Evaluatie, bijsturing en opvolging. Artikel 57.
§1. Indien het functioneren van een personeelslid niet naar verwachting is, wordt het personeelslid ondersteund met informele en formele gesprekken. Blijft het functioneren van het personeelslid ondanks deze ondersteuning en bijsturing ontoereikend, dan kan beslist worden om het personeelslid op ambtelijk niveau te evalueren.
§2. De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van vooraf vastgestelde evaluatiecriteria. De mogelijke evaluatiecriteria zijn opgenomen in de bijlage III bij dit besluit en sluiten aan bij de functiebeschrijvingen en bij de doelstellingen van het bestuur.
§3. De provinciegriffier zorgt voor de interne organisatie van het evaluatieproces met begeleiding en ondersteuning voor de leidinggevenden en kijkt toe op het respecteren van de procedures.
§4. Het personeelslid wordt geïnformeerd over alle aspecten van het evaluatiestelsel en over de evaluatiecriteria die op hem van toepassing zijn.
§1. Het personeelslid wordt geëvalueerd door 1 leidinggevende, onder supervisie van de hogere leidinggevende, tenzij de organisatiestructuur dit niet toelaat.
§2. De leidinggevende en de hogere leidinggevende streven naar een consensus over de eindconclusie van de evaluatie en over het voorstel van evaluatiegevolg. Indien de leidinggevenden niet tot overeenstemming over het evaluatieresultaat of over het evaluatiegevolg komen, is het standpunt van de hogere leidinggevende doorslaggevend.
§3. De leidinggevende voert de gesprekken met het personeelslid en maakt de vereiste documenten op. Hij bezorgt alle partijen een getekend exemplaar van deze documenten en maakt vervolgens het origineel exemplaar over aan de Directie HRM.
§4. In geval van afwezigheid van de leidinggevende, duidt de hogere leidinggevende, in overleg met de provinciegriffier en op basis van het personeelsplan, al dan niet tijdelijk een nieuwe leidinggevende aan.
§5. Bij gebrek aan een hogere leidinggevende duidt de leidinggevende bevoegd voor de betrokken directie een vervangende hogere leidinggevende aan. In geval dat de hogere leidinggevende zelf een lid van het managementteam is, duidt de provinciegriffier een ander lid van het managementteam aan.
§6. De hogere leidinggevende bewaakt de kwaliteit van de gesprekken en de documenten en bemiddelt indien nodig. Hij kan op eigen vraag, op vraag van de leidinggevende of op verzoek van het personeelslid, aanwezig zijn bij de gesprekken.