Het verzoek. Het verzoek met bijlagen is op 17 augustus 2020 ingediend. Op 21 augustus 2020 is de aanvraag volledig bevonden en in behandeling genomen. De feiten kunnen als volgt worden samengevat: - De werknemer is sinds [datum indiensttreding]in dienst bij de werkgever, aanvankelijk in de functie van medewerker Werk en Inkomen bij de afdeling Sociale Zaken. Bij brief van 19 april 2012 heeft de werkgever aan de werknemer voorgesteld de werknemer in een ontwikkelfunctie te plaatsen om hem op te leiden tot manager. Het voorstel behelsde een plaatsing in de functie van ‘medewerker algemene dienst’ met specifieke functioneel leidinggevende taken voor de duur van vier jaar. Blijkens de bijlage betreft de taakopdracht het vervullen van de functie van ‘coördinator Bureau Werk en Inkomen’. In de brief is aangegeven dat als de taakopdracht wegvalt, er sprake is van vermindering van taken of onvoldoende groei, de werknemer dan terug zou vallen in de functie van algemeen adviseur Concernzaken of doorstroomt in een gelijkwaardige functie bij de [naam werkgever] (en zal worden belast met een takenpakket passend bij zijn kennis en ervaring) of een andere organisatie. De werknemer heeft deze brief voor akkoord getekend. - Bij besluit van 30 mei 2013 is de werknemer per 1 juni 2013 ontheven uit de functie Coördinator bureau Werk en Inkomen, vanwege samenvoeging van een tweetal afdelingen. Met ingang van 1 juni 2013 is de werknemer benoemd in de functie van adviseur in algemene dienst bij de afdeling Concernzaken. In overleg tussen de werkgever en de werknemer is een takenpakket samengesteld. Nadien werd de afdeling Concernzaken opgeheven en werd de werknemer per 1 december 2013 overgeplaatst naar het bureau ‘Facilitaire Zaken’ van de afdeling ‘Staf’ in de hoedanigheid van adviseur in algemene dienst, met behoud van zijn taken. Opgemerkt is dat de werknemer in overleg met zijn nieuwe leidinggevende afspraken zou maken over de invulling van zijn takenpakket, waarbij werd beoogd dat deze werkzaamheden voor een periode van drie jaar bij het Bureau Facilitaire Zaken zouden worden uitgevoerd. De werknemer verrichtte bij dit bureau taken op het gebied van informatiebeveiliging en privacy; - Op 15 januari 2016 heeft de werknemer zich ziek gemeld. Vanwege van de re-integratie van de werknemer werd hij na 1 december 2016 niet belast met een nieuwe taakopdracht, maar met enkele tijdelijke taken in het kader van de re-integratie. De werknemer solliciteerde nadien op een tweetal functies (respectievelijk Bureauhoofd Werk, Inkomen en Zorg en PO-adviseur), maar werd daarvoor niet de geschikte kandidaat geacht. Tegen deze afwijzingen werden geen rechtsmiddelen ingesteld. - Op 13 juni 2017 volgde een betermelding, maar op 31 juli 2017 meldde de werknemer zich opnieuw ziek. Begin 2018 stelde de bedrijfsarts vast dat de werknemer geen arbeidsbeperkingen meer had. Na de betermelding is de werknemer echter niet meer belast met interne werkzaamheden. Wel verrichtte de werknemer op dat moment extern werkzaamheden voor [naam externe organisatie] en zette hij zich vier uur per week in voor de ondernemingsraad. Nadien volgde nog een sollicitatie en afwijzing; - Bij voorgenomen besluit van 25 juni 2018 heeft de werkgever het voornemen geuit de werknemer buitengewoon verlof te verlenen, op grond van het feit dat hij sinds 1 december 2016 functieloos ambtenaar was en daarmee bovenformatief. Er wordt opgemerkt dat het niet mogelijk is gebleken de werknemer te plaatsen in een passende functie of met passende werkzaamheden te belasten. De werkgever ziet geen mogelijkheid meer de werknemer binnen de organisatie passend werk op te dragen. In een zienswijze van 6 juli 2018 schrijft de werknemer dat hij het niet eens is met de buitengewoon verlof-verlening en nog immer de functie van adviseur in algemene dienst bekleedt. Hij meent dat het mogelijk moet zijn dat voor hem een passend takenpakket wordt samengesteld. - Bij besluit van 11 juli 2018 heeft de werkgever de werknemer buitengewoon verlof verleend. De werknemer heeft bezwaar aangetekend. - Op 11 oktober 2018 heeft de werkgever het voornemen geuit de functie van de werknemer per 1 november 2018 op te heffen en hem boventallig te verklaren. Ter motivering stelt de werkgever dat de functie adviseur in algemene dienst inhoudsloos is geworden, omdat de werknemer niet meer is dan wel kon worden belast met concrete werkzaamheden. Na de zienswijze van de werknemer op 17 oktober 2018 heeft de werkgever bij primair besluit van 23 oktober 2018 de functie van adviseur in algemene dienst opgeheven en de werknemer boventallig verklaard per 1 november 2018. Ook hiertegen tekende de werknemer bezwaar aan. Bij beslissing op bezwaar van 22 januari 2019 verklaarde de werkgever de bezwaren van de werknemer tegen het besluit van 11 juli 2018 en het besluit van 23 oktober 2018 ongegrond. Op 12 februari 2019 heeft de werknemer hiertegen beroep ingesteld; - Eind maart 2019 hebben partijen een Van Werk Naar Werk-contract getekend. De begeleiding van de werknemer heeft plaatsgevonden door [naam begeleidingsbureau]. De werkgever heeft in dit verband een opleiding contract- en leveranciersmanagement voor de werknemer bekostigd. - Op 10 juli 2020 heeft de loopbaanadviseur van [naam begeleidingsbureau] een loopbaanadvies in de zin van artikel 10d:20 CAR-UWO uitgebracht en geadviseerd het traject met [naam begeleidingsbureau] na 1 afloop van de Van Werk Naar Werk-periode per 1 november 2020 niet voort te zetten. - De werkgever onderbouwt zijn verzoek – samengevat – als volgt: - Op grond van artikel 8:3 van de gemeentelijke rechtspositieregeling CAR-UWO (hierna: CAR-UWO) kan een ambtenaar reorganisatie-ontslag worden verleend vanwege opheffing van zijn functie. Hoewel het besluit tot opheffing van de functie nog niet rechtens onaantastbaar is, staat dat niet in de weg aan de zelfstandige bevoegdheid die de commissie heeft om het bestaan van een redelijke grond voor ontslag te toetsen. Van belang is dat de functie van adviseur in algemene dienst ooit in het leven is geroepen voor medewerkers die boven de formatie belast werden met tijdelijke werkzaamheden. Deze functie werd voor de werknemer gecreëerd tot 1 december 2016, toen hij per 1 juni 2013 werd ontheven uit zijn formatieve functie van coördinator bureau Werk en Inkomen vanwege de organisatieverandering van destijds. Getracht is invulling te geven aan de functie van de werknemer, echter is dit – los van enkele tijdelijke taken op het gebied van informatievoorziening en privacy – niet gelukt. Toen de werknemer zich begin januari 2016 ziek meldde, zijn deze taken bij een collega belegd. Nadien werden, vooruitlopend op het structureel inrichten van informatieveiligheid en privacy, een drietal functies gecreëerd. Op een van deze functies solliciteerde de werknemer, maar zonder succes. Een van de redenen daarbij was dat de werknemer geen toestemming gaf het resultaat van een assessment in de procedure te betrekken. De collega die eerder tijdelijk werd ingezet is per 1 november 2017 definitief aangesteld en wel als ‘Medewerker Informatieveiligheid’. Na het herstel van de werknemer op 30 januari 2018 is het niet mogelijk gebleken hem te belasten met andere tijdelijke taken dan wel hem te plaatsen in een passende functie. Omdat plaatsing in de functie van adviseur in algemene dienst was beoogd slechts tijdelijk te zijn, is de werkgever tot de slotsom gekomen dat een doelmatige bedrijfsvoering noodzaakt tot opheffing van deze functie; - De werkgever stelt dat zij nadien aan haar herplaatsingsverplichtingen heeft voldaan, gelet op het gedegen VWNW-traject en daarmee is aan alle wettelijke vereisten voor het verlenen van toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst voldaan.
