ARBITRAGEREGLEMENT VAN HET SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
ARBITRAGEREGLEMENT VAN HET SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
(Vastgesteld op 22 april 1999 en in werking getreden op 1 juli 1999, gewijzigd op 17 juli 2002, op 27 november 2012, op 1 december 2014, op 15 december 2015, op 5 december
2017, op 8 oktober 2019, op 28 januari 2020, op 1 februari 2020, op 12 mei 2020, op 13 oktober 2020 en laatstelijk gewijzigd op 5 april 2024 en met inachtneming van deze laatste wijziging in werking getreden op 12 april 2024).
DEFINITIES
Artikel 1
In dit reglement wordt verstaan onder:
het Scheidsgerecht: het Scheidsgerecht Gezondheidszorg;
de stichting: de Stichting Scheidsgerecht Gezondheidszorg, gevestigd te Utrecht;
het bestuur: het bestuur van de stichting;
de deelnemers: de bij de stichting aangesloten organisaties;
de kamer: de kamer van het Scheidsgerecht die overeenkomstig de bepalingen van dit reglement met de behandeling en beoordeling van een bepaald geschil is belast;
de instelling: a. de rechtspersoon die lid is van een van de deelnemende organisaties van de stichting;
b. andere rechtspersonen, van wie de bestuursleden in meerderheid worden aangewezen door een of meer van de onder a genoemde rechtspersonen;
de arbiters: de arbiters van het Scheidsgerecht, bestaande uit de voorzitter en de vicevoorzitter(s) alsmede de overige arbiters;
de voorzitter: de voorzitter van het Scheidsgerecht;
de vicevoorzitter(s): de vicevoorzitter(s) van het Scheidsgerecht;
griffier: de griffier van het Scheidsgerecht;
de plaatsvervangende
griffier(s): de plaatsvervangende griffiers van het Scheidsgerecht.
PLAATS VAN VESTIGING EN ARBITRAGE
Artikel 2
Het Scheidsgerecht is gevestigd te Utrecht. De voorzitter bepaalt de feitelijke plaats van vestiging van de griffie. De plaats van arbitrage is Utrecht, tenzij de voorzitter anders bepaalt.
ARBITERS EN GRIFFIERS
Artikel 3
1. Het Scheidsgerecht kent als arbiters:
x. de voorzitter en één of meer vicevoorzitters;
b. overige arbiters afkomstig uit de kring van de deelnemers.
2. Aan het Scheidsgerecht zijn een griffier en één of meer plaatsvervangende griffiers toegevoegd. De voorzitter is bevoegd om met betrekking tot een bepaalde zaak, in afwijking van het in artikel 4 lid 3 bepaalde, een plaatsvervangend griffier te benoemen.
3. Tot arbiter of tot (plaatsvervangend) griffier, kunnen niet worden benoemd personen die de leeftijd van zeventig jaren hebben bereikt.
4. De voorzitter wordt in geval van afwezigheid of verhindering of indien hij zulks anderszins nodig acht vervangen door een vicevoorzitter. Deze vervult dan alle taken die dit reglement aan de voorzitter toekent. De voorzitter kan de griffier doen vervangen door een plaatsvervangend griffier.
BENOEMING VAN ARBITERS EN GRIFFIERS
Artikel 4
1. De in artikel 3 lid 1 bedoelde arbiters worden benoemd door het bestuur.
2. Zodra een vacature ontstaat met betrekking tot een (vice-)voorzitter, stelt het bestuur de overige (vice-)voorzitter(s) onverwijld hiervan in kennis. Zij krijgen de gelegenheid gezamenlijk een niet-bindende voordracht aan het bestuur te doen.
3. De (plaatsvervangend) griffier(s) van het Scheidsgerecht worden benoemd en ontslagendoor het bestuur van de stichting, op voorstel van de voorzitter en vicevoorzitter(s) van het Scheidsgerecht.
4. De (vice-)voorzitter(s) alsmede de (plaatsvervangend) griffier(s) van het Scheidsgerecht moeten voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechter in een rechtbank, zoals omschreven in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
