Rabobank cao 2024-2025
Rabobank cao 2024-2025
Collectieve arbeidsovereenkomst 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025 inclusief sociaal plan
Rabobank cao 2024-2025
Collectieve arbeidsovereenkomst 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025 inclusief sociaal plan
Deel I HR-Visie
Deel II Arbeidsvoorwaarden
Deel III Sociaal plan
Deel IV Arbeidsverhoudingen
Bijlagen
Deel I - HR-Visie Deel II - Arbeidsvoorwaarden Deel III - Sociaal plan Deel IV - Arbeidsverhoudingen Bijlagen
Cao-verklaring
Utrecht, april 2024
De ondergetekenden:
Rabobank U.A., mede namens Obvion N.V.,
gevestigd te Amsterdam
(w.g.) dhr. S.L.G. Decraene, Voorzitter Groepsdirectie
(w.g.) dhr. M.R. Xxxxxxxxxx, HR Rabobank
Hierna gezamenlijk genoemd werkgever, en
De Unie, Vakbond voor industrie en dienstverlening,
gevestigd te Culemborg
(w.g.) xxx. X. Xxxxxxxxx, Voorzitter
(w.g.) mevr. X. xx Xxxxx, Belangenbehartiger
FNV Finance, onderdeel van FNV,
gevestigd te Amsterdam
(w.g.) xxx. X. Xxxxxxx, Bestuurder
CNV Vakmensen,
gevestigd te Utrecht
(w.g.) dhr. X.X. Xxxxxxx, Voorzitter
(w.g.) mevr. X. Xxxxxx, Bestuurder
Hierna gezamenlijk genoemd vakorganisaties, verklaren met ingang van 1 juli 2024 de Rabobank cao 2024-2025 te hebben aangegaan.
HR-Visie Rabobank
Als coöperatie zijn we geworteld in de samenleving. Medewerkers zijn verbonden met de klant, de samenleving, collega’s en met de toekomst.
Deze meervoudige verbondenheid is de verwezenlijking van onze coöperatieve identiteit en onderscheidt Rabobank van andere financiële dienstverleners.
Rabobank acteert in een complexe wereld die continu aan verandering onderhevig is en een hoge mate van onzekerheid kent. Dit stelt de bank voor grote uitdagingen om haar ambities te realiseren. Er is sprake van continue verandering en dit leidt tot een grote noodzaak om het verandervermogen van de bank én haar medewerkers te vergroten. Hiervoor zijn volwassen arbeidsverhoudingen nodig waarbij medewerkers zich vanuit kracht verbinden met de doelstellingen van de bank en de ruimte voelen om daar maximaal aan bij te dragen. Welke functie of rol deze medewerker dan ook heeft. In de HR-strategie staat dat we een omgeving willen creëren waar medewerkers zichzelf kunnen zijn en kunnen groeien in elk opzicht: zelf, als onderdeel van een team en als onderdeel van de samenleving (From me, to we, to society), en zo kunnen bijdragen aan de missie van de bank: Growing a better world together.
In de HR Strategie 2020-2025 van Rabobank ligt de focus op de volgende 4 speerpunten:
• Great place to work
Onze medewerkers werken op een plek waar ze het beste uit zichzelf kunnen halen, ondersteund door gebruikersgerichte en eenvoudige producten, waarin ze 100% digitaal gemak ervaren. Om een great place to work te creëren, ontmoeten we elkaar op momenten die ertoe doen.
• Employee Wellbeing / Welzijn van medewerkers
Onze mensen zijn veerkrachtig, terwijl we samen omgaan met de constante veranderingen in werk en leven. Met een optimale hybride werkplek zorgen we voor een omgeving, waar onze mensen zich veilig, gewaardeerd en erkend voelen.
• Future Fit Employability / Duurzame inzetbaarheid
We stimuleren onze mensen en leiders om hun ontwikkeling en carrière te bezitten en te sturen, om waarde toe te voegen binnen of buiten Rabobank. Ze leren en groeien voortdurend, om de wendbaarheid van hun mobiliteit te vergroten en toekomstfit te blijven.
• One Rabo Culture / Eén Rabobank cultuur
Onze mensen werken in inclusieve teams die gezamenlijk succesvol zijn en samen werken als één Rabo: Growing a Better World Together. Onze mensen weten en laten in de dagelijkse praktijk zien welk gedrag er nodig is om voor een coöperatieve bank te werken. Dit bouwt onze coöperatieve cultuur op, die wordt gefaciliteerd door onze leiders.
De kracht van het verschil
In diversiteit en inclusie schuilt kracht. Daar geloven we bij Rabobank sterk in. Diversiteit is niet alleen goed voor onze medewerkers, maar ook voor onze bank en uiteindelijk de hele samenleving. We staan als coöperatieve organisatie middenin de maatschappij. Vanuit die positie geven we alle talenten kansen en zonderen niemand uit op basis van geslacht, culturele achtergrond, beperking, leeftijd of andere persoonskenmerken. Iedereen kan zich bij de Rabobank ontwikkelen en inzetten voor een sterkere bank in een betere samenleving. We vormen op die manier samen een Rabobank van verschillende inzichten, kennis, kwaliteiten en invalshoeken, die zorgen voor een grotere creativiteit en innovatie.
In de tekst van de cao 2024-2025 is voor de leesbaarheid gekozen voor ‘hij/ zijn’, hier kan ook gelezen worden ‘zij/haar’ of ‘hen/hun’.
1.2 Cao
Rabobank is een bijzondere bank, die opereert in een dynamische markt.
De HR-visie en het HR-beleid zijn afgeleid van de organisatiestrategie. Het feit dat Rabobank een eigen cao heeft, stelt werkgever en medewerkers in staat de arbeidsvoorwaarden optimaal te laten aansluiten op de aard van de bank en de behoeften van medewerkers en managers.
1.3 Vakorganisaties
Vakorganisaties De Unie, CNV Vakmensen en FNV Finance hebben periodiek overleg met Rabobank over HR-beleid, arbeidsvoorwaarden en de toepassing van de cao binnen de bank. Via de (kader)leden en door overleg met de ondernemingsraden binnen de bank of groepen medewerkers worden onderwerpen aan de orde gesteld. Vakorganisaties zijn verenigingen waarbij leden het voor het zeggen hebben. Deze leden, werkzaam bij Rabobank, bepalen mede (via beïnvloeding en stemming) de inhoud van de Rabobank cao.
De Unie
De Unie wil jouw adviseur zijn als het gaat om zaken als persoonlijke ontwikkeling, arbeidsvoorwaarden en -verhoudingen en (mantel)
zorg. Dit doen we door naar jou te luisteren, je te informeren, adviseren en ondersteunen met onze producten en diensten wanneer jij dat nodig hebt. Daarnaast behartigen wij jouw collectieve belangen aan de onderhandelingstafel en tijdens de (periodieke) overleggen met de Rabobank. Dit doen we niet alleen in Utrecht maar ook dichtbij jou
in de regio. Kijk voor meer informatie en contactgegevens op xxx.xxxx.xx/xxxx-xxxxxxxxx/xxxxxxxx
FNV Finance
Er verandert veel in de financiële sector, ook bij Rabobank. De inhoud van werk verandert steeds sneller, onder andere door de impact van technologische ontwikkelingen. De druk op jouw koopkracht is door
onder andere ernstige internationale ontwikkelingen groot. De FNV wil jou perspectief op inkomen en ontwikkeling bieden in deze onzekere tijden.
Om jouw positie op de in- en externe arbeidsmarkt te versterken, is de in de Rabobank cao gemaakte afspraak van het persoonlijk ontwikkelbudget
geprolongeerd. Dit is naast het normale opleidingsbudget, dat nodig is voor jouw functie. Met het persoonlijk ontwikkelbudget kun je zelf sturing geven aan jouw ontwikkeling. Zo vergroot je jouw inzetbaarheid en kansen om aantrekkelijk te blijven op de arbeidsmarkt. Of het nu gaat om een carrière binnen of buiten de bank, binnen je huidige of een andere sector. En mocht je onverhoopt je baan verliezen, dan hebben we in het sociaal plan goede afspraken gemaakt voor begeleiding en ondersteuning naar ander werk.
Een sterke en weerbare medewerker, dat willen wij met en voor jou bereiken. xxx.xxx.xx/xxxxxxxx
CNV Vakmensen
CNV vakmensen wil bijdragen aan de ontwikkeling van mensen. Samen willen wij opkomen voor jullie belangen en ervoor zorgen dat medewerkers de toekomst aankunnen. We vinden het belangrijk
dat je als medewerker wordt gezien en je het beste uit jezelf mag halen. Xxxxx arbeidsvoorwaarden zijn daarbij onmisbaar. xxx.xxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/xxxxxx/xxx-xxxxxxxx
Deel II - Arbeidsvoorwaarden
Hoofdstuk 1. Dienstverband
1.1 De cao 9
1.2 Arbeidsovereenkomst 10
1.3 Bijzondere verplichtingen werkgever en medewerkers 11
1.4 Stagiairs 12
1.5 Klachten en geschillen 12
Hoofdstuk 2. Inkomen
2.1 Beloningssysteem 13
2.2 Focus op de continue dialoog: GROW! 13
2.3 Uitzondering bij ziekte 14
2.4 Vast inkomen 14
2.5 Eenmalige uitkering december 2023 15
2.6 Employee Benefit Budget 15
2.7 Regels voor inschaling 16
2.8 Toeslagen 17
2.9 Senior kader 18
2.10 Reiskosten woon-werkverkeer 18
2.11 Uitkering bij overlijden 19
2.12 Pensioenregeling 19
Hoofdstuk 3. Werk en verlof
3.1 Basisarbeidsduur 25
3.2 Werktijden 25
3.3 Werktijden met toeslag 25
3.4 Meerwerk 26
3.5 Beschikbaarheidsdiensten 26
3.6 Gezond en veilig (thuis)werken 26
3.7 Verlofuren 27
3.8 Feestdagen 28
3.9 Zorgverlof 28
3.10 Onbetaald verlof 29
3.11 00-00-000 regeling 29
3.12 Seniorenregeling 30
3.13 Verlof pensioencursus 30
Hoofdstuk 4. Loopbaan en ontwikkeling
4.1 Inzetbaarheid 31
4.2 Studiefaciliteiten verplichte opleidingen en functiegerichte opleidingen 31
4.3 Ontwikkelbudget 32
Hoofdstuk 5. Ziekte (ziekteverzuim)
5.1 Ziekte algemeen 34
5.2 Loondoorbetaling bij ziekte 34
5.3 Loondoorbetaling Rabobank tijdens
het eerste en tweede ziektejaar 35
5.4 Inkomen na de wettelijke loondoorbetalingsverplichting 36
5.5 Inkomen na het tweede (verlengde) ziektejaar (WAO) 38
5.6 Opbouw verlof 39
5.7 Re-integratie 39
De veranderingen in maatschappij en economie zijn snel en ingrijpend. Dat komt ook tot uitdrukking in de relatie tussen werkgever en medewerker.
Dienstverbanden individualiseren en flexibiliseren. Volwassen arbeidsverhoudingen vormen het uitgangspunt. Belangrijke ingrediënten hiervoor zijn wederzijdse betrokkenheid, verantwoordelijkheid en vertrouwen.
De cao is ondersteunend aan de invulling van volwassen arbeids- verhoudingen. Situaties – zoals bijvoorbeeld ziekte – waarin de medewerker kwetsbaar is en die daarom extra aandacht van de werkgever vergen, worden nauwgezet geregeld. Hieruit komen verplichtingen voor de werkgever maar ook voor de medewerker voort.
Moderne arbeidsverhoudingen vragen daarnaast ook ruimte voor maatwerk. Afspraken tussen manager en medewerker worden met oog voor het organisatie- en medewerkersbelang gemaakt.
1.1 De cao
Doelgroep
Deze collectieve arbeidsovereenkomst (cao) bevat de afspraken over arbeidsvoorwaarden voor alle medewerkers in de functiegroepen 1 tot en met 11 en in Senior Kader A en B. De cao is niet van toepassing op vakantiewerkers en stagiairs.
Werkgever
Met het begrip ‘werkgever’ worden in deze cao 2 ondernemingen bedoeld: Rabobank U.A. en Obvion N.V. (hierna te noemen Obvion).
Elk van deze ondernemingen is een zelfstandige werkgever.
Cao-partijen
Deze cao is een overeenkomst tussen Rabobank namens de 2 werkgevers en de vakorganisaties De Unie, FNV Finance en CNV Vakmensen.
Looptijd
Deze cao is van kracht van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025. Als onderdeel van de onderhandelingen van deze cao hebben cao-partijen ook enkele afspraken gemaakt die geeffectueerd worden voordat de cao ingaat.
Dit betreft:
• In de maand december 2023 ontvangen medewerkers die op 1 december 2023 in dienst zijn, een eenmalige uitkering van € 2.500 bruto bij een arbeidsduur van 36 uur of meer en naar rato van het aantal volledige kalendermaanden dat de medewerker in 2023 in dienst is. Bij een kortere arbeidsduur is deze eenmalige uitkering naar rato van de arbeidsduur van de medewerker (zie Deel II, paragraaf 2.5).
• Vanaf 1 januari 2024 is het verlofrecht uitgebreid van standaard 151,2 uur per kalenderjaar naar 172,8 uur bij een dienstverband van 36 uur.
Dit is inclusief de verlofuren voor de diversiteitsdag. Dit betekent 3/5 deel van de gemiddelde arbeidsduur per week extra verlof. Voor medewerkers die al meer dan 151,2 uur verlofuren hebben bij een dienstverband van 36 uur geldt een overgangsregeling tot 1 januari 2029 (zie Deel II paragraaf 3.7).
• Vanaf 1 januari 2024 krijgt elke medewerker per kalenderjaar een coöperatiedag om onder werktijd individueel of in teamverband een bijdrage te leveren aan een eigen gekozen maatschappelijk doel. Deze dag kan worden opgenomen in overleg met de manager, administreren in Workday is niet nodig (zie deel II paragraaf 3.8).
• Per 1 januari is de waarde van een (verlof)uur het jaarinkomen (inclusief de eventuele persoonlijke toeslag en ploegentoeslag) plus EBB gedeeld door 52 keer de gemiddelde arbeidsduur per week (zie deel II paragraaf 3.7).
• Per 1 april 2024 worden de salarissen en de minima en maxima van de salarisschalen verhoogd met 5,5% (zie deel II paragraaf 2.4).
• Per 1 januari 2024 is naast het EBB ook de 13e maand te besteden in de Benefit Shop (zie deel II paragraaf 2.6).
Cao-partijen beogen in 2024 de onderhandelingen voort te zetten in fase 2 en 3. In fase 2 spreken partijen over pensioen en daaraan gerelateerde
zaken en in fase 3 komen andere arbeidsvoorwaarden aan bod waar partijen mogelijk afspraken over willen maken voor de cao die van toepassing wordt vanaf 1 juli 2024.
De cao kan tot uiterlijk 3 maanden voor het einde van de looptijd door één van de cao-partijen schriftelijk worden opgezegd. Als dit niet gebeurt, wordt de looptijd telkens met 1 jaar verlengd.
Afwijken
Cao-afspraken zijn bindend. Er kan alleen van afgeweken worden als:
• de tekst van de cao nadrukkelijk vermeldt dat afwijken mogelijk is;
• of als een voorgestelde afwijking in een individueel geval nadrukkelijk in het voordeel is van de individuele medewerker en de afwijking schriftelijk wordt vastgelegd.
Bovenstaande geldt niet voor de cao-afspraken in het sociaal plan.
De afspraken in het sociaal plan gelden als standaard cao, hetgeen inhoudt dat op geen enkele wijze afgeweken kan worden.
Tussentijdse wijzigingen
De cao kan met instemming van alle cao-partijen tussentijds worden gewijzigd in geval gedurende de looptijd van de cao nieuwe wet- of regelgeving van kracht wordt, dan wel er sprake is van zwaarwegende omstandigheden, die van invloed zijn op de bepalingen van deze cao. Partijen treden in dat geval nader in overleg over wijzigingen van deze cao-bepalingen.
Vervallen eerdere cao
De rechten en aanspraken die voortvloeien uit bepalingen van alle eerdere Rabobank ’cao’s komen met de inwerkingtreding van de Rabobank cao 2024-2025 te vervallen. In plaats daarvan gelden de rechten en aanspraken die voortvloeien uit deze Rabobank cao. Deze Rabobank cao heeft, ook als
Dispensatie
Obvion kan als afzonderlijke werkgever op verzoek vrijgesteld worden (dispensatie) van het nakomen van specifieke bepalingen of bijlagen van deze cao. In dat geval geldt hun eigen regeling of beleid. Dispensatie kan alleen worden verleend door de cao-partijen. Elk verzoek om dispensatie en het antwoord daarop van de cao-partijen wordt altijd door Obvion aan hun ondernemingsraad toegestuurd. Als de inhoud van cao-afspraken of bijlagen waarvoor dispensatie is verleend verandert, dan wordt de dispensatie opnieuw beoordeeld door de cao-partijen.
Bij onduidelijkheid
Als er onduidelijkheid is over de bedoeling of toepassing van cao-afspraken, kan aan de cao-partijen om een toelichting worden gevraagd.
1.2 Arbeidsovereenkomst
Arbeidsovereenkomst onbepaalde tijd
In de regel wordt een vast dienstverband aangegaan, dat wil zeggen: een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Indien toch indiensttreding plaatsvindt met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, is daaraan een maximum verbonden van 2 jaar.
Einde arbeidsovereenkomst
De arbeidsovereenkomst eindigt, zonder dat opzegging vereist is, uiterlijk op de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op die waarop de
voor de medewerker geldende AOW-leeftijd wordt bereikt. Met instemming van de werkgever kan de arbeidsovereenkomst tegen een latere, tussen
werkgever en medewerker vast te stellen datum, met wederzijds goedvinden worden beëindigd.
Voor andere wijzen van beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt verwezen naar titel 10 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW), in het bijzonder de artikelen 7:667 tot en met 7:686a.
Beperking duur- en aantal tijdelijke contracten
Tijdelijke contracten:
• Worden maximaal 2 keer verlengd;
• De totale looptijd van verlengde tijdelijke contracten is maximaal 2 jaar;
• Alleen contracten die elkaar opvolgen met tussenpozen van maximaal 6 maanden tellen mee;
• De duur van eventuele tussenpozen telt mee voor de totale looptijd.
Is de totale looptijd van deze contracten langer dan 2 jaar of wordt een derde keer verlengd, dan wordt het laatste contract gezien als een
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dit geldt ook als de medewerker tussentijds van Rabobank naar Obvion of vice versa gaat en daar dezelfde of soortgelijke werkzaamheden verricht.
Uitzend- of detacheringsperiodes tellen alleen als contracttijd mee als:
• het dezelfde of soortgelijke werkzaamheden betreffen als in de opvolgende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd;
• het totaal van de uitzend-of detacheringsperiodes 6 maanden of meer is;
• de uitzend- of detacheringsperiodes elkaar binnen 6 maanden opvolgen en de uitzend- of detacheringsperiode binnen 6 maanden wordt opgevolgd door een contract voor bepaalde tijd bij de werkgever;
• de duur van eventuele tussenpozen telt mee voor de totale looptijd.
Het totaal van de gewerkte uitzend- of detacheringsperiodes van 6 maanden of meer, die elkaar binnen 6 maanden opvolgen, worden bij elkaar opgeteld
(inclusief de eventuele tussenpozen). Ze tellen als 1 periode mee bij de contractperiode.
Proeftijd
De proeftijd voor arbeidsovereenkomsten die langer duren dan 6 maanden, bedraagt maximaal 2 maanden. Voor tijdelijke contracten van 6 maanden of korter geldt geen proeftijd.
Opzegtermijn
Behoudens het bepaalde in het sociaal plan (deel III 6.1.3) geldt in principe de wettelijke opzegtermijn. In overleg kan een langere opzegtermijn met de medewerker afgesproken worden, met een maximum van 3 kalender- maanden. De opzegtermijn voor de werkgever is in dat geval steeds het
dubbele van die van de medewerker, behoudens het bepaalde in het sociaal plan (deel III 6.1.3). Afspraken hierover in de arbeidsovereenkomst die niet in overeenstemming zijn met de cao of de wet zijn ongeldig. In zulke gevallen is de wettelijke opzegtermijn van toepassing.
De opzegtermijn voor de werkgever wordt met de procedure tijd verkort als de arbeidsovereenkomst met tussenkomst van het UWV WERKbedrijf wordt opgezegd. De resterende opzegtermijn bedraagt altijd tenminste 1 maand.
Concurrentiebeding
De arbeidsovereenkomst bevat geen concurrentiebeding, tenzij dit noodzakelijk is voor de aard van het werk of door plaatselijke
omstandigheden. Indien een concurrentiebeding noodzakelijk is in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, dient het zwaarwichtige bedrijfs- of dienstbelang dat daarvoor vereist is, schriftelijk gemotiveerd te worden vastgelegd.
1.3 Bijzondere verplichtingen werkgever en medewerkers
Informatieverstrekking:
In dienst
Elke medewerker die in dienst treedt, ontvangt een schriftelijke arbeidsovereenkomst, die door beide partijen wordt ondertekend.
De werkgever stelt daarnaast aan elke medewerker (elektronisch) de tekst van de cao en eventuele aanvullende arbeidsvoorwaardelijke regelingen ter beschikking. Als de medewerker er om vraagt, ontvangt hij een schriftelijke versie van de cao en de aanvullende regelingen.
Wijziging arbeidsvoorwaarden/arbeidsovereenkomst
De werkgever informeert de medewerker over wijzigingen in de cao en in aanvullende arbeidsvoorwaarden. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, dient ook deze arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd door beide partijen te worden ondertekend.
Wijziging functie
Als de functie van de medewerker duurzaam en duidelijk aantoonbaar verandert, dan bevestigt de werkgever dit schriftelijk.
Bankierseed
Algemeen
De Gedragsregels Bancaire Sector en het daaraan gekoppelde Tuchtreglement Bancaire Sector zoals die op enig moment (zullen) luiden, zijn op de medewerker van toepassing en zijn onderdeel van de arbeidsovereenkomst.
Verplichting medewerker
De medewerker is verplicht om:
• de bankierseed af te leggen;
• zich te binden aan de Gedragsregels en het Tuchtreglement;
• het afleggen van de bankierseed en de binding aan Gedragsregels en Tuchtreglement schriftelijk te bevestigen door middel van ondertekening van het bij de eedaflegging behorende, door de werkgever vastgestelde, formulier.
Deze 3 punten zijn niet los van elkaar te zien en vormen gezamenlijk een ondeelbare verplichting.
Indiensttreding
De medewerker die in dienst treedt bij Rabobank of Obvion, is verplicht om binnen 3 maanden na indiensttreding te voldoen aan de verplichting.
Verplichting werkgever
De werkgever moet de medewerker in de gelegenheid stellen (tijdig) aan de verplichting te voldoen, op de wijze zoals bij of krachtens de Wet op het Financieel Toezicht is bepaald.
Niet voldoen aan verplichting
Een medewerker die weigert de verplichting na te komen kan niet bij de werkgever werkzaam blijven.
Xxxxxxxxxxx werkzaam bij Obvion
Voor Obvion geldt dat de binding aan het Tuchtrecht Bancaire Sector op het moment van inwerktreding per 1 april 2015 niet op haar van toepassing is. De verplichting aangaande de binding aan het Tuchtreglement geldt daarom voor Obvion en haar medewerkers niet eerder dan dat het tuchtrecht op hen van toepassing wordt. Voor medewerkers van Obvion die op enig moment in dienst treden bij Rabobank, geldt dat zij de verplichting tot het afleggen van de eed opnieuw moeten nakomen.
