Statuten
Statuten
september 2018
Versie
Inhoud
1 Statuten | 3 | |
Artikel 1 | Naam en zetel | 3 |
Artikel 2 | Begripsbepalingen | 3 |
Artikel 3 | Doel, middelen en werkwijze | 4 |
Artikel 4 | Geldmiddelen | 4 |
Artikel 5 | Werkgever | 5 |
Artikel 6 | Aangesloten werkgever | 5 |
Artikel 7 | Werknemer | 6 |
Artikel 8 | Deelnemer | 6 |
Artikel 9 | Bestuur | 6 |
Artikel 10 | Taken en bevoegdheden van het bestuur en vertegenwoordiging | 9 |
Artikel 11 | Bestuursvergaderingen en besluitvorming | 10 |
Artikel 12 | Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx | 00 |
Artikel 13 | Taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan | 12 |
Artikel 14 | Raad van toezicht | 12 |
Artikel 15 | Taken en bevoegdheden van de raad van toezicht | 13 |
Artikel 16 | Administrateur | 14 |
Artikel 17 | Actuaris | 14 |
Artikel 18 | Accountant | 15 |
Artikel 19 | Boekjaar | 15 |
Artikel 20 | Statutenwijziging en ontbinding | 15 |
Artikel 21 | Intrekking van de verplichtstelling | 15 |
Artikel 22 | Vereffening | 16 |
Artikel 23 | Verslaglegging | 16 |
Artikel 24 | Wijziging reglementen | 17 |
Artikel 25 | Onvoorziene gevallen | 17 |
Artikel 26 | Klachten en geschillen | 17 |
Artikel 27 | Inwerkingtreding | 17 |
1 Statuten
Artikel 1 Naam en zetel
1. De Stichting draagt de naam: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Levensmiddelenbedrijf.
2. De Stichting is gevestigd te Utrecht.
Artikel 2 Begripsbepalingen
In deze statuten wordt verstaan onder:
1. fonds: de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Levensmiddelenbedrijf;
2. toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet. De Autoriteit Persoonsgegevens voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 57 van de Algemene verordening gegevensbescherming;
3. levensmiddelenbedrijf: het in artikel 5, derde lid, bedoelde bedrijf;
4. werkgever: de in artikel 5 bedoelde werkgever;
5. aangesloten werkgever: de in artikel 6 bedoelde werkgever;
6. werknemer: de in artikel 7 bedoelde werknemer;
7. deelnemer: de in artikel 8 bedoelde deelnemer;
8. gewezen deelnemer: de gewezen werknemer door wie op grond van het pensioenreglement geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het fonds;
9. aanspraakgerechtigde: persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen; 10.pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van het pensioenreglement het pensioen
is ingegaan;
11.bestuur: het in artikel 9 bedoelde bestuur; 12.administrateur: de in artikel 16 bedoelde administrateur(s);
13.uitvoeringsreglement: de door het fonds opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen fonds en werkgever;
14.pensioenreglement: de door het fonds opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen fonds en deelnemer;
15.wet: de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.
Artikel 3 Doel, middelen en werkwijze
1. Het fonds heeft ten doel het verlenen van pensioenen aan de deelnemers, de gewezen deelnemers, alsmede aan hun nagelaten betrekkingen.
2. Het fonds tracht dit doel te bereiken door:
a. premies te innen bij de aangesloten ondernemingen, deze gelden te beleggen en te beheren en daaruit uitkeringen toe te kennen bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid, een en ander overeenkomstig de regels gesteld in het uitvoeringsreglement dan wel het pensioenreglement;
b. andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevorderlijk kunnen zijn.
3. Het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota, waarin in elk geval een omschrijving is opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan:
a. de regeling met betrekking tot de onderwerpen opgenomen in het uitvoeringsreglement;
b. de in de Pensioenwet opgenomen regels met betrekking tot de vaststelling van technische voorzieningen, financiering van ouderdomspensioen, de hoogte van de kostendekkende premie, terugstorting of premiekorting, vermelding van de premie en de premiecomponenten in de jaarrekening en het jaarverslag, het minimaal vereist eigen vermogen, het vereist eigen vermogen, de dekking door waarden, de beleidsdekkingsgraad, het melden van de reële dekkingsgraad aan DNB, korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten, de eisen ten aanzien van beleggingen, het aangaan van leningen en het beleid met betrekking tot de voorwaardelijke toeslagverlening.
4. De gelden van het fonds worden door het bestuur belegd in overeenstemming met de prudent-person regel. Het beleggingsbeleid is met name gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
a. de waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden; en
b. de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering.
Het fonds onderbouwt dat het beleggingsbeleid past binnen de prudent-person regel.
