BESLUIT nr. 1/2021 VAN HET GEMENGD COMITÉ VOOR DE CETA
BESLUIT nr. 1/2021 VAN HET GEMENGD COMITÉ VOOR DE CETA
van 29 januari 2021
inzake de administratieve en organisatorische aangelegenheden met betrekking tot de werking van de Beroepsinstantie [2021/264]
HET GEMENGD COMITÉ VOOR DE CETA,
Gezien artikel 26, lid 1, van de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (de “overeenkomst”),
Overwegende dat in artikel 8.28, lid 7, van de overeenkomst is bepaald dat het Gemengd Comité voor de CETA een besluit moet nemen inzake de administratieve en organisatorische aangelegenheden met betrekking tot de werking van de Beroepsinstantie,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van dit besluit gelden de volgende definities:
a) de definities in artikel 1.1 (Algemeen toepasselijke definities) van hoofdstuk één (Algemene definities en inleidende bepalingen) van de overeenkomst;
b) de definities in artikel 8.1 (Definities) van hoofdstuk acht (Investeringen) van de overeenkomst;
c) onder “Beroepsinstantie” wordt verstaan: de beroepsinstantie die is ingesteld krachtens artikel 8.28 (Beroepsinstantie) van hoofdstuk acht (Investeringen) van de overeenkomst, en
d) onder “lid” wordt verstaan: een lid van de Beroepsinstantie die is ingesteld krachtens artikel 8.28 (Beroepsinstantie) van hoofdstuk acht (Investeringen) van de overeenkomst.
Artikel 2
Samenstelling en administratieve regelingen
1. De Beroepsinstantie bestaat uit zes leden, die door het Gemengd Comité voor de CETA worden aangewezen met inachtneming van de beginselen van diversiteit en gendergelijkheid. Met het oog op die aanwijzing:
a) worden twee leden gekozen uit de door Canada voorgedragen kandidaten;
b) worden twee leden gekozen uit de door de Europese Unie voorgedragen kandidaten, en
c) worden twee leden gekozen uit de door Canada of de Europese Unie voorgedragen kandidaten die geen onderdaan zijn van Canada of van een van de lidstaten van de Europese Unie.
2. Het Gemengd Comité voor de CETA kan besluiten het aantal leden met een veelvoud van drie te verhogen. Voor de aanwijzing van extra leden geldt het bepaalde in lid 1 van dit artikel.
3. De leden worden benoemd voor een niet-verlengbare ambtstermijn van negen jaar. De termijn van drie van de eerste zes leden die op grond van artikel 8.28, lid 3, van de overeenkomst worden aangewezen, is evenwel beperkt tot zes jaar. Deze drie leden worden door loting bepaald, waarbij uit elk van de overeenkomstig lid 1, onder a), b), en c), van dit artikel aangewezen groepen telkens één lid afkomstig is. In beginsel kan een lid dat zitting heeft in een formatie van de Beroepsinstantie bij het verstrijken van zijn mandaat aanblijven als lid van die formatie totdat de werkzaamheden van de formatie zijn afgerond, tenzij de voorzitter van de Beroepsinstantie na overleg met de andere leden van de formatie anders beslist, en wordt uitsluitend met het oog daarop geacht lid te blijven. Vacatures in de Beroepsinstantie worden opgevuld zodra zij ontstaan.
4. De Beroepsinstantie heeft een voorzitter en een vicevoorzitter die verantwoordelijk zijn voor organisatorische aangelegenheden; zij worden door de voorzitter van het Gemengd Comité voor de CETA door middel van loting voor een termijn van twee jaar aangewezen uit de leden die onderdaan van derde landen zijn. Zij oefenen hun functie beurtelings uit. De vicevoorzitter vervangt de voorzitter bij diens verhindering.
5. De formatie van de Beroepsinstantie die overeenkomstig artikel 8.28, lid 5, van de overeenkomst elke zaak behandelt, bestaat uit drie leden, van wie één lid is aangewezen overeenkomstig lid 1, onder a), van dit artikel, één lid overeenkomstig lid 1, onder b), van dit artikel en één lid overeenkomstig lid 1, onder c), van dit artikel. De formatie wordt voorgezeten door het lid dat is aangewezen overeenkomstig lid 1, onder c), van dit artikel.
