Algemene voorwaarden van verpanding
Algemene voorwaarden van verpanding
1 DEfInITIEs
In deze voorwaarden en/of in de pandakte en/of in andere stuk- ken opgemaakt in verband met verpanding wordt verstaan onder
a De bank
SNS Bank N.V.
b De pandgever
Degene(n) door wie het pandrecht aan de bank is of zal worden verstrekt, alsmede zijn (hun) rechtsopvolger(s), ten aanzien van het met het pandrecht bezwaarde goed.
c De geldnemer
Degene(n) aan wie het krediet en / of de geldlening(en) is of zijn verstrekt, de al dan niet hoofdelijk medeschuldenaar(s) of medekredietnemers daaronder begrepen, alsmede zijn (hun) rechtsopvolger(s).
d Het pandrecht
Een of meer pandrechten die aan de bank zijn of worden verleend.
e De pandakte
De akte, waarbij het pandrecht wordt gevestigd.
f De schuld
De hoofdsom met rente, vergoedingen, kosten, en verder al hetgeen de bank te eniger tijd van de geldnemer uit welke hoofde ook te vorderen heeft of te vorderen zal hebben, waaronder alle kosten, doch niet beperkt tot die kosten, die de bank heeft gemaakt in verband met de niet (tijdige) nakoming door de geldnemer en/of de pandgever van zijn verplichtingen jegens de bank.
g Het verpande
Alle goederen waarop ten behoeve van de bank het pandrecht al dan niet bij voorbaat is respectievelijk zal zijn gevestigd.
h De voorwaarden
Deze algemene voorwaarden van verpanding.
i De kredietovereenkomst
De overeenkomst tussen de bank en de geldnemers, waarin de wederzijdse rechten en verplichtingen zijn opgenomen ter zake het krediet of de geldlening(en).
2 VEsTIGInG VAn HET PAnDRECHT; VOLMACHT BAnK
De pandgever is steeds verplicht medewerking te verlenen aan alle vereisten en formaliteiten die naar het oordeel van de bank voor de geldige vestiging en/of het voortduren van de in de pandakte vermelde pandrechten benodigd zijn. De bank is als onherroepelijk gevolmachtigde van de pandgever steeds bevoegd om namens de pandgever al die handelingen te ver- richten, waaronder begrepen maar daartoe niet beperkt het ondertekenen van pandaktes namens de pandgever, die naar het oordeel van de bank noodzakelijk zijn voor een geldige vestiging en/of het voortduren van het in de pandakte vermelde pandrecht en/of noodzakelijk zijn om de bank de volledige zekerheid te ver- schaffen die met de vestiging van het pandrecht wordt beoogd.
3 VERPAnDInG VAn TOEKOMsTIGE GOEDEREn
Indien in de pandakte door de pandgever in de toekomst te verkrijgen goederen bij voorbaat worden verpand dan wel de pandgever zich in de pandakte heeft verbonden in de toekomst door hem te verkrijgen goederen aan de bank te zullen ver- panden is de pandgever verplicht op door de bank te bepalen tijdstippen en tevens op eerste verzoek van de bank aan de bank te overhandigen of toe te zenden een door de pandgever ondertekende lijst bevattende een nauwkeurige opgave van de goederen welke hij krachtens de pandakte aan de bank heeft verpand dan wel dient te verpanden. Het ontbreken van enige in dit artikel bedoelde lijst dan wel het niet vermeld zijn van goederen op een dergelijke lijst geldt niet als bewijs dat de goederen niet aan de bank verpand zijn.
4 HERVERPAnDInG
De bank is bevoegd het verpande te herverpanden.
De pandgever verbindt zich reeds nu voor alsdan te allen tijde zijn medewerking te verlenen aan deze herverpanding en verbindt zich tevens de herverpanding alsdan schriftelijk en onvoorwaardelijk te zullen erkennen.
5 VERVREEMDInG En BEzWARInG
Het verpande mag zonder schriftelijke toestemming van de bank niet worden vervreemd, aan derden in gebruik worden gegeven of met enig beperkt recht worden bezwaard.