VOORDRACHT VAN DE ARBITERS DOOR DE DEELNEMERS
Artikel 5
1. De overige arbiters worden benoemd uit bindende voordrachten van de desbetreffende deelnemers.
2. In het Scheidsgerecht hebben naast de voorzitter als arbiter zitting:
a. toezichthouders: ten minste acht leden die deel uitmaken van het toezichthoudende orgaan van instellingen, te benoemen door het bestuur op voordracht van de desbetreffende deelnemende organisatie van de stichting, in dier voege dat twee arbiters uit de kring van de algemene ziekenhuizen, twee arbiters uit de kring van de psychiatrische instellingen, twee arbiters uit de kring van de instellingen voor gehandicaptenzorg en twee arbiters uit de kring van de verpleeg- en/of verzorgingshuizen afkomstig dienen te zijn;
b. bestuurders: ten minste acht leden die deel uitmaken van de directie of het bestuur, niet zijnde het toezichthoudende orgaan van instellingen, die overeenkomstig het bepaalde onder a van dit lid op voordracht van de desbetreffende deelnemende organisatie van de stichting worden benoemd door het bestuur van de stichting;
c. bestuurders: ten minste veertien bestuurders van instellingen, te benoemen op voordracht van de NVZD – vereniging van bestuurders in de zorg, van wie er ten minste vier deskundigheid bezitten inzake de toepassing van het Beheersmodel honoraria vrijgevestigd medisch specialisten, of een daarmee op één lijn staande regeling;
d. ten minste achttien artsen-specialisten, verbonden aan instellingen, te benoemen op voordracht van de KNMG, Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst;
e. ten minste zes artsen-specialisten in dienstverband, verbonden aan instellingen, te benoemen op voordracht van de KNMG, Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst;
f. ten minste twee apothekers, verbonden aan instellingen, te benoemen op voordracht van de KNMP, Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Pharmacie;
g. ten minste twee klinisch-chemici, verbonden aan instellingen, te benoemen op voordracht van de NVKC, Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde;
h. ten minste twee huisartsen, toegelaten tot of verbonden aan instellingen, te benoemen op voordracht van de KNMG, Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst;
i. ten minste twee verloskundigen, verbonden aan instellingen, te benoemen op voordracht van de KNOV, Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen;
j. ten minste twee tandartsen of kaakchirurgen verbonden aan instellingen, te benoemen op voordracht van de KNMT, Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde;
k. ten minste vier accountants, te benoemen op voordracht van de KNMG, Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst.
3. Het Scheidsgerecht kan door het bestuur worden uitgebreid met arbiters uit daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende organisaties, die als dan een door het bestuur vast te stellen aantal leden mogen voordragen.
4. Uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de benoemingsperiode van een op voordracht van een deelnemer benoemde arbiter nodigt het bestuur de deelnemer uit tot het doen van een voordracht als bedoeld in lid 2 of lid 3 van dit artikel. Het bestuur kan, na overleg met de voorzitter, die uitnodiging ook doen als het uitbreiding van het aantal arbiters wenselijk acht. Indien binnen drie maanden na deze uitnodiging door de desbetreffende deelnemer geen bindende voordracht is gedaan, is het bestuur gerechtigd naar eigen inzicht een arbiter uit de kring van de desbetreffende deelnemer te benoemen. Deze arbiter geldt als een op voordracht van de deelnemer benoemde arbiter.
EINDIGEN VAN DE HOEDANIGHEID VAN ARBITER OF GRIFFIER
Artikel 6
1. De arbiters worden benoemd voor een periode van vijf jaren. Na het verstrijken van de periode waarvoor zij zijn benoemd, kunnen zij aansluitend worden herbenoemd met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 van dit reglement.
2. Een arbiter verliest zijn hoedanigheid
a. nadat de periode waarvoor hij is benoemd is verstreken en geen aansluitende herbenoeming heeft plaatsgevonden;
b. na een daartoe strekkend verzoek van de arbiter op het door het bestuur vastgestelde tijdstip;
c. aan het einde van het kalenderjaar waarin de arbiter de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt met dien verstande dat voor de (vice-)voorzitter(s) de leeftijd van 72 jaren geldt;
d. na een daartoe strekkend besluit van het bestuur indien de arbiter niet meer voldoet aan de eisen zoals die door dit reglement aan de hoedanigheid of het functioneren van een arbiter worden gesteld of indien zich een wettelijke ontslaggrond voor een rechterlijke ambtenaar zoals omschreven in de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, voordoet;
e. door het overlijden van de arbiter.
3. Een verzoek van een arbiter als bedoeld in lid 2, onder b, wordt schriftelijk ingediend bij de secretaris van het bestuur.
4. Het bepaalde in lid 2, aanhef en onder b, c en e, en lid 3 van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de (plaatsvervangend) griffiers. Zij verliezen bovendien hun hoedanigheid door ontslag door het bestuur op voorstel van de (vice-) voorzitters.
5. Op schriftelijk verzoek van de (vice-)voorzitter kan het bestuur ten hoogste tweemaal voor de duur van een jaar aan de verzoeker dispensatie verlenen van de in lid 2, onder c, vermelde leeftijdsgrens van 72 jaren. Het bestuur beslist na de andere (vice-)voorzitter(s) en de griffier daarover te hebben gehoord.
6. Een ingevolge lid 5 verhoogde leeftijdsgrens geldt ook als de benoemingstermijn van de betrokkene op een eerder tijdstip is verstreken. Herbenoeming is dan mogelijk tot het tijdstip waarop de betrokkene de nader bepaalde leeftijd heeft bereikt.
7. Het bestuur stelt de deelnemer die de arbiter heeft voorgedragen, onverwijld in kennis van het verlies van de hoedanigheid van de desbetreffende arbiter met uitnodiging tot het doen van een voordracht als bedoeld in artikel 5 lid 4.