6. De voorzitter van de Beroepsinstantie wijst per geval en beurtelings de leden aan die deel uitmaken van de formatie van de Beroepsinstantie die het beroep behandelt, waarbij hij erop toeziet dat de samenstelling van de formaties willekeurig en niet voorspelbaar is, en dat alle leden gelijke kansen hebben om als lid van een formatie te fungeren.
7. De Beroepsinstantie kan zitting houden in een formatie van zes leden wanneer een zaak die bij een formatie aanhangig is een belangrijke vraag opwerpt die van invloed is op de uitlegging of de toepassing van hoofdstuk acht (Investeringen) van de overeenkomst. De Beroepsinstantie houdt zitting in een formatie van zes leden wanneer beide partijen bij het geschil hierom verzoeken of wanneer een meerderheid van de leden besluit dat dit wenselijk is. De voorzitter van de Beroepsinstantie zit de formatie van zes leden voor.
8. De beroepsinstantie kan zijn eigen werkmethoden vaststellen.
9. De leden zorgen ervoor dat zij beschikbaar zijn en in staat zijn de in dit besluit en in afdeling F (Beslechting van investeringsgeschillen tussen investeerders en staten) van hoofdstuk acht (Investeringen) van de overeenkomst beschreven taken uit te voeren.
10. Om hun beschikbaarheid te waarborgen, ontvangen de leden een maandelijks voorschot, waarvan de hoogte door het Gemengd Comité voor de CETA wordt vastgesteld.
11. Het in lid 10 van dit artikel bedoelde voorschot wordt door beide partijen bij de overeenkomst voor gelijke delen gestort op een rekening die wordt beheerd door het secretariaat van het Icsid. Betaalt één van de partijen bij de overeenkomst het voorschot niet, dan kan de andere partij bij de overeenkomst ervoor kiezen het voorschot te betalen. Dergelijke achterstallige betalingen door een partij bij de overeenkomst blijven verschuldigd, met passende rentevergoeding.
12. De honoraria en de kostenvergoedingen van de leden die zitting hebben in een formatie die een zaak behandelt, anders dan het in lid 10 bedoelde voorschot, worden door het Gemengd Comité voor de CETA vastgesteld en over de partijen bij het geschil verdeeld op dezelfde basis als artikel 8.39, lid 5, van de overeenkomst.
13. Bij besluit van het Gemengd Comité voor de CETA kunnen het voorschot en de dagvergoeding worden omgezet in een reguliere bezoldiging. In een dergelijk geval fungeren de leden voltijds en stelt het Gemengd Comité voor de CETA hun salaris en daarmee verband houdende organisatorische maatregelen vast. In dat geval mogen de leden geen beroepswerk zaamheid al dan niet tegen beloning verrichten, tenzij van deze bepaling door de voorzitter van de Beroepsinstantie bij uitzondering afwijking is toegestaan.
14. Het secretariaat van het Icsid treedt op als secretariaat voor de Beroepsinstantie en verleent de Beroepsinstantie passende ondersteuning. De kosten voor die ondersteuning worden gelijkelijk door de partijen gedragen.
Artikel 3
Xxxxxxx van beroepsprocedures
1. Elke partij bij het geschil kan binnen de in artikel 8.28, lid 9, onder a), van de overeenkomst vastgestelde termijn en op de in artikel 8.28, lid 2, van de overeenkomst genoemde gronden bij de Beroepsinstantie beroep instellen tegen een uitspraak van het Gerecht krachtens afdeling F (Beslechting van investeringsgeschillen tussen investeerders en staten) van hoofdstuk acht (Investeringen) van de overeenkomst.
2. Indien de Beroepsinstantie het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, wijzigt of vernietigt zij de juridische bevindingen en conclusies van het Gerecht geheel of gedeeltelijk. De Beroepsinstantie preciseert hoe zij de desbetreffende bevindingen en conclusies van het Gerecht heeft gewijzigd of vernietigd.
