Ouder definitie

Ouder. De bloed- of aanverwant in opgaande lijn of pleegouder van het kind op wie de kinderopvang betrekking heeft.
Ouder. Gezaghebbende ouder, adoptieouder, stiefouder of een ander die een Jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder.
Ouder. De bloed- of aanverwant in opgaande lijn of verzorger van het kind op wie de Gastouderopvang betrekking heeft.

Examples of Ouder in a sentence

  • De Ouder moet de klacht indienen binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek in prestatie heeft ontdekt of redelijkerwijze had behoren te ontdekken, waarbij een klacht binnen een termijn van twee maanden na ontdekking tijdig is.

  • Bij gebreke van volledige en tijdige betaling is de Ouder van rechtswege in verzuim.

  • De Ouder meldt bijzonderheden van medische aard of in de ontwikkeling van het kind reeds bij de aanmelding.

  • Een eventuele betaling door een derde voor de Ouder geldt wel als een bevrijdende betaling door die Ouder.

  • Gedurende de opzegtermijn duurt de betalingsverplichting van de Ouder voort.


More Definitions of Ouder

Ouder. De bloed- of aanverwant in opgaande lijn of pleegouder van het kind op wie de kinderopvang betrekking heeft. Oudercommissie Advies- en overlegorgaan ingesteld door de ondernemer, bestaande uit een vertegenwoordiging van ouders wiens kinderen in het kindercentrum worden opgevangen.
Ouder gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als be- horend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder (artikel 1.1 Jeugdwet).
Ouder. De eigen, stief-, pleeg-, adoptieouder of daadwerkelijke verzorger van de medewerker of van de partner van de medewerker.
Ouder. De bloed- of aanverwant in opgaande lijn of pleegouder van het kind op wie de overeengekomen kinderopvang betrekking heeft en die de Plaatsingsovereenkomst heeft ondertekend;
Ouder. Een natuurlijk persoon die gebruik maakt, gebruik wenst te maken of gebruik heeft gemaakt van de diensten van de kinderopvangorganisatie, voor de opvang van zijn – of haar kinderen.
Ouder. Ouder(s), voogd(en) of verzorger(s).
Ouder de ouder of andere wettelijk vertegenwoordiger van het kind die de overeenkomst met XXX aangaat;