8. De griffier houdt een lijst van arbiters bij aan de hand van de door het bestuur daartoe verstrekte gegevens.
BERECHTING VAN GESCHILLEN
Artikel 7
Het Scheidsgerecht heeft tot taak en is bevoegd om geschillen te berechten, zoals hem opgedragen:
a. in een overeenkomst tussen twee of meer instellingen;
b. in een overeenkomst tussen enerzijds één of meer instelling(en) en anderzijds één of meer aan die instelling(en) verbonden personen of samenwerkingsverbanden, indien uit de kring van de (beroeps)organisatie van die personen of samenwerkingsverbanden één of meer arbiters in het Scheidsgerecht zijn benoemd;
c. in een overeenkomst betreffende een samenwerkingsverband van of betreffende personen als bedoeld in artikel 5 lid 2, onder d-k, dat verbonden is aan een of meer instellingen;
d. in een overeenkomst van een of meer deelnemers aan een collectiviteit als onder c
bedoeld;
e. in een geschillenregeling in de statuten van een instelling1 betreffende geschillen tussen organen van die instelling;
f. in een overeenkomst van anderen, tenzij de voorzitter de behandeling van dat geschil door het Scheidsgerecht niet opportuun acht.
BEMIDDELING
Artikel 8
1. Het bestuur van de stichting kan besluiten dat naast arbitrage door het Scheidsgerecht, ook wordt voorzien in de mogelijkheid om in een geschil te bemiddelen. Indien het bestuur daartoe besluit draagt het zorg voor een lijst van bemiddelaars.
2. Het bestuur plaatst op de lijst van bemiddelaars de namen van de personen die daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komen en die zich daartoe ook bereid hebben verklaard.
3. De wijze waarop bemiddeling plaatsvindt alsmede de honorering van de bemiddelaars en de vergoeding van hun kosten kunnen door het bestuur nader worden geregeld in een afzonderlijk reglement respectievelijk honoreringsregeling.
4. De actuele lijst van bemiddelaars en het eventuele reglement worden onverwijld ter beschikking gesteld aan de voorzitter en de vicevoorzitter(s) van het Scheidsgerecht.
5. Een bemiddelaar kan niet arbiter zijn in een geschil waarbij hij als bemiddelaar betrokken is geweest.
REGELING VAN WERKWIJZE
Artikel 9
De voorzitter en vicevoorzitter(s) stellen alle nuttig of wenselijk geachte regelingen betreffende de werkwijze van het Scheidsgerecht en de procedureregelingen voor de door het Scheidsgerecht te berechten geschillen vast, zulks met inachtneming van dit reglement. Zij stellen het bestuur van de stichting zo spoedig mogelijk op de hoogte van de inhoud van deze regelingen.
HONORERING EN BEHEER VAN GELDMIDDELEN
Artikel 10
1 Onder 'instelling' wordt in dit lid e, in afwijking van artikel 1, verstaan instelling als bedoeld in de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza).
1. De vergoeding aan het Scheidsgerecht van de aan de behandeling van geschillen verbonden kosten van het Scheidsgerecht, waaronder begrepen de honorering van de arbiters en van de (plaatsvervangend) griffiers alsmede de vergoeding van hun kosten, zal geschieden volgens een daartoe door het bestuur van de stichting vast te stellen regeling.
2. De griffier beheert de geldmiddelen van het Scheidsgerecht onder verantwoordelijkheid en met inachtneming van de aanwijzingen van het bestuur.
GEHEIMHOUDING
Artikel 11
1. De arbiters van het Scheidsgerecht zijn verplicht:
a. hetgeen zij als zodanig te weten zijn gekomen niet verder bekend te maken dan voor de uitoefening van hun functie als arbiter in het Scheidsgerecht wordt gevorderd;
b. de gevoelens welke in raadkamer over aanhangige geschillen – wraking van arbiters daaronder begrepen – worden geuit, niet verder te openbaren;
c. over bij het Scheidsgerecht aanhangig gemaakte geschillen of over een geschil, dat naar zij weten of vermoeden bij het Scheidsgerecht aanhangig zal worden gemaakt en ten aanzien waarvan de mogelijkheid bestaat dat zij voor de behandeling daarvan zullen worden aangewezen, zich buiten het Scheidsgerecht om niet in te laten met enig onderhoud of gesprek met partijen, haar gemachtigden of raadslieden of van dezen enige bijzondere onderrichting, memorie of schriftuur aan te nemen.
2. De in het voorgaande lid omschreven verplichtingen gelden eveneens voor de (plaatsvervangend) griffier, behoudens voor wat betreft voorlichting omtrent de ten deze geldende procedurevoorschriften en overleg over de voortgang van de procedure.
DE MEERVOUDIGE KAMER
Artikel 12
1. In beginsel worden geschillen behandeld door een kamer van het Scheidsgerecht, bestaande uit drie arbiters, daartoe aangewezen door de voorzitter, te weten: de voorzitter en twee arbiters als bedoeld in artikel 5 van dit reglement. In geval van afwezigheid ofverhindering van een van deze personen wijzigt de voorzitter de samenstelling.
2. De kamer kan, al dan niet op verzoek van partijen of van één van hen, worden samengesteld uit vijf arbiters, indien de aard van het geschil daartoe naar het oordeel van de voorzitter aanleiding geeft. In een zodanig geval bestaat de kamer hetzij uit de voorzitter en vier arbiters als bedoeld in artikel 5 van dit reglement, hetzij uit de voorzitter, twee vicevoorzitters en twee arbiters als bedoeld in artikel 5 van dit reglement.