5. De actuariële en bedrijfstechnische nota bevat voorts een verklaring inzake beleggingsbeginselen en een beschrijving van de sturingsmiddelen. De verklaring inzake beleggingsbeginselen wordt om de drie jaar en voorts onverwijld na iedere belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid herzien.
6. De actuariële en bedrijfstechnische nota voldoet overigens aan de voorschriften opgenomen in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen.
7. Het fonds zendt een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de wijzigingen in de actuariële en bedrijfstechnische nota binnen twee weken na totstandkoming van die wijziging aan de toezichthouder.
Artikel 4 Geldmiddelen
1. De inkomsten van het fonds bestaan uit:
a. de bijdragen van de aangesloten werkgevers;
b. de bijdragen van de deelnemers;
c. de te kweken rente;
d. al hetgeen op andere wijze wordt verworven.
2. De uitgaven van het fonds bestaan uit:
a. de uitkeringen aan de deelnemers, de gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen;
b. overige uitgaven.
Artikel 5 Werkgever
1. Onder werkgever wordt verstaan ieder, die één of meer winkels exploiteert en werknemers in dienst heeft, met uitzondering van de werkgever die:
a. op 1 januari 1967 aangesloten was bij de toenmalige Vereniging van Grootbedrijven in Levensmiddelen;
b. het levensmiddelenbedrijf uitoefent in de vorm van markt-, straat- en rivierhandel;
2. Onder winkel wordt verstaan: iedere fysieke en virtuele inrichting waar overwegend een verscheidenheid aan verbruiksartikelen zoals: kruidenierswaren, zuivel en eieren, kaas, aardappelen, groente en fruit, bier, wijn, frisdranken, melk, niet-gesteriliseerde melkproducten, boter, margarine, speciale melkproducten, vlees, wild en gevogelte, vleeswaren en salades, vis, schaal- en schelpdieren, brood en gebak, koek- en banketartikelen maaltijden, maaltijdcomponenten, ijs, chocolade en chocoladeproducten, snoepen, zoetwaren, zoutjes, onderleggers en notenbarproducten, delicatessen, dierenvoeding, rookwaren, drogmetica, schoonmaak- en onderhoudsartikelen, kantoorbenodigdheden en wenskaarten, lectuur, huishoudelijke artikelen, dierenbenodigdheden, bloemen en planten wordt verkocht, eventueel gecombineerd met een aanvullend assortiment gebruiksartikelen, waaronder iedere fysieke en virtuele inrichting waarin een kaasspeciaalzaak, delicatessenwinkel in de breedste zin des woords, gespecialiseerde zuiveldetailhandel dan wel een supermarkt of levensmiddelenwinkel op een recreatiepark wordt geëxploiteerd.
3. Onder levensmiddelenbedrijf wordt verstaan: het bedrijf waarin in winkels overwegend een verscheidenheid van verbruiksartikelen als genoemd wordt verkocht, eventueel gecombineerd met een aanvullend assortiment gebruiksartikelen.
Artikel 6 Aangesloten werkgever
1. Aangesloten werkgever is:
a. de werkgever die één of meer werknemers in dienst heeft, die vallen onder de verplichtstelling krachtens de wet;
b. de werkgever die niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, met wie het fonds een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten;
c. de Stichting Vervroegd Uittreden Levensmiddelenbedrijf.
2. De werkgever als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, is verplicht om alle werknemers bij het fonds aan te melden en ervoor zorg te dragen dat het fonds de beschikking krijgt over alle door het bestuur nodig geoordeelde gegevens. Deze gegevens dienen in uniform formaat elektronisch via Pensioenaangifte te worden aangeleverd op de wijze die door het fonds wordt verlangd zoals aangegeven in het uitvoeringsreglement. De aanlevering van deze gegevens vindt plaats conform de tijdvakken en aanlevertermijnen zoals gehanteerd door de Belastingdienst.
3. Het fonds kan een uitvoeringsovereenkomst sluiten met een werkgever die niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, maar die zich op vrijwillige basis bij het fonds wil aansluiten, indien:
x. xx xxxxxxxxxxxxxxxx bij deze werkgever ten minste gelijk is aan die volgens de CAO voor het Levensmiddelenbedrijf en de werkgever premie afdraagt aan de Stichting Sociaal Fonds Levensmiddelenbedrijf; of
b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de werkgever die zich vrijwillig wil aansluiten en een andere werkgever die onder de werkingssfeer van het fonds valt; of
c. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de werkgever wel onder de werkingssfeer van het fonds viel.
