Aflossingen, vergoedingen en contante waarde clausule. 6.1 Onverminderd het bepaalde in artikel 4 van deze Algemene Hypotheekvoorwaarden moet de lening worden afgelost in de termijnen en op de wijze als in de overeenkomst vermeld. 6.2 (Extra) aflossingen zijn toegestaan, mits in ronde sommen van vijftig euro of een veelvoud daarvan en met een minimum van vijfhonderd euro. Betreft het een algehele aflossing dan dient de bank ten minste één maand tevoren een schriftelijke kennisgeving met opgave van de aflossingsdatum te hebben ontvangen. 6.3 Over (extra) aflossingen is geen vergoeding verschuldigd - behoudens de mogelijkheid tot afwijking in de overeenkomst - in de navolgende gevallen: a. indien de in lid 4 van dit artikel bedoelde rentevoet A gelijk aan of hoger is dan de in dat lid bedoelde rentevoet B; b. indien en voor zover wordt afgelost uit een uitkering krachtens een overlijdensrisicoverzekering van welke verzekering de rechten verpand zijn aan de bank; c. indien wordt afgelost binnen zes maanden na overlijden van de schuldenaar, of een der schuldenaren; d. indien wordt afgelost in de drie maanden voorafgaand aan de nieuwe rentevaste periode; e. indien het onderpand verloren gaat tengevolge van bijvoorbeeld brand of instorting. f. indien algeheel wordt afgelost ten gevolge van verkoop en levering in economische en juridische zin van het onderpand; g. voor zover in een kalenderjaar niet meer extra wordt afgelost dan tien procent (10%) van de hoofdsom, eventueel in de overeenkomst overeengekomen aflossingen niet meegerekend. h. indien het een aflossing betreft op het leningdeel “Krediethypotheek”. Het hiervoor sub a, b, c, e, f en g in dit lid 3 bepaalde geldt niet voor zover het onderpand voor beleggingsdoeleinden wordt aangewend. 6.4 Met uitzondering van de in lid 3 van dit artikel genoemde gevallen is over het bedrag van de vervroegde aflossing een vergoeding verschuldigd overeenkomstig de volgende berekeningswijze. Als de rente, die de bank op het moment van de (gedeeltelijke) vervroegde aflossing bedingt voor soortgelijke nieuw af te sluiten leningen met soortgelijke onderpanden en met een rentevaste periode die gelijk is aan de periode (hierna te noemen: “resterende rentevaste periode”) die ligt tussen de aflossingsdatum en de eerstvolgende renteherzieningsdatum of, indien deze eerder valt, de einddatum van de lening (rentevoet A), lager is dan de rente verschuldigd over de (gedeeltelijk) af te lossen lening (rentevoet B), vergoedt de schuldenaar aan de bank: de contante waarde van het verschil tussen de rentebedragen berekend op basis van rentevoet B en op basis van rentevoet A, beide berekend over het af te lossen bedrag en de resterende rentevaste periode. Indien de resterende rentevaste periode niet overeenkomt met een op dat moment door de bank gevoerde rentevaste periode voor soortgelijke nieuw af te sluiten leningen met soortgelijke onderpanden, wordt deze voor de bepaling van rentevoet A afgerond op de meest dichtbij gelegen, kortere, rentevaste periode die op dat moment door de bank wordt gevoerd voor soortgelijke nieuw af te sluiten leningen met soortgelijke onderpanden, met een minimum van één jaar, zulks met uitzondering van variabele rente. Bij de berekening van de contante waarde zullen de overeengekomen aflossingen voor de resterende rentevaste periode in aanmerking worden genomen. De disconteringsvoet waartegen de contante waarde zal worden berekend is gelijk aan de hierboven beschreven rentevoet A. 6.5 Indien het een tussentijdse algehele aflossing betreft, is de bank gerechtigd administratiekosten in rekening te brengen. 6.6 Een verschuldigde extra vergoeding wordt geacht in het aflossingsbedrag begrepen te zijn en dient in één betaling te worden voldaan aan de bank. 6.7 Wordt de lening afgelost op basis van annuïteiten, dan leidt extra aflossing tot dienovereenkomstige verlaging van de annuïteiten; de looptijd van de lening blijft onveranderd.