Appears in 1 contract
Samples: Dismissal Request
Het verzoek. Het verzoek met bijlagen is op 17 augustus 10 maart 2020 ingediendingediend en nadere informatie werd op 16 maart 2020 ontvangen. Op 21 augustus 2020 de laatstgenoemde datum is de aanvraag volledig bevonden en in behandeling genomen. De feiten gronden van het verzoek kunnen als volgt worden samengevat: - De werknemer Op 1 januari 2018 is sinds [datum indiensttreding]in dienst bij de werkgever, aanvankelijk in de functie van medewerker Werk en Inkomen bij de afdeling Sociale Zaken. Bij brief van 19 april 2012 heeft de werkgever aan de werknemer voorgesteld de werknemer in een ontwikkelfunctie te plaatsen om hem op te leiden tot manager. Het voorstel behelsde een plaatsing in de functie van ‘medewerker algemene dienst’ met specifieke functioneel leidinggevende taken voor de duur van vier jaar. Blijkens de bijlage betreft de taakopdracht het vervullen van de functie van ‘coördinator Bureau Werk en Inkomen’. In de brief is aangegeven dat als de taakopdracht wegvalt, er sprake is van vermindering van taken of onvoldoende groei, de werknemer dan terug zou vallen in de functie van algemeen adviseur Concernzaken of doorstroomt in een gelijkwaardige functie bij de [naam werkgever] (en zal worden belast heringedeeld met een takenpakket passend bij zijn kennis en ervaring) of een andere organisatiede [naam gemeente 2]. De werknemer was werkzaam als gemeentesecretaris bij [naam werkgever] en heeft deze brief voor akkoord getekend. - Bij besluit van 30 mei 2013 is de werknemer per 1 juni 2013 ontheven uit ervoor gekozen niet te solliciteren naar de functie Coördinator bureau Werk en Inkomen, vanwege samenvoeging van een tweetal afdelingengemeentesecretaris/algemeen directeur van de nieuwe gemeente [naam werkgever] na de herindeling. Met ingang van 1 juni 2013 januari 2018 is de werknemer benoemd in op basis van de Wet algemene regels herindeling (hierna: ‘Wet Arhi’) eervol ontslagen uit haar functie van adviseur gemeentesecretaris en met ingang van 1 januari 2018 op haar verzoek door Gedeputeerde Staten [naam provincie] voorlopig aangesteld in algemene dienst bij [naam werkgever]. Hiermee viel zij onder de afdeling Concernzaken. In overleg tussen de werkgever werking van het Sociaal Plan [naam sociaal plan] (hierna: ‘Sociaal Plan’); - Partijen hebben afgesproken dat er samen gezocht zou worden naar een geschikte functie en dat bij gebreke daarvan de werknemer is een takenpakket samengesteld. Nadien werd de afdeling Concernzaken opgeheven mogelijk boventallig zou worden verklaard en werd de werknemer per 1 december 2013 overgeplaatst naar het bureau ‘Facilitaire Zaken’ van de afdeling ‘Staf’ in de hoedanigheid van adviseur in algemene dienst, met behoud van zijn taken. Opgemerkt is dat de werknemer in overleg met zijn nieuwe leidinggevende afspraken waarbij zij aanspraak zou maken over de invulling van zijn takenpakket, waarbij werd beoogd dat deze werkzaamheden voor een periode van drie jaar bij het Bureau Facilitaire Zaken zouden worden uitgevoerd. De werknemer verrichtte bij dit bureau taken op het gebied van informatiebeveiliging en privacy; - Op 15 januari 2016 heeft de werknemer zich ziek gemeld. Vanwege van de re-integratie van de werknemer werd hij na 1 december 2016 niet belast met een nieuwe taakopdracht, maar met enkele tijdelijke taken in het kader van de re-integratie. De werknemer solliciteerde nadien hebben op een tweetal functies Van-Werk-Naar-Werk-traject (respectievelijk Bureauhoofd Werk, Inkomen en Zorg en POhierna: ‘VWNW-adviseurtraject’), maar werd daarvoor niet de geschikte kandidaat geacht. Tegen deze afwijzingen werden geen rechtsmiddelen ingesteld. - Op 13 juni 2017 volgde een betermelding, maar op 31 juli 2017 meldde de werknemer zich opnieuw ziek. Begin 2018 stelde de bedrijfsarts vast dat de werknemer geen arbeidsbeperkingen meer had. Na de betermelding is de werknemer echter niet meer belast met interne werkzaamheden. Wel verrichtte de werknemer op dat moment extern werkzaamheden gezamenlijk onderzoek van partijen bleek er geen andere passende of geschikte functie beschikbaar te zijn voor [naam externe organisatie] en zette hij zich vier uur per week in voor de ondernemingsraad. Nadien volgde nog een sollicitatie en afwijzing; - Bij voorgenomen besluit van 25 juni 2018 heeft de werkgever het voornemen geuit de werknemer buitengewoon verlof te verlenen, op grond van het feit dat hij sinds 1 december 2016 functieloos ambtenaar was en daarmee bovenformatief. Er wordt opgemerkt dat het niet mogelijk is gebleken de werknemer te plaatsen in een passende functie of met passende werkzaamheden te belasten. De werkgever ziet geen mogelijkheid meer de werknemer binnen de organisatie passend werk op te dragenorganisatie, noch binnen het gezagsbereik van [naam werkgever]. In een zienswijze van 6 juli 2018 schrijft de werknemer dat hij het niet eens is met de buitengewoon verlof-verlening en nog immer de functie van adviseur in algemene dienst bekleedt. Hij meent dat