Toezicht en handhaving. Met het toezicht op de naleving van deze concessie zijn belast: ❑ de door de minister aan te wijzen personen: een aantal ambtenaren van het Directoraat-Generaal Personenvervoer van het ministerie (algemeen ‘concessiebeheer’), en van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (veiligheid); ❑ daartoe aangewezen ambtenaren van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), voorzover het gaat om het toezicht op de naleving van de voorschriften die in de concessie zijn opgenomen ter implementatie van richtlijnen 91/440/EEG en 2001/14/EG. Verder: ❑ zijn de daartoe aangewezen ambtenaren van de NMa tevens belast met het toezicht op de naleving van (het bepaalde bij of krachtens) de bepalingen van de Spoorwegwet die betrekking hebben op de relatie tussen ProRail en vervoerders (met name inzake capaciteitsverdeling, toegangs- en kaderovereenkomsten en de gebruiksvergoeding); ❑ is de NMa belast met de behandeling van klachten van vervoerders over de beheerder. De monitoring op de uitvoering van de concessie geschiedt door middel van de kwartaal- en jaarrapportages en, indien daar aanleiding toe is, op basis van aanvullende door ProRail te verstrekken informatie of onderzoek (audit). Indien ProRail de verplichtingen uit de concessie niet naleeft, dan staat de minister het publiekrechtelijke handhavinginstrumentarium ter beschikking om naleving af te dwingen. De concessie is immers een publiekrechtelijk instrument. Bij dit publiekrechtelijke instrument past publiekrechtelijke handhaving. In oplopende zwaarte zijn dit de volgende instrumenten: ❑ overleg- en informatieplicht; ❑ bestuursdwang; ❑ last onder dwangsom; ❑ gedeeltelijke of gehele intrekking van de concessie. Een last onder dwangsom kan bijvoorbeeld worden opgelegd indien ProRail de in het beheerplan beschreven invulling van de zorgplicht niet uitvoert. Het laatste kan zich voordoen doordat de in het beheerplan opgenomen grenswaarden niet zijn bereikt of indien ProRail de in het beheerplan opgenomen maatregelen niet heeft uitgevoerd die gericht zijn op het bereiken van de richtwaarden. De minister kan daarnaast bestuursdwang toepassen, d.w.z. door middel van feitelijk handelen optreden tegen de overtreding. De minister kan daar ook derden bij inschakelen. Ten slotte kan de minister op basis van artikel 18 van de Spoorwegwet - bij wijze van ultimum remedium - overgaan tot (gedeeltelijke) intrekking van de concessie.
Appears in 2 contracts
Samples: Beheerconcessie Hoofdspoorweginfrastructuur, Beheerconcessie Hoofdspoorweginfrastructuur
Toezicht en handhaving. Met het toezicht op de naleving van deze concessie zijn belast: ❑ belast de door de minister aan te wijzen personen: personen (artikel 87, eerste lid, van de wet): een aantal ambtenaren van het Directoraat-Generaal Personenvervoer van het ministerie (algemeen ‘concessiebeheer’), en van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (veiligheid); ❑ daartoe aangewezen ambtenaren van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), voorzover het gaat om het toezicht op de naleving van de voorschriften die in de concessie zijn opgenomen ter implementatie van richtlijnen 91/440/EEG en 2001/14/EG. Verder: ❑ zijn de daartoe aangewezen ambtenaren van de NMa tevens belast met het toezicht op de naleving van (het bepaalde bij of krachtens) de bepalingen van de Spoorwegwet die betrekking hebben op de relatie tussen ProRail en vervoerders (met name inzake capaciteitsverdeling, toegangs- en kaderovereenkomsten en de gebruiksvergoeding); ❑ is de NMa belast met de behandeling van klachten van vervoerders over de beheerder. De monitoring op de uitvoering van de concessie geschiedt door middel van de kwartaal- halfjaar- en jaarrapportages (artikel 21, vierde lid) en, indien daar aanleiding toe is, op basis van aanvullende door ProRail NS te verstrekken informatie of onderzoek (audit, artikel 21, zevende lid). Indien ProRail NS de verplichtingen uit de concessie niet naleeft, dan staat de minister het publiekrechtelijke handhavinginstrumentarium handhavingsinstrumentarium ter beschikking om naleving af te dwingen. De concessie is immers een publiekrechtelijk instrumentbesluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Bij dit publiekrechtelijke