpassing nabestaandenpensioen
• Beperking premievrije opbouw pensioen bij arbeidsongeschiktheid tot 50%
• Aanpassing uitkeringspercentage Herplaatsingstoelage (HPT) tot 80%
• Verbreding pensioengrondslag met variabele loonbestanddelen
Voor wat betreft het financiële kader van de regeling is overeengekomen dat bij de nieuwe regeling een kostendekkende premie, inclusief solvabiliteitsopslag, hoort van 19% (bij de huidige grondslag). Indien actuariële berekeningen uitwijzen dat de premie hoger of lager is, worden de parameters van de regeling zodanig gewijzigd dat alsnog een premie van 19% wordt bereikt.
Met de vastlegging van een premiegrens van 19% in dit akkoord wordt de premiestijging in 2004 beperkt tot 3,8%-punt i.p.v. 7,2%-punt waarvan nog sprake was van in het herstelplan. Voor de werknemers is deze beperking van de stijging van groot belang, omdat er daardoor netto meer over blijft van hun salaris. Ook voor de werkgevers is deze beperking van de premiestijging belang. Indirect omdat er minder loondruk zal ontstaan vanuit de werknemers die hun lagere nettoloon gecompenseerde willen zien, direct vanwege het feit dat de werkgevers ¾ van de premie betalen.
Inhoudelijk en financieel gezien betekent dit akkoord een belangrijke doorbraak omdat enerzijds een kwalitatief goede pensioenregeling tot stand is gebracht, die zich kan meten met andere pensioenregelingen, terwijl anderzijds de kosten van de regeling beheersbaar zijn gemaakt.
Nadere beschouwing
Invoering middelloon en verlaging franchise
Partijen zijn overeengekomen om per 1 januari 2004 een middelloonstelsel in te voeren. Bij een middelloonsysteem kunnen de lusten en lasten tussen verschillende inkomensgroepen en verschillende generaties meer evenwichtig worden verdeeld in die zin dat een betere relatie wordt bewerkstelligd tussen op te bouwen aanspraken en te betalen premie. Het middelloon heeft minder nadelen voor deeltijders en herintreders en is beter te combineren met flexibele inkomenspatronen, levensloopregelingen en de persoonlijke keuze voor demotie. Het systeem brengt minder onvoorspelbare financiële risico's met zich mee dan het eindloonsysteem
(back-service lasten ten gevolge van promotie-indices en loondrift).
Invoering van een middelloonsysteem zal slechts geleidelijk gevolgen hebben voor het pensioenresultaat. Reeds opgebouwde pensioenjaren worden afgerekend naar het eindloon op datum invoering nieuwe stelsel. Via de weg van verlaging van de franchise naar een nader te bepalen bedrag kan het pensioenresultaat in de structurele situatie voor personeelsleden met een gelijkmatige carrière gelijkwaardig zijn aan het pensioenresultaat in de eindloonregeling.
Om te voorkomen dat de verlaging van de franchise onbedoeld voordelen oplevert voor degenen die reeds hun eindsalaris hebben bereikt, zal deze verlaging van de franchise alleen gelden voor degenen die op 1 januari 2004 jonger dan 45 jaar zijn.
De hoogte van de franchise zal uiterlijk 1 september 2003 door de partijen worden vastgesteld. De precieze hoogte is nu nog niet duidelijk, daarvoor moet nog worden gerekend. Uitgangspunt is, dat middelloon een gelijkwaardig resultaat moet opleveren bij veel voorkomende gelijkmatige carrières. Zoals eerder aangegeven zal de uitkomst in ieder geval niet mogen leiden tot een premie hoger dan 19%. Indien dit wel nodig is om een vergelijkbaar pensioenresultaat te behalen, zullen elders in het pensioenpakket de benodigde bezuinigingen moeten worden gerealiseerd.
Aanpassing nabestaandenpensioen (NP)
Uitgangspunt van de geïndividualiseerde AOW per 2015 is dat partners geacht worden zelfstandig een pensioen te hebben opgebouwd. Idealiter zou dat betekenen dat daarmee het NP zou kunnen komen te vervallen. Omdat in de praktijk vaak een van de partners geen volledig pensioen heeft opgebouwd, is afgesproken om het NP na 65 jaar niet geheel af te schaffen, maar om de voorziening te versoberen en te handhaven op 5/14 van het OP. Om desgewenst toch een volwaardig NP te kunnen verkrijgen, zal worden nagegaan of het mogelijk is deze voorziening in te bouwen in het OP, zodanig dat deelnemers bij 65 jaar de keuze voor inkoop van NP kunnen maken. Reeds opgebouwde NP-rechten worden niet aangepast. Ook het NP voor 65 jaar blijft bestaan.
