Het geschil. 3.1. Playmaster en [eiser sub 2] vorderen -zakelijk weergeven- dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis: (a) [gedaagde sub 1] veroordeelt om het bedrag van US $ 150.000,00 aan Playmaster te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente; (b) [gedaagde sub 1] en Euphoria gezamenlijk en afzonderlijk veroordeelt om rekening en verantwoording of te leggen; (c) Euphoria veroordeelt om aan [eiser sub 2] te betalen het bedrag van US $ 50.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en te vermeerderen met het bedrag van US $ 5.000,00 per maand ingaande vanaf 1 juni 2020 en iedere daarop volgende maand zolang partijen betreffende overeenkomst niet beëindigd zal zijn'; (d) Atlantis veroordeelt om aan Playmaster te betalen het bedrag van US $ 10.000,00 vanaf eind januari 2020 tot dat partijen overeenkomst ten einde zal zijn gekomen, vermeerderd met rente; (e) vernietigt de beeindigingsovereenkomst en verklaart voor recht dat de IMA nog bestaat; (f) [gedaagde sub 1], Euphoria en Atlantis veroordeelt om de buitengerechtelijke incassokosten aan Playmaster en [eiser sub 2] en te vergoeden; (g) kosten rechtens. 3.2. Onderdeel a van de vordering ziet op de nakoming van de IMA. Onderdeel b van de vordering betreft de verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording door [gedaagde sub 1] en Euphoria na beëindiging van de volmacht. Onderdeel c van de vordering heeft betrekking op wanprestatie uit hoofde van de payment agreement template op grond waarvan maandelijks het bedrag van US $ 5.000,00 aan [eiser sub 2] moet worden betaald. Onderdeel d heeft ook betrekking op de IMA die Atlantis client na te komen. Immers, deze overeenkomst is niet geëindigd. In dit verband voeren Playmaster en [eiser sub 2] aan dat de beëindiging van de overeenkomst nietig is wegens onbevoegdheid van [gedaagde sub 1] om namens Playmaster de IMA te beëindigen. 3.3. Gedaagden sub 1- sub 3 bestrijden de vordering. De stellingen van partijen zal het Gerecht hierna bespreken.
Appears in 1 contract
Samples: Vonnis
Het geschil. 3.14.1. Playmaster [AFNEMER] vordert, zoals blijkt uit de memorie van xxx en de tijdens de zitting gegeven toelichting, bij arbitraal vonnis, samengevat, om [eiser sub 2LEVERANCIER] vorderen -zakelijk weergeven- dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnisveroordelen tot:
(a) [gedaagde sub 1] veroordeelt om het bedrag van US $ 150.000,00 aan Playmaster te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
(b) [gedaagde sub 1] i. onmiddellijke en Euphoria gezamenlijk en afzonderlijk veroordeelt om rekening en verantwoording of te leggen;
(c) Euphoria veroordeelt om aan [eiser sub 2] te betalen het bedrag van US $ 50.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en te vermeerderen met het bedrag van US $ 5.000,00 per maand ingaande vanaf 1 juni 2020 en iedere daarop volgende maand zolang partijen betreffende overeenkomst niet beëindigd zal zijn';
(d) Atlantis veroordeelt om aan Playmaster te betalen het bedrag van US $ 10.000,00 vanaf eind januari 2020 tot dat partijen overeenkomst ten einde zal zijn gekomen, vermeerderd met rente;
(e) vernietigt de beeindigingsovereenkomst en verklaart voor recht dat de IMA nog bestaat;
(f) [gedaagde sub 1], Euphoria en Atlantis veroordeelt om de buitengerechtelijke incassokosten aan Playmaster en [eiser sub 2] en te vergoeden;
(g) kosten rechtens.