Bescherming persoonsgegevens
De werkgever respecteert de privacy van zijn medewerkers. Het is toegestaan personeelsgegevens uit te wisselen in het kader van de uitvoering van de
arbeidsovereenkomst. Er mag ook informatie uitgewisseld worden met landen buiten de EU. De werkgever handelt daarbij in overeenstemming met de Privacy Code voor Medewerkersgegevens, de Wet Bescherming Persoonsgegevens en internationale wetgeving.
Tijdelijk ander werk
Medewerkers zijn verplicht tijdelijk ook andere werkzaamheden uit te voeren dan gewoonlijk, als dat in redelijkheid van ze verwacht mag worden.
Het salaris blijft in dat geval ongewijzigd.
Gezond en veilig (thuis)werken
Rabobank hecht aan een veilige en gezonde werkplek, ook in de situatie dat de medewerker vanuit huis werkt. Werkgever en medewerkers dragen samen zorg voor veilig en gezond thuiswerken. Rabobank zorgt voor informatie
en instructies op het HR Portaal over hoe en onder welke voorwaarden de medewerker een gezonde werkplek thuis inricht, thuiswerkfaciliteiten
bestelt, een gezonde werkhouding aanneemt, maar ook verder gezond en vitaal kan leven. Xxxxxx en veilig (thuis)werken vraagt ook aandacht van de medewerker. Medewerkers volgen de instructies van de werkgever over veilig en gezond thuiswerken op.
Werken vanuit het buitenland
Indien de medewerker in Nederland woont, maar op eigen verzoek tijdelijk vanuit het buitenland wil werken, geldt dat de medewerker in alle gevallen vooraf moet overleggen met de manager. Tevens volgt er een beoordeling of werken vanuit het buitenland is toegestaan. Hierbij worden verschillende risico’s beoordeeld: fiscaalrechtelijk, sociale zekerheidsrechtelijk, IT security en arbeidsrechtelijk. Op HR Portaal staat meer informatie over dit proces.
Voor medewerkers met een Nederlandse arbeidsovereenkomst en een standplaats in Nederland is het niet toegestaan om permanent naar het buitenland te verhuizen vanwege bovenstaande risico’s.
Grensarbeiders
Voor grensarbeiders die in België en Duitsland wonen, maar in Nederland werken, gelden afspraken conform de internationale afspraken en verdragen. Deze afspraken hebben invloed op de mogelijkheden ten aanzien van hybride werken. Op HR Portaal staat meer informatie hierover.
Nevenfunctie
Medewerkers die een nevenfunctie willen verrichten hebben daarvoor schriftelijke toestemming nodig van de werkgever. Medewerkers
met een contract met een arbeidsduur van minder dan 36 uur per week krijgen in principe toestemming. Toestemming kan geweigerd worden als de werkgever aannemelijk maakt dat er kans is op schade of
belangenverstrengeling. Toestemming kan ook worden geweigerd als de belasting van de medewerker te groot wordt, zeker in die gevallen dat door het uitoefenen van de nevenfunctie de basisarbeidsduur van 36 uur of 40 uur overschreden wordt.
Geheimhouding
Medewerkers is een geheimhoudingsplicht opgelegd ten aanzien van informatie over klanten en het bedrijf van de werkgever. Daarnaast zijn medewerkers verplicht tot geheimhouding van alle kennis en informatie over bedrijf en klanten waarvan ze in redelijkheid kunnen vermoeden dat vertrouwelijkheid op z’n plaats is. Deze plicht tot geheimhouding geldt ook na beëindiging van het dienstverband. Medewerkers zijn daarnaast verplicht om informatie en communicatiemiddelen te beveiligen tegen
ongeoorloofde toegang en ook om het verlies en ongewenst gebruik ervan te voorkomen.
Geneeskundige keuring
De werkgever kan tijdens het dienstverband een geneeskundige keuring verlangen van medewerkers als dat in het belang is van het werk of van de medewerkers zelf. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een arts die wordt aangewezen in overleg tussen de werkgever en de medewerker. De keuring mag niet worden uitgevoerd door de huisarts of behandelend specialist van de medewerker.
1.4 Stagiairs
Xxxxxxxxx werken tijdens hun stage primair aan hun eigen ontwikkeling en beroepskwalificaties. Daarnaast leveren zij (mogelijk) ook een bijdrage aan de productiviteit van de werkgever. Stagiairs zijn geen medewerkers van de werkgever. Er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst en derhalve zijn de bepalingen uit de cao niet van toepassing. Indien stageplaatsen binnen de werkgever zijn gerealiseerd, geldt het volgende:
• stagiairs kunnen een geldelijke onkosten/stagevergoeding ontvangen, de hoogte hiervan wordt individueel met de stagiairs overeengekomen;
• stagiairs kunnen in aanmerking komen voor een reiskostenvergoeding.
1.5 Klachten en geschillen
Geschillenregeling Arbeidsverhoudingen
Bij geschillen over het werk, de arbeidsomstandigheden of de uitleg van arbeidsvoorwaarden, waaronder deze cao, is het streven deze op te lossen door advies of bemiddeling. Lukt dat niet, dan kan het geschil worden voorgelegd aan de Geschillencommissie Arbeidsverhoudingen. De uitspraak van deze commissie is bindend. De Geschillenregeling Arbeidsverhoudingen maakt integraal onderdeel uit van de cao.
Eigen risicodrager ZW en WGA vast
De werkgever is eigen risicodrager voor de Ziektewet (ZW) en de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). Rabobank en Obvion zijn daarmee een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) in het kader van de
Algemene Wet bestuursrecht. Er geldt een klachten- en bezwaarprocedure in geval van een klacht of bezwaar over de uitvoering van het eigen risicodragerschap door de werkgever. De Klachten- en Bezwaarprocedure WGA maakt integraal onderdeel uit van de cao.
Beroepscommissie Functiewaardering
Medewerkers die het niet eens zijn met de indeling van hun functie kunnen bezwaar aantekenen bij de interne Beroepscommissie Functiewaardering. Als deze commissie een uitspraak heeft gedaan, kan de werkgever of de medewerker de cao-partijen nog verzoeken de indeling te laten toetsen door een externe commissie. De externe commissie wordt per geval samengesteld uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers.
Centrale Bezwaarcommissie Sociaal Plan
Bij geschillen over de toepassing van het sociaal plan, dat onderdeel vormt van deze cao, dient de medewerker en/of werkgever zich te richten tot
de Centrale Bezwaarcommissie Sociaal Plan. De commissie doet een voor partijen bindende uitspraak.
Lokale (NL) Commissie Ongewenste Omgangsvormen Medewerkers die ondersteuning zoeken bij ongewenste omgangsvormen kunnen contact opnemen met Just Ask, Speak Up of een vertrouwenspersoon. Een formele melding van ongewenste
omgangsvormen wordt behandeld door een onafhankelijke commissie. Het beleid over ongewenste omgangsvormen, waaronder de wijze van afhandeling van formele meldingen, is vastgelegd in een klachtenregeling over ongewenste omgangsvormen (Global Policy against Harassment).
Er worden hoge eisen gesteld aan managers en medewerkers. De arbeidsvoorwaarden moeten daarbij passen. Een pakket dat de vergelijking met relevante partijen op de arbeidsmarkt goed kan doorstaan, veel ruimte geeft voor eigen keuzes en ook een gezonde in-, door- en uitstroom niet in de weg staat.
De werkgever hanteert een zorgvuldig, beheerst en duurzaam beloningsbeleid dat past bij de coöperatieve doelstellingen en bij de kernwaarden van de organisatie. De grondslagen hiervoor, die volgen uit onder andere de Wft, zijn te vinden in de Group Remuneration Policy en de daarbij behorende uitvoeringsreglementen die op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijn.
De medewerker is continu in dialoog over zijn bijdrage aan de organisatiedoelstellingen en over zijn gedrag en ontwikkeling. Feedback van collega’s vormt onderdeel van de dialoog en draagt zodoende effectief bij aan het presteren.
2.1 Beloningssysteem
Algemeen
De beloning van medewerkers is gebaseerd op de zwaarte van hun functie. Voor het vaste inkomen zijn er 13 salarisschalen: schaal 1 tot en met 11 en 2 schalen (A en B) voor het senior kader.
Functiewaardering
Elke functie valt in een functiegroep en aan elke functiegroep is een salarisschaal gekoppeld. Functies worden ingedeeld in functiegroepen door het toepassen van de Hay-methode voor functiebeschrijving en -waardering. De inhoud van de functie bepaalt de zwaarte, uitgedrukt in een puntentotaal. Dit totaal bepaalt in welke functiegroep de functie wordt ingedeeld. Alleen
de functiegroep waarin de medewerker terechtkomt, wordt bekend gemaakt. De tabel met Hay-punten per functiegroep maakt integraal onderdeel uit van de cao.
De werkgever kan ook gebruik maken van vergelijking met referentiefuncties (vergelijkbare functies) om te bepalen in welke functiegroep een
functie hoort. Voor de functie wordt in dat geval dezelfde functiegroep aangehouden als die van de meest passende referentiefunctie.
2.2 Focus op de continue dialoog: GROW!
Algemeen
Het functioneren inclusief de bijdrage, groei en ontwikkeling wordt door de medewerker en zijn manager besproken in een ‘continue dialoog’.
Deze continue dialoog stelt de ontwikkeling van de medewerker centraal en zet de medewerker in zijn kracht. Medewerker in zijn kracht betekent dat de medewerker weet welke talenten hij heeft, ingezet wordt op zijn
kwaliteiten en vitaal is en daarmee bijdraagt aan zijn optimale inzetbaarheid.
Uitgangspunt van GROW! is dat de medewerker voldoet aan de vereisten die horen bij de functie en daarmee succesvol is in de uitvoering daarvan. De continue dialoog heeft de vorm van kort-cyclische gesprekken over:
• de individuele bijdrage van de medewerker aan de (strategische) doelstellingen van Rabobank;
• het gedrag dat van de medewerker in zijn functie wordt verwacht;
• de ontwikkeling van de medewerker;
• de werk-privé balans.
Feedback geven en ontvangen gedurende het jaar is een belangrijk onderdeel van deze dialoog. GROW! draagt bij aan zowel de ontwikkeling van de medewerker als aan de tevredenheid van de klant en daarmee aan het realiseren van de ambitie van de bank.
Focus op de continue dialoog: GROW!
Bijdrage: aan de ambitie | Gedrag: Waarden | Ontwikkeling: Xxxxx | |
0. Volledige klantfocus 2. IJzersterke bank 3. Betekenisvolle coöperatie 4. Medewerkers in hun kracht | 1. Ik zet een stap extra voor mijn klant 2. Ik doe het goede buitengewoon goed 3. Ik durf het verschil te maken in de maatschappij 4. Jij wordt beter door mij | 1. 2. 3. 4. | Ontwikkeldoelen Inzet kwaliteiten Groei van anderen Benutten van potentieel |
Vastlegging
Bij GROW! is de medewerker primair verantwoordelijk voor zijn eigen ontwikkeling en doelen. De medewerker doet een voorstel voor zijn eigen doelen en stemt deze met de manager af. Het is van belang dat die doelen bijdragen aan de doelstellingen van de afdeling en de bank.
De medewerker en manager spreken samen de frequentie van de GROW! gesprekken af, en bepalen ieder voor zich, of in overleg, wat zij over deze gesprekken vastleggen. Vastlegging kan helpen bij het formuleren van de ‘wrap up’. De vastlegging is voor beiden gedurende de loop van het jaar op ieder moment in te zien.
Wrap up
De wrap up is de totaalconclusie over de individuele bijdrage, het gedrag en de ontwikkeling van de medewerker. Op elk van de 3 onderwerpen moet in de wrap up worden ingegaan. De wrap up dient zorgvuldig geformuleerd te worden: de relatie tussen het presteren en de beoordeling/beloning dient hierin tot uitdrukking te komen.
De medewerker doet 1 keer per jaar een voorzet voor de wrap up. De manager kan de door de medewerker opgestelde wrap up aanvullen en van opmerkin- gen voorzien. De wrap up wordt uiterlijk 31 januari door de manager definitief gemaakt. De manager kent daarbij een score toe aan het functioneren.
Kaders voor de score
Er zijn 3 mogelijke scores voor het functioneren:
• Buitengewoon goed jaar
• Succesvol jaar
• Verbetering nodig
Bij het vaststellen van de score wordt, naast de beoordeling over het algemeen functioneren, ook meegewogen:
• of voldaan is aan het lange termijn klantbelang;
• of er voldaan is aan de Gedragscode Rabobank;
• of de medewerker zich bewust is van mogelijke risico’s en dilemma’s die met zijn functioneren samenhangen, daarmee zorgvuldig omgaat en een weloverwogen afweging maakt tussen (commerciële) doelen en risico’s;
• feedback over het functioneren van de medewerker.
Specifieke vereisten
Voor bepaalde groepen medewerkers, zoals Identified Staff, monitoring- functies en medewerkers die vallen onder Volcker Rule, gelden voor de vastlegging aanvullende vereisten. Deze vereisten zijn vastgelegd in
de Group Remuneration Policy. Dit betekent o.a. dat zij verplicht vooraf jaardoelstellingen vastleggen en in de wrap up meenemen in hoeverre deze doelstellingen zijn gerealiseerd.
Doorontwikkeling van GROW!
Rabobank is een bank in beweging. Ontwikkelingen in de organisatie zoals bijvoorbeeld werken in zelforganiserende teams en Agile werken kunnen aanleiding zijn om GROW! aan te passen. Vakorganisaties participeren in het uitwerken van deze ontwikkelingen.
Studieafspraak GROW!
Cao-partijen voeren gezamenlijk een studie uit waarin wordt gekeken naar de mogelijkheden van het loskoppelen van GROW! en de jaarlijkse
individuele salarisaanpassing. Onderdelen van de studie zijn in ieder geval:
• Hoe ziet GROW! er uit zonder wrap up / beoordeling?
• Wat is een passende beloningsmethodiek, die niet gekoppeld is aan een beoordeling?
• Onderzoeken van mogelijkheden waarin op flexibele wijze en gepaste momenten medewerkers erkend en gewaardeerd kunnen worden door collega’s en hun manager, zo veel mogelijk rekening houdend met verschillende groepen medewerkers en hun behoeften.
Cao-partijen hebben afgesproken dat het van belang is dat deze studie tijdig wordt uitgevoerd, zodat vóór 1 januari 2023 onderzocht is wat
de mogelijkheden zijn van het loskoppelen van GROW! en de jaarlijkse individuele salarisaanpassing. De resultaten van de studieafspraak worden aan cao-partijen voorgelegd, zodat een eventuele implementatie per
1 januari 2024 mogelijk is. Cao-partijen zijn gedurende deze studie tot de conclusie gekomen dat meerdere aspecten invloed hebben om tot een betere werking van GROW! te komen en zijn hierover nog in gesprek. De ambitie van partijen is om in fase 3 tot concrete afspraken te komen hierover.
2.3 Uitzondering bij ziekte
Als een medewerker langdurig ziek is gelden specifieke regels voor de jaarlijkse individuele salarisaanpassing, het Employee Benefit Budget en het Persoonlijk Budget. Hiervoor wordt verwezen naar hoofdstuk 5 Ziekte (ziekteverzuim).
2.4 Vast inkomen
Collectieve salarisaanpassing
Het minimum en het maximum van de salarisschalen en de salarissen worden per 1 april 2024 verhoogd met 5,5% en per 1 april 2025 met 4,25%.
Dit betekent het volgende:
Salarisschalen per 1 januari 2024
Het minimum en maximum van de salarisschalen 1 tot en met 11 (op maandbasis bij een 36-urige werkweek) zijn per 1 januari 2024*:
Salarisschaal | Schaalminimum | Schaalmaximum |
1 | € 1.281,27 | € 1.829,28 |
2 | € 1.490,77 | € 2.128,19 |
3 | € 1.667,07 | € 2.379,87 |
4 | € 1.866,33 | € 2.666,03 |
5 | € 2.222,73 | € 3.174,44 |
6 | € 2.575,30 | € 3.677,74 |
7 | € 3.013,45 | € 4.303,66 |
8 | € 3.518,06 | € 5.024,15 |
9 | € 4.068,63 | € 5.811,03 |
10 | € 4.848,64 | € 6.926,62 |
11 | € 5.834,40 | € 8.334,84 |
Salarisschalen per 1 april 2024
Het minimum en maximum van de salarisschalen 1 tot en met 11 (op maandbasis bij een 36-urige werkweek) zijn per 1 april 2024*:
Salarisschaal | Schaalminimum | Schaalmaximum |
1 | € 1.351,74 | € 1.929,89 |
2 | € 1.572,76 | € 2.245,24 |
3 | € 1.758,76 | € 2.510,76 |
4 | € 1.968,98 | € 2.812,66 |
5 | € 2.344,98 | € 3.349,03 |
6 | € 2.716,94 | € 3.880,02 |
7 | € 3.179.19 | € 4.540,36 |
8 | € 3.711,55 | € 5.300,48 |
9 | € 4.292,40 | € 6.130,64 |
10 | € 5.115,32 | € 7.307,58 |
11 | € 6.155,29 | € 8.793,26 |
Salarisschalen per 1 januari 2025
Als gevolg van de omzetting van EBB naar salaris (zie paragraaf 2.6) zijn het minimum en maximum van de salarisschalen 1 tot en met 11 (op maandbasis bij een 36-urige werkweek) per 1 januari 2025*:
Salarisschaal | Schaalminimum | Schaalmaximum |
1 | € 1.351,74 | € 1.929,89 |
2 | € 1.572,76 | € 2.245,24 |
3 | € 1.758,76 | € 2.510,76 |
4 | € 1.968,98 | € 2.812,66 |
5 | € 2.344,98 | € 3.349,03 |
6 | € 2.716,94 | € 3.880,02 |
7 | € 3.179,19 | € 4.540,36 |
8 | € 3.711,55 | € 5.300,48 |
9 | € 4.331,42 | € 6.186,37 |
10 | € 5.161,82 | € 7.374,01 |
11 | € 6.211,25 | € 8.873,20 |
Salarisschalen per 1 april 2025
Het minimum en maximum van de salarisschalen 1 tot en met 11 (op maandbasis bij een 36-urige werkweek) zijn per 1 april 2025*:
Schaalminimum | Schaalmaximum | |
1 | € 1.409,19 | € 2.011,91 |
2 | € 1.639,60 | € 2.340,66 |
3 | € 1.833,51 | € 2.617,47 |
4 | € 2.052,66 | € 2.932,20 |
5 | € 2.444,64 | € 3.491,36 |
6 | € 2.832,41 | € 4.044,92 |
7 | € 3.314,31 | € 4.733,33 |
8 | € 3.869,29 | € 5.525,75 |
9 | € 4.515,51 | € 6.449,29 |
10 | € 5.381,20 | € 7.687,41 |
11 | € 6.475,23 | € 9.250,31 |
* In alle gevallen wordt minimaal het voor de medewerker geldende wettelijk minimumloon betaald.
Jaarlijkse individuele salarisaanpassing
De jaarlijkse individuele salarisaanpassing is gekoppeld aan de GROW! score en wordt in april van het nieuwe kalenderjaar geëffectueerd, totdat het maximum van de schaal is bereikt.
De doorgroeipercentages voor de individuele salarisaanpassing zijn:
Beoordeling | Salarisaanpassing schaal 1-11, SKA + SKB |
Buitengewoon goed jaar | 5% |
Succesvol jaar | 2,5% |
Verbetering nodig | 0% |
Vakantietoeslag en uitkering 13e maand
De vakantietoeslag en de 13e maand wordt in de regel in 12 gelijke termijnen per maand uitgekeerd. Medewerkers hebben één keer per jaar de mogelijkheid om te kiezen voor uitbetaling van de vakantietoeslag in mei en de 13e maand in december.* De vakantietoeslag bedraagt 8% en de 13e maand 1⁄12 van de uitbetaalde maandsalarissen, inclusief de eventuele persoonlijke toeslag en ploegentoeslag.
De vakantietoeslag wordt opgebouwd van 1 juni tot en met 31 mei, de uitkering 13e maand van 1 januari tot en met 31 december.
• Medewerkers die wisselen van een jaarlijkse uitbetaling naar een maandelijkse uitbetaling van hun vakantietoeslag ontvangen in januari (volgend na hun keuze) éénmalig het vakantiegeld dat is opgebouwd van 1 juni tot en met 31 december in het voorgaande jaar.
• Medewerkers die voor een uitbetaling in mei en december kiezen en gedurende het jaar in of uit dienst treden, ontvangen deze uitkeringen naar rato.
* Met uitzondering van kennismigranten en medewerkers met een blue card wanneer het gaat om de 13e maand.
Meer informatie vind je op HR Portaal.
2.5 Eenmalige uitkering december 2023
Medewerkers die op 1 december 2023 in dienst zijn van de werkgever, ontvangen in deze maand een eenmalige uitkering van € 2.500 bruto bij een arbeidsduur van 36 uur of meer en naar rato van het aantal volledige kalendermaanden dat de medewerker in 2023 in dienst is. Bij een kortere
arbeidsduur is deze eenmalige uitkering naar rato van de arbeidsduur van de medewerker.
2.6 Employee Benefit Budget
Algemeen
De medewerker ontvangt een Employee Benefit Budget (EBB) waarmee de medewerker arbeidsvoorwaardelijke keuzes kan maken die passen bij zijn persoonlijke omstandigheden en wensen.
EBB percentage
Maandelijks wordt het EBB ter beschikking gesteld. Het EBB als percentage van het maandinkomen bedraagt:
Salarisschaal | EBB |
Schaal 1-5 | 9% |
Schaal 6-8 | 10% |
Schaal 9-11 | 11% |
Het EBB wordt opgebouwd over het maandinkomen (exclusief persoonlijke toeslag en ploegentoeslag). Het EBB telt niet mee bij de bepaling van andere uitkeringen, vergoedingen (o.a. pensioen) of toeslagen.
EBB percentage per 1 januari 2025
Vanaf 1 januari 2025 is het EBB percentage voor medewerkers in alle salarisschalen 10%. Voor medewerkers in de salarisschalen waar het EBB percentage voor 1 januari 2025 hoger was dan 10% wordt het salaris dusdanig verhoogd dat het jaarinkomen van de medewerker in combinatie met EBB gelijk blijft. De minima en maxima van de salarisschalen worden verhoogd met hetzelfde percentage als waarmee het salaris wordt verhoogd.
Benefit Shop
Medewerkers kunnen maandelijks met het toegekende EBB keuzes maken in de Benefit Shop. Per 1 januari 2024 is naast het EBB ook de 13e maand te besteden in de Benefit Shop. De 13e maand wordt uitgekeerd onder aftrek van de gemaakte bestedingen.
In de Benefit Shop kunnen het EBB en de 13e maand naar eigen keuze worden besteed aan:
• het kopen van verlofuren*;
• fietsregeling;
• storting in Flexioen;
• vakbondscontributie;
• uitbetaling.
* Het kopen van verlofuren is mogelijk tot een maximum van 10% van de voor de medewerker geldende arbeidsduur op jaarbasis.
Als de medewerker geen keuze maakt, wordt het EBB gereserveerd. Aan het einde van het kalenderjaar wordt het niet bestede budget automatisch
uitbetaald. De bestedingsmogelijkheden zijn afhankelijk van hetgeen binnen de fiscale regelgeving mogelijk is.