De pandgever zal zonder schriftelijke toestemming van de bank niet een overeenkomst aangaan, waarbij hij zich tot het ver- richten van één der hiervoor vermelde handelingen verbindt.
6 VERPLICHTE REKEnInG VOOR InnInG
De pandgever is verplicht de inning van vorderingen die ontstaan door een van de handelingen als genoemd in artikel 5 alsmede de inning van aan de bank verpande vorderingen te doen plaats- vinden op een bij de bank aan te houden rekening. De pandgever is verplicht zijn wederpartijen te instrueren dat betaling van de in de vorige zin bedoelde vorderingen plaatsvindt op de door de pandgever bij de bank aangehouden rekening.
Ingeval de inning van enige vordering als hiervoor bedoeld anders dan ten gunste van een bij de bank aangehouden reke- ning geschiedt, is de pandgever verplicht om onverwijld een bedrag, gelijk aan het aldus betaalde bedrag, op een bij de bank aangehouden rekening over te maken.
8.0408.00 (27-10-2014)
Het ontbreken van de in artikel 5 genoemde toestemming ontslaat de pandgever niet van zijn verplichtingen uit hoofde van dit artikel 6.
7 PAnDRECHT OP VORDERInGEn UIT HOOFDE VAn VERVREEMDInG, InGEBRUIKGEVInG En BEzWARInG
De pandgever is verplicht om vorderingen die ontstaan door een van de handeling als genoemd in artikel 5, voor zover zij niet reeds bij voorbaat aan de bank zijn verpand, onverwijld aan de bank te verpanden op de door de bank voorgeschreven wijze. Het ontbreken van de in artikel 5 genoemde toestemming ontslaat de pandgever niet van zijn verplichtingen uit hoofde van dit artikel 7.
8 VERVAnGBARE GOEDEREn
De pandgever is verplicht goederen die dienen ter vervanging van het aan de bank verpande, voorzover zij niet reeds bij voor- baat aan de bank zijn verpand, alsnog aan de bank te verpanden.
9 TOEGAnG TOT HET VERPAnDE
De pandgever is verplicht aan door de bank aan te wijzen perso- nen toegang te verlenen tot de plaatsen waar het verpande zich bevindt, teneinde deze personen in staat te stellen het verpande te inspecteren en te controleren en zich te overtuigen, dat het verpande in goede staat wordt gehouden. Indien het verpande zich onder een derde bevindt, staat de pandgever er voor in dat deze derde aan door de bank aan te wijzen personen toegang zal verlenen voor de in de vorige zin bedoelde inspectie en controle. Voorts is de pandgever verplicht aan door de bank aan te wijzen personen toegang tot en inzage in zijn administratie te verlenen, teneinde deze personen in staat te stellen gegevens te verzamelen omtrent aan de bank verpande vorderingen.
10 AAnVULLEnDE zEKERHEDEn/TAXATIE
De geldnemer is gehouden ervoor zorg te dragen dat het ver- pande in relatie tot de schuld naar het oordeel van de bank voldoende overwaarde heeft, mede in aanmerking nemende de overige ten behoeve van de geldnemer gestelde zekerheden. Indien de bank van oordeel is dat hieraan niet is voldaan, dan is de geldnemer verplicht binnen één maand na schriftelijke gemotiveerde aanmaning een zodanige aflossing te doen of zodanige aanvullende zekerheden aan de bank te verstrekken als door de bank zal worden verlangd, bij gebreke waarvan de schuld geheel of gedeeltelijk opeisbaar zal zijn.
Zodra de bank van oordeel is, dat onvoldoende zekerheden in relatie tot de schuld zijn verschaft, is de bank bevoegd de opbrengsten van het verpande op een separate rekening van de geldnemer te administreren, totdat naar het oordeel van de bank voldoende zekerheden zijn verstrekt.
De bank is te allen tijde bevoegd het verpande te (doen) taxeren voor rekening van de geldnemer.