3.2. Onderdeel a van de vordering ziet op de nakoming van de IMA. Onderdeel b van de vordering betreft de verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording door [gedaagde sub 1] en Euphoria na beëindiging van de volmacht. Onderdeel c van de vordering heeft betrekking op wanprestatie volledige betaling uit hoofde van onverschuldigde betaling aan [AFNEMER] van het naar het oordeel van het scheidsgerecht teveel door [AFNEMER] aan [LEVERANCIER] betaalde onder de payment agreement template factuur, vermeerderd de wettelijke handelsrente;
ii. betaling van alle kosten van rechtsbijstand overeenkomstig artikel 38 van het Arbitragereglement, begroot op grond waarvan maandelijks € 21.190,33 (excl. BTW), althans een door het scheidsgerecht te bepalen redelijke bedrag;
iii. betaling van de gerechtelijke kosten van arbitrage overeenkomstig artikel 39.3 van het Arbitragereglement, waaronder begrepen het honorarium en de verschotten van het scheidsgerecht, de betaalde vaste en variabele administratiekosten, althans een door het scheidsgerecht te bepalen redelijke bedrag.
4.2. [AFNEMER] legt aan haar vorderingen ten grondslag, kort gezegd, dat post 6 van de factuur (de [Softwareprogramma]-licentie) onjuist is berekend, primair doordat is afgesproken dat [LEVERANCIER] deze kosten zou crediteren en subsidiair doordat enerzijds geen aansluiting is gezocht bij de overeengekomen tarieven en anderzijds de vergoedingen mede betrekking hebben op de periode na 1 januari 2015, terwijl [LEVERANCIER] vanaf die datum geen [Softwareprogramma]-licentie heeft geleverd en ook niet kon leveren. Daarnaast heeft [AFNEMER] gesteld dat de hoogte van de licentie bedoeld in post 6 van de factuur begrenst wordt door de afspraken over het in de offerte genoemde bedrag van US $ 5.000,00 € 58.100,=. Ter zitting heeft [AFNEMER] verschuldigdheid van de overige posten van de factuur erkend.
4.3. [LEVERANCIER] verzoekt het scheidsgerecht om:
i. [AFNEMER] haar vordering te ontzeggen;
ii. [AFNEMER] te veroordelen tot betaling van de volledige kosten van rechtsbijstand ad € 17.750,= (excl. BTW), of ieder ander bedrag door het scheidsgerecht te bepalen als zijnde redelijk;
iii. [AFNEMER] te veroordelen tot betaling van de gerechtelijke kosten van arbitrage overeenkomstig het Arbitragereglement, waaronder begrepen het honorarium en de verschotten van het scheidsgerecht, de betaalde vaste en variabele administratiekosten, althans een door het scheidsgerecht te bepalen redelijke bedrag.
4.4. [LEVERANCIER] legt aan [eiser sub 2] moet worden betaald. Onderdeel d heeft ook betrekking op haar verweer ten grondslag, kort gezegd, dat de IMA die Atlantis client na te komen. Immers, deze factuur conform de overeenkomst is niet geëindigd. In dit verband voeren Playmaster tussen partijen, [LEVERANCIER] post 6 van de factuur als onderdeel van de overeengekomen operationele kosten in rekening kon brengen, die kosten betrekking hebben op het gehele jaar 2014 en [eiser sub 2AFNEMER] aan dat de beëindiging van de overeenkomst nietig is wegens onbevoegdheid van [gedaagde sub 1] om namens Playmaster de IMA factuur dient te beëindigenvoldoen.