2.7 Regels voor inschaling
Aanloopschaal
De medewerker ontvangt een maandsalaris binnen de salarisschaal die hoort bij zijn functie. Medewerkers die nog niet alle taken binnen hun functie vervullen, kunnen tijdelijk in een lagere salarisschaal worden ingedeeld (een zogenaamde aanloopschaal).
In dat geval wordt een ontwikkel- en/of opleidingstraject vastgelegd én een tijdlijn voor de groei naar de salarisschaal die feitelijk bij de functie hoort.
Een medewerker kan voor een periode van maximaal 12 maanden volgens een aanloopschaal worden betaald.
Inschaling in hogere salarisschaal:
Inschaling in een hogere salarisschaal is aan de orde indien een medewerker werkzaam wordt in een functie die is ingedeeld in een hogere functiegroep en er geen aanloopschaal wordt toegepast, of wanneer de medewerker vanuit een aanloopschaal wordt ingedeeld in de salarisschaal die hoort bij zijn functie.
Inschalingsregels
Bij indeling in een hogere salarisschaal wordt het maandsalaris verhoogd met 5%. Als na deze verhoging het maandsalaris lager is dan het schaalminimum van de nieuwe schaal, dan wordt tenminste het schaalminimum toegekend.
Het kan voorkomen dat inschaling in een hogere schaal samenvalt met de jaarlijkse individuele salarisaanpassing. In dat geval wordt eerst de individuele salarisaanpassing in de lagere schaal bepaald. Daarna worden de regels toegepast voor salarisverhoging naar de hogere schaal.
Indien een medewerker een persoonlijke toeslag heeft en in een hogere schaal wordt ingedeeld, wordt de promotieverhoging verrekend met de persoonlijke toeslag. Bij inschaling in een hogere salarisschaal wordt de persoonlijke toeslag omgezet in salaris voor zover er ruimte is in de schaal. Indien er geen ruimte meer is in de schaal, dan blijft het meerdere een persoonlijke toeslag.
Inschaling in lagere salarisschaal:
Inschaling in een lagere salarisschaal kan het gevolg zijn van demotie, functiewijziging, of een individuele aanpassing als correctie van ‘scheefgroei’:
Demotie
De demotieregeling geldt als een medewerker een functie gaat vervullen in een functiegroep die maximaal 2 groepen lager is ingedeeld. Zowel
de manager als de medewerker kan hiertoe het initiatief nemen, waarbij dit bij voorkeur besproken wordt in het kader van GROW! en/of een
ontwikkelingsplan. Voorwaarde is dat manager én medewerker van mening zijn dat demotie de toekomstige inzetbaarheid van de medewerker bevordert. In geval van benoeming c.q. doorstroom naar een functie op een lager niveau, naar aanleiding van een interne sollicitatie door de medewerker
(op eigen initiatief ), is geen sprake van demotie. Xxxxxxx kan ook het gevolg zijn van een reorganisatie, in dat geval geldt hetgeen beschreven is in het sociaal plan.
Functiewijziging
Inschaling in een lagere schaal door functiewijziging is aan de orde als een functie op initiatief van de werkgever inhoudelijk wijzigt en na functiewaardering wordt ingedeeld in een lagere functiegroep.
Van ‘scheefgroei’ is sprake als de salarisschaal waarin de medewerker beloond wordt hoger is dan de functiegroep behorend bij zijn functie.
De ontstaansgrond voor deze situaties kan divers zijn. De werkgever kan het initiatief nemen de situatie van ‘scheefgroei’ te corrigeren. Hierbij dient een zorgvuldige beoordeling van de ontstaansgrond plaats te vinden.
Aanpassing kan alleen plaatsvinden indien er overeenstemming is met de medewerker.
Inschalingsregels
Medewerkers die worden ingeschaald in een lagere schaal:
• houden hun bestaande maandsalaris als dit lager is dan het schaalmaximum van de lagere schaal, of
• ontvangen het schaalmaximum van de lagere salarisschaal als het bestaande maandsalaris hoger is dan het nieuwe schaalmaximum. Het verschil tussen beide wordt omgezet in een PT1 nieuw (PT =
Persoonlijke Toeslag) waarbij geldt dat als sprake is van een teruggang van 2 salarisschalen de toe te kennen PT1 nieuw nooit groter is dan het verschil tussen het schaalmaximum van de huidige salarisschaal en het schaalmaximum van de naast lagere schaal.
Vergoeding bij horizontale doorstroom
Vanaf 1 januari 2023 ontvangt een medewerker bij horizontale doorstroom (benoeming na sollicitatie in een andere functie in dezelfde functiegroep) een eenmalige vergoeding van € 1.000 bruto. Deze vergoeding is niet
van toepassing bij plaatsing op een passende functie als gevolg van een reorganisatie.
Uitzondering bij ziekte
Deze inschalingsregels gelden niet indien een medewerker als gevolg van ziekte of arbeidsongeschiktheid in een lagere functie gaat werken.
Dan geldt de wijze van salarisbepaling bij werkhervatting zoals opgenomen in hoofdstuk 5 Ziekte (ziekteverzuim).
2.8 Toeslagen
Persoonlijke toeslag
Op grond van de regels voor inschaling kunnen medewerkers een Persoonlijke Toeslag (PT) ontvangen. Deze PT is een (tijdelijke) compensatie. De PT wordt opgeteld bij het salaris voor alle berekeningsgrondslagen, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld. Deze cao kent 2 soorten persoonlijke toeslag, waarvoor de volgende afbouwregels gelden:
PT1 oud (ontstaan vóór 1 januari 2011):
Deze toeslag wordt afgebouwd door het bedrag van de collectieve salarisaanpassingen, individuele salarisaanpassingen en salarisgroei bij inschaling in een hogere schaal steeds in mindering te brengen op de PT1.
PT1 nieuw (ontstaan vanaf 1 januari 2011):
Deze toeslag wordt in 4 jaar afgebouwd. De PT bedraagt 100% in het eerste jaar, 75% in het tweede jaar, 50% in het derde jaar en 25% in het vierde en laatste jaar. Bij eventuele individuele salarisaanpassingen of salarisgroei
bij inschaling in een hogere schaal, worden deze tevens op de toeslag in mindering gebracht. Deze toeslag wordt niet aangepast met collectieve salarisaanpassingen.
PT2:
Deze toeslag wordt alleen toegekend aan medewerkers die vóór 1 mei 2008 55 jaar of ouder waren. De toeslag wordt afgebouwd door het bedrag van individuele salarisaanpassingen en salarisgroei bij inschaling in een
hogere schaal, steeds op de PT2 in mindering te brengen. De PT2 wordt niet aangepast met collectieve salarisaanpassingen.
Overgangsregeling
Voor de PT1 en PT2 die zijn ontstaan vóór 1 januari 2008 gelden de afspraken die op het moment van toekennen van deze toeslagen van toepassing waren.
Persoonlijk Budget
Het Persoonlijk Budget is een toeslag die geldt voor medewerkers met een pensioengevend jaarinkomen hoger dan het wettelijk vastgestelde maximum. (€ 137.800 bij een fulltime dienstverband, niveau 2024). Het Persoonlijk Budget bedraagt 24% van het pensioengevend jaarinkomen
boven het wettelijk vastgestelde maximum. Bij een parttime dienstverband wordt het Persoonlijk Budget naar rato aangepast.
Het Persoonlijk Budget wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald onder inhouding van de verschuldigde loonheffing. Het Persoonlijk Budget is uitdrukkelijk geen pensioen en telt niet mee bij de bepaling van andere uitkeringen, vergoedingen of toeslagen.
Toeslag waarneming hogere functie
Een medewerker die tenminste 22 werkdagen aaneengesloten een functie waarneemt die in een hogere functiegroep is ingedeeld, ontvangt een toeslag. Dit geldt niet als het waarnemerschap onderdeel is van de
functieomschrijving. De hoogte van de toeslag is afhankelijk van de duur van de waarnemingsperiode.
Op jaarbasis bedraagt deze 5% van het jaarsalaris (exclusief ploegentoeslag) van de waarnemer. Uitbetaling van de toeslag vindt plaats na afloop van
de periode van waarneming of halfjaarlijks, als de waarneming langer dan 6 maanden duurt. De toeslag telt niet mee bij de bepaling van andere uitkeringen, vergoedingen of toeslagen.
Salarisuitloop
Als de situatie op de arbeidsmarkt daar aanleiding toe geeft, kan de werkgever voor een functie een aanvullende beloning toekennen.
Deze aanvullende beloning wordt toegekend in de vorm van een uitloop bovenop het reguliere cao schaalmaximum. Deze wordt uitgedrukt in een percentage van het cao schaalmaximum en bedraagt 10% of een veelvoud daarvan. De uitloop is gekoppeld aan de functie en geldt dus voor alle medewerkers die de betreffende functie uitoefenen. Het salaris in de uitloop telt mee voor alle arbeidsvoorwaarden waar regulier salaris ook voor meetelt.
De nadere invulling van deze afspraak wordt vastgesteld in overleg tussen de Rabobank en de OR. Dit laat onverlet dat cao-partijen op enig moment kunnen besluiten dit onderwerp zelf in de cao te regelen.
2.9 Senior kader
Specifieke afspraken
Bovenstaande paragrafen over beloning gelden ook voor het senior kader, met uitzondering van de onderwerpen die beschreven worden in deze paragraaf.
Vast inkomen
De beloning is gebaseerd op een basisarbeidsduur van gemiddeld 40 uur per week.
Het minimum en maximum van de salarisschalen voor senior kader A en B (op maandbasis bij een 40-urige werkweek) zijn per 1 januari 2024:
Salarisschaal | Schaalminimum | Schaalmaximum |
Senior kader A | € 7.835,09 | € 11.192,99 |
Senior kader B | € 9.278,77 | € 13.255,40 |
Het minimum en maximum van de salarisschalen voor senior kader A en B (op maandbasis bij een 40-urige werkweek) zijn per 1 april 2024:
Salarisschaal | Schaalminimum | Schaalmaximum |
Senior kader A | € 8.266,02 | € 11.808,60 |
Senior kader B | € 9.789,10 | € 13.984,45 |
Als gevolg van de omzetting van EBB naar salaris zijn het minimum en maximum van de salarisschalen voor senior kader A en B (op maandbasis bij een 40-urige werkweek) per 1 januari 2025:
Salarisschaal | Schaalminimum | Schaalmaximum |
Senior kader A | € 8.491,46 | € 12.130,65 |
Senior kader B | € 10.412,04 | € 14.874,37 |
Het minimum en maximum van de salarisschalen voor senior kader A en B (op maandbasis bij een 40-urige werkweek) zijn per 1 april 2025:
Salarisschaal | Schaalminimum | Schaalmaximum |
Senior kader A | € 8.852,35 | € 12.646,20 |
Senior kader B | € 10.854,55 | € 15.506,53 |
Employee Benefit Budget
Maandelijks wordt een Employee Benefit Budget (EBB) ter beschikking gesteld. Het EBB als percentage van het maandinkomen bedraagt:
Salarisschaal EBB |
Senior kader A 13% |
Senior kader B 17% |
Het EBB wordt opgebouwd over het maandinkomen (exclusief persoonlijke toeslag en ploegentoeslag).
Het EBB telt niet mee bij de bepaling van andere uitkeringen (o.a. pensioen), vergoedingen of toeslagen.
EBB percentage per 1 januari 2025
Vanaf 1 januari 2025 is het EBB percentage voor medewerkers in alle salarisschalen 10%. Voor medewerkers in de salarisschalen waar het EBB percentage voor 1 januari 2025 hoger was dan 10% wordt het salaris dusdanig verhoogd dat het jaarinkomen van de medewerker in combinatie met EBB gelijk blijft. De minima en maxima van de salarisschalen worden verhoogd met hetzelfde percentage als waarmee het salaris wordt verhoogd.
Jaarlijkse individuele salarisaanpassing
De beoordeling van het senior kader wordt uitgedrukt in een beoordelingsresultaat.
De doorgroeipercentages voor de individuele salarisaanpassing zijn gelijk aan die voor medewerkers in de salarisschalen 1 tot en met 11.
Algemene inkomensaanpassing
Werkgever en vakorganisaties overleggen jaarlijks
over het percentage waarmee de maandsalarissen en schalen voor senior kader A en B worden aangepast. Bij het vaststellen van het percentage wordt onder meer rekening gehouden met de volgende factoren:
• relevante ontwikkelingen op de externe arbeidsmarkt;
• verschuiving van prioriteiten binnen het pakket arbeidsvoorwaarden;
• macro- en bedrijfseconomische factoren;
• collectieve salarisaanpassingen.
2.10 Reiskosten woon-werkverkeer
Tegemoetkoming reiskosten woon-werkverkeer
De medewerker ontvangt een netto tegemoetkoming in de reiskosten voor het woon- werkverkeer. De hoogte van de tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van de lengte van een enkele reis, langs de meest gebruikelijke route. De maximale reisafstand (enkele reis) die voor vergoeding in aanmerking komt is 40 km.
De tegemoetkoming wordt maandelijks uitbetaald. Medewerkers die minder dan 5 dagen per week naar het werk reizen, ontvangen de tegemoetkoming naar rato.
Combinatie met autogebruik
Als de medewerker een vergoeding ontvangt in verband met noodzakelijk autogebruik voor het werk, kan een afwijkende regeling worden getroffen voor de tegemoetkoming woon-werkverkeer.
Aantal km woon- werk verkeer | Tegemoetkoming per maand in euro’s | Aantal km woon- werk verkeer | Tegemoetkoming per maand in euro’x |
0 xx | 0 | 00 xx | 107 |
2 km | 10 | 22 km | 111 |
3 km | 15 | 23 km | 117 |
4 km | 20 | 24 km | 121 |
5 km | 25 | 25 km | 127 |
6 km | 31 | 26 km | 132 |
7 km | 35 | 27 km | 136 |
8 km | 41 | 28 km | 142 |
9 km | 45 | 29 km | 146 |
10 km | 51 | 30 km | 152 |
11 km | 56 | 31 km | 157 |
12 km | 61 | 32 km | 162 |
13 km | 66 | 33 km | 167 |
14 km | 70 | 34 km | 172 |
15 km | 76 | 35 km | 177 |
16 km | 81 | 36 km | 183 |
17 km | 86 | 37 km | 187 |
18 km | 91 | 38 km | 193 |
19 km | 96 | 39 km | 197 |
20 km | 101 | 40 km en verder | 202 |
Openbaar vervoer
Voor het afleggen van woon-werkverkeer kan de medewerker ook kiezen voor een volledige vergoeding van de kosten van openbaar vervoer 2e klas. De vergoeding van de ov-kosten komt dan in plaats van de tegemoetkoming uit de kilometertabel.
Vergoeding in natura
Als de werkgever het vervoer van de medewerker geheel of gedeeltelijk in natura verzorgt, bijvoorbeeld door het faciliteren van een lease auto, ontvangt de medewerker geen of een gedeeltelijke tegemoetkoming in de kosten voor het woon-werkverkeer.
2.11 Uitkering bij overlijden
Gerechtigden
Als de medewerker overlijdt, doet de werkgever een uitkering aan de nabestaande van de medewerker. Als nabestaande wordt hierbij
aangemerkt, de partner* van de medewerker of bij afwezigheid hiervan de minderjarige kinderen van de medewerker.
* Zie voor de definitie van partner de begrippenlijst.
Omvang uitkering
De uitkering bedraagt 2 keer het maandinkomen plus het maandinkomen over de resterende dagen van de maand van overlijden. Het inkomen (exclusief ploegentoeslag) op de dag van overlijden is de grondslag voor de uitkering. Eventuele wettelijke uitkeringen op grond van artikel 7:674 BW en aanvullingen als gevolg van ziekte en arbeidsongeschiktheid worden hierop in mindering gebracht.
Aanvullende uitkering bij jaarinkomen boven maximum pensioengevend jaarinkomen
Bij overlijden van een medewerker die voorafgaand aan zijn overlijden een
jaarinkomen ontving, dat hoger was dan het wettelijk fiscale maximum pensioengevend jaarinkomen (€ 137.800 bij een fulltime dienstverband, niveau 2024), ontvangt de nabestaande een uitkering ter grootte van
3 keer het verschil tussen het jaarinkomen en het maximum pensioengevend jaarinkomen. Bij een parttime dienstverband wordt het maximum pensioengevend jaarinkomen naar rato verlaagd.
Als een medewerker tijdens de (verlengde) wettelijke ziekteperiode van
104 weken overlijdt, ontvangt de nabestaande een uitkering ter grootte van 3 keer het verschil tussen het jaarinkomen op de dag voorafgaand aan ziekte en het maximum pensioengevend jaarinkomen (€ 137.800 bij een fulltime dienstverband, niveau 2024).
Als een (voormalig) medewerker – met een IVA-, WGA- of WAO-uitkering in verband met volledige arbeidsongeschiktheid (80-100%) – overlijdt, ontvangt de nabestaande een uitkering ter grootte van 3 keer het verschil
tussen het jaarinkomen op de dag voorafgaand aan ziekte en het maximum pensioengevend jaarinkomen. Over deze aanvullende overlijdensuitkering wordt geen loonheffing ingehouden.
2.12 Pensioenregeling
Afbakening
Medewerkers van Rabobank en Obvion (hierna: De werkgever) nemen automatisch deel aan de collectieve pensioenregeling, zoals deze nu en in de toekomst zal luiden en zoals deze door het Rabobank Pensioenfonds wordt uitgevoerd. In dit cao-hoofdstuk wordt de afgesproken regeling nader toegelicht. Deze tekst geldt als pensioenovereenkomst tussen de werkgever en de medewerkers. De pensioenregeling is nader uitgewerkt in het Pensioenreglement 2023. Het arbeidsongeschiktheidspensioen
is apart verzekerd bij Achmea en deze regeling is vastgelegd in het Pensioenreglement AOP.
De inhoud van het Pensioenreglement 2023 is bepalend voor de inhoud en uitleg van de pensioenregeling zoals die van toepassing is vanaf 31 december 2022. Deze cao-tekst en de uitwerking ervan in het Pensioenreglement
2023 vervangen eerdere cao-bepalingen over pensioen, waardoor deze geen nawerking hebben, ook niet voor zover deze eerdere cao-bepalingen
gunstiger waren voor de medewerker. De bepalingen zijn ook van toepassing op (toekomstige) gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
De tot 31 december 2022 opgebouwde rechten in de tot 31 december 2022 geldende pensioenregeling blijven premievrij achter in de CDC-regeling bij het Rabobank Pensioenfonds zoals is vastgelegd in het Pensioenreglement 2023.
De regeling zal uitgevoerd worden door het Rabobank Pensioenfonds op basis van de uitkeringsovereenkomst tussen de werkgever en het Rabobank Pensioenfonds. Zowel het Rabobank Pensioenfonds als de cao-partijen kunnen jaarlijks per kalenderjaar de uitvoeringsovereenkomst opzeggen met een opzegtermijn van 6 maanden.
Aard en inhoud van de pensioenregeling
Beschikbare spaarpremie voor opbouw pensioenkapitaal
Bij het deelnemen aan de pensioenregeling is iedere maand een spaarpremie beschikbaar van 27,0% van de pensioengrondslag, gedeeld door 12 en naar rato van het deeltijdpercentage.
• De eigen bijdrage van de medewerker is gelijk aan 5,5% van de pensioengrondslag waarbij de medewerker de mogelijkheid heeft de eigen bijdrage te verlagen naar 3,5% van de pensioengrondslag,
waardoor er in dat geval een totale beschikbare spaarpremie van 25% van de pensioengrondslag beschikbaar is.
Er wordt met de beschikbare spaarpremie een aanspraak op een pensioenkapitaal opgebouwd. Het Rabobank Pensioenfonds voegt, in lijn met Europese wetgeving, 1/101e deel van de ontvangen spaarpremie toe aan de reserve voor het minimaal vereist eigen vermogen. Dit deel is geen onderdeel van het pensioenkapitaal van de (gewezen) deelnemer. Bij inkoop van een pensioenuitkering wordt deze reserve weer toegevoegd aan het pensioenkapitaal van de (gewezen) deelnemer.
De beschikbare spaarpremie die het Rabobank Pensioenfonds ten behoeve van de deelnemer ontvangt, wordt ingelegd op de pensioenrekening
van de deelnemer. Via de pensioenrekening wordt belegd in de life cycle portefeuille(s) en de onderliggende beleggingsinstellingen.
De toebedeling van de rendementen aan de individuele deelnemers is op basis van een leeftijdsafhankelijke beleggingsmix (life cycle), zie het Pensioenreglement 2023 voor meer informatie.
De kosten die zijn verbonden aan de beleggingen zijn voor rekening van de (gewezen) deelnemer. De kosten zijn verwerkt in de waarde van de beleggingen. Het bestuur van het Rabobank Pensioenfonds bepaalt de samenstelling van de life cycle portefeuille(s).
De (gewezen) deelnemer maakt in het jaar waarin de deelnemer 58 wordt een definitieve keuze voor een stabiele uitkering of een voorlopige keuze voor een variabele uitkering. Deze keuze gaat in per 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de (gewezen) deelnemer 58 jaar wordt:
1. Het Rabobank Pensioenfonds gebruikt het pensioenkapitaal van de (gewezen) deelnemer die kiest voor een stabiele uitkering geleidelijk voor de aankoop van een levenslange stabiele uitkering van ouderdomspensioen en partnerpensioen bij overlijden van de (gewezen)
deelnemer. De aankoop vindt plaats op basis van factoren die jaarlijks door het bestuur van het Rabobank Pensioenfonds worden vastgesteld. Het deel van het pensioenkapitaal waarmee nog geen pensioen is aangekocht blijft belegd in de life cycle portefeuille van de (gewezen) deelnemer.
2. Het Rabobank Pensioenfonds blijft het pensioenkapitaal van de (gewezen) deelnemer die voorlopig kiest voor een variabele uitkering beleggen in diens life cycle portefeuille. Dit geldt ook voor de beschikbare premie die in de toekomst nog aan het pensioenkapitaal van deze deelnemer wordt toegevoegd.
Aangaande de keuze informeert het Rabobank Pensioenfonds de deelnemer of gewezen deelnemer tijdig:
a. Over de gevolgen en de risico’s van deze keuze gebaseerd op een verwacht, een pessimistisch en een optimistisch scenario;
b. In geval van een variabele uitkering over de mogelijkheid tot overdracht naar een toegelaten pensioenuitvoerder op de pensioendatum om daar een variabele uitkering aan te kopen;
c. Over de consequenties van het niet, of niet tijdig, kiezen uit één van de keuzemogelijkheden.
Het ouderdomspensioen mag niet hoger zijn dan fiscaal is toegestaan. Het Rabobank Pensioenfonds toetst dit op verschillende momenten, aan de hand van het gemiddeld genoten pensioengevend inkomen van de (gewezen) deelnemer, zie verder het Pensioenreglement 2023.
Verdere aanspraken
Naast aanspraken op pensioenkapitaal voor een eigen ouderdomspensioen en (indien relevant) een partnerpensioen, geeft het deelnemerschap, aanspraak op:
a. Een partnerpensioen op risicobasis dat ingaat bij overlijden van de deelnemer tijdens het deelnemerschap, ten behoeve van de partner van de deelnemer;
- 1,313% van de pensioengrondslag over de dienstjaren vanaf aanvang deelnemerschap (of 1 januari 2023 indien liggende voor 2023) tot de pensioenrichtleeftijd van 68 jaar.
b. Een tijdelijk partnerpensioen op risicobasis dat ingaat bij overlijden van de deelnemer tijdens het deelnemerschap, ten behoeve van de partner van de deelnemer;
- Indien de deelnemer, of de gepensioneerde die deze status vanuit actieve dienst bij de werkgever heeft verkregen, overlijdt, heeft de nabestaande van de deelnemer of de gepensioneerde recht op een tijdelijk partnerpensioen ter hoogte van de AOW-premie die verschuldigd is over het partnerpensioen met inbegrip van het tijdelijk partnerpensioen zelf.
c. Een wezenpensioen op risicobasis dat ingaat bij overlijden van de deelnemer tijdens het deelnemerschap, ten behoeve van de kinderen van de deelnemer;
- 0,263% van de pensioengrondslag over de dienstjaren vanaf aanvang deelnemerschap (of 1 januari 2023 indien liggende voor 2023) tot de pensioenrichtleeftijd van 68 jaar.
d. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, ten behoeve van de deelnemer.
