Module C: Primaire Dierlijke Productie: Rundvee
Module C:
Primaire Dierlijke Productie:
Rundvee
Versie 1 dd 13/07/2012
MODULE C: DIERLIJKE PRODUCTIE 2
1.1 Registratie van het bedrijf 2
1.2 Dierenvoeder en drinkwater 3
1.8 Transport van eigen dieren door de veehouder 25
1.9 Bijlagen bij de Algemene Voorwaarden 28
2.2 Identificatie & registratie van de dieren 63
2.3 Dierengezondheid rundvee 66
2.5 Uitrusting en hygiëne rundvee 68
2.7 Bijkomende bepalingen voor melkvee 69
2.8 Reglementering voor rechtstreekse verkoop aan de consument dmv melkautomaten, en eigen transport van rauwe melk. 73
MODULE C: DIERLIJKE PRODUCTIE
1. Algemene voorwaarden
1.1 Registratie van het bedrijf
1.1.1 Registratie
Het FAVV moet op de hoogte zijn van alle activiteiten die een veehouder uitvoert met zijn productiedieren (zoals melken, vleesproductie, eieren, …) en van de plaats (inrichting) waar deze activiteit wordt uitgeoefend.
Door zich te laten registreren bij het FAVV is deze van deze activiteiten op de hoogte.
Het FAVV registreert de veehouders, de activiteiten en de dieren in haar databanken, waaronder SANITEL.
Een registratie van een activiteit behoeft geen verder onderzoek door het FAVV en kan onmiddellijk gebeuren door DGZ of ARSIA.
Deze registratie moet in principe uitgevoerd zijn vooraleer gestart wordt met de activiteit.
1.1.2 Toelating of erkenning?
Er zijn vandaag geen activiteiten met dieren waarvoor een erkenning vereist is. Volgend op de registratie, is voor sommige activiteiten met dieren wel een toelating vereist: (vb. productie van melk, productie van consumptie-eieren, productie van broedeieren, houden van varkens of vleeskalveren, enz…)
Deze toelating kan tegelijk met de registratie via ARSIA en DGZ aangevraagd worden bij het FAVV (op de PCE).
Daar waar DGZ-ARSIA de registratie aflevert, levert enkel het FAVV de toelating af. Een toelating wordt afgeleverd indien het veebedrijf voldoet aan een aantal inrichtingsvoorwaarden. Deze voorwaarden zijn dierspecifiek. Het FAVV levert de toelating met vermelding van de activiteit van het veebedrijf. De toelating wordt afgeleverd na een administratief of technisch onderzoek binnen de dertig dagen en is onbeperkt geldig.
1.1.3 Praktisch
In deze gids staat per hoofdstuk bij de betreffende activiteit beschreven of er een registratie of een toelating nodig is. Voor de meeste activiteiten gebruikt het FAVV een activiteitencode. Deze is eveneens terug te vinden in de specifieke hoofdstukken van deze gids.
De melding van een registratie of aanvraag van een toelating van uw activiteiten moet gebeuren via het typeformulier uit bijlage 1 (1.9.1) dat moet overgemaakt worden aan uw PCE (Provinciale Controle Eenheid van het FAVV) of aan de vereniging (DGZ of ARSIA). U kan hierop de activiteitencode overnemen.
Elke wijziging in een activiteit in de dierlijke productie dient gemeld te worden via de vereniging aan uw PCE.
1.1.4 Verificatie van de activiteiten door de landbouwer
✓ U kan via uw PCE of een erkende OCI te weten komen welke de activiteiten zijn die voor uw bedrijf geregistreerd zijn bij het FAVV.
✓ Het is ook mogelijk via de webtoepassing “Foodweb” uw bedrijf op te zoeken. Dit kan via de URL: xxxx://xxxxxxx.xxxx-xxxxx.xx/Xxxxxxx/. Indien u over een identiteitskaartlezer beschikt, of over een paswoord en log-in, dan kan u eveneens uw persoonlijke gegevens raadplegen op deze toepassing.
1.2 Dierenvoeder en drinkwater
Veilig en kwaliteitsvol dierenvoeder draagt bij tot de dierengezondheid en leidt tot veilige en kwaliteitsvolle dierlijke producten. Ook een correcte watervoorziening is belangrijk voor de gezondheid en het welzijn van de dieren.
Zowel drinkwater als bedrijfseigen en aangekocht voeder houden een risico op besmettingen in. Voeder en water kunnen een bron zijn van besmetting met ziekteverwekkers – bijvoorbeeld Salmonella en Escherichia coli, kunnen vervuild zijn met bijvoorbeeld pesticiden, dioxines en zware metalen of drager zijn van vreemde voorwerpen zoals bijvoorbeeld naalden, glas, plastiek en metaal.
De samenstelling van de voeders moet specifiek aangepast zijn aan de diersoort (toegelaten toevoegingsmiddelen, verboden grondstoffen, ...). Zo zijn bvb. voeders die coccidiostatica bevatten enkel toegelaten voor bepaalde diersoorten, voeders die vismeel bevatten zijn verboden voor herkauwers. Deze noodzakelijke vermeldingen zijn terug te vinden op het etiket of op de leveringsbon.
1.2.1. Algemene bepalingen betreffende verstrekking en opslag Alle bepalingen die verband houden met voeder en water zijn aangeduid met een code “F” (Feed) en een oplopend cijfer. In de rechterkolom (“Niveau”) duidt de letter “A” of “B” aan wat de maximale score is bij het niet voldoen aan deze eis. (Zie hiervoor ook het punt I.4 “Beoordelingswijze” bij de Algemene Inleiding, en de certificeringsregeling).
code | Omschrijving vereiste | Niveau |
Voeder- en watervoorziening | ||
F1 | Voorzie al uw dieren steeds van voldoende, veilig en kwaliteitsvol voeder. | A |
F2 | Voorzie al uw dieren steeds van voldoende, vers en proper water. | A |
F3 | Zorg ervoor dat het verstrekte voeder is afgestemd op het type dier, de leeftijd en het gewicht van de dieren. | A |
F4 | Verwijder tijdig resten van voeder en water, zodat het niet kan bederven of beschimmelen. | A |
Distributiesystemen
F5 | Bij gebruik ervan moet je deze systemen voldoende reinigen zodat ze steeds proper zijn. | A |
F6 | Controleer dagelijks of deze systemen deugdelijk werken zodat de voeder – en drinkwatervoorziening gegarandeerd is. | A |
Voederopslag: algemene bepalingen
F7 | Zorg ervoor dat dierenvoeder niet in contact kan komen met meststoffen, biociden, afval, enz. | A |
F8 | Let er vooral op dat het voeder niet kan beschimmelen, en indien dit toch zou voorvallen verwijder dit beschimmeld voeder. | A |
F9 | Neem maatregelen zodat ongedierte niet bij het voeder kan komen en aldus | B |
verontreiniging met uitwerpselen wordt voorkomen. |
Voederopslag in mengvoedersilo’s
F10 | Xxxxxx mengvoedersilo’s op een verharde ondergrond. | B |
F11 | Geef de silo’s een bedrijfsunieke identificatie, bvb. door ze te nummeren. | B |
F12 | Sla het mengvoeder apart op per diersoort. | B |
1.2.2. Bepalingen bij aangekocht voeder
F13 | De dieren worden voorzien van diervoeders afkomstig van erkende, toegelaten of geregistreerde bedrijven (fabrikanten, handelaars, …) | A |
F14 | Noteer bij aankoop van ruwvoeders bij een collega landbouwer de datum, aard van het voeder, naam leverancier en hoeveelheid | A |
Garanties van de leverancier
Alle Belgische professionele leveranciers en producenten van mengvoeders, voedermiddelen, grondstoffen en additieven moeten geregistreerd, toegelaten of erkend zijn door het FAVV.
U kan zich hiervan verzekeren op verschillende manieren:
✓ Dmv de gegevens op het etiket, de leveringsbon of de factuur. Bij twijfel of bij een nieuwe leverancier kan je best om een verklaring vragen, waarmee hij aantoont dat hij in orde is wat betreft de registratie, toelating of erkenning.
✓ Dmv een opzoeking op Foodweb van het FAVV (xxxxxxx.xxxx-xxxxx.xx). Alle operatoren, inclusief de veevoederproducenten en leveranciers zijn hierop terug te vinden. Hier kan ook nagegaan worden over welke toelatingen of erkenningen de operatoren beschikken.
✓ Dmv een geldig (= nog niet vervallen) autocontrolecertificaat (G-001).
Indien u ruwvoeders of grondstoffen aankoopt bij een collega-landbouwer, is het aan te bevelen – maar niet noodzakelijk- dat deze over een Autocontrolecertificaat in de primaire productie beschikt, omdat dit extra garanties biedt wat betreft het correct gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Dit kan een G-012 (Primaire Plantaardige Productie), een X-000 (Xxxxxxxx Dierlijke Productie) of een X-000 (Xxxxxxxx Productie) certificaat zijn.
De aankoop van grondstoffen of ruwvoeders bij een collega-landbouwer moet wel geregistreerd worden in een register.
1.2.3. Bepalingen bij bedrijfseigen mengvoederproductie
Als u zelf grondstoffen gebruikt of mengt om aan de dieren van uw eigen bedrijf te voederen, en daarbij aanvullende diervoeders, additieven of voormengsels aan de grondstoffen toevoegt, dan is daar afhankelijk van de gebruikte producten al dan niet een registratie, toelating of erkenning voor nodig van het FAVV. Zie tabel F.1.
1.2.3.1. Al dan niet registratie, toelating of erkenning nodig?
Registratie
Het gebruik en het met elkaar vermengen van primaire producten, al dan niet met het gebruik van “aanvullende diervoeders” (zie etiket), maar zonder hierbij gebruik te maken van “toevoegingsmiddelen” of “voormengsels”, is een activiteit waarvoor geen registratie bij het FAVV nodig is en moet niet gemeld worden. Het maakt daarbij niet
uit of het mengen met de hand gebeurt of machinaal d.m.v. een mengvoerwagen of een menginstallatie.
Hetzelfde geldt voor het gebruik van inkuiltoevoegingsmiddelen (geen registratie nodig).
Toelating of erkenning
In tabel F1 is terug te vinden voor welke vormen van mengen een toelating of een erkenning nodig is.
Landbouwers die een erkenning of toelating nodig hebben vallen niet onder deze gids, en kunnen bijgevolg op basis van deze gids geen autocontrolecertificaat behalen voor deze activiteit.
Tabel F1: Dierenvoeder - voorwaarden zelfmengers (cfr KB 16/1/2006)
Bij gebruik van volgende toevoegingsmiddelen of voormengsels met volgende toevoegingsmiddelen: | |
coccidiostatica en histomonostatica zoötechnische toevoegingsmiddelen zoals bedoeld in bijlage I, (4) (d) van verordening 1831/2003 (groeibevorderende stoffen) | erkenning |
andere dan bovenstaande toevoegingsmiddelen, bijvoorbeeld: antioxidantia – met maximumgehalte in volledig voeder, carotenoïden en xantofylen, vitamines, sporenelementen, enzymen, micro-organismen | toelating |
1.2.3.2. Wat valt wel onder deze gids
“De primaire productie van diervoeders zoals bedoeld in de Europese Verordening 183/2005 betreffende de voorschriften inzake diervoederhygiëne”.
Indien u enkel grondstoffen (granen, maïs, CCM, pulp, enz.) gebruikt waar eventueel
aanvullende diervoeders aan toegevoegd worden, dan valt dit onder deze gids.
Voorbeeld: u bent varkenshouder en u gebruikt een mengeling van CCM en aanvullend diervoeder. U heeft dan geen registratie nodig als zelfmenger maar de bepalingen die verder beschreven zijn, zijn op uw bedrijf van toepassing.
Indien u voor uw kuilvoeders gebruik maakt van inkuiltoevoegingsmiddelen dan zijn eveneens de hier opgenomen bepalingen voor u van toepassing.
1.2.3.3. Wat valt niet onder deze gids
Heeft u een toelating of een erkenning nodig dan zijn bijkomende voorwaarden van toepassing, die buiten deze gids vallen. Indien u wenst in aanmerking te komen voor de verminderde heffing aan het FAVV, zal u uw autocontrolesysteem hiervoor bijkomend moeten laten valideren.
Heeft u een toelating of een erkenning nodig: er bestaat op dit ogenblik nog geen gids voor deze groep zelfmengers. U kan wel een validatie aanvragen voor deze activiteit bij het FAVV.
1.2.3.4. Bepalingen
Hieronder zijn de bepalingen opgenomen waaraan een landbouwer bij de vervaardiging voor de exclusieve behoeften van zijn landbouwbedrijf van mengvoeders moet voldoen.
Voedermiddelen kunnen in dierenvoeder gebruikt worden op voorwaarde dat ze onschadelijk zijn voor dier, mens en milieu.
code | Omschrijving vereiste | Niveau |
Voedermiddelen
F15 | Bepaalde grondstoffen mogen niet gebruikt worden en staan op de Europese negatieve lijst. Zie hiervoor bijlage F1 (1.9.2) (Deze lijst omvat oa. Hormonale en antihormonale stoffen, schadelijke stoffen, huishoudelijk afval, enz. ) | A |
F16 | Dierlijk eiwit mag niet verwerkt worden – tenzij de uitzonderingen opgenomen in bijlage F2 (1.9.3) . (Deze reglementering kadert in de beschermingsmaatregelen ten aanzien van BSE. Er wordt hierin opgesomd welk soort dierlijk eiwit mag gebruikt worden in voeders bestemd voor alle dieren en voor herkauwers) Indien toch dierlijk eiwit gebruikt wordt, dan is hiervoor een toelating nodig van het FAVV: Activiteit: “Gebruik van voedermiddelen van dierlijke oorsprong volgens de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr 1774/20021” Activiteitencode: 92139466 | A |
F17 | Indien kritische voedermiddelen (o.a. dierlijke vetten en vismeel) worden gebruikt, moeten deze op dioxines en dioxineachtige PCB’s gecontroleerd zijn, volgens de wettelijke procedure en normen. Kijk na of er bij de geleverde voedermiddelen een analysebulletin aanwezig is. | A |
Productie van kuilvoeder
Indien (mengsels van) inkuiltoevoegingsmiddelen worden gebruikt, mogen dat enkel inkuiltoevoegingsmiddelen zijn die voorkomen in het Communautair Register van toevoegingsmiddelen (positieve lijst)
Vraag aan uw leverancier of de door hem geleverde inkuiltoevoegingsmiddelen hieraan voldoen.
Productie, vervoer en opslag van eigen mengvoeders
F18 | Voorzie hygiënische omstandigheden voor de productie, opslag en vervoer van mengvoeder. | B |
F19 | Xxxxxx regelmatig alle voorzieningen zodat ze proper blijven. | A |
F20 | Registreer de volgende gegevens van de gebruikte grondstoffen: type, hoeveelheid, leverancier. Dit kan gebeuren aan de hand van de aankoopfactuur of leveringsbon. | A |
F21 | Registreer ook van het opgeslagen mengvoeder het type, de hoeveelheid en de betrokken diersoort. | B |
F22 | Neem een representatief staal van de bedrijfseigen grondstoffen. Dit kan belangrijk zijn in geval van intoxicaties of andere mogelijke ziekten bij dieren die dit voeder gegeten hebben. | Aanbeveling, niet wettelijk verplicht |
F23 | Neem eveneens een representatief staal van de graanleveringen van een collega-landbouwer. | Aanbeveling, niet wettelijk |
1 Er wordt in deze activiteitenomschrijving van de activiteitenboom van het FAVV verwezen naar verouderde reglementering. De geldende reglementering is de Verordening Nr. (EG) 1069/2009 en (EG) 142/2011. In bijlage F2 wordt met deze laatsten rekening gehouden.
verplicht |
1.2.4. Gemedicineerd voeder
Gemedicineerde voeders zijn voeders die geproduceerd worden door hiervoor erkende voederfabrikanten, en waarbij gebruik gemaakt wordt van gemedicineerde voormengsels, die ofwel op de fabriek ingemengd worden ofwel op het veebedrijf. Dit laatste enkel en alleen door gebruik te maken van het erkend fijndoseertoestel op de bulkwagen van de firma.
Er zijn enkele voorwaarden verbonden aan deze gemedicineerde voeders.
code | Omschrijving vereiste | Niveau |
Gemedicineerd voeder | ||
F24 | Gemedicineerd voeder mag enkel aanwezig zijn op het bedrijf indien hiervoor een voorschrift is afgeleverd door de dierenarts volgens het model in bijlage F3 (1.9.4). (zie verder ook bij de bepalingen betreffende dierenartsen). Het gemedicineerd voeder moet gebruikt worden volgens de bepalingen vermeld op dit voorschrift. | A |
F25 | Respecteer de op het etiket en voorschrift vermelde wachttijd, zodat de dieren en eventuele producten ervan niet in de voedselketen terecht kunnen komen vóór het verstrijken van de wachttijd. Indien meerdere behandelingen toegepast worden, is het de langste wachttijd die in rekening dient gebracht te worden. | A |
Opslag van gemedicineerd voeder | ||
F26 | Indien verpakt (zakgoed): in de originele verpakking, voorzien van het etiket | A |
F27 | Indien in bulk: in een aparte silo, die leeg was op het moment van leveren. | A |
F28 | Het etiket blijft aanwezig zolang dit gemedicineerd voeder aanwezig is. | A |
1.2.5. Drinkwater
code | Omschrijving vereiste | Niveau |
Drinkwatervoorziening | ||
F29 | Alle dieren moeten vlotte toegang hebben tot vers drinkwater. | A |
F30 | Controleer dagelijks de goede werking en de netheid van de drinksystemen en de zuiverheid van het water en de drinkbakken. | B |
F31 | Tref de nodige voorzieningen zodat de dieren geen verontreinigd water – bvb met rioolwater – kunnen drinken. | A |
1.2.6. Ruwvoederwinning
De bepalingen aangaande eigen ruwvoederwinning zijn opgenomen in Module B van deze gids. Deze module B “Productie van ruwvoeder” kan bijgevolg zowel geauditeerd worden samen met de module A “Primaire Plantaardige Productie”, als met de module C “Dierlijke Productie”. Er kan ook voor gekozen worden alle modules samen te laten auditeren.
1.3 Dierengezondheid
Gezonde dieren produceren gezonde producten. Daarnaast staan ze garant voor goede technische en economische resultaten op het veebedrijf.
Een goede samenwerking tussen veehouders en dierenartsen is onontbeerlijk. Er bestaat immers een gedeelde verantwoordelijkheid tussen de veehouder en de dierenarts voor wat betreft preventie van ziekten en verantwoord geneesmiddelengebruik en registratie van afgeleverde en toegediende geneesmiddelen. Er wordt daarom ook dieper ingegaan op de taken die uitgevoerd moeten worden door de dierenarts.