3.3. Gedaagden sub 1- sub 3 bestrijden de vordering. De stellingen van partijen zal het Gerecht hierna bespreken.
Appears in 1 contract
Samples: Arbitration Award
Het geschil. 3.1Het standpunt van eiseres
3.1 De mondelinge opzegging van 3 september 2019 en de schriftelijke opzegging van 31 oktober 2019 zijn in strijd met artikel 2 lid 4 van de maatschapsovereenkomst (op grond waarvan een opzegging uitsluitend per aangetekend schrijven kan geschieden) en in strijd met artikel 12 lid 1 sub d (dat voorschrijft dat opzegging aan een maat door alle andere maten dient te geschieden) en daarmee nietig. Playmaster Bovendien zijn de opzeggingen door verweerster in strijd met de redelijkheid en [eiser sub 2] vorderen -zakelijk weergeven- de billijkheid die maten onderling je- gens elkaar moeten betrachten en naar maatstaven van redelijk en billijkheid onaan- vaardbaar omdat de enige reden voor die opzegging is dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad eiseres niet heeft ingestemd met de toetreding van een kandidaat-maat in de maatschap. Nu de opzeggingen niet rechtsgeldig hebben plaatsgevonden, dient eiseres te verklaren vonnis:worden beschouwd en behandeld als een volwaardig maat van de maatschap zolang deze ten aanzien van haar niet is ge- eindigd.
3.2 In verband met de ingroeiregeling was de afspraak dat eiseres in 2019 en 2020 de helft zou ontvangen van wat de overige maten ontvingen. Verweersters hebben in dat kader ten onrechte nagelaten om aan eiseres een honorarium (aof: voorschot) [gedaagde sub 1] veroordeelt om het bedrag van US $ 150.000,00 aan Playmaster voor haar werk- zaamheden in januari 2019 (€ 10.000,--) en februari 2019 (€ 12.500,--) te betalen, terwijl de andere maten in die maanden wel bedragen van respectievelijk € 20.000 en € 25.000 ontvingen. De genoemde bedragen dienen alsnog te vermeerderen met de wettelijke rente;
(b) [gedaagde sub 1] en Euphoria gezamenlijk en afzonderlijk veroordeelt om rekening en verantwoording of te leggen;
(c) Euphoria veroordeelt om aan [eiser sub 2] te betalen het bedrag van US $ 50.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en te vermeerderen met het bedrag van US $ 5.000,00 per maand ingaande vanaf 1 juni 2020 en iedere daarop volgende maand zolang partijen betreffende overeenkomst niet beëindigd zal zijn';
(d) Atlantis veroordeelt om aan Playmaster te betalen het bedrag van US $ 10.000,00 vanaf eind januari 2020 tot dat partijen overeenkomst ten einde zal zijn gekomen, vermeerderd met rente;
(e) vernietigt de beeindigingsovereenkomst en verklaart voor recht dat de IMA nog bestaat;
(f) [gedaagde sub 1], Euphoria en Atlantis veroordeelt om de buitengerechtelijke incassokosten aan Playmaster en [eiser sub 2] en te vergoeden;
(g) kosten rechtens.
3.2. Onderdeel a van de vordering ziet op de nakoming van de IMA. Onderdeel b van de vordering betreft de verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording door [gedaagde sub 1] en Euphoria na beëindiging van de volmacht. Onderdeel c van de vordering heeft betrekking op wanprestatie uit hoofde van de payment agreement template op grond waarvan maandelijks het bedrag van US $ 5.000,00 aan [eiser sub 2] moet worden betaald. Onderdeel d heeft ook betrekking Tot en met maart 2020 is eiseres voor een bedrag van in totaal € 177.250 ingegroeid. Dit bedrag dient als goodwill te worden uitbetaald op het moment dat eiseres uittreedt.
3.3 Voorts hebben verweersters jegens eiseres onrechtmatig gehandeld door aanvankelijk haar lidmaatschap van de maatschap ten onrechte te ontkennen en vervolgens op on- rechtmatige en onheuse wijze de maatschapsovereenkomst op te zeggen, haar niet meer te betrekken in de communicatie, haar uit te sluiten van maatschapsvergaderin- gen en haar daarvan ondanks verzoeken geen notulen meer te sturen. Verweersters hebben onrechtmatig inbreuk gemaakt op de IMA privacy van eiseres door haar ziekmelding in twijfel te trekken, haar door een privédetective te laten volgen en haar op andere ma- nieren lastig te vallen. Voorts hebben verweersters eiseres belemmerd in het ont- plooien van alternatieven waarmee zij in haar levensonderhoud kan blijven voorzien met als gevolg dat zij na haar uittreding geen inkomsten meer heeft. De reputatie van eiseres heeft ernstige schade opgelopen waardoor het voor haar lastig is een andere be- trekking te vinden. Als gevolg van de onrechtmatige handelwijze van verweersters heeft eiseres schade geleden. De materiële schade wordt begroot op € 558.000,--, zijnde tweemaal de jaarwinst per maat met als peiljaar 2019. De immateriële schade wordt begroot op € 100.000.