Tevens is het uitlooprisico van de tot 1 januari 2023 bij het Rabobank Pensioenfonds ondergebrachte arbeidsongeschiktheidspensioen nog van toepassing voor de bij het Rabobank Pensioenfonds ondergebrachte risico’s.
Aard van de regeling
De pensioenaanspraken die betrekking hebben op pensioenkapitaal voor een eigen ouderdomspensioen en (indien relevant) een partnerpensioen en de verdere aanspraken zoals hierboven onder a t/m d genoemd betreft de uitvoering van een premieovereenkomst in de zin van artikel 1 Pensioenwet. De uitkeringsvoorwaarden zijn opgenomen in het Pensioenreglement 2023 en het Pensioenreglement AOP.
Financiering van de pensioenregeling
Financiering van de beschikbare spaarpremie
De spaarpremie van 27% wordt als volgt gefinancierd:
• De werkgeversbijdrage is 21,5% van de pensioengrondslag.
• De deelnemer is een maandelijkse bijdrage in de premie verschuldigd van standaard 5,5% van de pensioengrondslag.
• De deelnemer heeft de optie om, jaarlijks per 1 januari van enig jaar, zijn eigen bijdrage te verlagen van 5,5% naar 3,5%. De totale spaarpremie wordt dan 25% van de pensioengrondslag. De gemaakte keuze blijft gelden tot een nieuwe keuze wordt gemaakt.
De beschikbare spaarpremie als bedoeld in dit artikel, inclusief de premie die de deelnemer verschuldigd is en die maandelijks door de werkgever bij de deelnemer wordt ingehouden, wordt maandelijks door de werkgever aan het Rabobank Pensioenfonds afgedragen en door het Rabobank Pensioenfonds bijgeschreven bij de pensioenkapitalen van de deelnemer.
Mutaties op de beschikbare spaarpremie door wijzigingen of correcties worden door het Rabobank Pensioenfonds (met terugwerkende kracht) toegekend. Dergelijke wijzigingen of correcties worden verwerkt vanaf
het moment dat de daarmee samenhangende aangepaste beschikbare spaarpremie(s) door de werkgever aan het Rabobank Pensioenfonds is (zijn) afgedragen. De deelnemers hebben recht op toedeling van rendementen vanaf het moment van verwerking.
Financiering van overige elementen van de pensioenregeling
De premies voor risicodekkingen als bedoeld onder ‘verdere aanspraken’ genoemd onder a t/m d, alsmede eenmalige en periodieke extra premies en/of opslagen die de werkgever op grond van de uitvoeringsovereenkomst aan het Rabobank Pensioenfonds verschuldigd is, worden door de werkgever gedragen.
Nadere inhoud van de regeling
Pensioenrichtleeftijd en einde arbeidsovereenkomst
De pensioenrichtleeftijd is de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de dag dat de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 68 jaar bereikt. De arbeidsovereenkomst eindigt uiterlijk op de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op die waarop de voor de medewerker geldende AOW-leeftijd wordt bereikt.
Ingangsdatum pensioen
De (gewezen) deelnemer bepaalt wanneer en in welke mate het pensioen ingaat. Hierbij dienen de volgende randvoorwaarden in acht te worden genomen:
• Het ouderdomspensioen kan alleen op de eerste dag van een kalendermaand ingaan;
• De vroegst mogelijke leeftijd waarop een (gewezen) deelnemer met (deeltijd)pensioen kan gaan, is de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de dag waarop de (gewezen) deelnemer 57 jaar wordt;
• Voor medewerkers die die meer dan 5 jaar voor het bereiken van hun AOW-gerechtigde leeftijd (gedeeltelijk) hun pensioen in laten gaan,
geldt dat zij hun dienstverband naar rato van de pensioeningang moeten beëindigen;
• Indien de medewerker geen andere afspraken heeft gemaakt met de werkgever, zal het ouderdomspensioen ingaan op de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op het bereiken van de AOW-leeftijd.
Flexibilisering van het pensioen
Naast vervroeging of uitstel van het ouderdomspensioen voorziet de regeling ook in de mogelijkheid voor deeltijdpensionering en uitruil van pensioenaanspraken. Uitruil van pensioenaanspraken kan alleen bij een volledige ingang van het ouderdomspensioen. Hierbij geldt dat de medewerker er voor kan kiezen het opgebouwde en/of ingekochte
partnerpensioen om te zetten in hoger ouderdomspensioen. Omgekeerd kan het ouderdomspensioen – binnen bepaalde grenzen – omgezet worden in een partnerpensioen. Dit geldt niet voor het wezen- en bijzonder partnerpensioen. Ook kan binnen de fiscale grenzen gekozen worden voor een tijdelijk hogere of tijdelijk lagere pensioenuitkering. Een eenmaal gemaakte keuze kan niet meer herroepen worden nadat de keuze is geëffectueerd.
Pensioengrondslag
De pensioengrondslag is het verschil tussen het pensioengevend jaarinkomen en de franchise. Bij een parttime dienstverband wordt de pensioengrondslag naar rato van het parttimepercentage vastgesteld, met een maximum van 100%. Voor medewerkers in schaal 1 t/m 11 die een arbeidsduur hebben van meer dan 36 uur (basisarbeidsduur) wordt de pensioengrondslag op 100% gesteld.
De franchise wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld conform de wettelijke minimaal toegestane franchise volgens artikel 18a, lid 7 van de Wet op de loonbelasting 1964; voor 2024 is deze gelijk aan € 17.545.
Het pensioengevend jaarinkomen wordt als volgt vastgesteld:
• Voor het vaststellen van het pensioengevend jaarinkomen worden de volgende inkomensbestandsdelen meegenomen:
- Het jaarsalaris op basis van een voltijdsdienstverband (basisarbeidsduur) inclusief de voor de medewerker van toepassing zijnde persoonlijke toeslag en/ of ploegentoeslag;
- De vakantietoeslag;
- De uitkering 13e maand.
• Voor medewerkers in schaal 1 t/m 11 die een arbeidsduur hebben van meer dan 36 uur (basisarbeidsduur) geldt dat de uren boven de 36 uur meegenomen worden voor de vaststelling van de relevante inkomensbestandsdelen.
Het pensioengevend jaarinkomen wordt gemaximeerd op een grensbedrag van € 137.800 (niveau 2024). Het maximum pensioengevend jaarinkomen wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld aan de hand van de wijziging van het bedrag als genoemd in artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964.
Bij inkoop van een stabiele uitkering bij het Rabobank Pensioenfonds
Bij keuze voor inkoop van een pensioenaanspraak op een stabiele uitkering van ouderdomspensioen en een partnerpensioen, binnen het Rabobank Pensioenfonds, wordt per 1 januari volgend op het bereiken van de 58-jarige leeftijd geleidelijk pro rata tot aan de pensioendatum het saldo van het op te bouwen pensioenkapitaal aangewend voor de inkoop van een aanspraak op een stabiele uitkering ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum
van 68 jaar en een partnerpensioen van 70% van de aanspraak op ouderdomspensioen. Aanwending geschiedt met inachtneming van de op dat moment geldende tarieven en voorwaarden van het Rabobank Pensioenfonds.
De toebedeling van de rendementen aan de individuele deelnemers is op basis van een leeftijdsafhankelijke beleggingsmix (life cycle), zie het Pensioenreglement 2023 voor meer informatie.
Informeren deelnemers door het Rabobank Pensioenfonds
Het Rabobank Pensioenfonds informeert de (gewezen) deelnemers en de pensioengerechtigden jaarlijks over de hoogte en de ontwikkeling van het pensioenkapitaal en de eventuele ingekochte (stabiele) aanspraken.
Om deelnemers een realistisch beeld te geven van het te verwachten pensioen wordt dit berekend in 3 scenario’s: een optimistisch, een verwacht en een pessimistisch scenario. Voor deze informatie is al wettelijk voorgeschreven dat een uniforme scenarioset gebruikt moet worden.
Jaarlijkse indexering CDC regeling
De in de tot 31 december 2022 geldende CDC-regeling opgebouwde en de vanaf 2023 ingekochte pensioenrechten en aanspraken voor (gewezen) deelnemers en gepensioneerden worden op gelijke wijze en met hetzelfde
percentage jaarlijks per 1 juli voorwaardelijk geïndexeerd. De indexatie wordt vastgesteld door het bestuur van het Rabobank Pensioenfonds. Vaststelling geschiedt conform het vigerende indexatiebeleid op basis van de financiële positie van het Rabobank Pensioenfonds en de CBS-consumentenprijsindex (alle bestedingen) afgeleid, gemeten over de daaraan voorafgaande periode april – april.
Beëindiging deelnemerschap vóór de pensioendatum (gewezen deelnemer) Bij beëindiging van het deelnemerschap, anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioendatum, blijft het pensioenkapitaal belegd en de op dat moment reeds ingekochte aanspraken op een stabiele
ouderdomspensioen en partnerpensioen van toepassing, met inachtneming van de bepalingen in het Pensioenreglement 2023 (waaronder de bepalingen van de periodieke inkoop).
Partnerpensioen bij overlijden van de gewezen deelnemer vóór de pensioendatum Bij overlijden van de gewezen deelnemer vóór de pensioendatum of uiterlijk vóór de pensioenrichtleeftijd is geen partnerpensioen verzekerd. Het pensioenfonds gebruikt het op dat moment voor de gewezen deelnemer
aanwezige pensioenkapitaal voor de aankoop van een partnerpensioen ten behoeve van de partner van de gewezen deelnemer. De hoogte van het partnerpensioen is afhankelijk van de hoogte van het aanwezige pensioenkapitaal op het moment van overlijden en van het tarief waarmee het partnerpensioen wordt aangekocht. Meer informatie hierover vind je in het Pensioenreglement 2023.
Partnerpensioen
Er bestaat recht op partnerpensioen bij overlijden tijdens deelnemerschap of voor zover en zolang de verzekering van partnerpensioen premievrij wordt voortgezet gedurende arbeidsongeschiktheid. Het tot 1 januari 2023 in de CDC regeling opgebouwde recht op partnerpensioen blijft bestaan.
Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de dag waarop de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Dit pensioen wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de dag waarop de partner overlijdt.
Tijdelijk partnerpensioen
Indien de deelnemer, of de gepensioneerde die deze status aansluitend aan actieve pensioenopbouw bij het Rabobank Pensioenfonds heeft verkregen, overlijdt, heeft de nabestaande van de deelnemer of de gepensioneerde vanaf de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de dag waarop de deelnemer of de gepensioneerde overlijdt, recht op een tijdelijk partnerpensioen voor zover ook recht bestaat op een partnerpensioen.
Het tijdelijke partnerpensioen wordt uitgekeerd tot de nabestaande de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, dan wel tot de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de dag waarop hij of zij – voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd – (her)trouwt, een geregistreerd partnerschap aangaat, met een partner een gemeenschappelijke huishouding aangaat, dan wel overlijdt.
Wezenpensioen op risicobasis bij overlijden van de deelnemer
Indien de deelnemer overlijdt, heeft de wees die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, recht op wezenpensioen. Het bestuur van het Rabobank Pensioenfonds kan aan een wees tussen de leeftijd van 21 en 27 jaar, die voldoet aan de overige voorwaarden voor toekenning van een wezenpensioen, onder omstandigheden een verlengd wezenpensioen toekennen. Het wezenpensioen stopt als je niet meer aan de voorwaarden voldoet, zie hiervoor het Pensioenreglement 2023.
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Het arbeidsongeschiktheidspensioen is als volgt verzekerd:
• Voor nader te bepalen overgangsregelingen (uitlooprisico Rabobank Pensioenfonds) nog verzekerd bij het Rabobank Pensioenfonds voor zover deze niet zijn / worden overgedragen aan de nieuwe uitvoerder;
• Voor overgedragen risico’s en nieuwe risico’s worden deze verplichtingen vanaf 1 januari 2023 volledig verzekerd bij Achmea (de verzekeraar AOP). Ten aanzien van deze aanspraken gelden de verzekeringsvoorwaarden van de verzekeraar AOP en de daarin opgenomen beperkingen.
Zie verder ‘Pensioenreglement AOP’ opgesteld door Achmea.
Indien een medewerker reeds arbeidsongeschikt is op het moment van indiensttreding, dient deze medewerker de werkgever en de verzekeraar AOP informatie te verschaffen over de mate van arbeidsongeschiktheid
en de hoogte van de WAO- of WGA-uitkering. Deze medewerker komt alleen in aanmerking voor de premievrije pensioenopbouw over de toename van de mate van arbeidsongeschiktheid en komt niet in aanmerking voor een arbeidsongeschiktheidspensioen.
Pensioenaanvullingen
Medewerkers kunnen – voor eigen rekening – bij het Rabobank Pensioenfonds voor een aanvullend pensioen sparen, via het product Flexioen. Zie het HR Portaal voor meer informatie.
Medewerkers kunnen vrijwillig deelnemen aan de verzekering voor de
dekking van het zogenoemde ANW-hiaat. De bijdrage van de werkgever voor deze verzekering is 30% van de verzekeringspremie. Een ingegane ANW-uitkering loopt in beginsel door tot aan de eerste dag van de maand samenvallend met of volgende op het bereiken van de 67-jarige leeftijd, of de eerdere AOW-gerechtigde leeftijd van de uitkeringsgerechtigde.
In het Pensioenreglement ANW-hiaatpensioen kunnen hieraan nadere voorwaarden worden gesteld.
Compensatieregeling
Per 31 december 2022 wordt de hier vastgelegde beschikbare premieregel- ing van kracht. Voor de deelnemers die, op het moment van vaststellen van de beschikbare premieregeling en op basis van de door partijen vastgestel- de uitgangspunten, naar verwachting een nadeel van de overgang naar de nieuwe regeling zouden ondervinden, is eenmalig een compensatieregeling vastgesteld. De compensatieregeling geldt voor de deelnemers die per 31 december 2022 in dienst waren van Rabobank en per 1 januari 2023 38 jaar of ouder waren. De compensatieregeling start in januari volgend op het jaar dat de 47 jarige leeftijd is bereikt, onder de voorwaarde dat er nog een dien- stverband is met Rabobank. De compensatie betreft een cash compensatie. Cao-partijen hebben afgesproken dat de compensatie, in ieder geval tot de overgang naar de Wet Toekomst Pensioen (WTP) en onder de voorwaarden dat dit past binnen fiscale grenzen, als aanvullende pensioenpremie wordt aangewend. Een eventueel fiscaal bovenmatig gedeelte van de compensatie wordt alsnog uitgekeerd als (bruto) cash vergoeding.
De hoogte van de individuele compensatie wordt jaarlijks als volgt berekend:
• De per 1 januari 2023 individueel vastgestelde compensatie factor vermenigvuldigd met
• de compensatiestaffel afhankelijk van de leeftijd per 1 januari van enig jaar vermenigvuldigd met
• de pensioengrondslag.
De individueel vastgestelde factor van het compensatiepercentage wordt eenmalig vastgesteld en is afhankelijk van de leeftijd van de medewerker op 1 januari 2023 en grafisch weergegeven in de tabel ‘Percentage
van compensatiestaffel’. De hoogte van de compensatiepercentages op de verschillende leeftijden is schematisch weergegeven in de tabel ‘Compensatiestaffel’.
Leeftijd per 1 januari 2023 | % van staffel | Leeftijd per 1 januari 2023 | % van staffel |
37 of jonger | 0,00% | ||
38 | 9,25% | 53 | 69,50% |
39 | 15,25% | 54 | 71,25% |
40 | 21,25% | 55 | 73,00% |
41 | 27,25% | 56 | 74,75% |
42 | 33,25% | 57 | 76,50% |
43 | 39,25% | 58 | 78,25% |
44 | 45,25% | 59 | 80,00% |
45 | 51,25% | 60 | 83,50% |
46 | 57,25% | 61 | 87,00% |
47 | 59,00% | 62 | 90,50% |
48 | 60,75% | 63 | 94,00% |
49 | 62,50% | 64 | 97,50% |
50 | 64,25% | 65 | 97,50% |
51 | 66,00% | 66 | 97,50% |
52 | 67,75% | 67 | 97,50% |
Percentage van compensatiestaffel
Leeftijd per 1 januari van enig jaar | % van staffel | Leeftijd per 1 januari | % van staffel |
46 of jonger | 0,00% | 57 | 6,80% |
47 | 1,05% | 58 | 7,00% |
48 | 1,75% | 59 | 7,20% |
49 | 2,45% | 60 | 7,40% |
50 | 3,15% | 61 | 7,60% |
51 | 3,85% | 62 | 7,80% |
52 | 4,55% | 63 | 8,00% |
53 | 5,25% | 64 | 8,20% |
54 | 5,95% | 65 | 8,40% |
55 | 6,40% | 66 | 8,60% |
56 | 6,60% | 67 | 8,70% |
Compensatiestaffel
Flexioen
Medewerkers kunnen via de vrijwillige bruto en netto Flexioen regelingen bij het Rabobank Pensioenfonds voor een aanvullend pensioen sparen. Meer informatie over Flexioen vind je op het HR Portaal.
Slotbepalingen
Medewerkers die vanwege hun uitdiensttreding of pensionering geen pensioenopbouw meer hebben op grond van de cao, blijven gebonden aan het pensioenreglement zoals dat voor medewerkers geldt, zoals deze nu
en in de toekomst zal luiden, tenzij zij hun aanspraken overdragen naar een andere pensioenuitvoerder.
Indien wijziging(en) in de fiscale wet- en regelgeving daar aanleiding toe geeft (geven) zal de pensioenregeling daarop aangepast worden. Wanneer de nieuwe Wet Toekomst Pensioen (WTP) van kracht wordt is de intentie van partijen een overgang naar WTP te realiseren. Partijen treden in overleg indien het wijzigen van de regeling aan de orde is.
Het Pensioenreglement 2023 is te vinden op de site van het Rabobank Pensioenfonds onder downloads.
Medewerkers werken steeds meer hybride conform Rabo@Anywhere. Ook bij hybride werken is het van belang dat manager en medewerker(s) regelmatig het gesprek met elkaar voeren over werk, werklocatie,
werkpatronen en verlof en de afspraken hierover indien nodig bijstellen.
In deze afspraken komen de belangen van medewerker en organisatie evenwichtig tot uitdrukking (‘win win’). Medewerkers krijgen hierbij de ruimte en faciliteiten om eigen keuzes te maken, afgestemd op een goede balans tussen werk en privé. Daarbij kunnen verschillen ontstaan tussen situaties, functies en personen.
3.1 Basisarbeidsduur
Algemeen
De basisarbeidsduur voor medewerkers tot en met functiegroep 11 is gemiddeld 36 uur per week. Voor het senior kader is dat gemiddeld 40 uur per week.
Aanpassing arbeidsduur
De medewerker kan een verzoek indienen om zijn arbeidsduur te wijzigen, op grond van de Wet Flexibel Werken. Zo’n verzoek kan 1 keer per jaar worden ingediend. Daarnaast kan de medewerker (buiten deze 1 keer per jaar) ook bij
onvoorziene omstandigheden een verzoek om aanpassing van zijn arbeidsduur doen. De werkgever toetst de aanvraag van de medewerker aan wettelijke criteria en reageert binnen 1 maand. Bij wijziging van de arbeidsduur worden de arbeidsvoorwaarden naar rato berekend. De individuele arbeidsduur kan niet meer zijn dan 40 uur per week. Een arbeidsduur van gemiddeld méér dan 36 uur per week wordt altijd gespreid over 5 werkdagen per week.
Meer dan 36 uur
De werkgever kan voor bepaalde functies een basisarbeidsduur van méér dan gemiddeld 36 uur per week vaststellen. Het maximum is daarbij 40 uur per week.
Minimum arbeidsduur
De werkgever kan voor bepaalde functies of groepen medewerkers, na instemming van de betreffende ondernemingsraad, een minimum arbeidsduur vaststellen.
3.2 Werktijden
Gebruikelijke werktijden
De gebruikelijke werktijden zijn van maandag tot en met vrijdag tussen
07.00 uur en 22.00 uur en zaterdag tussen 08.00 uur en 17.00 uur.
Individuele werktijden
De individuele werktijden van medewerkers worden periodiek in overleg tussen de manager en medewerker afgesproken.
Bloktijden
De werkgever heeft de mogelijkheid om binnen de individuele werktijden bloktijden aan te wijzen. Dit zijn tijden waarop de medewerker in ieder geval aanwezig dient te zijn.
Invulling individuele werktijden
Bij het overleg met de medewerker over de individuele werktijden staan de bediening van de klant, het goed functioneren van de organisatie en behoud van de werkgelegenheid centraal. De medewerker kan een verzoek indienen om zijn individuele werktijden te wijzigen op grond van de Wet flexibel werken. De werkgever toetst de aanvraag van de medewerker aan wettelijke criteria en reageert binnen een maand. Waar mogelijk wordt de voorkeur van de medewerker gevolgd. Als dit op grond van zwaarwegend bedrijfsbelang
niet mogelijk is, wordt dit schriftelijk teruggekoppeld aan de medewerker, zodat die zich kan richten op een andere voorkeur. Uren waarop niet gewerkt wordt, worden als herkenbare vrije tijd ingepland.
Recht op onbereikbaarheid
Een gezonde werk-privé balans is belangrijk om gezond en vitaal te blijven. In dit kader heeft de medewerker recht op onbereikbaarheid buiten de individueel overeengekomen werktijden, tenzij er sprake is van bijzondere (urgente) omstandigheden, op grond waarvan bereikbaarheid noodzakelijk is. Voor het geval dergelijke omstandigheden zich voordoen, maken medewerker en manager hierover zoveel als mogelijk vooraf afspraken.
3.3 Werktijden met toeslag
Werktijden met toeslag
Medewerkers die (binnen hun gemiddelde individuele arbeidsduur) op verzoek van de werkgever, werken op onderstaande tijdstippen, ontvangen per uur dat op die werktijden wordt gewerkt, de volgende toeslag op het uurloon:
Dag | Tijd | Toeslagpercentage |
Maandag t/m vrijdag | 00.00 – 07.00 uur | 50% |
22.00 – 00.00 uur | 50% | |
Zaterdag | 00.00 – 08.00 uur | 50% |
08.00 – 17.00 uur | 25% | |
17.00 – 24.00 uur | 100% | |
Zondag | 00.00 – 24.00 uur | 100% |
Feestdagen | 00.00 – 24.00 uur | 200% |
Oudejaarsavond | 20.00 – 24.00 uur | 200% |
Het toeslagpercentage wordt berekend over het uurloon (conform de cao-definitie) en in geld uitgekeerd. De toeslag telt voor geen enkele berekeningsgrondslag mee als salaris (bijvoorbeeld vakantietoeslag,
13e maand, pensioen, e.d.). In plaats van vergoeding in geld kan voor het werken op zaterdag (tussen 08.00-17.00 uur) ook worden gekozen voor een vergoeding in tijd, tenzij dat organisatorische bezwaren oplevert.