1.3.1. Bepalingen betreffende de dierenarts
Alle bepalingen die verband houden met de dierenarts zijn aangeduid met een “V” (Veterinair) en een oplopend cijfer.
1.3.1.1. Bedrijfsdierenarts
code | Omschrijving vereiste | Niveau |
V1 | Broeierijen en houders van runderen, varkens, vleeskalveren of meer dan 200 stuks pluimvee, moeten voor deze diersoorten een contract afsluiten met een bedrijfsdierenarts. Enkel voor houders van runderen, varkens en vleeskalveren moet er ook een plaatsvervangende bedrijfsdierenarts aangeduid worden. | A |
V2 | Er moet per diersoort een schriftelijke overeenkomst opgesteld worden in twee exemplaren, één voor de veehouder en één voor de bedrijfsdierenarts. Zie het model in de bijlagen V1 (1.9.9). Er mag per diersoort een andere bedrijfsdierenarts aangesteld worden. | A |
Een kopie van de overeenkomst moet opgestuurd worden naar de PCE. De veehouder of de bedrijfsdierenarts kunnen de overeenkomst opzeggen middels een aangetekend schrijven aan de andere partij en een kopie aan de PCE. De overeenkomst eindigt bij de aanwijzing van een nieuwe bedrijfsdierenarts en wanneer de oorspronkelijke bedrijfsdierenarts daarvan schriftelijk op de hoogte is gesteld. Evenwel kan de PCE 30 dagen na de beëindiging van de overeenkomst, zelf een dierenarts aanwijzen als bedrijfsdierenarts.
U en uw bedrijfsdierenarts hebben een gedeelde verantwoordelijkheid in de bestrijding van besmettelijke ziekten.
Bij verdenking van een aangifteplichtige ziekte moet u de bedrijfsdierenarts laten komen. Voor alle andere ziekten of problemen mag u een beroep doen op een andere dierenarts dan de bedrijfsdierenarts.
De bedrijfsdierenarts volgt de gezondheidstoestand en de preventieprogramma’s op voor de productieronden. Hij is verantwoordelijk voor het nemen van monsters voor verder onderzoek met het oog op het stellen van een juiste diagnose.
Bezoekfrequentie bedrijfsdierenarts:
Deze is enkel wettelijk vastgelegd voor varkensbedrijven (zie verder).
1.3.1.2. Bedrijfsbegeleidende dierenarts
V3 | In geval van bedrijfsbegeleiding moet er een contract afgesloten zijn met een dierenarts naar keuze. Voor de diersoorten waarvoor een bedrijfsdierenarts verplicht is (zie 1.3.1.1) (varkens, runderen, | A |
vleeskalveren of pluimvee ) moet evenwel dezelfde dierenarts aangeduid worden voor deze bedrijfsbegeleiding. |
Een bedrijfsbegeleidingscontract houdt verplichtingen in voor beide partijen;
Een overeenkomst met een bedrijfsbegeleidende dierenarts is noodzakelijk als u wenst te beschikken over een voorraad voorschriftplichtige diergeneesmiddelen. Enkel de bedrijfsbegeleidende dierenarts mag een groter volume diergeneesmiddelen dan voor vijf dagen voorschrijven of verschaffen (zie ook verder bij “diergeneesmiddelendepot”, 1.3.3.).
Enkel de verantwoordelijke die een contract met een bedrijfsbegeleidende dierenarts heeft afgesloten voor een bepaalde diersoort, mag voor deze diersoort een voorraad voorschriftplichtige diergeneesmiddelen bezitten. (zie ook verder bij “diergeneesmiddelendepot”, 1.3.3.).
Er kan voor gelijk welke landbouwhuisdierensoort een bedrijfsbegeleidingscontract afgesloten worden.
Daartoe wordt een schriftelijke overeenkomst opgesteld in twee exemplaren, volgens het model in bijlage V2 (1.9.10). U kan – maar hoeft niet – ook een plaatsvervangende bedrijfsbegeleidende dierenarts aanduiden. Deze moet dan wel dezelfde zijn als de plaatsvervangende bedrijfsdierenarts voor die diersoort.
Een kopie van de overeenkomst moet opgestuurd worden naar de PCE. De veehouder of de bedrijfsdierenarts kunnen de overeenkomst opzeggen middels een aangetekend schrijven aan de andere partij en een kopie aan de PCE. De overeenkomst eindigt zodra de andere partij een bericht van ontvangst terugstuurt.
Een veehouder mag slechts verder over een geneesmiddelenvoorraad beschikken indien hij binnen 15 dagen een nieuwe dierenarts voor de bedrijfsbegeleiding heeft aangeduid. De nieuwe bedrijfsbegeleidende dierenarts maakt een inventaris op van de resterende geneesmiddelenvoorraad van de veehouder en stuurt een kopie aan de PCE.
Bezoekfrequentie bedrijfsbegeleidende dierenarts:
V4 | De veehouder ontbiedt de bedrijfsbegeleidende dierenarts minstens 6 maal per jaar met een tussentijd van 2 maanden (of per productieronde indien de productieronde korter is dan 2 maanden, bijvoorbeeld bij braadkippen) | B |
V5 | Tijdens dit bezoek moet ook het geneesmiddelenregister ondertekend worden door de dierenarts, ook al zijn er geen behandelingen uitgevoerd. | B |
V6 | Deze dierenarts maakt 4-maandelijkse evaluatierapporten op volgens een vastgelegd model (zie bijlage V3 (1.9.11)), die u gedurende vijf jaar bewaart. | B |
Pas op: het is niet zo dat uw bedrijfsbegeleidende dierenarts zelf de termijnen in de gaten moet houden. Het is u als bedrijfsleider die de dierenarts moet verwittigen om langs te komen.
De bedrijfsbegeleidende dierenarts:
✓ Voert de monsternemingen voor laboratoriumonderzoeken uit volgens de voorgeschreven instructies.
✓ Bekijkt alle dieren (visueel klinisch onderzoek) en neemt bij vaststelling van afwijkingen de nodige monsters voor diagnose
✓ Verstrekt alle inlichtingen en adviezen nodig voor het optimaliseren en het in stand houden van de gezondheidstoestand, de productie en het welzijn van de dieren,
✓ Licht de veehouder in over de gestelde diagnosen en de behandelingen die hijzelf of de veehouder uitvoert
1.3.2. Diergeneesmiddelen
Alle diergeneesmiddelen zijn aan bepaalde voorwaarden onderworpen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen voorschriftplichtige en niet- voorschriftplichtige diergeneesmiddelen.
✓ Niet voorschriftplichtige diergeneesmiddelen kunnen verkregen worden via de apotheker, en dat zonder voorschrift. Worden deze afgeleverd door de dierenarts, dan moet hij hiervoor een Toediening- en Verschaffingsdocument (TVD, zie bijlage V4 (1.9.12)) opmaken.
✓ Voorschriftplichtige: de veehouder kan deze geneesmiddelen enkel bekomen via de dierenarts, waarvoor dan een TVD opgemaakt wordt, of met een diergeneeskundig voorschrift bij de apotheker (zie bijlage V9 (1.9.17).
Sommige diergeneesmiddelen, zoals productiestimulerende middelen, mogen nooit op een veebedrijf aanwezig zijn. De aanwezigheid van diergeneesmiddelen op het veebedrijf is afhankelijk van het type geneesmiddel of van de aanwezigheid van een overeenkomst bedrijfsbegeleiding. Indien u een overeenkomst bedrijfsbegeleiding hebt afgesloten met uw bedrijfsdierenarts mag een geneesmiddelenvoorraad worden aangelegd voor een periode van twee maanden. Buiten de bedrijfsbegeleiding, mogen sommige geneesmiddelen ook aanwezig zijn op het bedrijf voor het verder zetten van een behandeling.(zie bijlage V5 (1.9.13))
1.3.3. Diergeneesmiddelenvoorraad
V7 | De wettelijke termijnen voor de stockage van diergeneesmiddelen worden gerespecteerd | B |
Voorraad voor maximaal 5 dagen
Algemeen is het zo dat indien u geen bedrijfsbegeleidingscontract met uw bedrijfsdierenarts afgesloten heeft, u geen voorschriftplichtige diergeneesmiddelen in voorraad mag hebben.
Wat wel aanwezig mag zijn, zijn diergeneesmiddelen voor de verderzetting van een door een dierenarts ingezette behandeling, en dit voor een periode van maximaal 5 dagen. Er moet hiervoor steeds een TVD of een voorschrift aanwezig zijn.
U mag als veehouder eventuele restanten van deze diergeneesmiddelen niet toedienen aan andere dieren of een andere diergroep als deze vermeld op het TVD of voorschrift, of voor een periode langer dan 5 dagen voor de dieren of diergroep vermeld op het TVD of voorschrift.
Deze restanten kunnen enkel opnieuw aangewend worden indien naar aanleiding van een dierenartsbezoek, een nieuw TVD opgemaakt wordt, waarbij verwezen wordt naar het oorspronkelijk TVD of voorschrift, met daarop de indicatie en het dier of de diergroep vermeld.
Praktisch betekent dit o.a. dat u geen onaangebroken flacons van voorschriftplichtige diergeneesmiddelen in voorraad mag hebben indien u geen bedrijfsbegeleidingscontract afgesloten heeft.
Ook het in voorraad hebben van droogzetters op een melkveebedrijf is niet toegestaan zonder bedrijfsbegeleidingscontract.
Voorraad van maximaal 2 maand
Indien u wel een bedrijfsbegeleidingscontract afgesloten heeft, mag deze bedrijfsbegeleidende dierenarts diergeneesmiddelen voorschrijven (met voorschrift) of afleveren (met TVD) voor een periode van maximaal 2 maanden.
Dit betekent niet dat deze diergeneesmiddelen moeten opgebruikt zijn na deze 2 maanden. Dit betekent wel dat de voorraad niet groter mag zijn dan wat men zou kunnen verwachten nodig te hebben in deze periode, in verhouding tot het aantal aanwezige dieren.
Het is dus zeker niet nodig dat elke 2 maand een nieuw TVD zou opgemaakt worden voor de nog aanwezige diergeneesmiddelen.
Wel is het zo dat de bedrijfsbegeleidende dierenarts bij zijn tweemaandelijks bedrijfsbezoek, het diergeneesmiddelenregister moet aftekenen.
Hoeveelheid gemedicineerde voeders
✓ Indien voorgeschreven door de bedrijfsbegeleidende dierenarts, mag dat voor een behandelingsduur van maximaal één maand zijn
✓ Indien voorgeschreven door een andere dan de bedrijfsbegeleidende dierenarts, mag dat voor een behandelingsduur van maximaal vijftien dagen zijn
Bewaring en identificatie diergeneesmiddelen
Er zijn wettelijke voorwaarden voor wat betreft de identificatie en traceerbaarheid van de aanwezige diergeneesmiddelen, en de opslag en bewaring ervan (medicijnkast).
Identificatie van diergeneesmiddelen
V8 | elk diergeneesmiddel moet in zijn originele verpakking bewaard worden | A |
V9 | een sticker (vignet) van de dierenarts of de apotheker kleeft op het diergeneesmiddel en verklaart de herkomst | A |
V10 | op dit vignet moet een nummer staan, dat overeenkomt met het nummer op het Toediening- en Verschaffingsdocument (TVD) of het voorschrift. | A |
Opslag van diergeneesmiddelen
V11 | kast in een lokaal gescheiden van de dieren en de woonvertrekken. elijkheden zijn onder meer het sanitair sas, het keizersnedelokaal, inistratief lokaal van de stal, een garage,…maar NIET in de woning | A |
V12 | indien nodig in een aparte koelkast (sommige antibiotica of vaccins) | A |
V13 | De diergeneesmiddelen mogen niet vervallen zijn. Als er vervallen diergeneesmiddelen worden aangetroffen moeten deze verwijderd worden. | B |
Geneesmiddelen worden best gescheiden per doeldiersoort. Dit mag in dezelfde voorraad, maar kan ook in een andere kast (aanbeveling)
Er mogen zich op hetzelfde beslag op hetzelfde adres meerdere “afgesplitste” depots bevinden, maar dan moeten deze ook aan de geldende voorwaarden voldoen (in een kast in een lokaal gescheiden van de dieren). Als er zich bijvoorbeeld meerdere varkensstallen op hetzelfde beslag bevinden, is het toegestaan om in meerdere stallen een afgesplitste voorraad diergeneesmiddelen te bewaren.
Flesjes en spuiten mogen in geen geval rondslingeren in de stal.
1.3.4.Diergeneesmiddelenregister
Het diergeneesmiddelenregister omvat zowel de inkomende als de uitgaande (dus toegediende) geneesmiddelen.
Het officieel geneesmiddelenregister kan aangevraagd worden bij DGZ of ARSIA (zie bijlagen V6 (1.9.14) en V7 (1.9.15)).
Het geneesmiddelenregister kan ook in elektronische vorm, dus via de computer bijgehouden worden. In dat geval moet er bij het 2-maandelijks bedrijfsbezoek een afprint van de laatste 2 maand gemaakt worden, zodat de bedrijfsbegeleidende dierenarts dit kan aftekenen.
Het inkomend geneesmiddelenregister bevat:
V14 | De Toediening-en Verschaffingsdocumenten (TVD) van de dierenarts bij het afleveren van diergeneesmiddelen | A |
V15 | De voorschriften van de dierenarts, als u medicamenten bent gaan afhalen bij een apotheker | A |
V16 | De voorschriften voor gemedicineerde voeders | A |
V17 | De voorschriften en TVD moeten chronologisch bewaard worden | B |
V18 | De voorschriften en TVD voorzien worden van een volgnummer, beginnend bij nummer 1 | B |
Het uitgaand geneesmiddelenregister
V19 | Registreer elk gebruik van diergeneesmiddelen tijdens de risicoperiode. Deze risicoperiode verschilt per diersoort (zie verder): | A |
V20 | Bevat o.a. het Toediening-en Verschaffingsdocument (TVD) bij het toedienen van diergeneesmiddelen door de dierenarts tijdens de risicoperiode. Het TVD moet dan de gegevens bevatten van het | A |
diergeneesmiddel dat hij (de dierenarts) heeft toegediend |
De risicoperiode verschilt per diersoort:
o 2 maanden vóór het slachten
▪ Runderen
▪ varkens
o 1 maand voor het slachten:
▪ Paardachtigen
▪ pluimvee voor vleesproductie (ook reform legpluimvee)
▪ konijnen
▪ kleine herkauwers
▪ hertachtigen:
o vanaf de leeftijd van 16 weken: Vleeskalveren
o Altijd: Kippen in de leg – eieren voor menselijke voeding
Wat moet er genoteerd worden in het uitgaand register?
✓ Behandeling van individuele dieren: de identificatie van het individuele dier (oormerknummer)
✓ Behandeling van groepen/loten dieren (bij groepsbehandeling): stal- of hoknummer
✓ de exacte benaming van het geneesmiddel;
✓ het referentienummer van het geneesmiddel, dat kan zijn:
a. het nummer van het TVD, wat ook genoteerd moet zijn op de sticker van de dierenarts op het medicament
b. het nummer op het voorschrift, wat ook genoteerd moet zijn op de sticker van de apotheker op het geneesmiddel
✓ de gebruikte hoeveelheden per geneesmiddel;
✓ de datum van de behandeling;
✓ het aantal gestorven dieren, tenzij deze gegevens beschikbaar zijn in andere registers.
Notering in het diergeneesmiddelenregister is niet noodzakelijk in volgende gevallen:
✓ behandelingen bij dieren in de opfokperiode of bij melkkoeien in productie Toediening van geneesmiddelen
V21 | Neem de nodige maatregelen opdat residuen van diergeneesmiddelen niet in de geslachte dieren of de dierlijke producten kunnen aanwezig zijn | A |
Om te vermijden dat residuen van diergeneesmiddelen zouden aanwezig zijn in het geslachte dier of in de melk, moeten de behandelde dieren gekend zijn.
De herkenning kan op verschillende manieren bereikt worden:
✓ door het merken van een hok of een compartiment bij groepsbehandeling
✓ door het merken van individuele dieren d.m.v. bijvoorbeeld een pootband, plakband, elektronische aanduiding, merkteken op achterhand of merkteken op uier.
Verhandelen van behandelde dieren tijdens de wachttermijn
V22 | Wanneer een behandeld dier verkocht wordt tijdens de wachttermijn, moet een attest meegestuurd worden zodat de koper | A |
ook op de hoogte is en het dier niet in de voedselketen zou gebracht worden alvorens de wachttermijn verstreken is |
Dit attest:
✓ wordt opgemaakt in tweevoud.
✓ Moet ondertekend worden door zowel de veehouder als de koper
✓ Is niet nodig bij het verhandelen van
✓ kalveren jonger dan 30 dagen
✓ biggen van minder dan 25 kg.
1.3.5. Aangifteplicht besmettelijke ziekten
De aangifteplicht van besmettelijke dierziekten maakt deel uit van de meldingsplicht U kan een besmettelijke dierziekte vermoeden bij uw dieren indien er bijvoorbeeld wijzigingen optreden in groei / gewichtstoename / productie, bij uitzonderlijke sterfte, of als ze afwijkende symptomen of gedragingen vertonen zoals koorts, verminderde eetlust, abnormale speekselafscheiding,….
In zulke situaties moet onmiddellijk een dierenarts erbij gehaald worden. Bij rundvee, varkens of pluimvee moet dat de bedrijfsdierenarts of zijn plaatsvervanger zijn.
De veehouder of de dierenarts doet aangifte bij de PCE.
1.3.6. Noodslachtingen
V23 | Noodslachtingen blijven beperkt tot welbepaalde gevallen en gebeuren volgens de geldende voorschriften | A |
Bij noodslachtingen kan het vlees van slachtdieren die buiten een slachthuis – op het veebedrijf – zijn gekeeld, enkel geschikt verklaard worden voor menselijke consumptie (op de Belgische markt), indien aan de volgende 3 voorwaarden tegelijkertijd is voldaan:
1. Het dier heeft een ongeval gehad – een plotse, onvoorziene of onverwachte gebeurtenis heeft schade of een letsel veroorzaakt bij het dier.
2. Het dier was en is gezond – het dier lijdt niet of is niet verdacht te lijden aan een ziekte en het dier bevindt zich niet in de wachtperiode van een behandeling met diergeneesmiddelen.
3. Het dier kan om welzijnsredenen niet levend naar een slachthuis worden vervoerd – bijvoorbeeld door gebroken ledematen of grote wonden.
Het slachten omvat doden door verbloeding – na bedwelming.
De noodslachting is slechts toegestaan indien een dierenarts:
✓ het levend dier heeft beoordeeld,
✓ toezicht houdt op de eventuele ter plaatse verwijdering van maag en darmen
– de ingewanden vergezellen het dier naar het slachthuis,
✓ het volledig ingevuld vervoerdocument aflevert. (Bijlage V8 (1.9.16))
Het dier is vergezeld van de nodige documenten bij vervoer naar het slachthuis:
✓ paspoort (rund en paard), of verplaatsingsdocument (kleine herkauwers), of laad- en losbon (varken), en/of mutatiedocument (paard).
