OVEREENKOMST INZAKE DE INTERNATIONALE HANDEL IN BEDREIGDE IN HET WILD LEVENDE DIER- EN PLANTENSOORTEN
OVEREENKOMST INZAKE DE INTERNATIONALE HANDEL IN BEDREIGDE IN HET WILD LEVENDE DIER- EN PLANTENSOORTEN
Ondertekend te Washington D.C. op 3 maart 1973 Gewijzigd te Bonn op 22 juni 1979
Gewijzigd te Gaborone op 30 april 0000
XX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX STATEN,
ERKENNENDE dat de in het wild levende dier- en plantensoorten door hun schoonheid en verscheidenheid een onvervangbaar onderdeel vormen van de natuurlijke stelsels, dat moet worden beschermd ten behoeve van de huidige en komende generaties;
ZICH BEWUST van de steeds toenemende waarde van in het wild levende dier- en plantensoorten, uit een esthetisch, wetenschappelijk, cultureel, recreatief en economisch oogpunt;
ERKENNENDE dat de volken en staten de beste beschermers van hun in het wild levende dier- en plantensoorten zijn en behoren te zijn;
BOVENDIEN ERKENNENDE dat internationale samenwerking van wezenlijk belang is voor de bescherming van bepaalde in het wild levende dier- en plantensoorten tegen overmatige exploitatie ten gevolge van de internationale handel;
OVERTUIGD van de dringende noodzaak hiertoe passende maatregelen te nemen,
ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
Artikel I
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze overeenkomst betekent, tenzij uit het zinsverband duidelijk anders blijkt:
a) „soort”: elke soort, ondersoort of een van hun geografisch geïsoleerde populaties;
b) „specimen”:
i) elk dier of elke plant, levend of dood;
ii) in geval van een dier: ten aanzien van de in bijlagen I en II opgenomen soorten, elk gemakkelijk herkenbaar deel van een dier of elk daaruit verkregen product, en ten aanzien van de in bijlage III opgenomen soorten, elk gemakkelijk herkenbaar deel van een dier of elk daaruit verkregen product dat in deze bijlage is genoemd, en
iii) in geval van een plant: ten aanzien van de in bijlage I opgenomen soorten, elk gemakkelijk herkenbaar deel van de plant of elk daaruit verkregen product en ten aanzien van de in bijlagen II en III opgenomen soorten, elk gemakkelijk herkenbaar deel van de plant of elk daaruit verkregen product dat in bijlagen II en III is genoemd;
c) „handel”: de uitvoer, de wederuitvoer, de invoer en aanvoer van uit de zee voortkomende planten en dieren;
d) „wederuitvoer”: de uitvoer van elk tevoren ingevoerd specimen;
e) „aanvoer van uit de zee voortkomende planten en dieren”: het tot binnen de grenzen van een staat vervoeren van specimens van soorten die zijn gehaald uit zeegebied dat niet tot het rechtsgebied van een staat behoort;
f) „wetenschappelijke autoriteit”: een overeenkomstig artikel IX aangewezen nationale wetenschappelijke autoriteit;
g) „administratieve instantie”: een overeenkomstig artikel IX aangewezen nationale administratieve instantie;
h) „partij”: een staat ten aanzien van wie deze overeenkomst in werking is getreden.
Artikel II
Grondbeginselen
1. Bijlage I omvat alle met uitsterven bedreigde soorten die door de handel worden of zouden kunnen worden getroffen. De handel in specimens van deze soorten moet aan bijzonder strenge voorschriften worden onderworpen teneinde hun voortbestaan niet verder in gevaar te brengen en zij moet slechts in buitengewone gevallen worden toegestaan.
2. Bijlage II omvat:
a) alle soorten die weliswaar niet noodzakelijkerwijze thans worden bedreigd met uitsterven, maar die hieraan zouden kunnen worden blootgesteld indien de handel in specimens van deze soorten niet zou worden onderworpen aan strenge voorschriften die ten doel hebben de hun voortbestaan bedreigende exploitatie te vermijden, en
b) andere soorten die aan voorschriften moeten worden onderworpen teneinde de in alinea a) bedoelde controle op de handel in specimens van bepaalde soorten doeltreffend te maken.
3. Bijlage III omvat alle soorten waarvan een partij verklaart dat deze, binnen de grenzen van haar rechtsbevoegdheid, zijn onderworpen aan een verordening die ten doel heeft hun exploitatie te verhinderen of te beperken en waarvoor de samenwerking met de andere partijen bij de controle op de handel noodzakelijk is.
4. De partijen staan de handel in specimens van de in bijlagen I, II en III opgenomen soorten slechts toe indien deze in overeenstemming is met de bepalingen van deze overeenkomst.
Artikel III
Reglementering van de handel in specimens van in bijlage I opgenomen soorten
1. Alle handel in specimens van in bijlage I opgenomen soorten moet in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit artikel.
2. Voor het uitvoeren van een specimen van een in bijlage I opgenomen soort is de voorafgaande verlening en overlegging van een uitvoervergunning vereist. Een uitvoervergunning kan slechts worden verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) een wetenschappelijke autoriteit van de staat van uitvoer heeft verklaard dat deze uitvoer het voortbestaan van de betrokken soort niet schaadt;
b) ten genoegen van een administratieve instantie van de staat van uitvoer is aangetoond dat de verkrijging van het specimen niet in strijd is geweest met de in die staat van kracht zijnde wetten inzake het behoud van dier- en planten soorten;
c) ten genoegen van een administratieve instantie van de staat van uitvoer is aangetoond dat elk levend specimen op zodanige wijze wordt gereedgemaakt voor verzending en vervoerd dat risico's van verwondingen, schade aan de gezondheid of ruwe behandeling tot een minimum worden beperkt, en
d) ten genoegen van een administratieve instantie van de staat van uitvoer is aangetoond dat een invoervergunning voor het specimen is uitgereikt.
