STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 19533
30 april
2018
Vleessector 2018/2019 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 april 2018 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Vleessector
XXX Xx. 00000
Xx Xxxxxxxx van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van Fonds Collectieve Belangen Vleessector namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partij ter ener zijde: de Centrale Organisatie voor de Vleessector; Partijen ter andere zijde: FNV, CNV Vakmensen en De Unie.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids- overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III en IV is bepaald:
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1a Werkingssfeer
Deze CAO is van toepassing op arbeidsovereenkomsten tussen:
1. de werkgever bedoeld in artikel 1b lid 4, en/of
2. de werknemer bedoeld in artikel 1b lid 5.
Artikel 1b Definities
In deze CAO worden de volgende definities gehanteerd:
1. Onder ‘onderneming in de vleessector’ wordt verstaan:
a. Die onderneming, of dat gedeelte van een onderneming, welke zich bezighoudt met een of meerdere van de volgende werkzaamheden:
– slachten van dieren met uitzondering van pluimvee, wild en konijnen;
– afsnijden of anderszins bewerken van geslachte dieren (m.u.v. pluimvee, wild en konijnen);
– bewerken van vlees of ongesmolten dierlijke vetten;
– verhandelen van vlees of ongesmolten dierlijke vetten; Niet onder de CAO Vleessector vallen:
– slachten, afsnijden of anderszins bewerken van pluimvee, wild en konijnen;
– werkzaamheden die uitsluitend bestaan uit het verhandelen, be- of verwerken van darmen;
– werkzaamheden die uitsluitend bestaan uit het verhandelen, be- of verwerken van niet voor menselijke consumptie bestemde organen. (al het andere dan darmen en niet voor menselijke consumptie bestemde organen is vlees in het kader van deze CAO, zo ook bv.
Koppen en huiden);
– ondernemingen zonder productiebewerkings- of verwerkingsfuncties.
b. Die onderneming, of dat gedeelte van een onderneming, waarin ook andere werkzaamheden dan bovenstaande worden verricht wordt, indien meer CAO’s van toepassing kunnen zijn, gerangschikt onder de CAO van die bedrijfstak, waartoe het merendeel van de werkzaamheden van deze onderneming behoort.
2. Onder ‘inleenbedrijf in de sector’ wordt verstaan:
a. De rechtspersoon of natuurlijke persoon, niet zijnde een uitzendbedrijf in de sector in de zin van lid 3 van dit artikel, die in de regel een of meer van zijn werknemers arbeid laat verrichten binnen ondernemingen zoals omschreven in lid 1 van dit artikel op basis van een overeen- komst van opdracht of van aanneming met die ondernemingen, niet zijnde een uitzendbedrijf in de sector.
b. Onder inleenbedrijf in de sector wordt niet verstaan: de rechtspersoon of natuurlijke persoon die in de regel voor minder dan 50% van de totale loonsom werknemers in ondernemingen in de vleessector zoals bedoeld in artikel 1b lid 1 wordt tewerkstelt.
c. Onder inleenwerk worden onder andere de volgende werkzaamheden verstaan: slachten of afsnijden of bewerken of uitbenen of verder veredelen van (geslachte) dieren of onderdelen daarvan.
3. Onder ‘uitzendbedrijf in de sector’ wordt verstaan:
a. De rechtspersoon of natuurlijke persoon die in de regel voor meer dan 50% van de totale loonsom uitzendkrachten ter beschikking stelt van ondernemingen zoals omschreven in lid 1 van dit artikel op basis van uitzendovereenkomsten in de zin van artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek.
b. Onder uitzendbedrijf in de sector wordt echter niet verstaan het uitzendbedrijf dat aan de volgende cumulatieve vereisten voldoet:
– De bedrijfsactiviteiten van de uitzendonderneming bestaan uitsluitend uit het ter beschik- king stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek, en
– De arbeidskrachten (uitzendkrachten) van die werkgever zijn voor 25% of meer van de loonsom betrokken bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf dan in de werkingssfeer van onderhavige CAO omschreven, en
– De werkgever zendt voor tenminste 15% van het totale premieplichtig loon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgerlijk Wetboek en
– De uitzendonderneming is geen onderdeel van een concern dat rechtstreeks of door algemeen verbindend verklaring gebonden is aan de CAO voor de Vleessector, en
– De uitzendonderneming is geen paritair afgesproken arbeidspool.
4. Onder werkgever wordt verstaan:
De rechtspersoon of natuurlijke persoon die een onderneming drijft zoals omschreven in lid 1, 2 en 3 van dit artikel.
5. a. Onder werknemer wordt verstaan:
Een ieder, die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan met een werkgever als bedoeld in lid 4.
6. Flexibele arbeidscontractant (niet vallend onder lid 5):
a. Hieronder moeten worden begrepen:
– Uitzendkracht: dit is een arbeidskracht in dienst van ondernemingen die activiteiten verrichten op het terrein van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, anders dan in artikel 1b lid 2 onder a.
– Inleenkracht: dit is een arbeidskracht die te werk wordt gesteld door, of door bemiddeling van, de inleenbedrijven anders dan in artikel 1b lid 2 onder a.
b. Op de uitzendkracht en inleenkracht, genoemd onder a, zijn de bepalingen op het terrein van lonen en toeslagen van deze CAO van toepassing.
8. Vaste Commissie:
Een door de contractanten van deze CAO ingestelde commissie, die een aantal in deze CAO en het daarbij behorende Reglement vermelde taken heeft.
9. Functieniveau:
Een aantal in bijlage I van de CAO gedefinieerde activiteiten, die binnen een loongroep zijn ingedeeld.
10. Loongroep:
Een aantal opeenvolgende bruto loonbedragen, betrekking hebbende op activiteiten in de productieafdelingen en op activiteiten ten behoeve van de productie.
11. Loonstructuur:
De structuur, die wordt gevormd door de functieniveaus en de loongroepen.
12. a. Basisweekloon:
Loon genoemd in de bij deze CAO behorende loontabel (zie bijlage II).
b. Basisuurloon:
1/36 van het basisweekloon dan wel basis overeengekomen loon.
13. Ploegenarbeid:
– Het betreft 2 of meer groepen van onderscheidende werknemers.
– Er moet sprake zijn van het daadwerkelijk overdragen van werkzaamheden.
– Overlap van diensten maximaal 1 uur per dienst.
– De diensten dienen afwisselend te zijn en elkaar op te volgen.
– De diensten bestrijken regelmatig en systematisch ongunstige uren.
– Werknemers moeten alle voorkomende diensten in het ploegenrooster in regelmaat draaien.
14. Dienstrooster:
Dit is een door de werkgever wekelijks uiterlijk op donderdag voorafgaande aan de nieuwe werkweek opgesteld en aan de werknemer kenbaar gemaakt indicatief overzicht waarop per werknemer is vermeld op welke tijdstippen arbeid moet worden verricht.
15. Partner:
− de echtgenoot of echtgenote van de werknemer;
− de bij de burgerlijke stand geregistreerde partner van de werknemer;
− de persoon die met de werknemer duurzaam een gezamenlijke huishouding heeft; dit dient te blijken uit een notariële samenlevingsovereenkomst of uit de indeling bij de inkomstenbelas- ting.
16. CAO bedragen:
Alle in deze CAO genoemde bedragen zijn bruto bedragen in euro’s.
17. Inkomen:
Onder inkomen wordt in deze CAO verstaan: Het overeengekomen vaste salaris alsmede de vaste toeslagen al dan niet op grond van een overheidsbesluit, verdiensten op grond van een in de onderneming geldend beloningssysteem en ploegentoeslag, alsmede vaste toeslagen en uitkeringen gebaseerd op de CAO, met inbegrip van de verdiensten op grond van overwerk verdiend en vakantietoeslag. Buiten beschouwing blijven reiskostenvergoeding, onkostenvergoe- ding alsmede gratificaties, uitkeringen krachtens winstdelingsregelingen en soortgelijke emolu- menten.
18. Minimum CAO:
De CAO Vleessector is een minimum CAO. Door de aard van deze CAO is afwijking ten gunste van de werknemer toegestaan.
Artikel 2 Toepassing CAO Vleessector
De artikelen 12, 14 tot en met 21, 23 tot en met 26, 28 en 29 van deze CAO zijn niet toepasselijk op:
– bewakingspersoneel
– administratief personeel
– leidinggevend personeel
– verkoopkundig personeel
– hoger technisch personeel
voor zover hun loon exclusief toeslagen meer bedraagt dan het loon genoemd in Loonniveau F, functieperiodiek 11 van deze CAO.
Indien hun loon exclusief toeslagen lager is dan Loonniveau F, functieperiodiek 11 dan gelden deze artikelen wel onverkort.
De artikelen 12, 25 en 28 van deze CAO zijn niet van toepassing op chauffeurs buitenland.
HOOFDSTUK 2 DE ARBEIDSOVEREENKOMST
Artikel 3 Dienstverband voor (on)bepaalde tijd
Iedere arbeidsovereenkomst moet schriftelijk worden aangegaan.
Artikel 4 Proeftijd
1. De eerste twee maanden van de arbeidsovereenkomst gelden als proeftijd, indien sprake is van een arbeidsovereenkomst met een duur langer dan 6 maanden. Deze termijn kan in de individuele arbeidsovereenkomst worden verkort.
2. Geen proeftijd zal gelden als:
a. Met dezelfde werknemer binnen 3 maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst een nieuwe arbeidsovereenkomst wordt aangegaan.
b. De werknemer direct voorafgaand aan de arbeidsovereenkomst al een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd had bij de werkgever.
c. De werknemer direct voorafgaand aan de arbeidsovereenkomst werkzaam is geweest als uitzendkracht bij de werkgever.
d. De arbeidsovereenkomstduur korter dan 6 maanden is.
Artikel 5 Afroepcontracten en stagiaires
1. Het is niet toegestaan een dienstbetrekking aan te gaan op basis van een afroepcontract.
2. Stagiaires mogen geen reguliere arbeidsplaats innemen.
Artikel 6 Deeltijdarbeid
1. Indien zich in een bedrijf voltijds vacatures voordoen hebben deeltijdwerkers het recht om bij voorrang naar de functie te solliciteren.
2. Voor zover in deze CAO niet anders is bepaald ontvangen deeltijdwerkers naar rato dezelfde rechten uit de CAO als voltijdwerkers.
3. Bij een deeltijdwerker is eerst van overuren sprake als er ook voor een voltijder sprake zou zijn van overuren.
4. Deeltijdwerkers hebben dezelfde rechten als voltijdwerkers inzake medezeggenschap.
5. Medewerkers die in deeltijd willen werken, kunnen de wens daartoe aan de werkgever te kennen geven conform de Wet flexibel werken.
De werkgever zal zijn beslissing in dit verband schriftelijk aan de werknemer mededelen. Indien de werkgever een verzoek van werknemer om in deeltijd te werken afwijst, zal hij de motivatie voor deze weigering vermelden conform de Wet flexibel werken.
Artikel 7 Einde dienstverband door opzegging
1. Het dienstverband neemt, behalve in geval van ontslag op staande voet wegens een dringende reden in de zin van de artikelen 7:678 en 7:679 Burgerlijk Wetboek en behalve in geval van ontslag tijdens de proeftijd, voor werknemers voor onbepaalde tijd in dienst een einde door opzegging met inachtneming van de volgende termijnen:
voor de werkgever, conform art 7:672 lid 2 BW
voor de werknemer die korter dan 5 jaar in dienst is 1 maand
voor de werknemer die 5 jaar of langer maar korter dan 10 jaar in dienst is 2 maanden voor de werknemer die 10 jaar of langer maar korter dan 15 jaar in dienst is 3 maanden voor de werknemer die 15 jaar of langer in dienst is 4 maanden
voor de werknemer 1 maand.
2. Werknemers die op 31 december 1998 de leeftijd van 45 jaar of ouder hadden en sindsdien in dienst zijn gebleven bij dezelfde werkgever, behouden de opzegtermijn die op dat moment gold (d.w.z. tenminste zoveel weken als de dienstbetrekking, na de meerderjarigheid van de werknemer, hele jaren heeft geduurd, tot een maximum van 13 weken;
xxxxxxxxxxx met 1 week voor ieder jaar waarin de werknemer na het bereiken van de 45-jarige leeftijd bij werkgever in dienst is geweest, met eveneens een maximum van 13 weken). Deze opzegtermijn blijft ‘bevroren’ totdat eventueel uit toepassing van art 7:672 lid 2 BW een langere opzegtermijn zou gaan gelden.