11 OPEIsBAARHEID VAn DE sCHULD
Onverminderd hetgeen partijen overigens terzake van de schuld zijn overeengekomen, is de schuld onmiddellijk opeisbaar
i Indien de pandgever en/of de geldnemer tekort schiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van deze voorwaarden en/of de pandakte.
ii Indien op het verpande of een gedeelte daarvan executori- aal beslag wordt gelegd dan wel conservatoir beslag wordt gelegd en dit conservatoire beslag niet binnen dertig (30) dagen is opgeheven.
12 AFGIFTE VAn HET VERPAnDE
Indien de pandgever en/of de geldnemer tekortschiet(en) in de nakoming van zijn / hun verplichtingen uit hoofde van de kredietovereenkomst, de pandakte en/of deze voorwaarden en/of overige verplichtingen terzake van de schuld, of indien de bank goede grond heeft te vrezen dat de pandgever en/ of de geldnemer tekort zal schieten in die verplichtingen is de pandgever verplicht het verpande, voorzover dit niet reeds onder de bank berust, aan de bank of aan een door de bank aangewezen derde af te geven of aan derden die het verpande voor de pandgever houden, opdracht te geven het verpande voortaan voor de bank te houden, zulks ter keuze van de bank. De verplichting tot afgifte van het verpande omvat mede de verplichting tot afgifte en, voor zover het orderpapieren betreft, endossement van alle toonder- en orderpapieren, die op het verpande betrekking hebben en voorts de verplichting tot afgifte van alle bewijzen en bescheiden, zoals eigendoms-, verzeke- rings- of kentekenbewijzen, die voor een eventueel gebruik maken door de bank van haar rechten ten aanzien van het verpande van belang kunnen zijn.
13 MEDEDELInG AAn DEBITEUR VERPAnDE VORDERInG
De bank is te allen tijde bevoegd mededeling te doen van de verpanding van vorderingen op naam aan de debiteuren van die vorderingen, en voorts in ieder geval indien de geldnemer en/ of de pandgever tekortschiet(en) dan wel naar het uitsluitend oordeel van de bank de vrees bestaat, dat de geldnemer en/of de pandgever tekort komen in de nakoming van enige verplichting jegens de bank, uit hoofde van de kredietovereenkomst, de pandakte en/of deze voorwaarden en/of overige verplichtingen terzake van de schuld, waarna de pandgever niet meer bevoegd is de vordering te innen of door opzegging opeisbaar te maken.
14 KOsTEn
Alle kosten voortvloeiende uit of verband houdende met de kredietovereenkomst en de verpanding, daaronder begrepen de kosten van het opmaken en verlijden van een authentieke pan- dakte dan wel het registreren van een onderhandse pandakte, de kosten van het registreren van verpandingslijsten en alle kosten die de bank te eniger tijd mocht maken om haar rechten als pandhouder tegenover de pandgever, geldnemer en/of derden uit te oefenen of te handhaven en/of zeker te stellen, komen ten laste van de geldnemer, alsmede hoofdelijk ten laste van de pandgever voorzover die verband houden met de verpanding en/of deze voorwaarden, daaronder uitdrukkelijk begrepen de interne kosten van de bank.
15 HOOFDELIJKHEID
Indien de pandgever uit meer dan een (rechts)perso(o)n(en) bestaat, dan zijn deze elk hoofdelijk aansprakelijk voor de uit de akte van verpanding voortvloeiende verplichtingen jegens de bank.
16 VERKOOP VAn HET VERPAnDE
De bank is bevoegd tot uitwinning van het verpande over te gaan zodra de schuld opeisbaar is en de geldnemer in verzuim is. De bank is alsdan bevoegd tot verkoop van het verpande over te gaan zonder de pandgever, de geldnemer, andere beperkt gerechtigden en/of beslagleggers van de voorgenomen verkoop op de hoogte te stellen.