✓ verklaring van de dierenarts
✓ verklaring van de veehouder (Bijlage V8).
✓ ingevuld VKI-document (Voedsel Keten Informatie, zie bij de diersoortspecifieke hoofdstukken)
Het vervoer naar het slachthuis gebeurt
✓ onder hygiënische omstandigheden:
✓ minder dan twee uur na slachten
✓ of na gekoelde opslag en met gekoeld transport (0 – 4°C) indien later dan twee uur na slachten – tenzij de omgevingstemperatuur 4°C of lager is.
In het slachthuis volgt dan een bijzondere en diepgaande keuringsprocedure.
1.3.7. Particuliere slachtingen (rund en paard)
Particuliere slachtingen van runderen en éénhoevigen gebeuren steeds in een slachthuis. Het vlees van particuliere slachtingen mag dus niet (al dan niet tegen betaling) worden afgestaan, verkocht of verdeeld aan derden, ook niet aan familieleden die niet inwonen (ook niet gedeeltelijk).
1.3.8. Thuisslachtingen (varkens, schapen, geiten, konijnen en pluimvee)
Dit kan enkel voor varkens, schapen, geiten, konijnen en pluimvee, en onder bepaalde voorwaarden:
✓ het vlees bekomen bij thuisslachtingen van varkens, schapen en geiten is enkel voor de consumptie ervan door de veehouder en inwonende gezinsleden en mag dus niet verkocht worden.
✓ Wat pluimvee betreft mogen er tot 7.500 dieren per jaar op de hoeve geslacht en verhandeld worden. Vanaf 500 geslachte dieren per jaar is hiervoor een toelating van het FAVV nodig.
✓ Wat konijnen betreft mogen er tot 1.000 dieren per jaar op de hoeve geslacht en verhandeld worden. Vanaf 250 geslachte dieren per jaar is hiervoor een toelating van het FAVV nodig.
Bijkomende voorwaarden voor varkens, schapen en geiten:
✓ Thuisslachtingen (= particuliere slachting op het veebedrijf) moeten gemeld worden aan de gemeente
✓ Dit moet minstens 2 dagen voor de slachting gebeuren
✓ De aangifte blijft 8 dagen geldig
✓ Het aangiftebewijs moet bijgehouden worden tot het einde van het jaar van de slachting
✓ De dieren moeten bedweld worden alvorens te slachten
Voor het Islamitisch offerfeest gelden specifieke tijdelijke voorwaarden die gepubliceerd worden op de website van het FAVV.
1.4 Dierenwelzijn
Dierenwelzijn is een element van goede praktijken van veehouders bij het professioneel management van hun veestapel. De zorg voor het welzijn is niet alleen goed voor de dieren zelf, maar levert een bijdrage tot goede technische en economische resultaten op het veebedrijf. Zorg voor het welzijn van de dieren beantwoordt verder aan één van de grote verwachtingen van de consumenten.
In onderhavig deel over dierenwelzijn worden drie aspecten toegelicht: behandeling en verzorging van dieren, toegelaten ingrepen, en huisvesting. Overige aspecten zijn opgenomen bij diervoeder en drinkwater en bij transport. De wettelijk toegelaten ingrepen zijn opgenomen in de diersoortspecifieke hoofdstukken.
Alle bepalingen die verband houden met dierenwelzijn zijn aangeduid met een code “W” (Welfare) en een oplopend cijfer.
W1 | De veehouder volgt zijn dieren op – controleert gezondheidstoestand, neemt maatregelen om welzijn te garanderen. | B |
✓ De veehouder volgt zijn veestapel op. De algemene gezondheidstoestand van de dieren wordt dagelijks zorgvuldig geëvalueerd – bijvoorbeeld door controle van de toestand van de huid en de gewrichten, het voorkomen van hoest, snot en diarree.
✓ De veehouder neemt de nodige voorzorgsmaatregelen om verwondingen bij de dieren te voorkomen – bijvoorbeeld door de veiligheid van de gebouwen, het verwijderen van scherpe voorwerpen, de verzorging van weiden, een voldoende en evenwichtige voeding, een constante drinkwatervoorziening en aangepaste verzorging van bijvoorbeeld klauwen en hoornen.
✓ De veehouder verplaatst zijn dieren zonder gebruik te maken van een elektrische prikkelaar of elk ander scherp of snijdend voorwerp. Het materiaal dat bij deze verplaatsingen gebruikt wordt, is aangepast aan de verschillende diersoorten en vooral gericht op hun grootte.
✓ Bij het behandelen – bijvoorbeeld diergeneeskundige ingrepen – worden de dieren zorgvuldig vastgemaakt – met het oog op de veiligheid van dieren, personen en omgeving. De veehouder probeert opwinding, lijden en pijn bij de dieren te vermijden.
W2 | De huisvesting garandeert dierenwelzijn door voldoende ruimte, gepaste inrichting en materialen, voldoende verluchting en verlichting. | B |
W3 | Verluchting. Indien gebruik gemaakt wordt van een kunstmatig ventilatiesysteem dan: ✓ moet dit voorzien zijn van een passend noodsysteem waarmee voldoende verse lucht kan worden aangevoerd als het hoofdsysteem uitvalt ✓ moet er een alarmsysteem zijn dat een signaal geeft wanneer het hoofdsysteem uitvalt ✓ moet dit alarmsysteem regelmatig worden getest. | B |
✓ Elk dier moet over voldoende ruimte beschikken – om te rusten, op te staan, te bewegen, te eten en te drinken. Voldoende ruimte voorkomt agressie, frustratie en competitie. De afmetingen van de plaatsen zijn op het dier en het ras afgestemd, of op de bezettingsgraad in het geval van groepshuisvesting.
✓ De inrichting van de stal – inclusief muren, vloeren, voeder- en drinkinstallatie
– mag geen gevaar inhouden voor verwonding van de dieren.
✓ De voeder- en drinkinstallatie moeten goed bereikbaar zijn voor de dieren. De vloer mag er zeker niet te glad zijn.
✓ Hindernissen en gevaarlijke voorwerpen worden uit de stallen verwijderd.
✓ De materialen moeten een grondige reiniging en ontsmetting toelaten – bijvoorbeeld door gladde oppervlaktes.
✓ De stal moet goed verlucht worden – voor de afvoer van schadelijke gassen en vocht en voor de beperking van de staltemperatuur. De ventilatie verzekert luchtverversing zonder tocht. Een overdreven concentratie van bepaalde gassen – bijvoorbeeld methaan, koolzuur, ammoniak – kan schadelijk zijn voor de gezondheid van de dieren of de veehouder. Een te hoge vochtigheid bevordert de ontwikkeling van ziektekiemen.
✓ De verlichting in de stal moet voldoende zijn en wordt aangepast aan het type dier.
W4 | Zieke of gewonde dieren krijgen onmiddellijk een passende behandeling en worden indien nodig afgezonderd. | B |
1.5 Uitrusting en hygiëne
De structuur en de uitrusting van het veebedrijf moeten toelaten onder de best mogelijke omstandigheden het vee te huisvesten en te laten produceren, de veehouder en het personeel te laten werken en het bedrijf in te passen in de omgeving. De uitrusting is aangepast aan het type dieren. Tijdig onderhoud zorgt voor een lange levensduur van gebouwen en uitrusting. De hygiëne op en rond het veebedrijf draagt bij tot de algemene gezondheid van het vee, de gezondheid van het personeel en de veiligheid van de dierlijke producten. De werkomstandigheden van de veehouders en het imago van het bedrijf worden erdoor positief beïnvloed.
Reiniging en ontsmetting zijn van belang om besmettingen te voorkomen. Ongedierte is een bron van voedselbesmetting en is eveneens een continue bron van zoönotische infectieziekten zoals Xxxxxxxxxx via rechtstreeks contact of contact met uitwerpselen van ongedierte. Om die reden moet ongedierte bestreden worden.
Indien er voor een bepaalde diersoort specifieke bepalingen van toepassing zijn wat betreft het betreden van het bedrijf en de stalinrichting, dan is dit beschreven in de diersoortspecifieke hoofdstukken. Personen die een controlefunctie uitoefenen – bijvoorbeeld van FAVV of controleorganisme – dienen vrije toegang te krijgen indien ze de hygiënevoorschriften naleven.
Alle bepalingen die verband houden met uitrusting en hygiëne zijn aangeduid met een code “H” (Hygiëne) en een oplopend cijfer.
H1 | Het veebedrijf en de bedrijfsomgeving zijn verzorgd en proper. | B |
H2 | Het veebedrijf is voorzien van ✓ verharde, goed reinigbare laad- en losplaatsen, ✓ ontsmettingsvoetbad, (niet van toepassing voor pluimveebedrijven) ✓ bedrijfskledij en –schoeisel, ✓ handwasgelegenheid, ✓ krengenbewaarplaats. | B |
H3 | Op het veebedrijf moeten alle personeelsleden en professionele bezoekers zich houden aan de maatregelen van persoonlijke en bedrijfshygiëne. | B |
✓ Indien een ontsmettingsvoetbad gebruikt wordt moet dit gevuld worden met een toegelaten ontsmettingsmiddel2.
Het is beter een voetbad pas te vullen indien er een externe bezoeker is, eerder dan continu een gevuld ontsmettingsvoetbad te laten staan. De
2 Lijst toegelaten middelen voor reiniging, ontsmetting, ongediertebestrijding, dippen, sprayen: Zie hiervoor de website van de FOD Volksgezondheid via xxxxx://xxxxxx.xxxxxx.xxxx.xx, en klik vervolgens: milieu chemische stoffen biociden lijst van toegelaten producten.
De directe link is de volgende: xxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/Xxxxxxxxxxx/Xxxxxxxxxxxxxxxxxx/Xxxxxxx/XxxxxxxxxxxxXxxxxxxx/ index.htm
werkzaamheid van het ontsmettingsproduct neemt immers af door weersinvloeden.
✓ Afhankelijk van het veebedrijf wordt het voetbad geplaatst aan de in- en uitgang van het bedrijf, de stallen, het omkleedlokaal of de hygiënesluis. Het gebruik van een voetbad is niet verplicht op pluimveebedrijven, behalve indien er besmettelijke ziekten zoals vogelgriep dreigen. Indien in dat geval voetbaden verplichtend worden is er bijkomende info terug te vinden op de website van het FAVV. Bij bezoek van grotere groepen wordt bij voorkeur een ontsmettende voetmat gebruikt.
Noodzakelijke voorzieningen:
✓ Bedrijfskledij en –schoeisel moet voorhanden zijn voor en verplicht gebruikt worden door alle externen die op de inrichting moeten zijn.
Voorbeelden van bedrijfskledij zijn overalls, stofjassen en wegwerpkleding. Het verdient aanbeveling om overalls (al of niet wegwerp) ter beschikking te stellen omdat hiermee het volledige lichaam van de bezoeker wordt beschermd tegen bevuiling, verontreiniging en overdracht van ziekteverwekkers.
Voorbeelden van bedrijfsschoeisel zijn laarzen, gesloten klompen of plasticoverschoenen voor eenmalig gebruik.
✓ lavabo met stromend water voor het wassen van de handen, zeep, handdoek en vuilbakje.
✓ vaste bewaarplaats voor krengen
H4 | De veehouder reinigt en ontsmet stallen en hokken, laad- en losplaats, krengenbewaarplaats, materiaal en apparatuur en heeft daartoe reinigingsmateriaal ter beschikking, en geschikte reiniging- en erkende ontsmettingsmiddelen in voorraad. Er wordt van elke leegstand gebruik gemaakt om grondig te reinigen. | A |
De veehouder zorgt voor een passende reiniging en ontsmetting van:
✓ stallen en hokken na afvoer van dieren,
✓ laad- en losplaatsen van dieren,
✓ krengenbewaarplaats na ophaling van dode dieren,
✓ alle materiaal dat in contact kwam met dieren met een besmettelijke ziekte,
✓ specifieke apparatuur, bijvoorbeeld de melkinstallatie, voedersystemen.
Er wordt specifiek voor gezorgd dat ophopingen van organisch afval (mest en urine, haar, veren, strooisel, …) vermeden worden, passend afgevoerd worden of tijdelijk gestockeerd worden in een daarvoor geschikte omgeving, ruimte of container.
Daartoe zijn op het veebedrijf aanwezig:
✓ passend materiaal om te reinigen en te ontsmetten,
✓ een voorraad erkende ontsmettingsmiddelen
De veehouder volgt drie fasen bij iedere reiniging en ontsmetting, die indien nodig meerdere keren moeten herhaald worden:
✓ droge reiniging met verwijdering van het vuil,
✓ natte reiniging met veel water eventueel na voorweken,
✓ eigenlijke ontsmetting.
Een grondige reiniging voorafgaand aan de ontsmetting is essentieel. Een ontsmettingsmiddel geeft immers onvoldoende resultaten indien nog organisch materiaal of vuil, in het bijzonder mest, aanwezig is. Goed te ontsmetten ruimten of materiaal dienen dan ook glad te zijn.
Bij het reinigen zijn verschillende factoren van belang:
✓ veehouder: zorgt dat de ruimte/installatie gereed is om te reinigen, zorgt voor de uitvoering van de reiniging en controleert de goede uitvoering,
✓ reinigingsmiddel: nodig om vuil los te maken en toegepast in de juiste concentratie,
✓ mechanische werking: het gebruik van bijvoorbeeld borstels bevordert het contact tussen het reinigingsmiddel en het te reinigen oppervlak waardoor het verwijderen van vuil wordt versneld,
✓ temperatuur: algemeen verloopt bij een hogere temperatuur de reiniging aanzienlijk efficiënter,
✓ tijd: het reinigingseffect wordt mede bepaald door de tijd.
Bij het ontsmetten zijn volgende factoren van belang:
✓ concentratie van het ontsmettingsmiddel, waarbij de voorschriften van de fabrikant moeten gevolgd worden,
✓ temperatuur. Hoe kouder de omgevingstemperatuur, hoe langer de kiem overleeft. De werking van de meeste ontsmettingsmiddelen wordt gunstig beïnvloed door hogere temperatuur,
✓ tijd. Voldoende tijd is nodig om het ontsmettingsmiddel te laten inwerken en de kiem te vernietigen.
H5 | Ongedierte en insecten worden efficiënt geweerd en/of bestreden. | B |
Neem passende voorzorgsmaatregelen en doeltreffende bestrijdingsmaatregelen tegen insecten en ongedierte. Dit kan zowel mechanisch (via vallen), biologisch (katten en honden), of met ongediertebestrijdingsmiddelen gebeuren. Bestrijding van ratten en muizen door middel van huisdieren is echter weinig efficiënt en niet de meest aangewezen methode. Honden en katten kunnen immers eveneens passief ziekte verslepen tussen verschillende hokken en compartimenten op het bedrijf.
Welke manier ook toegepast wordt, deze moet het ongedierte tot een aanvaardbaar niveau beperken, zodat er geen nadelige invloed kan zijn op de activiteiten. In geval van een echt probleem met ongedierte, is het aangewezen om beroep te doen op een gespecialiseerd verdelgingsbedrijf.
✓ Bij toepassing van ongediertebestrijdingsmiddelen moeten deze erkend 3zijn. De producten worden toegepast zoals aangegeven door de fabrikanten en veilig opgeslagen. Indien de werkzaamheid van de toegepaste producten onvoldoende blijkt, moet het bestrijdingsschema (aard product, hoeveelheid, frequentie toepassing, …) worden aangepast.
✓ Indien lokazen aanwezig is het aanbevolen de toestand van de lokazen minimum tweemaal per jaar te controleren.
H6 | De veehouder streeft naar propere dieren. Op het moment van het afleveren van de slachtdieren moeten deze zo rein als mogelijk zijn. | B |
3 De lijst van de erkende producten is terug te vinden op de site van de FOD Volksgezondheid, of via volgende link: xxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/Xxxxxxxxxxx/Xxxxxxxxxxxxxxxxxx/Xxxxxxx/XxxxxxxxxxxxXxxxxxxx/ index.htm
De veehouder zorgt ervoor dat zijn dieren afdoende proper zijn. Speciale aandacht gaat naar de visuele reinheid van de dieren bij de productie van melk en eieren, en bij de afvoer voor slachten.
Dit kan bereikt worden door:
✓ de stallen regelmatig uit te mesten
✓ proper en droog strooisel te voorzien
✓ roosters proper te houden
Het spreekt voor zich dat de uiers van melkgevende dieren worden gereinigd alvorens gemolken te worden.
Specifiek voor rundvee wordt op slachthuisniveau een score gegeven wat de properheid van de dieren betreft. Een bevuild dier bemoeilijkt immers een hygiënisch gunstig slachtproces. Meer praktische info hierover is terug te vinden in het “vademecum voor propere dieren in het slachthuis4” van het FAVV van juni 2008.
Zie ook de FAVV-omzendbrief dd. 21.12.20065, en het interprofessionneel protocol dd. 12.03.2008 inzake toewijzing van aansprakelijkheden met betrekking tot de ‘properheid’ van slachtrunderen.
H7 | All-in all-out wordt toegepast waar mogelijk. | B |
Indien mogelijk wordt gewerkt volgens het all-in all-out principe, vooral in geval van relatief korte productieronden. Na elke productieronde worden de stallen en/of compartimenten en hokken, met inbegrip van ventilatoren en drinkwater- en voedersystemen, gereinigd en ontsmet. Er wordt dan een sanitaire leegstand ingelast. Herstellingswerken en onderhoud worden uitgevoerd vóór het ontsmetten van de stallen.
H8 | Bedrijfsafval wordt passend opgeslagen en verwijderd. | B |
1.6 Traceerbaarheid
Traceerbaarheid in de voedselketen houdt de mogelijkheid in om een product door alle stadia van de productie, verwerking en distributie op te sporen en te volgen.
Wanneer er zich een incident met betrekking tot de volksgezondheid voordoet, is het belangrijk de oorzaak van het probleem te kunnen achterhalen. Een product van dierlijke oorsprong kan bijvoorbeeld gecontamineerd zijn met PCB’s of kan een te hoog residugehalte van een diergeneesmiddel bevatten. Een goede traceerbaarheid laat toe om de oorzaak van de contaminatie of het probleem op te sporen en laat tevens toe om de hoeveelheid te blokkeren, terug te roepen en te elimineren goederen beperkt te houden.
Elke exploitant moet beschikken over systemen of procedures waarmee het verband tussen de aangevoerde en de afgevoerde producten kan worden gelegd en waarmee ze in alle stadia van productie, verwerking en distributie opspoorbaar zijn. De veehouder draagt bij tot de traceerbaarheid door een passende administratie op zijn bedrijf. Hou een register bij van gegevens betreffende aangevoerde en afgevoerde producten.
Hoe registreren?
