R E C H T S P R A A K
R E C H T S P R A A K
R E C H T S P R A A K
J U R I S P R U D E N C E
Hof van Cassa tie 1 oktober 2015
VERBINTENISSEN UIT OVEREENKOMST
Nakoming – Niet-nakoming verbintenis – Ontbinding – Terugwerkende kracht
Overeenkomstig artikel 1179 Burgerlijk Wetboek werkt de vervulde voorwaarde terug tot op de dag waarop de verbin- tenis is aangegaan. De ontbinding van een overeenkomst die opeenvolgende of voortdurende verbintenissen in het leven roept, geldt evenwel enkel voor de toekomst.
OBLIGATIONS CONVENTIONNELLES
Exécution – Inexécution de l’obligation – Résolution – Effet rétroactif
En vertu de l’article 1179 Code civil, la condition accomplie a un effet rétroactif au jour auquel l’engagement a été con- tracté. La résolution de la convention qui a fait naître des obligations successives ou continues ne vaut toutefois que pour l’avenir.
Xxxxxx Xxxx VOF, D.P. en D.P., in zijn hoedanigheid van vereffenaar xxx Xxxxxx X. Accountant BVBA / Fineko NV Zet.: X. Xxxxx (voorzitter), X. Xxxxxxxxx (afdelingsvoorzitter), X. Xxxxxxxx, X. Xxxxxx en X. Xxxxxxxx (raadsheren) OM: Ch. Xxxxxxxx (advocaat-generaal)
Pl.: Mrs. X. Xxxxxxx en X. Xxxx Zaak: C.14.0480.N
I. Rechtspleging voor het Hof
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 5 mei 2014.
Raadsheer X. Xxxxxxxx heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Xx. Xxxxxxxx heeft geconcludeerd.
II. Cassatiemiddelen
De eisers voeren in hun verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, drie middelen aan.
III. Beslissing van het Hof
Beoordeling Eerste middel Eerste onderdeel
1. Het is niet tegenstrijdig, eensdeels, artikel 6.1. van de
managementovereenkomst te interpreteren als een ontbin- dende voorwaarde met een louter potestatief karakter in de mate de realisatie ervan enkel afhangt van de wil van de tweede eiser en, andersdeels, te oordelen dat deze bepaling tevens als een eenzijdige opzegmogelijkheid ten voordele xxx Xxxxxx X. Accountant BVBA kan worden gekwalificeerd aangezien deze vennootschap de managementovereenkomst
eenzijdig kan beëindigen door zelf tot haar in vereffening- stelling te beslissen.
Het onderdeel mist feitelijke grondslag.
Tweede onderdeel
2. De appelrechters oordelen niet dat artikel 6 van de mana- gementovereenkomst in het uitsluitend voordeel van de in vereffening gestelde vennootschap was ingesteld, maar dat de ontbindende voorwaarde een louter potestatief karakter heeft in de mate dat de realisatie ervan enkel afhangt van de wil van de tweede eiser.
In zoverre berust het onderdeel op een onjuiste lezing van het arrest en mist het bijgevolg feitelijke grondslag.
3. Artikel 6.1. van de tussen partijen gesloten management- overeenkomst bepaalt: “Het contract eindigt van rechtswege door de in vereffeningstelling van de dienstenverstrekker.”
Door deze bepaling te kwalificeren als een eenzijdige opzeg- mogelijkheid ten voordele xxx Xxxxxx X. Accountant BVBA en door de beslissing tot in vereffeningstelling bijgevolg met een opzegging die ter kennis moet worden gebracht aan de wederpartij gelijk te stellen, geven de appelrechters aan deze bepaling een uitleg die met de bewoordingen ervan niet onverenigbaar is en hebben zij de bewijskracht en haar ver- bindende kracht van de overeenkomst niet miskend.
In zoverre kan het onderdeel niet worden aangenomen.
J U R I S P R U D E N C E
Derde onderdeel
4. Overeenkomstig artikel 1179 Burgerlijk Wetboek werkt de vervulde voorwaarde terug tot op de dag waarop de ver- bintenis is aangegaan.
De ontbinding van een overeenkomst die opeenvolgende of voortdurende verbintenissen in het leven roept, geldt even- wel enkel voor de toekomst.
5. De appelrechters vermochten te oordelen dat in artikel 6.1. van de managementovereenkomst een louter potestatieve ontbindende voorwaarde besloten lag, zonder hieraan terugwerkende kracht te verbinden.
Het onderdeel kan niet worden aangenomen.
Vierde onderdeel
6. Het onderdeel is volledig afgeleid uit de in het tweede onderdeel vergeefs aangevoerde schending van de in dat onderdeel opgeworpen wetsbepalingen en is bijgevolg niet ontvankelijk.