Ook is de bank niet gehouden de pandgever, de geldnemer, andere beperkt gerechtigden of beslagleggers mededeling te doen van een gerealiseerde verkoop.
De pandgever doet afstand van zijn recht om de president van de rechtbank te verzoeken te bepalen dat het verpande op een van artikel 3:250 BW afwijkende wijze zal worden verkocht.
17 EInDE PAnDRECHT
1 Het pandrecht zal zijn geëindigd indien de geldnemer blijkens de administratie van de bank de schuld volledig heeft voldaan en de kredietrelatie is beëindigd. Voorts zal het pandrecht geheel of gedeeltelijk zijn beëindigd indien door de bank middels een schriftelijke mededeling aan de pandgever geheel of gedeeltelijk afstand van het pandrecht wordt gedaan. De pandgever stemt nu voor als dan in met een dergelijke gehele of gedeeltelijke afstand van haar pand- recht door de bank. Tevens is de bank bevoegd om te bepalen dat het pandrecht nog slechts zal strekken tot zekerheid van één of meer door de bank aangewezen vorderingen.
2 In geval van gehele of gedeeltelijke beëindiging van het pandrecht zal de bank
a alles verrichten hetgeen harerzijds nodig is om de goederen die niet langer voorwerp zijn van pandrecht in de macht van de pandgever te stellen.
b desgevraagd de pandgever een bewijs van gehele of gedeeltelijke beëindiging van het pandrecht doen toekomen.
18 GOEDE sTAAT VAn OnDERHOUD
1 Ingeval de bank het verpande onder zich heeft, zal zij hiervoor als een goed pandhoudster zorgdragen. De pandgever is in dat geval verplicht alle kosten te vergoeden, die de bank heeft gemaakt in verband met behoorlijk onderhoud, behoud (inclusief lasten, belastingen en premies), en in verband met de maatregelen die de bank noodzakelijk acht tot het behoud van de waarde van het verpande.
2 Ingeval de bank het verpande niet onder zich heeft, is de pandgever verplicht het verpande te (doen) behouden, verzorgen en onderhouden en eventuele beschadigingen terstond nadat zij zijn ontstaan te (doen) herstellen dan wel (onherstelbaar) beschadigde, versleten of onbruikbaar geworden voorwerpen of onderdelen daarvan door nieuwe
te vervangen, alsmede die maatregelen te (doen) treffen die nuttig of wenselijk zijn om het verpande zijn waarde te laten behouden.
Indien de pandgever in gebreke blijft ten aanzien van voor- noemde verplichtingen is de bank bevoegd op kosten van de pandgever en/of de geldnemer de vereiste maatregelen te treffen of werkzaamheden te (doen) verrichten tot behoorlijk onderhoud of behoud van het verpande (inclusief lasten, belastingen en premies), alsmede die maatregelen te treffen die zij noodzakelijk acht tot het behoud van de waarde van het verpande.
19 KEnnIsGEVInG OMTREnT WIJzIGInG In AARD En/ OF WAARDE VAn HET VERPAnDE
De pandgever is verplicht aan de bank onverwijld schriftelijk kennis te geven van al hetgeen een nadelige invloed kan uitoe- fenen op de toestand, de aard en/of de waarde van het verpande alsmede van feitelijke wijzigingen in het verpande, al dan niet door toedoen of medewerking van de pandgever.
De bank is bevoegd om namens de pandgever en/of de geld- nemer en op diens kosten in verband met het zojuist bepaalde alle zodanige vorderingen in te stellen en verweren te voeren, alsmede zodanige procedures te voeren en rechterlijke uitspra- ken uit te lokken als de bank nodig of wenselijk mocht achten. De bank is te allen tijde bevoegd het haar van rechtswege toekomende pandrecht op vordering(en) ter zake van waarde- vermindering dan wel vergoeding van het verpande mede te delen aan de debiteur (een) dergelijke vordering(en).