3. De kamer wordt bijgestaan door de (plaatsvervangend) griffier van het Scheidsgerecht.
4. In geval van geschillen tussen instellingen onderling worden voor de behandeling van een geschil aangewezen naast de voorzitter een arbiter uit de kring van toezichthouders als bedoeld in artikel 5 lid 2, onder a, van dit reglement en een arbiter uit de kring vanbestuurders als bedoeld in artikel 5 lid 2, onder b, van dit reglement.
5. In geval van geschillen tussen instellingen en personen of samenwerkingsverbanden worden voor de behandeling van een geschil aangewezen naast de voorzitter enerzijds een arbiter uit de kring van bestuurders als bedoeld in artikel 5 lid 2, onder b, van dit reglement of een arbiter uit de kring van bestuurders als bedoeld in artikel 5 lid 2, onder c, van dit reglement en anderzijds een arbiter uit een van de kringen als bedoeld in artikel 5 lid 2, onder d tot en met j, van dit reglement. Deze laatstbedoelde arbiter dient eenzelfde of naar het oordeel van de voorzitter zoveel mogelijk vergelijkbare functie in een instelling te bekleden als de degene(n) met wie het geschil is ontstaan. Bij twijfel omtrent de vraag tot welke categorie een persoon in dit opzicht behoort, beslist de voorzitter.
6. In afwijking dan wel in aanvulling op het bepaalde in lid 5 van dit artikel wordt aan de behandeling van geschillen met directeuren van instellingen, naast de voorzitter en behoudens toepassing van artikel 14 van het reglement, deelgenomen door een arbiter uit de kring van toezichthouders als bedoeld in artikel 5 lid 2, onder a, van dit reglement eneen arbiter uit de kring van bestuurders als bedoeld in artikel 5 lid 2, onder b, of uit de kring van directeuren als bedoeld in artikel 5 lid 2, onder c, van dit reglement.
7. In geval van geschillen binnen samenwerkingsverbanden die verbonden zijn aan een of meer instellingen wordt voor de behandeling van een geschil aangewezen naast de voorzitter ten minste één arbiter uit de kring van personen als bedoeld in artikel 5 lid 5, onder d-j. Deze arbiter bezit bij voorkeur dezelfde hoedanigheid als die van degenen die aan het desbetreffende samenwerkingsverband zijn verbonden. De andere arbiter kan behoren tot de in artikel 5 lid 2 onder k bedoelde categorie.
8. Ingeval aan de berechting wordt deelgenomen door vier arbiters uit de in de leden 4, 5 en 6 van dit artikel bedoelde kringen, wijst de voorzitter uit die kringen telkens twee arbitersaan.
9. In de gevallen waarin dit arbitragereglement niet voorziet, beslist de voorzitter uit welke kringen arbiters worden aangewezen.
10. De arbiters bedoeld in artikel 5 lid 3 van dit reglement worden aangewezen zoveel mogelijk met overeenkomstige toepassing van dit artikel.
DE ENKELVOUDIGE KAMER
Artikel 13
1. Indien de bij een geschil betrokken partijen zulks gezamenlijk verzoeken, kan dat geschil door de enkelvoudige kamer van het Scheidsgerecht worden berecht.
2. Indien geen verzoek als bedoeld in lid 1 is gedaan, maar de voorzitter van oordeel is dat een geschil zich leent voor behandeling door een enkelvoudige kamer, kan hij aan de bij het geschil betrokken partijen voorstellen het geschil aldus te doen behandelen. Indien partijen ermee instemmen, wordt het geschil door de enkelvoudige kamer van het Scheidsgerecht berecht.
3. De enkelvoudige kamer wordt gevormd door de voorzitter van het Scheidsgerecht.
4. De enkelvoudige kamer wordt bijgestaan door de (plaatsvervangend) griffier van het Scheidsgerecht.
VERWIJZING NAAR EEN MEERVOUDIGE KAMER
Artikel 14
1. De enkelvoudige kamer is in iedere stand van het geding bevoegd op grond van de enkele overweging, dat de behandeling niet of niet verder door de enkelvoudige kamer behoort te geschieden, het geschil in de stand waarin het zich bevindt, voor verdere behandeling te verwijzen naar een overeenkomstig artikel 12 van dit reglement samen te stellen meervoudige kamer. Van deze verwijzing doet de griffier onverwijld mededeling aan partijen.
2. Iedere bij het geschil betrokken partij kan in iedere stand van het geding aan de enkelvoudige kamer verzoeken een beslissing tot verwijzing te nemen als bedoeld in lid 1 van dit artikel. Wanneer partijen gezamenlijk een dergelijk verzoek doen, is de enkelvoudige kamer gehouden tot verwijzing over te gaan.
WIJZIGING VAN DE SAMENSTELLING VAN DE KAMER
Artikel 15
1. Nadat zij hun aanwijzing als zodanig aanvaard hebben, kunnen arbiters van een kamer, behoudens het in de volgende leden bepaalde of een toegewezen verzoek tot wraking, zich niet zonder verlof van de voorzitter aan de behandeling van de zaak onttrekken.