instrument past publiekrechtelijke handhaving. In oplopende zwaarte zijn dit de volgende instrumenten: ❑ overleg- en informatieplicht; ❑ bestuursdwang; ❑ last onder dwangsom; ❑ gedeeltelijke of gehele intrekking van de concessie. Een De wet voorziet in een keuze tussen ofwel de mogelijkheid van het opleggen van een last onder dwangsom dwangsom, ofwel het in de concessie opnemen van het voorschrift dat de concessiehouder, indien hij tekortschiet in het verrichten van bepaalde prestaties, gehouden is een geldsom te voldoen aan de concessieverlener (artikel 32, vijfde en zesde lid van de wet). Gekozen is voor de last onder dwangsom. Daarvan kan bijvoorbeeld gebruik worden opgelegd gemaakt indien ProRail NS zich niet houdt aan de gestelde voorschriften ten aanzien van bijvoorbeeld de tarieven of indien NS de in het beheerplan vervoerplan beschreven invulling van de zorgplicht niet uitvoertuitvoert (voorzover onderworpen aan instemming van de minister, zie artikel 7, derde en vijfde lid). Het laatste kan zich voordoen doordat de in het beheerplan vervoerplan opgenomen grenswaarden niet zijn bereikt of indien ProRail NS de in het beheerplan vervoerplan opgenomen maatregelen niet heeft uitgevoerd die gericht zijn op het bereiken van de richtwaarden. De minister kan daarnaast tevens bestuursdwang toepassen, d.w.z. door middel van feitelijk handelen optreden tegen de overtreding. De minister kan daar ook derden bij inschakelen. Ten slotte kan de minister minister, indien is gebleken dat de NS de concessie niet naar behoren uitvoert of heeft uitgevoerd, op basis van artikel 18 43 van de Spoorwegwet - bij wet -bij wijze van ultimum remedium - remedium- overgaan tot (gedeeltelijke) intrekking van de concessie.
Appears in 1 contract
Samples: Vervoerconcessie
Toezicht en handhaving. Met het toezicht op de naleving van deze concessie zijn belast: ❑ de door de minister aan te wijzen personen: een aantal ambtenaren van het Directoraat-Generaal Personenvervoer van het ministerie (algemeen ‘concessiebeheer’), en van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (veiligheid); ❑ daartoe aangewezen ambtenaren van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), voorzover het gaat om het toezicht op de naleving van de voorschriften die in de concessie zijn opgenomen ter implementatie van richtlijnen 91/440/EEG en 2001/14/EG. Verder: ❑ zijn de daartoe aangewezen ambtenaren van de NMa tevens belast met het toezicht op de naleving van (het bepaalde bij of krachtens) de bepalingen van de Spoorwegwet die betrekking hebben op de relatie tussen ProRail en vervoerders (met name inzake capaciteitsverdeling, toegangs- en kaderovereenkomsten en de gebruiksvergoeding); ❑ is de NMa belast met de behandeling van klachten van vervoerders over de beheerder. De monitoring op de uitvoering van de concessie geschiedt door middel van de kwartaal- en jaarrapportages en, indien daar aanleiding toe is, op basis van aanvullende door ProRail te verstrekken informatie of onderzoek (audit). Indien ProRail de verplichtingen uit de concessie niet naleeft, dan staat de minister het publiekrechtelijke handhavinginstrumentarium ter beschikking om naleving af te dwingen. De concessie is immers een publiekrechtelijk instrument. Bij dit publiekrechtelijke instrument past publiekrechtelijke handhaving. In oplopende zwaarte zijn dit de volgende instrumenten: ❑ - overleg- en informatieplicht; ❑ - bestuursdwang; ❑ - last onder dwangsom; ❑ - gedeeltelijke of gehele intrekking van de concessie. Een Van last onder dwangsom kan bijvoorbeeld gebruik worden opgelegd gemaakt indien ProRail de in het beheerplan beschreven invulling van de zorgplicht niet uitvoert. Het laatste kan zich voordoen doordat de in het beheerplan opgenomen grenswaarden niet zijn bereikt of indien ProRail de in het beheerplan opgenomen maatregelen niet heeft uitgevoerd die gericht zijn op het bereiken van de richtwaarden. De minister kan daarnaast tevens bestuursdwang toepassen, d.w.z. door middel van feitelijk handelen optreden tegen de overtreding. De minister kan daar ook derden bij inschakelen. Ten slotte kan de minister op basis van artikel 18 van de Spoorwegwet - bij wijze van ultimum remedium - overgaan tot (gedeeltelijke) intrekking van de concessie.