20 VERzEKERInG
1 De pandgever is verplicht het verpande voor zijn rekening tegen brand, diefstal en verdere schade, gevaren en risico’s waartegen de bank verzekering wenselijk acht naar genoegen van de bank te verzekeren en verzekerd te houden zolang de verpanding voortduurt, en voorts de polissen alsmede de kwitanties der betaalde premies tijdig, voor de premiever- valdatum, op haar verzoek aan de bank ter hand te stellen.
2 Wanneer de pandgever in gebreke mocht blijven met de voldoening aan de verplichting als bedoeld in lid 1 van dit artikel is de bank bevoegd op kosten van de pandgever en de geldnemer het verpande te verzekeren.
21 sCHADEVOORVAL
De pandgever is gehouden in geval van schade aan het ver- pande de bank hiervan onverwijld in kennis te stellen, en zulks eveneens onverwijld bij aangetekend schrijven te bevestigen. De bank is bevoegd met uitsluiting van ieder ander, indien zich een schadevoorval voordoet waartegen het verpande is verzekerd, het pandrecht van de bank op de vordering tot scha- devergoeding mede te delen aan de verzekeraar en namens de pandgever met de verzekeraar, alsmede met ieder ander die is gehouden tot vergoeding van de schade, de schade te regelen, om de verzekeraar desnoods in rechte tot uitbetaling van de schadevergoeding aan te spreken, het onderwerpen van geschillen aan arbitrage of bindend advies, het benoemen van
deskundigen, het aangaan van vaststellingsovereenkomsten en om de schadevergoeding te ontvangen en daarvoor kwij- ting te geven. Wanneer de bank de verzekeringsuitkering heeft ontvangen, blijft het pandrecht op de in de pandakte bedoelde goederen in stand. De bank kan de verzekeringsuitkering in mindering brengen op hetgeen de geldnemer aan de bank is verschuldigd dan wel geheel of gedeeltelijk aan de pandgever uitkeren. Een zodanige uitkering geschiedt onder de voorwaarde dat het verpande ten genoegen van de bank wordt hersteld.
22 VOLDOEnInG VAn LAsTEn, BELAsTInGEn En PREMIEs
Wanneer de pandgever in gebreke mocht blijven met voldoening aan zijn verplichtingen om de op het verpande rustende lasten, belastingen en/of premies te voldoen is de bank bevoegd in diens plaats het verschuldigde te voldoen.
23 VERPAnDInG VAn EFFECTEn
Indien en voorzover het verpande uit effecten bestaat is de bank bevoegd de aan haar verpande effecten, mede namens de pandgever uit te oefenen, te incasseren en daarvoor kwijting te verlenen, met dien verstande dat het uitoefenen van stemrech- ten niet tot de bevoegdheid van de bank zal behoren.
De pandgever is verplicht op eerste verzoek van de bank aan derden die effecten voor de pandgever in bewaring houden mededeling te doen van de verpanding en deze derden opdracht te geven de effecten voor de bank te houden, dan wel, eventueel na individualisering, aan de bank af te geven, zulks ter keuze van de bank.
24 VERPAnDInG sPAAR- En DEPOsITOGELDEn
Indien een pandrecht is gevestigd op spaar- en/of deposito- gelden die zich onder de bank bevinden kunnen deze gelden, voor zover het maximaal door de geldnemer aan de bank inge- volge de kredietovereenkomst aan de geldnemer verstrekte c.q. te verstrekken bedrag inclusief rente, kosten en vergoedingen, te vermeerderen met eventuele verdere door de geldnemer aan de bank al dan niet opeisbaar verschuldigde bedragen uit anderen hoofde lager is dan het verpande bedrag aan spaar- en/ of depositogelden, door de pandgever worden opgenomen.
