Huurder. Een natuurlijke persoon met wie een huurovereenkomst is gesloten.
Huurder de Consument of het Bedrijf dat een Overeenkomst (op afstand) aangaat met Verhuurder.
Huurder de natuurlijke persoon of natuurlijke personen waarmee verhuurder een overeenkomst van huur en verhuur betreffende zelfstandige woonruimte heeft gesloten.
Examples of Huurder in a sentence
Huurder is gehouden het voertuig in oorspronkelijke staat bij verhuurder terug te bezorgen.
Huurder is verplicht de verplichtingen en verboden van dit artikel op te leggen aan bestuurder, passagiers en andere gebruikers van het voertuig en toe te zien op de nakoming daarvan.
Huurder zal alle medewerking aan verhuurder verlenen om zich weer in het bezit van het voertuig te doen stellen.
Huurder voldoet de te betalen prijs voor het gehuurde in zijn geheel, bij vooruitbetaling, vóór de eerste van de maand door betaling van het verschuldigde bedrag op de door verhuurder aangegeven wijze.
Huurder en bestuurder kunnen om inzage en correctie met betrekking tot de verwerkte persoonsgegevens verzoeken en verzet aantekenen.
More Definitions of Huurder
Huurder alle overeenkomstige begrippen bij pacht of enig al dan niet op een overeenkomst gebaseerd ander gebruik;
Huurder de natuurlijke persoon of rechtspersoon die als huurder de huurovereenkomst sluit.
Huurder de wederpartij van de Verhuurder.
Huurder de persoon die met de verhuurder een overeenkomst sluit met betrekking tot huur/gebruik van een accommodatie.
Huurder de Partij die om door de Verhuurder verhuurd Materiaal vraagt, dit bestelt, huurt en/of ontvangt.
Huurder. Dat bent u, de Huurder van het Systeem.
Huurder het Bedrijf dat een Overeenkomst (op afstand) aangaat met Verhuurder.