3. Voor de invoer van een specimen van een in bijlage I opgenomen soort is de voorafgaande verlening en overlegging van een invoervergunning en van hetzij een uitvoervergunning, hetzij een certificaat van wederuitvoer nodig. Een invoervergunning kan slechts worden verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) een wetenschappelijke autoriteit van de staat van invoer heeft verklaard dat de invoer doeleinden dient welke het voortbestaan van de genoemde soort niet schaden;
b) ten genoegen van een wetenschappelijke autoriteit van de staat van invoer is aangetoond, dat degene voor wie een levend specimen is bestemd, voldoende is uitgerust om het te huisvesten en te verzorgen;
c) ten genoegen van een administratieve instantie van de staat van invoer is aangetoond dat het specimen niet zal worden gebruikt voor overwegend commerciële doeleinden.
4. Voor de wederuitvoer van een specimen van een in bijlage I opgenomen soort is de voorafgaande verlening en overlegging van een certificaat van wederuitvoer vereist. Een certificaat van wederuitvoer kan slechts worden verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) ten genoegen van een administratieve instantie van de staat van wederuitvoer is aangetoond dat het specimen overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst in die staat is ingevoerd;
b) ten genoegen van een administratieve instantie van de staat van wederuitvoer is aangetoond dat elk levend specimen op zodanige wijze wordt gereedgemaakt voor verzending en vervoerd dat risico's van verwondingen, schade aan de gezondheid of ruwe behandeling tot een minimum worden beperkt;
c) ten genoegen van een administratieve instantie van de staat van wederuitvoer is aangetoond dat een invoervergunning voor elk levend specimen is verleend.
5. Voor aanvoer vanuit zee van een specimen van een in bijlage I opgenomen soort is een certificaat vereist dat tevoren is uitgereikt door de administratieve instantie van de staat waar het specimen is aangevoerd. Dit certificaat kan slechts worden verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) een wetenschappelijke autoriteit van de staat waar het specimen is aangevoerd heeft verklaard dat deze aanvoer het voortbestaan van de betrokken soort niet schaadt;
b) ten genoegen van een administratieve instantie van de staat waar het specimen is aangevoerd, is aangetoond dat degene voor wie een levend specimen is bestemd, voldoende is uitgerust om het te huisvesten en te verzorgen, en
c) ten genoegen van een administratieve instantie van de staat waar het specimen is aangevoerd, is aangetoond dat het specimen niet zal worden gebruikt voor overwegend commerciële doeleinden.
Artikel IV
Reglementering van de handel in specimens van in bijlage II opgenomen soorten
1. Alle handel in specimens van in bijlage II opgenomen soorten moet in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit artikel.
2. Voor de uitvoer van een specimen van een in bijlage II opgenomen soort is de voorafgaande verlening en overlegging van een uitvoervergunning vereist. Een uitvoervergunning kan slechts worden verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) een wetenschappelijke autoriteit van de staat van uitvoer heeft verklaard dat deze uitvoer het voortbestaan van de betrokken soort niet schaadt;
b) ten genoegen van een administratieve instantie van de staat van uitvoer is aangetoond dat de verkrijging van het specimen niet in strijd is geweest met de in die staat van kracht zijnde wetten inzake het behoud van dier- en planten soorten;
c) ten genoegen van een administratieve instantie van de staat van uitvoer is aangetoond dat elk levend specimen op zodanige wijze wordt gereedgemaakt voor verzending en vervoerd dat risico's van verwondingen, schade aan de gezondheid of ruwe behandeling tot een minimum worden beperkt.
3. Een wetenschappelijke autoriteit van elke partij dient voortdurend toezicht te houden zowel op de verlening door genoemde partij van uitvoervergunningen voor de specimens van in bijlage II opgenomen soorten als op de feitelijke uitvoer van die specimens. Wanneer een wetenschappelijke autoriteit vaststelt dat de uitvoer van specimens van een van deze soorten zou moeten worden beperkt, teneinde deze soort in zijn gehele verspreidingsgebied te behouden op een niveau, dat overeenkomt met zijn rol in de ecosystemen waarin hij voorkomt, en dat tevens duidelijk hoger ligt dan het peil dat aanleiding zou geven tot opname van die soort in bijlage I, dan stelt zij de bevoegde administratieve instantie in kennis van de geëigende maatregelen die moeten worden genomen om de verlening van uitvoervergunningen voor specimens van genoemde soort te beperken.
4. Voor de invoer van een specimen van een in bijlage II opgenomen soort is de voorafgaande overlegging vereist van hetzij een uitvoervergunning hetzij een certificaat van wederuitvoer.
5. Voor de wederuitvoer van een specimen van een in bijlage II opgenomen soort is de voorafgaande verlening en overlegging van een certificaat van wederuitvoer vereist. Een certificaat van wederuitvoer kan slechts worden verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) ten genoegen van een administratieve instantie van de staat van wederuitvoer is aangetoond dat het specimen overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst in deze staat is ingevoerd;
b) ten genoegen van een administratieve instantie van de staat van wederuitvoer is aangetoond dat elk levend specimen op zodanige wijze wordt gereedgemaakt voor verzending en vervoerd dat risico's van verwondingen, schade aan de gezondheid of ruwe behandeling tot een minimum worden beperkt.
6. Voor aanvoer vanuit zee van een specimen van een in bijlage II opgenomen soort is een certificaat vereist dat tevoren is uitgereikt door de administratieve instantie van de staat waar het specimen is aangevoerd. Dit certificaat kan slechts worden verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) een wetenschappelijke autoriteit van de staat waar het specimen is aangevoerd heeft verklaard dat de aanvoer het voortbestaan van genoemde soort niet schaadt;
b) ten genoegen van een administratieve instantie van de staat waar het specimen is aangevoerd, is aangetoond dat elk levend specimen op zodanige wijze zal worden behandeld dat risico's van verwondingen, schade aan de gezondheid of ruwe behandeling tot een minimum worden beperkt.
7. De in het zesde lid van dit artikel bedoelde certificaten kunnen worden uitgereikt op advies van een wetenschap pelijke autoriteit, nadat deze overleg heeft gepleegd met andere nationale of eventueel internationale wetenschappelijke autoriteiten over de totale aantallen specimens die mogen worden aangevoerd gedurende perioden van niet langer dan een jaar.