3. Voor commerciële en leidinggevende functies (salarisschaal F9 of hoger) kan een langere opzegtermijn worden bedongen. In dat geval zal de opzegtermijn voor werkgever gelijk zijn aan die van werknemer, of zoveel langer als uit toepassing van art 7:672 lid 2 Burgerlijk Wetboek volgt.
4. Opzegging dient zodanig plaats te vinden dat het einde van de dienstbetrekking samenvalt met het einde van de betalingsperiode.
Artikel 8 Ontslagbescherming arbeidsongeschikte werknemer
De werkgever zal alles in het werk stellen om te voorkomen dat gedeeltelijk arbeidsongeschikten worden ontslagen. Een gedeeltelijk arbeidsongeschikte mag niet worden ontslagen, tenzij de werkgever in het kader van de ontslagaanvraag aan het UWV kan aantonen dat er in de onderneming geen enkele aangepaste arbeidsplaats geschikt en beschikbaar is.
Artikel 9 Nevenwerkzaamheden
Indien de werknemer enigerlei arbeid voor derden gaat verrichten of als zelfstandige werkzaamheden wil gaan verrichten, dient hij vooraf schriftelijk toestemming aan de werkgever te vragen. De werkgever kan de werknemer verbieden nevenfuncties uit te oefenen, als de werknemer door die werkzaamheden zijn eigen functie niet meer naar behoren kan vervullen.
Artikel 10 Einde dienstbetrekking bij het bereiken van de AOW gerechtigde leeftijd
Ongeacht het bepaalde in artikel 7 eindigt het dienstverband van rechtswege zonder dat daartoe enige
opzegging is vereist, met de aanvang van de kalenderweek die volgt op de kalenderweek waarin de werknemer de AOW gerechtigde leeftijd bereikt.
Artikel 11 Werkkleding
De werkgever is verplicht de aanschaf en het onderhoud van de door hem voorgeschreven bedrijfskle- ding en het door hem voorgeschreven schoeisel voor zijn rekening te nemen. Daar waar de Arbeids- omstandighedenwet persoonlijke beschermingsmiddelen, bijvoorbeeld in het kader van BSE, voorschrijft, zal de werkgever in deze middelen voorzien.
HOOFSTUK 3 ARBEIDSTIJD
Artikel 12 Arbeidstijd
1. De werkgever stelt met inachtneming van het bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden de arbeidstijden vast binnen de volgende grenzen.
2. Voor werknemers geldt een minimum wekelijkse rusttijd van hetzij 36 uur per periode van 7 x 24 uur, hetzij 60 uur per periode van 9 x 24 uur (1 x per 5 weken in te korten tot 32 uur). Voorts geldt een minimum dagelijkse rust van 11 uur per 24 uur (1 x per periode van 7 x 24 uur in te korten tot 8 uur).
3. De arbeidstijd (structureel) bedraagt maximaal 9,5 uur per dienst, 45 uur per week en gemiddeld 36 uur per week per 4 weken (144 uur), met een minimum van 32 en een maximum van 45 uur per week.
De standaard arbeidstijd bedraagt 36 uur per week conform deze CAO. Werkgevers kunnen deze per (afdeling binnen een) bedrijf verhogen naar 38 uur per week, tegen volledige betaling van deze twee extra uren.
4. a. De werkgever kan in overleg met de Ondernemingsraad of Personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan de werknemersorganisaties, een rooster vaststellen van gemiddeld 160 uur per 4 weken. Hierdoor ontstaat in principe een 8-urige werkdag.
b. In geval van een afwijkend rooster worden de extra gewerkte uren boven de 36 uur per week voor de helft (t.w. 8 uur per 4 weken) door de werkgever op regelmatige basis vrij geroosterd. De werknemer kan voor aanvang van elk kalenderjaar een verzoek indienen om deze uren niet vrij te roosteren en op basis van een à la carte systeem te storten in een pensioenregeling of uit te betalen in de vorm van loon.
De andere helft van de uren wordt in betreffend kalenderjaar naar inzicht van de werkgever in overleg met de werknemer in perioden met een afwijkende seizoensmatige aanvoer-, productie- en/of afzetpatroon ingeroosterd.
c. De inroostering van deze ADV dagen is minimaal twee weken van te voren bij de werknemer bekend. Ook met betrekking tot deze uren kan werknemer het verzoek indienen deze in te brengen in het à la carte systeem.
d. Indien in een onderneming meer dan 30% inleenarbeid aanwezig is dan hebben de eigen werknemers de mogelijkheid een verzoek in te dienen om – volgens de hierboven genoemde voorwaarden – met een rooster van 5 maal 8 uur te gaan werken.
e. De waarde van een ADV dag is, zowel in tijd als in geld, gelijk aan die dag in het voor werkne- mer gebruikelijke individuele rooster. (zie artikel 38 lid 3).
f. ADV dagen kunnen niet worden ’meegenomen’ naar een volgend jaar. Indien er dagen overblijven dienen deze te worden uitbetaald.
g. Bij arbeidsongeschiktheid geldt dat ingeroosterde ADV dagen niet worden gecompenseerd. Er kunnen nooit meer dagen vervallen dan opgebouwd kunnen worden in de betreffende maand, tenzij deze zijn ingeroosterd in die betreffende (verzuim)periode.
h. ADV kan opgenomen worden nadat ADV is opgebouwd, met uitzondering van vooraf ingeroosterde ADV dagen.
i. Bestaande afspraken tussen bedrijven en werknemersorganisaties blijven onverkort van kracht.
5. De bruto arbeidsduur op jaarbasis bij een volledig dienstverband bedraagt:
– Het aantal dagen in een kalenderjaar verminderd met het aantal zaterdagen en zondagen in dat jaar, vermenigvuldigd met 7,2 uren.
De bruto arbeidsduur bedraagt, in 2018 1879,2 uren en in 2019 1879,2 uren.
Bij een 38-urige werkweek is de bruto arbeidsduur, in 2018 1983,6 uren en in 2019 1983,6 uren (vermenigvuldigd met 7,6 uren).
De netto arbeidsduur op jaarbasis bij een volledig dienstverband bedraagt:
– Het aantal dagen in een kalenderjaar verminderd met het aantal zaterdagen en zondagen in dat jaar vermenigvuldigd met 7,2 uren, verminderd met de vakantie-uren zoals bedoeld in artikel
40 lid 1, verminderd met het aantal feestdagen zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 voor zover deze feestdagen niet op een zaterdag of zondag vallen, vermenigvuldigd met 7,2 uren.
De netto arbeidsduur bedraagt, in 2018 1656 uren en in 2019 1663,2 uren.
Bij een 38-urige werkweek is de netto arbeidsduur, in 2018 1748 uren en in 2019 1755,6 uren (vermenigvuldigd met 7,6 uren).
Hierbij moet nog rekening gehouden worden met de rechten op betaald verlof toegekend in andere artikelen in deze CAO.
Er wordt voor de snipper/vakantiedag evenveel uren afgeschreven als het rooster lang was op die betreffende dag.
6. De arbeidstijd bij overwerk (incidenteel) bedraagt maximaal 11 uur per dienst, 50 uur per week, en gemiddeld 45 uur per week per 4 weken (180 uur).
7. Indien er sprake is van nachtdiensten (arbeid tussen 00.00 en 06.00 uur) geldt een minimum rusttijd na nachtdienst die eindigt na 02.00 uur van 14 uur en een minimum rusttijd na een reeks nachtdiensten van 48 uur. De arbeidstijd (structureel) per nachtdienst bedraagt maximaal 8 uur. Het maximum aantal nachtdiensten is 10 per 4 weken en 35 per 13 weken, dan wel ten hoogste 20 uren arbeid verricht tussen 00.00 en 06.00 uur in elke periode van 2 achtereenvolgende weken. Het maximum aantal achtereenvolgende nachtdiensten is 5. De arbeidstijd bij overwerk (incidenteel) bedraagt maximaal 9 uur per nachtdienst en gemiddeld 40 uur per week per 4 weken (160 uur).
8. Bij een arbeidstijd per dienst van meer dan 5,5 uur geldt een pauze (zijnde een tijdruimte van minimaal 1/4 uur) van een 1/2 uur.
Bij een arbeidstijd per dienst van meer dan 8 uur geldt een pauze van 3/4 uur, waarvan 1/2 uur aaneengesloten.
Bij een arbeidstijd per dienst van meer dan 10 uur geldt een pauze van 1 uur, waarvan 1/2 uur aaneengesloten.
De pauze vangt aan na afronding van alle eventuele tussentijdse hygiënische handelingen en eindigt voor aanvang van alle eventuele tussentijdse hygiënische handelingen.
9. De zaterdag kan voor alle bedrijfsactiviteiten vanaf 2e snit als normale werkdag worden ingeroos- terd. Nadat instemming is verkregen van de ondernemingsraad of, bij het ontbreken daarvan de werknemersorganisaties, op het rooster wordt het werkgeversvoorstel ter toetsing op de relevante CAO-bepalingen aan het Fonds Collectieve Belangen Vleessector voorgelegd. Werknemers kunnen binnen een vijfdaagse werkweek in principe 1 maal per 4 weken, maar maximaal 13 weken per kalenderjaar, op zaterdag verplicht worden ingeroosterd. Werknemers kunnen wel op vrijwillige basis voor meer zaterdagen worden ingeroosterd.
Bedrijven dienen bij afwijking van de standaardregeling lokale afspraken te maken met werk- nemersorganisaties over locatie specifieke wensen (frequentie, toeslag en/of aard van de bedrijfsactiviteiten). Bestaande afspraken tussen bedrijven en werknemersorganisaties blijven onverkort van kracht.
10. Op zondag wordt geen arbeid verricht, tenzij de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging met inachtneming van het bepaalde in artikel 13 lid 2 daarmee instemt. Tevens zal er melding aan de vakverenigingen plaatsvinden.
11. Voor werknemers van 16 of 17 jaar geldt in afwijking van c.q. in aanvulling op hetgeen in de vorige leden van dit artikel is bepaald, het volgende.
De wekelijkse rust bedraagt minimaal 36 uur per periode van 7 x 24 uur. De dagelijkse rust bedraagt minimaal 12 uur per 24 uur, waarin de periode tussen hetzij 22.00 uur en 06.00 uur, hetzij
23.00 uur en 07.00 uur is begrepen. Indien op zondag arbeid wordt verricht, is de zaterdag vrij. De arbeidstijd (structureel en incidenteel) bedraagt maximaal 9 uur per dienst, 42 uur per week en gemiddeld 36 uur per week per 4 weken (144 uur), met een minimum van 32 en een maximum van 45 uur per week. Bij een arbeidstijd per dienst van meer dan 4,5 uur geldt een pauze, zijnde een tijdruimte van minimaal 1/4 uur, van een 1/2 uur. Bij een arbeidstijd per dienst van meer dan 8 uur geldt een pauze van ¾ uur, waarvan 1/2 uur aaneengesloten. Voor de toepassing van de normen uit dit lid geldt dat de schooltijd wordt gelijk gesteld met de arbeidstijd.
12. Werknemers met een contract van 32 uur en meer dienen minimaal een dagdeel te worden ingeroosterd (3,6; 4 of 4,5 uur afhankelijk van het rooster).
13. Voor medewerkers met wisselende diensten zal, uiterlijk op de donderdag 10 dagen voorafgaand aan de betreffende werkweek, een rooster voor informatieve doeleinden worden opgesteld.
14. Betaalde werktijd in het kader van hygiënehandelingen: de tijd gemoeid met tussentijdse hygiënische handelingen, waaronder wordt verstaan alle hygiënische handelingen aan gereed-
xxxxxxxx en persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemer die in opdracht van de werkgever uitgevoerd dienen te worden, inclusief het wassen van de handen voor zover dit plaatsvindt direct bij het betreden of verlaten van de werkplek.
Met ingang van 1 juli 2019 is de betaald werktijd in het kader hygiënehandelingen: de tijd gemoeid met tussentijdse hygiënische handelingen en hygiënische handelingen aan het einde van de dienst, waaronder wordt verstaan alle hygiënische handelingen aan gereedschappen en persoon- lijke beschermingsmiddelen door de werknemer die in opdracht van de werkgever uitgevoerd dienen te worden, inclusief het wassen van de handen voor zover dit plaatsvindt direct bij het betreden of verlaten van de werkplek. Deze vergoeding kan zowel in tijd als in geld worden gewaardeerd.
Artikel 13 Arbeid op zon- en feestdagen
1. Met uitzondering van de in lid 2 genoemde gevallen wordt geen arbeid verricht op zondagen en algemeen erkende christelijke feestdagen en koningsdag. Tevens wordt geen arbeid verricht op 5 mei, indien deze dag in een jaar valt, dat eindigt op een 0 of op een 5.