25 PARTICULIERE PAnDGEVER
In afwijking van dan wel in aanvulling op het gestelde in deze voorwaarden zijn de volgende bepalingen van toepassing indien pandgever (al dan niet tevens geldnemer) een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf a De bank is slechts bevoegd de woning of het erf van de
pandgever te betreden teneinde het verpande te inspecteren en te controleren met toestemming van de pandgever.
b De bank is slechts gerechtigd afgifte van het verpande te vorderen indien de pandgever in zijn hoedanigheid van geldnemer
i Gedurende tenminste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen termijnbedrag, en na inge- breke te zijn gesteld nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichtingen; of
ii Indien op enigerlei wijze blijkt dat de pandgever zich in het buitenland heeft gevestigd of redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat de pandgever zich binnen enkele maan- den in het buitenland zal vestigen; of
iii De pandgever is overleden en de bank reden heeft aan te nemen dat niet aan de verplichtingen jegens de bank voldaan zal worden; of
iv De pandgever in staat van faillissement is verklaard of op hem de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard; of
v De pandgever verpande heeft verduisterd; of
vi De pandgever aan de bank bewust onjuiste inlichtingen heeft verstrekt die van belang zijn voor de kredietverlening; of
c Afgifte als bedoeld onder b kan niet meer worden gevorderd ingeval van
i Een overeenkomst tot betaling van overeengekomen vaste termijnbedragen, waarbij het pandrecht eerst eindigt na voldoening door de pandgever in zijn hoedanigheid van geldnemer van al zijn verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst, indien meer dan 3/4 deel van de schuld is afgelost, respectievelijk voldaan.
ii Een rekening-courant krediet, waarbij eveneens het pandrecht eindigt indien en zodra de geldnemer aflos- singen heeft gedaan ter grootte van het verschil tussen de contantprijs van het verpande en de aanbetaling, of indien geen aanbetaling is gedaan ter grootte van de contantprijs.
d Indien het verpande teniet gaat en de bank van rechtswege recht krijgt op verzekeringspenningen heeft de pandgever het recht ten genoegen van de bank aanvullende zekerheden aan de bank te verschaffen waarna de bank de verzekeringspen- ningen aan de pandgever zal doen toekomen. Het recht van de bank op verzekeringspenningen vervalt indien de pand- gever in zijn hoedanigheid van geldnemer drie/vierde van de schuld heeft afgelost, tenzij sprake is van een rekening- courant krediet.
26 DERDE-PAnDGEVER
De bank is bevoegd andere aan haar verleende en nog te verle- nen zekerheden vrij te geven, zonder dat de derde-pandgever daaraan enig recht kan ontlenen. Voorts doet de derde-pand- gever afstand van elk recht voorafgaande uitwinning te eisen van door de geldnemer of andere derden aan de bank verstrekte zekerheden.
27 MEER DAn EEn GELDnEMER
Indien het verpande strekt tot zekerheid voor de betaling van de schuld van meer dan een geldnemer dan strekt het verpande tot die zekerheid voor de voldoening van de schulden van zowel alle geldnemers tezamen als van iedere geldnemer afzonderlijk.
28 VERsCHAFFEn VAn InLICHTInGEn En BEsCHEIDEn
De pandgever is verplicht aan de bank op eerste aanvraag alle inlichtingen, gegevens en bescheiden te verschaffen welke de bank naar haar oordeel nodig heeft om te kunnen bepalen en/ of uit te oefenen haar uit de verpanding voortvloeiende rechten. De pandgever is tevens verplicht aan de bank op haar eerste verzoek alle overige medewerking te verlenen teneinde de bank in staat te stellen haar uit de verpanding voortvloeiende rech- ten te kunnen bepalen en/of uit te oefenen. Deze verplichting bestaat onder meer uit, maar is niet beperkt tot, de verplichting om de bank toegang tot en inzage in de administratie van de pandgever te verschaffen.
29 MEDEDELInGsPLICHT
Onverminderd het in artikel 18 bepaalde is de pandgever en/of de geldnemer verplicht de bank terstond schriftelijk in kennis te stellen van alle voorvallen, die voor de bank in verband met de verpanding van belang kunnen zijn. Hiertoe wordt gerekend de aanvraag van faillissement, surséance van betaling of wettelijke schuldsanering, de ontbinding van enige rechtspersoon, de sta- king van enige onderneming of de beslaglegging de pandgever en/of de geldnemer betreffende.