3. Indien de door het Gerecht vastgestelde feiten zulks toelaten, past de Beroepsinstantie haar eigen juridische bevindingen en conclusies op die feiten toe en doet zij een definitieve uitspraak. Als dit niet mogelijk is, maakt zij een beslissing bekend waarbij de zaak wordt terugverwezen naar het Gerecht om een uitspraak te doen overeenkomstig de bevindingen en conclusies van de Beroepsinstantie. Indien mogelijk verwijst de Beroepsinstantie de zaak terug naar dezelfde formatie van het Gerecht die eerder de zaak had behandeld.
4. De Beroepsinstantie wijst het beroep af wanneer zij het ongegrond acht. Zij kan het beroep ook versneld afwijzen wanneer duidelijk is dat het kennelijk ongegrond is. Als de Beroepsinstantie het beroep afwijst, wordt de uitspraak van het Gerecht de definitieve uitspraak.
5. In de regel duurt de beroepsprocedure niet langer dan 180 dagen, gerekend vanaf de datum waarop een partij bij het geschil formeel kennis geeft van haar besluit om beroep in te stellen tot de datum waarop de Beroepsinstantie haar beslissing bekendmaakt of uitspraak doet. Als de Beroepsinstantie van oordeel is dat zij niet binnen 180 dagen een beslissing kan nemen of uitspraak kan doen, deelt zij de partijen bij het geschil schriftelijk de redenen voor de vertraging mee en verstrekt zij een raming van de termijn waarbinnen zij haar beslissing zal nemen of uitspraak zal doen. Alles moet in het werk worden gesteld om ervoor te zorgen dat de beroepsprocedure niet langer duurt dan 270 dagen.
6. Een partij bij het geschil die een beroep instelt, stelt zekerheid voor de kosten van het beroep zoals bepaald door de formatie van de Beroepsinstantie die de zaak behandelt. Die partij stelt ook enige andere zekerheid die de Beroepsinstantie gelast.
7. De bepalingen van de artikelen 8.20 (Bemiddeling), 8.24 (Procedure in kader van andere internationale overeenkomst), 8.26 (Financiering door derden), 8.31 (Toepasselijk recht en uitlegging), 8.34 (Voorlopige beschermings maatregelen), 8.35 (Afstand van instantie), 8.36 (Transparantie van procedure) (1), 8.38 (Niet bij geschil betrokken partij bij overeenkomst), 8.39 (Definitieve uitspraak) en 8.40 (Schadevergoeding of andere vorm van schadeloosstelling) van de overeenkomst zijn van overeenkomstige toepassing op de beroepsprocedure.
Artikel 4
Authentieke teksten
Dit besluit is opgesteld in de volgende talen: het Bulgaars, het Deens, het Duits, het Engels, het Ests, het Fins, het Frans, het Grieks, het Hongaars, het Italiaans, het Kroatisch, het Lets, het Litouws, het Maltees, het Nederlands, het Pools, het Portugees, het Roemeens, het Slowaaks, het Sloveens, het Spaans, het Tsjechisch en het Zweeds, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Dit besluit wordt bekendgemaakt en treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van afdeling F (Beslechting van investeringsgeschillen tussen investeerders en staten) van hoofdstuk acht (Investeringen) van de overeenkomst, onder voorbehoud van de uitwisseling, langs diplomatieke weg, van schriftelijke kennisgevingen tussen de partijen waarin zij verklaren dat aan hun respectieve interne vereisten is voldaan en dat hun respectieve interne procedures zijn voltooid.
(1) Voor alle duidelijkheid: het beroepschrift, het bericht van het voornemen om een lid te wraken en het besluit inzake de wraking van een lid worden opgenomen in de lijst van documenten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van de Uncitral-transparantievoorschriften ter beschikking van het publiek moeten worden gesteld.
Gedaan te Xxxxxxx, 00 januari 2021.
Voor het Gemengd Comité voor de CETA De medevoorzitters
Xxxxxx XXXXXXXXXXX
Xxxx XX