2. Voorzover nodig is arbeid op deze dagen toegestaan, onder de volgende voorwaarden.
a. Voor onverwachte en noodzakelijke reparaties die niet kunnen worden uitgesteld en voor die reparaties en werkzaamheden, die gedurende de bedrijfstijd niet plaats kunnen vinden.
b. Indien en voorzover producten gevaar lopen te bederven of in kwaliteit achter uit te gaan.
c. Indien en voorzover arbeid nodig is voor verlichting, verwarming, drogen, en koelen.
d. Voor arbeid in ploegendienst, met dien verstande dat op zondagen en algemeen erkende christelijke feestdagen om 22.00 uur mag worden begonnen aan de voorbereidende werkzaam- heden zodat om 24.00 uur de ploeg de arbeid kan aanvangen.
3. a. Iedere werknemer heeft, indien hij niet werkt op één van de hierna genoemde dagen, recht op doorbetaling van het loon. Het betreft:
Algemeen erkende christelijke- en nationale feestdag (27 april) en, indien van toepassing,
5 mei, mits deze vallen op een voor werknemer geldende werkdag. In geval de werknemer toch moet werken conform lid 2 ontvangt de werknemer zijn loon verhoogd met 80% conform artikel 25 lid 4. Daarnaast heeft hij in dat geval recht op compenserende vrije tijd van het aantal gemaakte uren op de feestdag in de vorm van een aaneengesloten periode. Slechts indien de vrije tijd niet kan worden genoten dient deze compenserende tijd tegen 100% te worden uitbetaald.
b. Onder loon dient in dit artikel te worden verstaan, het loon van de werknemer conform artikel 1b lid 17 bij de normale wekelijkse arbeidstijd, inclusief tariefverdiensten en ploegentoeslagen en exclusief de overwerktoeslagen.
4. Roostervrije dagen mogen niet samenvallen met betaalde feestdagen, genoemd in lid 1 van dit artikel.
HOOFDSTUK 4 SALARIS EN OVERIGE FINANCIELE REGELINGEN
Artikel 14 Algemeen
1. De werkgever deelt werknemers in één van de loongroepen van de in bijlage II genoemde loontabel in en wel op basis van de in bijlage I opgenomen functieniveau-indeling. Voor de indeling in een CAO functieniveau is bepalend welke werkzaamheden feitelijk verricht worden.
2. De werkgever is bij aanvang van de dienstbetrekking verplicht, de werknemer mede te delen, op welk functieniveau hij wordt ingedeeld.
Deze verplichting geldt ook bij wijziging van de functieniveau-indeling.
3. De loongroepen in de loontabel (bijlage II), hebben een minimumkarakter.
4. Bij verschil van mening tussen de werkgever en de werknemer over de indeling in een functieni- veau kan beroep bij de Vaste Commissie worden ingesteld.
5. Xxxxxx vakvolwassen werknemer wordt in beginsel bij indiensttreding ingedeeld in functieperio- diek 0 van de voor zijn functieniveau geldende loongroep.
Artikel 15 Toepassing leeftijdschalen
1. Voor de werknemer, die de vakvolwassen leeftijd nog niet heeft bereikt, geldt de in de loontabel opgenomen leeftijdsschaal.
2. De jeugdige werknemer die een hogere leeftijd bereikt, verkrijgt het volgens de leeftijdsschaal daarbij horende basisloon, in de betalingsperiode die volgt op het bereiken van deze hogere leeftijd.
Artikel 17 Toekennen van functieperiodieken
1. Een werknemer zal jaarlijks per 1 januari in een hogere functieperiodiek worden ingedeeld, tot het maximum aantal functieperiodieken in de functiegroep waarin hij is ingedeeld, is bereikt, indien deze werknemer gedurende een geheel jaar de functie heeft uitgeoefend.
2. Een werknemer die voor 30 juni van enig jaar in dienst treedt, ontvangt per 1 januari daaropvol- gend een functieperiodiek.
3. In afwijking van lid 1 is de werkgever bevoegd de werknemer in geval van slecht functioneren of onbehoorlijk gedrag een functieperiodiek te onthouden, indien de werkgever de werknemer tussentijds ten minste tweemaal heeft gewaarschuwd, bij aangetekend schrijven en met redenen omkleed.
Artikel 18 Tijdelijke waarneming
1. a. De werknemer, die tijdelijk wordt belast met werkzaamheden die vallen onder de functieom- schrijving van een hoger functieniveau, blijft voor een jaar ingedeeld in zijn oude loongroep.
b. Indien de tijdelijke waarneming in het hogere functieniveau langer dan 1 jaar heeft geduurd, wordt de werknemer na dat jaar ingedeeld in de bij de functie behorende loongroep.
2. Gedurende deze tijdelijke waarneming, ontvangt de werknemer een toeslag ten bedrage van het verschil tussen de beide loongroepen bij functieperiodiek 0.
3. Deze toeslag vervalt bij beëindiging van de tijdelijke waarneming.
Artikel 19 Definitieve indeling in een hoger functieniveau
1. De vakvolwassen werknemer, die in een hoger functieniveau wordt ingedeeld ontvangt het daarbij behorende basisloon, met ingang van de betalingsperiode die volgt op de betalingsperiode waarin de indeling in het hogere functieniveau heeft plaatsgevonden.
2. Het basisloon van deze vakvolwassen werknemer wordt verhoogd met de helft van het verschil tussen de oude en de nieuwe loongroep bij functieperiodiek 0 dan wel verhoogd met het bedrag dat nodig is, opdat het nieuwe loon van deze werknemer gelijk is aan het eerstkomende bedrag van de bij dat functieniveau behorende loongroep.
Artikel 20 Indeling in een lager functieniveau
1. Door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid, of op eigen verzoek.
a. De werknemer, die door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid, of op eigen verzoek, wordt ingedeeld in een lager functieniveau wordt volgens de daarbij behorende loongroep uitbetaald met ingang van de betalingsperiode, die volgt op de betalingsperiode, waarin de indeling in het lagere functieniveau heeft plaatsgevonden.
b. Het basisloon van deze werknemer wordt dan verlaagd met het verschil tussen de loongroepen bij functieperiodiek 0 van de twee functieniveaus dan wel zoveel meer als nodig is opdat het nieuwe basisloon van deze werknemer in overeenstemming is met het eerstkomende lagere bedrag van de bij dat functieniveau behorende loongroep.
2. Als gevolg van bedrijfsomstandigheden.
a. Xxxxx een werknemer door bedrijfsomstandigheden, zoals het opheffen van functies, op een lager functieniveau ingedeeld, dan wordt hem door het toekennen van functieperiodieken van het loonniveau dat bij dat functieniveau hoort een basisloon toegekend dat gelijk is aan zijn oude basisloon.
b. Is het toekennen van functieperiodieken niet toereikend, dan wordt het verschil tussen de hoogste functieperiodiek en het oude basisloon overbrugd door een toeslag.
c. De werknemer heeft 6 maanden aanspraak op deze toeslag.
3. Op medisch advies.
a. Voor een werknemer, die op medisch advies, bijvoorbeeld wegens een wijziging in zijn lichamelijke of geestelijke gesteldheid, op een lager functieniveau wordt ingedeeld, geldt het bepaalde in lid 2 van dit artikel.
b. Wordt de werknemer ingedeeld op een functieniveau, dat meer dan één functieniveau lager is dan zijn oude functieniveau, dan wordt deze werknemer per 12 maanden telkens slechts één functieniveau teruggeplaatst.
c. Xxxxx een werknemer gedurende een of meer perioden op medisch advies wegens dezelfde oorzaak op een lager functieniveau ingedeeld, dan worden deze perioden beschouwd als een geheel.
4. Voordat een werknemer als gevolg van bedrijfsomstandigheden of op medisch advies op een lager functieniveau kan worden ingedeeld, moet eerst worden nagegaan of indeling in een andere functie op hetzelfde functieniveau mogelijk is.
5. Een werknemer, die na het bereiken van de 53-jarige leeftijd wegens bedrijfsomstandigheden of op medisch advies in een lager functieniveau wordt ingedeeld, behoudt zijn oorspronkelijke basisloon totdat hij uit dienst gaat.
6. a. De regeling van de leden 2, 4 en 5, betreffende de indeling in een lager functieniveau als gevolg van bedrijfsomstandigheden, geldt niet in geval van een ingrijpende reorganisatie.
b. Onder ingrijpende reorganisatie dient in dit artikel te worden verstaan een zodanige wijziging in de totaliteit van de onderneming, dat daardoor belangrijke veranderingen ontstaan in de positie van een – ten opzichte van de totale personeelsbezetting – belangrijk aantal personeels- leden. Een dergelijke regeling heeft een eenmalig karakter en wordt als zodanig behandeld.
Artikel 21 Niet in de loontabel opgenomen lonen
a. Een chauffeur wordt als chauffeur binnenland aangemerkt als hij overwegend werkzaamheden verricht die zijn gericht op binnenlands goederenvervoer. Voldoet een chauffeur niet aan dit criterium, dan wordt hij aangemerkt als chauffeur buitenland.
b. Werkt een chauffeur binnenland in enige betalingsperiode meer dan 10 werkdagen buiten Nederland, dan valt hij voor die periode onder de categorie chauffeur buitenland. Werkt een chauffeur buitenland in enige betalingsperiode meer dan 10 werkdagen binnen Nederland, dan valt hij voor die periode onder de categorie chauffeur binnenland.
c. Na overleg tussen werkgever en chauffeur kan deze worden geplaatst in de categorie chauffeur binnenland dan wel chauffeur buitenland.
Artikel 22 Aanpassing lonen
1. Per 1 januari 2018 worden de feitelijke lonen verhoogd met 2,1%. In dit percentage wordt de automatische prijscompensatie geacht inbegrepen te zijn. Indien de lonen per 1 januari 2018 in het bedrijf niet zijn verhoogd, moet de verhoging van 1 januari 2018 over de feitelijke lonen uiterlijk
1 mei 2018 met terugwerkende kracht doorgevoerd worden. Per 1 januari 2019 worden de feitelijke lonen verhoogd met 2,3%.
2. De prijscompensatie wordt tweemaal per jaar berekend namelijk in juli van enig jaar aan de hand van het procentuele verschil tussen de afgeleide prijsindexcijfers voor werknemersgezinnen (laag inkomen, afgeleid) van april van dat jaar en oktober van het voorafgaande jaar, respectievelijk in januari van enig jaar aan de hand van het procentuele verschil tussen de afgeleide prijsindexcijfers voor werknemersgezinnen (laag inkomen, afgeleid) van oktober van het voorafgaande jaar en april van het voorafgaande jaar. Gedurende de looptijd van dit contract is de automatische prijscompen- satie begrepen in de initiële loonstijgingen.
Artikel 23 Ploegendienst en beloning
1. Van ploegentoeslag is sprake indien ploegenarbeid wordt verricht.
2. Verricht de werknemer de arbeid in drie ploegen, dan wordt per week een gemiddelde toeslag betaald van 19% van het basisloon.
3. Verricht de werknemer de arbeid in twee ploegen, dan wordt per week een gemiddelde toeslag betaald van 15% van het basisloon.
4. Daar waar de zaterdag structureel deel uit maakt van het ploegenrooster, zal een afwijkende toeslag gelden, welke het berekende gemiddelde is van de ongunstige uren toeslagen volgens artikel 25 van deze CAO. De werknemer heeft minimaal recht op de toeslag ingevolge het bepaalde in lid 2 of 3 van dit artikel.
5. Indien in ploegendienst wordt gewerkt, zijn werknemers vanaf 55 jaar niet meer verplicht om in ploegendienst te werken.
Artikel 24 Inconveniëntentoeslag
1. De werknemer die werkzaamheden verricht in de productieafdelingen:
afsnijderij, uitbenerij, vrieshuis, expeditie, zouterij ontvangt een basistoeslag van € per gewerkte dag.
2. De werknemer die werkzaamheden verricht in de productieafdelingen: slachterij of in de stal ontvangt een basistoeslag van € per gewerkte dag.
3. De werknemer die werkzaamheden verricht in de darmbewerking ontvangt een basistoeslag van €
per gewerkte dag.
4. Hij ontvangt een extra toeslag van € per gewerkte dag indien per dag minimaal 4 uur wordt gewerkt in ruimten waar de temperatuur lager is dan 7°C.
5. Hij ontvangt een extra toeslag van € per gewerkte dag indien per dag minimaal 4 uur wordt gewerkt in ruimten waar de temperatuur lager is dan 0°C.