2. Het lidmaatschap van een arbiter van een kamer waarin hij tot berechting van een bepaald geschil is aangewezen neemt een einde met ingang van het moment waarop het Scheidsgerecht bericht heeft ontvangen dat de betrokken arbiter zijn hoedanigheid van arbiter van het Scheidsgerecht heeft verloren. Indien de hoedanigheid van arbiter van het Scheidsgerecht eindigt tijdens de behandeling van een bepaald geschil, behoudt de betrokken arbiter de bevoegdheid als arbiter op te treden in dat geschil, tenzij hij daartoe in de feitelijke onmogelijkheid is komen te verkeren.
3. Zolang er nog geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, kan de voorzitter, indien de behandeling van het geschil door persoonlijke omstandigheden van een arbiter dreigt te worden vertraagd, de aanwijzing van deze arbiter na overleg met hem intrekken.
4. Ter vervanging van de arbiter die niet langer deel uitmaakt van de kamer wordt, met inachtneming van het in de artikelen 12 en 13 van dit reglement bepaalde, in de daardoor ontstane vacature voorzien, en heeft iedere bij het geschil betrokken partij de bevoegdheid een nieuwe mondelinge behandeling voor de gewijzigd samengestelde kamer te vorderen, indien de vervanging plaatsvindt na een mondelinge behandeling en vóór de uitspraak diedaarop behoort te volgen.
MEDEDELING VAN DE SAMENSTELLING VAN DE KAMER
Artikel 16
De griffier deelt binnen drie maanden nadat het geschil aanhangig is gemaakt, de samenstelling van de kamer schriftelijk aan partijen mede. Een wijziging van die samenstelling wordt zo spoedig mogelijk, en indien mogelijk schriftelijk, aan partijen medegedeeld.
WRAKING
Artikel 17
1. Een arbiter kan door een partij worden gewraakt indien er feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de onpartijdigheid van arbiters schade zou kunnen lijden, of op grond dat de arbiter op enigerlei wijze is betrokken of is betrokken geweest bijeen der gedingvoerende partijen.
2. Daartoe moet binnen vier weken na ontvangst van de in artikel 16 van dit reglement bedoelde mededeling bij aangetekende brief een verzoek worden ingediend bij de griffier. Het wrakingsverzoek moet de naam of namen inhouden van de te wraken arbiter(s), en dient met redenen te zijn omkleed, een en ander op straffe van niet–ontvankelijkheid.
3. Indien een partij van een reden tot wraking eerst later kennis heeft gekregen, kan het wrakingsverzoek ook nog na het verstrijken van de in lid 2 van dit artikel genoemde termijn worden ingediend, doch niet later dan binnen een week nadat de desbetreffende partij van deze wrakingsgrond kennis kreeg.
4. Tenzij de gewraakte arbiter zich terugtrekt, wordt over het wrakingsverzoek beslist door de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, dan wel, indien de plaats van arbitrage buiten het rechtsgebied van deze rechtbank is gelegen, door de voorzieningenrechter van de rechtbank van de plaats van arbitrage. Van de beslissing op het wrakingsverzoek wordt zo spoedig mogelijk aan de betrokken arbiter en aan partijen bij aangetekende brief kennisgegeven.
5. Door een wrakingsverzoek wordt de behandeling van de zaak geschorst tot het wrakingsverzoek is afgewezen of, bij toewijzing, een andere arbiter is aangewezen.
AANHANGIG MAKEN VAN HET GESCHIL EN WISSELING VAN STUKKEN
Artikel 18
1. Een geschil wordt bij het Scheidsgerecht aanhangig gemaakt door een aangetekende brief aan de griffier. De griffier geeft xxxxxxxx kennis van de ontvangst van deze brief aan de voorzitter en aan de bij het geschil betrokken partijen. De griffier deelt aan eiser mee welk bedrag de voorzitter heeft bepaald als voorschot op het honorarium en de kosten van het Scheidsgerecht.
2. Eiser dient – behoudens het bepaalde in lid 6 van dit artikel – binnen vier weken na het aanhangig maken van het geschil een schriftelijke memorie (memorie van eis) bij de griffier in. Daarin omschrijft eiser zo nauwkeurig mogelijk zijn eis en zet hij de gronden uiteen waarop deze berust. Bij de memorie van eis voegt de eiser zoveel afschriften als de griffier verlangt. Bij deze memorie worden, met evenzoveel afschriften, de bescheiden overgelegd waaruit de bevoegdheid van het Scheidsgerecht om dit geschil te berechten blijkt, en voorts zoveel mogelijk alle andere bescheiden die op het geschil betrekking hebben.
3. De griffier zendt terstond na ontvangst een exemplaar van de memorie van eis met afschriften van voormelde bescheiden aan de wederpartij, hierna ook genoemd “verweerder”. Indien naar genoegen van de griffier is gebleken dat verweerder reeds een exemplaar met bescheiden heeft ontvangen, kan toezending achterwege blijven, tenzij verweerder alsnog toezending verlangt.