4 xxxx://xxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx/_xxxxxxxxx/0000-00_XX_XX_xx.xxx
5 xxxx://xxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxxxxxx/xxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxxxx/_xxxxxxxxx/0000-00-00_xxxx- animaux-propres_21-12-2006_def_nl.pdf
Het register van de veehouder omvat een reeks van gegevens die verplicht worden bijgehouden. Maak zoveel mogelijk gebruik van reeds in het bedrijf bestaande documenten of registers. Elke veehouder moet voor zichzelf uitmaken hoe met een minimale aanpassing reeds bestaande informatie kan gebruikt worden als aanvoer- of afvoerregister. Zorg ervoor dat waar nodig ontbrekende gegevens worden aangevuld.
Om de vereiste registers bij te houden, kan de veehouder gebruik maken van verschillende systemen:
✓ een elektronisch systeem waarbij de gegevens in de vestigingseenheid raadpleegbaar zijn;
✓ een manueel register dat in de vestigingseenheid aanwezig is;
✓ een ordelijke klassering van leveringsbonnen, facturen of andere documenten. Deze manier van registratie is toegestaan indien deze documenten alle nodige gegevens bevatten (mogen vervolledigd worden) en indien de tijd om ze te kunnen voorleggen (zie verder), kan gerespecteerd worden.
Gegevens die in een centrale databank beschikbaar zijn en die in geval van controle snel kunnen worden geraadpleegd, moeten niet meer worden overgenomen in het bedrijfsregister.
De permanente inventaris van het rundveebedrijf is bijvoorbeeld raadpleegbaar in Sanitel.
Het register is eigendom van de veehouder en kan enkel opgevraagd worden door:
✓ afnemers – indien schriftelijk overeengekomen met de veehouder,
✓ FAVV of door het FAVV erkende controleorganismen – in het kader van de externe controle op de naleving van de sectorgids,
✓ Een magistraat, een officier van justitie of het Ministerie van Financiën.
Hoe snel register bijwerken?
Voor sommige registers, bvb I&R Rund, is vastgelegd binnen welke termijn deze uiterlijk moeten bijgewerkt zijn. Inden er een officiële regeling rond bestaat, is dat mee opgenomen in deze gids bij het betreffende register.
Om een deugdelijke, foutloze registratie toe te laten, is het voor alle registers aan te bevelen deze dagelijks bij te werken.
De veehouder moet de gegevens op vraag van het FAVV kunnen voorleggen binnen de termijnen zoals hieronder aangegeven:
✓ Binnen 4 uur: informatie die noodzakelijk is in het kader van de opsporing van besmettelijke dierenziekten zoals de aard van het geleverde product of dier, de leveringsdatum en de herkomst (identificatie leverancier)
✓ Binnen 24 uur: andere informatie zoals het lotnummer van voeder.
Hoe lang register bewaren?
Alle documenten die betrekking hebben op autocontrole en traceerbaarheid moeten in de primaire productie bewaard worden gedurende vijf jaar.
1.6.1. Aanvoerregister (Dossier IN)
T1 | Elke exploitant moet beschikken over systemen of procedures waarmee van de ontvangen producten de nodige gegevens worden geregistreerd. | A |
“Elke exploitant moet beschikken over systemen of procedures waarmee van de ontvangen producten volgende gegevens worden geregistreerd:
✓ de aard, (voorbeeld: maïs, bietenpulp, CCM…)
✓ de identificatie en de hoeveelheid van het product (voorbeeld: lotnummer, productiedatum, aantal geleverde kg of ha);
✓ de ontvangst- of leveringsdatum,
✓ de identificatie van de vestigingseenheid die het product levert: (voorbeeld: veevoederbedrijf X + adres. Hier wordt niet het adres van de administratieve zetel van het bedrijf ingevuld, maar het adres van de werkelijke productieplaats) Indien u de werkelijke productieplaats niet kent, noteert u welke handelaar of transporteur het product op het bedrijf heeft afgeleverd:
1. Het vervoer gebeurt door de leverancier: u noteert de identificatie van de leverancier (ondernemingsnummer).
2. Het vervoer gebeurt door een transporteur maar in opdracht van de leverancier: u noteert de identificatie van de leverancier (ondernemingsnummer) en de identificatie van het voertuig.
3. Het vervoer gebeurt door of onder controle van een onafhankelijke derde (handelaar): de ontvanger registreert de identificatie van de derde en de identificatie van het voertuig.
Het aanvoerregister omvat:
Product | Welk type registratiedocument? |
Bedrijfseigen ruwvoeder: | teeltfiche of andere registratie |
Bedrijfseigen mengvoeder | Leveringsbons aankoop grondstoffen (aard, hoeveelheid, herkomstadres); Register productie: datum en hoeveelheid |
Handel tussen collega-landbouwers | Lijst leveringen met leveringsdatum, type, naam, adres landbouwer, hoeveelheid |
Aangekochte voeders (toevoegingsmiddelen, voormengsels, voedermiddelen en aanvullende diervoeders), | Leveringsbonnen en/of facturen, |
Gemedicineerd voeder | voorschriften, leveringsbonnen en/of facturen en etiketten |
Mengvoeder | Leveringsbonnen en/of facturen, en etiketten (lijst ingrediënten) |
Scheikundige, plantaardige of dierlijke producten bestemd voor dierlijke of menselijke voeding: dit zijn mineralen, vitamines, sporenelementen, voedingssupplementen, additieven | Leveringsbon - factuur |
Diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders | Voorschriften, Toedienings- en verschaffingsdocumenten |
Meststoffen of bodemverbeteraars | Leveringsbon of factuur |
Gewasbeschermingsmiddelen | Leveringsbon, factuur |
Vermeerderingsmateriaal (sperma, embryo’s) | Leveringsbon, factuur |
Dieren waarvan producten bestemd zijn voor menselijke voeding | Runderen en kalveren: Permanente bedrijfsinventaris, Registratie in Sanitel Schapen: inventaris + |
verplaatsingsdocumenten (kopie) Varkens: kopie laad-losbon, bedrijfsinventaris Pluimvee: aanvoergegevens dieren (zie ook 7.2.1: register) | |
Voor volksgezondheid belangrijke analyseresultaten van bij dieren genomen monsters (Voorbeeld: monsternames Salmonella) | Analyserapporten labo |
Controles van dieren of producten dierlijke oorsprong | Analyserapport labo; Gegevens databank Sanitrace |
Materiaal dat in direct contact komt met producten bestemd voor menselijke voeding. Voorbeelden: ontsmettingsmiddelen voor melkhuisje, eierlokaal, spray- en dipmiddelen, biociden | Leveringsbon, factuur |
1.6.2. Afvoerregister (Dossier UIT)
T2 | Elke exploitant moet beschikken over systemen of procedures waarmee van de afgevoerde dieren of producten een aantal gegevens worden geregistreerd. | A |
Product | Hoe registeren |
Verkochte dieren en producten | Documenten Sanitel, bedrijfsregister, facturen, laad- en losbonnen (Varkens), verplaatsingsdocumenten (kleine herkauwers) |
Geoogste gewassen die worden verkocht | Facturen, lijst leveringen tussen collega- landbouwers |
In het afvoerregister worden dezelfde gegevens genoteerd als in het aanvoerregister. Het afvoerregister omvat:
1.6.3. Afvalstoffenregister (Dossier UIT)
T3 | Producten die niet meer geschikt zijn voor dierlijke of menselijke voeding of die een gevaar kunnen betekenen voor de gezondheid van mens of dier dient op het bedrijf apart te worden opgeslagen en afgevoerd door een erkende ophaler/verwerker. | A |
Deze producten mogen onder geen enkele voorwaarde in de voedselketen terechtkomen. In het kader van de traceerbaarheid is het belangrijk dat de veehouder registreert wat er met deze voor voeding ongeschikte producten is gebeurd.
Voorbeelden: de opsomming hieronder is louter bedoeld als voorbeeld. De situaties waarbij producten niet meer geschikt zijn voor verder gebruik op het bedrijf of voor menselijke voeding zijn niet beperkt tot deze voorbeelden.
✓ Melk blijkt te hoge gehalten dioxines te bevatten.
✓ Aangekocht perspulp is ongeschikt voor de voeding van het vee.
Deze situaties zijn eerder uitzonderlijk op het landbouwbedrijf, maar in voorkomend geval is het aangewezen dat de veehouder een register bijhoudt waarin wordt aangegeven:
✓ De aard van het afval
✓ De datum van afvoer
Product | Hoe registeren |
Kadavers | Ophaalbonnen of periodiek overzicht Rendac |
Product niet geschikt voor menselijke voeding: (vb. melk, eieren) | Ophaalbon erkende ophaler en/of verwerker |
Veevoeder en voedermiddelen niet geschikt als diervoeder | Ophaalbon erkende ophaler / verwerker Enkel voeder en voedermiddelen die niet op het bedrijf kunnen verwerkt worden, moeten geregistreerd worden. |
✓ De identificatie van de ophaler / erkend verwerkingsbedrijf Het afvalstoffenregister omvat:
1.7 Meldingsplicht
Elke exploitant in de voedselketen moet voldoen aan de meldingsplicht. Er wordt melding gemaakt indien een product schadelijk kan zijn voor de gezondheid van mens, dier of plant. Voor de primaire dierlijke productie houdt deze meldingsplicht concreet in dat de veehouders verplicht zijn het FAVV te melden wanneer er een vermoeden of verdenking is van een aangifteplichtige dierenziekte. Indien een product een mogelijk gevaar voor de menselijke of dierlijke gezondheid inhoudt, dient dit alleen te worden gemeld indien de acties die op het bedrijf werden ondernomen niet voldoende waren om de schade te beperken. De meldingsplicht heeft tot doel zo snel mogelijk te kunnen optreden en verdere besmetting in de voedselketen te beperken.
Voorbeeld: indien residuen van antibiotica ongewild in de tankmelk terechtgekomen zijn, onderneemt de melkveehouder onmiddellijk actie door de melkerij te verwittigen en de melk niet te laten ophalen. In dat geval is er geen gevaar meer voor de verdere schakels in de keten en dient er geen melding te worden gemaakt aan het FAVV. Indien daarentegen de gecontamineerde melk al is opgehaald, brengt de melkveehouder zowel de melkerij als het FAVV hiervan op de hoogte, zodat de betrokken melk kan worden opgespoord en vernietigd.
Alle bepalingen die verband houden met de meldingsplicht zijn aangeduid met een code “N” (Notificatie) en een oplopend cijfer.
N1 | Melding schadelijke producten aan FAVV. | A |
✓ De veehouder stelt het FAVV onmiddellijk in kennis als hij redenen heeft om aan te nemen dat een door hem ingevoerd, geproduceerd, gekweekt, geteeld, verwerkt, vervaardigd of gedistribueerd product schadelijk kan zijn voor de gezondheid van mens, dier of plant.
✓ De veehouder stelt het FAVV tevens in kennis van de maatregelen die hij heeft genomen om risico’s te voorkomen.
✓ Concreet doet de veehouder telefonisch melding bij de PCE.
✓ Gelijktijdig kan via fax of e-mail een meldingsformulier doorgestuurd worden (bijlage N1, 1.9.5).
✓ Tevens kunnen derden onverwijld melding doen bij het FAVV indien er redenen zijn om aan te nemen dat er producten in de handel zijn die niet beantwoorden aan de voedselveiligheidsvoorschriften. Specifiek kan melding gedaan worden door elk laboratorium, elk controleorganisme en iedere persoon die beroepshalve sanitair toezicht houdt op het veebedrijf.
N2 | Melding schadelijk diervoeder aan FAVV. | A |
✓ De veehouder stelt het FAVV onmiddellijk in kennis als hij weet heeft van een lot grondstoffen of dierenvoeder dat een belangrijk gevaar oplevert voor de gezondheid van mens of dier.
✓ De veehouder kan het lot in bezit hebben of gehad hebben of betrokken zijn bij het verhandelen van het lot.
✓ De veehouder beschikt over informatie die aanduidt dat het lot ongeschikt is voor gebruik in dierenvoeding. De ongeschiktheid kan een gevolg zijn van het feit dat:
het lot geen goede sanitaire, wettelijke of handelskwaliteit heeft, het lot niet conform is met de maximale gehalten voor ongewenste substanties en producten.
De melding bij het FAVV gebeurt ook indien de vernietiging van het lot wordt overwogen.
Concreet doet de veehouder telefonisch melding bij de PCE.
Gelijktijdig kan via fax of e-mail een meldingsformulier doorgestuurd worden (bijlage N1).
De melding kan ook gebeuren door elk ander persoon die beroepshalve weet heeft van dergelijk lot.
N3 | Melding aangifteplichtige (besmettelijke) dierenziekten en zoönosen aan FAVV. | A |
(Zie ook hoofdstuk 1.3: Dierengezondheid)
In het “richtsnoer meldingsplicht” van het FAVV wordt in bijlage III een overzicht gegeven van de aangifteplichtige dierenziekten en zoönosen. Dit is terug te vinden op de website van het FAVV onder
Startpagina > Beroepssectoren > Meldingsplicht > Meldingsplicht en meldingslimieten.
Dit overzicht is eveneens opgenomen in bijlage N2 (1.9.6) .
De veehouder die vermoedt dat een besmettelijke ziekte aanwezig is bij zijn dieren, dient onmiddellijk een dierenarts te ontbieden. Dit is steeds de bedrijfsdierenarts bij rundvee, varkens en pluimvee.
Voor de melding bij de PCE laat de veehouder zich bijstaan door de dierenarts die het meldingsformulier mede ondertekent.
1.8 Transport van eigen dieren door de veehouder
Dit hoofdstuk is alleen van toepassing voor veehouders die zelf hun eigen dieren vervoeren.
Van zodra u dieren van iemand anders vervoert wordt dit beschouwd als “commercieel transport” en heb je hiervoor een toelating en een getuigschrift van vakbekwaamheid nodig. Dit commercieel transport valt buiten deze sectorgids.
In bijlage T3 (1.9.18) wordt het verschil tussen commercieel en niet commercieel transport verder gespecificeerd.
1.8.1. Toelating vervoerder en getuigschrift van vakbekwaamheid
Meestal heb je als vervoerder geen toelating en getuigschrift nodig. Dat is zo als aan al de volgende voorwaarden voldaan is:
✓ Transport van eigen dieren
✓ Zelf uitvoeren of vergezellen van het transport
✓ Met eigen voertuig
✓ Verplaatsingsafstand <50km.
✓ Transport binnen België
Indien u enkel 1 eigen fokdier transporteert in België, dan is hiervoor ook geen toelating nodig, ongeacht de verplaatsingsafstand.
1.8.2. Verplaatsingsafstand
✓ Indien het transport gebeurt in het kader van de bedrijfsvoering, bijvoorbeeld verplaatsen van dieren van en naar de weide, stal, kliniek, prijskamp enz., waarbij geen dieren verhandeld, verkocht of aangekocht worden, dan geldt deze afstandsbeperking NIET en is er dus geen getuigschrift of toelating vervoerder vereist.
✓ Indien dieren om commerciële redenen getransporteerd worden, bijvoorbeeld naar het slachthuis of een veemarkt, dan is WEL een toelating als vervoerder nodig indien de afgelegde afstand groter is dan 50km.
Een uitzondering hierop geldt enkel en alleen indien slechts 1 fokdier verplaatst wordt. Voor 1 slachtdier geldt deze uitzondering niet en is dus toch een toelating als vervoerder nodig.
De toelating als vervoerder moet aangevraagd worden bij de PCE door middel van een aanvraagformulier. Contacteer uw PCE indien u hierover meer informatie wenst. Meer informatie betreffende het getuigschrift voor vakbekwaamheid kan u bekomen bij DGZ en CER.
Opm.: Indien u inderdaad een toelating nodig heeft dan valt deze activiteit niet onder deze gids. Wilt u als transporteur toch van de bonus op de FAVV-heffing profiteren dan moet u dit commercieel transport laten valideren door het FAVV
1.8.3. Gekeurd vervoermiddel
Transportmiddelen moeten geschikt zijn voor het transport van dieren.
Wanneer je geen toelating als vervoerder nodig hebt, is ook geen keuring van het transportmiddel en geen getuigschrift voor vakbekwaamheid vereist.
1.8.4. Administratieve formaliteiten bij transport
In het algemeen moeten de elementen uit artikel 4 van Verordening 1/2005 steeds aanwezig zijn tijdens het vervoer. Dit artikel bepaalt dat dieren enkel mogen vervoerd worden indien in het voertuig documenten met volgende gegevens aanwezig zijn:
✓ de herkomst en de eigenaar;
✓ de plaats van vertrek;
✓ datum en uur van vertrek;
✓ de plaats van bestemming;
✓ de verwachte duur van het voorgenomen transport.
Deze vervoersdocumenten worden nader toegelicht in de paragraaf “transport” bij de diersoortspecifieke hoofdstukken.
1.8.5. Dierengezondheid bij transport
Zieke of gewonde dieren mogen niet vervoerd worden, tenzij in volgende uitzonderingsgevallen:
✓ het gaat om licht gewonde of zieke dieren waarvoor het vervoer geen bijkomend lijden veroorzaakt,
✓ het vervoer van een individueel dier met het oog op diergeneeskundige verzorging.
1.8.6. Dierenwelzijn bij transport
Zie erop toe dat het welzijn van de dieren wordt gegarandeerd tijdens laden, transport en lossen. Daarbij gaat bijzondere aandacht naar:
✓ Ga na of de dieren in kwestie geschikt zijn voor en bestand zijn tegen het vervoer.
✓ Het gebruik van kalmeermiddelen is verboden.
✓ Het gebruik van elektrische drijfmiddelen is verboden.
✓ Hanteer een rustige rijstijl om geen bijkomende stress te veroorzaken.
✓ Hou de reistijd zo kort mogelijk door voor de kortste, geschikte weg te kiezen.
✓ Gebruik enkel hiervoor ontworpen en goed onderhouden vervoermiddelen.
1.8.7. Uitrusting en hygiëne
Tijdens het transport moeten dieren over voldoende ruimte beschikken om in hun natuurlijke houding rechtop te kunnen blijven staan, en zonder dat ze gehinderd worden in hun natuurlijke bewegingen. De dieren moeten worden beschermd tegen de bewegingen van het vervoermiddel, bijvoorbeeld door tussenschotten.
Vervoermiddelen moeten steeds worden gereinigd en ontsmet in de volgende situaties
✓ op verzamelcentra indien na het lossen opnieuw dieren worden geladen,
✓ voordat een leeg voertuig het slachthuis verlaat, op een daarvoor ingerichte plaats van het slachthuis, met een bewijs van de uitbater van het slachthuis dat de reinigingsinstallatie van het slachthuis werd gebruikt; Dit wordt genoteerd in een ontsmettingsregister
✓ reiniging en ontsmetting vóór het vervoer van dieren, indien voorafgaand een vervoer werd gedaan van producten die de gezondheid van de dieren kunnen aantasten.