6. Het naar binnen en buiten brengen van producten wordt in het kader van de leden 4 en 5 van dit artikel, geacht werk in deze ruimten te zijn.
7. De bovengenoemde bedragen zullen worden aangepast aan de loonsverhogingen. Voor de verhoging van 1 januari 2018 gelden de volgende bedragen voor
Lid 1: € 1,07
Lid 2: € 1,81
Lid 3: € 2,88
Lid 4: € 0,73
Lid 5: € 1,44
Voor de verhoging van 1 januari 2019 gelden de volgende bedragen voor Lid 1: € 1,10
Lid 2: € 1,85
Lid 3: € 2,95
Lid 4: € 0,74
Lid 5: € 1,47
Artikel 25 Extra beloning van arbeid op ongunstige uren en de relatie met overuren
1. De werknemer die werkzaamheden verricht op maandag tot en met vrijdag tussen 04.00 en 06.00 uur en/of tussen 19.00 en 22.00 uur ontvangt een toeslag van 17% op het basisuurloon, voor de tijd die in die periode wordt gewerkt.
2. De werknemer die werkzaamheden verricht op maandag tot en met vrijdag tussen 22.00 en 04.00 uur ontvangt een toeslag van 35% op het basisuurloon, voor de tijd die in die periode wordt gewerkt.
3. De werknemer die werkzaamheden verricht op zaterdag tussen 00.00 en 24.00 uur ontvangt een toeslag van 37,5% op het basisuurloon, voor de tijd die in die periode wordt gewerkt. Afwijking ten nadele van de werknemer is alleen mogelijk op grond van het bepaalde in artikel 12 lid 9 van deze CAO.
4. De werknemer die werkzaamheden verricht op zon- of feestdag tussen 00.00 en 24.00 uur ontvangt een toeslag van 80% op het basisuurloon, voor de tijd die in die periode wordt gewerkt.
5. Wanneer een ongunstig uur op maandag tot en met vrijdag tevens een overuur is, vervalt de toeslag op grond van lid 1 of 2 van dit artikel en wordt alleen de overwerktoeslag op grond van artikel 28, lid 3 uitbetaald.
6. Wanneer een ongunstig uur op zaterdag tevens een overuur is, moet naast de toeslag op grond van lid 3 van dit artikel tevens de overwerktoeslag op grond van artikel 28, lid 3 worden uitbetaald.
7. Wanneer op een zon- of feestdag wordt gewerkt wordt naast de toeslag op grond van lid 4 van dit artikel geen overwerktoeslag betaald.
8. De in de leden 1 t/m 4 van dit artikel genoemde toeslagen gelden niet indien de werknemer arbeid verricht in ploegendienst en een vergoeding ontvangt op grond van artikel 23 lid 2 en 3 van deze CAO.
Zie bijlage III voor de ongunstige urenmatrix.
Artikel 26 25-jarig jubileum
Aan de werknemer die 25 jaar in dienst is bij een werkgever wordt eenmalig een extra bruto maandsa- xxxxx xxxxx uitgekeerd. De uitkering wordt uitgekeerd bij de eerste volgende betalingsperiode na het behalen van het jubileum.
Artikel 27 Eindejaarsuitkering
1. De werkgever kent de werknemer, met wie een onafgebroken dienstverband van tenminste twee maanden bestaat in de loop van december een uitkering toe van 2% van het in de voorafgaande 12 maanden bij de werkgever verdiende inkomen zoals bedoeld in artikel 1b lid 17 van de CAO. Niet meegenomen bij het inkomen is de vakantietoeslag en de toeslag zelve, alsmede de ontvangen wettelijke en bovenwettelijke uitkeringen in geval van arbeidsongeschiktheid.
2. Wordt het dienstverband anders dan op grond van een dringende reden ex art. 7:678 Burgerlijk Wetboek beëindigd, dan wordt voor iedere maand van het dienstverband waarvoor deze uitkering nog niet is verstrekt 1/12 van deze uitkering gegeven.
3. Indien in een onderneming enigerlei regeling bestaat, niet zijnde een belastingvrije uitkering of een vleespakket, dan wordt de uitkering als bedoeld in lid 1 en 2 met deze uitkering verrekend.
Artikel 28 Overwerkvergoeding
1. De werknemer is verplicht om indien de bedrijfsomstandigheden dit naar het oordeel van de werkgever noodzakelijk maken voor korte tijd overwerk te verrichten.
2. Overuren zijn die uren aansluitend op een werkdag gewerkt:
– meer dan 9,5 uur per dag bij een normale werkdag van 9 uur;
– meer dan 9 uur per dag bij een normale werkdag van minder dan 9 uur;
– meer dan 42 uur per week;
– meer dan 432 uur per 12 weken c.q. 468 uur per 3 maanden, indien een maandloon is overeengekomen, met dien verstande dat elk uur slechts een maal telt.
Bij een 38-urige werkweek, zoals bedoeld in artikel 12 lid 3 geldt voor de laatste gedachtestreep het volgende;
– meer dan 456 uur per 12 weken c.q. 494 uur per 3 maanden, indien een maandloon is overeengekomen, met dien verstande dat elk uur slechts een maal telt.
Bij een periodesalaris dient er na de 3de, 6de, 9de en 13de periode te worden afgerekend, bij een maandsalaris aan het einde van ieder kwartaal.
Indien er afspraken zijn gemaakt over de zaterdag conform artikel 12 lid 9 dienen overuren na een maand of periode te worden afgerekend.
3. Voor overuren, ontstaan op maandag tot en met zaterdag, geldt een toeslag op het basisuurloon van 25%.
4. De werknemer die op zijn vrije dag wordt verzocht om diezelfde dag arbeid te verrichten, ontvangt een toeslag van 35% op het basisuurloon per gewerkt uur voor de eerste 2 uren. Voor de volgende uren ontvangt de werknemer een toeslag van 80% op het basisuurloon per gewerkt uur. Minimaal ontvangt de werknemer de vergoeding gelijk aan hetgeen hij verdiend zou hebben wanneer hij voor dezelfde uren op een eerder moment was ingepland.
5. a. De uren die zijn overgewerkt, kunnen met de overwerktoeslag, geheel of gedeeltelijk in vrije tijd worden gecompenseerd, in overleg tussen de werkgever en de werknemer.
b. De uren, die zijn overgewerkt en de overwerktoeslag kunnen daartoe worden opgespaard tot halve of hele vrije dagen.
6. Werknemers van 55 jaar of ouder zijn niet verplicht om over te werken.
Artikel 29 Toeslag voor extra opkomst
De werknemer die onverwacht arbeid moet verrichten ten behoeve van dringende werkzaamheden
buiten de normale werktijd, verkrijgt per extra opkomst € 1,59 extra en tenminste eenmaal zijn basisuurloon.
Artikel 30 Toeslag EHBO-diploma
Medewerkers met een EHBO-diploma ontvangen, mits zij deel uitmaken van de BHV, € 113,– toeslag per jaar.
Artikel 31 Vakantietoeslag
1. Iedere werknemer die op 1 mei, sinds 1 mei van het vorig jaar 12 maanden onafgebroken bij de werkgever in dienst is geweest, heeft ten tijde van zijn aaneengesloten vakantie, doch uiterlijk in de maand juni, recht op een vakantietoeslag die gelijk is aan 8% van zijn jaarinkomen.
2. Onder inkomen wordt in dit artikel verstaan de definitie zoals opgenomen in artikel 1b lid 17 van de CAO. In uitzondering op deze definitie wordt voor de berekening van de vakantietoeslag bij dit artikel geen vakantietoeslag, geen eventuele winstdeling of gratificatie-uitkering meegenomen in het inkomen.
De vloer van het vakantiegeld van werknemers in de schalen B tot en met F is gekoppeld aan de vakantietoeslag, behorend bij het salarisniveau D, functieperiodiek 0.
3. Bij het einde van de dienstbetrekking heeft de werknemer voor iedere maand die hij sinds 1 mei van het lopende of voorafgaande jaar bij de werkgever werkzaam is geweest en waarvoor hij nog geen vakantietoeslag heeft ontvangen, recht op 1/12 van de vakantietoeslag.
Artikel 32 Overlijdensuitkering
In geval van overlijden van een werknemer wordt aan zijn nagelaten betrekkingen, op de wettelijke uitkeringen nog gedurende de maand van overlijden en de twee daarop volgende maanden een aanvulling verstrekt tot aan 100% van het laatst genoten loon van de overledene.
Onder nagelaten betrekkingen worden in die volgorde verstaan:
a. de partner van de werknemer op het moment van overlijden;
b. de minderjarige wettige, natuurlijke, pleeg- of stiefkinderen;
c. andere personen met wie de werknemer in gezinsverband leefde.
Artikel 33 Betaalbaarstelling van het loon
1. Bij verrekening op grond van artikel 28 van de CAO van 4 weken/1 maand kan de werknemer uiterlijk 4 werkdagen na afloop van de betalingsperiode beschikken over het loon.
Bij verrekening op grond van artikel 28 van de CAO van 13 weken/3 maanden kan de werknemer uiterlijk 4 kalenderdagen na afloop van de betalingsperiode beschikken over het loon.
2. De werkgever dient op het tijdstip van de betaalbaarstelling aan de werknemer een loonstrook te verstrekken waarop duidelijk leesbaar is vermeld:
– naam en bedrijfsnummer van de werknemer;
– periode waarop de betaling betrekking heeft;
– bruto loonbedrag, gespecificeerd naar vast loon, stukloon, toeslagen, premies of vormen van andere beloningen;
– inhouding van loonbelasting en sociale verzekeringspremies;
– andere toegepaste kortingen, die nauwkeurig moeten zijn gespecificeerd.
3. Wenst de werkgever over te gaan van een bestaand systeem van wekelijkse betaalbaarstelling naar een systeem van betaalbaarstelling per 4 weken of per maand, dan moet de werkgever daarover vooraf overleg plegen met de werknemersorganisaties.
Artikel 34 Uitruil van arbeidsvoorwaarden
1. De uitzendonderneming/inlener, zoals bedoeld in artikel 1b lid 2 en 3 van de CAO Vleessector en de werknemer werkzaam bij een werkgever als bedoeld in artikel 1b lid 2 en 3 van de CAO kunnen schriftelijk overeenkomen dat een deel van het loon als bedoeld in hoofdstuk 4 van de CAO Vleessector wordt uitgeruild voor vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen in verband met extraterritoriale kosten (‘doelen’)
De uitruil van het loon voor vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen is toegestaan met inachtne- ming van de volgende beperkingen en voorwaarden:
a. Uitruil van loon voor vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen in verband met extraterritoriale kosten is uitsluitend toegestaan voor dubbele huisvestingskosten, vervoerskosten van en naar
de woonplaats in het land van herkomst van de uitzendkracht en extra uitgaven van xxxxxxxx- xxxxxxx. Onder extra uitgaven van levensonderhoud wordt limitatief verstaan:
1. Extra uitgaven voor gas, water en licht
2. Extra uitgaven voor maaltijden
3. Opslagkosten voor het deel van de boedel dat de werknemer niet verhuist naar Nederland
4. Extra (niet-zakelijke) telefoonkosten
5. Cursuskosten voor het aanleren van de Nederlandse taal
6. (Extra) duurdere kosten ten opzichte van het woonland voor het doen van de aangifte van de inkomstenbelasting
b. Bij uitruil van loon dient rekening te worden gehouden met dwingendrechtelijke bepalingen.
c. Uitruil van loon is uitsluitend toegestaan indien en voor zover fiscaal toelaatbaar.
d. Het bedrag van de vrije vergoedingen of de waarde van de vrije verstrekkingen die de werkgever onbelast wil vergoeden of verstrekken, dient gespecificeerd vermeld te worden op de loonstrook.
e. De uitruil van loon voor vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen dient vooraf schriftelijk met de werknemer te worden overeengekomen en wordt vastgelegd in (een aanvulling op) de arbeidsovereenkomst. In de (aanvulling op de) arbeidsovereenkomst wordt onder andere opgenomen voor welke vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen de werknemer loon uitruilt en de afgesproken periode.
f. Het loon na uitruil mag niet lager zijn dan het geldende wettelijk minimumloon.
g. Uitruil van loon en toeslagen als bedoeld in hoofdstuk 4 in deze CAO, wordt beperkt tot een maximum van 30 procent van het loon als bedoeld in hoofdstuk IV van deze CAO.
h. Een vrije vergoeding die in het kader van deze regeling wordt toegekend, blijft beperkt tot de daadwerkelijk gemaakte kosten. Een vrije verstrekking die in het kader van deze regeling wordt toegekend, zal worden gewaardeerd tegen de waarde in het economische verkeer.
i. Het bedrag van het loon dat de werknemer uitruilt voor de vrije vergoeding of vrije verstrek- king bedraagt maximaal 81% van het bedrag aan extraterritoriale kosten die de werkgever onbelast wil vergoeden of verstrekken.