Indien het faillissement, de surséance, of de wettelijke schuld- sanering van de pandgever/de geldnemer wordt aangevraagd of beslag wordt gelegd onder de pandgever/de geldnemer dan is de pandgever en/of de geldnemer is verplicht belanghebbende derden, waaronder beslagleggende deurwaarders, bewind- voerders of curatoren in faillissement terstond door middel van overlegging van de pandakte in kennis te stellen van de verpanding aan de bank.
30 DERDEnPAnD
1 De pandgever die niet ook de geldnemer is en die hetzij bij uitwinning, hetzij vrijwillig ter voorkoming van uitwinning, de schuld gedeeltelijk heeft betaald en dientengevolge is gesub- rogeerd in de rechten van de bank, verpandt, in samenhang met de verlening van het recht van pand, aan de bank zijn vordering uit hoofde van die subrogatie tot zekerheid voor de schuld en verleent de bank een onherroepelijke volmacht die vordering voorzover nog nodig tot zekerheid voor de schuld aan zichzelf te verpanden, daarvan kennis te geven, akkoor- den over die vordering aan te gaan, die vordering te innen en kwijting te verlenen.
2 De in lid 1 van dit artikel bedoelde pandgever verleent door het ondertekenen van de kredietovereenkomst uitdrukkelijk het recht aan de bank, doch slechts zolang de bank niet te kennen heeft gegeven tot uitwinning van zijn eigendom te zullen overgaan, om elke betaling van hem te weigeren
zolang de bank dit in verband met de uitoefening van haar verdere rechten geraden zal voorkomen.
3 Alle vorderingen van de in lid 1 van dit artikel bedoelde pandgever op de geldnemer of de bank, regresvorderingen, vorderingen verkregen door subrogatie of uit welken anderen hoofde ook, zijn achtergesteld bij de vorderingen van de bank op de geldnemer en/of de pandgever.
31 TOEsTEMMInG BAnK; AFWIJKInGEn VOORWAARDEn
1 De pandgever en de geldnemer kunnen slechts dan een beroep doen op een door de bank gegeven toestemming indien deze uitdrukkelijk en schriftelijk is verleend.
2 Het beroep op afwijkingen van deze voorwaarden zal slechts van kracht zijn indien deze afwijkingen in de krediet- overeenkomst of anderszins schriftelijk tussen partijen zijn overeengekomen.
32 ALGEMEnE VOORWAARDEn VAn DE BAnK
De Algemene (Bank)Voorwaarden, welke voorwaarden de pand- gever verklaart te kennen en te hebben ontvangen, zijn onverkort van toepassing voorzover niet van die voorwaarden in deze voorwaarden of anderszins schriftelijk is afgeweken.
33 WIJzIGInG VOORWAARDEn
De bank mag deze voorwaarden eenzijdig wijzigen of aanvullen. Wijzigingen en/of aanvullingen op deze voorwaarden zullen niet van kracht worden dan na twee (2) maanden nadat de bank de pandgever schriftelijk in kennis heeft gesteld van die wijzigin- gen en/of aanvullingen. Binnen deze tijd dienen de pandgever en/of de geldnemer schriftelijk te hebben ingestemd met de voorgenomen wijzigingen en/of aanvullingen bij gebreke waar- van zij worden geacht niet met de voorgestelde wijziging in te stemmen. In dat geval is de bank, onverminderd haar overige rechten, bevoegd tot opzegging van de kredietovereenkomst met inachtname van een termijn van twee (2) maanden.
34 sTRIJDIGHEID
Bij eventuele strijdigheid tussen de bepalingen van de krediet- overeenkomst, deze voorwaarden of de Algemene (Bank)Voor- waarden, prevaleert (i) het bepaalde in de kredietovereenkomst
(ii) het bepaalde in deze voorwaarden en (iii) het bepaalde in de Algemene (Bank)Voorwaarden.
’s-Hertogenbosch, mei 2002.