het mogelijk moet zijn dat voor hem een passend takenpakket wordt samengesteld. - Bij besluit van 11 juli 30 maart 2018 heeft de werkgever is de werknemer buitengewoon verlof verleendmet ingang van 1 april 2018 als boventallig aangemerkt. De werknemer heeft bezwaar aangetekend. - Op 11 oktober 2018 heeft de werkgever Conform artikel 4.14 van het voornemen geuit de functie van de werknemer per 1 november 2018 op te heffen en hem boventallig te verklaren. Ter motivering stelt de werkgever dat de functie adviseur Sociaal Plan in algemene dienst inhoudsloos is geworden, omdat de werknemer niet meer is dan wel kon worden belast samenhang met concrete werkzaamheden. Na de zienswijze van de werknemer op 17 oktober 2018 heeft de werkgever bij primair besluit van 23 oktober 2018 de functie van adviseur in algemene dienst opgeheven en de werknemer boventallig verklaard per 1 november 2018. Ook hiertegen tekende de werknemer bezwaar aan. Bij beslissing op bezwaar van 22 januari 2019 verklaarde de werkgever de bezwaren van de werknemer tegen het besluit van 11 juli 2018 en het besluit van 23 oktober 2018 ongegrond. Op 12 februari 2019 heeft de werknemer hiertegen beroep ingesteld; - Eind maart 2019 hebben partijen een Van Werk Naar Werk-contract getekend. De begeleiding van de werknemer heeft plaatsgevonden door [naam begeleidingsbureau]. De werkgever heeft in dit verband een opleiding contract- en leveranciersmanagement voor de werknemer bekostigd. - Op 10 juli 2020 heeft de loopbaanadviseur van [naam begeleidingsbureau] een loopbaanadvies in de zin van artikel 10d:20 CAR-UWO uitgebracht en geadviseerd het traject met [naam begeleidingsbureau] na 1 afloop van de Van Werk Naar Werk-periode per 1 november 2020 niet voort te zetten. - De werkgever onderbouwt zijn verzoek – samengevat – als volgt: - Op grond van artikel 8:3 hoofdstuk 10d van de gemeentelijke rechtspositieregeling CAR-UWO (hierna: ‘CAR-UWO) ’), zoals van toepassing ten tijde van het nemen van het besluit, is met ingang van 1 april 2018 het VWNW-traject gestart. Op grond van artikel 8.3 en artikel 10d:21 lid 2 van de CAR-UWO kan een ambtenaar reorganisatie24 maanden na de start van het VWNW-traject ontslag worden verleend vanwege opheffing verleend; - Sinds 1 januari 2018 is de werknemer vrijgesteld van zijn functiehet verrichten van werkzaamheden en kon zij zich volledig richten op het vinden van een andere baan. Hoewel Hierin werd zij tijdens het besluit tot opheffing VWNW-traject begeleid door haar loopbaancoach; - Met het oog op het naderende einde van het VWNW-traject heeft de werkgever conform artikel 10d:20 van de functie nog niet rechtens onaantastbaar isCAR-UWO in januari jl., staat dat niet in zijnde de weg 21ste maand sinds de start van het VWNW-traject, een advies gevraagd aan de zelfstandige bevoegdheid die de commissie heeft om het bestaan van een redelijke grond voor ontslag te toetsen. Van belang is dat de functie van adviseur in algemene dienst ooit in het leven is geroepen voor medewerkers die boven de formatie belast werden met tijdelijke werkzaamheden. Deze functie werd voor de werknemer gecreëerd tot 1 december 2016, toen hij per 1 juni 2013 werd ontheven uit zijn formatieve functie van coördinator bureau Werk en Inkomen vanwege de organisatieverandering van destijds. Getracht is invulling te geven aan de functie loopbaancoach van de werknemer. Nadat deze aanvankelijk adviseerde het traject te verlengen, echter is dit – los van enkele tijdelijke taken op 16 januari 2020 aan de werkgever medegedeeld dat er onvoldoende basis was het gebied van informatievoorziening en privacy – niet gelukt. Toen de werknemer zich begin januari 2016 ziek meldde, zijn deze taken bij een collega belegd. Nadien werden, vooruitlopend op het structureel inrichten van informatieveiligheid en privacy, een drietal functies gecreëerd. Op een van deze functies solliciteerde de werknemer, maar zonder succes. Een van de redenen daarbij was dat de werknemer geen toestemming gaf het resultaat van een assessment in de procedure VWNW-traject voort te betrekkenzetten. De collega die eerder tijdelijk werd ingezet is per 1 november 2017 definitief aangesteld werkgever heeft daarop besloten het advies over te nemen en wel als ‘Medewerker Informatieveiligheid’. Na het herstel van de werknemer op 30 januari 2018 is het VWNW-traject niet mogelijk gebleken hem te belasten met andere tijdelijke taken dan wel hem te plaatsen in een passende functie. Omdat plaatsing in de functie van adviseur in algemene dienst was beoogd slechts tijdelijk te zijn, is de werkgever tot de slotsom gekomen dat een doelmatige bedrijfsvoering noodzaakt tot opheffing van deze functieverlengen; - De werkgever stelt dat zij nadien heeft zich gehouden aan haar herplaatsingsverplichtingen heeft voldaan, gelet op de afspraken uit het gedegen VWNW-traject en daarmee is aan alle wettelijke vereisten voor het verlenen van toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst voldaanaldus voldoende herplaatsingsinspanningen verricht.