Artikel 7 Werknemer
Onder werknemer wordt verstaan:
x. xxxxxx die in dienstbetrekking in de zin van de sociale werknemersverzekeringen staat tot een werkgever als bedoeld in artikel 5, eerste lid, dan wel in artikel 6, eerste lid, onder b;
b. degene die tot een werkgever in dienstbetrekking staat en die niet langer verzekeringsplichtig is voor de sociale werknemersverzekeringen vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (Wet van 31 mei 1956, 281, zoals gewijzigd op 26 november 2016, Stb. 2016, 472), maar die dat wel was geweest wanneer de werknemer deze leeftijd nog niet zou hebben bereikt
Artikel 8 Deelnemer
Deelnemer is:
a. de werknemer die verplicht is tot deelneming in het fonds op grond van de verplichtstelling krachtens de wet;
b. de werknemer die verplicht is tot deelneming in het fonds op grond van een tussen zijn werkgever en het fonds gesloten uitvoeringsovereenkomst;
c. de gewezen werknemer indien en zolang zijn deelneming overeenkomstig het pensioenreglement wordt voortgezet.
Artikel 9 Bestuur
1. Het fonds heeft een paritair bestuur. De belanghebbenden zijn op een zo evenwichtig mogelijke wijze vertegenwoordigd in het bestuur.
2. Het bestuur van het fonds bestaat uit tien leden, die door het bestuur worden benoemd, van wie vijf op voordracht van de werkgeversverenigingen, te weten:
a. drie door het Vakcentrum, Beroepsorganisatie van Zelfstandige Detaillisten, gevestigd te Woerden;
b. twee door de Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen, gevestigd te Leidschendam;
vier op voordracht van de werknemersverenigingen, te weten:
c. Federatie Nederlandse Vakbeweging, gevestigd te Utrecht;
d. CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht; welke verdeling in onderling overleg plaatsvindt,
en één op voordracht van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan.
3. De bestuursleden zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds. Voordracht vindt plaats op basis van het voor het desbetreffende bestuurslid geldende functieprofiel. In het functieprofiel is de vereiste geschiktheid vastgelegd. Benoeming vindt niet plaats indien het bestuur van oordeel is dat de kandidaat niet voldoet aan het functieprofiel. Het bestuur legt de overwegingen vast waarom een kandidaat wordt benoemd. Het voorgaande geldt ook bij herbenoeming van een zittend bestuurslid. Het bestuur legt iedere voorgenomen benoeming voor aan de raad van toezicht. Benoeming vindt niet plaats indien de raad van toezicht van oordeel is dat de kandidaat niet voldoet aan het functieprofiel.
4. Van de bestuursleden staat de betrouwbaarheid buiten twijfel. De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de toezichthouder voor de toepassing van de Pensioenwet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid van een van de bestuursleden, stelt het fonds de toezichthouder daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
5. Het bestuur meldt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf aan de toezichthouder. Een dergelijke wijziging wordt niet doorgevoerd indien:
a. de toezichthouder binnen zes weken na ontvangst van de melding van de wijziging aan het fonds bekend maakt dat hij niet met de voorgenomen wijziging instemt; of
b. de toezichthouder om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht en binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur bekend maakt dat hij niet met de voorgenomen wijziging instemt.
6. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door periodiek aftreden, opzeggen door het bestuurslid, overlijden, alsmede indien het bestuur het desbetreffende bestuurslid ontslaat, hetzij op verzoek van de betrokken vereniging hetzij in geval van disfunctioneren als bedoeld in lid 8. Een bestuurslid wordt niet eerder ontslagen dan na het horen van de raad van toezicht over de procedure.
7. Een bestuurslid kan door het bestuur worden geschorst indien naar het oordeel van het bestuur de belangen van het fonds tijdelijk conflicteren met de belangen van het desbetreffende bestuurslid. Gedurende de periode van schorsing kan het geschorste bestuurslid de aan het bestuurslidmaatschap verbonden rechten niet uitoefenen. De schorsing zal worden opgeheven indien naar het oordeel van het bestuur niet langer sprake is van een belangenconflict. De raad van toezicht kan het bestuur wegens disfunctioneren schorsen; het bepaalde in het negende lid is van overeenkomstige toepassing. In de periode van schorsing neemt het bestuur slechts noodzakelijke besluiten. Dit zijn besluiten zonder welke de voortgang van het pensioenfonds in gevaar komt.
8. Het bestuur stelt een procedure vast voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en het functioneren van de individuele bestuursleden. Indien het bestuur na het volgen van deze procedure van oordeel is dat er sprake is van een situatie van disfunctioneren door een bestuurslid, zal het bestuur dat bestuurslid, schriftelijk en met redenen omkleed, ontslaan degene die het desbetreffende lid heeft voorgedragen, daarover informeren.
9. De raad van toezicht kan het bestuur wegens disfunctioneren ontslaan. Van disfunctioneren is in ieder geval sprake als het bestuur een besluit heeft genomen zonder de volgens artikel 15, vijfde lid, benodigde goedkeuring van de raad van toezicht en het bestuur niet aannemelijk maakt dat het besluit nodig was in het belang van de belanghebbenden of
voortvloeit uit een aanwijzing van de toezichthouder, een last onder dwangsom of een wettelijk voorschrift. De raad van toezicht maakt slechts van de bevoegdheid om het bestuur te ontslaan gebruik nadat het bestuur in de gelegenheid is gesteld het disfunctioneren ongedaan te maken.