Vijfde onderdeel
7. De appelrechters oordelen dat:
– de tweede eiser enkele dagen na de in vereffeningstelling xxx Xxxxxx X. Accountant BVBA een constructie heeft opge- zet die er uitsluitend op gericht was om aan de verbintenis- sen van deze vennootschap uit de managementovereenkomst in stilte een einde te laten komen, net als aan de borgstelling van de tweede eiser;
– deze constructie strijdig is met de goede trouw;
– de beslissing tot in vereffeningstelling geen effect kan sor- teren en als onwerkzaam dient te worden aangemerkt.
8. Het onderdeel dat nalaat acht te slaan op het oordeel van de appelrechters dat de in vereffeningstelling xxx Xxxxxx X. Accountant BVBA tussen de partijen onwerkzaam is, berust op een onvolledige lezing van het arrest en mist bijgevolg feitelijke grondslag.
Tweede middel
Eerste onderdeel
9. De appelrechters stellen vast en oordelen dat:
– de verweerster een schadevergoeding vordert van 117.321,78 EUR voor het ereloon dat zij over een periode van 12 maanden had kunnen aanrekenen aan het cliënteel dat als gevolg van de schending van het concurrentiebeding door de tweede eiser is weggevloeid;
– de verweerster zich voor de begroting van de schade baseert op een lijst van klanten die in de periode volgend op de managementovereenkomst een einde stelden aan de samenwerking met de verweerster om een samenwerking met Xxxxxxxx BVBA aan te gaan;
– de gegevens vermeld op de lijst aan duidelijkheid niets te wensen overlaten en controle en inhoudelijke betwisting van de zijde van de eisers ten volle toelaten;
– de eisers in conclusie geen inhoudelijke betwisting aan- brengen en zich ertoe beperken te wijzen op het ontbreken van bewijskrachtige stukken tot staving van de vordering;
– dit verweer ertoe noopt een gerechtsdeskundige aan te stel- len met opdracht om de juistheid van de cijfersgegevens opgenomen in de lijst na te gaan en, voor zover nodig, inzage te nemen in de boeken van Xxxxxxxx BVBA;
– het voorgaande niet wegneemt dat de verweerster naar behoren aantoont ernstige schade te hebben geleden zodat reeds een provisioneel bedrag van 35.000 EUR wordt toege- kend.
10. Xxxxxx dan het onderdeel aanvoert, steunen de appel- rechters hun beslissing om reeds een provisioneel bedrag van 35.000 EUR toe te kennen aldus niet louter op een een- zijdig door de verweerster voorgelegd stuk of een eenzijdige verklaring van de verweerster, maar ook op de vaststelling dat de eisers geen inhoudelijke betwisting voeren over de door de verweerster voorgelegde klantenlijst en zich ertoe beperken te wijzen op het ontbreken van bewijskrachtige stukken.
Het onderdeel steunt op een onvolledige lezing van het arrest en mist bijgevolg feitelijke grondslag.
Tweede onderdeel
11. De appelrechters oordelen dat “[de tweede eiser] de con- currentieverbintenis die met toepassing van artikel 2 van de bijlage aan de managementovereenkomst op hem rustte geschonden [heeft] en gehouden [is] tot vergoeding van de schade die volgt uit deze schending” en dat deze schade bestaat uit “het ereloon dat [de verweerster] over een periode van 12 maanden had kunnen aanrekenen aan het cliënteel dat als gevolg van de schending van het concurren- tiebeding door [de tweede eiser] is weggevloeid”.
12. Anders dan het onderdeel aanvoert, stellen de appelrech- ters vast dat de beëindiging van de samenwerking met de verweerster en het aangaan van een nieuwe samenwerking met Xxxxxxxx BVBA het noodzakelijk en rechtstreeks gevolg is van de schending van het concurrentiebeding door de tweede eiser.
Het onderdeel gaat uit van een onjuiste lezing van het arrest en mist bijgevolg feitelijke grondslag.
Derde middel
13. De appelrechters oordelen dat:
– de tweede eiser artikel 9.1. van de managementovereen- komst heeft geschonden door zelf via zijn vennootschappen boekhoudkundige diensten te verstrekken aan eigen klanten zonder tussenkomst van de verweerster;
R E C H T S P R A A K
– naar de geest en de economie van de contracten de tweede eiser zijn cliënteel heeft overgedragen aan de verweerster, die dit cliënteel verder zou behandelen door tussenkomst van de tweede eiser die hierbij uitsluitend handelde voor reke- ning van de verweerster.
14. Aldus geven de appelrechters te kennen dat zonder de contractuele tekortkoming van de tweede eiser, de facturatie aan de bewuste klanten zou zijn uitgegaan van de ver- weerster en aan haar ten goede zou zijn gekomen.
Het middel gaat uit van een onjuiste lezing van het arrest en mist bijgevolg feitelijke grondslag.
Dictum
Het Hof,
Verwerpt het cassatieberoep. Veroordeelt de eisers tot de kosten.
Bepaalt de kosten voor de eisers op 1.099,14 EUR. (…)