Appears in 1 contract
Samples: Ontslagbesluit
Het verzoek. Het verzoek met bijlagen is op 17 augustus 23 december 2020 ingediend. Op 21 augustus 2020 11 januari 2021 is de aanvraag volledig bevonden en in behandeling genomen. De feiten gronden van het verzoek kunnen als volgt worden samengevat: - De werknemer Er is sinds [datum indiensttreding]in dienst bij onderzoek gedaan naar de werkgever, aanvankelijk in de functie van medewerker Werk en Inkomen bij de afdeling Sociale Zaken. Bij brief van 19 april 2012 heeft de werkgever aan de werknemer voorgesteld de werknemer in een ontwikkelfunctie te plaatsen om hem op te leiden tot manager. Het voorstel behelsde een plaatsing in de functie van ‘medewerker algemene dienst’ met specifieke functioneel leidinggevende taken voor de duur van vier jaar. Blijkens de bijlage betreft de taakopdracht het vervullen toekomst van de functie Stichting [naam stichting], als gevolg van ‘coördinator Bureau Werk en Inkomen’. In de brief is aangegeven dat als de taakopdracht wegvalt, er sprake is van vermindering van taken of onvoldoende groeiontwikkelingen binnen het vervoersdomein, de werknemer dan terug zou vallen in wens van de functie provincie om het stichtingsbestuur te verlaten en de kwetsbaarheid van algemeen adviseur Concernzaken of doorstroomt in de stichting. Op 30 januari 2018 is besloten de stichting [naam stichting] per 1 januari 2019 te ontbinden, met als gevolg dat een gelijkwaardige functie bij deel van de taken terugvloeit naar de afzonderlijke deelnemers, waaronder ook de [naam werkgever] (en zal worden belast ]. Andere taken houden op te bestaan, omdat deze onlosmakelijk verbonden zijn met een takenpakket passend bij zijn kennis en ervaring) of een andere organisatiehet bestaan van de stichting, met name afstemmingstaken. Over deze besluitvorming heeft de OR op 20 september 2018 positief geadviseerd. - Vanuit de gemeente werd 1,37 fte gedetacheerd aan de stichting, waarvan 0,7fte voor de zwaardere taken als projectleider. De werknemer heeft vervulde deze brief voor akkoord getekendtaken, welke met de opheffing van de stichting zijn komen te vervallen. Het betreft een unieke functie. - Bij besluit van 30 mei 2013 Vanaf oktober 2018 is de werknemer per 1 juni 2013 ontheven uit de interne begeleiding naar een andere functie Coördinator bureau Werk gestart en Inkomen, vanwege samenvoeging van zijn afspraken gemaakt voor aansluitende begeleiding door een tweetal afdelingen. Met ingang van 1 juni 2013 is de werknemer benoemd in de functie van adviseur in algemene dienst bij de afdeling Concernzaken. In overleg tussen de werkgever en de werknemer is een takenpakket samengesteld. Nadien werd de afdeling Concernzaken opgeheven en werd de werknemer per 1 december 2013 overgeplaatst naar het bureau ‘Facilitaire Zaken’ van de afdeling ‘Staf’ in de hoedanigheid van adviseur in algemene dienst, met behoud van zijn taken. Opgemerkt is dat de werknemer in overleg met zijn nieuwe leidinggevende afspraken zou maken over de invulling van zijn takenpakket, waarbij werd beoogd dat deze werkzaamheden voor een periode van drie jaar bij het Bureau Facilitaire Zaken zouden worden uitgevoerdextern bureau. De werknemer verrichtte bij dit bureau taken op het gebied van informatiebeveiliging en privacy; - Op 15 januari 2016 heeft de werknemer zich ziek gemeld. Vanwege van de re-integratie van de werknemer werd hij na 1 december 2016 niet belast met een nieuwe taakopdracht, maar met enkele tijdelijke taken in het kader van de re-integratie. De werknemer solliciteerde nadien op een tweetal functies (respectievelijk Bureauhoofd Werk, Inkomen en Zorg en PO-adviseur), maar werd daarvoor niet de geschikte kandidaat geacht. Tegen deze afwijzingen werden geen rechtsmiddelen ingesteld. - Op 13 juni 2017 volgde een betermelding, maar op 31 juli 2017 meldde de werknemer zich opnieuw ziek. Begin 2018 stelde de bedrijfsarts vast dat de werknemer geen arbeidsbeperkingen meer had. Na de betermelding is de werknemer echter niet meer belast met interne werkzaamheden. Wel verrichtte de werknemer op dat moment extern werkzaamheden voor [naam externe organisatie] en zette hij zich vier uur per week in voor de ondernemingsraad. Nadien volgde nog een sollicitatie en afwijzing; - Bij voorgenomen besluit van 25 juni 2018 heeft de werkgever het voornemen geuit de werknemer buitengewoon verlof te verlenen, op grond looptijd van het feit traject dat hij sinds 1 december 2016 functieloos ambtenaar door het externe bureau werd verzorgd was en daarmee bovenformatiefvan januari 2019 tot eind oktober 2019. Er wordt opgemerkt dat het niet mogelijk Het externe traject is gebleken de werknemer te plaatsen in een passende functie of met passende werkzaamheden te belasten. De werkgever ziet geen mogelijkheid meer de werknemer binnen de organisatie passend werk op te dragen. In een zienswijze van 6 juli 2018 schrijft de werknemer dat hij het niet eens is met de buitengewoon verlof-verlening en nog immer de functie van adviseur in algemene dienst bekleedt. Hij meent dat het mogelijk moet zijn dat voor hem een passend takenpakket wordt samengesteld. - Bij besluit van 11 juli 2018 heeft de werkgever de werknemer buitengewoon verlof verleend. De werknemer heeft bezwaar aangetekend. - Op 11 oktober 2018 heeft de werkgever het voornemen geuit de functie van de werknemer per 1 november 2018 op te heffen en hem boventallig te verklaren. Ter motivering stelt de werkgever dat de functie adviseur in algemene dienst inhoudsloos is geworden2019 beëindigd, omdat de werknemer niet meer middels dit traject voldoende begeleiding en vaardigheden had opgedaan om de arbeidsmarkt te benaderen. Vanaf oktober 2019 is dan wel kon worden belast met concrete werkzaamhedende begeleiding intern voortgezet. Na Tot op heden vinden intern periodieke gesprekken plaats, waarin de zienswijze voortgang van sollicitatieactiviteiten wordt besproken en waar nodig ondersteuning wordt geboden. Daarnaast wordt de stand van zaken besproken over de tijdelijke inzet op tijdelijke taken binnen de [naam werkgever]. Intern is de werknemer op 17 oktober 2018 heeft de werkgever bij primair besluit van 23 oktober 2018 voor twee vacatures voorgedragen, te weten voor de functie van adviseur in algemene dienst opgeheven Vrijwilligersadviseur en de werknemer boventallig verklaard per 1 november 2018. Ook hiertegen tekende de werknemer bezwaar aan. Bij beslissing op bezwaar van 22 januari 2019 verklaarde de werkgever de bezwaren van de werknemer tegen het besluit van 11 juli 2018 en het besluit van 23 oktober 2018 ongegrond. Op 12 februari 2019 heeft de werknemer hiertegen beroep ingesteld; - Eind maart 2019 hebben partijen een Van Werk Naar Werk-contract