4. Verweerder dient op gelijke wijze als voor de memorie van eis is bepaald binnen vier weken een schriftelijke memorie (memorie van antwoord) in. Bij de memorie vanantwoord kan een tegenvordering worden ingesteld. De desbetreffende memorie (van eis inreconventie) dient te voldoen aan hetgeen in lid 2 van dit artikel omtrent de inhoud van dememorie van eis is bepaald. Ook lid 3 van dit artikel is van overeenkomstige toepassing.
5. De voorzitter kan partijen toestaan nadere memories in te dienen binnen een door hem testellen termijn en op de wijze als hiervoor ten aanzien van de memories van eis en van antwoord is bepaald.
6. De voorzitter is bevoegd de in dit artikel bedoelde termijnen te verkorten of te verlengen.
7. Blijft eiser in gebreke binnen de gestelde termijn zijn memorie van eis in te dienen zonderdaartoe gegronde redenen aan te voeren, dan kan het Scheidsgerecht hem in zijn vordering niet–ontvankelijk verklaren met zijn veroordeling in de kosten.
8. Indien verweerder de memorie van antwoord niet binnen de daartoe gestelde termijn indient, wordt de eis toegewezen, tenzij deze aan arbiters onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Het Scheidsgerecht kan, alvorens uitspraak te doen, van eiser het bewijs van één of meer van zijn stellingen verlangen.
NADERE INLICHTINGEN EN/OF MINNELIJKE SCHIKKING
Artikel 19
1. De voorzitter van de kamer kan in alle gevallen en in elke stand van de procedure de persoonlijke verschijning van partijen voor hem dan wel de kamer gelasten tot het verstrekken van nadere inlichtingen en/of tot het beproeven van een minnelijke schikking.
2. De voorzitter van de kamer is voorts bevoegd – al of niet tezamen met een ander lid van de kamer en bijgestaan door de griffier – een voorbereidend onderzoek, een voorlopig getuigenverhoor of een onderzoek ter plaatse te verrichten, dan wel zulks te gelasten, in het laatste geval met de opdracht aan één of meerdere leden van de kamer daartoe het nodige
te verrichten. Partijen worden in de gelegenheid gesteld aanwezig te zijn bij de in de vorigevolzin bedoelde onderzoeken en bij het horen van getuigen.
MONDELINGE BEHANDELING
Artikel 20
1. Indien een van de partijen dan wel de kamer na het wisselen van de schriftelijke stukken een mondelinge behandeling van het geschil wenst, bepaalt de voorzitter van de kamer de plaats, de dag en het uur van de zitting. Indien in verband met de uitbraak van COVID-19 het houden van een fysieke zitting niet mogelijk is, kan de mondelinge behandeling plaatsvinden door middel van een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel.
2. De griffier geeft aan partijen kennis van plaats, dag en uur waarop de kamer zitting zalhouden.
3. De kennisgeving geschiedt schriftelijk ten minste drie weken voor de zitting, tenzij de voorzitter in verband met de omstandigheden een kortere termijn bepaalt.
4. De kamer beslist, gehoord partijen, wie, behalve partijen en hun gemachtigden of raadslieden, verder ter zitting aanwezig mogen zijn.
Artikel 21
1. De kamer is bevoegd, hetzij op verzoek van een of meer der partijen, hetzij ambtshalve, informanten, getuigen en/of deskundigen te horen en voorts al datgene te doen, hetgeen zij gewenst oordeelt om tot een deugdelijke uitspraak te geraken. Met name kan zij ook de bevoegdheden uitoefenen die in artikel 19 lid 2 van dit reglement zijn toegekend aan de voorzitter. Partijen kunnen informanten, getuigen en/of deskundigen meebrengen ter zitting om aldaar te worden gehoord. De kamer beslist of meegebrachte personen daadwerkelijk zullen worden gehoord.
2. Partijen zijn verplicht op verlangen van de kamer persoonlijk te verschijnen en aan de kamer alle gewenste inlichtingen te verschaffen. Indien een partij daaraan niet voldoet, zal de kamer bij de beslissing van de zaak daaruit zodanige gevolgtrekkingen maken als zij zal vermenen te behoren.
3. De reis-, verblijf- en verletkosten, gemaakt door een getuige of een deskundige die door de kamer is gehoord, worden onmiddellijk vastgesteld door de kamer waarvoor hij is verschenen en aan de betrokkene betaald door de partij die de getuige of deskundige heeft opgeroepen, dan wel door het Scheidsgerecht indien de getuige of deskundige door de kamer werd opgeroepen, terwijl de kamer bij haar uitspraak beslist en in de uitspraak vermeldt door welke partij de desbetreffende kosten uiteindelijk worden gedragen.
Artikel 22
De kamer, dan wel haar voorzitter, is bevoegd alle nodig geachte maatregelen te nemen ten behoeve van een adequate behandeling van een geschil.
Artikel 23
1. Iedere partij is bevoegd persoonlijk of, tenzij de kamer haar persoonlijke verschijning heeft gelast, bij gemachtigde ter zitting te verschijnen. Zij kan zich steeds door een rechtsgeleerd raadsman en/of andere personen naar haar keuze en door deskundigen doen bijstaan.