Afbakening
Er is sprake van meerwerk als de medewerker in opdracht van de manager incidenteel extra werkzaamheden verricht, waardoor de afgesproken gemiddelde arbeidsduur over 2 aaneengesloten kwartalen gerekend wordt overschreden. Dit betekent dat pas na afloop van 2 kwartalen beoordeeld kan worden of er sprake is van meerwerk.
De volgende voorwaarden gelden bij meerwerk:
• per kwartaal mag maximaal 45 uur meerwerk worden verricht;
• meerwerk is in principe niet verplicht op zon- en feestdagen;
• medewerkers jonger dan 18 jaar mogen geen meerwerk verrichten;
• medewerkers kunnen niet verplicht worden tot het verrichten van meerwerk als dat – aangetoond door een indicatie van de Arbodienst – gezien hun fysieke en/of sociale belastbaarheid niet in redelijkheid van hen gevraagd kan worden.
De manager informeert medewerkers zoveel mogelijk van te voren over het verrichten van meerwerk. Daarbij houdt de manager rekening met zwaarwegende belangen van de medewerker.
Vergoeding
Medewerkers tot en met functiegroep 8 krijgen voor meerwerk een toeslag van 25% van het uurloon. Als deze gewerkte uren vallen op werktijden met toeslag, is eveneens de toeslag van toepassing zoals vermeld in paragraaf II 3.3 ‘Werktijden met toeslag’. Meerwerk wordt pas vergoed als het langer is dan een half uur. In plaats van een vergoeding in geld kan de medewerker ook kiezen voor een vergoeding in tijd, tenzij dat organisatorische bezwaren oplevert.
Avondmaaltijd
Als de werkdag van de medewerker, op verzoek van de manager, onverwachts dusdanig wordt verlengd dat de medewerker daardoor
’s avonds niet thuis kan eten, dan zorgt de werkgever voor een maaltijd.
De manager heeft de mogelijkheid hier vanaf te zien en in plaats daarvan de medewerker in de gelegenheid te stellen een maaltijd te gebruiken en de rekening van deze maaltijd te declareren tot een bedrag van maximaal
€ 20. De maaltijdpauze van een half uur telt mee als werktijd.
3.5 Beschikbaarheidsdiensten
Afbakening
Beschikbaarheidsdiensten zijn aaneengesloten periodes – buiten de individuele werktijden – waarin de medewerker beschikbaar moet zijn voor het werk. Vooraf is niet bekend of – en zo ja: wanneer – wordt gewerkt.
• Beschikbaarheidsdiensten worden vastgelegd in een rooster.
• Medewerkers kunnen niet verplicht worden tot beschikbaarheidsdiensten als dat – aangetoond door een indicatie van de Arbodienst – gezien hun fysieke en/ of sociale belastbaarheid niet in redelijkheid van hen gevraagd kan worden.
Vergoeding beschikbaarheid
Voor de beschikbaarheid tijdens beschikbaarheidsdiensten wordt – ongeacht of er oproepen volgen voor werk – de volgende vergoeding betaald:
• € 1,80 bruto per uur op maandag 00.00 uur tot zaterdag 17.00 uur;
• € 3 bruto per uur op zaterdag 17.00 uur tot zondag 24.00 uur en op feestdagen.
Vergoeding in tijd is mogelijk, als de medewerker en de manager het daarover eens zijn. Deze bedraagt (bij een volledige beschikbaarheidsdienst van maandag tot en met zondag) 1⁄10 van de wekelijkse arbeidsduur.
Vergoeding gewerkte uren
Medewerkers tot en met functiegroep 8 krijgen voor daadwerkelijk gewerkte uren tijdens de beschikbaarheidsdienst uitbetaald zoals bepaald in paragraaf II 3.4 ‘Meerwerk’. Als deze gewerkte uren vallen op werktijden met toeslag,
is eveneens de toeslag van toepassing zoals vermeld in paragraaf II 3.3 ‘Werktijden met toeslag’. Medewerkers kunnen kiezen of de extra vergoeding in tijd of in geld wordt uitgekeerd. Uitkering in tijd is alleen mogelijk als de werkgever hiertegen geen organisatorische bezwaren heeft.
Nachtelijke uren
De keuze voor tijd of geld, geldt niet voor de uren die de medewerker
’s nachts moet werken. Deze uren worden uiterlijk de volgende dag vóór
24.00 uur in tijd gecompenseerd.
3.6 Gezond en veilig (thuis)werken
Algemeen
Rabo@Anywhere is de nieuwe manier van werken bij Rabobank in Nederland. De voordelen van thuiswerken gecombineerd met de voordelen van werken op kantoor. Waarbij de medewerker een bewuste keuze maakt voor de locatie: thuis, in een RaboHouse of bijvoorbeeld bij een klant.
Manager en medewerker maken samen afspraken over de verhouding thuiswerken en op kantoor werken. Op dagen dat er thuis wordt gewerkt, is er recht op de thuiswerkvergoeding. Op kantoorwerkdagen ontvangt de
medewerker de tegemoetkoming reiskosten woon-werkverkeer (artikel 2.9), conform de bestaande afspraken die hierover met de medewerker zijn gemaakt.
Op kantoor kan de medewerker gebruik maken van werkplekken die voldoen aan de Arbonormen. Ook als de medewerker thuis werkt, moet de medewerker het werk op een verantwoorde en gezonde manier (kunnen) uitvoeren.
Werkgever en medewerkers dragen samen zorg voor veilig en gezond thuiswerken. De werkgever geeft hier invulling aan door te zorgen voor informatie op het HR Portaal over het inrichten van een gezonde werkplek thuis, het bestellen van thuiswerkfaciliteiten, gezond beeldschermwerk, een gezonde werkhouding en ook over gezond en vitaal leven.
Maandelijkse thuiswerkvergoeding
De medewerker die thuis werkt, ontvangt een maandelijkse netto thuiswerk- vergoeding van € 40, uitgaande van gemiddeld 5 thuiswerkdagen per
week. De vergoeding wordt naar rato toegekend van het gemiddeld aantal werkdagen dat per week thuis wordt gewerkt. De thuiswerkvergoeding kan door de medewerker naar keuze worden gebruikt voor kosten die in verband met thuiswerken worden gemaakt, bijvoorbeeld kosten voor koffie, thee, kantoorfaciliteiten, elektriciteit, etc.
Internetvergoeding
Om thuis te kunnen werken ontvangt de medewerker maandelijks een internetvergoeding van maximaal € 40 netto bij een arbeidsduur van 36 uur of meer. Bij een kortere arbeidsduur is de internetvergoeding naar rato.
Studieafspraak toekomstige manier van werken
Cao-partijen hebben afgesproken om gedurende de looptijd gezamenlijk een studie te doen naar de impact van de toekomstige manier van werken (waarin thuiswerken een grotere rol blijft spelen) op verschillende cao- onderwerpen. Zo zal o.a. de impact op het begrip standplaats en de effecten hiervan, waaronder het sociaal plan, worden meegenomen.
Op basis van de uitkomsten van de studie zullen waar nodig voorstellen worden gedaan voor aanpassen, afschaffen of juist introduceren van nieuwe afspraken over cao-onderwerpen.
3.7 Verlofuren
De verlofuren in deze paragraaf zijn verlofuren met behoud van salaris.
Verlofrecht
Per 1 januari 2024 is het verlofrecht 172,8 uur per kalenderjaar bij een gemiddelde arbeidsduur van 36 uur per week. Dit is inclusief de verlofuren
voor de diversiteitsdag. Voor medewerkers die op 30 april 2009 al in dienst van de werkgever waren én sindsdien aansluitend in dienst van de werkgever zijn gebleven, geldt dat het aantal verlofuren waarop de medewerker aanspraak maakt, afhankelijk is van de leeftijd van de medewerker op 31 december 2010 en van de arbeidsduur. Voor deze
doelgroep hebben cao-partijen een overgangsregeling afgesproken van 5 jaar tot 1 januari 2029.
Verlof | |
Tot en met 34 jaar* | 180 uur |
35 tot en met 44 jaar* | 187,2 uur |
45 tot en met 54 jaar* | 201,6 uur |
55 tot en met 64 jaar* | 208,8 uur |
Per 1 januari 2024 geldt voor deze doelgroep bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur het volgende recht op verlof (inclusief verlofuren voor de diversiteitsdag):
* Leeftijd op 31 december 2010
Verlof | |
Tot en met 34 jaar* | 172,8 uur |
35 tot en met 44 jaar* | 172,8 uur |
45 tot en met 54 jaar* | 180 uur |
55 tot en met 64 jaar* | 187,2 uur |
Per 1 januari 2029 geldt voor deze doelgroep bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur het volgende recht op verlof (inclusief verlofuren voor de diversiteitsdag):
* Leeftijd op 31 december 2010
Medewerkers kunnen naar eigen wens verlofuren bijkopen van hun Employee Benefit Budget. Het aantal uren dat van het Employee Benefit Budget bijgekocht kan worden, is gemaximeerd op 10% van de voor de medewerker geldende arbeidsduur op jaarbasis. Op 31 december mag het aantal verlofuren niet meer bedragen dan 13 keer de arbeidsduur van de medewerker per week.
Naar evenredigheid
Bij een kortere of langere gemiddelde arbeidsduur per week wordt het recht op verlofuren naar evenredigheid berekend. Ook bij indiensttreding of uitdiensttreding in de loop van een kalenderjaar wordt het verlof naar
evenredigheid berekend. Gedeelten van een halve maand worden daarbij naar boven afgerond op een halve maand.
Verlof opnemen
Na overleg met de medewerker stelt de werkgever vast wanneer verlof wordt opgenomen. De werkgever toetst daarbij aan zaken die betrekking hebben op het bedrijfsbelang: de continuïteit van de bedrijfsvoering, de dienst- verlening aan de klant, de organisatorische mogelijkheden en de kosten.
De medewerker heeft het recht om één keer in de 5 jaar een aaneengesloten periode van verlof van ten hoogste 13 weken op te nemen (sabbatsverlof).
Een dergelijk verlof dient bij voorkeur te worden opgenomen op ‘natuurlijke momenten’, zoals bij wisseling van functie. Het kan eventueel worden gecombineerd met andere vormen van verlof, als de manager daarin toestemt.
Verlofkaart
De verlofuren per medewerker worden bijgehouden op een verlofkaart in Workday. Het totaal aan verlofuren mag op 31 december niet meer bedragen dan 13 keer de arbeidsduur per week van de medewerker.
Waarde van een (verlof)uur
Per 1 januari 2024 is de waarde van een (verlof )uur het jaarinkomen (inclusief de eventuele persoonlijke toeslag en ploegentoeslag) plus EBB gedeeld door 52 keer de gemiddelde arbeidsduur per week.
Ziek tijdens verlof
Medewerkers die tijdens verlof ziek worden, hoeven de gemiste verlofuren niet van de verlofkaart af te boeken. Voorwaarde is wel dat de medewerker zich op de correcte manier ziekmeldt bij de manager en zich houdt aan de gedragsregels bij ziekte.
Einde dienstverband
Bij beëindiging van het dienstverband worden de resterende verlofuren uitbetaald. Als de medewerker overstapt van Rabobank naar Obvion of vice versa, kunnen de verlofuren ook worden meegenomen naar de volgende werkgever. Het aantal mee te nemen verlofuren mag niet méér zijn dan 13 keer de basisarbeidsduur zoals die geldt bij de volgende werkgever. Als verlof wordt meegenomen, mag de medewerker binnen 3 jaar na indiensttreding bij de volgende werkgever een aaneengesloten periode van verlof opnemen van maximaal 13 weken.
Vervallen verlof
In afwijking van de wettelijke bepalingen vervallen verlofuren als deze 5 jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin ze zijn ontstaan niet zijn gebruikt. Dit geldt niet voor gekochte verlofuren.
3.8 Feestdagen
Feestdagen
Medewerkers hebben recht op verlof met behoud van salaris op: Nieuwjaarsdag, eerste en tweede paasdag, Koningsdag, Hemelvaartsdag, eerste en tweede pinksterdag, eerste en tweede kerstdag.
Diversiteitsdag
Binnen het verlofrecht zijn uren toegekend voor een diversiteitsdag naar rato van de omvang van de arbeidsduur. De diversiteitsdag is een vrij
in te vullen feestdag. Medewerkers kunnen op deze dag een verlofdag opnemen. Dit kan een zelfgekozen feestdag zijn of een dag die volgens geloofs- of levensovertuiging geldt als feestdag, bijvoorbeeld Goede Vrijdag, Eidal-Fitr (Suikerfeest) of Divali (Lichtjesfeest). Medewerkers kunnen niet verplicht worden om te werken op een dag die volgens hun geloofs- of levensovertuiging geldt als feestdag.
Coöperatiedag
Cao-partijen vinden het belangrijk dat medewerkers de mogelijkheid krijgen om onder werktijd een maatschappelijke bijdrage te leveren. Daarom krijgen medewerkers vanaf 1 januari 2024 elk kalenderjaar een coöperatiedag.
Medewerkers kunnen 1 werkdag individueel of in teamverband een bijdrage leveren aan een eigen gekozen maatschappelijk doel. Het moment van opnemen van deze dag gebeurt in overleg met de manager, administreren in Workday is niet nodig. Hiermee draagt de medewerker bij aan ‘Growing a better world together’.
Aanwijzen verplichte vrije dag
De werkgever kan, met instemming van de OR, per kalenderjaar één dag voor (een deel van) een bedrijfsonderdeel besluiten tot sluiting van het betrokken bedrijfsonderdeel (bijvoorbeeld op Goede Vrijdag). Dit verplichte verlof komt in mindering op de verlofkaart.
Samenvallen roostervrije dag
Een feestdag of een aangewezen verplichte vrije dag, die samenvalt met een roostervrije dag van de medewerker, wordt niet gecompenseerd.
Plaatselijk gebruik
Als op andere dagen dan de genoemde feestdagen niet wordt gewerkt vanwege een plaatselijk of ander gebruik, kan de manager het verlof in mindering brengen op de verlofkaart.
3.9 Zorgverlof
Afbakening
Zorgverlof omvat een aantal wettelijke verlofvormen die bijdragen aan het evenwicht tussen arbeid en zorg (Wet Arbeid en Zorg, Stb 2018,451). Bij enkele vormen van zorgverlof staat hieronder een toelichting over afspraken gemaakt die gunstiger zijn voor de medewerkers dan de wet vereist. Meer informatie over de verschillende verlofvormen is te vinden op het HR Portaal.
Zwangerschaps- en bevallingsverlof
Tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof van 16 weken ontvangt de medewerker 100% van het laatstverdiende salaris.
Geboorteverlof en aanvullend geboorteverlof
De medewerker van wie de partner bevalt, heeft in aanvulling op het wettelijke geboorteverlof van 1 week, gedurende de eerste 26 weken na de geboorte recht op aanvullend geboorteverlof van 5 keer de arbeidsduur per week. Tijdens het aanvullend geboorteverlof van 5 weken wordt de wettelijke uitkering van 70% aangevuld, zodat 100% van het salaris wordt doorbetaald.
Ouderschapsverlof
Er is recht op 26 weken ouderschapsverlof totdat het kind 12 jaar wordt. Na het ouderschapsverlof keert de medewerker terug in de functie die hij daarvoor vervulde, tenzij de manager en de medewerker iets anders afspreken.
Xxxxxxx ouderschapsverlof
Per 2 augustus 2022 gaat de Wet betaald ouderschapsverlof (Wbo) in. Medewerkers mogen dan in het eerste levensjaar van het kind 9 weken van hun ouderschapsverlof (gedeeltelijk) betaald opnemen tegen 70% van het maximum dagloon. Als aanvulling op de wettelijke regeling wordt het salaris de eerste 4 weken van het betaald ouderschapsverlof tot 100% aangevuld.
Deze aanvulling geldt voor ouderschapsverlof voor een kind dat op of na
1 januari 2023 wordt geboren of in het gezin wordt opgenomen in geval van een adoptie-of pleegkind. Het betaald ouderschapsverlof moet binnen
12 maanden na de geboorte van het kind opgenomen worden. Als het om een adoptie-of pleegkind gaat moet het verlof opgenomen worden binnen 12 maanden na opname in het gezin en voordat het kind 8 wordt. De overige 17 weken ouderschapsverlof zijn onbetaald.
Adoptieverlof
Er is recht op 6 weken adoptieverlof. Tijdens dit verlof wordt het salaris van de medewerker voor 100% doorbetaald.
Kortdurend zorgverlof
Kortdurend zorgverlof is een wettelijk recht op (deels) betaald verlof.
Dit verlof kan door de medewerker worden aangevraagd bij ziekte of hulpbehoevendheid van iemand uit de omgeving van de medewerker waarbij de medewerker redelijkerwijs de zorg op zich moet nemen. Kortdurend zorgverlof bedraagt maximaal 2 keer de wekelijkse arbeidsduur in een periode van 12 maanden. Tijdens kortdurend zorgverlof wordt het wettelijk percentage van 70% aangevuld, zodat 100% van het salaris wordt doorbetaald.
Calamiteiten verlof
Calamiteitenverlof is een wettelijk recht op verlof om een dringend privé- probleem op te lossen. Tijdens calamiteitenverlof wordt het salaris 100% doorbetaald.
Rouw
Het verlies van een dierbare is een ingrijpende gebeurtenis. Xxxxxxxxxxxxxx is persoonlijk en kan voor iedereen anders zijn. Omgaan met rouw en rouwverwerking op de werkvloer is maatwerk. Het is belangrijk dat de manager en de collega’s zich bewust zijn van de impact van hun gedrag
op de medewerker die rouwt. De werkgever biedt de medewerkers ruimte voor rouwverwerking. Medewerker en manager kunnen afspraken maken over bijvoorbeeld tijdelijk aangepaste werktijden en/of minder belastende werkzaamheden en bespreken hoeveel verlof met behoud van salaris een medewerker nodig heeft.
3.10 Onbetaald verlof
Afbakening
Onbetaald verlof is een periode van verlof zonder doorbetaling van salaris.
Doelgroep
Medewerkers die tenminste 1 jaar in dienst zijn, kunnen eens per 2 jaar verzoeken om een periode van onbetaald verlof.
Toekenning
De medewerker en manager bespreken de duur en het tijdstip van verlof. Uiteindelijk beslist de manager. Het bedrijfsbelang is hierbij bepalend.
Voortzetting pensioenopbouw
De pensioenopbouw wordt tijdens onbetaald verlof beperkt tot 50% gedurende de eerste 26 weken, berekend op basis van het inkomen voorafgaand aan het verlof. In geval van deeltijd onbetaald verlof wordt de periode van 26 weken evenredig verlengd.
De medewerker die onbetaald verlof opneemt, kan – rekening houdend met fiscale grenzen – de pensioenopbouw voor eigen rekening aanvullen tot 100%. Bij verlof langer dan 26 weken kan de medewerker de pensioenlasten
geheel voor eigen rekening nemen. De vrijwillige aanvulling is gemaximeerd tot een periode van 1 jaar na ingang van het verlof.
Het bepaalde over voortzetting pensioenopbouw geldt, om fiscale redenen, niet voor medewerkers die onbetaald verlof opnemen voorafgaand aan pensionering.
Risicodekking
Het verlof heeft geen effect op de grondslag voor uitkering bij overlijden en arbeidsongeschiktheid.
Terugkeer na verlof
Als het verlof niet meer dan 13 keer de gemiddelde arbeidsduur per week is, keert de medewerker na afloop daarvan terug in zijn eigen functie. Xxxxx het verlof langer, dan maken manager en medewerker afspraken over het al dan niet terugkeren in de eigen functie.
3.11 00-00-000 regeling
In het kader van duurzame inzetbaarheid geldt een 00-00-000 regeling. Met deze regeling kan de medewerker maximaal 4 jaar voor de ingangsdatum van de AOW-gerechtigde leeftijd 80% van de arbeidsduur werken,
met behoud van 90% van het maandinkomen en de volledige (100%) pensioenopbouw. De regeling geldt voor medewerkers die 10 jaar of langer in dienst zijn van de werkgever en een arbeidsduur hebben van minimaal 32 uur per week. De medewerker die deelneemt aan de 00-00-000 regeling kan geen gebruik maken van de seniorenregeling. Voorafgaand aan uitdiensttreding of pensionering moeten alle verlofuren zijn opgenomen.
Deelname aan de regeling vindt plaats na overleg met de manager.
Doorwerking naar andere arbeidsvoorwaarden
De vermindering van de arbeidsduur (naar 80% van de oorspronkelijke arbeidsduur) wordt voor de helft doorberekend (10%) in de op het salaris gebaseerde arbeidsvoorwaarden. Deze arbeidsvoorwaarden worden gebaseerd op 90% van het maandinkomen. Met uitzondering van de volgende arbeidsvoorwaarden:
• De pensioenopbouw wordt voortgezet op basis van de oorspronkelijke arbeidsduur.
• Het aantal verlofuren en de internetvergoeding worden gebaseerd op de feitelijke arbeidsduur (80% van de oorspronkelijke arbeidsduur).
• De tegemoetkoming woon-werkverkeer en de thuiswerkvergoeding worden gebaseerd op het aantal reis- respectievelijk thuiswerkdagen van de medewerker gedurende deelname aan de regeling.
3.12 Seniorenregeling
De seniorenregeling is een regeling voor vermindering van de arbeidsduur per week voor oudere medewerkers.
Geen nieuwe toetredingen mogelijk
De seniorenregeling is beëindigd per 1 januari 2014. Voor de medewerkers die voor die datum al gebruik maakten van de seniorenregeling blijft deze van kracht, maar er kunnen geen nieuwe deelnemers meer toetreden. Meer informatie over de seniorenregeling is te vinden op het HR Portaal.
3.13 Verlof pensioencursus
Voor deelname aan een cursus ter voorbereiding op het pensioen krijgt een medewerker betaald verlof. Dit verlof is maximaal 5 dagen en het kan worden opgenomen in een periode van 2 jaar voorafgaand aan de pensionering.
De werkgever betaalt de cursuskosten – ook voor deelname aan de cursus door de partner van de medewerker.
Hoofdstuk 4. Loopbaan en ontwikkeling
Persoonlijke en professionele ontwikkeling van de medewerker is pure noodzaak: hoe blijft de medewerker waardevol voor de organisatie, blijft het plezier in het werk behouden en hoe houdt de medewerker waarde op de arbeidsmarkt? Dat is belangrijk voor de medewerker zelf, maar ook voor de organisatie.
Medewerkers groeien mee met hun huidige werk én in de richting van een volgende functie. En dat gedurende hun hele loopbaan. De organisatie faciliteert ontwikkeling en beweging en kijkt samen met de medewerker naar de toekomst. Niet vrijblijvend: de medewerker heeft nadrukkelijk ook eigen verantwoordelijkheid als het gaat om ontwikkeling en het pakken van kansen.
In dit hoofdstuk wordt de context geduid waarbinnen organisatie en medewerker permanent aandacht moeten hebben voor ontwikkeling en welke faciliteiten de organisatie de medewerker biedt ter ondersteuning hiervoor.
4.1 Inzetbaarheid
Afbakening
Inzetbaarheid betekent dat:
• medewerkers in hun huidige functie goed functioneren en ook als zodanig worden beoordeeld;
• medewerkers kunnen meebewegen met toekomstige ontwikkelingen in de organisatie;
• medewerkers steeds voldoende gekwalificeerd zijn voor de arbeidsmarkt, zowel binnen als buiten de organisatie.