getekend. De begeleiding van de werknemer heeft plaatsgevonden door [naam begeleidingsbureau]. De werkgever heeft in dit verband een opleiding contract- en leveranciersmanagement voor de werknemer bekostigd. - Op 10 juli 2020 heeft de loopbaanadviseur van [naam begeleidingsbureau] een loopbaanadvies in de zin van artikel 10d:20 CAR-UWO uitgebracht en geadviseerd het traject met [naam begeleidingsbureau] na 1 afloop van de Van Werk Naar Werk-periode per 1 november 2020 niet voort te zetten. - De werkgever onderbouwt zijn verzoek – samengevat – als volgt: - Op grond van artikel 8:3 van de gemeentelijke rechtspositieregeling CAR-UWO (hierna: CAR-UWO) kan een ambtenaar reorganisatie-ontslag worden verleend vanwege opheffing van zijn functie. Hoewel het besluit tot opheffing van de functie nog niet rechtens onaantastbaar is, staat dat niet in de weg aan de zelfstandige bevoegdheid die de commissie heeft om het bestaan van een redelijke grond voor ontslag te toetsen. Van belang is dat de functie van adviseur in algemene dienst ooit in het leven Beleidsmedewerker Xxxxxxx Xxxxxx. Voor beide functies is geroepen voor medewerkers die boven de formatie belast werden met tijdelijke werkzaamheden. Deze functie werd voor de werknemer gecreëerd tot 1 december 2016na een eerste gesprek niet verder opgenomen in de procedure, toen hij per 1 juni 2013 werd ontheven uit beide functies zijn formatieve functie onvoldoende passend gebleken. Extern is de werknemer drie keer uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek, waarbij de reden van coördinator bureau Werk afwijzing was gelegen in de urenomvang en/of kandidaten die beter aansloten op het gevraagde profiel. In september 2019 is een scholingsverzoek ingediend en Inkomen vanwege gehonoreerd ten behoeve van de organisatieverandering ontwikkeling en doorgroei van destijds. Getracht is invulling te geven aan de functie het eigen bedrijf van de werknemer, echter is dit – los van enkele tijdelijke taken op het gebied van informatievoorziening en privacy – niet geluktkosten: € 1.150,-. Toen Dit betrof een cursus waarmee de werknemer zich begin januari 2016 ziek meldde, zijn deze taken bij een collega belegd. Nadien werden, vooruitlopend op het structureel inrichten van informatieveiligheid en privacy, een drietal functies gecreëerd. Op een van deze functies solliciteerde de werknemer, maar zonder succes. Een van de redenen daarbij was dat de werknemer geen toestemming gaf het resultaat van een assessment in de procedure te betrekken. De collega die eerder tijdelijk werd ingezet is per 1 november 2017 definitief aangesteld en wel als ‘Medewerker Informatieveiligheid’. Na het herstel van de werknemer op 30 januari 2018 is het niet mogelijk gebleken hem te belasten met andere tijdelijke taken dan wel hem te plaatsen in een passende functie. Omdat plaatsing in de functie van adviseur in algemene dienst was beoogd slechts tijdelijk te zijn, is de werkgever tot de slotsom gekomen dat een doelmatige bedrijfsvoering noodzaakt tot opheffing van deze functie; - De werkgever stelt dat zij nadien aan haar herplaatsingsverplichtingen heeft voldaan, gelet op het gedegen VWNW-traject expertise verder kon uitbouwen en daarmee is aan alle wettelijke vereisten voor het verlenen van toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst voldaanook haar klantenkring.
Appears in 1 contract
Samples: Ontslagbesluit
Het verzoek. Het verzoek met bijlagen is op 17 augustus 8 december 2020 ingediend. Op 21 augustus 22 december 2020 is de aanvraag volledig bevonden en in behandeling genomen. De feiten gronden van het verzoek kunnen als volgt worden samengevat: - De werknemer is sinds [datum indiensttreding]in dienst bij de werkgever, aanvankelijk in de functie van medewerker Werk en Inkomen bij de afdeling Sociale Zaken. Bij brief van 19 april 2012 In 2017 heeft de werkgever aan een veranderplan opgesteld, gericht op de werknemer voorgesteld doorontwikkeling van het functioneren van de werknemer organisatie. Daarbij is onder meer gekeken naar de bestaande structuur van diensten en afdelingen, gericht op het versterken van de samenhang en slagkracht van de organisatie in relatie tot de opgaven in [naam arbeidsplaats]. De structuur van diensten is opgeheven en er is een ontwikkelfunctie te plaatsen om hem op te leiden wijziging aangebracht in de sturing in de top van de organisatie. In februari 2018 zijn hiertoe uitgangspunten vastgesteld, hetgeen heeft geleid tot managereen andere indeling van taken tussen afdelingen en een andere inrichting van de sturing binnen die afdelingen. Uitgangspunt was een ‘platte’ organisatie’ en zo min mogelijk leidinggevende rollen. Het voorstel behelsde een plaatsing in de aantal afdelingen is gereduceerd van 27 naar 19, waarbij 12 functies van adjunct afdelingsmanagers, teamleiders en coördinatoren zijn gewijzigd of vervallen. - De functie van ‘medewerker algemene dienst’ met specifieke functioneel leidinggevende taken voor de duur van vier jaar. Blijkens de bijlage betreft de taakopdracht het vervullen werknemer, Teamleider Inkoop en Aanbesteding, is als gevolg van de functie veranderingen gewijzigd. Een uitspraak van ‘coördinator Bureau Werk en Inkomen’de [naam rechtbank] van 27 februari 2020 heeft bevestigd dat deze besluitvorming op goede gronden is genomen. In de brief herplaatsingsprocedure is aangegeven dat als de taakopdracht wegvalt, er sprake is van vermindering van taken of onvoldoende groei, de werknemer dan terug zou vallen in niet geschikt bevonden voor de functie van algemeen adviseur Concernzaken of doorstroomt in een gelijkwaardige functie bij de [naam werkgever] (en zal worden belast met een takenpakket passend bij zijn kennis en ervaring) of een gewijzigde functie. Omdat er geen andere organisatie. De werknemer heeft deze brief voor akkoord getekend. - Bij besluit van 30 mei 2013 passende functies voorhanden waren is de werknemer per 1 juni 2013 ontheven uit mei 2019 boventallig verklaard en is een Van- Werk-Naar-Werk-traject (hierna: VWNW-traject) gestart. Het tegen de functie Coördinator bureau Werk en Inkomen, vanwege samenvoeging van een tweetal afdelingen. Met ingang van 1 juni 2013 boventalligheid gerichte bezwaarschrift is door de werknemer benoemd in op 3 maart 2020 ingetrokken. - Vanaf de functie start van adviseur in algemene dienst bij de afdeling Concernzaken. In overleg tussen de werkgever en de werknemer is een takenpakket samengesteld. Nadien werd de afdeling Concernzaken opgeheven en werd de werknemer per 1 december 2013 overgeplaatst naar het bureau ‘Facilitaire Zaken’ van de afdeling ‘Staf’ in de hoedanigheid van adviseur in algemene dienst, met behoud van zijn taken. Opgemerkt is dat de werknemer in overleg