10.Indien de raad van toezicht het bestuur wegens disfunctioneren heeft ontslagen, blijft het bestuur aan totdat een nieuw bestuur is benoemd. De benoeming van het nieuwe bestuur vindt in dat geval zo spoedig mogelijk plaats door de in het tweede lid genoemde voordragende organisaties respectievelijk de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan. De laatste volzin van het derde lid is van overeenkomstige toepassing. In de periode tussen het ontslag door de raad van toezicht en het definitief worden van de benoeming, na de toetsing door de toezichthouder als bedoeld in het vijfde lid neemt het bestuur slechts noodzakelijke besluiten.
11.Xxxxx lid van het bestuur treedt uiterlijk vier jaar na zijn benoeming af volgens een door het bestuur op te stellen rooster van aftreden. Het bestuur kan de afgetreden bestuursleden maximaal twee keer herbenoemen. Indien daar gegronde redenen voor zijn, kan een bestuurslid meer dan twee keer worden herbenoemd.
00.Xx een tussentijdse vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan door het bestuur voorzien op voordracht van de vereniging die, gelet op het bepaalde in lid 1, daarvoor in aanmerking komt, dan wel op voordracht van de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan. Een bestuurslid, dat in een tussentijdse vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene die hij opvolgt, moest aftreden. Het bestuur kan zijn bevoegdheden uitoefenen, ook wanneer er vacatures zijn.
13.Het bestuur stelt een vergoedingsregeling voor de leden van het bestuur vast. Zij ontvangen op grond van deze regeling een vaste vergoeding per jaar, waarbij verschil wordt gemaakt tussen de voorzitters en de andere leden van het bestuur. De vergoeding staat in redelijke verhouding tot de gedragen verantwoordelijkheid, de aan de functie gestelde eisen en het tijdsbeslag zoals vastgelegd in het functieprofiel. Daarnaast ontvangen de leden van het bestuur voor het bijwonen van vergaderingen of daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten een vacatiegeld en een vergoeding van de gemaakte reiskosten.
14.Het bestuur kiest een werkgeversvoorzitter en een plaatsvervangend werkgeversvoorzitter uit de werkgeversgeleding en een werknemersvoorzitter en een plaatsvervangend werknemersvoorzitter uit de geledingen van werknemers en pensioengerechtigden. Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de werkgeversvoorzitter en de werknemersvoorzitter en hun plaatsvervangers.
00.Xx werkgeversvoorzitter en de werknemersvoorzitter hebben afwisselend gedurende een jaar de leiding van vergaderingen van het bestuur, als bedoeld in artikel 11. Bij ontstentenis van de werkgeversvoorzitter treedt in diens plaats de werknemersvoorzitter op en bij ontstentenis van de werknemersvoorzitter treedt in diens plaats werkgeversvoorzitter op. Indien beide verhinderd zijn treedt de plaatsvervangend werkgevers- danwel werknemersvoorzitter op.
Artikel 10 Taken en bevoegdheden van het bestuur en vertegenwoordiging
1. Het bestuur is belast met de bepaling van het beleid van het fonds, alsmede met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en de reglementen. Het dagelijks beleid van het fonds wordt bepaald door ten minste twee personen uit het bestuur. Het bestuur wordt bij de uitoefening van zijn taken ondersteund en geadviseerd door het door het bestuur ingestelde bestuursbureau.
2. Het bestuur is bevoegd alle handelingen - daaronder begrepen het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, daaronder echter niet begrepen het aangaan van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt - te verrichten, voor zover daaromtrent bij of krachtens wettelijke voorschriften, respectievelijk bij of krachtens deze statuten of het pensioenreglement van het fonds niet anders is bepaald.
3. Het bestuur kan zijn bevoegdheden om besluiten te nemen dan wel (rechts)handelingen te verrichten in het kader van de uitvoering van de pensioenregeling van het fonds voor onbepaalde tijd mandateren aan de administrateur. Tevens kan het bestuur zijn bevoegdheden mandateren aan het dagelijks bestuur, de door het bestuur ingestelde bestuurlijke commissies, alsmede aan het door het bestuur ingestelde bestuursbureau. De gemandateerde bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur. Het bestuur stelt een huishoudelijk reglement vast, waarin de taken, bevoegdheden en werkwijze van het dagelijks bestuur, de commissies en het bestuursbureau zijn vastgelegd.
4. Het bestuur kan zijn bevoegdheden om te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten in het kader van het vermogensbeheer en het vastgoedbeheer van het fonds - daaronder begrepen het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen - voor onbepaalde tijd mandateren aan de administrateur.