Artikel V
Reglementering van de handel in specimens van in bijlage III opgenomen soorten
1. Alle handel in specimens van in bijlage III opgenomen soorten moet in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit artikel.
2. Voor de uitvoer van een specimen van een in bijlage III opgenomen soort vanuit elke staat die genoemde soort in bijlage III heeft laten opnemen is de voorafgaande uitreiking en overlegging vereist van een uitvoervergunning. Een uitvoervergunning kan slechts worden verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) ten genoegen van een administratieve instantie van de staat van uitvoer is aangetoond dat het verkrijgen van het betreffende specimen niet in strijd is geweest met de in die staat van kracht zijnde wetten inzake het behoud van dier- en plantensoorten, en
b) ten genoegen van een administratieve instantie van de staat van uitvoer is aangetoond dat elk levend specimen op zodanige wijze wordt gereedgemaakt voor verzending en vervoerd dat risico's van verwondingen, schade aan de gezondheid of ruwe behandeling tot een minimum worden beperkt.
3. Met uitzondering van de in het vierde lid van dit artikel bedoelde gevallen, is voor de invoer van elk specimen van een in bijlage III opgenomen soort vereist dat tevoren een certificaat van herkomst wordt overgelegd en in geval van invoer vanuit een staat die genoemde soort in bijlage III heeft laten opnemen, een uitvoervergunning.
4. In geval van wederuitvoer dient een door de administratieve instantie van de staat van wederuitvoer uitgereikt certificaat waarin wordt verklaard dat het specimen in die staat is verwerkt of opnieuw wordt uitgevoerd, door de staat van invoer als bewijs te worden aanvaard dat de bepalingen van deze overeenkomst ten aanzien van de betreffende specimens zijn nagekomen.
Artikel VI
Vergunningen en certificaten
1. De krachtens de bepalingen van de artikelen III, IV en V uitgereikte vergunningen en certificaten moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit artikel.
2. Een uitvoervergunning moet de inlichtingen bevatten zoals aangeduid in het model dat in bijlage IV is weergegeven en is slechts gedurende een periode van zes maanden te rekenen van de datum van afgifte geldig voor de uitvoer.
3. Elke vergunning of elk certificaat verwijst naar de titel van deze overeenkomst en bevat de naam en het stempel van de administratieve instantie die de uitreiking heeft verricht en een door haar toegekend controlenummer.
4. Elk door een administratieve instantie uitgereikt afschrift van een vergunning of van een certificaat moet duidelijk als zodanig worden gemerkt en kan niet worden gebruikt in plaats van het origineel, tenzij op het afschrift anders is aangegeven.
5. Een afzonderlijke vergunning of afzonderlijk certificaat is vereist voor elke zending specimens.
6. Een administratieve instantie van de staat van invoer van enig specimen dient de uitvoervergunning of het certificaat van wederuitvoer en elke bij de invoer van genoemd specimen overgelegde overeenkomstige invoervergunning ongeldig te verklaren en in te nemen.
7. Indien zinvol en uitvoerbaar kan een administratieve instantie een specimen ter identificatie van een kenteken voorzien. Voor dit doel betekent „kenteken” elk onuitwisbaar merkteken, loden zegel of ander geschikt middel waarmee een specimen geïdentificeerd kan worden en dat zo is ontworpen dat namaak ervan zoveel mogelijk is bemoeilijkt.
Artikel VII
Uitzonderingen en andere bijzondere voorzieningen betreffende de handel
1. De bepalingen van de artikelen III, IV en V zijn niet van toepassing op de doorvoer of overlading van specimens op het gebied van een partij wanneer deze specimens onder douanecontrole blijven.
2. Wanneer ten genoegen van een administratieve instantie van de staat van uitvoer of van wederuitvoer is aangetoond dat een specimen is verkregen voordat de bepalingen van deze overeenkomst van toepassing waren op genoemd specimen, zijn de bepalingen van de artikelen III, IV en V niet van toepassing op dit specimen, op voorwaarde dat genoemde administratieve instantie hiertoe een certificaat uitreikt.
3. De bepalingen van de artikelen III, IV en V zijn niet van toepassing op specimens die vallen onder persoonlijke bezittingen of huisraad. Deze uitzondering is evenwel niet van toepassing:
a) indien het gaat om specimens van een in bijlage I opgenomen soort, wanneer deze door hun eigenaar zijn verkregen buiten de staat waar hij permanent verblijf heeft en in die staat worden ingevoerd, of
b) indien het gaat om specimens van een in bijlage II opgenomen soort,
i) wanneer deze door hun eigenaar zijn verkregen tijdens een verblijf buiten de staat waar hij zijn gewoonlijk verblijf heeft en in een staat waar genoemde specimens uit het wild zijn gehaald;
ii) wanneer deze worden ingevoerd in de staat waar de eigenaar zijn gewoonlijk verblijf heeft, en
iii) wanneer de staat waar genoemde specimens uit het wild zijn gehaald de voorafgaande uitreiking van een uitvoer vergunning eist;
tenzij ten genoegen van een administratieve instantie is aangetoond, dat deze specimens zijn verkregen voordat de bepalingen van deze overeenkomst van toepassing zijn geworden op de betreffende specimens.
4. De specimens van een in bijlage I opgenomen diersoort die in gevangenschap voor commerciële doeleinden zijn gefokt, of van een in bijlage I opgenomen plantensoort die kunstmatig voor commerciële doeleinden is gekweekt, worden beschouwd als specimens van in bijlage II opgenomen soorten.
5. Wanneer ten genoegen van een administratieve instantie van de staat van uitvoer is aangetoond dat een specimen van een diersoort in gevangenschap is gefokt of dat een specimen van een plantensoort kunstmatig is gekweekt of wanneer het een deel van een zodanig dier of een zodanige plant of een van de producten daarvan betreft dan wordt een door die administratieve instantie hiertoe uitgereikt certificaat aanvaard in plaats van overeenkomstig de bepalingen van de artikelen III, IV of V benodigde vergunningen en certificaten.