2. De bepalingen in lid 1 gelden evenzeer voor werknemers die niet permanent in Nederland woonachtig zijn, echter met dien verstande dat zij in afwijking van de in de volgende leden van dit artikel opgenomen CAO-bepalingen de uit die CAO-bepalingen voortvloeiende rechten en plichten op alternatieve wijze kunnen worden vormgegeven. De waarde van de arbeidsvoorwaarden is voor deze werknemers gelijk aan de waarde van de arbeidsvoorwaarden van de overige werkne- mers. Voor zover in dit artikel wordt gesproken van ‘de werknemer’ wordt hiermee ‘de niet permanent in Nederland woonachtige werknemer’ bedoeld. De bepalingen in dit lid en de volgende leden gelden daarmee niet voor de overige werknemers.
3. De werkgever kan overeenkomen met de werknemer dat de navolgende arbeidsvoorwaarden maandelijks/periodiek in geld kunnen worden uitgekeerd aan de werknemer.
– vier bovenwettelijke vakantiedagen (artikel 40 van de XXX Xxxxxxxxxxx)
– extra vakantiedagen wegens bereiken van bepaalde leeftijd (artikel 41 lid 3 van de XXX Xxxxxxxxxxx)
4. Het is de werkgever toegestaan het loon deels in natura te voldoen, met inachtneming van de beperkingen zoals opgenomen in lid 1 van dit artikel.
Artikel 34a Werknemers met een buitenlandse arbeidsovereenkomst (WagwEU)
In overeenstemming met het bepaalde in de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de EU (WagwEU) zijn de op de hieronder genoemde gebieden algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de CAO ook van toepassing op de werknemer die vanuit het buitenland door een buitenlandse uitzendonderneming aan een opdrachtgever in Nederland ter beschikking wordt gesteld en van wie de arbeidsovereenkomst wordt beheerst door ander recht dan het Nederlandse recht.
Het betreft de volgende gebieden:
– maximale werktijden en minimale rusttijden;
– minimumaantal vakantiedagen gedurende welke de verplichting van de werkgever om loon te betalen bestaat;
– minimumlonen, daaronder begrepen vergoedingen voor overwerk en daaronder niet begrepen aanvullende bedrijfspensioenregelingen, indien de CAO algemeen verbindend is verklaard gelden de XXX xxxxx.
– voorwaarden voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, in het bijzonder voor uitzendbe- drijven;
– gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk;
– beschermende maatregelen met betrekking tot arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van kinderen, jongeren en zwangere of pas bevallen vrouwen;
– gelijke behandeling mannen en vrouwen.
Bijlage X is op deze arbeidsovereenkomst van toepassing.
Artikel 35 Koffiegeld
Werkgevers zullen geen kosten van thee en koffie doorberekenen aan de eigen werknemer.
HOOFDSTUK 5 VERLOF
Artikel 36 Behoud van loon bij verzuim
1. De werkneemster heeft gedurende haar wettelijke zwangerschaps- en bevallingsverlof recht op doorbetaling van haar loon.
2. Voor de werknemer geldt in aanvulling op de Wet arbeid en zorg, dat hij met behoud van loon:
a. Bij eigen huwelijk 2 dagen en bij eigen ondertrouw 1 dag mag verzuimen, mits dat tenminste een week van te voren aan de werkgever bekend is gemaakt.
b. Bij het huwelijk van een van de ouders, broers of zusters, zwagers of schoonzusters en eigen kinderen, 1 dag mag verzuimen.
c. Bij bevalling van de echtgenote, 2 dagen mag verzuimen.
d. Bij zijn eigen 25- of 40 jarig huwelijksfeest, 1 dag mag verzuimen, bij 25, 40, 50, of 60 jarig huwelijksfeest van ouders of schoonouders, 1 dag mag verzuimen.
e. Bij overlijden van echtgenoot of echtgenote, eigen- of schoonkinderen en eigen- of schoonou- ders, vanaf de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis of crematie, mag verzuimen, indien de werknemer aantoonbaar de begrafenis regelt. Xxxxxx geldt het bepaalde in artikel 36 lid 2 sub f.
f. Op de dag van overlijden van xxxxxxxxxxx, broers, zusters, schoonzusters en zwagers, gedurende 1 dag mag verzuimen, alsmede op de dag van de begrafenis of crematie.
g. Voor het bijwonen van de begrafenis of crematie van niet inwonende broers en zusters, schoonzusters, zwagers, op de dag van de begrafenis of crematie mag verzuimen.
h. Daar waar in dit artikellid wordt gesproken over echtgenoot en de familiebetrekkingen van de echtgenoot, zijn deze bepalingen tevens toepasselijk op de levenspartner (of de geregistreerde partner) en diens familiebetrekkingen wanneer zich de in dit artikellid genoemde omstandighe- den voordoen.
3. Bij vooraf aangevraagd noodzakelijk doktersbezoek voor zichzelf, dat niet buiten de arbeidstijd van de werknemer kan geschieden, mag de werknemer, de daarvoor vereiste tijd met behoud van loon verzuimen tot ten hoogste 2 uren tenzij de werknemer voldoende aan kan tonen dat deze tijd moest worden overschreden.
4. De werknemer mag twee dagen per jaar met behoud van loon verzuimen bij verhuizing. De werknemer dient de verhuizing aan te kunnen tonen en op het nieuwe adres ingeschreven te zijn bij het bevolkingsregister.
5. a. De werknemer die lid is van een vakorganisatie, verkrijgt op zijn verzoek en voorzover de werkzaamheden dat naar het oordeel van de werkgever toelaten, vrijaf met behoud van loon, tot een maximum van 10 dagen per kalenderjaar voor het bijwonen van vergaderingen en congressen van de werknemersorganisaties.
b. De werkgever kan de kosten van deze dagen ten laste brengen van het algemene deel van het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleessector. Daartoe dient hij een jaarafsluitende declaratie in te dienen bij het Secretariaat van dit Fonds.
6. Onder loon wordt in dit artikel verstaan: het inkomensbegrip zoals verwoord in artikel 1b lid 17 van deze CAO, met uitzondering van de overwerktoeslag.
Artikel 37 Arbeidstijdverkorting
1. Artikel 7:628 van het Burgerlijk Wetboek is van kracht. De werkgever is echter niet gehouden, het loon aan betrokken werknemers door te betalen over de uren waarin geen arbeid is verricht, ten gevolge van de invoering door de werkgever van een verkorte werkweek (een 0-uren week daaronder begrepen).
2. Indien tot invoering van een verkorte werkweek als wordt bedoeld in lid 1 wordt besloten, dan deelt de werkgever dit mede aan de vakbonden.
3. Ten aanzien van de gevallen als bedoeld in lid 1 gaat de regeling uit van de situatie waarin artikel 8
van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 toepasselijk is.
Artikel 38 Onbetaald verlof en waarde van een betaalde vrije dag
1. Werknemers hebben het recht, om in overleg met de werkgever onbetaald verlof op te nemen.
2. Werknemers kunnen ter viering van een dag of gebeurtenis die verband houdt met hun religie of levensovertuiging desgewenst een dag per jaar onbetaald verlof of een gegarandeerde vakantie- dag opnemen.
3. De waarde van een betaalde vrije dag (bijvoorbeeld een vakantiedag, ziektedag, bijzonder verlof, ADV en vakbondsverlof) is, zowel in tijd als in geld, gelijk aan die dag in het voor werknemer gebruikelijke individuele rooster.
Artikel 39 Arbeid en Zorg
1. Calamiteitenverlof:
a. De werknemer heeft recht op verlof met behoud van loon voor een korte naar billijkheid te berekenen tijd wanneer hij zijn arbeid niet kan verrichten wegens een plotselinge gebeurtenis, waarvoor zonder uitstel maatregelen door de betrokkene moeten worden genomen.
b. De werknemer dient aannemelijk te maken dat hij zijn arbeid niet heeft kunnen verrichten wegens de calamiteit.
c. Het verlof is in principe maximaal een dag per gebeurtenis, met de mogelijkheid tot verlenging in de vorm van wettelijk zorgverlof, na overleg met de werkgever.
2. Zorgverlof:
a. Op grond van de Wet arbeid en zorg wordt in de periode van een jaar aan de werknemer een recht op zorgverlof toegekend van ten hoogste twee maal de arbeidsduur per week.
b. De werknemer heeft recht op zorgverlof voor de noodzakelijke verzorging in verband met ziekte van kind, partner of ouder.
c. De werkgever dient de eerste 5 dagen van het zorgverlof de wettelijke vergoeding aan te vullen met 30% van het loon.
d. De werknemer dient aannemelijk te maken dat hij zijn arbeid niet heeft verricht in verband met het bepaalde onder 2b.
Artikel 40 Duur van de vakantie (verwerving van vakantie- en snipperuren)
1. De werknemer die op 1 mei sedert 1 mei van het vorige jaar, 12 maanden onafgebroken bij de werkgever in dienst is geweest, heeft recht op 172,8 uur vakantie met behoud van loon, bij een standaard 36-urige werkweek.
Bij een 38-urige werkweek heeft de werknemer recht op 182,4 uur vakantie met behoud van loon.
2. Onder inkomen wordt in dit artikel verstaan de definitie zoals opgenomen in artikel 1b lid 17 met uitzondering van de overwerktoeslag. Artikel 7:639 BW is van toe passing.
3. De werknemer, die op 1 mei, de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, heeft boven het in lid 1 genoemde aantal vakantie-uren, recht op 21,6 vakantie-uren extra.
4. Voor de berekening van het aantal vakantie-uren waarop een werknemer recht heeft, wiens dienstbetrekking tenminste een maand heeft geduurd, wordt een werknemer die voor of op de 15e van enige maand in dienst treedt, geacht op de eerste van die maand in dienst te zijn getreden.
5. Voor de werknemer, die korter dan een maand in dienst is geweest, geldt een evenredige aanspraak op vakantie.
Artikel 41 Extra vakantie wegens langdurig dienstverband of bereikte leeftijd
1. De werknemer die 20, 21, 22, 23 en 24 jaar onafgebroken in dienst van dezelfde werkgever is geweest heeft jaarlijks recht op 21,6 extra vakantie-uren.
2. De werknemer, die 25 jaar of langer onafgebroken in dienst van dezelfde werkgever is geweest, heeft jaarlijks recht op 36 extra vakantie-uren.
3. a. De werknemer van 50 jaar of ouder heeft recht op 14,4 extra vakantie-uren per jaar.
b. De werknemer van 55 jaar of ouder heeft recht op 36 extra vakantie-uren per jaar.
c. De werknemer van 57,5 jaar tot 60 jaar heeft recht op 50,4 extra vakantie-uren per jaar.
d. De in dit lid onder a, b en c genoemde extra vakantierechten cumuleren niet met elkaar.
e. De aangepaste extra vakantie uren gaan in met ingang van 1 januari 2015.
4. Voor werknemers die per 1 april 2014 in dienst zijn en de leeftijd hebben van 55 jaar, zullen de uren die door de wijziging van lid 3 per 1 april 2014 vervallen wel worden toegekend. Indien deze werknemer de 60 jaar binnen de vleessector niet bereikt en zijn dienstverband voor 60 jaar wordt beëindigd zullen deze uren bij beëindiging worden uitbetaald. Indien de werknemer wel de 60 jaar binnen de vleessector bereikt, zullen deze uren alsnog worden afgeschreven.
5. De werknemer verkrijgt het recht op extra vakantiedagen wegens zijn leeftijd in het jaar dat de betreffende leeftijd wordt bereikt. Het recht op extra vakantie-uren wegens leeftijd cumuleert niet met het recht op extra vakantie-uren op grond van langdurig dienstverband. Heeft een werknemer aanspraak op zowel extra vakantie-uren op basis van zijn dienstverband als op basis van zijn leeftijd, dan gaat het hoogste recht voor.
6. Werknemers van 62, 63 en 64 jaar kunnen per jaar 5 dagen educatief verlof opnemen, mits zij tot hun 65ste in dienst blijven en met een maximum van in het totaal 10 dagen verlof in drie jaar.