5. De door de administrateur op grond van de in het derde en vierde lid genomen besluiten worden genomen onder verantwoordelijkheid van het bestuur en gelden als besluiten van het bestuur. Het bestuur is bevoegd de gemandateerde bevoegdheid te allen tijde en met onmiddellijke ingang in te trekken.
6. Met inachtneming van het hierna in lid 8 bepaalde, vertegenwoordigen de werkgeversvoorzitter en de werknemersvoorzitter van het bestuur gezamenlijk het pensioenfonds. Bij ontstentenis (van een) van beide voorzitters vertegenwoordigen een werkgeversbestuurslid en een werknemersbestuurslid gezamenlijk het fonds.
7. Alle van het bestuur uitgaande stukken worden door de werkgeversvoorzitter en de werknemersvoorzitter of bij hun ontstentenis door hun plaatsvervangers ondertekend. Bij ontstentenis van de plaatsvervangers, worden de stukken getekend door een werkgeversbestuurslid en een werknemersbestuurslid.
8. De administrateur is bevoegd het fonds onbeperkt te vertegenwoordigen bij die (rechts) handelingen, die verricht dienen te worden voor het uitvoeren van de door hem, op grond van de hiervoor in het derde en vierde lid omschreven gemandateerde bevoegdheden, genomen besluiten.
9. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
Artikel 11 Bestuursvergaderingen en besluitvorming
1. Het bestuur vergadert ten minste eenmaal per jaar en voorts zo dikwijls de leidinghebbende voorzitter dit nodig acht of ten minste twee bestuursleden zulks wensen. In het laatste geval is de leidinghebbende voorzitter verplicht een bestuursvergadering uit te schrijven binnen een maand nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is
ontvangen.
2. De oproeping voor alle vergaderingen geschiedt door of namens de leidinghebbende voorzitter per schriftelijke convocatie. De te behandelen punten worden in de oproeping vermeld. Andere punten kunnen slechts worden behandeld in een vergadering, waarin ten minste vier van de bestuursleden - onder wie ten minste een werknemersbestuurslid en ten minste een werkgeversbestuurslid - aanwezig zijn, tenzij een van de aanwezige leden zich tegen behandeling verzet.
3. Indien de leidinghebbende voorzitter geen gevolg geeft aan een verzoek ingevolge het eerste lid, zijn de betrokken leden van het bestuur gezamenlijk tot de convocatie van de vergadering bevoegd.
4. Indien de aantallen van de ter vergadering aanwezige werkgeversgeleding enerzijds en geledingen van werknemers en pensioengerechtigden anderzijds even groot zijn, hebben de bestuursleden ieder één stem. Is dat niet het geval, dan brengt ieder bestuurslid van de werkgeversgeleding respectievelijk geledingen van werknemers en pensioengerechtigden evenveel stemmen uit als er leden van de andere groep aanwezig zijn.
5. Het bestuur is, uitgezonderd het bepaalde in lid 8, slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen, wanneer ten minste zes bestuursleden ter vergadering aanwezig zijn. Ingeval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen twee maanden, doch niet eerder dan na 10 dagen, opnieuw in vergadering bijeengeroepen. In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens onvoltalligheid geen besluit kon worden genomen.
6. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders is bepaald, worden alle besluiten in een bestuursvergadering over zaken genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen. Xxxxxx uitgebrachte stemmen tellen niet mee bij de berekening van het aantal stemmen, dat de volstrekte meerderheid uitmaakt. Bij staking van stemmen wordt, tenzij de vergadering voltallig is, het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. In deze en evenzo in een voltallige vergadering wordt bij staking van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. De stemming moet geschieden bij hoofdelijke oproeping, wanneer een van de bestuursleden dit verlangt en alsdan mondeling.
De stemming over personen geschiedt, behoudens in die gevallen waarin de verkiezing bij acclamatie plaats heeft, met gesloten en ongetekende briefjes. De volstrekte meerderheid van stemmen beslist. Heeft bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid verkregen, dan heeft een tweede vrije stemming plaats. Is er ook dan geen volstrekte meerderheid, dan heeft er tussen de twee kandidaten, die alsdan de meeste stemmen
verkregen hebben, een herstemming plaats nadat zonodig door een tussenstemming is uitgemaakt tussen welke personen de herstemming zal plaatshebben. Zo bij deze tussenstemming of herstemming de stemmen staken, beslist het lot.
7. Onverminderd het bepaalde in artikel 21, eerste lid, kan het bestuur ook buiten vergadering besluiten nemen, mits dat geschiedt via schriftelijke voorlegging aan alle leden van het bestuur, waarbij ieder bestuurslid de gelegenheid krijgt zich over de desbetreffende voorstellen uit te spreken. Indien een bestuurslid de wens daartoe te kennen geeft, wordt het besluit aangehouden tot de volgende bestuursvergadering.