Appears in 7 contracts
Samples: Hypotheekovereenkomst, Hypotheekovereenkomst, Hypotheekovereenkomst
Aflossingen, vergoedingen en contante waarde clausule. 6.1 Onverminderd het bepaalde in artikel 4 van deze Algemene Hypotheekvoorwaarden moet de lening worden afgelost in de termijnen en op de wijze als in de overeenkomst vermeld.
6.2 (Extra) aflossingen zijn toegestaan, mits in ronde sommen van vijftig euro of een veelvoud daarvan en met een minimum van vijfhonderd euro. Betreft het een algehele aflossing dan dient de bank ten minste één maand tevoren een schriftelijke kennisgeving met opgave van de aflossingsdatum te hebben ontvangen.
6.3 Over (extra) aflossingen is geen vergoeding verschuldigd - behoudens de mogelijkheid tot afwijking in de overeenkomst - in de navolgende gevallen:
a. indien de in lid 4 van dit artikel bedoelde rentevoet A gelijk aan of hoger is dan de in dat lid bedoelde rentevoet B;
b. indien en voor zover wordt afgelost uit een uitkering krachtens een overlijdensrisicoverzekering van welke verzekering de rechten verpand zijn aan de bank;
c. indien wordt afgelost binnen zes maanden na overlijden van de schuldenaar, of een der schuldenaren;
d. indien wordt afgelost in de drie maanden voorafgaand aan de nieuwe rentevaste periodeop een renteherzieningsdatum;
e. indien het onderpand verloren gaat tengevolge van bijvoorbeeld brand of instorting.
f. indien algeheel wordt afgelost ten gevolge van verkoop en levering in economische en juridische zin van het onderpand;
g. voor zover in een kalenderjaar niet meer extra wordt afgelost dan tien procent (10%) van de hoofdsom, eventueel in de overeenkomst overeengekomen aflossingen niet meegerekend.
h. indien het een aflossing betreft op het leningdeel “Krediethypotheek”. Het hiervoor sub a, b, c, e, f en g in dit lid 3 bepaalde geldt niet voor zover het onderpand voor beleggingsdoeleinden wordt aangewend.
6.4 Met uitzondering van de in lid 3 van dit artikel genoemde gevallen is over het bedrag van de vervroegde aflossing een vergoeding verschuldigd overeenkomstig de volgende berekeningswijze. Als de rente, die de bank op het moment van de (gedeeltelijke) vervroegde aflossing bedingt voor soortgelijke nieuw af te sluiten leningen met soortgelijke onderpanden en met een rentevaste periode die gelijk is aan de periode (hierna te noemen: “resterende rentevaste periode”) die ligt tussen de aflossingsdatum en de eerstvolgende renteherzieningsdatum of, indien deze eerder valt, de einddatum van de lening (rentevoet A), lager is dan de rente verschuldigd over de (gedeeltelijk) af te lossen lening (rentevoet B), vergoedt de schuldenaar aan de bank: de contante waarde van het verschil tussen de rentebedragen berekend op basis van rentevoet B en op basis van rentevoet A, beide berekend over het af te lossen bedrag en de resterende rentevaste periode. Indien de resterende rentevaste periode niet overeenkomt met een op dat moment door de bank gevoerde rentevaste periode voor soortgelijke nieuw af te sluiten leningen met soortgelijke onderpanden, wordt deze voor de bepaling van rentevoet A afgerond op de meest dichtbij gelegen, kortere, rentevaste periode die op dat moment door de bank wordt gevoerd voor soortgelijke nieuw af te sluiten leningen met soortgelijke onderpanden, met een minimum van één jaar, zulks met uitzondering van variabele rente. Bij de berekening van de contante waarde zullen de overeengekomen aflossingen voor de resterende rentevaste periode in aanmerking worden genomen. De disconteringsvoet waartegen de contante waarde zal worden berekend is gelijk aan de hierboven beschreven rentevoet A.
6.5 Indien het een tussentijdse algehele aflossing betreft, is de bank gerechtigd administratiekosten in rekening te brengen.
6.6 Een verschuldigde extra vergoeding wordt geacht in het aflossingsbedrag begrepen te zijn en dient in één betaling te worden voldaan aan de bank.
6.7 Wordt de lening afgelost op basis van annuïteiten, dan leidt extra aflossing tot dienovereenkomstige verlaging van de annuïteiten; de looptijd van de lening blijft onveranderd.