Het is in elk geval aan te bevelen om het vervoermiddel na elk transport grondig te reinigen en te ontsmetten.
Externe vervoermiddelen worden alleen op veebedrijven toegelaten wanneer zij visueel proper zijn.
1.9 Bijlagen bij de Algemene Voorwaarden
1.9.1 | Model aanvraagformulier voor een registratie, een toelating en/of een erkenning | |
1.9.2 | Stoffen die niet in diervoeder mogen worden gebruikt | |
1.9.3 | Gebruik van verwerkt dierlijk eiwit | |
1.9.4 | Voorbeeld voorschrift gemedicineerd voeder | |
1.9.5 | Meldingsformulier FAVV | |
1.9.6 | Dierengezondheid: aangifteplichtige dierziekten en zoönosen | |
1.9.7 | Begeleidingsdocument levende dieren | |
1.9.8 | Activatie en/of heractivatie van een beslag | |
1.9.9 | Overeenkomst bedrijfsdierenarts en plaatsvervanger | |
1.9.10 | Overeenkomst bedrijfsbegeleidende dierenarts | |
1.9.11 | Bezoekrapport diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding | |
1.9.12 | Toedienings- en verschaffingsdocument | |
1.9.13 | Aanwezigheid van diergeneesmiddelen | |
1.9.14 | Diergeneesmiddelenregister | |
1.9.15 | Bestelbon diergeneesmiddelenregister | |
1.9.16 | Voorbeelddocument voor het vervoer van in nood geslachte dieren | |
1.9.17 | Diergeneeskundig voorschrift | |
1.9.18 | Commercieel – niet commercieel transport |
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV)
Model aanvraagformulier voor een registratie, een toelating en/of een erkenning
I. AARD VAN DE AANVRAAG
Deze aanvraag betreft :
een registratie, een toelating of een erkenning nieuwe activiteit(en)
een stopzetting van één of meerdere activiteiten een volledige stopzetting van de activiteiten een wijziging van administratieve gegevens
II. IDENTIFICATIE OPERATOR (ONDERNEMING/NATUURLIJK PERSOON) | |||
Ondernemingsnummer/Rijksregisternummer/INSZ (1) : | |||
Maatschappelijke benaming (2) *: | |||
Naam (3à : | Voornaam (3) : | ||
Afkorting (2 *): | |||
Juridische vorm (2 *): | |||
Adres *: | Straat: | Nr: | Bus: |
Postcode: | Gemeente: | ||
Land: | |||
Telefoon: |
| ||
Fax: | |||
E-mail: | |||
(1) Ondernemingen reeds geregistreerd in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBP) in uitvoering van de wet van 16 januari 2003 of van haar uitvoeringsbesluiten vullen hier hun ondenemingsnummer in. - Natuurlijke personen vullen hier hun Rijksregisternummer of hun INSZ in (het nummer bevindt zich in de rechterbovenhoek van de SIS-kaart). - Indien één van deze nummers wordt ingevuld hoeven de identificatiegegevens, aangeduid met een *, noch latere wijzigingen worden ingevuld, voor zover deze gegevens reeds werden overgemaakt aan de KBO, aan uw gemeente of aan een Belgisch ziekenfonds voor de buitenlanders. - Rechtspersonen naar buitenlands of internationaal recht die in België beschikking over een zetel en die niet geregistreerd zijn in de KBO, vullen hier hun internationaal identificatienummer en het type van nummer in en vullen tevens onderstaande identificatiegegevens in. (2) Enkel in te vullen door ondernemingen (3) Enkel in te vullen door natuurlijke personen en ondernemingen natuurlijke personen. |
III. IDENTIFICATIE VAN DE VESTIGING | |||||
Vestigingseenheidnummer (1) (3): | |||||
Commerciële naam (3) *: | |||||
Adres (2 )* : | Straat: | Nr : | Bus: | ||
Postcode | Gemeente: | ||||
Land: | |||||
Telefoon: | |||||
Fax: | |||||
E-mail: | |||||
Identificatiegegevens van de contactpersoon (3): | |||||
Naam: | |||||
Voornaam: | |||||
Functie: | |||||
Telefoon: | Fax: | ||||
GSM: | |||||
E-mail: | |||||
(1) Ondernemingen vullen hier het vestigingseenheidnummer in dat toegekend werd door de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) in uitvoering van de wet van 16 januari 2003 of haar uitvoeringsbesluiten. Indien het vestigingseenheidnummer wordt ingevuld hoeven de identificatiegegevens aangeduid met een *, noch latere wijzigingen ingevuld te worden voor zover deze gegevens reeds werden overgemaakt aan de KBO. (2) Natuurlijke personen die hun activiteiten elders wensen uit te oefenen dan op hun thuisadres, vullen hier de adresgegevens in waar de activiteit wordt uitgeoefend. (3) Enkel in te vullen door ondernemingen |
Module C: Dierlijke productie Bijlage 1
IV. ACTIVITEIT Vermeld hier elke Indien u meerdere De lijst met de betro - op de inter - bij de pro | EN nieuwe activiteit of elke stopzetting va activiteiten vermeldt, vul eerst uw ho kken activiteiten, evenals de plaats netsite van het FAVV (zie Beroepss vinciale controle-eenheden (PCE Plaatscode | n activiteiten onderworpen aan een ofdactiviteit in (de economisch mee codes, de activiteitcodes en de pro ectoren > Erkenningen, toelatingen ) Activiteitcode | registratie, een toelatin st belangrijke activiteit). ductcodes zijn beschikbaa en registratie) Productcode (indien beschikbaar) | g of een erkenning bij r: Nieuwe activiteit | het FAVV. Stopzetting | Datum |
Hoofdactiviteit | ….../….../…….. | |||||
….../….../…….. | ||||||
….../….../…….. | ||||||
….../….../…….. | ||||||
….../….../…….. | ||||||
….../….../…….. | ||||||
….../….../…….. | ||||||
….../….../…….. | ||||||
….../….../…….. | ||||||
….../….../…….. | ||||||
Ik wens een schriftelijke bevestiging van mijn registratie: JA / NEEN |
V. IDENTIFICATIE EXPLOITANT
U dient enkel deze rubriek in te vullen indien u een activiteit hebt opgegeven waarvoor er een erkenning of toelating is vereist.
De lijst met deze activiteiten is beschikbaar:
op de internetsite van het FAVV (zie Beroepssectoren > Erkenningen, toelatingen en registratie)
bij de provinciale controle-eenheden (PCE)
Bent u zelf exploitant (1) van de inrichting waarin u bovenstaande activiteiten wenst uit te oefenen?
Ja. In dit geval wordt uw aanvraag van toelating en erkenning automatisch geregistreerd.
Neen. In dit geval wenst u uw activiteiten uit te oefenen in een inrichting waarvoor reeds een toelating en/of erkenning aan een andere exploitant werd verleend. Geef het erkennings- of toelatingsnummer van de exploitant voor deze inrichting:
(1) De exploitant is de operator aan wie de erkenning of de toelating wordt afgeleverd en die verantwoordelijk is voor de naleving van de reglementering in de inrichting.
VI. AANVULLENDE INFORMATIE
Indien u andere relevante informatie wil communiceren, kan u dit hier doen:
Aantal bijlagen bij de aanvraag:
Bij een aanvraag van een erkenning of toelating kan het FAVV aanvullende gegevens opvragen. Deze aanvraag wordt pas als volledig beschouwd na ontvangst van deze gegevens. Een overzicht van deze aanvullende gegevens is beschikbaar op de internetsite van het FAVV (rubriek Beroepssectoren > Erkenningen, toelatingen en registratie > Erkennings-, toelatings- en registratievoorwaarden).
VII. HANDTEKENING VAN DE AANVRAGER
Naam: Voornaam: Functie (1) :
Datum: ……./ ……../ ……………….
Volledig en naar waarheid ingevuld Handtekening:
(1) Enkel in te vullen door ondernemingen als rechtspersoon.
Diervoeder – stoffen die niet in diervoeder mogen worden gebruikt
Gebaseerd op de Europese negatieve lijst en de Belgische wetgeving, mogen volgende stoffen niet gebruikt worden in diervoeder:
Stof | Wet | Art. |
Hormonale en antihormonale stoffen | KB 08.02.1999 | 10 |
Giftige en schadelijke stoffen | 3 & 5 | |
Niet-toegelaten gemedicineerde voeders | 37 & 44 | |
Niet-toegelaten toevoegingmiddelen | 7 & 8 | |
Niet-toegelaten vetten en oliën: Gerecycleerde oliën en vetten | KB 03.05.2006 Verordening (EG) 1069/2009 (EG) 142/2011 | |
Niet-toegelaten vetten en oliën: Ongefilterde xxxxxx xxx xxxxxxxxxx | MB 01.12.1999 | 4 |
Niet-toegelaten genetisch gemodificeerde organismen | Verordening (EG) Nr. 1829/2003 | |
Faecaliën, urine en de door het leegmaken of verwijderen van het spijsverteringskanaal vrijgekomen inhoud daarvan, ongeacht de behandeling die zij hebben ondergaan of het mengsel waarin zij zijn verwerkt | KB 08.02.1999 | 4 |
Met looistoffen behandelde huiden en afval daarvan | ||
Na het oogsten met het oog op de bestemming ervan met fytofarmaceutische producten behandelde zaden, planten of ander plantaardig teeltmateriaal, en de daarvan afgeleide bijproducten | ||
Met houtbeschermingproducten behandeld hout en zaagsel, alsmede afgeleide producten van aldus behandeld hout en zaagsel | ||
Afval (slib) bekomen in waterzuiveringinrichtingen in de loop van de behandeling van stads-, huishoudelijk of industrieel afvalwater, onafgezien van het toegepaste procedé of de oorsprong van het aldus behandelde water | ||
Vast stadsafval, bijvoorbeeld huishoudelijk afval | ||
In verband met de versheid ongeschikt geachte voedingsmiddelen die producten van dierlijke oorsprong bevatten; afval van voor menselijke consumptie bestemde voedingsmiddelen afkomstig van kantines, eetgelegenheden, cateringbedrijven of van de woning van de veehouder, die producten van dierlijke oorsprong bevatten en die bestemd zijn voor voedering aan dieren waarvan het vlees of de producten bestemd zijn voor de productie van voedingsmiddelen | ||
Verpakkingen en delen van verpakkingen afkomstig van het gebruik van producten van de voedingsmiddelenindustrie | ||
Verwerkt dierlijk eiwit: volgens de bepalingen vastgelegd in Verordening (EG) Nr. 999/2001 |
Diervoeder – gebruik van verwerkt dierlijk eiwit
1.Sinds 01.01.2001 is het gebruik van verwerkt dierlijk eiwit in diervoeder strikt gereglementeerd in het kader van beschermingsmaatregelen ten aanzien van BSE (gekke koeienziekte).
1. Toegelaten in voeder voor alle dieren Melk, melkproducten en biest Eieren en eiproducten
Gelatine afgeleid van andere dieren dan herkauwers Gehydrolyseerd eiwit afgeleid van dieren andere dan herkauwers Leder en huid van niet-herkauwers
Xxxxxxx als melkvervanger voor jonge herkauwers
2. Toegelaten in voeder voor dieren andere dan herkauwers & verboden in voeder voor herkauwers
Bicalciumfosfaat en tricalciumfosfaat van dierlijke oorsprong Gehydrolyseerd eiwit afgeleid van huiden en vellen van herkauwers Vismeel andere dan melkvervangers bij jonge herkauwers Bloedproducten van niet-herkauwers
Het gebruik van bovenstaande in voeder voor dieren andere dan herkauwers kan
enkel indien geproduceerd conform de voorschriften van Verordening Nr. (EG) 1069/2009 en (EG) 142/2011, en indien gebruikt op veebedrijven waarop geen herkauwers aanwezig zijn.
3. Verboden in voeder voor alle dieren Beendermeel
Bloedmeel (toegelaten voor vissen) Diermeel
Gedroogde kanen
Gedroogd plasma en andere bloedproducten
Gelatine en andere soortgelijke producten – met inbegrip van mengsels, diervoeders, toevoegsels bestemd voor vervoederen en voormengsels die deze producten bevatten
Hoefmeel Hoornmeel Pluimveemeel
Slachtafvalmeel van pluimvee Verenmeel Vleesbeendermeel
FORMULIER VOOR EXPLOITANTEN VAN DE SECTOR
VAN DE PRIMAIRE DIERLIJKE PRODUCTIE
Zoals voorzien in bijlage III van het ministerieel besluit van 22 januari 2004 betreffende de modaliteiten voor de meldingsplicht in de voedselketen.
IN TE VULLEN DOOR DE EXPLOITANTEN VAN DE SECTOR VAN DE PRIMAIRE DIERLIJKE PRODUCTIE EN / OF DE DIERENARTS
ALGEMENE INFORMATIE
01: | HET BEDRIJF DAT DE MELDING DOET (schrappen wat niet van toepassing is) | VEEHOUDER / DIERENARTS |
02: | VERANTWOORDELIJKE VAN DE PRIMAIRE DIERLIJKE PRODUCTIE (NAAM, ADRES, TEL., FAX, E-MAIL, GSM) BESLAG N° (8 cijfers) | |
03: | DIERENARTS (NAAM, ADRES, TEL., FAX, E-MAIL, GSM) NUMMER VAN DE ORDE | |
04: | DATUM EN UUR VAN DE MELDING |
PRODUCT
05: | BETROKKEN DIEREN: - DIERSOORT - AANTAL PER DIERSOORT - SANITELNUMMERS (oornummers) | |
06: | BETROKKEN DIERENVOEDERS (indien van toepassing) : - LEVERANCIER (NAAM, ADRES, TEL., FAX, E-MAIL, GSM) - NAAM DIERENVOEDER |
GEVAAR
07: | HET GEVAAR BETREFT (schrappen wat niet van toepassing is) | DIERZIEKTE / DIERVOEDER / MEDICATIE / ANDERE |
08: | AARD VAN HET GEVAAR (naam dierziekte of de omschrijving van het probleem) | |
09: | MONSTERS OPGESTUURD NAAR LABO EN DE COÖRDINATEN VAN DAT LABO | |
10: | RESULTATEN VAN DE ANALYSES (indien van toepassing) | |
11: | DATUM BEMONSTERING (indien van toepassing) |
GETROFFEN MAATREGELEN:
12: | REEDS ONDERNOMEN MAATREGELEN |
ANDERE INFORMATIE
13: | BIJ FAVV GECONTACTEERD PERSOON | |
14: | ANDERE INFORMATIE |
XXXXXXX DIE VERANTWOORDELIJK IS VOOR DE VERZENDING VAN DE MELDING:
Verantwoordelijke van de primaire dierlijke productie / dierenarts (schrappen wat niet van toepassing is)
Handtekening verantwoordelijke van de primaire dierlijke productie:
Handtekening dierenarts:
Dierengezondheid – aangifteplichtige dierziekten en zoönosen
De lijst van aangifteplichtige dierziekten kan geraadpleegd worden op de website van het FAVV:
xxxx://xxx.xxxxx.xx/xx/xx-xx/xxxxxxx_xx.xxx . De lijst bestaat uit:
Diersoort | Aangifteplichtige dierziekte |
Alle zoogdieren | Boutvuur Hondsdolheid Miltvuur |
Alle herkauwers | Blauwe tongziekte (Blue Tongue) Mond- en klauwzeer Pest bij kleine herkauwers Rift Valley Fever Runderpest |
Rundvee | Besmettelijke pleuropneumonie Boviene spongiforme encephalopathie Enzoötische runderleucose Klinische tuberculose Nodulaire dermatose Runderbrucellose (B. abortus) Trichomoniase en vibriose Vesiculaire stomatitis |
Varkens | Afrikaanse varkenspest Enzoötische encephalomyelitis (ziekte van Teschen) Klassieke varkenspest Mond- en klauwzeer Mysterious Reproductive Syndrome (M.R.S.) Trichinose Varkensbrucellose (B. suis) Vesiculaire stomatitis Vesiculaire varkensziekte Ziekte van Xxxxxxxx |
Paardachtigen | Besmettelijke baarmoederontsteking Dourine Enzoötische meningo-encefalo-myelitis Epizoötische lymfangitis Infectieuze anemie Malleus en worm Paardenpest Sarcoptes- en psoroptes schurft Vesiculaire stomatitis |
Diersoort | Aangifteplichtige dierziekte |
Pluimvee | Infectieuze laryngotracheïtis Pseudo-vogelpest (Newcastle disease) Psittacose – ornithose Vogelcholera (pasteurellosis) Vogelpest (in verschillende vormen) Ziekte van Xxxxx Xxxxxxxxxxx |
Konijnen | Myxomatose Tularemie Virale hemorragische ziekte van het konijn |
Geiten en schapen | Brucellosen (B. abortus, B. melitensis en B. ovis) Rotkreupel bij schapen Sarcoptes-, psoroptes- en chorioptes schurft Schapenpokken Scrapie |
Hertachtigen | Enzoötische hemorragische ziekte bij herten |
Zoönosen en zoönoseverwekkers
1. Virale zoönosen:
- norovirus
- hepatitis A-virus
- influenzavirus
- rabiës
- door arthropoden overgedragen virussen
2. Bacteriële zoönosen:
- borreliose en de verwekkers daarvan
- botulisme en de verwekkers daarvan
- leptospirose en de verwekkers daarvan
- psittacose en de verwekkers daarvan
- andere vormen van tuberculose dan bedoeld onder lijst I
- vibriose en de verwekkers daarvan
- yersiniose en de verwekkers daarvan
3. Parasitaire zoönosen:
- anisakiase en de verwekkers daarvan
- cryptosporidiose en de verwekkers daarvan
- cysticercose en de verwekkers daarvan
- toxoplasmose en de verwekkers daarvan
Begeleidingsdocument vervoer levende dieren
Eerste registratie Beslag
D. Gegevens van de verantwoordelijke en klant (IN DRUKLETTERS)
Diersoort : ................................................................. | |
Verantwoordelijke | Facturatieadres (klant) |
(moet een natuurlijk persoon zijn) | (indien verschillend van verantwoordelijke) |
❐ natuurlijk persoon ❐ rechtspersoon (firma) | |
Naam : .................................................... | Naam : ........................................................ |
Voornaam : .................................................... | Voornaam : ........................................................ |
Geboortedatum : .................................................... | Geboortedatum : ........................................................ |
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk | Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk |
Straat + nr. + bus : .................................................... | Straat + nr. + bus : ........................................................ |
Postnr. + deelgemeente : ........................................... | Postnr. + deelgemeente : ............................................. |
Fusiegemeente : .................................................... | Fusiegemeente : ........................................................ |
Tel. : .................................................... | Tel. : ........................................................ |
Fax : .................................................... | Fax : ........................................................ |
GSM : .................................................... | GSM : ........................................................ |
BTW-nr. : .................................................... | BTW-nr. : ........................................................ |
Rekeningnr. : .................................................... | Rekeningnr. : ............................................. |
Datum : ....................................................................... Handtekening verantwoordelijke : | Datum : ...................................................................... Handtekening klant : |
Diersoort : ............................................................... | |
Verantwoordelijke | Facturatieadres (klant) |
(moet een natuurlijk persoon zijn) | (indien verschillend van verantwoordelijke) |
❐ natuurlijk persoon ❐ rechtspersoon (firma) | |
Naam : .................................................... | Naam : ........................................................ |
Voornaam : .................................................... | Voornaam : ........................................................ |
Geboortedatum : .................................................... | Geboortedatum : ........................................................ |
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk | Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk |
Straat + nr. + bus : .................................................... | Straat + nr. + bus : ........................................................ |
Postnr. + deelgemeente : ........................................... | Postnr. + deelgemeente : ............................................. |
Fusiegemeente : .................................................... | Fusiegemeente : ........................................................ |
Tel. : .................................................... | Tel. : ........................................................ |
Fax : .................................................... | Fax : ........................................................ |
GSM : .................................................... | GSM : ........................................................ |
BTW-nr. : .................................................... | BTW-nr. : ........................................................ |
Rekeningnr. : .................................................... | Rekeningnr. : ............................................. |
Datum : ....................................................................... Handtekening verantwoordelijke : | Datum : ...................................................................... Handtekening klant : |
Varkens – overeenkomst bedrijfsdierenarts & plaatsvervanger
Overeenkomst tussen de verantwoordelijke en de bedrijfsdierenarts ter uitvoering van de reglementaire controles en de profylactische ingrepen bij de varkens
1. Ondergetekende, (naam en voornaam)
............................................................................................................................................................... (volledig adres)
verantwoordelijke van het beslag met nr : ............................................................... gelegen te : ..................................