8. Het bestuur heeft een noodprocedure vastgesteld. Indien deze noodprocedure van toepassing is, heeft het crisisteam mandaat om unaniem besluiten te nemen die afwijken van de door het bestuur vastgestelde beleggingsrichtlijnen, onder de voorwaarden als opgenomen in de noodprocedure.
9. Ieder bestuurslid is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan indien ten minste drie van de bestuursleden akkoord zijn met de aanwezigheid van de deskundige in de bestuursvergadering. De kosten van de deskundige voor het raadplegen of voor het bijwonen van de vergadering komen ten laste van het fonds als dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van de taak van het desbetreffende bestuurslid en het fonds van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld.
Artikel 12 Verantwoordingsorgaan
1. Het verantwoordingsorgaan van het fonds bestaat uit negen leden.
2. In het verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden die een ouderdomspensioen of partnerpensioen van het fonds ontvangen, evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd met dien verstande dat minimaal twee pensioengerechtigden zitting hebben in het verantwoordingsorgaan. De leden van het verantwoordingsorgaan vormen een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling van de betreffende geleding.
3. Rekening houdend met het bepaalde in het tweede lid is het verantwoordingsorgaan op 1 januari 2018 als volgt samengesteld:
a. vijf deelnemers;
b. twee pensioengerechtigden;
c. twee leden vertegenwoordigen de werkgevers.
4. De in artikel 9, tweede lid, genoemde werknemersverenigingen benoemen en ontslaan de leden die de deelnemers vertegenwoordigen.
5. De leden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen, worden gekozen door de pensioengerechtigden.
6. De in artikel 9, tweede lid, genoemde werkgeversverenigingen benoemen en ontslaan de leden die de werkgevers vertegenwoordigen.
7. Ieder lid van het verantwoordingsorgaan treedt uiterlijk vier jaar na zijn benoeming af volgens een door het verantwoordingsorgaan op te stellen rooster van aftreden. De aftredende leden van het verantwoordingsorgaan namens deelnemers en werkgevers zijn terstond en maximaal twee maal herbenoembaar. De aftredende leden van het
verantwoordingsorgaan namens gepensioneerden zijn terstond en maximaal twee maal (her)verkiesbaar. Indien daar gegronde redenen voor zijn, kan een lid van het verantwoordingsorgaan meer dan twee keer worden herbenoemd dan wel her verkiesbaar worden gesteld.
8. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur of de raad van toezicht.
9. Het verantwoordingsorgaan heeft recht op overleg met de raad van toezicht.
10.Het bestuur en het verantwoordingsorgaan komen tenminste tweemaal per jaar in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het bestuur of het verantwoordingsorgaan overleg wenselijk acht.
11.Het bestuur verstrekt desgevraagd aan het verantwoordingsorgaan tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
00.Xx leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen voor het bijwonen van vergaderingen of daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten een vacatiegeld en een vergoeding voor de gemaakte reiskosten.
13.Het bestuur stelt een reglement vast waarin de werkwijze van het verantwoordingsorgaan wordt vastgelegd. Het reglement bevat onder meer bepalingen over:
a. de verkiezingsprocedure van de leden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen;
b. de taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan;
c. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan tot een oordeel komt dan wel adviezen samenstelt en dit oordeel dan wel deze adviezen aan het bestuur ter kennis brengt;
d. de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen van het verantwoordingsorgaan worden bijeengeroepen;
e. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan in en buiten de vergaderingen besluiten neemt.
Het verantwoordingsorgaan is verplicht zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het reglement.
Artikel 13 Taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan
1. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst.
2. Het verantwoordingsorgaan is bevoegd het bestuur te adviseren overeenkomstig het bepaalde in de Pensioenwet. Dit is nader uitgewerkt in het reglement van het verantwoordingsorgaan.
Artikel 14 Raad van toezicht
1. De raad van toezicht bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen. De leden van de raad van toezicht zijn onafhankelijk en laten dit tot uiting komen in het toezicht.
2. Het bestuur benoemt en ontslaat de voorzitter en de andere leden van de raad van toezicht na bindend advies van het verantwoordingsorgaan.
3. De leden van de raad van toezicht zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het fonds. Van de leden van de raad van toezicht staat de betrouwbaarheid buiten twijfel. Het bepaalde in het vierde en vijfde lid van artikel 9 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de raad van toezicht.
4. De raad van toezicht evalueert in elk geval jaarlijks zijn functioneren.
5. Ieder lid van de raad van toezicht treedt uiterlijk vier jaar na zijn benoeming af volgens een door de raad van toezicht op te stellen rooster van aftreden. Een lid van de raad van toezicht kan maximaal één keer worden herbenoemd na bindende voordracht van het verantwoordingsorgaan.