2. Aan elk der partijen wordt op haar verzoek door de voorzitter van de kamer de gelegenheid gegeven het woord te voeren, onverminderd de bevoegdheid van die voorzitter ter willevan een deugdelijke behandeling van de zaak of van de orde op de terechtzitting aan eenpartij
het woord te ontnemen, dan wel als zij het woord reeds heeft gevoerd, niet wederomhet woord te verlenen.
DEELNEMING VAN DERDEN AAN HET GEDING EN VOEGING VAN ZAKEN
Artikel 24
1. Een derde die enig belang heeft bij een tussen andere partijen bij het Scheidsgerecht aanhangig geding, kan schriftelijk verzoeken zich daarin te mogen voegen of te mogen tussenkomen, indien de derde bij schriftelijke overeenkomst met de partijen tot de overeenkomst tot arbitrage is toegetreden.
2. Zodanig verzoek geschiedt bij aangetekende brief aan de griffier, en houdt naam en adres in van degene die het verzoek doet, alsmede de gronden waarop het verzoek berust.
3. De kamer beslist zo spoedig mogelijk over het verzoek, na partijen, onder wie de partij die de voeging of tussenkomst verzoekt, te hebben gehoord.
4. Het verzoek wordt afgewezen indien de aanhangige procedure naar het oordeel van de kamer door de voeging of tussenkomst in ongewenste mate wordt vertraagd.
5. Indien het verzoek wordt toegewezen, regelt het Scheidsgerecht de verdere gang van hetgeding.
6. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing indien een van partijen meent gronden te hebben om een derde in vrijwaring op te roepen, met dien verstande dat het verzoek bij memorie kan worden gedaan.
7. Op verzoek van een partij kan het Scheidsgerecht besluiten zaken gevoegd te behandelen.
UITSPRAKEN
Artikel 25
1. De uitspraken van het Scheidsgerecht worden gegeven als arbitraal vonnis, tenzij
a. partijen uitdrukkelijk bindend advies zijn overeengekomen;
b. de bij het geschil betrokken partijen gezamenlijk bij de aanvang van de procedure aan het Scheidsgerecht hebben verzocht uitspraak te doen in de vorm van een bindend advies:
c. het betreft een geschil als bedoeld in art. 7 onder e, in welk geval het Scheidsgerecht uitspraak doet in de vorm van een bindend advies;
2. Het Scheidsgerecht beslist naar de regelen des rechts, tenzij partijen zijn overeengekomen dat het Scheidsgerecht zal beslissen als goede personen naar billijkheid.
3. De toelaatbaarheid van de bewijsmiddelen, de bewijslastverdeling en de waardering van het bewijsmateriaal staan ter vrije beoordeling van de kamer, tenzij partijen anders zijn overeengekomen.
4. Beslissingen in een kamer worden genomen met gewone meerderheid van stemmen.
5. De uitspraken worden schriftelijk gegeven, door de arbiters van de desbetreffende kamer getekend en zo spoedig mogelijk door de griffier bij aangetekende brief aan partijen toegezonden. Indien een van de arbiters van de desbetreffende kamer weigert of niet instaat is de uitspraak te ondertekenen, wordt hiervan aan het slot van de uitspraak meldinggemaakt.
KOSTEN
Artikel 26
1. De kamer bepaalt bij de uitspraak door welke partij of welke partijen en in welke verhouding de kosten van de procedure zullen worden gedragen. Onder deze kosten kunnen worden begrepen de honoraria en reis- en verblijfkosten en andere kosten van de arbiters van het
Scheidsgerecht en griffier, en de reis-, verblijf- en verletkosten, gemaakt door een getuige of een deskundige alsmede een bijdrage in de kosten van de griffie en de stichting. De kamer is tevens bevoegd bij de uitspraak te bepalen dat een partij een redelijke vergoeding moet betalen aan de andere partij voor de kosten van rechtsbijstand die die andere partij heeft gemaakt en daartoe een veroordeling uit te spreken.
2. Indien de procedure voor de uitspraak wordt beëindigd, bepaalt de voorzitter door welke partij of welke partijen en in welke verhouding de kosten van de tot op dat moment verrichte werkzaamheden zullen worden gedragen.
3. Indien een arbiter na zijn aanwijzing doch voor de uitspraak door wraking of anderszins van zijn taak wordt ontheven, dan kan deze arbiter aanspraak maken op een redelijke vergoeding voor zijn werkzaamheden, behoudens bijzondere omstandigheden vast te stellen door de voorzitter. De kosten van deze redelijke vergoeding vallen onder de kosten van de procedure. Deze kosten worden betrokken bij de beslissing door het Scheidsgerecht over de vraag door welke partij of welke partijen en in welke verhouding de kosten van de procedure zullen worden gedragen.
VOORSCHOT
Artikel 27
1. De voorzitter kan, alvorens een geschil in behandeling te nemen, verlangen dat de eisende partij een door hem vast te stellen bedrag onder het Scheidsgerecht stort als waarborg voor de betaling van de in artikel 26 lid 1 van dit reglement bedoelde kosten, voor zover partijen daarbij zijn betrokken. Indien het verloop van het geding daartoe aanleiding geeft, kan de voorzitter nadere stortingen vorderen.