Appears in 1 contract
Samples: Hypotheekovereenkomst
Aflossingen, vergoedingen en contante waarde clausule. 6.1 Onverminderd het bepaalde in artikel 4 van deze Algemene Hypotheekvoorwaarden moet de lening worden afgelost in de termijnen en op de wijze als in de overeenkomst vermeld.
6.2 (Extra) aflossingen zijn toegestaan, mits in ronde sommen van vijftig euro of een veelvoud daarvan en met een minimum van vijfhonderd euro. Betreft het een algehele aflossing dan dient de bank ten minste één maand tevoren een schriftelijke kennisgeving met opgave van de aflossingsdatum te hebben ontvangen.
6.3 Over (extra) aflossingen is geen vergoeding verschuldigd - behoudens de mogelijkheid tot afwijking in de overeenkomst - in de navolgende gevallen:
a. indien de in lid 4 van dit artikel bedoelde rentevoet A gelijk aan of hoger is dan de in dat lid bedoelde rentevoet B;
b. indien en voor zover wordt afgelost uit een uitkering krachtens een overlijdensrisicoverzekering van welke verzekering de rechten verpand zijn aan de bank;
c. indien wordt afgelost binnen zes maanden na overlijden van de schuldenaar, of een der schuldenaren;
d. indien wordt afgelost in de drie maanden voorafgaand aan de nieuwe rentevaste periodeop een renteherzieningsdatum;
e. indien het onderpand verloren gaat tengevolge van bijvoorbeeld brand of instorting.
f. indien algeheel wordt afgelost ten gevolge van verkoop en levering in economische en juridische zin van het onderpand;
g. voor zover in een kalenderjaar niet meer extra wordt afgelost dan tien procent (10%) van de hoofdsom, eventueel in de overeenkomst overeengekomen aflossingen niet meegerekend.
h. indien het een aflossing betreft op het leningdeel “Krediethypotheek”. Het hiervoor sub a, b, c, e, f en g in dit lid 3 bepaalde geldt niet voor zover het onderpand voor beleggingsdoeleinden wordt aangewend.
6.4 Met uitzondering van de in lid 3 van dit artikel genoemde gevallen is over het bedrag van de vervroegde aflossing een vergoeding verschuldigd overeenkomstig de volgende berekeningswijze. Als de rente, die de bank op het moment van de (gedeeltelijke) vervroegde aflossing bedingt voor soortgelijke nieuw af te sluiten leningen met soortgelijke onderpanden en met een rentevaste periode die gelijk is aan de periode (hierna te noemen: “resterende rentevaste periode”) die ligt tussen de aflossingsdatum en de eerstvolgende renteherzieningsdatum of, indien deze eerder valt, de einddatum van de lening (rentevoet A), lager is dan de rente verschuldigd over de (gedeeltelijk) af te lossen lening (rentevoet B), vergoedt de schuldenaar aan de bank: de contante waarde van het verschil tussen de rentebedragen berekend op basis van rentevoet B en op basis van rentevoet A, beide berekend over het af te lossen bedrag en de resterende rentevaste periode. Indien de resterende rentevaste periode niet overeenkomt met een op dat moment door de bank gevoerde rentevaste periode voor soortgelijke nieuw af te sluiten leningen met soortgelijke onderpanden, wordt deze voor de bepaling van rentevoet A afgerond op de meest dichtbij gelegen, kortere, rentevaste periode die op dat moment door de bank wordt gevoerd voor soortgelijke nieuw af te sluiten leningen met soortgelijke onderpanden, met een minimum van één jaar, zulks met uitzondering van variabele rente. Bij de berekening van de contante waarde zullen de overeengekomen aflossingen voor de resterende rentevaste periode in aanmerking worden genomen. De disconteringsvoet waartegen de contante waarde zal worden berekend is gelijk aan de hierboven beschreven rentevoet A..
6.5 Indien het een tussentijdse algehele aflossing betreft, is de bank gerechtigd administratiekosten in rekening te brengen.
6.6 Een verschuldigde extra vergoeding wordt geacht in het aflossingsbedrag begrepen te zijn en dient in één betaling te worden voldaan aan de bank.
6.7 Wordt de lening afgelost op basis van annuïteiten, dan leidt extra aflossing tot dienovereenkomstige verlaging van de annuïteiten; de looptijd van de lening blijft onveranderd.