Vereenvoudiging en risicobeheersing
Partijen zijn overeengekomen om de premievrije opbouw voor arbeidsongeschikten te beperken tot 50%. Het uitkeringspercentage van de Herplaatsingstoelage (HPT) wordt teruggebracht naar 80%. Met deze wijzigingen zijn een aantal onevenwichtigheden uit de pensioenregeling gebracht. Uitgangspunten daarbij zijn dat onverklaarbare verschillen in de mate van pensioenopbouw bij verschillende uitkeringsregelingen voorkomen moeten worden, zoals tussen werklozen en arbeidsongeschikten, en dat deelnemers in niet-actieve perioden meer ontvangen dan in actieve perioden.
Uitbreiding pensioengrondslag
Grootste strijdpunt was de uitbreiding van de pensioengrondslag met variabele beloningselementen. Dat tikt het hardst aan in de gemeentelijke sector en voorts ook bij Defensie. Onderwijs (Xxx Xxxxxxx) had vanaf het begin de instelling dat deze harde eis van de bonden eigenlijk gewoon gehonoreerd moest worden. Hij kon zich ook verder in het proces als eerste onderhandelaar moeilijk inleven in de problemen die dat voor bepaalde sectoren op zou leveren. Dat was een grote handicap voor de onderhandelaar namens het CvA.
Vrijdagavond bleek dat Defensie met hun bonden het op een akkoordje gooide: de effecten van de deal voor militairen is helemaal buiten de deal gelaten. Daar wordt deze week apart over verder vergaderd. Als daar uitkomt dat Defensie (die overigens al ten dele eigen regelingen kent voor militairen) een ander systeem gaat volgen dan moet dat kostenneutraal voor de andere sectoren blijven. Oftewel, ze betalen de meerkosten zelf.
Toen Defensie op deze wijze zich had teruggetrokken, bleef het CvA als enige over die een hard standpunt in bleef nemen op het punt van de variabele beloning (NB: onkostenvergoedingen, waaronder vergoedingen voor ziektekosten, vallen hier expliciet niet onder, evenmin als ambtsjubileumgratificaties). De secretaris van het CvA heeft uiteindelijk onder zeer zware druk van de andere overheidswerkgevers en na raadpleging van de voorzitter van het CvA toe moeten geven, maar heeft daarbij wel een overgangstermijn kunnen bedingen .
Het uitgangspunt dat alle variabele beloningselementen tot de pensioengrondslag zouden moeten behoren is vastgelegd in het akkoord. Het ABP bestuur moet dit gaan uitwerken in een helder beleidskader.
Voor een aantal minder belangrijke variabele beloningselementen zoals incidentele eenmalige uitkeringen en gratificaties is vastgelegd dat deze reeds per 1 januari 2004 tot de pensioengrondslag gaan behoren. Echter voor belangrijke variabele beloningselementen, zoals toelage onregelmatige dienst en overwerktoeslag is onder druk van het CvA vastgelegd dat deze pas per 1 juli 2005 tot het pensioengevend inkomen zullen gaan behoren. In de periode
tot 1 juli 2005 hebben de sectoren waaronder de onze, de tijd om rekening te houden met deze uitbreiding van de pensioengrondslag, b.v. door verdiscontering in de loonruimte en/of een vermindering van het overwerk, c.q. overwerk niet uitbetalen maar compenseren in tijd.
Uiteraard hebben de partijen op het lokaal niveau niet de vrijheid om reeds voor 1 juli 2005 over te gaan tot uitbreiding van de pensioengrondslag met de genoemde toelagen.
Waardering van het totale akkoord
Het akkoord bevat een aantal elementen die als positief kunnen worden gewaardeerd. De introductie van middelloon onder gelijktijdige verlaging waardoor het pensioenresultaat vergelijkbaar blijft bij veel veel voorkomende carrièrepatronen is positief, zeker ook omdat het systeem daardoor per saldo beter beheersbaar wordt.
De versoberingen bijvoorbeeld op het NP zijn goed verdedigbaar door de voortgaande individualisering en het feit dat steeds meer mensen door de grotere arbeidsparticipatie zelfstandig OP-rechten opbouwen en steeds minder hoeven te leunen op het NP van hun partner.
Voor wat betreft de uitbreiding van de pensioengrondslag pakt het onderhandelingsresultaat minder positief uit voor onze sector. Hierbij moet echter wel in het oog worden gehouden, dat door de overgangsperiode tot 1 juli 2005 in onze sector via de CAO-onderhandelingen en op werkgeversniveau nog geanticipeerd kan worden op deze hogere lasten.
Echter, gelet op het feit dat met dit onderhandelingsresultaat de totale pensioenpremie beperkt blijft tot 19% in plaats van 22,4% die geheven zou moeten worden indien geen onderhandelingsresultaat tot stand zou zijn gekomen, gelet op het feit dat er een kwalitatief goede pensioenregeling tot stand is gekomen waarvan de kosten beheersbaar zijn, zodat ook de toekomstige generaties reëel uitzicht hebben op een goed pensioen luidt het oordeel van het secretariaat vooralsnog dat dit onderhandelingsresultaat als positief moet worden beoordeeld, ondanks de pijnpunten die het voor werkgevers, maar ook werknemers bevat.
Met vriendelijke groet,
Xxxx Xxxxxxxx Adjunct-secretaris