met zijn nieuwe leidinggevende afspraken zou maken over de invulling van zijn takenpakket, waarbij werd beoogd dat deze werkzaamheden voor een periode van drie jaar bij het Bureau Facilitaire Zaken zouden worden uitgevoerd. De werknemer verrichtte bij dit bureau taken op het gebied van informatiebeveiliging en privacy; - Op 15 januari 2016 VWNW-traject heeft de werknemer aangegeven dat hij zich ziek gemeld. Vanwege wil richten op een nieuwe functie buiten de organisatie van de re-integratie werkgever. Daarom is hij in juli 2019 gestart met externe begeleiding van de werknemer werd hij na 1 december 2016 niet belast met een nieuwe taakopdrachtbureau ‘50+ Carrière’, maar met enkele tijdelijke taken in het kader van de re-integratie. De werknemer solliciteerde nadien op een tweetal functies (respectievelijk Bureauhoofd Werk, Inkomen en Zorg en PO-adviseur), maar werd daarvoor niet de geschikte kandidaat geacht. Tegen deze afwijzingen werden geen rechtsmiddelen ingesteld. - Op 13 juni 2017 volgde een betermelding, maar op 31 juli 2017 meldde de werknemer zich opnieuw ziek. Begin 2018 stelde de bedrijfsarts vast dat de werknemer geen arbeidsbeperkingen meer had. Na de betermelding is de werknemer echter niet meer belast met interne werkzaamheden. Wel verrichtte de werknemer op dat moment extern werkzaamheden voor [naam externe organisatie] en zette hij zich vier uur per week in voor de ondernemingsraad. Nadien volgde nog een sollicitatie duur van zes maanden en afwijzing; - Bij voorgenomen besluit van 25 juni 2018 heeft later verlengd met drie maanden, waarbij de werkgever het voornemen geuit de werknemer buitengewoon verlof te verlenen, focus met name lag op grond van het feit dat hij sinds 1 december 2016 functieloos ambtenaar was en daarmee bovenformatief. Er wordt opgemerkt dat het niet mogelijk is gebleken de werknemer te plaatsen in een passende functie of met passende werkzaamheden te belasten. De werkgever ziet geen mogelijkheid meer de werknemer binnen de organisatie passend werk activiteiten gericht op te dragen. In een zienswijze van 6 juli 2018 schrijft de werknemer dat hij het niet eens is met de buitengewoon verlof-verlening en nog immer de functie van adviseur in algemene dienst bekleedt. Hij meent dat het mogelijk moet zijn dat voor hem een passend takenpakket wordt samengesteld. - Bij besluit van 11 juli 2018 heeft de werkgever de werknemer buitengewoon verlof verleendarbeidsmarktbenadering. De werknemer heeft bezwaar aangetekend. - Op 11 oktober 2018 daarnaast toegang gehouden tot interne vacatures en heeft de werkgever het voornemen geuit de functie van de werknemer opleiding ‘Masterclass Verandermanagement’ gevolgd. Van 1 december 2019 tot medio mei 2020 heeft hij 24 uur per 1 november 2018 op te heffen en hem boventallig te verklaren. Ter motivering stelt de werkgever dat de functie adviseur in algemene dienst inhoudsloos is geworden, omdat de werknemer niet meer is dan wel kon worden belast met concrete werkzaamheden. Na de zienswijze van de werknemer op 17 oktober 2018 heeft de werkgever week werkzaamheden verricht als projectleider bij primair besluit van 23 oktober 2018 de functie van adviseur in algemene dienst opgeheven en de werknemer boventallig verklaard per 1 november 2018. Ook hiertegen tekende de werknemer bezwaar aan. Bij beslissing op bezwaar van 22 januari 2019 verklaarde de werkgever de bezwaren van de werknemer tegen het besluit van 11 juli 2018 en het besluit van 23 oktober 2018 ongegrond. Op 12 februari 2019 heeft de werknemer hiertegen beroep ingesteld; - Eind maart 2019 hebben partijen een Van Werk Naar Werk-contract getekend. De begeleiding van de werknemer heeft plaatsgevonden door ‘Voedselloket [naam begeleidingsbureauarbeidsplaats]. De werkgever heeft in dit verband een opleiding contract- en leveranciersmanagement voor de werknemer bekostigd. - Op 10 juli 2020 heeft de loopbaanadviseur van [naam begeleidingsbureau] een loopbaanadvies in de zin van artikel 10d:20 CAR-UWO uitgebracht en geadviseerd het traject met [naam begeleidingsbureau] na 1 afloop van de Van Werk Naar Werk-periode per 1 november 2020 niet voort te zetten. - De werkgever onderbouwt zijn verzoek – samengevat – als volgt: - Op grond van artikel 8:3 van de gemeentelijke rechtspositieregeling CAR-UWO (hierna: CAR-UWO) kan een ambtenaar reorganisatie-ontslag worden verleend vanwege opheffing van zijn functie. Hoewel het besluit tot opheffing van de functie nog niet rechtens onaantastbaar is, staat dat niet in de weg aan de zelfstandige bevoegdheid die de commissie heeft om het bestaan van een redelijke grond voor ontslag te toetsen. Van belang is dat de functie van adviseur in algemene dienst ooit in het leven is geroepen voor medewerkers die boven de formatie belast werden met tijdelijke werkzaamheden. Deze functie werd voor de werknemer gecreëerd tot 1 december 2016, toen hij per 1 juni 2013 werd ontheven uit zijn formatieve functie van coördinator bureau Werk en Inkomen vanwege de organisatieverandering van destijds. Getracht is invulling te geven aan de functie van de werknemer, echter is dit – los van enkele tijdelijke taken op het gebied van informatievoorziening en privacy – niet gelukt. Toen de werknemer zich begin januari 2016 ziek meldde, zijn deze taken bij een collega belegd. Nadien werden, vooruitlopend op het structureel inrichten van informatieveiligheid en privacy, een drietal functies gecreëerd. Op een van deze functies solliciteerde de werknemer, maar zonder succes. Een van de redenen daarbij was dat de werknemer geen toestemming gaf het resultaat van een assessment in de procedure te betrekken. De collega die eerder tijdelijk werd ingezet is per 1 november 2017 definitief aangesteld en wel als ‘Medewerker Informatieveiligheid’. Na In het herstel kader van de werknemer op 30 januari 2018 is het niet mogelijk gebleken hem te belasten met andere tijdelijke taken dan wel hem te plaatsen in een passende functie. Omdat plaatsing in de functie van adviseur in algemene dienst was beoogd slechts tijdelijk te zijn, is de werkgever tot de slotsom gekomen dat een doelmatige bedrijfsvoering noodzaakt tot opheffing van deze functie; - De werkgever stelt dat zij nadien aan haar herplaatsingsverplichtingen heeft voldaan, gelet op het gedegen VWNW-traject is driemaandelijks de voortgang geëvalueerd en daarmee is aan alle wettelijke vereisten voor het verlenen van toestemming voor opzegging van na 18 maanden een advies uitgebracht door de arbeidsovereenkomst voldaaninterne loopbaanadviseur. De werknemer heeft diverse externe sollicitaties verricht en gesprekken gevoerd, maar tot op heden hebben zijn inspanningen nog niet tot een (structurele) passende nieuwe functie geleid.