............................................................................................................................................................... (volledig adres)
duidt in toepassing van artikel 2, koninklijk besluit van 15 februari 1995 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige varkensziekten
Dr (naam en voornaam)
aan, erkende dierenarts te (postcode en gemeente)
........................................................................................................................................................... (straat en nummer)
als bedrijfsdierenarts belast met de uitvoering van de reglementaire controles en de profylactische ingrepen in de bestrijding van aangifteplichtige varkensziekten.
2. Ondergetekende, Dr (naam en voornaam)
erkende dierenarts te (postcode en gemeente)
ingeschreven bij de Orde onder het nummer verklaart kennis genomen te hebben van zijn
aanduiding als bedrijfsdierenarts door de heer/Mevrouw ...............................................................................................
......................................................................................................................................................... (naam en voornaam)
.................................................................................................................................................................. (volledig adres)
verantwoordelijke van het beslag met nv. .............................................................................................................................
voor de uitvoering van de reglementaire controles en de profylactische ingrepen in de bestrijding van aangifteplichtige varkensziekten.
3. Gedaan te ................................................ ........................................................, op ........................................................
in twee exemplaren, één voor de verantwoordelijke en één voor de dierenarts die een afschrift van zijn exemplaar zal overmaken aan de inspecteur-dierenarts.
Handtekeningen :
Verantwoordelijke, Bedrijfsdierenarts,
Overeenkomst ter aanduiding van een plaatsvervangend dierenarts
1. Ondergetekende, (naam en voornaam)
................................................................................................................................................................................................
.................................................................................................................................................................. (volledig adres) verantwoordelijke van het beslag met nr. ................................................................. gelegen te ...................................
................................................................................................................................................................................................
................................................................................................................................................................... (volledig adres) en ondergetekende, Dr (naam en voornaam)
bedrijfsdierenarts voor bovengenoemd beslag, ingeschreven bij de Orde onder het nummer ....................................
gedomicilieerd te ..............................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................... (postcode en gemeente)
............................................................................................................................................................ (straat en nummer) duiden in onderling akkoord, Dr (naam en voornaam)
erkende dierenarts te (postcode en gemeente)
............................................................................................................................................................ (straat en nummer)
aan, als plaatsvervangend bedrijfsdierenarts voor het hier bovengenoemd varkensbeslag.
2. Ondergetekende, Dr (naam en voornaam)
erkende dierenarts te (postcode en gemeente)
ingeschreven bij de Orde onder het nummer verklaart kennis genomen te hebben van zijn
aanduiding als plaatsvervangend bedrijfsdierenarts door de heer/Mevrouw ..................................................................
......................................................................................................................................................... (naam en voornaam)
................................................................................................................................................................................................
.................................................................................................................................................................. (volledig adres)
voor het beslag met nr. ..........................................................................................................................................................
3. Deze aanduiding loopt ten einde binnen de dertig dagen die volgen op de beëindiging door één van beide
partijen van de overeenkomst tussen de verantwoordelijke en de bedrijfsdierenarts voor de uitvoering van bijzondere maatregelen van het epidemiologisch toezicht en de preventie van aangifteplichtige varkensziekten.
4. Gedaan te ........................................................ ..................................................., op ......................................................
in drie exemplaren, één voor de verantwoordelijke, één voor de bedrijfsdierenarts en één voor de plaatsvervangend bedrijfsdierenarts die een afschrift van zijn exemplaar aan de inspecteur-dierenarts zal overmaken.
Handtekeningen :
Verantwoordelijke, Bedrijfsdierenarts, Plaatsvervangend bedrijfsdierenarts,
Runderen en vleeskalveren– overeenkomst bedrijfsdierenarts & plaatsvervanger
Overeenkomst tussen de verantwoordelijke en de bedrijfsdierenarts voor uitvoering van de bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en de preventie van aangifteplichtige runderziekten
1. Ondergetekende, (naam en voornaam)
.................................................................................................................................................................... (volledig adres) Verantwoordelijke van het beslag met nr. .................................................................. gelegen te : ......................................
.................................................................................................................................................................... (volledig adres)
duidt in toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 februari 1999 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en de preventie van aangifteplichtige runderziekten
Dr (naam en voornaam)
aan, erkende dierenarts te (postcode en gemeente)
............................................................................................................................................................. (straat en nummer)
als bedrijfsdierenarts belast met de uitvoering van de bijzondere maatregelen van het epidemiologisch toezicht en de preventie van aangifteplichtige runderziekten.
2. Ondergetekende, Dr. (naam en voornaam) ...........................................………………..............................................
erkende dierenarts te (postcode en gemeente)
ingeschreven bij de Orde onder het nummer verklaart kennis genomen te hebben van zijn aanduiding als
bedrijfsdierenarts door de heer/Mevrouw ........................................................................................................................
......................................................................................................................................................... (naam en voornaam)
................................................................……............................................................................................ (volledig adres)
verantwoordelijke van het beslag met nr. ...................................................................................................................
voor de uitvoering van bijzondere maatregelen van het epidemiologisch toezicht en de preventie van aangifteplichtige runderziekten.
3. Xxxxxx te, ............................................................................................................ op ............................................
In twee exemplaren, één voor de verantwoordelijke en één voor de dierenarts die een afschrift van zijn exemplaar zal overmaken aan de inspecteur-dierenarts.
Handtekeningen :
Verantwoordelijke, Bedrijfsdierenarts,
Overeenkomst ter aanduiding van een plaatsvervangend dierenarts Ondergetekende (naam en voornaam)
............................................................................................................................................................... (volledig adres) verantwoordelijke van het beslag met nr. ...................................................................... gelegen te : ...................................
................................................................................................................................................................ (volledig adres)
en ondergetekende, Dr (naam en voornaam)
bedrijfsdierenarts voor bovengenoemd beslag, ingeschreven bij de Orde onder het nummer ..........................................
gedomicilieerd te (postcode en gemeente)
........................................................................................................................................................ (straat en nummer) duiden in onderling akkoord, Dr (naam en voornaam)
erkende dierenarts te (postcode en gemeente)
............................................................................................................................................................ (straat en nummer)
aan, als plaatsvervangend bedrijfsdierenarts voor het hier bovengenoemd rundveebeslag.
2. Ondergetekende, Dr (naam en voornaam)
erkende dierenarts te (postcode en gemeente)
ingeschreven bij de Orde onder het nummer verklaart kennis genomen te hebben van zijn
aanduiding als plaatsvervangend bedrijfsdierenarts door de heer/Mevrouw ............................................... (naam en voornaam)
.................................................................................................................................................................. (volledig adres)
voor het beslag met nr. ................................................................................................................................................
3. Deze aanduiding loopt ten einde binnen de dertig dagen die volgen op de ontbinding door één van beide partijen van de overeenkomst tussen de verantwoordelijke en de bedrijfsdierenarts voor de uitvoering van bijzondere maatregelen van het epidemiologisch toezicht en de preventie van aangifteplichtige runderziekten.
4. Gedaan te, ..................................................................................................... op ..........................................................
in drie exemplaren, één voor de verantwoordelijke, één voor de bedrijfsdierenarts en één voor de plaatsvervangend bedrijfsdierenarts die een afschrift van zijn exemplaar aan de inspecteur-dierenarts zal overmaken.
Handtekeningen :
Verantwoordelijke, Bedrijfsdierenarts, Plaatsvervangend bedrijfsdierenarts,
Pluimvee en Broeierij– overeenkomst verantwoordelijke en bedrijfsdierenarts
1. De ondergetekende (naam en voornaam)
…………………………………………………… ……..………..…………………………………………….. (volledig adres) Verantwoordelijke van het pluimveebeslag gelegen te ………………….…………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………...……… (volledig adres) wijst aan als bedrijfsdierenarts voor het uitvoeren van de reglementaire controles op pluimvee:
dierenarts ……………………………………………………………………………………………… (naam en voornaam) aangenomen dierenarts te (postnummer en gemeente)
……………………………………………………………………………………………………...……… (straat en nummer)
2. De ondergetekende, dierenarts …………………………………………………………..……… (naam en voornaam) aangenomen dierenarts te ………………………………………………………………… (postnummer en gemeente) ordenummer…………………………………………………………………………….………….……………………………………
verklaart kennis genomen te hebben van zijn aanwijzing als bedrijfsdierenarts door de dhr. /mevr.
……………………………………………………………………………………….……………….… (naam en voornaam) verantwoordelijke te ………………………………………..………………………………… (postnummer en gemeente) voor het uitvoeren van de reglementaire controles en hiermede in te stemmen.
Hij verbindt zich ertoe in geval van verhindering of ziekte een aangenomen dierenarts ter vervanging aan te wijzen.
3. Opgesteld de ………………………………………… te ………………………………………..…………………………………
In twee exemplaren, waarvan één bestemd is voor de verantwoordelijke en één voor de dierenarts. De dierenarts maakt een kopie van zijn exemplaar over aan de inspecteur-dierenarts.
Handtekening van de verantwoordelijke, Handtekening van de dierenarts,
…………………………………………. … ……………………………….
Diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding – overeenkomst bedrijfsbegeleidende dierenarts
I.A. Overeenkomst tussen de verantwoordelijke en de dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding
- De ondergetekende, (naam en voornaam)
.................................................................................... ....................................... (volledig adres)
verantwoordelijk voor de diersoort : ........................... ................................................................
op het beslagnummer :............................ gelegen te : ...............................................................
.................................................................................... ................................................................
.................................................................................... ....................................... (volledig adres)
duidt in toepassing van artikel 3 van het Koninklijk Besluit van 10 april 2000 houdende bepalingen betreffende de diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding Dr. .....................................
(naam en voornaam), erkende dierenarts te ............. ................................................................
(postcode en gemeente) (straat en nummer)
aan als dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding voor de hogervermelde diersoort.
- De ondergetekende, Dr (naam en voornaam)
erkende dierenarts te (postcode en gemeente)
ingeschreven in de Orde onder het nummer verklaart kennis genomen te
hebben van zijn/haar aanwijzing als dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding voor de diersoort
.................................................................................... ................................................................ door de heer/mevrouw................................................ ...............................(naam en voornaam)
verantwoordelijke van het beslagnummer ................. ................................................................
gelegen te : ................................................................. ................................................................
.................................................................................... ................................................................
.................................................................................... ....................................... (volledig adres)
- Opgesteld te ......................................................... , op ................................................................
in twee exemplaren, één voor de verantwoordelijke en één voor de dierenarts die een afschrift van zijn exemplaar overmaakt aan de Inspecteur-dierenarts en aan de Gewestelijke Raad van de Orde der dierenartsen.
Handtekeningen : de verantwoordelijke, de dierenarts,
Diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding – overeenkomst plaatsvervangende bedrijfsbegeleidende dierenarts
I.B. Overeenkomst voor het aanwijzen van een plaatsvervangend dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding
- De ondergetekende, (naam en voornaam)
.................................................................................... ........................................(volledig adres)
verantwoordelijk voor de diersoort : .......................... ................................................................
op het beslagnummer :............................ gelegen te : ...............................................................
.................................................................................... ................................................................
.................................................................................... ........................................(volledig adres)
en de ondergetekende, Dr (naam en voornaam)
erkende dierenarts te (postcode en gemeente)
dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding voor de hierboven beslag, ingeschreven in de orde onder het nr. duiden in onderlinge
overeenstemming Dr (naam en voornaam)
erkende dierenarts te (postcode en gemeente)
.................................................................................... ..................................(straat en nummer)
aan als plaatsvervangend dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding van de hieronder vermelde diersoort.
- De ondergetekende, Dr (naam en voornaam)
erkende dierenarts te (postcode en gemeente)
ingeschreven in de Orde onder het nummer verklaart kennis genomen te
hebben van zijn/haar aanwijzing als plaatsvervangend dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding voor de diersoort ........................ ................................................................
door de heer/mevrouw (naam en voornaam)
verantwoordelijke van het beslagnummer ................. ................................................................
gelegen te :................................................................. ................................................................
.................................................................................... ........................................(volledig adres)
- Deze aanduiding is afhankelijk van het bestaan van een bedrijfsbegeleidingovereenkomst tussen de twee ondergetekenden hieronder vervat in punt 1.
- Opgesteld te ......................................................... , op ................................................................
in drie exemplaren, één voor de verantwoordelijke, één voor de dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding en één voor de plaatsvervangende dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding, die een afschrift van zijn exemplaar overmaakt aan de Inspecteur- dierenarts en aan de Gewestelijke Raad van de Orde der dierenartsen.
Handtekeningen : de verantwoordelijke, de dierenarts, de plaatsvervangend dierenarts
Runderen – Vleeskalveren: bezoekrapport diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding
II.A. Bezoekrapport in het kader van een bedrijfsbegeleidingsovereenkomst voor runderen
Beslagnummer : …………………. Datum : ………. / ………. / ……….
Gezondheidstoestand van de dieren aanwezig op het bedrijf
Ja | Analyses | Diagnose | ||
Kalveren : | - Spijsverteringsstoornissen - Ademhalingsstoornissen - Zenuwstoornissen | ............................................... ............................................... ............................................... | ||
Runderen (- dan 2 jaar) : | - Spijsverteringsstoornissen - Ademhalingsstoornissen - Zenuwstoornissen | ............................................... ............................................... ............................................... | ||
Volwassen Runderen : | - Ademhalingsstoornissen | ............................................... | ||
- Melkgiftestoornissen | ............................................... | |||
- Voortplantingstoornissen | ............................................... | |||
- Verwerpingen | ............................................... | |||
- Zenuwstoornissen | ............................................... |
Beheer van de geneesmiddelenreserve (Artikel 5, §3 van dit besluit)
Geneesmiddelen met preventief karakter gebruikt in het kader van de normale bedrijfsplanning
Correct gebruik op basis van de gegevens van het register : JA NEEN
Geneesmiddelen bij gelegenheid gebruikt in het kader van de uitvoering van artikel 5, 2° van de wet op de uitoefening van de diergeneeskunde van 28 augustus 1991.
Correct gebruik op basis van de gegevens van het register : JA NEEN
Geneesmiddelen voor problemen die het voorwerp uitmaken van een initiële diagnose
Correct gebruik op basis van de gegevens van het register : JA NEEN Opmerkingen van de dierenarts :
..........................................................................................................................................................................................
..........................................................................................................................................................................................
..........................................................................................................................................................................................
Opmerkingen van de verantwoordelijke :
..........................................................................................................................................................................................
..........................................................................................................................................................................................
..........................................................................................................................................................................................
Handtekening van de verantwoordelijke
Handtekening en stempel van de dierenarts
Varkens – bezoekrapport diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding
II.B. Bezoekrapport in het kader van een bedrijfsbegeleidingsovereenkomst voor varkens
Beslagnummer : …………………. Datum : ………. / ………. / ……….
Gezondheidstoestand van de dieren aanwezig op het bedrijf
Ja | Analyses | Diagnose | ||
Biggen : | - Spijsverteringsstoornissen - Ademhalingsstoornissen - Rhinitis - Zenuwstoornissen | .................................................. .................................................. .................................................. .................................................. | ||
Mestvarkens : | - Spijsverteringsstoornissen - Ademhalingsstoornissen - Zenuwstoornissen | .................................................. .................................................. .................................................. | ||
Fokvarkens : | - Ademhalingsstoornissen | .................................................. | ||
- Voortplantingstoornissen | .................................................. | |||
- Verwerpingen | .................................................. | |||
- Zenuwstoornissen | .................................................. |
Beheer van de geneesmiddelenreserve (Artikel 5, §3 van dit besluit)
– Geneesmiddelen met preventief karakter gebruikt in het kader van de normale bedrijfsplanning Correct gebruik op basis van de gegevens van het register : JA NEEN
– Geneesmiddelen bij gelegenheid gebruikt in het kader van de uitvoering van artikel 5, 2° van de wet op de uitoefening van de diergeneeskunde van 28 augustus 1991.
Correct gebruik op basis van de gegevens van het register : JA NEEN
– Geneesmiddelen voor problemen die het voorwerp uitmaken van een initiële diagnose
Correct gebruik op basis van de gegevens van het register : JA NEEN Opmerkingen van de dierenarts :
....................................................................................................................................................................................................
....................................................................................................................................................................................................
....................................................................................................................................................................................................
Opmerkingen van de verantwoordelijke :
....................................................................................................................................................................................................
....................................................................................................................................................................................................
....................................................................................................................................................................................................
Handtekening van de verantwoordelijke
Handtekening en stempel van de dierenarts
Pluimvee – bezoekrapport diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding
II.C. Bezoekrapport in het kader van een bedrijfsbegeleidingsovereenkomst voor pluimvee
Beslagnummer : …………………. Datum : ………. / ………. / ……….