6. De bepalingen van de artikelen III, IV en V zijn niet van toepassing op uitlening, schenking of uitwisseling voor niet-commerciële doeleinden tussen wetenschapsmensen en wetenschappelijke instituten die door een administratieve instantie van hun staat zijn geregistreerd, van specimens uit herbaria, van andere geconserveerde, gedroogde of ingesloten specimens uit musea en van levende planten die een door een administratieve instantie uitgereikt of goedgekeurd merkteken dragen.
7. Een administratieve instantie van elke staat kan uitzonderingen op de verplichtingen van de artikelen III, IV en V toestaan en machtiging verlenen om specimens die deel uitmaken van een reizende diergaarde, een circus, een menagerie, een plantententoonstelling of andere reizende tentoonstelling, zonder vergunning of certificaten te verplaatsen, op voorwaarde dat:
a) de exporteur of de importeur de volledige kenmerken van die specimens bij de administratieve instantie registreert;
b) die specimens vallen onder een van de in het tweede of vijfde lid van dit artikel aangeduide categorieën, en
c) ten genoegen van de administratieve instantie is aangetoond dat elk levend specimen op zodanige wijze wordt vervoerd en behandeld dat risico's van verwondingen, schade aan de gezondheid of ruwe behandeling tot een minimum worden beperkt.
Artikel VIII
Door de partijen te nemen maatregelen
1. De partijen nemen gepaste maatregelen om de bepalingen van deze overeenkomst uit te voeren en de handel in specimens waarbij deze worden overtreden, te verbieden. Deze maatregelen omvatten:
a) het strafbaar stellen van de handel in of het bezit van dergelijke specimens, of beide, en
b) het treffen van voorzieningen ter verbeurdverklaring of terugzending aan de staat van uitvoer van dergelijke specimens.
2. Behalve de op grond van het eerste lid van dit artikel genomen maatregelen, kan een partij, wanneer zij dit nodig acht, voorzieningen treffen voor een methode van vergoeding over en weer van de gemaakte kosten die voortvloeiden uit de verbeurdverklaring van een specimen dat werd verhandeld met schending van de krachtens de bepalingen van deze overeenkomst genomen maatregelen.
3. De partijen dragen er zoveel mogelijk zorg voor dat de voor de handel in specimens vereiste formaliteiten zo snel mogelijk worden uitgevoerd. Ten einde deze formaliteiten te vergemakkelijken, kan elke partij havens voor vertrek en havens voor aankomst aanwijzen waar de specimens bij de douane moeten worden aangegeven. De partijen dragen er eveneens zorg voor dat alle levende specimens gedurende de tijd van doorvoer, verblijf of vervoer op gepaste wijze worden behandeld zodat risico's van verwondingen, schade aan de gezondheid en ruwe behandeling tot een minimum worden beperkt.
4. Bij verbeurdverklaring van een levend specimen als gevolg van de bepalingen van het eerste lid van dit artikel, gelden de volgende afspraken:
a) het specimen wordt toevertrouwd aan een administratieve instantie van de staat die tot verbeurdverklaring is overgegaan;
b) na overleg met de staat van uitvoer zendt de administratieve instantie deze het specimen op kosten van die staat terug of zendt het naar een bewaarplaats of enige andere plaats die deze instantie geschikt en in overeenstemming met de doeleinden van deze overeenkomst acht, en
c) de administratieve instantie kan het advies inwinnen van een wetenschappelijke autoriteit of het secretariaat raadplegen wanneer zij dit wenselijk acht, teneinde de onder letter b) van dit lid bedoelde beslissing met inbegrip van de keus van een bewaarplaats, te vergemakkelijken.
5. Een bewaarplaats, zoals bedoeld in het vierde lid van dit artikel, is een door een administratieve instantie aangewezen instelling die zorg draagt voor het welzijn van levende specimens, in het bijzonder die welke verbeurd zijn verklaard.
6. Elke partij houdt een register bij van de handel in specimens van in bijlagen I, II en III opgenomen soorten, waarin worden opgetekend:
a) de namen en adressen van exporteurs en importeurs, en
b) het aantal en de soort van uitgereikte vergunningen en certificaten; de staten waarmee deze handel heeft plaats gevonden; de aantallen of hoeveelheden en typen specimens, namen van soorten zoals in bijlagen I, II en III opgenomen en, indien toepasselijk, de afmetingen en het geslacht van genoemde specimens.
7. Elke partij stelt periodieke rapporten op over de uitvoering van deze overeenkomst door deze partij en doet het secretariaat toekomen:
a) een jaarrapport dat een samenvatting van de in lid 6, letter b), van dit artikel genoemde inlichtingen bevat;
b) een tweejaarlijks rapport over de voor de toepassing van deze overeenkomst genomen wettelijke, reglementaire en ad ministratieve maatregelen.
8. De in het zevende lid van dit artikel bedoelde inlichtingen staan ter beschikking van het publiek voor zover dit niet in strijd is met de wettelijke en reglementaire bepalingen van de betrokken partij.
Artikel IX
Administratieve instanties en wetenschappelijke autoriteiten
1. Voor de toepassing van deze overeenkomst benoemt elke partij:
a) een of meer administratieve instanties die bevoegd zijn vergunningen of certificaten namens deze partij uit te reiken, en
b) een of meer wetenschappelijke autoriteiten.
2. Bij de neerlegging van de akten van bekrachtiging, toetreding, goedkeuring of aanvaarding, stelt elke staat de depotregering tegelijkertijd in kennis van de naam en het adres van de administratieve instantie die gemachtigd is in verbinding te treden met andere partijen en met het secretariaat.
3. Elke wijziging in de aanwijzingen of machtigingen die ingevolge de bepalingen van dit artikel zijn gedaan, moet door de betrokken partij ter kennis worden gebracht van het secretariaat dat alle andere partijen op de hoogte stelt.
4. De in het tweede lid van dit artikel bedoelde administratieve instantie moet, indien daarom wordt verzocht door het secretariaat of de administratieve instantie van een andere partij, hun de afdruk doen toekomen van de stempels, zegels of andere middelen die worden gebruikt om vergunningen of certificaten te legaliseren.