Appears in 1 contract
Samples: Ontslagbesluit
Het verzoek. Het verzoek met bijlagen is op 17 augustus 3 april 2020 ingediend. Op 21 augustus 2020 ingediend en op deze datum is de aanvraag volledig bevonden en in behandeling genomen. De feiten gronden van het verzoek kunnen als volgt worden samengevat: - De werknemer is sinds [datum indiensttreding]in dienst bij de werkgever, aanvankelijk in de functie van medewerker Werk en Inkomen bij de afdeling Sociale Zaken. Bij brief van 19 april 2012 heeft de werkgever aan de werknemer voorgesteld de werknemer in een ontwikkelfunctie te plaatsen om hem op te leiden tot manager. Het voorstel behelsde een plaatsing in de functie van ‘medewerker algemene dienst’ met specifieke functioneel leidinggevende taken voor de duur van vier jaar. Blijkens de bijlage betreft de taakopdracht het vervullen van de functie van ‘coördinator Bureau Werk en Inkomen’. In de brief is aangegeven dat als de taakopdracht wegvalt, er sprake is van vermindering van taken of onvoldoende groei, de werknemer dan terug zou vallen in de functie van algemeen adviseur Concernzaken of doorstroomt in een gelijkwaardige functie bij de [naam werkgever] (en zal worden belast met een takenpakket passend bij zijn kennis en ervaring) of een andere organisatie. De werknemer heeft deze brief voor akkoord getekend. - Bij besluit van 30 mei 2013 is de werknemer per 1 juni 2013 ontheven uit de functie Coördinator bureau Werk en Inkomen, vanwege samenvoeging van een tweetal afdelingen. Met ingang van 1 juni 2013 is de werknemer benoemd in de functie van adviseur in algemene dienst bij de afdeling Concernzaken. In overleg tussen de werkgever en de werknemer is een takenpakket samengesteld. Nadien werd de afdeling Concernzaken opgeheven en werd de werknemer per 1 december 2013 overgeplaatst naar het bureau ‘Facilitaire Zaken’ van de afdeling ‘Staf’ in de hoedanigheid van adviseur in algemene dienst, met behoud van zijn taken. Opgemerkt is dat de werknemer in overleg met zijn nieuwe leidinggevende afspraken zou maken over de invulling van zijn takenpakket, waarbij werd beoogd dat deze werkzaamheden voor een periode van drie jaar bij het Bureau Facilitaire Zaken zouden worden uitgevoerd. De werknemer verrichtte bij dit bureau taken op het gebied van informatiebeveiliging en privacy; - Op 15 januari 2016 heeft de werknemer zich ziek gemeldop 10 maart 2020 bericht dat zij, in overeenstemming met artikel 9.15 lid 4 cao Gemeenten een ontslagaanvraag bij de cao Ontslagcommissie in zal dienen, teneinde tot een beëindiging van haar arbeidsovereenkomst te komen. Vanwege Conform artikel 11.3 van de re-integratie van de werknemer werd hij na 1 december 2016 niet belast met een nieuwe taakopdracht, maar met enkele tijdelijke taken in het kader van de re-integratie. De werknemer solliciteerde nadien op een tweetal functies (respectievelijk Bureauhoofd Werk, Inkomen en Zorg en PO-adviseur), maar werd daarvoor niet de geschikte kandidaat geacht. Tegen deze afwijzingen werden geen rechtsmiddelen ingesteld. - Op 13 juni 2017 volgde een betermelding, maar op 31 juli 2017 meldde de werknemer zich opnieuw ziek. Begin 2018 stelde de bedrijfsarts vast dat de werknemer geen arbeidsbeperkingen meer had. Na de betermelding is de werknemer echter niet meer belast met interne werkzaamheden. Wel verrichtte de werknemer op dat moment extern werkzaamheden voor [naam externe organisatie] en zette hij zich vier uur per week in voor de ondernemingsraad. Nadien volgde nog een sollicitatie en afwijzing; - Bij voorgenomen besluit van 25 juni 2018 heeft de werkgever het voornemen geuit de werknemer buitengewoon verlof te verlenen, op grond van het feit dat hij sinds 1 december 2016 functieloos ambtenaar was en daarmee bovenformatief. Er wordt opgemerkt dat het niet mogelijk is gebleken de werknemer te plaatsen in een passende functie of met passende werkzaamheden te belasten. De werkgever ziet geen mogelijkheid meer de werknemer binnen de organisatie passend werk op te dragen. In een zienswijze van 6 juli 2018 schrijft de werknemer dat hij het niet eens is met de buitengewoon verlof-verlening en nog immer de functie van adviseur in algemene dienst bekleedt. Hij meent dat het mogelijk moet zijn dat voor hem een passend takenpakket wordt samengesteld. - Bij besluit van 11 juli 2018 heeft Aanpassingswet Wnra onderbouwt de werkgever de werknemer buitengewoon verlof verleend. De werknemer heeft bezwaar aangetekend. - Op 11 oktober 2018 heeft ontslagaanvraag met de werkgever het voornemen geuit de functie van regelgeving die op de werknemer per van toepassing was op 1 november 2018 op te heffen en hem februari 2018, het moment dat zij boventallig te verklaren. Ter motivering stelt de werkgever dat de functie adviseur in algemene dienst inhoudsloos is geworden, omdat de werknemer niet meer is dan wel kon worden belast met concrete werkzaamheden. Na de zienswijze van de werknemer op 17 oktober 2018 heeft de werkgever bij primair besluit van 23 oktober 2018 de functie van adviseur in algemene dienst opgeheven en de werknemer boventallig verklaard per 1 november 2018. Ook hiertegen tekende de werknemer bezwaar aan. Bij beslissing op bezwaar van 22 januari 2019 verklaarde de werkgever de bezwaren van de werknemer tegen het besluit van 11 juli 2018 en het besluit van 23 oktober 2018 ongegrond. Op 12 februari 2019 heeft de werknemer hiertegen beroep ingesteld; - Eind maart 2019 hebben partijen een Van Werk Naar Werk-contract getekend. De begeleiding van de werknemer heeft plaatsgevonden door [naam begeleidingsbureau]. De werkgever heeft in dit verband een opleiding contract- en leveranciersmanagement voor de werknemer bekostigd. - Op 10 juli 2020 heeft de loopbaanadviseur van [naam begeleidingsbureau] een loopbaanadvies in de zin van artikel 10d:20 CAR-UWO uitgebracht en geadviseerd het traject met [naam begeleidingsbureau] na 