Gezondheidstoestand van de dieren aanwezig op het bedrijf
Ja | Analyses | Diagnose | |||
Pluimvee : | - Spijsverteringsstoornissen | % | .................................................. | ||
- Ademhalingsstoornissen | % | .................................................. | |||
- Bewegingsstoornissen | % | .................................................. | |||
- Zenuwstoornissen | % | .................................................. | |||
- Andere stoornissen | % | .................................................. |
Beheer van de geneesmiddelenreserve (Artikel 5, §3 van dit besluit)
– Geneesmiddelen met preventief karakter gebruikt in het kader van de normale bedrijfsplanning Correct gebruik op basis van de gegevens van het register : JA NEEN
– Geneesmiddelen bij gelegenheid gebruikt in het kader van de uitvoering van artikel 5, 2° van de wet op de uitoefening van de diergeneeskunde van 28 augustus 1991.
Correct gebruik op basis van de gegevens van het register : JA NEEN
– Geneesmiddelen voor problemen die het voorwerp uitmaken van een initiële diagnose
Correct gebruik op basis van de gegevens van het register : JA NEEN Opmerkingen van de dierenarts :
....................................................................................................................................................................................................
....................................................................................................................................................................................................
Opmerkingen van de verantwoordelijke :
....................................................................................................................................................................................................
....................................................................................................................................................................................................
Handtekening van de verantwoordelijke
Handtekening en stempel van de dierenarts
Diergeneesmiddelen – toediening- en verschaffingdocument (TVD)
TOEDIENINGS- EN VERSCHAFFINGSDOCUMENT Datum : .….. / ..…. / 20 …..
KLEEF HIER EEN IDENTIEK VALIDATIE-VIGNET OP DE TWEE EXEMPLAREN | VERANTWOORDELIJKE Naam : Adres : | Beslagnummer : (of beslagetiket) |
BESLAGADRES (behalve KHD) : | ||
Bedrijfsbegeleidingsdierenarts van het beslag □JA □NEEN |
TOEGEDIENDE GENEESMIDDELEN
Identificatie dier(groep) | Aandoening/Initiële diagnose | Benaming geneesmiddel | Lotnummer | Wachttijd(en) M/V/E | Hoeveelheid |
VERSCHAFTE GENEESMIDDELEN
Identificatie dier(groep) | Aandoening/Initiële diagnose | Benaming geneesmiddel | Lotnummer | Wacht- tijd(en) M/V/E | Aantal | Posologie | Duur |
Opmerkingen/adviezen : | |||||||
Handtekening dierenarts | Handtekening verantwoordelijke : (voor ontvangst) | Het origineel is bestemd voor de verantwoordelijke van de dieren. De kopie wordt bewaard door de dierenarts. |
DE VOORSCHRIFTPLICHTIGE GENEESMIDDELEN DIE AL DAN NIET OP EEN VEEBEDRIJF MOGEN AANWEZIG ZIJN EN DE VOORWAARDEN WAARONDER.
Oktober 2011
A | B | C | ||
TOEDIENINGS- EN VERSCHAFFINGS DOCUMENT STEEDS VERPLICHT bij: ⮚ VERSCHAFFEN van geneesmiddelen ⮚ TOEDIENEN van geneesmiddelen in volgende gevallen: ❑ risicoperiode ❑ hormonale stoffen als bedoeld in artikel 4 van de Hormonenwet (Wet van 15 juli 1985) ❑ geneesmiddelen (immunologische) gebruikt tegen een ziekte van Hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 (gereglementeerde ziekten) ⮚ toepassing van de CASCADE regelgeving | NOOIT AANWEZIG NOOIT voorschrijven/verschaffen | ENKEL aanwezig in kader van de diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding ENKEL voor te schrijven of te verschaffen door de bedrijfsbegeleidende dierenarts | AANWEZIG en verantwoord door een T&V doc. of voorschrift, opgesteld door een dierenarts voor een nabehandeling van MAX 5 dagen | |
TYPE geneesmiddel | Reserve (2 maanden) | Behandeling (5 dagen) | ||
1. | Productiestimulerende middelen | X | ||
2. | (Anti)-hormonale producten of met beta- adrenergische werking behalve deze van bijlage II van het KB van 23 mei 2000 (zie onder 3.) | X | ||
3. | Hormonale producten vermeld in bijlage II van het KB van 23 mei 2000 | X | ||
4. | Geneesmiddelen ENKEL geregistreerd voor intraveneuze toediening | X | ||
5. | Antimicrobiële middelen behalve de geneesmiddelen onder 4. en parenteraal toe te dienen tilmicosine | X | X | |
6. | Immunologische geneesmiddelen in toepassing van de gereglementeerde dierenziekten (verboden voor te schrijven zoals bepaald in KB 30/11/2002) | X | IBR rundvee / Salmonella pluimvee/ | |
7 | Immunologische geneesmiddelen, toegepast buiten de bepalingen onder 6. (= voor niet gereglementeerde dierenziekten) | X | ||
8 | NSAID’s = Ontstekingsremmende en koortswerende geneesmiddelen behalve de geneesmiddelen onder 4. | X | X |
9 | Verdovende geneesmiddelen, psychotropen, analgetica, anaesthetica, hypnotica inclusief de alfa 2 agonisten6, neuroleptica | X | ||
10 | Kalmerende geneesmiddelen (tranquilantia) behalve de geneesmiddelen onder 4 en 9. | X | ||
11 | Anti-parasitaire middelen (ontwormingsmiddelen) behalve de geneesmiddelen onder 4 | X | X | |
12 | Overige voorschriftplichtige geneesmiddelen (Vitaminen, ijzerpreparaten, …..) | X | X | |
13 | Diergeneesmiddelen vergund in een andere Europese Lidstaat mits in toepassing van het cascadesysteem volgens art. 11 van KB 14.12.2006 behalve deze die vallen onder 1. 2. 4. 6. 9. | X | X | |
14 | Geneesmiddelen via niet wettelijk toegelaten distributiekanalen inclusief internet | X | ||
15 | Niet vergunde geneesmiddelen | X | ||
16 | Geneesmiddelen uit derde landen | X |
6 Er zijn geen alternatieven beschikbaar voor rundvee
Diergeneesmiddelenregister – register UIT
UITGAAND GENEESMIDDELENREGISTER
NUMMER STAL/AFDELING: p. x / xxx
(indien gebruikt als stalfiche) ………………………………………….
Data behandeling ( * ) | Identificatie van de behandeld(e) dier(groep) | Referentienr. geneesmiddel | Aandoening / initiële diagnose | Benaming geneesmiddel | Toegediende hoeveelheid | Sterfte (aantal) |
Volgnummer : ...………..........…
FAVV
DOCUMENT VOOR HET VERVOER VAN IN NOOD GESLACHTE DIEREN
LUIK A – Verklaring van de exploitant van het levensmiddelenbedrijf (1).
Ondergetekende, , exploitant van het levensmiddelenbedrijf dat het dier heeft
gefokt, met name:
- gelegen te (
adres)
- beslagnummer:………………………………………………………………………………………………………………………
………………
- gezondheidsstatuut B – L –
T:………………………………………………………………………………………………………………………
verklaart dat aan het volgende in nood geslacht dier :
- diersoort: ……………………………………………………………..
- identificatienummer: …………………………………………………
de volgende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik of andere behandelingen werden toegediend (2):
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………. Gedaan te …………………………….., op ………………………….. .
………………………………………………………………………….
(Handtekening van de exploitant).
LUIK B – Verklaring van de erkende dierenarts (1).
Ondergetekende, Dr , erkende dierenarts, wonende
te…………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………,verklaart dat het in luik A vermelde dier op …………………………….(datum) om (uur) een noodslachting heeft
ondergaan om de volgende reden:……….…
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………….
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………….
Ik bevestig dat het dier vóór de keling door mij met gunstig resultaat aan een gezondheidsonderzoek werd onderworpen. Ik bevestig dat het dier geen enkel teken vertoonde van een besmettelijke ziekte die verplicht moet worden gemeld.
Ik bevestig dat het dier geen / wel (3) nerveuze symptomen vertoonde. Zo het dergelijke symptomen vertoonde, kunnen zij met zekerheid worden toegeschreven aan een andere oorzaak dan hondsdolheid of overdraagbare spongiforme encephalopathie, namelijk: …………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………….
Toegediende geneesmiddelen en/of behandeling:
…………………………………………………………………………………………….………………….
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………….
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………….
Gedaan te ………………………………, op………………………..
……………………………………………………………………………….. (Stempel en handtekening van de erkende dierenarts).
LUIK C – Verklaring van de officiële dierenarts (4).
Ondergetekende, Dr. ..................................................................., officiële dierenarts van het FAVV in het slachthuis,
………………………………………..
. ...........................................................................................................................................................................................................................
(naam, adres, erkenningsnummer) verklaart dat het vlees afkomstig van het hierboven beschreven dier, na een bacteriologisch onderzoek en een onderzoek met het oog op het opsporen van residuen van kiemgroeiremmende werking, voor de menselijke consumptie geschikt / ongeschikt (3) werd verklaard om de volgende reden (5)……………………………………………………………………………………………………………………...……………………
Gedaan te ………………………, op …………………………………
…………………………………………………………………………
(Stempel en handtekening van de officiële dierenarts in het slachthuis).
(1) Het origineel exemplaar van het document met de volledig ingevulde luiken A en B begeleidt het in nood geslachte dier tijdens het rechtstreekse vervoer van het levensmiddelenbedrijf waar het werd gefokt naar het slachthuis. Zowel de exploitant als de erkende dierenarts bewaren gedurende 3 jaar een kopie.
(2) De toegediende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik of andere behandelingen dienen te worden vermeld tezamen met de data van toediening of behandeling en de wachttijden.
(3) Schrappen wat niet past.
(4) De officiële dierenarts vult luik C van het originele exemplaar in en bewaart het document gedurende drie jaren in het slachthuis.
(5) Enkel in te vullen indien het vlees ongeschikt werd verklaard voor menselijke consumptie.
Deze bijlage legt uit wat niet-commercieel / beperkt commercieel en commercieel vervoer is. Naargelang het geval zijn sommige maatregelen wel of niet van toepassing op dit vervoer.
1. NIET commercieel vervoer – vervoer zonder economische bedrijvigheid.
Het vervoer dat uitgevoerd wordt:
- in kader van de HOBBY
- van en naar een dierenarts (op zijn advies),
- in het kader van een particuliere slachting binnen een afstand van 50 km,
is geen commercieel vervoer wanneer voldaan is aan de volgende voorwaarde: het betreft enkel vervoer van de EIGEN dieren met een EIGEN voertuig.
Dit vervoer kan op het Belgische grondgebied gebeuren zonder kilometerbeperking.
2. BEPERKT commercieel vervoer – vervoer als beperkte economische bedrijvigheid.
Het vervoer onder a), b) en c), wordt beschouwd als beperkt commercieel vervoer wanneer voldaan is aan de volgende voorwaarde: het betreft enkel vervoer van de EIGEN dieren met een EIGEN voertuig.
a) zonder kilometerbeperking – dat uitgevoerd wordt in kader van de bedrijfsvoering:
❑ tussen stallen binnen één zelfde inrichting (met hetzelfde beslagnummer);
❑ tussen (max. 3) stallen op afstand;
❑ van, naar en tussen weiden:
❖ bij grensbeweiding is de maximale afstand beperkt tot 50 km.
Verschil met b) = hier is geen enkel vervoersdocument vereist (zie tabel)
b) zonder kilometerbeperking – dat uitgevoerd wordt in kader van de bedrijfsvoering:
❑ van en naar verzamelingen van niet commerciële aard:
❖ Vb. xxxxxxxxx, beurs , … ,
❖ Geldt niet naar erkende verzamelcentra en handelaarstallen!!
❑ aankoop/verkoop van één enkel fokdier (vb. dekstier).
Verschil met a) = hier is een vervoersdocument vereist.
c)– maximaal over 50 km – met commerciële doeleinden:
❑ het halen van aangekochte dieren als koper (tenzij van 1 enkel dier);
❑ het wegbrengen van verkochte dieren als verkoper naar andere inrichtingen (tenzij van 1 enkel dier)
❑ vervoer naar een slachthuis,; een erkende verzamelcentrum (veemarkt, …), handelaarstal, veilingen, …;
❑ het verplaatsten van dieren tussen verschillende beslagen waarvan men zelf verantwoordelijke is;
3. COMMERCIEEL vervoer – vervoer als economische bedrijvigheid.
Het vervoer:
- van NIET eigen dieren (dus voor een derde) en/of uitgevoerd met een NIET eigen voertuig,
- van dieren over een afstand van méér dan 50 km, anders dan onder punt 2, c), wordt steeds beschouwd als commercieel vervoer.
4. SAMENVATTING:
OPGELET : deze interpretatie geldt enkel op Belgisch grondgebied. Voor transport naar het buitenland, dienen de regels aldaar voorafgaand nagevraagd te worden.
Commercieel vervoer | BEPERKT commercieel vervoer | NIET commercieel vervoer | ||
= professioneel vervoer | = eigen vervoer met eigen voertuig | |||
1 | Toelating als vervoerder | JA | NEEN | |
2 | Goedgekeurd voertuig | JA, | NEEN | |
3 | Getuigschrift van vakbekwaamheid | JA, Bestuurder en/of verzorger | NEEN | |
4 | Gegevens tijdens het vervoer artikel 4 van Verordening 1/2005 | JA | NEEN Wel: zie lijn 6 !! | NEEN Wel: zie lijn 6 !! |
5 | Paspoort RUND | JA | JA(1) behalve voor bedrijfsvoering in de gevallen vermeld onder punt 2, a) | |
6 | Vervoersdocumenten * Laad- en losbon VARKEN * Verplaatsingsdocument SGH * Verplaatsingsdocument VLEESKALF | JA | JA(1) behalve voor bedrijfsvoering in de gevallen vermeld onder punt 2, a) | |
7 | Vervoersregister (per voertuig) | JA | NEEN | |
8 | Reiniging en ontsmetting van voertuigen | JA | NEEN | |
9 | R&O register | JA | NEEN |
(1) Maatregel in kader van de identificatie en de registratie van de dieren en van hun traceerbaarheid.
2 Rundvee
In dit hoofdstuk worden de voorwaarden besproken die van toepassing zijn op rundveebedrijven, naast de algemene voorwaarden.
Alle bepalingen die verband houden met het houden van runderen zijn aangeduid met een code “B” (Bovidae) en een oplopend cijfer.
2.1 Bedrijfsregistratie
Een veebedrijf dient gekend te zijn als schakel in de voedselketen. De verplichte registratie van het bedrijf en de bijhorende activiteiten geschiedt voor elke veehouder via DGZ/ARSIA en/of via de PCE van het FAVV.
Activiteitencode | Activiteit | Productcode |
23012000 | Houden/fokken van productiedieren Runderen (behalve vetmesten kalveren)* | 22 |
* Het vetmesten van vleeskalveren wordt beschouwd als een aparte activiteit waarvoor een aparte toelating nodig is. Zie verder bij het hoofdstuk “vleeskalveren”.
De veehouder die voor het eerst runderen houdt op zijn bedrijf laat zich bij DGZ – ARSIA registreren in Sanitel door middel van een registratieformulier (bijlage T2, 1.9.8). Het rundveebeslag krijgt een beslagnummer.
code | Omschrijving vereiste | Niveau |
B1 | Het bedrijf beschikt over een beslagnummer. | A |
Ieder veebedrijf waar vermoedelijk minstens 1 rund zal gehouden worden moet beschikken over een beslagnummer en een beslagfiche.
Rundveestallen op afstand
Een beslag mag maximaal op 3 verschillende locaties gehouden worden. Elke locatie dient met een adres geregistreerd te zijn in SANITEL. Deze adressen moeten alle gelegen zijn in dezelfde cirkel met een straal van maximaal 25 km. In overleg met de PCE wordt voor een dergelijk beslag een hoofdlocatie aangeduid.
Verre weiden
De veehouder die runderen op weiden houdt, buiten een straal van maximum 25 km van de (hoofd)locatie van het beslag, moet hiervan jaarlijks vóór 1 april aangifte doen bij de vereniging (DGZ of ARSIA), die deze weiden registreert in SANITEL.
Hierbij worden opgegeven;
✓ Perceelnummer bij het kadaster
✓ Adres of geografische coördinaten
✓ kadastrale legger met daarop vermeld de naam van de veehouders-gebruikers van de direct aangrenzende gronden indien daar ook runderen worden gehouden.
2.2 Identificatie & registratie van de dieren
B2 | Alle rundveebewegingen worden tijdig en correct geregistreerd in Sanitel en | A |
in het permanent bedrijfsregister op het bedrijf. | ||
B3 | Alle identificatiedocumenten van de runderen zijn aanwezig op het bedrijf. | A |
Een correcte registratie van de dieren en identificatie via oornummers is noodzakelijk.
Elk kalf moet, ten laatste op de leeftijd van 7 dagen geïdentificeerd worden door het aanbrengen van één paar officiële oormerken. Binnen de 14 dagen na de geboortemelding ontvangt u het individueel identificatiedocument voor het kalf.
2.2.1. Registratie veebewegingen en register
✓ Het bijhouden van het register kan op papier of via PC (dit document moet kunnen afgeprint worden indien daarom verzocht wordt).
✓ Het register dient binnen de 3 werkdagen na een aankoop, verkoop of sterfte
aangevuld te worden.
✓ Een geboorte moet ten laatste op het moment van de identificatie in het register genoteerd worden en gemeld worden aan Sanitel. Identificeren, registreren en melden dienen te gebeuren binnen de 7 dagen na de geboorte.
✓ Xxxx iedere aanvoer, vertrek en sterfte binnen de 7 dagen aan Xxxxxxx (DGZ of ARSIA). De melding kan gebeuren via post, via het telefonisch meldingssysteem (VRS, enkel bruikbaar via DGZ) of elektronisch via internet (Veeportaal bij DGZ of CERISE bij ARSIA). (Zie ook bijlage B1, 2.9.1)
✓ Indien u van het verplicht melden aan SANITEL gebruik wenst te maken om met deze melding tegelijkertijd uw geïnformatiseerd bedrijfsregister bij te houden in Veeportaal of CERISE, is dit mogelijk op voorwaarde dat U dan al de meldingen op een geïnformatiseerde wijze uitvoert binnen de 3 dagen via CERISE of Veeportaal voor aanvoer, verkoop of sterfte.
Een elektronische melding van een geboorte mag ten laatste binnen de 7 dagen, op het ogenblik van de identificatie van het kalf gebeuren.
✓ Van gestorven runderen zendt u het paspoort met vermelding van de datum van sterfte als vertrekdatum, overkleefd met het sanitair vignet en de vermelding 'dood' tussen 2 schuine strepen op de keerzijde van het document, door naar DGZ of ARSIA, en dit binnen de 7 dagen na de sterfte.
2.2.2. Identificatie van de dieren
B4 | Alle aanwezige runderen zijn duidelijk en correct gemerkt met 2 officiële oormerken. | A |
Controleer op zeer regelmatige basis de aanwezigheid van 2 oormerken per dier.
✓ Indien een dier 1 oormerk verliest dan vraagt u binnen de 7 dagen na de vaststelling een heridentificatieoormerk aan bij DGZ of ARSIA en brengt het bij ontvangst zo snel mogelijk en uiterlijk binnen de 7 dagen na ontvangst aan. De bestelling kan doorgegeven worden via Veeportaal (of CERISE) of via fax.