Artikel X
Xxxxxx met staten die geen partij bij deze overeenkomst zijn
In geval van uitvoer of wederuitvoer naar of van invoer uit een staat die geen partij is bij deze overeenkomst, kunnen de partijen, in plaats van de door deze overeenkomst vereiste vergunningen en certificaten, gelijksoortige, door de bevoegde autoriteiten van genoemde staat uitgereikte documenten aanvaarden; deze documenten moeten in essentie overeen stemmen met de in deze overeenkomst voor vergunningen en certificaten vereiste voorwaarden.
Artikel XI
Conferentie der partijen
1. Het secretariaat roept niet later dan twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst een vergadering van de Conferentie der Partijen bijeen.
2. Vervolgens roept het secretariaat, tenzij de Conferentie anders besluit, ten minste eenmaal per twee jaar gewone vergaderingen bijeen, en buitengewone zittingen te allen tijde op schriftelijk verzoek van ten minste een derde deel der partijen.
3. Tijdens gewone of buitengewone vergaderingen van deze Conferentie geven de partijen een overzicht van de uitvoering van deze overeenkomst en kunnen:
a) de nodige maatregelen nemen om het secretariaat in staat te stellen zijn taken uit te voeren en financiële voorzie ningen te treffen;
b) overeenkomstig artikel XV voorstellen tot wijziging van bijlagen I en II overwegen en aanvaarden;
c) de voortgang bespreken ten aanzien van het herstel en behoud van de in bijlagen I, II en III opgenomen soorten;
d) elk door het secretariaat of door enige partij voorgelegd rapport in ontvangst nemen en behandelen, en
e) zo nodig aanbevelingen doen ter verbetering van de doeltreffendheid van deze overeenkomst.
4. Tijdens elke gewone vergadering kunnen de partijen de datum en de plaats vaststellen van de volgende welke overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid van dit artikel dient te worden gehouden.
5. Tijdens elke vergadering kunnen de partijen het huishoudelijk reglement voor die vergadering opstellen en aanvaarden.
6. De Organisatie der Verenigde Naties, haar gespecialiseerde organisaties en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, benevens elke bij deze overeenkomst niet partij zijnde staat kunnen op de vergaderingen van de Conferentie worden vertegenwoordigd door waarnemers die recht van deelname maar geen stemrecht hebben.
7. Alle op het gebied van bescherming, behoud of beheer van wilde dier- en plantensoorten technisch gekwalificeerde instanties of instellingen die het secretariaat in kennis hebben gesteld van hun wens zich door waarnemers te laten vertegenwoordigen op de vergaderingen van de Conferentie, worden toegelaten — tenzij ten minste een derde van de aanwezige partijen hiertegen bezwaar aantekent — op voorwaarde dat zij tot een der volgende categorieën behoren:
a) internationale, wel of niet van overheidswege ingestelde, instanties of instellingen en nationale, van overheidswege ingestelde, instanties of instellingen, en
b) nationale, niet van overheidswege ingestelde instanties of instellingen, die door de staat waar zij zijn gevestigd voor dit doel zijn goedgekeurd.
Wanneer deze waarnemers eenmaal zijn toegelaten, hebben zij wel recht van deelname maar geen stemrecht.
Artikel XII
Het secretariaat
1. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst voorziet de algemeen directeur van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties in een secretariaat. Voor zover hij dit nodig acht, kan hij terzijde worden gestaan door internationale of nationale, hiertoe geschikte wel of niet van overheidswege ingestelde bevoegde en op het gebied van bescherming, behoud en beheer van wilde dier- en plantensoorten technisch gekwalificeerde instanties.
2. Het secretariaat heeft de volgende taken:
a) het organiseren van de conferenties der partijen en het verlenen van de daarbij behorende diensten;
b) het uitvoeren van de taken die op grond van de bepalingen van de artikelen XV en XVI van deze overeenkomst aan het secretariaat zijn toevertrouwd;
c) het ondernemen van wetenschappelijke en technische studies overeenkomstig de door de Conferentie der partijen vastgestelde programma's, welke een bijdrage leveren aan de toepassing van deze overeenkomst met inbegrip van studies over de normen voor de gepaste wijze van gereedmaken voor verzending en vervoer van levende specimens en studies over de middelen ter identificatie van deze specimens;
d) het bestuderen van de rapporten der partijen en het aan de partijen verzoeken om nadere inlichtingen hierover welke het nodig acht om de toepassing van deze overeenkomst te verzekeren;
e) het vestigen van de aandacht der partijen op elk vraagstuk dat betrekking heeft op de doeleinden van deze overeenkomst;
f) het geregeld laten verschijnen en aan de partijen doen toekomen van bijgewerkte lijsten van bijlagen I, II en III benevens alle inlichtingen die de identificatie van de specimens van de in deze bijlagen opgenomen soorten kunnen vergemakkelijken;
g) het ten behoeve van de partijen opstellen van jaarverslagen over zijn eigen werkzaamheden en over de toepassing van deze overeenkomst, benevens elk ander door de partijen tijdens de vergaderingen van de Conferentie gevraagd rapport;
h) het doen van aanbevelingen voor het nastreven van de doeleinden en de toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst, met inbegrip van de uitwisseling van wetenschappelijke of technische inlichtingen;
i) het vervullen van alle andere taken die de partijen aan het secretariaat kunnen toevertrouwen.
Artikel XIII
Internationale maatregelen
1. Wanneer het secretariaat, op grond van ontvangen inlichtingen, van mening is dat een in bijlage I of II opgenomen soort door de handel in specimens van deze soort nadeel ondervindt of dat de bepalingen van deze overeenkomst niet doeltreffend worden toegepast, stelt het de bevoegde administratieve instantie van de betrokken partij of partijen hiervan in kennis.
2. Wanneer een partij inlichtingen ontvangt als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, stelt zij zo snel mogelijk en voor zover haar wetgeving dit toestaat, het secretariaat op de hoogte van alle daarmede verband houdende feiten en stelt eventueel corrigerende maatregelen voor. Wanneer de partij meent dat een onderzoek wenselijk is, kan dit worden uitgevoerd door een of meer door genoemde partij speciaal hiertoe gemachtigde personen.