Appears in 1 contract
Samples: Hypotheekovereenkomst
Aflossingen, vergoedingen en contante waarde clausule. 6.1 Onverminderd het bepaalde in artikel 4 van deze Algemene Hypotheekvoorwaarden moet de lening worden afgelost in de termijnen en op de wijze als in de overeenkomst vermeld.
6.2 (Extra) aflossingen zijn toegestaan, mits in ronde sommen van vijftig euro of een veelvoud daarvan en met een minimum van vijfhonderd euro. Betreft het een algehele aflossing dan dient de bank ten minste één maand tevoren een schriftelijke kennisgeving met opgave van de aflossingsdatum te hebben ontvangen.
6.3 Over (extra) aflossingen is geen vergoeding verschuldigd - behoudens de mogelijkheid tot afwijking in de overeenkomst - in de navolgende gevallen:
a. indien de in lid 4 van dit artikel bedoelde rentevoet A gelijk aan of hoger is dan de in dat lid bedoelde rentevoet B;
b. indien en voor zover wordt afgelost uit een uitkering krachtens een overlijdensrisicoverzekering van welke verzekering de rechten verpand zijn aan de bank;
c. indien wordt afgelost binnen zes maanden na overlijden van de schuldenaar, of een der schuldenaren;
d. indien wordt afgelost in de drie maanden voorafgaand aan de nieuwe rentevaste periodeop een renteherzieningsdatum;
e. indien het onderpand verloren gaat tengevolge van bijvoorbeeld brand of instorting.
f. indien algeheel wordt afgelost ten gevolge van verkoop en levering in economische en juridische zin van het onderpand;
g. voor zover in een kalenderjaar niet meer extra wordt afgelost dan tien procent (10%) van de hoofdsom, eventueel in de overeenkomst overeengekomen aflossingen niet meegerekend.
h. indien het een aflossing betreft op het leningdeel “Krediethypotheek”. Het hiervoor sub a, b, c, e, f en g in dit lid 3 bepaalde geldt niet voor zover het onderpand voor beleggingsdoeleinden wordt aangewend.
6.4 Met uitzondering van de in lid 3 van dit artikel genoemde gevallen is over het bedrag van de vervroegde aflossing een vergoeding verschuldigd overeenkomstig de volgende berekeningswijze. Als de rente, die de bank op het moment van de (gedeeltelijke) vervroegde aflossing bedingt voor soortgelijke nieuw af te sluiten leningen met soortgelijke onderpanden en met een rentevaste periode die gelijk is aan de periode (hierna te noemen: “resterende rentevaste periode”) die ligt tussen de aflossingsdatum en de eerstvolgende renteherzieningsdatum of, indien deze eerder valt, de einddatum van de lening (rentevoet A), lager is dan de rente verschuldigd over de (gedeeltelijk) af te lossen lening (rentevoet B), vergoedt de schuldenaar aan de bank: de contante waarde van het verschil tussen de rentebedragen berekend op basis van rentevoet B en op basis van rentevoet A, beide berekend over het af te lossen bedrag en de resterende rentevaste periode. Indien de resterende rentevaste periode niet overeenkomt met een op dat moment door de bank gevoerde rentevaste periode voor soortgelijke nieuw af te sluiten leningen met soortgelijke onderpanden, wordt deze voor de bepaling van rentevoet A afgerond op de meest dichtbij gelegen, kortere, rentevaste periode die op dat moment door de bank wordt gevoerd voor soortgelijke nieuw af te sluiten leningen met soortgelijke onderpanden, met een minimum van één jaar, zulks met uitzondering van variabele rente. Bij de berekening van de contante waarde zullen de overeengekomen aflossingen voor de resterende rentevaste periode in aanmerking worden genomen. De disconteringsvoet waartegen de contante waarde zal worden berekend is gelijk aan de hierboven beschreven rentevoet A..
6.5 Indien het een tussentijdse algehele aflossing betreft, is de bank gerechtigd administratiekosten in rekening te brengen.
6.6 Een verschuldigde extra vergoeding wordt geacht in het aflossingsbedrag begrepen te zijn en dient in één betaling te worden voldaan aan de bank.
6.7 Wordt de lening afgelost op basis van annuïteiten, dan leidt extra aflossing tot dienovereenkomstige verlaging van de annuïteiten; de looptijd van de lening blijft onveranderd.
Appears in 1 contract
Samples: Hypotheekovereenkomst