Wederzijdse verantwoordelijkheid
Inzetbaarheid is in het belang van werkgever én medewerker. Het werken aan inzetbaarheid is dan ook een gedeelde verantwoordelijkheid. De medewerker neemt initiatief en investeert in zijn ontwikkeling. De manager praat met de medewerker over de mogelijkheden voor de toekomst, zowel binnen als buiten de organisatie. Hij faciliteert vervolgens de plannen die hieruit voortkomen.
Organisatieverandering
Medewerkers worden voor zover mogelijk geïnformeerd over toekomstige ontwikkelingen in de organisatie en over de gevolgen daarvan voor
de personele bezetting, op basis van de informatievoorziening aan de ondernemingsraad over collectieve ontwikkelingen.
Functie-eisen en kwaliteiten medewerker
Inzetbaarheid begint met een goede aansluiting tussen de taken van de medewerker en zijn ervaring en capaciteiten. Manager en medewerker zijn samen verantwoordelijk voor die aansluiting. Ze nemen samen het initiatief om een passende oplossing te vinden (binnen of buiten de organisatie) als de functie-eisen en werkbelasting niet aansluiten bij de capaciteiten van de medewerker. Dit geldt ook als er sprake is van disfunctioneren.
Gespreksmomenten inzetbaarheid
De huidige en toekomstige inzetbaarheid van de medewerker is een terugkerend gespreksonderwerp binnen GROW!. In die gesprekken komt aan de orde wat nodig is om de kennis en vaardigheden van de medewerker te laten aansluiten bij het werk en de eisen die de organisatie stelt, nu en in de toekomst.
Regie op je loopbaan gesprek
Om medewerkers te faciliteren op het gebied van werk, loopbaan en inzetbaarheidsvraagstukken kan iedere medewerker die daar behoefte aan
heeft gedurende de looptijd van deze cao een ‘Regie op je loopbaan gesprek’ van 1 uur aanvragen bij CareerHub. Dit gesprek vindt onder werktijd plaats en de kosten komen voor rekening van de werkgever. In dit gesprek wordt gekeken waar de medewerker op dat moment behoefte aan heeft. Het doel is om medewerkers te coachen op het nemen van eigen regie en het op weg helpen met het maken van een actieplan dat bijdraagt aan de inzetbaarheid van de medewerker.
Stage
Een stage binnen of buiten de Rabobank is een mogelijkheid die medewerker en manager in overleg kunnen inzetten, als oriëntatie op een andere werkomgeving of functie.
Loopbaanportaal
Alle medewerkers kunnen gebruik maken van het loopbaanportaal, dat op een geordende manier toegang geeft tot een divers aanbod van
loopbaaninstrumenten en -tests met als doel medewerkers in staat te stellen hun inzetbaarheid te vergroten.
4.2 Studiefaciliteiten verplichte opleidingen en functiegerichte opleidingen
Afbakening
Verplichte opleidingen zijn opleidingen waarvan de werkgever aangeeft dat deze noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de huidige functie en/of noodzakelijk zijn voor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst.
Functiegerichte opleidingen zijn opleidingen die direct bijdragen aan het goed functioneren van de medewerker in zijn huidige functie.
De studiefaciliteiten voor verplichte opleidingen en functiegerichte opleidingen bestaan uit studieverlof en een vergoeding van de studiekosten. Deze studiefaciliteiten gelden alleen voor die opleidingen waarover
afspraken zijn gemaakt tussen manager en medewerker. Waarvoor het volgende geldt:
Vergoeding studiekosten
De kosten van verplichte en functiegerichte opleidingen worden volledig vergoed. Onder studiekosten vallen:
• cursusgelden;
• (her-)examenkosten;
• verplichte studieboeken;
• extra reiskosten tussen woonplaats en cursuslocatie;
• verblijfskosten die vanwege de opleiding gemaakt moeten worden.
Studieverlof
Studieverlof voor verplichte en functiegerichte opleidingen wordt als volgt bepaald:
• de lesuren worden in principe in werktijd gevolgd. Indien er sprake is van een E-learning zonder les- en/of contacturen dan worden de
studiebelastingsuren gezien als lesuren. Als de lesuren buiten werktijd plaatsvinden, worden de uren in overleg tussen de manager en medewerker gecompenseerd in tijd (100%) of in geld (116,3%);
• voor verplichte opleidingen worden de door het opleidingsinstituut opgegeven studiebelastingsuren (exclusief de lesuren) voor voorbereiding en huiswerkopdrachten gecompenseerd met studieverlof.
• voor functiegerichte opleidingen geldt dat voor voorbereiding en huiswerkopdrachten de eerste 50 uur van de door het opleidingsinstituut opgegeven studiebelastingsuren (exclusief de lesuren) als eigen tijd gelden. Van de resterende uren wordt 50% – met een maximum van
50 uur per 12 maanden – gecompenseerd met studieverlof.
Examens
Voor tentamens en (her-)examens onder werktijd wordt buitengewoon verlof verleend.
4.3 Ontwikkelbudget
Algemeen
Om medewerkers meer eigen keuzeruimte en regie te geven met betrekking tot hun persoonlijke en professionele ontwikkeling, wordt jaarlijks aan medewerkers een ontwikkelbudget toegekend. Met dit budget kunnen medewerkers, binnen fiscale grenzen, zelf keuzes maken welke opleiding(en), training(en) en/of workshop(s) zij willen volgen, dan wel van welk loopbaaninstrument zij gebruik willen maken.
Toekenningsgrond
Aan alle medewerkers die op 1 januari van enig kalenderjaar in dienst zijn van de werkgever wordt het ontwikkelbudget voor dat jaar toegekend.
Hoogte
Het ontwikkelbudget bedraagt € 1.400 per jaar.
Opsparen en vervallen
Het (resterende) budget van een jaar mag worden toegevoegd aan het budget van de 2 opvolgende jaren. De bestedingstermijn is hiermee
3 kalenderjaren. Dat wil zeggen dat het budget dat in enig jaar is toegekend vervalt aan het einde van het derde kalenderjaar waarin je het mag besteden. Bij uitdiensttreding vervalt het niet gebruikte budget in zijn geheel.
Besteding
Medewerkers kunnen hun budget naar eigen wens en behoefte besteden aan:
• Opleidingen, trainingen en/of cursussen die gericht zijn op ontwikkeling van skills (vaardigheden, competenties, capaciteiten en kennis) die bijdragen aan het verwerven van ander werk binnen of buiten de organisatie.
• Trainingen, workshops, coaching en andere loopbaaninstrumenten om inzicht te krijgen in de arbeidsmarkt en/of de eigen arbeidsmarktpositie en het versterken hiervan.
Opleidingen, trainingen, cursussen en/of loopbaanactiviteiten moeten uitdrukkelijk werkgerelateerd zijn en mogen geen hobby- of vrijetijdsdoeleinden dienen.
Vanuit het ontwikkelbudget worden door de medewerker de opleidings- kosten, inclusief BTW en eventuele verblijfs- en overnachtingskosten, bekostigd. Reiskosten kunnen, voor zo ver aan de orde, door de medewerker via het reguliere proces van zakelijke reiskosten worden gedeclareerd.
In principe wordt het aanbod van de preferred suppliers van Rabobank benut, tenzij een door de medewerker gewenste opleiding, training, cursus en/of loopbaanactiviteit niet door hen aangeboden wordt.
Dit aanbod is via een digitale catalogus door medewerkers te raadplegen. Vakorganisaties zijn, naast andere bureaus, preferred supplier voor wat betreft loopbaanchecks.
Tijdsbesteding
De medewerker moet door zijn manager in de gelegenheid worden gesteld de opleiding, training en/of workshop van zijn keuze te kunnen volgen. De helft van de opleidingsuren (ongeacht of deze binnen of buiten de individuele werktijden voor de medewerker vallen) komt voor rekening van de werkgever en de helft van de opleidingsuren komt voor rekening van de medewerker.
Dit geldt tot een maximum van in totaal 100 uur (50 uur werkgever/50 uur medewerker) per kalenderjaar. Het maximum aantal uur geldt naar rato bij een parttime dienstverband. Praktisch betekent dit, dat de medewerker voor de uren die hij onder zijn werktijd afwezig is voor de opleiding, de helft van dit aantal uren verlof opneemt of in overleg met zijn manager op een ander moment in tijd inhaalt. Indien de opleiding buiten de werktijd van
de medewerker plaatsvindt, kan de medewerker de helft van het aantal opleidingsuren in overleg met zijn manager op een ander moment in vrije tijd opnemen. Als de opleidingsuren in totaal meer dan 100 uur per kalenderjaar bedragen (naar rato bij een parttime dienstverband), komt het meerdere aan
uren in zijn geheel voor rekening van de medewerker. De medewerker neemt in geval de opleidingsuren binnen de individuele werktijden plaatsvinden voor deze meerdere uren verlof op.
Aanvullende bijdrage werkgever
Een medewerker kan als zijn (opgespaarde) budget ontoereikend is, met zijn manager in gesprek gaan over de door hem gewenste ontwikkelfaciliteit en/ of opleiding. Aan dit gesprek moet een ontwikkelplan of ontwikkelafspraken tussen manager en medewerker ten grondslag liggen. De manager kan beslissen om aanvullend op het ontwikkelbudget een (gedeeltelijke) bijdrage van de kosten toe te kennen.
Terugbetalingsregeling
Als een medewerker in aanvulling op het ontwikkelbudget (een gedeelte van) de kosten van een ontwikkelfaciliteit of studie toegekend krijgt, geldt voor dit aanvullende bedrag een terugbetalingsregeling. Terugbetaling kan in de volgende situaties aan de orde zijn:
Voortijdige beëindiging
In geval van tussentijdse beëindiging of het niet behalen van de opleiding, kan 20% van het toegekende aanvullende bedrag worden teruggevorderd. Als een manager van mening is dat – gelet op de omstandigheden – terugvordering onredelijk is, kan hij beslissen niet terug te vorderen.
Doorstroming
Als een medewerker doorstroomt naar een andere functie binnen de organisatie vindt géén terugvordering plaats. Wel zal bij doorstroom van Rabobank naar Obvion of vice versa een onderlinge verrekening plaatsvinden. Wanneer het dienstverband vervolgens alsnog op eigen verzoek of om dringende reden wordt beëindigd, is de medewerker wel
terugbetaling verschuldigd. Voor alle verrekeningen wordt onderstaande verrekeningstabel gebruikt.
Beëindiging dienstverband
Als het dienstverband door de medewerker op eigen verzoek of door de werkgever om dringende reden wordt beëindigd, wordt een gedeelte van de aanvulling op het ontwikkelbudget dat door de werkgever is toegekend, teruggevorderd. De hoogte van die terugvordering hangt af van de hoogte
van de toegekende aanvulling én het moment waarop deze werd toegekend.
• Het moment van toekenning is de maand waarin het bedrag aan de medewerker via de salarisbetaling is uitbetaald. Indien bij uitzondering de betaling door de werkgever rechtstreeks aan het opleidingsinstituut is gedaan, is dit de datum waarop volgens het opleidingsinstituut de eerste studiedag begon.
Voor de berekening van een eventuele terugvordering geldt de volgende verrekeningstabel:
Hoogte totaal aanvullende bijdrage(n) | Moment van toekenning voor einde dienstverband | ||
1 t/m 12 maanden | 13 t/m 24 maanden | 25 t/m 36 maanden | |
tot € 3.000 | 30% van de aanvullende bijdrage | ||
€ 3.000 tot € 4.500 | 60% van de aanvullende bijdrage | 30% van de aanvullende bijdrage | |
€ 4.500 en meer | 90% van de aanvullende bijdrage | 60% van de aanvullende bijdrage | 30% van de aanvullende bijdrage |
Terugbetalingsregeling voor loopbaangerichte opleidingen
Op studiekosten en studieverlof welke vóór 1 januari 2017 zijn toegekend voor loopbaangerichte opleidingen op grond van de voorgaande Rabobank cao’s, is de terugbetalingsregeling uit de Rabobank cao 2016 van toepassing.
Hoofdstuk 5. Ziekte (ziekteverzuim)
Langdurig ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid hebben een grote impact op zowel de medewerker als de organisatie. Deze situaties vergen extra aandacht.
Ziekteverzuim en/of arbeidsongeschiktheid hoeft niet te betekenen dat een medewerker niet meer inzetbaar is.
Door aanpassingen in het eigen werk of het aanbieden van (aangepast) ander werk binnen of buiten de organisatie is het vaak mogelijk aan het werk te blijven.
De werkgever spant zich samen met de medewerker in om de medewerker duurzaam aan het werk te houden, rekening houdend met de mogelijkheden en beperkingen van de medewerker en de organisatie. Van zowel werkgever als medewerker wordt geredeneerd vanuit goed werkgever- en werknemerschap.
Aangepast- of ander werk kan leiden tot een achteruitgang in inkomen. Deze inkomensachteruitgang wordt deels gecompenseerd. Het principe ‘werken loont’ is hierop van toepassing. Met als uitgangspunt de arbeidsmogelijkheden optimaal te benutten.
5.1 Ziekte algemeen
Definitie
Ziekte betekent dat de medewerker door een lichamelijke of geestelijke toestand zoals bedoeld in artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek (BW), de afgesproken werkzaamheden niet, niet volledig of niet gedurende de afgesproken arbeidsduur kan uitvoeren.
Wettelijke rechten en plichten
Er zijn wettelijke rechten en plichten rond ziekte en arbeidsongeschiktheid voor zowel de werkgever als de medewerker. Aan die regels moet iedereen zich houden.
Deskundigenoordeel
Wanneer de werkgever of de medewerker zich niet kan vinden in het advies van de bedrijfsarts, of het niet eens is met de wijze van re-integratie of de mate van belastbaarheid, dan is het mogelijk om een deskundigenoordeel aan te vragen bij het UWV. Alleen het UWV is bevoegd om een deskundigenoordeel te geven. Dit deskundigenoordeel van het UWV is niet bindend voor de werkgever of de medewerker.
Second opinion
Wanneer de medewerker gegronde twijfels heeft over het advies van de bedrijfsarts kan de medewerker na overleg met de eigen bedrijfsarts een second opinion aanvragen bij een andere bedrijfsarts, niet werkzaam bij de Arbodienst van Rabobank of voor de arbodienst van Obvion. Op basis van het advies van de second opinion bedrijfsarts beslist de eigen bedrijfsarts of het eerste advies moet worden aangepast. Een second opinion is niet in iedere situatie het (meest) geschikte instrument. De eigen bedrijfsarts mag een second opinion alleen gemotiveerd afwijzen. In sommige gevallen is de second opinion volgens de wet niet mogelijk.
Melden arbeidshandicap of Structurele Functionele Beperking (SFB)-status
Wanneer er sprake is van een arbeidshandicap of structurele functionele
beperking is de medewerker 2 maanden na aanvang van het dienstverband verplicht dit, bij de werkgever te melden.
Maximering
Het inkomen van een zieke medewerker zal nooit hoger zijn dan het inkomen dat deze zou ontvangen als hij niet ziek was.
WIA of WAO
Voor medewerkers die ziek zijn geworden op of na 1 januari 2004 geldt de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Voor
medewerkers die voor 1 januari 2004 ziek zijn geworden, is de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) nog van kracht.
5.2 Loondoorbetaling bij ziekte
Wettelijke loondoorbetalingsverplichting
Bij ziekte is de werkgever wettelijk verplicht gedurende 104 weken (twee ziektejaren) 70% loon door te betalen. Voor het bepalen van die wettelijke periode van 104 weken worden periodes van ziekte die elkaar binnen
28 dagen opvolgen, bij elkaar opgeteld. De loondoorbetalingsverplichting kan verlengd worden als er sprake is van een loonsanctie (via UWV) of zwanger- schap. Als een medewerker na 104 weken nog (gedeeltelijk) ziek is, kan de medewerker een aanvraag voor een WIA-uitkering doen. Uiteraard gelden
hier ook plichten. Wanneer een medewerker arbeidsmogelijkheden heeft, is de werkgever verplicht te zoeken naar duurzame passende arbeid en is de medewerker verplicht passende arbeid te accepteren en verrichten die aange- boden wordt door de werkgever en welke passend zijn bij de mogelijkheden.
Opschorten of weigeren
In het Burgerlijk Wetboek worden de situaties genoemd waarin de zieke medewerker (tijdelijk) geen recht heeft op loonbetaling. Als deze zich voordoen, worden loondoorbetaling en de betaling van cao-aanvullingen bij ziekte door de werkgever opgeschort (loonopschorting) of geweigerd (loonstop).
Voorwaarden
Om in aanmerking te komen voor loondoorbetaling en aanvulling zoals bedoeld in deze cao, moet de (voormalig) medewerker:
• Het UWV machtigen om eventuele wettelijke uitkeringen aan de werkgever te betalen (deze worden verrekend met de betalingen die door de werkgever aan de medewerker worden gedaan);
• Volledige medewerking aan de werkgever verlenen als die de schade als gevolg van ziekte mogelijk op anderen kan verhalen.
• Volledig meewerken aan de re-integratieverplichtingen waaronder werken aan herstel, meewerken aan het opstellen en uitvoeren van een plan van aanpak.
5.3 Loondoorbetaling Rabobank tijdens het eerste en tweede ziektejaar
Grondslag voor loondoorbetaling gedurende ziekte (eerste en tweede ziektejaar)
Grondslag voor loondoorbetaling gedurende ziekte is het bruto
arbeidsinkomen plus het Employee Benefit Budget.
Het bruto arbeidsinkomen is het jaarinkomen plus de volgende vaste toeslagen:
• Persoonlijke toeslagen inclusief voortzetting van de bepaalde afbouw van een persoonlijke toeslag;
• Persoonlijk Budget;
• Toeslagen voor ploegendiensten.
Het Employee Benefit Budget (EBB)
Een zieke medewerker behoudt het recht op het EBB gedurende het eerste en het tweede ziektejaar. De hoogte van het EBB wordt gebaseerd op de mate (hoogte) van de loondoorbetaling gedurende het eerste en tweede ziektejaar en is een percentage van het maandinkomen.
De vastgestelde grondslag voor loondoorbetaling gedurende ziekte wordt jaarlijks, te rekenen vanaf de eerste ziektedag, aangepast met daarvoor in aanmerking komende algemene salarisaanpassingen op grond van de cao en, indien van toepassing, met daarvoor in aanmerking komende individuele salarisverhogingen of -verlagingen.
Loondoorbetaling door Rabobank
• De werkgever betaalt tijdens het eerste ziektejaar (eerste 52 weken ziekte) 100% van de grondslag voor loondoorbetaling gedurende ziekte.
• De werkgever betaalt tijdens het tweede (en eventueel verlengde) ziektejaar, bij geen werkhervatting, 80% van de grondslag voor loondoorbetaling gedurende ziekte.
• De werkgever betaalt tijdens het tweede (en eventueel verlengde) ziektejaar (na 52 weken ziekte) in het geval er sprake is van werkhervatting als volgt:
- Bij werkhervatting van minder dan 50% van de overeengekomen arbeidsduur betaalt de werkgever 85% van de grondslag voor loondoorbetaling gedurende ziekte.
- Bij werkhervatting van 50% of meer van de overeengekomen arbeidsduur betaalt de werkgever 95% van de grondslag voor loondoorbetaling gedurende ziekte.
Individuele salarisaanpassing bij ziekte
De jaarlijkse individuele salarisaanpassing voor medewerkers die door ziekte niet werken, wordt als volgt bepaald:
• Na afloop van het kalenderjaar waarin de medewerker ziek werd, wordt een beoordeling gemaakt over de periode tot aan de ziekmelding.
Die beoordeling bepaalt de salarisaanpassing.
• Voor het eerste daarop volgende kalenderjaar
wordt automatisch het beoordelings- resultaat ‘succesvol jaar’ toegekend, met de salarisaanpassing die daarbij hoort.
• In het tweede daarop volgende kalenderjaar vervalt het recht op een individuele salarisaanpassing.
Individuele salarisaanpassing bij werkhervatting
Als een medewerker het werk (gedeeltelijk) hervat, vindt de jaarlijkse beoordeling plaats over de hervatte werkzaamheden. Die beoordeling bepaalt de individuele salarisaanpassing. In het eerste ziektejaar vindt de salarisaanpassing plaats over het salaris alsof hij niet ziek was. In het tweede ziektejaar vindt de individuele salarisaanpassing plaats over de hoogte
van de loondoorbetaling (85 of 95% van het bruto arbeidsinkomen) en over de jaren na het (verlengde) tweede ziektejaar vindt de individuele salarisaanpassing plaats over het maandsalaris dat de medewerker verdient met werkhervatting.
Vervroegde WIA aanvraag (als sprake is van IVA)
Een medewerker kan zodanig arbeidsongeschikt zijn, dat al eerder duidelijk is dat de medewerker helemaal niet meer kan werken, ook niet in de toekomst. Bijvoorbeeld door een ernstige ziekte of ongeval. De medewerker kan dan een vervroegde WIA aanvragen. Dat kan al vanaf 3 weken ziekte tot de 68e ziekteweek. De uitkering gaat dan in de 10de week na de aanvraag in. De werkgever vult tot einde 104 weken loondoorbetalingsverplichting, de IVA-uitkering aan tot 100% van de grondslag voor loondoorbetaling gedurende ziekte.
Vergoedingen
Als een medewerker door ziekte in zijn geheel niet werkt, wordt de uitbetaling van de vaste reiskostenvergoeding, de thuiswerkvergoeding en de internetvergoeding, gestopt na één kalendermaand volgend op de maand waarin de medewerker ziek is geworden. Bij (gedeeltelijke) hervatting van
het werk worden de vergoedingen naar rato (aantal gewerkte uren) van de werkzaamheden en op basis van feitelijk thuiswerkdagen/reisdagen hervat.
Overgangsbepaling
Voor medewerkers die per 31 december 2022 al in hun tweede ziektejaar zitten of langer in het geval van een verlengde loondoorbetalings- verplichting geldt een overgangsbepaling. Ook voor deze medewerkers gelden de nieuwe afspraken waarbij de loondoorbetaling, bij ongewijzigde omstandigheden, niet lager wordt dan de loondoorbetaling die zij per 31 december 2022 ontvingen. Bij werkhervatting in een andere functie wordt voor het bepalen van de mate van arbeidsongeschiktheid de (relatieve) salarispositie meegenomen die de medewerker in zijn oude functie al
had bereikt.
Andere werkgever
Indien de medewerker tijdens de periode van 104 weken ziekte werk hervat (re-integratie) bij een andere werkgever dan behoudt deze het recht op loondoorbetaling door de Rabobank of Obvion. Dit wordt vormgegeven middels een detacheringsovereenkomst. De medewerker verstrekt alle relevante informatie om de loondoorbetaling correct te kunnen uitvoeren.
Arbeidstherapeutisch
Werk dat door een zieke medewerker op arbeidstherapeutische basis wordt verricht, draagt bij aan een duurzame re-integratie, maar geldt niet als werkhervatting en kan voor maximaal 6 weken worden ingezet. De hoogte van de uitkering blijft 80% van de grondslag voor loon- doorbetaling gedurende ziekte.
5.4 Inkomen na de wettelijke loondoorbetalingsverplichting
Wie langdurig ziek is, komt in aanraking met de Wet WIA. Deze wet omvat:
• IVA; de Inkomensvoorziening voor Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten (IVA), voor medewerkers die volledig arbeidsongeschikt zijn en die (vrijwel) geen kans hebben op herstel.
• WGA. De regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)
- WGA 80-100%. Volledig arbeidsongeschikt waarbij de verwachting is dat de arbeidsmogelijkheden nog zullen toenemen.
- WGA 35-80%. Gedeeltelijk arbeidsongeschikt met arbeidsmogelijkheden.