6. De raad van toezicht stelt een profielschets vast voor de leden van de raad van toezicht.
7. Het bestuur en de raad van toezicht komen tenminste tweemaal per kalenderjaar in vergadering bijeen.
8. Het bestuur verstrekt desgevraagd aan de raad van toezicht tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
9. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de taken en bevoegdheden van de raad van toezicht en zijn werkwijze worden vastgelegd.
Artikel 15 Taken en bevoegdheden van de raad van toezicht
1. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds.
2. De raad van toezicht is tenminste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Dat laatste houdt in dat beoordeeld wordt of er een evenwichtige belangenafweging is geweest.
3. De raad van toezicht legt verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan, aan de werkgever en in het jaarverslag.
4. De raad van toezicht staat het bestuur met raad ter zijde.
5. Aan de goedkeuring van de raad van toezicht zijn onderworpen de voorgenomen besluiten van het bestuur tot vaststelling van:
a. het jaarverslag en de jaarrekening;
b. de profielschets voor bestuurders;
c. het beleid inzake beloningen, met uitzondering van de beloning van de raad van toezicht;
d. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds;
e. liquidatie, fusie of splitsing van het fonds;
f. het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm.
6. Indien de raad van toezicht geen goedkeuring verleent op een voorgenomen besluit als bedoeld in het vijfde lid, zal het bestuur dat besluit heroverwegen, met inachtneming van de door de raad van toezicht aangevoerde argumenten, en goedkeuring vragen op een gewijzigd voorgenomen besluit. Het reglement raad van toezicht bevat een regeling inzake geschillen over goedkeuring van besluiten door de raad van toezicht. Het ontbreken van de goedkeuring van de raad van toezicht tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van bestuur of bestuurders niet aan. Indien het zonder goedkeuring genomen besluit, naar het oordeel van de raad van toezicht, afbreuk doet aan een beheerste en integere bedrijfsvoering van het fonds, kan de raad van toezicht zijn bezwaren tegen dat besluit melden aan De Nederlandsche Bank.
7. De raad van toezicht treedt in geval van disfunctioneren van het bestuur in overleg met het bestuur om te trachten tot een oplossing voor het disfunctioneren te komen en meldt het disfunctioneren aan het verantwoordingsorgaan. Indien dit overleg binnen een redelijke termijn, te beoordelen door de raad van toezicht, niet tot resultaten leidt, meldt de raad van toezicht het disfunctioneren aan De Nederlandsche Bank.
8. De leden van de raad van toezicht richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
Artikel 16 Administrateur
1. De uitvoering van de pensioenregeling bestaat uit pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer. Deze werkzaamheden worden onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur opgedragen aan een (of meerdere) daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur(s).
2. De opdracht tot het uitvoeren van het pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer aan de administrateur(s) wordt schriftelijk vastgelegd in een beheerovereenkomst, die de rechten en verplichtingen van het fonds en de administrateur(s) ten opzichte van elkaar regelt.
3. De afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening door de administrateur(s) worden nader vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten voor pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer, die behoren bij de beheerovereenkomst.
4. De administrateur(s) is (zijn) verplicht zich te doen vertegenwoordigen in de vergaderingen van het bestuur.
Artikel 17 Actuaris
1. Het bestuur benoemt een actuaris, die bevoegd is tot het waarmerken van de jaarlijks actuariële staten en het actuarieel verslag. De actuaris is onafhankelijk van het fonds en verricht geen andere werkzaamheden voor het fonds.
2. In het actuarieel verslag, dat jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar ten behoeve van het bestuur wordt opgesteld, wordt een beoordeling gegeven van de financiële opzet van het fonds en de grondslagen waarop het rust. De actuaris laat het actuarieel verslag inclusief een verklaring.
3. De actuaris is gerechtigd tot inzage van die boeken en bescheiden van het fonds, waarvan de inzage voor een juiste vervulling van zijn taak nodig is.
4. Alvorens een besluit wordt genomen, strekkende tot wijziging van de rechten of verplichtingen van de werkgevers, deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en de pensioengerechtigden, wint het bestuur advies in van een andere actuaris.
Artikel 18 Accountant
1. Het bestuur draagt de controle van de administratie van het fonds op aan een registeraccountant.
2. De accountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het fonds. De waarden van het fonds moeten hem op verzoek worden getoond.
Artikel 19 Boekjaar
Het boekjaar van het fonds loopt van 1 januari tot en met 31 december.
Artikel 20 Statutenwijziging en ontbinding
1. Besluiten tot wijziging der statuten, alsook een besluit tot ontbinding van het fonds kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een daarvoor uitgeschreven vergadering, waar ten minste acht bestuursleden aanwezig zijn en indien ten minste twee/derde der ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen zich daarvóór verklaart.
