Examples of Inbraak in a sentence
Inbraak, diefstal of poging daartoe, waarbij de dader het gebouw, waarin zich de verzekerde gevaarsobjecten bevinden, is binnengedrongen of getracht heeft binnen te dringen, door middel van braak van buitenaf aan bedoeld gebouw of een daarmee binnenshuis gemeenschap hebbend gebouw.
Inbraak, diefstal of poging daartoe, waarbij de dader het gebouw, waarin zich de verzekerde gevaarsobjecten bevinden, is binnengedrongen of getracht heeft binnen te dringen, door middel van braak van buitenaf aan bedoeld gebouw of een daarmee binnenshuis gemeenschap hebbend gebouw, alsmede de daaruit voortvloeiende bedrijfsschade, dit laatste ongeacht of de gevaarsobjecten zijn verzekerd.
Inbraak Je bent verzekerd voor schade door inbraak in jouw woning.
Bij Inbraak, Xxxxxxxx met geweld of verkeersongeval op weg naar de Gedekte gebeurtenis, moet de Verzekerde een klacht/aangifte indienen bij de bevoegde politie instanties, binnen een periode van 24u volgend op de schade.
Onder cascoschade zoals bedoeld in artikel 25 van de Algemene Voorwaarden Keurmerk Private Lease wordt verstaan schade aan het voertuig ontstaan door of tijdens: • Brand • Explosie • Zelfontbranding • Kortsluiting • Blikseminslag • Diefstal • (In)braak • Joyriding • Botsen met wild, vogels of loslopende dieren.