3. De inlichtingen die door de partij worden verschaft of voortvloeien uit een onderzoek zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel, worden behandeld tijdens de eerstvolgende Conferentie der partijen, welke elke aanbeveling kan doen die haar goeddunkt.
Artikel XIV
Gevolgen voor binnenlandse wetgeving en internationale overeenkomsten
1. De bepalingen van deze overeenkomst zijn op geen enkele wijze van invloed op het recht der partijen de volgende maatregelen te nemen:
a) strengere binnenlandse maatregelen wat betreft de voorwaarden waaraan de handel, het in bezit nemen, het in bezit hebben of het vervoer van specimens van in bijlagen I, II en III opgenomen soorten, moeten voldoen, welke maatregelen kunnen worden uitgebreid tot een volledig verbod, of
b) binnenlandse maatregelen die de handel, het in bezit nemen, het in bezit hebben of het vervoer van niet in bijlage I, II of III opgenomen soorten beperken of verbieden.
2. De bepalingen van deze overeenkomst zijn op geen enkele wijze van invloed op de binnenlandse maatregelen of de verplichtingen der partijen die voortvloeien uit alle verdragen, of internationale overeenkomsten betreffende andere aspecten van de handel, het in bezit nemen, het in bezit hebben of het vervoer van specimens, welke ten aanzien van elke partij van kracht zijn of kunnen worden, met inbegrip van elke maatregel op het gebied van de douane, de volksge zondheid, de diergeneeskunde of de quarantaine van planten.
3. De bepalingen van deze overeenkomst zijn op geen enkele wijze van invloed op de bepalingen van of de verplich tingen die voortvloeien uit een tussen staten reeds gesloten of nog te sluiten verdrag, een nationale of andere overeenkomst waarbij een unie of een regionale handelszone in het leven wordt geroepen die de instelling of de handhaving van gemeenschappelijke douanecontrole aan de buitengrenzen en de opheffing van douanecontrole tussen de partijen met zich brengt, voor zover deze bepalingen of verplichtingen betrekking hebben op de handel tussen de lidstaten van een dergelijke unie of handelszone.
4. Een bij deze overeenkomst partij zijnde staat die eveneens partij is bij een ander verdrag, of een andere interna tionale overeenkomst welke van kracht is op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze overeenkomst en waarvan de bepalingen bescherming verlenen aan de in bijlage II opgenomen mariene soorten, wordt ontheven van de verplichtingen die hem op grond van de bepalingen van deze overeenkomst zijn opgelegd, wat betreft de handel in specimens van in bijlage II opgenomen soorten die door in die staat geregistreerde schepen en in overeenstemming met de bepalingen van dat andere verdrag of van die andere internationale overeenkomst, uit de zee zijn verkregen.
5. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen III, IV en V is voor de uitvoer van een overeenkomstig het vierde lid van dit artikel verkregen specimen slechts een certificaat vereist van een administratieve instantie van de staat waar dit specimen is aangevoerd, waarin wordt verklaard dat het specimen overeenkomstig de bepalingen van het andere desbetreffende verdrag, of de andere internationale overeenkomst, is verkregen.
6. De bepalingen van deze overeenkomst laten onverlet de codificatie en de ontwikkeling van het zeerecht door de Conferentie der Verenigde Naties over het Zeerecht, bijeengeroepen op grond van Resolutie nr. 2750 C (XXV) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, benevens de huidige of toekomstige eisen en juridische standpunten van elke staat inzake het zeerecht en de aard en omvang van zijn rechtsmacht ten aanzien van het zeegebied langs zijn kust en de onder zijn vlag varende schepen.
Artikel XV
Wijzigingen in bijlagen I en II
1. De volgende bepalingen zijn van toepassing met betrekking tot de wijziging van bijlagen I en II die worden voorgesteld tijdens de vergaderingen van de Conferentie der Partijen:
a) Elke partij kan een wijziging van bijlage I of II voorstellen ter behandeling tijdens de volgende vergadering. De tekst van het wijzigingsvoorstel wordt ten minste 150 dagen vóór de vergadering aan het secretariaat medegedeeld. Het secretariaat raadpleegt de andere partijen en betrokken instanties over de wijziging, overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid, letters b) en c), van dit artikel, en doet ten minste dertig dagen vóór de vergadering de antwoorden toekomen aan alle partijen.
b) De wijzigingen worden aangenomen met een tweederdemeerderheid der aanwezige en hun stem uitbrengende partijen. In dit verband betekent „aanwezige en hun stem uitbrengende partijen” de partijen die aanwezig zijn en die een stem voor of tegen uitbrengen. Bij het berekenen van de voor het aannemen van een wijziging vereiste tweederde meerderheid, worden onthoudingen niet meegeteld.
c) De tijdens een vergadering aangenomen wijzigingen worden 90 dagen na deze vergadering van kracht voor alle partijen, met uitzondering van die welke overeenkomstig de bepalingen van het derde lid van dit artikel een voorbehoud maken.
2. De volgende bepalingen zijn van toepassing met betrekking tot de wijzigingen van bijlagen I en II die worden voorgesteld in de periode tussen de vergaderingen van de Conferenties der Partijen:
a) Elke partij kan een wijziging van bijlage I of II voorstellen ter behandeling in de periode tussen de vergaderingen volgens de in dit lid vastgestelde wijze van stemming per brief.
b) Wat betreft de mariene soorten zendt het secretariaat de tekst van de voorgestelde wijziging direct na ontvangst door aan de partijen. Het pleegt eveneens overleg met de intergouvernementele instellingen die op het terrein van deze soorten werkzaam zijn, in het bijzonder met het oog op het verkrijgen van wetenschappelijke gegevens die deze instanties kunnen verschaffen en het verzekeren van de coördinatie van alle door deze instanties getroffen maatregelen tot behoud van deze soorten. Het secretariaat stelt de partijen zo snel mogelijk op de hoogte van de door deze instanties tot uitdrukking gebrachte meningen en verschafte gegevens benevens van zijn eigen conclusies en aanbevelingen.