2. Indien de verweerder een tegenvordering heeft ingesteld is deze bepaling op hem van overeenkomstige toepassing.
3. Over het bedrag van het voorschot wordt geen rente vergoed.
4. Het Scheidsgerecht is bevoegd de behandeling van een vordering of tegenvordering op te schorten zolang de desbetreffende partij het bedrag van het van haar verlangde voorschot niet heeft gestort. Indien na een tweede schriftelijke aanmaning door of vanwege het Scheidsgerecht een partij het van haar verlangde voorschot niet binnen veertien dagen heeft gestort, wordt zij geacht haar vordering respectievelijk tegenvordering te hebben ingetrokken.
5. De kamer verrekent – voor zover mogelijk – bij de uitspraak de door de partijen te dragen kosten met de krachtens het voorgaande lid gestorte bedragen, zulks ongeacht welke partij bij de uitspraak in de kosten is verwezen.
6. Indien en voor zover de uitspraak omtrent de kosten inhoudt dat een partij geen of minder kosten moet betalen dan het bedrag dat zij heeft gestort, wordt de andere partij dan wel worden de andere partijen bij dezelfde uitspraak veroordeeld het door eerstgenoemde partij gestorte bedrag respectievelijk teveel gestorte bedrag aan die partij te vergoeden. Hetgeen door partijen meer is gestort dan het vastgestelde bedrag aan kosten van het Scheidsgerecht wordt door de griffier gerestitueerd.
KORT GEDING
Artikel 28
1. In geval en voor zover het belang van een partij enige onverwijlde voorziening bij voorraad vordert, wordt een vordering daartoe door die partij bij het Scheidsgerecht aanhangig gemaakt en berecht door de voorzitter.
2. De vordering tot een voorziening bij voorraad wordt aanhangig gemaakt bij aangetekende brief, vergezeld van een schriftelijke memorie van eis. De brief wordt gericht aan de griffier. De voorzitter bepaalt datum, uur en plaats van behandeling, die de griffier aan partijen
meedeelt. De griffier deelt aan eiser mee welk bedrag de voorzitter heeft bepaald als voorschot op het honorarium en de kosten van het Scheidsgerecht. De griffier zendt onverwijld een exemplaar van de memorie van eis aan de wederpartij(en). Indien naar genoegen van de griffier is gebleken dat de verweerder reeds een exemplaar met bescheiden heeft ontvangen, kan toezending achterwege blijven, tenzij verweerder alsnog toezending verlangt.
3. De beslissing bij voorraad brengt geen nadeel toe aan de zaak ten principale. Onverlet andere in dit reglement opgenomen bepalingen is het bepaalde in de artikelen 25, 26 en 27 van dit reglement van overeenkomstige toepassing.
OPENBAARMAKING VAN UITSPRAKEN
Artikel 29
1. Het origineel of een door een van de arbiters gewaarmerkt afschrift van het arbitraal vonnis dan wel het bindend advies wordt aan iedere partij bij aangetekende brief gezonden.
2. Indien en voor zover de uitspraak naar het oordeel van het Scheidsgerecht van meer dan incidenteel belang is te achten, kan het Scheidsgerecht besluiten de uitspraak bekend te maken op een naar zijn oordeel passende wijze, met inachtneming van het bepaalde in het volgende lid.
3. Indien het Scheidsgerecht besluit tot openbaarmaking van de uitspraak worden daarin de namen en woonplaats van de partijen met de andere gegevens die voor de identiteit van partijen een rechtstreekse aanwijzing bevatten, weggelaten.
4. De bekendmaking geschiedt in geen geval voordat partijen in het bezit van de uitspraak zijn gesteld.
UITSLUITING AANSPRAKELIJKHEID
Artikel 30
Het Scheidsgerecht, de stichting of haar bestuur, de voorzitter of een vicevoorzitter van het Scheidsgerecht, een kamer, een arbiter, de griffier of een plaatsvervangend griffier van het Scheidsgerecht, kan niet aansprakelijk worden gesteld voor enig handelen of nalaten met betrekking tot een arbitrage dan wel een bindend advies op grond van dit reglement.
SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 31
1. Indien is gehandeld in strijd met of is nagelaten te handelen overeenkomstig enige bepaling van dit reglement, dient een partij, binnen zeven dagen nadat de strijdigheid hem bekend is geworden, hiertegen schriftelijk te protesteren, op straffe van verval van het recht omdaarop later in de procedure alsnog een beroep te doen.
2. Het bestuur kan te allen tijde wijzigingen in het reglement aanbrengen. De wijzigingen zijn niet van kracht voor geschillen die reeds aanhangig zijn. Het reglement is van kracht in de vorm die het heeft op het tijdstip waarop de arbitrage aanhangig gemaakt wordt.
3. De griffier is niet gehouden de dossiers te bewaren nadat de zaak is geëindigd.
4. Het Scheidsgerecht Gezondheidszorg is de voortzetting van het Scheidsgerecht voor het Nederlandse Ziekenhuiswezen.