2. Voorstellen tot ontbinding van het fonds worden niet eerder in behandeling genomen dan dat daarover schriftelijk advies is ingewonnen van de in artikel 9, eerste lid, genoemde verenigingen. Voor het uitbrengen van deze adviezen moet een termijn van ten minste een maand worden gegeven.
Artikel 21 Intrekking van de verplichtstelling
1. Indien de verplichtstelling krachtens de wet wordt ingetrokken en niet binnen zes maanden daarna een besluit tot ontbinding van het fonds in werking treedt, zullen aan degenen, wier deelneming als gevolg van de intrekking komt te vervallen, dezelfde aanspraken worden toegekend, die bij het beëindigen van de deelneming op andere wijze ingevolge het pensioenreglement van het fonds aan de betrokkenen toekomen.
2. Treedt bij intrekking van de verplichtstelling als in het voorgaande lid bedoeld, binnen zes maanden daarna een besluit tot ontbinding van het fonds in werking, dan zullen aan degenen, wier deelneming als gevolg van deze intrekking komt te vervallen, premievrije aanspraken worden toegekend op de wijze als in artikel 22, derde lid, is bepaald.
Artikel 22 Vereffening
1. Bij ontbinding van het fonds geschiedt de vereffening door een daartoe door het bestuur aan te wijzen commissie.
2. De met de vereffening belaste commissie treedt in de bevoegdheden en de verplichtingen van het bestuur met dien verstande, dat na het inwerkingtreden van het besluit tot ontbinding:
a. door werkgevers en deelnemers geen premies meer verschuldigd zullen worden;
b. geen wijzigingen in de statuten en het pensioenreglement van het fonds mogen worden aangebracht.
3. Indien bij vereffening de beschikbare middelen niet toereikend zijn om de uitkeringen van pensioengerechtigden tot de reglementaire einddatum voort te zetten en tevens aan alle deelnemers, gewezen deelnemers en andere aanspraakgerechtigden premievrije aanspraken toe te kennen ter grootte van de aanspraken, welke zij zouden hebben gehad indien bij het voortbestaan van het fonds hun deelneming op de datum van vereffening zou zijn beëindigd, worden de desbetreffende pensioenaanspraken en pensioenrechten, met inachtneming van het bepaalde in artikel 134 Pensioenwet, verminderd.
Een eventueel overschot zal zoveel mogelijk worden aangewend in overeenstemming met de doelstelling van het fonds.
4. Het bestuur is bevoegd bij ontbinding van het fonds de verplichtingen van het fonds over te dragen aan een verzekeraar als bedoeld in de Pensioenwet, of aan een ander fonds waarop die wet van toepassing is.
5. De slotrekening van de vereffening behoeft de goedkeuring van de werkgevers- en de werknemersverenigingen, genoemd in artikel 9, eerste lid.
Artikel 23 Verslaglegging
1. Het bestuur legt jaarlijks na afloop van het boekjaar aan de organisaties genoemd in artikel 9, eerste lid, rekening en verantwoording van het beheer van het fonds over het afgelopen boekjaar af, onder overlegging van de jaarrekening, het jaarverslag en het actuarieel verslag.
2. Het bestuur draagt zorg, dat de deelnemers en de aangesloten werkgevers van het verslag, eventueel in beknopte vorm, kennis kunnen nemen.
3. Het bestuur legt aan de toezichthouder jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening, een jaarverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds gegeven wordt en waaruit ten genoegen van de toezichthouder blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet en dat de belangen van de deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden.
4. Het bestuur legt aan de toezichthouder bovendien jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag betreffende het fonds over, voorzien van de verklaring van de actuaris.
5. De jaarrekening moet zijn voorzien van een verklaring omtrent getrouwheid, ondertekend door de accountant.
Artikel 24 Wijziging reglementen
Het bestuur is bevoegd de reglementen van het fonds te wijzigen.
Artikel 25 Onvoorziene gevallen
Het bestuur is bevoegd in gevallen waarin deze statuten, het uitvoeringsreglement en het pensioenreglement niet voorzien, dan wel in gevallen van bijzondere hardheid af te wijken van het uitvoeringsreglement of het pensioenreglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met deze statuten.
Artikel 26 Klachten en geschillen
Klachten en geschillen worden conform het geldende Reglement Klachten- en geschillenregeling van het fonds behandeld waarin tevens de procedure is vastgelegd.
Artikel 27 Inwerkingtreding
Deze statuten traden in werking met ingang van 1 november 1968.
In de hiervoor opgenomen statuten zijn de nadien aangebrachte wijzigingen verwerkt, tot en met die welke notarieel verleden zijn op 5 maart 2019.
De Stichting is ingeschreven in het Stichtingenregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Utrecht onder nummer 41178959.