c) Wat betreft de niet-mariene soorten zendt het secretariaat de tekst van de voorgestelde wijziging direct na ontvangst door aan de partijen, en doet hen vervolgens zo snel mogelijk zijn eigen aanbevelingen toekomen.
d) Elke partij kan, binnen 60 dagen na de datum waarop het secretariaat ingevolge het bepaalde in letter b) of c) van dit lid zijn aanbevelingen aan de partijen heeft doen toekomen, aan dit secretariaat opmerkingen aangaande de voorgestelde wijziging benevens relevante wetenschappelijke gegevens en inlichtingen toezenden.
e) Het secretariaat deelt de partijen zo snel mogelijk de antwoorden mede die het heeft ontvangen, vergezeld van zijn eigen aanbevelingen.
f) Indien het secretariaat geen bezwaar tegen de voorgestelde wijziging heeft ontvangen binnen 30 dagen na de datum waarop het de op grond van het bepaalde in letter e) van dit lid ontvangen antwoorden en aanbevelingen heeft medegedeeld, wordt de wijziging 90 dagen later van kracht voor alle partijen met uitzondering van die welke overeenkomstig het bepaalde in het derde lid van dit artikel een voorbehoud maken.
g) Indien het secretariaat een bezwaar van een partij ontvangt, moet over de voorgestelde wijziging overeenkomstig het bepaalde in de letters h), i) en j) van dit lid per brief worden gestemd.
h) Het secretariaat stelt de partijen in kennis van een ingediend bezwaar.
i) Tenzij het secretariaat de stemmen voor of tegen of de onthoudingen van ten minste de helft der partijen heeft ontvangen binnen 60 dagen na de datum der kennisgeving overeenkomstig letter h) van dit lid, wordt de voorgestelde wijziging verwezen naar de volgende vergadering van de Conferentie om opnieuw te worden behandeld.
j) Mits door ten minste de helft der partijen een stem is uitgebracht, wordt de voorgestelde wijziging aangenomen bij een meerderheid van twee derde der partijen die hetzij één stem voor, hetzij één stem tegen hebben uitgebracht.
k) Het secretariaat stelt alle partijen in kennis van het resultaat der stemming.
l) Indien de voorgestelde wijziging is aangenomen, wordt zij 90 dagen na de datum van kennisgeving door het secretariaat van de aanvaarding van kracht voor alle partijen, met uitzondering van die welke overeenkomstig de bepalingen van het derde lid van dit artikel een voorbehoud maken.
3. Tijdens de periode van 90 dagen zoals bedoeld in letter c) van het eerste lid of in letter 1) van het tweede lid van dit artikel, kan elke partij, door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depotregering, een voorbehoud maken ten aanzien van de wijziging. Zolang dit voorbehoud niet is ingetrokken, wordt deze partij beschouwd als een staat die geen partij is bij deze overeenkomst wat betreft de handel in bedoelde soorten.
Artikel XVI
Bijlage III en wijzigingen van deze bijlage
1. Elke partij kan te allen tijde aan het secretariaat een lijst voorleggen van soorten, waarvan hij verklaart dat hij hen, binnen de grenzen van zijn bevoegdheid, tot het onderwerp heeft gemaakt van een regeling ter verwezenlijking van de in het derde lid van artikel II voorziene doeleinden. Bijlage III bevat de namen van de partijen die de soort daarop hebben doen opnemen, de wetenschappelijke namen van die soorten en de delen der betreffende dieren en planten en de hieruit verkregen producten welke uitdrukkelijk worden vermeld met betrekking tot de soort overeenkomstig het bepaalde in letter b) van artikel I.
2. Elke ingevolge het bepaalde in het eerste lid van dit artikel voorgelegde lijst, wordt door het secretariaat zo spoedig mogelijk na ontvangst aan de partijen medegedeeld. De lijst wordt als een integrerend deel van bijlage III van kracht 90 dagen na de datum van een dergelijke mededeling. Elke partij kan, te allen tijde na ontvangst van deze lijst, door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depotregering, een voorbehoud ten aanzien van elke soort, elk deel van of elk product verkregen uit de betreffende dieren of planten, indienen en zolang dit voorbehoud niet is ingetrokken, wordt die staat beschouwd als een staat die geen partij bij deze overeenkomst is wat betreft de handel in de soort of het deel van of het verkregen product uit de betreffende dieren of planten.
3. Een partij die een soort in bijlage III heeft laten opnemen, kan dit te allen tijde weer ongedaan maken door middel van een schriftelijke kennisgeving aan het secretariaat dat alle partijen hiervan in kennis stelt. De ongedaanmaking wordt 30 dagen na de datum van deze kennisgeving van kracht.
4. Elke partij die op grond van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel een lijst voorlegt, doet aan het secretariaat een afschrift toekomen van alle binnenlandse wetten en bepalingen die van toepassing zijn op de bescherming van deze soorten, vergezeld van alle toelichtingen die de partij nodig acht of welke het secretariaat haar kan vragen. Zolang deze soorten in bijlage III opgenomen blijven, doet de partij mededeling van elke wijziging in deze wetten en bepalingen of elke nieuwe toelichting, zodra deze zijn aangenomen.
Artikel XVII
Wijziging van de overeenkomst
1. Indien ten minste een derde der partijen hiertoe een schriftelijk verzoek indient wordt door het secretariaat een buitengewone vergadering van de Conferentie der partijen uitgeschreven, teneinde wijzigingen in deze overeenkomst te behandelen en aan te nemen. Deze wijzigingen worden aangenomen met een meerderheid van twee derde der aanwezige en hun stem uitbrengende partijen. In dit verband betekent „aanwezige en hun stem uitbrengende partijen” de partijen die aanwezig zijn en die een stem voor of tegen uitbrengen. Bij het berekenen van de voor het aannemen van een wijziging vereiste tweederdemeerderheid, worden onthoudingen niet meegeteld.
2. Het secretariaat doet de tekst van elk wijzigingsvoorstel ten minste 90 dagen voor de zitting van de Conferentie aan alle partijen toekomen.