Appears in 1 contract
Toezicht en handhaving. Met het toezicht op de naleving van deze concessie zijn belast: ❑ belast de door de minister aan te wijzen personen: personen (artikel 87, eerste lid, van de wet): een aantal ambtenaren van het Directoraat-Generaal Personenvervoer van het ministerie (algemeen ‘concessiebeheer’), en van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (veiligheid); ❑ daartoe aangewezen ambtenaren van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), voorzover het gaat om het toezicht op de naleving van de voorschriften die in de concessie zijn opgenomen ter implementatie van richtlijnen 91/440/EEG en 2001/14/EG. Verder: ❑ zijn de daartoe aangewezen ambtenaren van de NMa tevens belast met het toezicht op de naleving van (het bepaalde bij of krachtens) de bepalingen van de Spoorwegwet die betrekking hebben op de relatie tussen ProRail en vervoerders (met name inzake capaciteitsverdeling, toegangs- en kaderovereenkomsten en de gebruiksvergoeding); ❑ is de NMa belast met de behandeling van klachten van vervoerders over de beheerder. De monitoring op de uitvoering van de concessie geschiedt door middel van de kwartaal- halfjaar- en jaarrapportages (artikel 20, vierde lid) en, indien daar aanleiding toe is, op basis van aanvullende door ProRail NS te verstrekken informatie of onderzoek (audit, artikel 20, zevende lid). Indien ProRail NS de verplichtingen uit de concessie niet naleeft, dan staat de minister het publiekrechtelijke handhavinginstrumentarium handhavingsinstrumentarium ter beschikking om naleving af te dwingen. De concessie is immers een publiekrechtelijk instrumentbesluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Bij dit publiekrechtelijke instrument past publiekrechtelijke handhaving. In oplopende zwaarte zijn dit de volgende instrumenten: ❑ overleg- en informatieplicht; ❑ bestuursdwang; ❑ last onder dwangsom; ❑ gedeeltelijke of gehele intrekking van de concessie. Een De wet voorziet in een keuze tussen ofwel de mogelijkheid van het opleggen van een last onder dwangsom dwangsom, ofwel het in de concessie opnemen van het voorschrift dat de concessiehouder, indien hij tekortschiet in het verrichten van bepaalde prestaties, gehouden is een geldsom te voldoen aan de concessieverlener (artikel 32, vijfde en zesde lid van de wet). Gekozen is voor de last onder dwangsom. Daarvan kan bijvoorbeeld gebruik worden opgelegd gemaakt indien ProRail NS zich niet houdt aan de gestelde voorschriften ten aanzien van bijvoorbeeld de tarieven of indien NS de in het beheerplan vervoerplan beschreven invulling van de zorgplicht niet uitvoertuitvoert (voorzover onderworpen aan instemming van de minister, zie artikel 7, derde en vijfde lid). Het laatste kan zich voordoen doordat de in het beheerplan vervoerplan opgenomen grenswaarden niet zijn bereikt of indien ProRail NS de in het beheerplan vervoerplan opgenomen maatregelen niet heeft uitgevoerd die gericht zijn op het bereiken van de richtwaarden. De minister kan daarnaast tevens bestuursdwang toepassen, d.w.z. door middel van feitelijk handelen optreden tegen de overtreding. De minister kan daar ook derden bij inschakelen. Ten slotte kan de minister minister, indien is gebleken dat de NS de concessie niet naar behoren uitvoert of heeft uitgevoerd, op basis van artikel 18 43 van de Spoorwegwet - bij wet -bij wijze van ultimum remedium - remedium- overgaan tot (gedeeltelijke) intrekking van de concessie.
Appears in 1 contract
Samples: Vervoerconcessie
Toezicht en handhaving. 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze concessie wet bepaalde zijn belast: ❑ be- last de daartoe bij besluit van Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie gezamenlijk aangewezen personen.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaat- sing in de minister aan te wijzen personen: een aantal ambtenaren van het Directoraat-Generaal Personenvervoer van het ministerie (algemeen ‘concessiebeheer’), en Staatscourant.