Artikel 42 Seniorenregeling
1. Werknemers van 60 jaar en ouder hebben het recht om gebruik te maken van een van de twee mogelijkheden om de werkweek terug te brengen, namelijk: 80% werken voor 90% loon bruto en 100% pensioenopbouw volgens de overeengekomen premieverdeling tussen werkgevers en werknemers of 90% werken, voor 100% loon bruto en 100% pensioenopbouw volgens de overeengekomen premieverdeling tussen werkgevers en werknemers.
2. Werkgevers kunnen besluiten de 80/90/100 regeling aan te bieden aan werknemers die jonger zijn dan 60 jaar.
3. Om deze regeling mogelijk te maken, dient de werknemer twee van de bovenwettelijke vakantieda- gen van artikel 40 lid 1 van deze CAO in te leveren en wordt het aantal vakantie uren naar rato van de werkelijke arbeidsduur opgebouwd. Indien de werknemer van de 80/90/100 regeling gebruik maakt jonger is dan 60 jaar, dient de werknemer tevens al zijn seniorendagen van artikel 41 lid 3 te gebruiken. Het bepaalde in artikel 41 lid 1 en 2 blijft van toepassing met dien verstande dat extra vakantiedagen worden opgebouwd naar rato van de werkelijke arbeidsduur.
4. Afhankelijk van de gekozen regeling worden de dagen voor een halve dag per week, een dag per week of een dag per twee weken door de werkgever in overleg met de werknemer ingeroosterd. Het rooster voor deze dagen zal in overleg minimaal een half jaar van te voren worden vastgesteld. De roostervrije dagen zullen in principe niet uitsluitend op een maandag of een vrijdag worden ingeroosterd.
5. Ingeroosterde seniorendagen mogen conform artikel 13 lid 4 niet samen vallen met een officiële feestdag.
6. Ingeroosterde seniorendagen tellen als werkdag voor de bepalingen in de cao die zien op overwerk.
Artikel 43 Opname van vakantie- en snipperuren
1. De werknemer heeft recht op drie weken aaneengesloten vakantie. Het plannen van deze vakantie- dagen en snipperdagen dient in overleg te geschieden.
2. Een periode van volledige bedrijfssluiting wordt na overleg met de werknemers c.q. met instem- ming van de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging door de werkgever vastgesteld.
3. De aaneengesloten vakantie-uren zullen zoveel mogelijk in de maanden mei tot en met september vallen.
4. Op verzoek van een werknemer zal een werkgever jaarlijks drie van de aan de werknemer toegekende verlofdagen in beginsel per definitie verlenen, mits deze tijdig zijn aangevraagd. Indien deze dagen niet toegekend worden, dient de werkgever te onderbouwen waarom inwilli- ging van het verzoek tot deze vrije dagen redelijkerwijs niet mogelijk is.
Artikel 44 Snipperuren
1. De vakantie-uren, die door de werknemer niet aaneengesloten worden opgenomen, kunnen als snipperuren worden opgenomen.
2. a. Onder deze snipperuren, zijn de zgn. ‘vaste snipperuren’ begrepen.
b. Vaste snipperuren zijn de door de werkgever na instemming van de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging vastgestelde, voor het gehele personeel geldende bijzondere vrije uren die niet vallen op nationale feestdagen, of algemeen erkende christelijke feestdagen, of dagen van geoorloofd verzuim.
Artikel 45 Vakantie bij ziekte en ongeval
1. De werknemer die tijdens de aaneengesloten vakantie of tijdens ‘vaste snipperuren’ ziek wordt, heeft recht op het alsnog genieten van deze uren mits hij zijn ziekte op de daarvoor bestemde wijze heeft gemeld.
2. Is de werknemer reeds voor de aanvang van de aaneengesloten vakantie of voor de aanvang van de ‘vaste snipperuren’, arbeidsongeschikt ten gevolge van ziekte of ongeval, zodat hij van de vakantie geen gebruik kan maken, dan stelt de werkgever na overleg met deze werknemer vast op welk tijdstip hij deze vakantie- of snipperuren alsnog kan opnemen.
Artikel 46 Vakantierechten bestaande bij het einde van de dienstbetrekking
1. Bij het beëindigen van de dienstbetrekking heeft de werknemer voor iedere maand die hij sinds 1 mei van het voorafgaande jaar, onafgebroken werkzaam is geweest en waarover hij nog geen
vakantie- of snipperuren heeft genoten, recht op 1/12 deel van de hem volgens de artikelen 40 en 41 toekomende vakantie- of snipperuren.
2. a. Op zijn verzoek wordt de werknemer in de gelegenheid gesteld, de hem toekomende vakantie- of snipperuren alsnog voor het eind van het dienstverband op te nemen.
b. Deze dagen mogen niet in de opzeggingstermijn zijn begrepen, tenzij met wederzijds goedvin- den.
3. Bij het einde van de dienstbetrekking worden de niet genoten vakantie- of snipperuren uitbetaald. Teveel genoten vakantie- of snipperuren worden verrekend met het laatste salaris.
4. De werkgever is verplicht om bij het einde van de dienstbetrekking, een verklaring aan de werknemer uit te reiken, waaruit de duur van de vakantie en de duur van het verlof zonder behoud van loon blijkt, waarop de werknemer op dat tijdstip nog recht heeft.
Artikel 47 Verlof voor vorming en scholing
1. Na voorafgaand overleg met de werkgever kan voor vorming en scholing (met uitzondering van vorming en scholing in het kader van employability) maximaal 5 dagen verlof per jaar aan de werknemer worden gegeven.
2. De werkgever dient de werknemer bij het volgen van een functiegebonden opleiding 100% tegemoet te komen in de vergoeding van de opleidingskosten en de daaraan verbonden uren binnen of buiten werktijd. De werkgever kan 50% van de gemaakte opleidingskosten gerestitueerd krijgen van het scholingsfonds.
3. De werkgever dient de werknemer bij het volgen van een gedeeltelijk functiegebonden opleiding 50% tegemoet te komen in de vergoeding van de opleidingskosten en de daaraan verbonden uren binnen werktijd. De werkgever kan 50% van de vergoeding aan de werknemer van de vergoeding aan de werknemer inzake opleidingskosten gerestitueerd krijgen van het scholingsfonds.
4. Een opleiding in opdracht van de werkgever is altijd functiegebonden.
5. De werkgever, die in aanmerking wil komen voor een vergoeding vanuit het scholingsfonds is verplicht een opleidingsplan op te stellen en in te dienen bij Fonds Collectieve Belangen Vleessec- tor te Zoetermeer. Afgesproken is dat elk jaar in april van dat betreffende jaar een opleidingsplan wordt ingediend.
6. De werkgever is verplicht een studiefaciliteitenregeling vast te stellen.
7. De cursus ‘Nederlands op de werkvloer’ zal een integraal onderdeel moeten vormen van het opleidingsaanbod. De werkgever is verplicht de cursus aan te bieden.
HOOFDSTUK 6 VERZUIM, ARBO EN REINTEGRATIE
Artikel 48 Loonbetaling bij ziekte en ongeval
1. Indien een werknemer ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, gelden voor hem de bepalingen van artikel 7:629 BW, de Wet arbeid en zorg, de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), voor zover hierna niet anders is bepaald.
a. In het eerste ziektejaar zal in afwijking van artikel 7:629 lid 1 BW, 100% van het maandinkomen worden doorbetaald, mits de Wet Poortwachter is nageleefd, tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van artikel 17 van de Wet financiering sociale verzekeringen.
b. In het tweede ziektejaar zal in afwijking van artikel 7:629 lid 1 BW, 90% van het maandinkomen tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van artikel 17 van de Wet financiering sociale verzekeringen, worden doorbetaald, mits de Wet Poortwachter is nageleefd.
c. De werknemer ontvangt op grond van het bepaalde in dit artikel nooit meer dan hij zou hebben ontvangen indien hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest.
2. Indien in het tweede ziektejaar gewerkt wordt, zal over de gewerkte uren 100% van het uurinkomen worden doorbetaald en over de niet gewerkte uren 90% van het uurinkomen tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van artikel 17 van de Wet financiering sociale verzekeringen. In het kader van arbeidstherapie gewerkte uren worden als gewerkte uren aangemerkt.
3. Onder inkomen wordt in dit artikel verstaan de definitie zoals opgenomen in artikel 1b lid 17 met uitzondering van vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en eventuele eenmalige uitkeringen die voortvloeien uit deze CAO. Dit laat onverlet het bepaalde in artikel 27 en 31 van deze CAO.
4. Als een derde aansprakelijk is voor de arbeidsongeschiktheid draagt de werknemer de vordering op die derde over aan de werkgever, voor zover die vordering betrekking heeft op de betalingen op grond van dit hoofdstuk.
5. Arbeidsongeschikte werknemers die een uitkering krachtens de WAO ontvangen en die gedeelte- lijk worden afgeschat en uitsluitend ten gevolge daarvan tevens een uitkering krachtens de WW ontvangen, behouden hun volledige aanvulling krachtens dit artikel.
Artikel 49 Verrekening WHK premie
Per 1 januari 2018 betaalt de werkgever 75% en de werknemer 25% van de WHK-premie (zonder ZW-flex deel) met uitzondering van de rentehobbel die voor rekening van de werkgever is.
Artikel 51 WIA-Verzekering
1. De werkgever verzekert de werknemer met ingang van 1 januari 2008 voor arbeidsongeschiktheid in de categorie 35-80% conform de door het Georganiseerd Overleg vastgestelde collectieve sectorverzekering.
3. De werkgever die wil afwijken van het bepaalde in lid 1 moet hiervoor een dispensatieverzoek indienen bij het Georganiseerd Overleg, met dien verstande dat de door werkgever voorgestelde verzekering ten minste gelijkwaardig dient te zijn aan de door het Georganiseerd Overleg vastgestelde collectieve verzekering.
4. De premie voor de verzekering komt voor 75% voor rekening van de werknemer en voor 25% voor rekening van de werkgever.
5. De door de werknemer betaalde premie zal per betalingsperiode worden ingehouden.
Artikel 52 Terugdringing ziekteverzuim
Vanaf de derde ziekmelding in één kalenderjaar is de werkgever gerechtigd om per ziekmelding één wachtdag bij de ziek gemelde werknemer in te houden.
Uitgezonderd zijn hierbij ziekmeldingen door bedrijfsongevallen die niet aan schuld van de werknemer
zijn te wijten en ziekmeldingen van personen van wie bij de werkgever bekend en geregistreerd is dat zij chronisch ziek zijn.
Artikel 53 Overige rechten en verplichtingen bij ziekte
1. Indien na ziekmelding door een werknemer, door een controlerend arts wordt geconstateerd dat de werknemer arbeidsgeschikt is, heeft de werkgever het recht om de loonbetaling stop te zetten als de werknemer zijn werkzaamheden niet vervult. In deze kan door geen ander dan een arts arbeidsgeschiktheid worden vastgesteld. De werkgever is niet gerechtigd de loonbetaling te stoppen uitsluitend op grond van het feit dat een werknemer het toepasselijke reglement niet heeft nageleefd.
3. De arbodienst houdt een spreekuur waarin over gezondheid en arbo adviezen worden gegeven. De dienst helpt mee ziekteverzuim te voorkomen en adviseert over preventie. CAO-partijen bevelen aan dat, indien de arbodienst tevens wordt belast met controle op ziekteverzuim en arbeidsonge- schiktheid, de dienst daarvoor een andere arbo-arts ter beschikking stelt dan degene die is belast met begeleiding van zieken en advisering over arbeidsomstandigheden.
Artikel 54 Arbobeleid
De werkgever dient voor de werknemers een adequate bedrijfsgezondheidszorg te realiseren. Onder adequate bedrijfsgezondheidszorg wordt verstaan een op de onderneming toegesneden pakket van taken en voorzieningen, zoals is bedoeld in artikel 14 lid 3 van de Arbeidsomstandighedenwet.
Artikel 55 Arbeidsongeschiktheid minder dan 35%
Medewerkers met een arbeidsongeschiktheid van 35% of minder
2. Werknemers die ten gevolge van een bedrijfsongeval arbeidsongeschiktheid zijn worden, zullen niet worden ontslagen maar blijven in dienst tot het moment dat zij eventueel extern zijn gere- integreerd.
3. Gedurende de eerste twee jaar van de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid gelden de wettelijke regelgeving en de afspraken vastgelegd in de CAO. Indien een interne of externe re-integratie niet mogelijk is en de werkgever heeft besloten een ontslagvergunning aan te vragen bij het UWV, zal hiervan melding worden gedaan aan het Georganiseerd Overleg.