3.4 Tot slot houden verweersters eiseres ten onrechte aan haar concurrentiebeding. Dat beding is in strijd met artikel 6 lid 1 en artikel 10 Mededingingswet, en daarmee nietig. Voor conversie van het non-concurrentiebeding is geen plaats omdat de absolute nie- tigheidssanctie van artikel 6 lid 2 Mw bedoeld is om – preventief – een einde te maken aan ongeoorloofde beperkingen van de mededinging. Daarnaast is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om eiseres aan het non-concurrentiebe- ding te houden nu zij op onrechtmatige wijze uit de maatschap is gewerkt en verweer- sters daarbij vergaande en schadelijke maatregelen niet hebben geschuwd.
3.5 De opzegging van 31 oktober 2019 is geldig en heeft tot gevolg dat de maatschap ten aanzien van eiseres per 1 mei 2020 is geëindigd. Dat de opzeggingsbrief niet per aange- tekende xxxx is verzonden, brengt niet mee dat de opzegging geen effect heeft gesor- teerd nu tussen partijen vaststaat dat de brief door de advocaat van eiseres in goede orde is ontvangen. Dat J. niet met de opzegging van 31 oktober 2019 heeft ingestemd, doet ook niet af aan de geldigheid dan de opzegging. Indien eiseres zou worden ge- volgd in haar stellingen, zou dat betekenen dat de gelijktijdige opzegging van meerdere vennoten onmogelijk is, en dat is onpraktisch, ongewenst en nimmer door de contrac- terende partijen beoogd. Het beroep dat eiseres in dit kader op artikelen 2.4 en 12 lid 1 sub d van de maatschapsovereenkomst doet, is naar maatstaven van redelijkheid en bil- lijkheid onaanvaardbaar. Anders dan eiseres stelt, bestonden wel degelijk goede gron- den voor opzegging: eiseres weigerde niet alleen om de kandidaat-maat goed te keu- ren, maar zij heeft zich daarnaast zeer solitair opgesteld, is geen teamworker en heeft door haar subversief gedrag forse schade toegebracht aan de praktijk van de maat- schap. Overigens schrijft artikel 2 lid 2 van de maatschapsovereenkomst ook niet voor dat goede inhoudelijke gronden zijn vereist.
3.6 Eiseres gaat er ten onrechte van uit dat zij aanspraak kan maken op enig honorarium. Zij kan uitsluitend aanspraak maken op een aandeel in de jaarwinst van de maatschap, in verband waarmee zij maandelijkse voorschotten heeft ontvangen. Nu geen van de andere maten in januari en februari 2019 een voorschot op het winstdeel heeft ontvan- gen, kan eiseres daarop ook geen aanspraak maken. Daar komt bij dat het totaal van de aan eiseres uitgekeerde voorschotten in 2019 € 137.500 bedroeg, welk bedrag reeds ho- ger is dan de geprognosticeerde jaarwinst 2019 (€ 266.000) minus de goodwillvergoe- ding die Atlantis client na daar in het geval van eiseres in 2019 in verband met de ingroeiregeling op in mindering dient worden gebracht (€ 133.000). Of eiseres aanspraak kan maken op enige aanvullende uitkering zal naar verwachting pas in september 2020 blijken, nadat het G. en het I. de financiële informatie hebben aangeleverd die benodigd is om de definitieve jaarwinst 2019 vast te komenstellen. ImmersDan kan ook pas definitief worden vastgesteld voor welk bedrag eiseres is ingegroeid. Op dit moment kan eiseres derhalve geen aanspraak ma- ken op enige aanvullende uitkering, deze overeenkomst en kan evenmin worden vastgesteld voor welk be- drag zij is ingegroeid.