3. Afdeling 5.2 van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (veiligheid); ❑ daartoe aangewezen ambtenaren Algemene wet bestuursrecht is van toepassing, met uitzondering van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), voorzover het gaat om het toezicht op artikelen 5.18 en 5.19.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de naleving wijze van taakuitoefening van de voorschriften in het eerste lid bedoelde personen.
Artikel 23 Een krachtens artikel 22 aangewezen toezichthouder kan degene die in niet voldoet aan een ingevolge de concessie zijn opgenomen ter implementatie van richtlijnen 91/440/EEG artikelen 11 tot en 2001/14/EG. Verder: ❑ zijn de daartoe aangewezen ambtenaren van de NMa tevens belast met het toezicht 13 op de naleving van (het bepaalde bij of krachtens) de bepalingen van de Spoorwegwet die betrekking hebben hem op de relatie tussen ProRail en vervoerders (met name inzake capaciteitsverdelingrustende verplichting, toegangs- en kaderovereenkomsten en de gebruiksvergoeding); ❑ is de NMa belast met de behandeling van klachten van vervoerders over de beheerder. De monitoring op de uitvoering van de concessie geschiedt door middel van een aanwijzing verplichten om binnen een bij die aanwijzing te bepalen termijn een bepaalde gedragslijn te volgen aangaande:
a. de kwartaal- ontwikkeling van interne procedures en jaarrapportages encontroles ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme;
b. de opleiding van werknemers als bedoeld in artikel 15a.
1. Bij besluit van Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie gezamen- lijk kan worden bepaald dat een krachtens artikel 22 aangewezen toezichthouder be- voegd is degene die niet of niet tijdig voldoet aan een uit deze wet voortvloeiende ver- plichting, indien daar aanleiding toe een geldboete op te leggen.
2. De hoogte van de boete voor de verscheidene overtredingen wordt bepaald bij al- gemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste USD 250.000 bedraagt.
3. Alvorens over te gaan tot het opleggen van een boete stelt de toezichthouder be- trokkene schriftelijk op de hoogte van het voornemen hem een boete op te leggen, onder vermelding van de gronden waarop dat voornemen berust.
1. Overtreding van het bij of krachtens de artikelen 11, 12, tweede lid, 13, 20, of 21, eerste lid, bepaalde is, op basis voor zover opzettelijk begaan, een misdrijf en wordt gestraft met gevangenisstraf van aanvullende door ProRail te verstrekken informatie ten hoogste vier jaren of onderzoek (audit). Indien ProRail de verplichtingen uit de concessie niet naleeft, dan staat de minister het publiekrechtelijke handhavinginstrumentarium ter beschikking om naleving af te dwingen. De concessie is immers een publiekrechtelijk instrument. Bij dit publiekrechtelijke instrument past publiekrechtelijke handhaving. In oplopende zwaarte zijn dit de volgende instrumenten: ❑ overleg- en informatieplicht; ❑ bestuursdwang; ❑ last onder dwangsom; ❑ gedeeltelijke of gehele intrekking geldboete van de concessievijfde categorie.
2. Een last onder dwangsom kan bijvoorbeeld worden opgelegd indien ProRail Overtreding van de bepalingen, bedoeld in het eerste lid is, voor zover niet opzette- lijk begaan, een overtreding en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de vijfde categorie.
1. Met de opsporing van de in het beheerplan beschreven invulling van de zorgplicht niet uitvoert. Het laatste kan zich voordoen doordat deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het beheerplan opgenomen grenswaarden niet zijn bereikt of indien ProRail Wetboek van Strafvordering BES bedoelde ambtenaren, belast de daartoe bij besluit van Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Financiën aangewezen ambtenaren. Zij kunnen te allen tijde inzage vorderen van alle bescheiden waarvan naar hun redelijk oordeel inzage voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is.
2. Van een besluit als bedoeld in het beheerplan opgenomen maatregelen niet heeft uitgevoerd die gericht zijn op het bereiken van eerste lid wordt mededeling gedaan door plaat- sing in de richtwaarden. De minister kan daarnaast bestuursdwang toepassen, d.w.z. door middel van feitelijk handelen optreden tegen de overtreding. De minister kan daar ook derden bij inschakelen. Ten slotte kan de minister op basis van artikel 18 van de Spoorwegwet - bij wijze van ultimum remedium - overgaan tot (gedeeltelijke) intrekking van de concessieStaatscourant.
Appears in 1 contract