Een beslissing minder dan 35% arbeidsongeschikt – Geen recht op een WGA WIA uitkering
Het kan ook zijn dat het UWV bepaalt dat er geen recht is op een uitkering.
Dan ontvangt de medewerker een beslissing ‘Min 35% arbeidsongeschikt’.
Beëindiging arbeidsovereenkomst
Als na 2 jaar ziekte volledige arbeidsongeschiktheid (WGA 80-100% of IVA) wordt vastgesteld, er geen herstel mogelijk is binnen 26 weken en als er geen andere passende arbeid kan worden gevonden binnen de organisatie, dan neemt de werkgever het initiatief de arbeidsovereenkomst te beëindigen.
De arbeidsovereenkomst wordt niet beëindigd, indien en zolang daartegen zwaarwegende medische of sociale redenen zijn. De werkgever besluit hierover op grond van een zwaarwegend advies van de Arbodienst.
Recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP)
Indien een (voormalige) medewerker aansluitend op de eerste 104 weken van ziekte recht krijgt op een WGA-uitkering of IVA, in het kader van de wet WIA, dan heeft deze (voormalige) medewerker recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP).
Grondslag voor het arbeidsongeschiktheids-pensioen (AOP)
Grondslag voor het AOP is het bruto arbeidsinkomen.
• De aldus vastgestelde grondslag wordt jaarlijks te rekenen vanaf de eerste ziektedag, aangepast met daarvoor in aanmerking komende algemene salarisaanpassingen op grond van de cao en, indien van toepassing, met daarvoor in aanmerking komende individuele salarisverhogingen of
-verlagingen. Het AOP wordt in maandelijkse termijnen uitgekeerd.
EBB na het tweede ziektejaar
Na het (verlengde) tweede ziektejaar wordt alleen nog EBB uitgekeerd op basis van het maandsalaris dat de medewerker verdient met werkhervatting.
Hoogte AOP in geval van een IVA-uitkering
Een (voormalig) medewerker met een IVA-uitkering ontvangt na het tweede ziektejaar een arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP). Het AOP en de pensioenopbouw (premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid) worden gebaseerd op het midden van de arbeidsongeschiktheidsklasse op basis van gegevens van het UWV. De hoogte van de AOP-uitkering in het geval van een IVA-uitkering is:
• 5% over de grondslag voor het AOP tot het maximum Sociale Verzekeringsloon AOP en
• 80% over de grondslag voor het AOP boven het Sociale Verzekeringsloon
Medewerkers die per 31 december 2022 ziek zijn en gedurende de looptijd van deze cao recht krijgen op een IVA-uitkering, ontvangen tot het einde van de looptijd van deze cao (1 juli 2024), naast de AOP-uitkering een aanvullende uitkering van 5% over de grondslag AOP. Deze uitkering wordt door de Rabobank uitgekeerd. Vanaf 1 juli 2024 komt deze aanvullende uitkering te vervallen.
Hoogte AOP in geval van een WGA-uitkering
Een (voormalig) medewerker met een WGA-uitkering op grond van gedeeltelijke of volledige arbeidsongeschiktheid, ontvangt een arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP). Het AOP en pensioenopbouw (premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid) worden gebaseerd op het midden van de arbeidsongeschiktheids-uitkeringsklasse (AO-klasse)
op basis van gegevens van het UWV. Voor de categorie WGA 80-100% wordt een uitzondering gemaakt en is de AO-klasse 100%. De volgende arbeidsongeschiktheidspercentages en corresponderende AO-klassen worden gehanteerd:
Arbeidsongeschiktheid percentage | Arbeidsongeschiktheid klasse |
0-35% | 0% |
35-45% | 40% |
45-55% | 50% |
55-65% | 60% |
65-80% | 72,5% |
80-100% | 100% |
De hoogte van de AOP-uitkering – uit te keren in maandelijkse termijnen - is:
• 10% over de (op basis van de mate van arbeidsongeschiktheid bepaalde) grondslag voor het AOP tot het maximum Sociale Verzekeringsloon en
• 80% over de (op basis van de mate van arbeidsongeschiktheid bepaalde) grondslag voor het AOP boven het Sociale Verzekeringsloon.
Over het arbeidsgeschikte deel ontvangt de medewerker 100% van het bruto arbeidsinkomen over de gewerkte uren met de beperking dat het totale inkomen in enige maand (maandinkomen plus vaste toeslagen over gewerkte uren plus WGA-uitkering en plus AOP) niet hoger mag zijn dan het maandsalaris plus vaste toeslagen dat de medewerker zou hebben verdiend bij volledig vervullen van de overeengekomen arbeidsduur.
Minder dan 35% arbeidsongeschikt
Een medewerker die door het UWV minder dan 35% arbeidsongeschikt is bevonden, ontvangt géén WGA-uitkering.
• Medewerkers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn en minimaal 65% van de afgesproken arbeidsduur werken, ontvangen een cao- loonaanvulling van 80% van het bruto arbeidsinkomen over de niet gewerkte uren voor een periode van 38 maanden;
• Medewerkers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn en minder dan 65% van de afgesproken arbeidsduur werken, ontvangen loon op basis van hun gewerkte uren. Ook de pensioenopbouw is gebaseerd op het loon en op basis van de gewerkte uren.
Met deze medewerkers wordt het gesprek aangegaan over de invulling van hun werkzaamheden en het aantal te werken uren (het arbeidscontract).
De aanvullingsperiode van maximaal 38 maanden gaat in na afloop van het tweede ziektejaar of na afloop van de eventuele verlenging daarvan.
Ontbreken UWV-beslissing
Als het UWV aan het einde van het tweede ziektejaar nog geen beslissing heeft genomen over het recht op een WIA-uitkering, betaalt de werkgever een voorschot. Het voorschot komt overeen met het bedrag dat de medewerker zou ontvangen als het tweede ziektejaar nog van toepassing zou zijn. Als het uitblijven van de UWV-beslissing te wijten is aan, of voor risico komt van de medewerker zelf, dan wordt geen voorschot uitbetaald. Mocht de beslissing zijn dat de medewerker geen recht heeft op een WGA- uitkering dan zal het voorschot door de werkgever met de medewerker worden verrekend.
Regelingen voor iedere medewerker die op 31 december 2022 ziek is of per die datum een WIA-uitkering ontvangt
Voor deze groep gelden de volgende overgangsbepalingen:
Iedere medewerker die op 31 december 2022 in het eerste of tweede ziektejaar zit en na het tweede ziektejaar (in het kader van ditzelfde ziektegeval) recht heeft/ krijgt op een IVA uitkering heeft:
• Na afloop van het (verlengde) tweede ziektejaar recht op een AOP-
uitkering vanuit het Rabobank Pensioenfonds (RPF). Het is mogelijk dat het tweede ziektejaar na afloop van de wettelijke periode van 104 weken met maximaal 52 weken wordt verlengd.
• De hoogte van de AOP-uitkering is:
- 5% over het bruto arbeidsinkomen tot het maximum Sociale Verzekeringsloon en
- 80% over het bepaalde arbeidsongeschiktheidspercentage van het bruto arbeidsinkomen boven het Sociale Verzekeringsloon.
Indien het uitlooprisico van deze groep wordt overgedragen aan de nieuwe uitvoerder van de AOP regeling zal de AOP-uitkering vanuit de nieuwe uitvoerder worden uitbetaald.
Iedere medewerker die op 31 december 2022 in het eerste of tweede ziektejaar zit en die na het tweede (verlengde) ziektejaar recht krijgt op een WGA uitkering (in het kader van hetzelfde ziektegeval), heeft recht op:
• Loondoorbetaling vanuit de werkgever voor een periode van 38 maanden
over het gedeelte dat een medewerker arbeidsongeschikt (AO) is. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt bepaald op basis van het midden van de AO-uitkeringsklasse op basis van gegevens van het UWV:
- 10% over het, op basis van de mate van arbeidsongeschiktheid bepaalde, bruto arbeidsinkomen tot het maximum Sociale Verzekeringsloon en
- 80% over het, op basis van de mate van arbeidsongeschiktheid bepaalde, bruto arbeidsinkomen boven het Sociale Verzekeringsloon.
Over de gewerkte arbeidsuren ontvangt de medewerker 100% van zijn maandinkomen plus vaste toeslagen over de gewerkte uren.
Hierbij kan de totale uitkeringen niet hoger zijn dan het bruto arbeidsinkomen plus EBB.
Na de periode van 38 maanden loondoorbetaling heeft deze groep recht op een AOP-uitkering vanuit het RPF:
• De uitkering over het gedeelte dat een medewerker arbeidsongeschikt is wordt:
- 10% over het, op basis van de mate van arbeidsongeschiktheid bepaalde, Bruto Arbeidsinkomen tot het maximum Sociale Verzekeringsloon en
- 80% over het, op basis van de mate van arbeidsongeschiktheid bepaalde, Bruto Arbeidsinkomen boven het Sociale Verzekeringsloon
De mate van arbeidsongeschiktheid (AO) wordt bepaald op basis van het midden van de AO-uitkeringsklasse op basis van gegevens van het UWV.
• Vanuit de werkgever ontvangt de medewerker, over het arbeidsgeschikte deel, 100% van het maandinkomen plus vaste toeslagen over de gewerkte uren.
In het geval het uitlooprisico van deze groep wordt overgedragen aan de nieuwe uitvoerder dan vallen deze onder de nieuwe AOP regeling en ontvangen direct een AOP-uitkering vanuit de nieuwe uitvoerder.
Medewerkers die per 1 januari 2023 – na een periode van meer dan 2 jaar ziekte – op basis van de Rabobank cao 2021-2022 - een loonaanvulling ontvangen voor een periode van maximaal 38 maanden en een WGA uitkering ontvangen:
• Deze (voormalige) medewerkers houden deze loonaanvulling voor de
resterende tijd van de 38-maanden periode.
Na afloop van de periode van 38 maanden loonaanvulling heeft deze groep recht op een AOP-uitkering vanuit het RPF:
• De uitkering over het gedeelte dat een medewerker arbeidsongeschikt is wordt:
- 10% over de, op basis van de mate van arbeidsongeschiktheid bepaalde brutoarbeidsinkomen tot het maximum Sociale Verzekeringsloon en
- 80% over de, op basis van de mate van arbeidsongeschiktheid bepaalde, bruto arbeidsinkomen boven het Sociale Verzekeringsloon
• De mate van arbeidsongeschiktheid (AO) wordt bepaald op basis van het midden van de AO-uitkeringsklasse op basis van gegevens van het UWV. Vanuit de werkgever ontvangt de medewerker, over het arbeidsgeschikte deel, 100% van zijn maandinkomen plus vaste toeslagen over de gewerkte uren.
Voor (voormalige) medewerkers die per 1 januari 2023 een AOP-uitkering ontvangen vanuit het RPF:
• Deze medewerkers houden recht op hun huidige AOP-uitkering vanuit
het RPF op basis van de Rabobank cao 2021-2022 en hebben dus geen recht op de AOP-uitkering zoals die vanaf 1 januari 2023 geldt.
Bij wijziging van de uitkeringsklasse van de betreffende medewerkers zal de AOP-uitkering gebaseerd worden op basis van de Rabobank cao 2023-2024.
5.5 Inkomen na het tweede (verlengde) ziektejaar (WAO)
Volledig arbeidsongeschikt
Een medewerker is volledig arbeidsongeschikt als hij op grond van de WAO is ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse tussen 80% en 100%.
Een (voormalig) medewerker die volledig arbeidsongeschikt is ontvangt een WAO-uitkering, aangevuld met een arbeidsongeschiktheidspensioen volgens de Rabobank Pensioenregeling. Als sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid kan de werkgever het initiatief nemen de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De arbeidsovereenkomst wordt niet beëindigd, indien en zolang daartegen zwaarwegende medische of sociale
redenen zijn. De werkgever besluit hierover op grond van een zwaarwegend advies van de Arbodienst.
Gedeeltelijk arbeidsongeschikt
Een medewerker is gedeeltelijk arbeidsongeschikt als hij op grond van de WAO is ingedeeld in een arbeidsongeschiktheidsklasse tussen 15% en 80%. Zolang een gedeeltelijk arbeidsongeschikte medewerker werkzaamheden verricht, heeft hij – ongeacht de omvang van de werkhervatting – recht op 100% doorbetaling van het laatstverdiende maandinkomen voor de eerste dag van ziekte en op 100% doorbetaling van het Persoonlijk Budget.
De medewerker moet dan wel voor de eerste dag van ziekte tenminste één jaar in dienst zijn geweest of arbeidsgehandicapt zijn.
WAO-hiaat uitkering
De werkgever heeft in het verleden ten behoeve van de medewerkers een collectieve verzekering afgesloten die voorziet in de dekking van het zogenoemde WAO-hiaat. Het WAO-hiaat betreft het verschil tussen de WAO-vervolguitkering en de WAO-loongerelateerde uitkering.
Een WAO-hiaatuitkering eindigt in geval van overlijden, als het recht op de WAO-uitkering eindigt, bij het bereiken van de voor de (oud-)medewerker geldende AOW-leeftijd en in ieder geval bij het bereiken van de leeftijd van 67 jaar. De eindleeftijd van 67 jaar wordt niet verhoogd, ook niet bij toekomstige verhogingen van de AOW-leeftijd naar een leeftijd hoger dan
67 jaar. De WAO-hiaatuitkering wordt jaarlijks met 1,39% verhoogd (indexatie).
5.6 Opbouw verlof
Verlof bij ziekte
Tijdens het eerste en tweede (verlengde) ziektejaar vindt opbouw en opname van verlof plaats zoals is beschreven in paragraaf II 3.7 ‘Verlofuren’. Na het tweede (verlengde) ziektejaar wordt verlof opgebouwd naar evenredigheid van de daadwerkelijk gewerkte uren. Ook als verlof
wordt opgenomen, gebeurt dit naar evenredigheid van de daadwerkelijk gewerkte uren.
5.7 Re-integratie
Re-integratie model
De procedure voor re-integratie is vastgelegd in het “Re-integratiemodel”. Hierin zijn de rollen en verantwoordelijkheden vastgelegd van de medewerker en de werkgever. Zij worden hierbij ondersteunt door een casemanager verzuim van team (Absenteeism & Wellbeing) en de Arbodienst van de Rabobank en Obvion. Het “Re-integratiemodel” is van toepassing op alle gevallen van ziekte.
Duurzame werkhervatting
De werkgever spant zich in om medewerkers met een WGA-uitkering en medewerkers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, duurzaam aan het werk te houden. Daarbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheden van de medewerker én de organisatie. Ook de medewerker spant zich in om duurzaam aan het werk te blijven in zijn eigen of een andere functie.
Passende arbeid
Voor re-integrerende medewerkers wordt eerst passende arbeid gezocht binnen de organisatie. Vanaf het tweede ziektejaar – of zoveel eerder wanneer van toepassing -, wordt ook gekeken naar passende arbeid buiten de organisatie. Indien de medewerker het niet eens is met de aangeboden passende arbeid, kan hij binnen 2 weken een deskundigenoordeel (DO) bij het UWV aanvragen. In de tussentijd wordt de passende arbeid in de praktijk getoetst. Bij het niet aanvaarden van passende arbeid door de medewerker is dat voor risico van de medewerker en volgt een loonopschorting. Wanneer het DO van het UWV stelt dat de aangeboden arbeid niet passend is wordt het loon met terugwerkende kracht betaald.
Re-integratie contracten
Bij de re-integratie kan gebruik worden gemaakt van de diensten van
re-integratiebedrijven. Arbodienst Rabobank sluit contracten met diverse re-integratiebedrijven. De werkgever zal in principe van de diensten van deze bedrijven gebruik maken. Eventueel kan – uitsluitend na positief advies van de Arbodienst – worden gekozen voor de diensten van andere re-integratiebedrijven.
Deel IV - Arbeidsverhoudingen
Hoofdstuk 1. Algemeen
Afstemming Rabobank en vakorganisaties 60
Karakter cao 60
Uitleg cao 60
Geschillen 60
Overleg-clausule 60
Hoofdstuk 2. Inhoudelijke afspraken
Bevordering arbeidsparticipatie 61
Sociaal beleid 61
Representativiteit 61
Lidmaatschap vakorganisaties 61
3e WW jaar 61
Hoofdstuk 3. Medezeggenschap
Belang medezeggenschap 62
Ondernemingsraden 62
Gespreksonderwerpen OR 62
Hoofdstuk 4. Vakbondswerk
Algemeen 63
Contact 63
Organisatievormen 63
Faciliteiten 63
Afstemming Rabobank en vakorganisaties
Deze cao is een overeenkomst tussen Rabobank en de werknemersorganisaties De Unie, FNV Finance en CNV Vakmensen.
De cao-partijen overleggen regelmatig over de cao en over de hoofdlijnen van het sociaal beleid, zoals:
• werkgelegenheid;
• belangrijke veranderingen in de organisatie;
• maatregelen die de positie versterken van doelgroepen met een achterstandspositie op de arbeidsmarkt.
Karakter cao
Afspraken uit de cao zijn bindend voor de werkgever en voor de medewerkers en moeten dus nageleefd worden.
Afwijken kan alleen onder één van de volgende voorwaarden:
• Als een cao-afspraak bepaalt dat afwijken mogelijk is.
• Als de afwijking gunstig is voor een individuele medewerker.
De individuele afwijking moet dan wel schriftelijk worden vastgelegd.
• Als door de cao-partijen dispensatie (vrijstelling) is verleend aan een werkgever. De werkgever kan een verzoek om dispensatie indienen bij de cao-partijen voor onderdelen van de cao. Als de inhoud verandert van cao-afspraken of bijlagen waarvoor dispensatie is verleend, dan wordt de vrijstelling opnieuw besproken door cao-partijen. De ondernemingsraad ontvangt van de werkgever een kopie van het dispensatieverzoek en van de beslissing.
Uitleg cao
Bij twijfel over de juiste uitleg van de cao kan aan de cao-partijen toelichting worden gevraagd.
Geschillen
Geschillen over de toepassing van de cao tussen werkgever(s) en werknemers- organisatie(s), worden bij voorkeur opgelost door arbitrage. Bij een geschil wordt – ad hoc – een geschillencommissie benoemd die het vraagstuk beoordeelt.
Overleg-clausule
Cao-partijen treden met elkaar in overleg, als wetgeving die relevant is voor bepalingen in de cao, wijzigt.
Hoofdstuk 2. Inhoudelijke afspraken
Bevordering arbeidsparticipatie
De werkgever onderschrijft het belang van arbeidsparticipatie en spant zich dan ook in om de werkgelegenheid te bevorderen voor mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt. Denk hierbij aan (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten, langdurig werklozen of mensen uit etnische minderheidsgroepen. Deze inspanning is concreet zichtbaar in:
Werving
Kansen bieden aan potentiële nieuwe medewerkers uit deze doelgroepen die (binnen redelijke termijn) voldoen aan de functie-eisen bij een vacature. Hen wordt adequate begeleiding geboden. Waar nodig wordt hen extra ondersteuning geboden, eventueel met gebruik van overheidsmaatregelen.
Projecten
Rabobank participeert in scholings- en werkervaringsprojecten binnen en buiten de organisatie.
Sociaal beleid
Jaarlijks zal in een periodiek overleg informatie met betrekking tot het sociaal beleid (uit o.a. het maatschappelijk jaarverslag) worden besproken.
Representativiteit
Vakorganisaties wensen een stevige positie binnen de Rabobank en Obvion te hebben, te houden en te vergroten om zo de belangen van de medewerkers goed te kunnen vertegenwoordigen.
Ook Rabobank hecht aan een goede representativiteit van de vakorganisaties en ondersteunt in dat kader het initiatief ‘RaboBonden’. Cao-partijen hebben afgesproken dat jaarlijks een evaluatie van dit initiatief plaatsvindt. Op grond van de uitkomsten wordt besloten over voortzetting van het initiatief en de ondersteuning daarvan door Rabobank.
Lidmaatschap vakorganisaties
Cao-partijen vinden het belangrijk dat medewerkers op een laagdrempelige manier kennis kunnen maken met de werkzaamheden van vakorganisaties. Het eerste jaar lidmaatschap van één van de vakorganisaties die betrokken is bij deze cao wordt door de werkgever vergoed. De vakorganisatie geeft aan Rabobank door hoeveel medewerkers gebruik hebben gemaakt van deze mogelijkheid. Rabobank betaalt vervolgens het eerste jaar lidmaatschap
aan de betreffende vakorganisatie. De vakbondscontributie van de daarop volgende jaren kan fiscaal vriendelijk betaald worden als besteding van het Employee Benefit Budget.
3e WW jaar
Cao-partijen spreken af dat de duur en de opbouw van de WW en de loongerelateerde WGA worden gerepareerd zoals afgesproken in het Sociaal Akkoord van april 2013. De premie hiervoor, inclusief de uitvoeringskosten, komt voor rekening van de medewerker.
Hoofdstuk 3. Medezeggenschap
Belang medezeggenschap
De werkgever vindt een goed functionerende medezeggenschap belangrijk. Het verbetert beleid en bestuur en draagt bij aan positieve motivatie en betrokkenheid van medewerkers.
Ondernemingsraden
Rabobank en Obvion hebben één of meerdere eigen ondernemingsraden. De OR Rabobank staat opgesteld voor Rabobank en wordt betrokken bij onderwerpen die van gezamenlijk belang zijn.
Gespreksonderwerpen OR
De rol van de OR, zoals beschreven in de Wet op de Ondernemingsraden (WOR), is leidend bij het verzoek om advies of instemming.
Naleving cao
De OR heeft daarnaast een actieve rol in het toezien op naleving van de cao. Vakorganisaties worden in de gelegenheid gesteld ondernemingsraden hierover voor te lichten.
Belangrijke ontwikkelingen en invulling
De ondernemingsraden worden betrokken bij alle belangrijke ontwikkelingen in de organisatie. Ook worden ze betrokken bij verdere invulling van een aantal regelingen, waarvan het uitgangspunt in de cao staat (zoals het afspreken van een minimum arbeidsduur voor een groep medewerkers).
Gang van zaken
Medezeggenschap en bestuurder spreken elkaar 2 keer per jaar over de gang van zaken in de onderneming aan de hand van het (half-) jaarverslag en het maatschappelijk jaarverslag.
Overige onderwerpen
De medezeggenschap krijgt een afschrift van verzoeken tot dispensatie van de cao en informatie over meerwerk (omvang en frequentie), de inzet van externen en de aard daarvan.
Algemeen
De werkgever stelt onder bepaalde voorwaarden faciliteiten ter beschikking aan vakorganisaties die betrokken zijn bij de cao en hun (kader)leden.
Contact
Formeel contact tussen Rabobank en vakorganisaties verloopt via bestuurders en kaderleden. De vakorganisaties melden tijdig de namen van de kaderleden die voor faciliteiten in aanmerking komen.
Organisatievormen
Vakorganisaties die binnen Rabobank of Obvion formele organisatievormen in het leven roepen om bepaalde activiteiten te ondernemen, informeren de werkgever tijdig over doel, vorm en samenstelling.
Faciliteiten
De werkgever kan aan vakorganisaties de volgende faciliteiten toekennen:
Publicatie
Gebruik van (een gedeelte van) publicatieborden, voor:
• mededelingen van zakelijke en informatieve aard;
• bekendmaken van de namen van vertegenwoordigers en kaderleden;
• aankondigen van vergaderingen van vakorganisaties, waarbij ook andere belangstellenden kunnen worden uitgenodigd;
• publicatie van beknopte verslagen van deze vergaderingen;
• kandidaatstelling van leden voor de ondernemingsraad.