1 afloop van de Van Werk Naar Werk-periode per 1 november 2020 niet voort te zetten. - De werkgever onderbouwt zijn verzoek – samengevat – als volgt: - Op grond van Het betreft hier artikel 8:3 van de gemeentelijke rechtspositieregeling CAR-UWO (hierna: CAR-UWO) kan en het Sociaal Statuut van [naam werkgever] (hierna: Sociaal Statuut); - Op 22 maart 2016 heeft het college besloten tot een ambtenaar reorganisatie-ontslag organisatieontwikkeling, deze moest leiden tot meer bestuurlijke slagvaardigheid, eenduidige structuur van taken en verantwoordelijkheden en een ontwikkeling van kwaliteit, leiderschap, cultuur, vertrouwen en op de verbinding met de samenleving. Er was een nadrukkelijke behoefte in de organisatie aan een aantal verbeteringen. Hierbij ging het om de kwaliteit van het werk, de interne samenwerking / relaties / omgangsvormen / gedrag en de behoefte om mee te groeien in de maatschappelijke ontwikkelingen. Er moest veel geïnvesteerd gaan worden verleend vanwege opheffing in het leiderschap in de organisatie. Een aantal vraagstukken waren niet op te lossen in het oude model. Het college wilde een directie van drie directeuren onder leiding van een gemeentesecretaris/algemeen directeur die rechtstreeks eindverantwoordelijk en aanspreekbaar is, zowel op taakuitvoering als op de bedrijfsvoering. In de organisatie zijn functiedrie domeinen ingericht, waarvan het Sociaal domein er één is. Hoewel Elk domein kreeg een directeur en een aantal teammanagers. Op 16 januari 2018 heeft het college in een besluit tot opheffing de nieuwe hoofdstructuur als gevolg van de functie nog niet rechtens onaantastbaar is, staat dat niet gemeente brede organisatieontwikkeling en inrichting vastgesteld. Dientengevolge is de organisatie heringericht in de weg aan de zelfstandige bevoegdheid die de commissie heeft om het bestaan van een redelijke grond voor ontslag te toetsen. Van belang is dat de functie van adviseur in algemene dienst ooit in het leven is geroepen voor medewerkers die boven de formatie belast werden met tijdelijke werkzaamheden. Deze functie werd voor de werknemer gecreëerd tot 1 december 2016, toen hij per 1 juni 2013 werd ontheven uit zijn formatieve functie van coördinator bureau Werk en Inkomen vanwege de organisatieverandering van destijds. Getracht is invulling te geven aan de andere structuur; - De functie van de werknemer, echter Integraal Manager Sociale Zaken, is dit – los ten gevolge van enkele tijdelijke taken op het gebied de nieuwe hoofdstructuur vervallen. Dit gold voor alle integrale managers. De managementlaag bestaat nu uit een gemeentesecretaris/algemeen directeur, directeur vakgebied (schaal 14) en teammanager (schaal 12). De functie van informatievoorziening en privacy – niet gelukt. Toen de werknemer zich begin januari 2016 ziek meldde, zijn zat ’tussen de laatste twee functies in’; - De werknemer was aangemerkt als herplaatsingskandidaat voor de functie van teammanager en had herplaatst kunnen worden in deze taken bij een collega belegd. Nadien werden, vooruitlopend op het structureel inrichten van informatieveiligheid en privacy, een drietal functies gecreëerd. Op een van deze functies solliciteerde de werknemerfunctie, maar zonder succes. Een zij heeft zelf de keuze gemaakt om af te zien van de redenen daarbij belangstellingsregistratieprocedure. Reden hiervoor is dat zij niet herplaatst wenste te worden in de nieuwe en gewijzigde functie als teammanager Sociaal Domein; - De werknemer is vanwege het voorgaande met ingang van 1 februari 2018 boventallig verklaard. Er is geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit, de boventalligheidsstatus is tussen partijen niet in het geding; - Op 1 februari 2018 is de werknemer gestart met het Van-Werk-Naar-Werk-traject (hierna: ‘VWNW- traject’), conform de hiervoor geldende procedures zoals vastgelegd in het Sociaal Statuut. Er is intensieve begeleiding geweest door de werkgever en Regio Effect (voortgezet tot 1 maart 2020) bij het vinden van ander intern of extern werk; - De werknemer heeft gesolliciteerd op diverse functies, maar deze hebben niet geleid tot een nieuwe functie. In sommige gevallen is de werknemer afgewezen als kandidaat, in andere gevallen koos de werknemer ervoor om af te zien van voortzetting van de sollicitatieprocedure omdat zij van mening was dat de werknemer geen toestemming gaf het resultaat van een assessment in de procedure te betrekkenfuncties niet goed aansloten bij haar wensen en profiel. De collega die eerder tijdelijk werd ingezet is per 1 november 2017 definitief aangesteld en wel als ‘Medewerker Informatieveiligheid’. Na werkgever neemt het herstel van standpunt in dat alle functie waarop de werknemer op 30 januari 2018 is het niet mogelijk gebleken hem te belasten met andere tijdelijke taken dan wel hem te plaatsen in een gesolliciteerd heeft aangemerkt kunnen worden als passende functie. Omdat plaatsing in de functie van adviseur in algemene dienst was beoogd slechts tijdelijk te zijn, functies; - Op 1 februari 2020 is de werkgever tot de slotsom gekomen dat een doelmatige bedrijfsvoering noodzaakt tot opheffing periode van deze functie; - De werkgever stelt dat zij nadien aan haar herplaatsingsverplichtingen heeft voldaan, gelet op twee jaar van het gedegen VWNW-traject en daarmee verstreken. De werkgever is aan alle wettelijke vereisten voor met de werknemer in gesprek gegaan over het verlenen van toestemming voor opzegging beëindigen van de arbeidsovereenkomst. De werkgever heeft voorgesteld de arbeidsovereenkomst voldaante beëindigen met wederzijds goedvinden door middel van een vaststellingsovereenkomst. De werknemer heeft echter aangegeven dat zij er de voorkeur aan geeft dat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door opzegging na verkregen toestemming van de cao-ontslagcommissie.
Appears in 1 contract
Samples: Ontslagbesluit