4. Medewerker die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn en intern gere-integreerd worden en ten gevolge hiervan in een lagere functie worden geplaatst, ontvangen het salaris dat bij deze indeling hoort. Gedurende een periode van 4 jaar zal het verschil van het oude en nieuwe salaris worden aangevuld op basis van het volgende schema: 1e jaar 100%, 2e jaar 75%, 3e jaar 50%, 4ejaar 25% en vervolgens 0%.
HOOFDSTUK 7 COLLECTIEVE REGELINGEN
Artikel 57 NEN regeling
1. Definities
a. Opdrachtgever: een werkgever als bedoeld in art. 1b lid 4 CAO Vleessector.
b. Opdrachtnemer: een bedrijf als bedoeld in artikel 1b leden 2, 3.
c. Medewerker: een natuurlijk persoon die in opdracht van opdrachtnemer onder leiding en toezicht van opdrachtgever inleenwerk ten behoeve van opdrachtgever verricht.
d. Fonds Collectieve Belangen Vleessector: het door het Georganiseerd Overleg aangewezen orgaan dat dit artikel uitvoert.
2. NEN regeling
a. De opdrachtgever is verplicht om gebruik te maken van opdrachtnemers die NEN 4400-1 en/of NEN 4400-2 gecertificeerd zijn. Opdrachtnemers die op grond van artikel 1b leden 2 en 3 onder de CAO Vleessector vallen dienen te voldoen aan NEN 4400-1 C.2. De opdrachtgever stelt het Fonds Collectieve Belangen Vleessector op schriftelijk verzoek binnen de daarbij aangegeven termijn in kennis van het aantal ingeleende medewerkers, de periodes waarover zij ingeleend zijn en de opdrachtnemers bij wie zij in dienst zijn.
b. De opdrachtgever is gehouden op schriftelijk verzoek van sociale partners in de vleessector, binnen 4 weken schriftelijk aan te tonen dat artikel 57 lid 2 sub a en sub b van de CAO correct is nageleefd.
c. Indien de opdrachtgever niet aantoont dat dit artikel getrouwelijk is nageleefd, is de opdracht- gever ten opzichte van sociale partners schadeplichtig overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 van de Wet CAO. Partijen bij de CAO dragen daartoe hun bevoegdheid tot het instellen van
vorderingen als bedoeld in artikel 3 Wet AVV en artikel 15 Wet CAO ten aanzien van alleen dit artikel over aan Fonds Collectieve Belangen. Sociale partners dragen de door hen ontvangen schadevergoeding af aan Stichting Fonds Collectieve Belangen Vleessector.
d. De forfaitaire schadevergoeding (S), zoals genoemd in lid 2 sub e van dit artikel wordt als volgt berekend:
S = A ÷ 52 x W waarin A = de laatste voor de betrokken werkgever vastgestelde jaarlijkse premie-afdracht Fonds Collectieve Belangen Vleessector (omgerekend in euro),
of bij gebreke daarvan 0,7% van de jaarlijkse loonsom in de onderneming (omgerekend in euro),
of bij gebreke daarvan een door het Fonds forfaitair vast te stellen bedrag, gebaseerd op een schatting van de laatstelijk voor de betrokken werkgever veronderstelde premie-afdracht Fonds Collectieve Belangen Vleessector (omgerekend in euro), met dien verstande dat A ten minste
€ 2.600,– zal bedragen.
W = het aantal weken dat de werkgever in gebreke blijft.
Artikel 58 Pensioen
5. De deeltijddagen in het kader van deeltijdpensioen worden in overleg met de werkgever ingeroos- terd. Het rooster voor deze dagen zal een half jaar van te voren worden vastgesteld.
7. Werknemer van 63 jaar kunnen éénmalig een financieel advies laten opstellen door één van de onafhankelijke door sociale partners aangewezen partijen. De werkgever kan de kosten bij het Fonds Collectieve Belangen Vleessector declareren.
Artikel 59 Rechtsbescherming kaderleden
In gevolge artikel 7:670 lid 5 Burgerlijk Wetboek kan de werkgever de arbeidsovereenkomst niet opzeggen wegens het verrichten of deelnemen aan activiteiten ten behoeve van een vereniging van werknemers, die krachtens haar statuten ten doel heeft de belangen van werknemer te behartigen, tenzij die activiteiten in de arbeidstijd van de werknemer worden verricht zonder toestemming van werkgever.
Artikel 61 Arbeidsvoorwaardenregeling Duurzame inzetbaarheid
Een werknemer die deelneemt aan een project gericht op duurzame inzetbaarheid georganiseerd door of mede door de werkgever kan een beroep doen op de Arbeidsvoorwaardenregeling Duurzame inzetbaarheid, zoals opgenomen in bijlage IX.
Artikel 62 Employability
1. Een werknemer kan een verzoek voor bijdrage in scholingkosten in het kader van employability bij het sociaal secretariaat indienen. Uitgangspunt is dat de scholing een bijdrage moet leveren aan het verbeteren van de positie op de arbeidsmarkt. EVC- en loopbaantrajecten kunnen ook in aanmerking komen voor een bijdrage via de employabilityregeling.
2. De bijdrage in scholingskosten is maximaal € 500,– per jaar (maximaal € 1.000,– per twee jaar).
3. Een werknemer kan eenmaal in de vijf jaar een loopbaanadvies verzoeken. Dit loopbaanadvies mag maximaal € 750,– kosten.
4. Deze regeling staat los van de huidige scholingsregeling in de CAO Fonds Collectieve Belangen Vleessector en is niet bedoeld voor functiegerichte scholing.
5. Onder scholingskosten wordt ook verstaan de noodzakelijke tijd voor het afleggen van een examen.
6. De som van de subsidies aan de werknemers van een bedrijf zal nooit meer bedragen dan 0,2% per jaar van de loonsom van de werkgever.
7. Het sociaal secretariaat van de Vleessector zal beoordelen of een aanvraag kan worden toegekend. Het Fonds Collectieve Belangen Vleessector zal de subsidie uitbetalen.
Artikel 63 EVC en Nederlands op de werkvloer
1. Werknemers in vaste dienst hebben het recht om tijdens werktijd en op kosten van werkgever een EVC certificaat te behalen.
2. De werkgever kan de kosten bij Fonds Collectieve Belangen Vleessector declareren.
3. Buitenlandse werknemers in vaste dienst zullen (voor zover nog nodig) worden verplicht een cursus Nederlands op de werkvloer te volgen.
HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN
Artikel 65 Vaste commissie
1. Ter bevordering van de eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst en ter voorkoming van geschillen omtrent de uitleg en toepassing daarvan, wordt door partijen een Vaste Commissie ingesteld.
2. De Vaste Commissie bestaat uit 6 leden en is paritair samengesteld en heeft een onafhankelijk voorzitter. Zij bepaalt haar werkwijze zelf en legt deze neer in een Reglement.
3. a. Indien er tussen een werkgever en een werknemer een geschil ontstaat over de uitlegging dan wel toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst dan wordt allereerst getracht door overleg tussen betrokkenen tot een oplossing te komen.
b. Komen betrokkenen in dit overleg niet tot een oplossing dan heeft degene die het geschil aan de rechter voor wil leggen de mogelijkheid eerst de Vaste Commissie om advies te vragen.
5. Partijen bij deze overeenkomst die een rechterlijke uitspraak inzake de teksten en interpretatie van deze CAO hebben gekregen, melden dit aan de Vaste Commissie.
BIJLAGE I
Functieniveau-indeling
De activiteiten in de produktie-afdelingen worden in 5 functieniveaus ingedeeld.
Functieniveau B
In functieniveau B worden ingedeeld:
a. Medewerkers die werkzaamheden verrichten, waarvoor een beperkte vakkennis en vaardigheid is vereist.
Enkele voorbeeldfuncties zijn:
– Drijven, wegen brutogewicht, schoonmaken (materialen), transporteren van gesorteerde dieren en onderdelen, intouwen, stempelen, eenvoudige snijwerkzaamheden zoals ogen/oren uitsnijden, laden en lossen, verdoven en ophangen, machinaal afzwoerden, darmenpakket splitsen, enz.
b. Medewerkers in opleiding in het kader van het opleidingsplan na de eerste 12 maanden van het dienstverband.
Functieniveau C
In functieniveau C worden ingedeeld:
Medewerkers, die werkzaamheden verrichten, waarvoor enige vakkennis en vaardigheid is vereist. Enkele voorbeeldfuncties zijn:
– Ontvangen, steken/snijden, zagen/hakken, hartslag splitsen, reuzel uithalen, koppen (af)snijden, onderdelen kanten, onderdelen sorteren, vacuüm trekken, zouten/ drainen/verpakken, bewerken van darmen, enz.
Functieniveau D
In functieniveau D worden ingedeeld:
Medewerkers, die werkzaamheden verrichten, waarvoor goede vakkennis en vaardigheid is vereist. Enkele voorbeeldfuncties zijn:
– Afhuiden, uitslachten, openen/uithalen, wegen geslacht gewicht, opknappen, afsnijden halve varkens, uitbenen en (bij) kanten/vliezen, uitsnijden, orders gereed maken, klantenontvangst en
-bediening, uitwegen expeditie, veteinden poetsen, enz.
Functieniveau E
In functieniveau E worden ingedeeld:
Medewerkers, die (nagenoeg) alle activiteiten in een afdeling op niveau D verrichten (afdelings- allrounder) en allround-chauffeurs binnenland.
Functieniveau F
In functieniveau F worden ingedeeld:
Medewerkers, die in meerdere afdelingen (nagenoeg) alle activiteiten op niveau D verrichten (bedrijfs-allrounder).
BIJLAGE II: LOONTABEL CAO VLEESSECTOR
BIJLAGE III BELONING VOOR ARBEID OP ALLE UREN
Xxxxxxxx voor arbeid op alle uren Basisuurloon inclusief toeslag
Uur | Maandag | Dinsdag | Woensdag | Donderdag | Vrijdag | Zaterdag | Zondag |
00.00 | 135% | 135% | 135% | 135% | 135% | 137,5% | 180% |
01.00 | 135% | 135% | 135% | 135% | 135% | 137,5% | 180% |
02.00 | 135% | 135% | 135% | 135% | 135% | 137,5% | 180% |
03.00 | 135% | 135% | 135% | 135% | 135% | 137,5% | 180% |
04.00 | 117% | 117% | 117% | 117% | 117% | 137,5% | 180% |
05.00 | 117% | 117% | 117% | 117% | 117% | 137,5% | 180% |
06.00 | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 137,5% | 180% |
07.00 | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 137,5% | 180% |
08.00 | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 137,5% | 180% |
09.00 | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 137,5% | 180% |
10.00 | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 137,5% | 180% |
11.00 | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 137,5% | 180% |
12.00 | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 137,5% | 180% |
13.00 | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 137,5% | 180% |
14.00 | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 137,5% | 180% |
15.00 | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 137,5% | 180% |
16.00 | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 137,5% | 180% |
17.00 | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 137,5% | 180% |
18.00 | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 137,5% | 180% |
19.00 | 117% | 117% | 117% | 117% | 117% | 137,5% | 180% |
20.00 | 117% | 117% | 117% | 117% | 117% | 137,5% | 180% |
21.00 | 117% | 117% | 117% | 117% | 117% | 137,5% | 180% |
22.00 | 135% | 135% | 135% | 135% | 135% | 137,5% | 180% |
23.00 | 135% | 135% | 135% | 135% | 135% | 137,5% | 180% |
BIJLAGE VIII
Reïntegratie Verplichtingen werkgever
Werkgevers in de vleessector moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
1. De werkgever biedt de werknemer die ziek (arbeidsongeschikt) wordt voor de bedongen arbeid, vervangende passende arbeid aan. Dit aanbod geschiedt schriftelijk. De werkgever kan slechts ontslagen worden van deze plicht indien hij kan aantonen dat:
a. er geen geschikte functies voor de betrokken werknemer beschikbaar zijn of komen binnen het bedrijf of het concern waar het bedrijf onderdeel van uit maakt;
b. er geen geschikte functies te maken zijn door een andere groepering van taken, een aanpas- sing van de werkomgeving en/of gebruikelijke prestatienormen;
c. de betrokken werknemer niet geschikt te maken is (door scholing) voor beschikbaar komende functies.
2. De arbeidsgehandicapte werknemer wiens arbeidsovereenkomst verbroken is, zal via een door partijen op te zetten elektronische sectorale vacaturebank op de hoogte worden gehouden van vrijgekomen vacatures, zowel binnen het eigen bedrijf als binnen andere bedrijven in de vleessec- tor. Tot dat deze vacaturebank beschikbaar is, zal de werkgever de werknemer tot een termijn van maximaal twee jaar schriftelijk op de hoogte houden van vrijgekomen vacatures binnen het bedrijf.