3.7 Verweersters hebben niet onrechtmatig gehandeld. Dat zij aanvankelijk het standpunt hebben ingenomen dat eiseres geen deel uitmaakte van de maatschap en later op dat standpunt zijn teruggekomen, maakt nog niet dat zij stelselmatig proberen om haar uit te stoten en haar maatschapspositie ontkennen. Eiseres werd en wordt wel degelijk uit- genodigd voor maatschapsvergaderingen, en ook overigens is zij niet van communica- tie verstoken gebleven. Op zichzelf is juist dat verweersters eiseres vier dagen hebben laten observeren, maar dat was gerechtvaardigd omdat zij ernstige twijfels hadden aan de juistheid van haar ziekmelding op 16 februari 2020. De observatie is op 20 februari 2020 gestopt en nadien heeft geen nieuwe observatie plaatsgevonden. Tot het ver- strekken van een schriftelijke rapportage van de observatie zijn verweersters niet ge- houden. Ook overigens heeft geen inbreuk op de privacy van eiseres plaatsgevonden en is eiseres niet lastiggevallen. Dat verweersters eiseres hebben belemmerd in het ont- plooien van alternatieven waarmee zij in haar levensonderhoud kan blijven voorzien, wordt bij gebrek aan onderbouwing eveneens betwist. Voor vergoeding van de gestelde materiële en immateriële schade bestaat geen grond.
3.8 Voor wat betreft het non-concurrentiebeding geldt dat eiseres zich op grond van de ba- gatelbepaling van artikel 7 lid 2 Mw niet op artikel 6 lid 1 Mededingingswet kan beroe- pen. Er is geen sprake van dat de non-concurrentiebepaling in de maatschapsovereen- komst de handel tussen lidstaten op merkbare wijze ongunstig kan beïnvloeden. De be- wijslast voor de nietigheid rust op eiseres als degene die zich op de sanctie van artikel 6 lid 2 Mw beroept, en eiseres is niet geëindigdin dit bewijs geslaagd. In dit verband voeren Playmaster Voor zover het non-concur- rentiebeding al nietig zou zijn, is eiseres op grond van artikel 6:2 BW en [eiser sub 2] aan artikel 6:248 BW alsnog verplicht om zich te onthouden van het beconcurreren van de praktijk die zij tegen een marktconforme vergoeding heeft overgedragen. Overigens zijn verweersters van mening dat het non-concurrentiebeding voor een periode van maximaal twee jaar gerechtvaardigd zou zijn.
3.9 Voor het geval het Scheidsgerecht van oordeel is dat de beëindiging schriftelijke opzegging van 31 oktober 2019 geen rechtsgevolg heeft gehad en eiseres op 1 mei 2020 nog steeds ven- noot in de maatschap is, verzoeken verweersters het Scheidsgerecht de maatschaps- overeenkomst ten aanzien van eiseres wegens gewichtige redenen te ontbinden op de vroegst mogelijke datum.
3.10 Eiseres ziet in dat de maatschap in haar huidige vorm niet langer te handhaven is en kan onder handhaving van de overeenkomst nietig is wegens onbevoegdheid door haar ingestelde vorderingen derhalve instemmen met ontbinding van [gedaagde sub 1] om namens Playmaster de IMA te beëindigenmaatschap tegen de datum van het arbitraal xxxxxx in dit geding.
3.3. Gedaagden sub 1- sub 3 bestrijden de vordering. 3.11 De verdere stellingen van partijen zal het Gerecht komen, voor zover nodig, hierna besprekenaan de orde.