Vergaderruimte
De vakorganisaties kunnen beschikken over ruimte voor vergaderingen en voor het onderhouden van contacten met vakbondsleden en overige medewerkers. Vergaderruimte wordt in beginsel buiten- of aansluitend aan normale kantoortijden beschikbaar gesteld. Voor reservering van
vergaderruimte moet tijdig een verzoek worden ingediend bij de werkgever.
Buitengewoon verlof
(Kader-)leden van de vakorganisaties krijgen – volgens onderstaand schema – buiten- gewoon verlof met behoud van salaris om deel te nemen aan vakbondsactiviteiten. Dit verlof wordt toegekend op vertoon van de uitnodiging voor de bijeenkomst of cursus, onder voorwaarde dat het past binnen de werkzaamheden en tijdig wordt aangevraagd.
Vergaderingen van vakorganisaties | Cursussen en studiebijeen komsten, met direct belang voor de onderneming | |
Kaderleden | 2 keer de gemiddelde arbeidsduur per week | 1 keer de gemiddelde arbeidsduur per week |
Leden | 0,5 keer de gemiddelde arbeidsduur per week | 1 keer de gemiddelde arbeidsduur per week |
De werkgever draagt er zorg voor dat kaderleden niet in hun positie als medewerker worden geschaad. De wederzijdse naleving van de rechten en verplichtingen, vastgelegd in de arbeidsovereenkomst, blijft van kracht.
Als deze afspraak wordt geschonden of als sprake is van een geschil tussen werkgever en kaderlid, is arbitrage door een ad hoc te benoemen geschillencommissie mogelijk.
Bijlagen
Ploegendienstregeling Algemeen 66
Roosters 66
Hoogte ploegentoeslag 66
Doorwerking ploegentoeslag 67
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Begrippenlijst 69
Integraal onderdeel van de cao 72
Adressen van bij cao betrokken partijen 73
Algemeen
Ploegendienst
Xxxxxxxxxxxxx houdt in dat er volgens een vast rooster in ploegen gedurende tenminste 5 aaneengesloten dagen ook buiten de gebruikelijke werktijden wordt gewerkt. Een ploegendienst is semicontinu (5 × 24 uur), volcontinu (7 × 24 uur) of bestaat uit minimaal 2 ploegen per etmaal.
Meerwerk
In principe wordt geen meerwerk opgedragen aan de medewerker in ploegendienst. Als dat in uitzonderlijke omstandigheden toch nodig is, vindt compensatie bij voorkeur plaats in de vorm van vrije tijd.
De meerwerkvergoeding wordt berekend volgens de vergoeding voor meerwerk. De gemiddelde ploegentoeslag telt in dit geval mee voor het bepalen van het uurloon op basis waarvan het meerwerk wordt vergoed.
Uitzondering
De ploegendienstregeling geldt niet voor medewerkers in de schoonmaakdiensten.
Roosters
Functiegerelateerd
Voor medewerkers in ploegendiensten wordt het werken buiten de gebruikelijke werktijden in roosters vastgelegd. Het werken in ploegendienst is uitdrukkelijk gekoppeld aan bepaalde functies.
Roosterperiode
In principe worden roosters voor een periode van 3 maanden vastgelegd. Er kan over een langere periode geroosterd worden als de roostercyclus dit noodzakelijk maakt.
Aaneengesloten vrije dagen
Bij het opstellen van ploegendienstroosters wordt ernaar gestreefd dat de medewerker ten minste 2 aaneengesloten vrije dagen per week heeft.
Als deze vrije dagen ná een nachtdienst vallen, dan geldt de slaaptijd na de nachtdienst niet als vrije dag.
Informatie over het rooster
Over nieuwe roosters of roosterwijzigingen vindt zo tijdig mogelijk overleg plaats met de betrokken medewerkers. De medewerkers ontvangen het rooster dat voor hen geldt schriftelijk, met een overzicht van de compensatie in tijd en geld die overeen- gekomen is en de regeling met betrekking tot
de maaltijden.
Hoogte ploegentoeslag
Urenindex
De ploegentoeslag wordt berekend volgens de toeslagpercentages in onderstaande urenindex. Het toeslagpercentage wordt berekend over het uurloon en daarbij opgeteld. De in de roosters verwerkte vrije tijd wordt berekend conform de geldende factor uit de urenindex.
Dag | Tijd | Toeslagpercentage |
Maandag t/m vrijdag | 00.00 – 07.00 uur | 50% |
07.00 – 21.00 uur | 0% | |
21.00 – 00.00 uur | 50% | |
Zaterdag | 00.00 – 08.00 uur | 50% |
08.00 – 17.00 uur | 25% | |
17.00 – 24.00 uur | 100% | |
Zondag | 00.00 – 24.00 uur | 100% |
Feestdagen | 00.00 – 24.00 uur | 200% |
Oudejaarsavond | 20.00 – 24.00 uur | 200% |
Overgangsbepaling
Voor medewerkers die bij de invoering van artikel 4 uit de cao 1995-1998 al werkzaam waren in ploegendienst, blijft de toenmalige urenindex
van toepassing, met uitzondering van de feestdagentoeslag: voor deze medewerkers geldt de feestdagentoeslag conform de nieuwe urenindex.
Rustpauze
De rustpauze van een half uur wordt als werktijd beschouwd als deze valt tussen:
• 20.00 uur en 24.00 uur; of
• 00.00 uur en 07.00 uur (op zaterdag tot 08.00 uur).
Aansluitende uren
Als direct aansluitend op het tijdvak van 00.00 uur tot 07.00 uur (op zaterdag tot 08.00 uur) ook tussen 07.00 uur en 09.00 uur wordt gewerkt, geldt voor deze uren wél een toeslag van 50% op het uurloon.
Eerder beëindigen
Als een ingeroosterde dienst op verzoek van de werkgever eerder wordt beëindigd, wordt deze volledig gehonoreerd.
Maaltijdvergoeding
Als de medewerker door de ploegendienst ’s avonds niet thuis kan eten:
• zorgt de werkgever voor een maaltijd óf
• declareert de medewerker de rekening van een maaltijd. Voor de kosten van de maaltijd geldt een richtbedrag van € 20.
Compensatie in tijd en geld
Bij ploegendiensten volgens een continudienst zal de compensatie zo mogelijk voor de helft in tijd en voor de helft in geld (ploegentoeslag) plaatsvinden. Afhankelijk van praktische, sociale en organisatorische overwegingen kan de exacte verhouding tussen tijd en geld anders zijn.
Door de compensatie in tijd wijzigt de contractueel vastgelegde gemiddelde arbeidsduur van de medewerker niet.
Voor medewerkers die parttime werken of die niet in continudienst werken maar wel onder de ploegendienstregeling vallen, kan in overleg besloten worden om volledig in geld te compenseren.
Doorwerking ploegentoeslag
Hoogte ploegentoeslag
De ploegentoeslag wordt op grond van een volledige roostercyclus vastgesteld als een gemiddeld percentage van het maandsalaris.
Betaald verlof
Bij betaald verlof wordt het salaris inclusief de ploegentoeslag doorbetaald.
Vakantietoeslag en 13e maand
De ploegentoeslag telt mee bij het maandsalaris voor de berekening van de vakantietoeslag en de uitkering 13e maand.
Uitkering bij ziekte en arbeidsongeschiktheid
De ploegentoeslag telt mee bij het maandsalaris voor de vaststelling van uitkeringen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Zie hiervoor Deel II hoofdstuk 5 Ziekte.
Pensioen
De ploegentoeslag maakt deel uit van de grondslag voor het pensioen. Voor elk jaar waarin de medewerker in ploegendienst werkt, zal hij extra aanspraak op ouderdomspensioen opbouwen, volgens het pensioenreglement dat op de medewerker van toepassing is.
Gewenningsuitkering
Afbakening
Medewerkers in ploegendienst van wie de ploegentoeslag meer dan 5% van het salaris uitmaakt, hebben recht op een gewenningstoeslag als de ploegentoeslag vervalt door:
• wijzingen in de ploegendienst om bedrijfsorganisatorische redenen;
• medische afkeuring van de medewerker voor de ploegendienst;
• door de werkgever erkende sociale redenen die het voor de medewerker niet mogelijk maken in ploegendienst te werken.
Medewerkers komen ook in aanmerking voor de gewenningsuitkering als de ploegen- toeslag niet geheel vervalt, maar met méér dan 5% van het salaris vermindert door één van de bovengenoemde redenen. Dat geldt uiteraard
Bij een bestaansduur Bedraagt de gewenningsuitkering gedurende van de ploegentoeslag 4 achtereenvolgende perioden (in maanden) als volgt: | ||||||
Van | Tot | 80% | 60% | 40% | 20% | van de ploegentoeslag |
1/2 jaar | 3/4 jaar | 1 | 1 | 1 | 1 | maand |
3/4 jaar | 1 jaar | 2 | 2 | 2 | 2 | maanden |
1 jaar | 2 jaar | 3 | 3 | 3 | 3 | maanden |
2 jaar | 3 jaar | 4 | 4 | 4 | 4 | maanden |
3 jaar | 4 jaar | 5 | 5 | 5 | 5 | maanden |
4 jaar | 5 jaar | 6 | 6 | 6 | 6 | maanden |
5 jaar | 6 jaar | 7 | 7 | 7 | 7 | maanden |
6 jaar | 7 jaar | 8 | 8 | 8 | 8 | maanden |
7 jaar | 8 jaar | 9 | 9 | 9 | 9 | maanden |
8 jaar | 9 jaar | 10 | 10 | 10 | 10 | maanden |
9 jaar | 10 jaar | 11 | 11 | 11 | 11 | maanden |
10 jaar | 15 jaar | 12 | 12 | 12 | 12 | maanden |
15 jaar | 20 jaar | 15 | 15 | 15 | 15 | maanden |
20 jaar of langer | 18 | 18 | 18 | 18 | maanden |
Tabel gewenningsuitkering
niet als de salarisvermindering het gevolg is van een hogere compensatie in tijd in plaats van in geld.
Duur en hoogte van de gewenningsuitkering
De duur van de gewenningsuitkering is afhankelijk van het aantal jaren dat de medewerker een ploegentoeslag heeft gehad. De hoogte van de gewenningsuitkering wordt uitgedrukt in een percentage van de ploegentoeslag of de vermindering van de toeslag. Als ploegentoeslag
geldt in dit geval de toeslag die gemiddeld werd genoten in de 12 maanden voorafgaand aan de beëindiging of vermindering van de toeslag.
De gewenningsuitkering wordt in 4 perioden afgebouwd: 80%, 60%, 40%, 20%. Na de 4e periode stopt de gewenningsuitkering.
Specifieke bepalingen:
60-jarigen
Een medewerker van 60 jaar of ouder die tenminste 10 jaar een ploegen- toeslag heeft genoten, ontvangt een gewenningsuitkering ter hoogte van de toeslag en behoudt deze tot hij met pensioen gaat. Als een medewerker tenminste 10 jaar een ploegentoeslag ontving en 60 jaar wordt tijdens
de looptijd van de gewenningsuitkering, houdt hij tot het pensioen de gewenningsuitkering op het niveau dat geldt op zijn 60ste verjaardag.
55-jarigen
Voor een medewerker van 55 jaar of ouder die tenminste 15 jaar een ploegentoeslag ontving, bedraagt de gewenningsuitkering ten minste 75% van hetgeen voor 60 jarigen is bepaald.
45-jarigen
Als voor een medewerker van 45 jaar of ouder de ploegentoeslag vervalt of vermindert om andere dan de eerder in deze paragraaf genoemde
redenen, is een gewenningsuitkering van toepassing als de ploegentoeslag meer dan 10% van het salaris bedraagt of de ploegentoeslag met meer
dan 10% van het salaris omlaag gaat. De vermindering mag daarbij niet het gevolg zijn van een hogere compensatie in tijd in plaats van in geld. De gewenningsuitkering bedraagt dan de volgende percentages van de uitkering volgens de tabel gewenningsuitkering:
• bij 45 t/m 49 jaar – 12,5%;
• bij 50 t/m 54 jaar – 25,0%;
• bij 55 t/m 59 jaar – 37,5%;
• bij 60 jaar en ouder – 50%
Collectieve salarisaanpassingen
De gewenningsuitkering wordt aangepast met de algemene de collectieve salarisaanpassingen.
Vermindering salarisverhogingen
De werkgever kan salarisverhogingen in mindering brengen op de gewenningsuitkering. Salarisverhogingen als gevolg van de collectieve salarisaanpassingen zijn hiervan uitgezonderd.
Beëindigen arbeidsovereenkomst
De gewenningsuitkering vervalt als de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd.
Begrippenlijst
Aanloopschaal
Een lagere salarisschaal dan de schaal die hoort bij de functie. Dit is aan de orde indien de medewerker nog niet alle taken binnen zijn functie vervult. Plaatsing in een aanloopschaal kan voor maximaal 12 maanden.
Afspiegelingsbeginsel
Het afspiegelingsbeginsel betekent dat anciënniteit wordt toegepast op (wettelijk voorgeschreven) leeftijdsgroepen (15-24, 25-34, 35-44, 45-54 en 55 jaar - AOW-leeftijd).
AOW gerechtige leeftijd
De AOW-gerechtigde leeftijd is de datum waarop de AOW voor de betrokken medewerker volgens de Algemene Ouderdomswet standaard tot uitkering komt.
Arbeidsduur
Basisarbeidsduur
Xxxxxxxxx 36 uur per week voor medewerkers tot en met functiegroep 11. Gemiddeld 40 uur per week voor het senior kader.
Individuele arbeidsduur
De met de medewerker overeengekomen gemiddelde arbeidsduur per week.
Jaarlijkse arbeidsduur
Dit is 52 keer de individuele arbeidsduur. Bij een arbeidsduur van 36 uur is dit 1872 uur (52 weken × 36 uur).
Arbeidsovereenkomst
Een overeenkomst waarbij de medewerker zich verbindt in dienst van de werkgever, tegen een bepaald inkomen en voor een afgesproken duur, werkzaamheden te verrichten.
Bruto arbeidsinkomen
Is het jaarinkomen plus de volgende vaste toeslagen:
• Persoonlijke toeslagen inclusief voortzetting van de bepaalde afbouw van een persoonlijke toeslag;
• Persoonlijk Budget;
• Toeslagen voor ploegendiensten.
Employee Benefit Budget
Maandelijkse uitkering die medewerker naar eigen wens kan besteden aan arbeidsvoorwaardelijke keuzes via de Benefit Shop. Het Employee Benefit Budget is een percentage – afhankelijk van de salarisschaal van de
medewerker (vanaf 1 januari 2025 is het voor iedere medewerker 10%) – en wordt berekend over het maandinkomen (exclusief persoonlijke toeslag en ploegentoeslag).
Het EBB telt niet mee bij de bepaling van andere uitkeringen, vergoedingen of toeslagen.
Feestdagen
De nationaal erkende feestdagen waarop medewerkers recht hebben op verlof met behoud van salaris: Nieuwjaarsdag, eerste en tweede paasdag, Koningsdag, Hemelvaartsdag, eerste en tweede pinksterdag, eerste en tweede kerstdag.
Gebruikelijke werktijden
De tijden waarop het gebruikelijk is te werken. Het gaat om: maandag tot en met vrijdag tussen 07.00 uur en 22.00 uur en zaterdag tussen 08.00 uur en
17.00 uur.
Hybride werken
Hybride werken betekent dat er op verschillende locaties kan worden gewerkt, bijvoorbeeld thuis, op kantoor of bij de klant.
Inkomen/Salaris
Jaarinkomen
Het bruto jaarsalaris inclusief de vakantietoeslag en de uitkering dertiende maand.
Jaarsalaris
12 keer het bruto maandsalaris.
Maandinkomen
Het bruto jaarinkomen gedeeld door 12.
Maandsalaris
Het voor de medewerker geldende schaalbedrag uit de salarisschaal, waarin de medewerker is ingeschaald.
Loondoorbetaling bij ziekte
De doorbetaling van het inkomen gedurende de wettelijke periode van ziekte. Voor het bepalen van de periode van ziekte geldt een samentelregel.
Medewerker
Diegene die op basis van een Nederlandse arbeidsovereenkomst in dienst is van een werkgever en op wie de Rabobank cao van toepassing is, binnen de doelgroep van de Rabobank cao valt en zijn standplaats heeft in Nederland.
Organisatie
De werkgevers die vallen onder de werkingssfeer van de Rabobank Cao.
Partijen bij de Rabobank cao/ cao-partijen
De partijen die de cao hebben gesloten. Rabobank namens de werkgevers en de werknemersorganisaties De Unie, FNV Finance en CNV Vakmensen.
Partner van de medewerker
Zijn of haar echtgeno(o)t(e), de geregistreerde partner of de partner (niet zijnde een persoon met wie een familierechtelijke band bestaat),
waarmee de medewerker duurzaam een gezamenlijke huishouding voert. De gezamenlijke huishouding moet aangetoond worden met een notarieel samenlevingscontract en met een schriftelijke verklaring dat de medewerker tenminste een halfjaar duurzaam samenwoont. Ook moet er een uittreksel uit het bevolkingsregister worden overhandigd.
Pensioen
De uitkering die een (voormalig) medewerker na zijn pensionering maandelijks van het pensioenfonds ontvangt.
Pensioengevend jaarinkomen
Het pensioengevend jaarinkomen wordt als volgt vastgesteld:
• Voor het vaststellen van het pensioengevend jaarinkomen worden de volgende inkomensbestandsdelen meegenomen:
- het jaarsalaris op basis van voltijdsdienstverband (basisarbeidsduur) inclusief de voor de medewerker van toepassing zijnde persoonlijke toeslag en/of ploegentoeslag;
- de vakantietoeslag;
- de uitkering 13e maand;
• Voor medewerkers in schaal 1 t/m 11 die een arbeidsduur hebben van meer dan 36 uur (basisarbeidsduur) geldt dat de uren boven de 36 uur meegenomen worden voor de vaststelling van de relevante inkomensbestandsdelen.
Het pensioengevend jaarinkomen wordt gemaximeerd op een grensbedrag van € 137.800 (niveau 2024). Het maximum pensioengevend jaarinkomen wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld aan de hand van de wijziging van het bedrag als genoemd in artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964.
Pensioengrondslag
De pensioengrondslag is het verschil tussen het pensioengevend jaarinkomen en de franchise. Bij een parttime dienstverband wordt de pensioengrondslag naar rato van het parttimepercentage vastgesteld, met een maximum van 100%. Voor medewerkers in schaal 1 t/m 11 die een arbeidsduur hebben van meer dan 36 uur (basisarbeidsduur) wordt de pensioengrondslag op 100% gesteld.
De franchise wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld conform de wettelijke minimaal toegestane franchise volgens artikel 18a, lid 7 van de Wet op de loonbelasting 1964; voor 2024 is deze gelijk aan € 17.545.
Pensioenrichtleeftijd
De pensioenrichtleeftijd is de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de dag dat de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 68 jaar bereikt.
Persoonlijk Budget
Het Persoonlijk Budget is een toeslag die met ingang van 1 januari 2015 geldt voor medewerkers met een pensioengevend jaarinkomen hoger dan het wettelijk fiscaal maximum (€ 137.800, bij een fulltime dienstverband, niveau 2024). Het Persoonlijk Budget bedraagt 24% van het pensioengevend jaarinkomen boven het fiscaal maximum. Bij een parttime dienstverband wordt het Persoonlijk Budget naar rato verlaagd. Het Persoonlijk Budget wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald onder inhouding van de verschuldigde loonheffing. Het Persoonlijk Budget is uitdrukkelijk geen pensioen en telt niet mee bij de bepaling van andere uitkeringen, vergoedingen of toeslagen.
Persoonlijke Toeslag
Een toeslag die ontstaat op grond van de regels voor inschaling in een lagere salarisschaal. Deze toeslag is een (tijdelijke) compensatie en wordt in principe stapsgewijs afgebouwd. De persoonlijke toeslag wordt opgeteld bij het salaris voor alle berekeningsgrondslagen, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld.
Ploegentoeslag
Een toeslag voor het werken in ploegendienst. De ploegentoeslag wordt opgeteld bij het salaris voor alle berekeningsgrondslagen, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld.
Rabobank
Coöperatieve Rabobank U.A.
Relatieve salarispositie
De positie van het salaris van een medewerker in een salarisschaal: het maandsalaris gedeeld door het schaalmaximum keer 100%.
Schaalminimum
Het laagste schaalbedrag in de salarisschaal waarin de medewerker is ingeschaald.
Schaalmaximum
Het hoogste schaalbedrag in de salarisschaal waarin de medewerker is ingeschaald.
Standplaats
De standplaats is de kantoorlocatie waar de medewerker werkt als hij naar kantoor gaat en de naaste collega’s (afdeling/team) treft. Deze kantoorlocatie wordt door de werkgever vastgesteld en staat als standplaats genoemd in de arbeidsovereenkomst/benoemingsbrief van medewerker en is vastgelegd in Workday. Naast deze uitvalsbasis heeft de medewerker de keuze om elders (thuis, bij de klant of een andere locatie) te werken en daarover worden met de manager en/of het team werkafspraken gemaakt.
Uurwaarden
Uurloon
Het jaarsalaris gedeeld door 52 keer de individuele arbeidsduur.
Waarde van een (verlof)uur
Het jaarinkomen (inclusief de eventuele persoonlijke toeslag en ploegentoeslag) plus EBB gedeeld door 52 maal de individuele arbeidsduur.
Vakorganisaties
De vakorganisaties die met de werkgever overleg voeren over HR-beleid, arbeidsvoorwaarden en de cao: De Unie, FNV Finance en CNV Vakmensen.
Vast inkomen
Het inkomen volgens de systematiek van de 13 salarisschalen én de vakantietoeslag en uitkering 13e maand.
Werkgever
Met het begrip ‘werkgever’ worden in deze cao 2 ondernemingen bedoeld: Rabobank en Obvion. Elk van deze 2 ondernemingen is een zelfstandige werkgever.
Wettelijke uitkeringen (afkortingen)
IVA: Inkomensverzekering voor Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten
WAO: Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering WIA: Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen WGA: Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten WW: Werkloosheidswet
Integraal onderdeel van de cao
De volgende documenten maken integraal onderdeel uit van deze cao:
• Tabel met Hay punten per functiegroep
• Geschillenregeling Arbeidsverhoudingen
• Klachten en Bezwaarprocedure WGA
• Reglement Centrale Bezwaarcommissie Sociaal Plan
• Gedragsregels bij ziekte
• Addendum Rabobank cao 2017–2020 inzake OvO
De documenten kunnen worden geraadpleegd op het HR Portaal.
Adressen van bij cao betrokken partijen
Rabobank
Xxxxxxxxxx 00
0000 XX Xxxxxxx
Xxxxxxx 00000
0000 XX Xxxxxxx
030 216 44 46
De Unie
Xxxxxxxxxxxxx 00
0000 XX Xxxxxxxxx
0345 851 851
xxxx@xxxx.xx xxx.xxxx.xx
FNV Centraal vakbondshuis
Xxxxxxxxxxxxxxx 000
0000 XX Xxxxxxx
Xxxxxxx 0000
0000 XX Xxxxxxx
088 3680 368
xxxx.xxxxxxx@xxx.xx xxx.xxx.xx/xxxxxxx-xxxxxxx
CNV Vakmensen
Xxxxxxxxxx 0
0000 XX Xxxxxxx
Xxxxxxx 0000
0000 XX Xxxxxxx
030 751 10 07
x.xxxxxx@xxxxxxxxxxxx.xx xxx.xxxxxxxxxxxx.xx