3. In elk contract dient de verplichting te worden opgenomen dat tenminste eens per kwartaal (uiterlijk binnen 4 weken na afloop van het betreffende kwartaal) aan het bedrijf schriftelijk gerapporteerd zal worden over de volgende punten:
a. (externe plaatsing)
– het aantal werknemers waarop deze diensten van toepassing zijn geweest;
– het percentage geslaagde reïntegratietrajecten en de reden van niet geslaagde trajecten
– naar welke sector (CAO gebied) geplaatst is
– in wat voor soort dienstbetrekking geplaatst is (WIW- of andere gesubsidieerde arbeids- plaats)
– welke scholingstrajecten daarbij gevolgd zijn (duur, kosten, behaalde resultaten e.d.)
– de duur en het type van het arbeidscontract waarin geplaatst is, ingedeeld volgens de
volgende categorieën: met of zonder uitzendbeding, plaatsing voor 6 maanden, plaatsing tussen 6 en 12 maand en plaatsing tussen 12 maanden en langer.
b. (interne plaatsing)
– het aantal werknemers waarvoor de functie is gewijzigd
– het aantal werknemers waarvoor de werkplek is aangepast
– het aantal plaatsingen gerubriceerd in vergelijkbaar, lager of hoger functieniveau
c. (klachten)
het aantal klachten en de daarbij behorende redenen van werknemers inzake de uitvoering van het opdrachtgeverschapvoering van het opdrachtgeverschap.
Indien de rapportage niet binnen drie weken na afloop van de bovengenoemde termijn is ontvangen, kan dit leiden tot beëindiging van het contract.
4. De werkgever zal de werknemer (die onder zijn verantwoordelijkheid t.a.v. inkoop reïntegratie behoort) tijdig en aantoonbaar (laten) informeren over doel en inhoud van het traject. Met name moet duidelijk worden wat de werknemer mag eisen van het door de werkgever gecontracteerde reïntegratiebedrijf en welke eisen aan werknemers gesteld mogen worden. Het contract tussen de werkgever en RIB is voor betrokken werknemer beschikbaar via de medezeggenschap- of personeelsvertegenwoordiging.
5. Het ‘plan van aanpak’ wat de werkgever verplicht is in overleg met de werknemer op te stellen bij dreigend langdurig verzuim (na 8 weken) zal onmiddellijk worden verstrekt aan de betrokken werknemer. De werkgever is verplicht aan het ‘plan van aanpak’ toe te voegen een opsomming van de rechten die werknemer heeft t.a.v. Second Opinions bij UWV en het recht op de kopie van het advies dat de Arbo-dienst opstelt als basis voor het ‘ Plan van Aanpak’. Bij een eventuele ‘second opinion’ moet de werkgever of diens bedrijfsarts altijd gehoord worden.
6. Het aangeboden traject dient in overleg met de werknemer tot stand te komen. Dit laat onverlet dat indien werkgever en werknemer geen overeenstemming bereiken over de mogelijkheden tot herplaatsing bij de eigen werkgever, de betrokken werknemer alle mogelijkheden kan benutten die de wet hem biedt om herplaatsing bij de eigen werkgever te bewerkstelligen.
7. Werkgever zal werknemer een alternatief traject via een ander RIB aanbieden, indien zowel de werknemer als het door werkgever gecontracteerde oorspronkelijke RIB gezamenlijk hebben geconstateerd dat voortzetting van het afgesproken traject op grond van een vertrouwensbreuk niet zinvol meer wordt geacht. Beide partijen dienen hiertoe aan werkgever aan te tonen vol- doende inspanning te hebben geleverd om deze vertrouwensbreuk te herstellen.
Verplichtingen Reïntegratiebedrijf
De bewuste reïntegratiebedrijven moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
1. Beschikken over een Privacy reglement wat voldoet aan de wet (Bpr).
Als het RIB niet beschikt over een privacy reglement, is de werkgever daarvoor aansprakelijk. Het Reïntegratiebedrijf stelt dit reglement (kosteloos en desgewenst tevoren) beschikbaar aan belanghebbenden (werknemers die onder deze CAO vallen en/of OR/PVT en vakbonden).
2. Beschikken over een Klachtenregeling met beroepsprocedure, waarvan een exemplaar bij aanvang van de dienstverlening aan de werknemer wordt overhandigd.
3. Het Reïntegratiebedrijf zal de werknemer actief voorlichten en tevoren aantoonbaar informeren over doel en inhoud van elk traject, welke eisen aan cliënt gesteld worden en op welke ondersteu- ning hij mag rekenen van de kant van het Reïntegratiebedrijf.
4. Het behoort tot de vaste werkwijze dat afspraken met werknemers schriftelijk worden vastgelegd. De werknemer ontvangt z.s.m. een afschrift hiervan.
5. In het contract met het RIB dient vastgelegd te zijn dat de cliënt bij aanvang van de dienstverlening van RIB aantoonbaar informatie heeft ontvangen over bij wie men terecht kan voor vragen en klachten. Deze informatie dient tevens helder te maken hoe de werknemer een exemplaar van de klachtenregeling kan aanvragen.
6. In de klachtenregeling dient te zijn opgenomen welke stappen (procedure) de werknemer dient te ondernemen (wanneer wordt iets als klacht aangemerkt). Tevens dient beschreven te zijn wat er met de klacht gebeurt.
7. In het geval een klacht erkend wordt zal dit de werknemer onverwijld schriftelijk meegedeeld worden.
Verplichtingen werknemer
De betrokken werknemers moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
1. Verplichting tot het aanvaarden van een aanbod voor een passende functie.
2. Verplichting tot het medewerking verlenen aan het opstellen, evalueren en waar nodig bijstellen van het plan van aanpak en het reïntegratieverslag.
3. Verplichting tot het opvolgen van alle voorschriften van werkgever of diens deskundige.
BIJLAGE IX ARBEIDSVOORWAARDENREGELING DUURZAME INZETBAARHEID
Een werknemer die deelneemt aan een project gericht op duurzame inzetbaarheid georganiseerd door of mede door de werkgever kan een beroep doen op het volgende:
1. Employability
a. Een werknemer kan één maal in de vijf jaar een verzoek voor bijdrage aan een loopbaanadvies indienen bij het sociaal secretariaat. De maximale vergoeding bedraagt € 750,–.
b. Een werknemer kan zolang hij in dienst is bij een werkgever in de Vleessector (dus ook tijdens een eventuele detachering) een verzoek voor bijdrage in scholingskosten in het kader van employability bij het sociaal secretariaat indienen. Uitgangspunt is dat de scholing een bijdrage moet leveren aan het verbeteren van de positie op de arbeidsmarkt. De bijdrage in de scholingskosten is maximaal € 1.000,– per twee jaar.
2. Snuffelstage
a. Een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die deelneemt aan het project en de bijeenkomsten in dat kader bijwoont, kan, mits de werkgever daarmee instemt, stage lopen bij een ander bedrijf teneinde kennis te maken met een ander beroep.
b. De snuffelstage dient te passen binnen een lokaal inzetbaarheids- of mobiliteitstraject.
c. De duur van de snuffelstage bedraagt maximaal 15 werkdagen (2 maanden) per jaar.
d. Werknemers kunnen één keer per jaar op snuffelstage met een maximum van totaal drie keer.
e. Tijdens de snuffelstage ontvangt de werknemer zijn reguliere bruto loon, met uitzondering van functie gerelateerde vergoedingen. Eventuele meer uren die tijdens de snuffelstage worden gemaakt komen niet voor vergoeding in aanmerking.
f. De werknemer ontvangt tijdens de snuffelstage een reiskostenvergoeding gebaseerd op de reiskostenregeling van de werkgever waarbij hij in dienst is.
g. De werknemer keert na de snuffelstage terug in zijn eigen werk, met behoud van alle rechten.
3. Detachering
a. Een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die kans heeft op een contract (voor onbepaalde tijd) elders, doch die eerst een contract voor bepaalde tijd krijgt aangeboden, kan teneinde deze periode te overbruggen tijdelijk worden gedetacheerd.
b. De duur van de detachering bedraagt;
i. voor werknemers van 30 tot en met 40 jaar: maximaal 6 maanden;
ii. voor werknemers van 41 tot en met 60 jaar: maximaal 1 jaar;
iii. voor werknemers van 61 jaar en ouder: maximaal 1,5 jaar.
Bovengenoemde periodes kunnen in overleg tussen detacheerder, werknemer en inlener met maximaal 6 maanden worden verlengd.
c. Indien het totale bruto loon bij de nieuwe werkgever minder is dan het bruto loon exclusief functie gerelateerde vergoedingen bij de huidige werkgever ontvangt de werknemer een aanvulling tot dit loon volgens de onderstaande staffel:
i. 30 tot en met 40 jaar:
1e 3 maanden aanvulling tot 100%
2e 3 maanden aanvulling tot 80%
ii. 41 tot en met 60 jaar:
1e 4 maanden aanvulling tot 100%
2e 4 maanden aanvulling tot 80%
3e 4 maanden aanvulling tot 70%
iii. 61 jaar en ouder:
1e 6 maanden aanvulling tot 100%
2e 6 maanden aanvulling tot 80%
3e 6 maanden aanvulling tot 70%
d. De werknemer ontvangt tijdens de detachering een reiskostenvergoeding gebaseerd op de reiskostenregeling van de werkgever waarbij hij in dienst is minus de reiskostenvergoeding van de werkgever waar hij gedetacheerd is.
e. Indien de detachering niet wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst kan de werknemer direct na de detachering terugkeren bij zijn oude werkgever, op dezelfde locatie, tegens het zelfde bruto salaris exclusief functie gerelateerde vergoedingen. het betreft hier een ‘werkga- rantie; géén ‘baangarantie’
f. Werknemers kunnen één keer in de twee jaar gedetacheerd worden.
4. Definitieve plaatsing
a. De werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die zonder voorafgaande snuffelstage en/of detachering een arbeidsovereenkomst bij een andere werkgever aanvaardt kan, indien de betreffend arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd wordt beëindigd zonder dat dit aan de werknemer kan worden verweten terug keren bij zijn oude werkgever, op dezelfde locatie en tegen het zelfde salaris exclusief functie gerelateerde vergoedingen. Het betreft hier een ‘werkgarantie; géén ‘baangarantie’.
b. De werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die zonder voorafgaande detachering in het kader van dit project en na afstemming met de werkgever een arbeidsover-
eenkomst bij een andere werkgever aanvaardt heeft recht op de onder 3 sub c genoemde aanvulling.
5. Hardheidsclausule
Indien een strikte toepassing van deze arbeidsvoorwaardenregeling in een individueel geval tot een voor de werknemer of werkgever onbillijke uitkomst leidt, kunnen werkgever en werknemer hiervan in onderling overleg in positieve zin afwijken. Deze arbeidsvoorwaardenregeling doet niets af aan de in de wettelijke transitievergoeding.
Onder functie gerelateerde vergoedingen worden de volgende vergoedingen verstaan: ploegentoe- slag, inconveniententoeslag, ongunstige urentoeslag en eventuele andere toeslagen die worden uitgekeerd en direct samenhangen met het type werkzaamheden dat wordt verricht, dus niet een P.T. of F.T
BIJLAGE X
De onderstaande matrix geeft aan welke bepalingen van de CAO in ieder geval integraal en/of aangepast van toepassing zijn op de werknemers als bedoeld in artikel 34a van de CAO.
Werkingssfeer: artikelen 1a, 1b en 2 Arbomaatregel: artikel 11
Arbeidstijden: artikelen 12 en 13
Loon en toeslagen: artikelen 14, 15, 17 tot en met 25, 27 tot en met 29, 31, 33, 34, 48, Bijlage I, Bijlage II en Bijlage III
Verlof: artikelen 36, 38 tot en met 46
Gezondheid en veiligheid op werk: artikelen 53, 54, Bijlage VI en Bijlage VIII Overige: artikelen 57, 59, 65, 66
Dictum II
De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 oktober 2019.
Dictum III
Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dit betekent in het licht van de gelijke behandelingswetge- ving dat ten aanzien van bepalingen waarin onderscheid wordt gemaakt terwijl daarvoor een objectieve rechtvaardiging vereist is, partijen in de uitvoeringspraktijk moeten zorgen voor een legitiem doel waarbij de ingezette middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.
Dictum IV
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 november 2019 en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 25 april 2018
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze,
De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
M.H.M. xxx xxx Xxxx