Appears in 1 contract
Samples: Arbitraal Vonnis
Het geschil. 3.1. Playmaster Na afwijzing van de vorderingen van oorspronkelijk eiseres sub 2 Vereniging BUMA in het verwijzingsvonnis, vordert SENA - samengevat - en [eiser sub 2] vorderen -zakelijk weergeven- dat het Gerecht bij voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad voorraad, zo begrijpt de rechtbank, [W] B.V. te verklaren vonnis:
(a) [gedaagde sub 1] veroordeelt om het veroordelen tot betaling van: - een bedrag van US $ 150.000,00 aan Playmaster te betalen, € 216,20 te vermeerderen met de wettelijke rente;
(b) [gedaagde sub 1] en Euphoria gezamenlijk en afzonderlijk veroordeelt om rekening en verantwoording of te leggen;
(c) Euphoria veroordeelt om aan [eiser sub 2] te betalen het rente vanaf 6 november 2009, - een bedrag van US $ 50.000,00€ 41,65 als vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten en € 9,71 aan informatiekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en vanaf de dag van dagvaarding; - een bedrag van € 40,51 te vermeerderen met het bedrag de wettelijke rente, als vergoeding voor de wettelijke rente tot 6 november 2009; met veroordeling van US $ 5.000,00 per maand ingaande vanaf 1 juni 2020 en iedere daarop volgende maand zolang partijen betreffende overeenkomst niet beëindigd zal zijn';
(d) Atlantis veroordeelt om aan Playmaster te betalen het bedrag van US $ 10.000,00 vanaf eind januari 2020 tot dat partijen overeenkomst ten einde zal zijn gekomen, vermeerderd met rente;
(e) vernietigt [W] B.V. in de beeindigingsovereenkomst en verklaart voor recht dat de IMA nog bestaat;
(f) [gedaagde sub 1], Euphoria en Atlantis veroordeelt om de buitengerechtelijke incassokosten aan Playmaster en [eiser sub 2] en te vergoeden;
(g) kosten rechtensproceskosten.
3.2. Onderdeel a van de vordering ziet op de nakoming van de IMA. Onderdeel b van de vordering betreft de verplichting Aan haar vorderingen legt SENA ten grondslag dat [W] B.V. muziek openbaar maakt zodat zij krachtens artikel 7 lid 1 Wnr wettelijke verplicht is tot het afleggen betalen van rekening een billijke vergoeding aan SENA. [W] B.V. heeft de factuur van XXXX voor de verschuldigde billijke vergoeding voor 2009 van € 473,20 deels onbetaald gelaten. Nu [W] B.V. de factuur niet binnen dertig dagen heeft betaald, is zij met ingang van 16 mei 2009 in verzuim en verantwoording door [gedaagde sub 1] en Euphoria na beëindiging van is zij de volmacht. Onderdeel c van de vordering heeft betrekking op wanprestatie uit hoofde van de payment agreement template op grond waarvan maandelijks wettelijke rente over het bedrag van US $ 5.000,00 factuurbedrag verschuldigd aan [eiser sub 2] moet worden betaald. Onderdeel d heeft ook betrekking op de IMA die Atlantis client na te komen. Immers, deze overeenkomst is niet geëindigd. In dit verband voeren Playmaster en [eiser sub 2] aan dat de beëindiging van de overeenkomst nietig is wegens onbevoegdheid van [gedaagde sub 1] om namens Playmaster de IMA te beëindigenSENA.
3.3. Gedaagden sub 1- sub 3 bestrijden Ondanks aanmaningen is van [W] B.V. geen betaling in der minne te verkrijgen zodat XXXX genoodzaakt werd haar vordering ter incasso in handen te stellen van haar incassogemachtigde Intrum Justitia, die [W] B.V. tot betaling heeft gesommeerd en aan wie XXXX daardoor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, welke kosten op grond van artikel 6:96 BW voor rekening van [W] B.V. komen alsmede de vorderinginformatiekosten van € 9,71 voor het controleren van de gegevens omtrent [W] B.V.
3.4. De [W] B.V. voert verweer.
3.5. Op de stellingen van partijen zal het Gerecht hierna besprekenwordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Appears in 1 contract
Samples: Vonnis