3. Een wijziging wordt van kracht voor de partijen die deze hebben goedgekeurd op de zestigste dag nadat twee derde der partijen een akte van goedkeuring van de wijziging bij de depotregering hebben neergelegd. Vervolgens wordt de wijziging voor elke andere partij van kracht 60 dagen na de neerlegging door genoemde partij van haar akte van goedkeuring van de wijziging.
Artikel XVIII
Regeling van geschillen
1. Over elk tussen twee of meer partijen bij deze overeenkomst gerezen geschil ten aanzien van de interpretatie of de toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst, wordt tussen bij het geschil betrokken partijen onderhandeld.
2. Indien het geschil niet overeenkomstig de in het eerste lid van dit artikel kan worden geregeld, kunnen de partijen met wederzijds goedvinden het geschil aan arbitrage onderwerpen, met name aan die van het Permanente Hof van Arbitrage te 's-Gravenhage; de partijen die het geschil aan arbitrage hebben onderworpen, zijn door de arbitrale uitspraak gebonden.
Artikel XIX
Ondertekening
Deze overeenkomst staat open voor ondertekening te Washington tot 30 april 1973 en na deze datum te Bern tot 31 december 1974.
Artikel XX
Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring
Deze overeenkomst moet worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden neergelegd bij de regering van de Zwitserse Bondsstaat die optreedt als depotregering.
Artikel XXI
Toetreding
1. Deze overeenkomst staat voor onbepaalde tijd open voor toetreding. De akten van toetreding worden neergelegd bij de depotregering.
2. Deze overeenkomst staat open voor toetreding van door soevereine staten opgerichte organisaties voor regionale economische integratie die door hun lidstaten zijn gemachtigd tot het onderhandelen over en het sluiten en toepassen van internationale overeenkomsten over aangelegenheden waarop deze overeenkomst betrekking heeft.
3. In hun akten van toetreding geven dergelijke organisaties de reikwijdte aan van hun bevoegdheid ten aanzien van de aangelegenheden die onder de overeenkomst vallen. Deze organisaties stellen de depotregering tevens in kennis van elke wezenlijke verandering in de reikwijdte van hun bevoegdheid. De depotregering stuurt kennisgevingen van organisaties voor regionale economische integratie met betrekking tot hun bevoegdheden op het gebied van de door deze overeenkomst geregelde aangelegenheden en wijzigingen daarvan door aan de partijen.
4. Op de tot hun bevoegdheid behorende aangelegenheden oefenen dergelijke organisaties voor regionale economische integratie de rechten uit en vervullen zij de verplichtingen die deze overeenkomst toekent respectievelijk oplegt aan hun lidstaten die partij zijn bij de overeenkomst. In zulke gevallen zijn de lidstaten van de organisaties niet gerechtigd die rechten afzonderlijk uit te oefenen.
5. Op de tot hun bevoegdheid behorende gebieden, oefenen de organisaties voor regionale economische integratie hun stemrecht uit met een aantal stemmen gelijk aan het aantal van hun lidstaten die partij zijn bij de overeenkomst. Deze organisaties oefenen hun stemrecht niet uit indien hun lidstaten hun stemrecht uitoefenen, en omgekeerd.
6. Elke verwijzing naar „partij” in de zin van artikel 1, letter h), van deze overeenkomst, naar „staat”/„staten” of naar
„een staat die partij is”/„staten die partij zijn” bij de overeenkomst wordt geacht tevens een verwijzing te zijn naar organisaties voor regionale economische integratie die bevoegd zijn tot het onderhandelen over en het sluiten en toepassen van internationale overeenkomsten betreffende onder deze overeenkomst vallende aangelegenheden.
Artikel XXII
Inwerkingtreding
1. Deze overeenkomst treedt in werking 90 dagen na de neerlegging van de tiende akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding bij de depotregering.
2. Voor elke staat die deze overeenkomst bekrachtigt, aanvaardt, goedkeurt of daartoe toetreedt na de neerlegging van de tiende akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, treedt deze overeenkomst in werking 90 dagen na de neerlegging door die staat van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.
Artikel XXIII
Voorbehouden
1. Ten aanzien van deze overeenkomst kunnen geen algemene voorbehouden worden gemaakt. Overeenkomstig het bepaalde in dit artikel en in de artikelen XV en XVI kunnen slechts bijzondere voorbehouden worden gemaakt.
2. Elke Staat kan bij de neerlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, een bijzonder voorbehoud maken betreffende:
a) elke in bijlage I, II of III opgenomen soort, of
b) alle delen van of alle producten verkregen uit een dier of een plant van een in bijlage III opgenomen soort.
3. Zolang een partij haar op grond van de bepalingen van dit artikel gemaakt voorbehoud niet intrekt, wordt deze beschouwd als een staat die geen partij bij deze overeenkomst is wat betreft de handel in soorten, delen van of producten verkregen uit een dier of een plant, zoals nader aangeduid in genoemd voorbehoud.
Artikel XXIV
Opzegging
Elke partij kan deze overeenkomst opzeggen door middel van een aan de depotregering gerichte schriftelijke kennisgeving. De opzegging treedt in werking twaalf maanden nadat de depotregering deze kennisgeving heeft ontvangen.
Artikel XXV
Depositaris
1. Het oorspronkelijke exemplaar van deze overeenkomst, waarvan de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt neergelegd bij de depotregering die daarvan voor eensluidend gewaarmerkte afschriften doet toekomen aan alle staten die haar hebben ondertekend of die akten van toetreding tot deze overeenkomst hebben neergelegd.
2. De depotregering stelt de ondertekenende en tot deze overeenkomst toetredende staten en het secretariaat in kennis van de ondertekeningen, de neerlegging van akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, de inwerkingtreding van deze overeenkomst, wijzigingen daarvan, de indiening en intrekking van voorbehouden en kennis gevingen van opzegging.
3. Zodra deze overeenkomst in werking is getreden, doet de depotregering een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze overeenkomst toekomen aan het secretariaat der Verenigde Naties ter registratie en publicatie overeen komstig artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties.
Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden, hiertoe behoorlijk gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Washington, drie maart negentienhonderd drieënzeventig.