✓ Bij verlies van de 2 oormerken bij een rund, moet u DGZ/ARSIA verwittigen. Deze voert een volledig nazicht uit op alle runderen en de bijhorende identificatiedocumenten op de betrokken inrichting, en brengt schriftelijk verslag uit bij de bevoegde PCE.
✓ Verliest een rund één oormerk net voor het rechtstreeks vervoer naar een binnenlands slachthuis, dan gebruikt u het slachthuisvignet. Het gele vignet wordt op het paspoort gekleefd, het witte vignet op het vertrekluik.
✓ Wanneer u het verlies van een paspoort vaststelt, moet u dit melden aan DGZ. Dit kan telefonisch, via fax of e-mail. In een aantal gevallen volstaat een schriftelijke verklaring, in andere gevallen is er een bezoek van een medewerker van DGZ of ARSIA vereist.
2.2.3. Afvoer rundvee - Voedselketeninformatie (VKI)
B5 | Voor alle runderen die afgevoerd worden naar het slachthuis moet de VKI overgemaakt worden aan het slachthuis | A |
Zie in bijlage B2 (2.9.2) ook de omzendbrief van het FAVV van 19/8/2009 en de bijhorende minimaal aan het slachthuis te verstrekken informatie.
Bij afvoer naar het slachthuis is het voor de rundveesector tevens verplicht vanaf 01/01/2010 om de VKI (voedselketeninformatie) te bezorgen aan de uitbater van het slachthuis.
De VKI-gegevens hebben o.a. betrekking op de gezondheidsstatus van de dieren en toegediende geneesmiddelen tijdens de risicoperiode.
U kan de VKI-informatie doorgeven via een gepersonaliseerd etiket, dat u kleeft op de achterzijde van het paspoort. Deze etiketten, waarop het beslagnummer reeds is afgeprint, zijn te bekomen bij DGZ of ARSIA.
Voor nieuw uitgegeven paspoorten vanaf juni 2011 is op de achterzijde van het paspoort de VKI-vermelding standaard opgenomen zodat er geen etiketten hoeven gebruikt te worden.
Sinds 31/3/2011 is het voor de veehouders ook mogelijk om de VKI elektronisch ter beschikking te stellen in de Beltracetoepassing.
Indien er relevante informatie te melden is, dan moet tevens het daarvoor bestemde formulier (Zie bijlage B3, 2.9.3) ingevuld worden. Dit is eveneens terug te vinden op de website van het FAVV (xxx.xxxx.xx via Startpagina > Beroepssectoren > Dierlijke productie
> Dieren > V.K.I. > rundersector) en dient 24 uur op voorhand te worden bezorgd aan het slachthuis.
Er wordt evenwel toegestaan dat de VKI tegelijk met de dieren toekomt op het slachthuis als de dieren niet rechtstreeks van de veehouderij naar het slachthuis worden gestuurd. Als de dieren via bv. een veemarkt of een verzamelcentrum naar het slachthuis worden gestuurd, mag de VKI de dieren vergezellen en hoeft ze niet 24 uur op voorhand in het slachthuis aanwezig te zijn.
Als er tussen de veehouder en het slachthuis een tussenhandelaar is opgetreden, is deze verantwoordelijk voor het binnen de voorziene periode doorgeven van de VKI aan het slachthuis.
Het document op de website van het FAVV kan rechtstreeks op de pc ingevuld, bewaard en/of gemaild worden naar het betreffende slachthuis.
Het is belangrijk dat de gevraagde informatie correct wordt doorgegeven middels deze VKI.
Het FAVV treedt repressief op als bijvoorbeeld in het slachthuis vastgesteld wordt dat een dier behandeld werd, maar dit niet gemeld werd via de VKI.
2.3 Dierengezondheid rundvee
Hier zijn de bepalingen van kracht zoals ze beschreven zijn in het hoofdstuk “dierengezondheid” uit de Algemene Voorwaarden. Daarnaast zijn nog enkele specifieke bepalingen van toepassing, zoals hieronder beschreven.
Aankoopprocedure runderen
Wat te doen bij aankoop van runderen?
B6 | De dierenarts wordt binnen de 48u na aankomst van de dieren verwittigd en voert tijdig de aankooponderzoeken uit. | A |
B7 | Plaats de aangekochte runderen in afzondering (quarantaine), bvb door ze in een aparte stal of een afzonderlijke ruimte in de stal te plaatsen, gescheiden door hekwerk of een muur van ander aanwezig vee of door voldoende ruimte tussen te laten, en laat ze pas toe in het veebeslag na een gunstig aankooponderzoek. | B |
Verwittig uw bedrijfsdierenarts binnen de 48u na aankomst van de nieuwe dieren voor de uitvoering van een aankooponderzoek. Deze moet vervolgens binnen de 3 dagen na de verwittiging ter plaatse komen om de nodige onderzoeken uit te voeren.
Aangekochte runderen moeten afkomstig zijn van een veebedrijf dat officieel vrij is van tuberculose, brucellose en leucose. Voor brucellose en leucose is enkel een aankooponderzoek nodig indien de dieren afkomstg zijn uit EU risicolanden. Het gezondheidstatuut van een dier staat vermeld op het sanitair vignet (=doorschijnende kleefstrook) van het paspoort.
Controleer of de oormerken conform zijn en de identificatiedocumenten (paspoorten) van de aangekochte dieren overeenstemmen met de complete omschrijving van de dieren (geslacht, haarkleur, …).
De melding in Sanitel gebeurt op basis van het paspoort dat samen met de eventuele te nemen monsters door de bedrijfsdierenarts wordt doorgestuurd aan DGZ/ARSIA.
Indien het resultaat van het aankooponderzoek ongunstig is, wordt de PCE ingelicht.
Om zoveel mogelijk insleep van ziekten te vermijden is het aan te bevelen deze quarantaineruimte zo te voorzien dat geen contact met de reeds aanwezige dieren mogelijk is.
Bij aankoop van runderen uit het buitenland kunnen bijkomende voorwaarden van toepassing zijn (bvb. gezondheidscertificaat, …). Bij aankoop van runderen uit derde landen en uit sommige landen binnen de Europese Unie, is een uitgebreider aankooponderzoek (brucellose en leucose) nodig. Meer informatie hierover is te vinden op de website van het FAVV, of bij DGZ of ARSIA.
IBR-bestrijding (Infectieuze Boviene Rhinotracheïtis)
Vanaf 4 januari 2012 is IBR-bestrijding verplicht in België.
B8 | Vanaf 2012 moet elk rundveebeslag in België de I2-, I3-, of I4- gezondheidstatus hebben. Beslagen die niet voldoen aan de voorwaarden voor een I2-, I3- of I4- statuut hebben een I1-statuut. Runderen van een I1-beslag mogen niet meer op de weide en ze mogen | A |
het beslag enkel nog verlaten als ze rechtstreeks naar een slachthuis afgevoerd worden. |
De mogelijke IBR-statuten en de voorwaarden zijn de volgende:
• I1 Runderen van een I1-beslag mogen niet meer op de weide en ze mogen het beslag enkel nog verlaten als ze rechtstreeks naar een slachthuis afgevoerd worden.
• I2 (Vaccinatie verplicht): Alle runderen van het beslag worden overeenkomstig het vaccinatieprotocol gevaccineerd. Er is een verplichte vaccinatieregistratie.
• I2D (Vaccinatie derogatie): Runderen die niet seronegatief zijn voor het wildvirus worden overeenkomstig het vaccinatieprotocol gevaccineerd. I2D kan slechts eenmalig toegekend worden en is beperkt in de tijd, het is een mogelijk overgangstatuut naar I3 of I4.
• I3 (Xxxx xxx XXX, vaccinatie toegelaten): Alle runderen van het beslag zijn seronegatief voor het wildvirus. Vaccinatie is toegelaten, niet verplicht.
• I4 (Officieel vrij van IBR, vaccinatie verboden): Alle runderen van het beslag zijn seronegatief voor het wildvirus én het vaccinvirus. Vaccinatie is verboden.
2.4 Dierenwelzijn rundvee
Hier zijn de bepalingen van kracht zoals ze beschreven zijn in het hoofdstuk “dierenwelzijn” uit de Algemene Voorwaarden. Daarnaast zijn nog enkele specifieke bepalingen van toepassing, zoals hieronder beschreven.
2.4.1. Toegelaten ingrepen bij runderen
B9 | Er worden geen andere ingrepen uitgevoerd dan deze die wettelijk toegestaan zijn. Er wordt hierbij een verdoving toegepast door de dierenarts indien dit vereist wordt volgens onderstaande tabel. | A |
Runderen – toegelaten ingrepen
Ingreep | Voorwaarden | Verdoving en/of pijnstillende middelen |
Brandmerken | verboden | - |
Vriesbranden | niet bepaald | niet bepaald |
Castratie | via chirurgische methode of via hemostatische tang | verdoving vereist bij chirurgische ingreep pijnstillend middel nodig bij toepassing hemostatische tang |
Vasectomie | niet bepaald | verdoving vereist |
Verwijderen van bijtepels | via chirurgische methode of via hemostatische tang | pijnstillend middel nodig |
Perforeren van neusseptum | alleen voor plaatsen van neusring bij stieren met gepaste tang | niet bepaald |
Onthoornen | alleen indien noodzakelijk voor veiligheid van mens en dier | verdoving vereist |
Verwijderen van hoorngroeipunt bij | alleen door middel van thermocauterisatie tot de leeftijd van | verdoving vereist |
kalveren | twee maanden | |
Perforeren of inkepen van oren | alleen voor het plaatsen van oormerken en oorplaatjes | niet bepaald |
Bij verwijderen van de groeipunten bij kalveren is enkel thermocauterisatie (bv. met een gloeibout) toegelaten. Xxxxx’x zijn niet toegelaten.
Onthoornen mag ook niet systematisch worden uitgevoerd.
Als u onthoornt, moet de dierenarts tussenkomen voor een passende verdoving.
2.5 Uitrusting en hygiëne rundvee
Hier zijn de bepalingen van kracht zoals ze beschreven zijn in het hoofdstuk “Uitrusting en hygiëne” uit de Algemene Voorwaarden. Daarnaast zijn nog enkele specifieke bepalingen ven toepassing, zoals hieronder beschreven.
B10 | Bij gebruik van een pootbad voor klauwbehandelingen moet het bad proper zijn en een passend ontsmettingsmiddel bevatten. Een leeg pootbad wordt als ‘ongebruikt’ beschouwd. De ontsmettingsmiddelen worden gebruikt volgens de technische fiches van de fabrikanten. | B |
2.6 Transport rundvee
Hier zijn de bepalingen van kracht zoals ze beschreven zijn in het hoofdstuk “transport” uit de algemene voorwaarden.
2.6.1. Documenten tijdens transport.
Bij vervoer in het kader van de bedrijfsvoering, bvb. van en naar de weide moeten er geen documenten het transport vergezellen.
Bij vervoer in het kader van de bedrijfsvoering, bvb. van en naar een prijskamp of een dierenartsenpraktijk, moet het volledige (niet gevalideerde) identificatiedocument tijdens het transport aanwezig zijn.
Ook tijdens het beperkt7 commercieel transport van eigen runderen met een eigen voertuig, bvb. naar een slachthuis of een markt, over een afstand van <50 km, moeten de gevalideerde paspoorten van de runderen aanwezig zijn.
2.6.2. Bezettingsnormen wegtransport runderen
De geldende bezettingsnormen tijdens rundveetransport zijn:
Type dier | Gewicht (kg ) | Min. oppervlakte (m²/dier) |
Fokkalveren | 50 | 0,30 tot en met 0,40 |
Middelgrote kalveren | 110 | 0,40 t/m 0,70 |
Zware kalveren | 200 | 0,70 t/m 0,95 |
Middelgrote runderen | 325 | 0,95 t/m 1,30 |
7 Zie bijlage T3 (1.9.18)
Grote runderen | 550 | 1,30 t/m 1,60 |
Zeer grote runderen | meer dan 700 | meer dan 1,60 |
2.7 Bijkomende bepalingen voor melkvee
Alle bepalingen die verband houden met melkvee zijn aangeduid met een code “D” (Dairy) en een oplopend cijfer.
2.7.1. Registratie activiteit melkwinning
Een melkveebedrijf dient “melkproductie” als bijkomende activiteit, naast de activiteit ‘houden van rundvee’, te registreren via de PCE van het FAVV met volgende code:
Activiteitencode | Activiteit | Productcode |
24012011 | Melkproductie | 0 |
2.7.2. Uitrusting en hygiëne - melkwinning
De productie van melk gebeurt op een hygiënische en veilige manier. Hygiënisch werken is van toepassing op alle handelingen, gebruikte middelen en ruimten bij het melken: de voorbereiding, de plaats van de melkwinning, de melkkoeltank, het tanklokaal en het melkhuisje.
2.7.2.1. Tanklokaal en/of melkhuisje
D1 | Dienen enkel voor melkbehandeling en melkwinningsapparatuur | B |
D2 | De deuren zorgen voor een afdoende afscheiding van de stal en van het melklokaal | B |
D3 | De verlichting moet dag en nacht voldoende zijn en lampen moeten beschermd zijn, | B |
D4 | Zijn efficiënt geventileerd, de verluchting gebeurt met verse buitenlucht en dus niet via de stallen. Er is een luchtinlaat en een luchtuitlaat voorzien. | B |
D5 | Hebben ramen voorzien van vliegengaas indien ze openen naar de buitenlucht. | B |
D6 | De plaats waar het melkmateriaal zich bevindt (in het tanklokaal of melkhuisje) moet proper gehouden worden. | B |
D7 | Er is een spoelbak met passende en voldoende bevoorrading met warm en koud leidingwater of water dat voldoet aan de normen voor het reinigen van de melkapparatuur. | B |
D8 | Er is een lavabo met stromend water, zeep en handdoek of wegwerppapier. Deze mag zich ook in een aanpalend lokaal, bv. de bedieningsruimte of de machinekamer bevinden. | A |
D9 | Wanden, vloeren en plafond bestaan uit bestendig materiaal dat gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten is. | B |
D10 | Is volledig afgesloten van het melklokaal en niet toegankelijk voor dieren. | B |
D11 | Bevat geen ramen die opengaan naar een ander lokaal. | B |
D12 | De buitendeur is voorzien van hor of vliegenraam indien deze deur dienst doet voor de verluchting. | B |
D13 | De koelgroep wordt beschermd tegen dieren en insecten. | A |
✓ Bij nieuwbouw moeten de vloeren voldoende afschot hebben om een natuurlijke afvoer van water toe te laten.
2.7.2.2. Koelen van de melk
De melk moet zo snel mogelijk na het melken gekoeld worden.
D15 | Melk moet na het melken gekoeld worden tot max. 6°C binnen de 2 uur na het melken. Uitzonderingen: - Indien de melk dagelijks opgehaald wordt moet de melk tot maximaal 8°C gekoeld worden. Indien de melk binnen de 2 uur na het melken wordt verwerkt | A |
D15 | De bewaartemperatuur van de melk tussen 2 melkbeurten is maximaal 6°C. | A |
2.7.2.3. De Koeltank
D16 | Heeft een opslagcapaciteit in overeenstemming met het ophaalritme | B |
D17 | Is uitgerust met een thermometer en een roerwerk om de melk regelmatig te mengen | A |
D18 | Wordt na elke ophaalbeurt gereinigd met producten geschikt voor het verwijderen van melkresten. | A |
D19 | Wordt systematisch gereinigd en nagespoeld met leidingwater of water dat voldoet aan de normen om gebruikt te worden voor de reiniging van de melkapparatuur.(zie verder) | A |
2.7.2.4. Melklokaal
D20 | Is zo gebouwd dat ieder gevaar voor besmetting van de melk wordt voorkomen, | B |
D21 | Heeft gemakkelijk reinigbare wanden en vloeren, | B |
D22 | Wordt na elke melkbeurt schoon gemaakt. | B |
D23 | Beschikt over een goed functionerend verlichtingssysteem om in goede omstandigheden te kunnen melken. | B |
D24 | Beschikt over een goed functionerend luchtverversingssysteem | B |
2.7.2.5. Melkwinningsapparatuur en toebehoren
D25 | Er is voorziening van leidingwater of water dat voldoet aan de normen (zie D30) voor het reinigen van de melkapparatuur. | A |
D26 | Zijn gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten en zijn proper. | A |
D27 | Bij het melken in een bindstal zijn de ligbedden proper en droog. De melkklauwen worden niet in de bindstal bewaard maar wel in het tanklokaal of melkhuisje. | B |
D28 | Wanneer gebruik gemaakt wordt van een verplaatsbare melkstand, gebeurt het melken op een hoge en droge plaats op de weide. Best wordt de melkstand regelmatig verplaatst. | B |
D29 | De melkinstallatie wordt na elke melkbeurt gereinigd met producten geschikt voor het verwijderen van melkresten. Er wordt systematisch nagespoeld met leidingwater of water dat voldoet aan de normen om gebruikt te worden voor de reiniging van de melkapparatuur.(zie verder D30) | A |
De goede werking van de melkinstallatie is belangrijk. Bij afwijkingen worden de oorzaken opgespoord en de nodige corrigerende maatregelen uitgevoerd.
2.7.2.6. Normen water gebruikt voor de reiniging van de melkapparatuur
D30 | Indien voor de reiniging en de naspoeling van de melkinstallatie en de koeltank geen leidingwater wordt gebruikt, gebeurt minstens elke drie jaar een analyse door een geaccrediteerd labo (lijst te vinden op xxx.xxxxx.xx). Uit de resultaten moet blijken dat: - nitraatgehalte lager is dan 50 mg/l, - nitrietgehalte lager dan 0,5 mg/l, - kiemgetal lager dan 100/ml, - totaal aantal coliforme bacteriën lager dan 10/100 ml, - aantal E. coli’s lager dan 1/100 ml. | A |
Als de analyse niet voldoet aan de normen moet u overschakelen op leidingwater indien mogelijk, en maatregelen nemen om de kwaliteit van het water te verbeteren en een nieuwe analyse laten uitvoeren voor de afwijkende parameters, alvorens dit water opnieuw te gebruiken.
2.7.2.7. Vereisten melk
Alle melk geleverd aan levensmiddelenbedrijven is onderworpen aan de reglementering betreffende de officiële bepaling van kwaliteit en samenstelling van rauwe melk.
✓ MCC Vlaanderen en het Comité du Lait voeren de controle uit in respectievelijk Vlaanderen en Wallonië. De analyseresultaten worden ter beschikking gesteld van de melkveehouder, die deze verslagen bewaart.
Het kiemgetal van de melk wordt onder andere beïnvloed door de kwaliteit van de reiniging. Tevens zijn het kiemgetal en de temperatuur van de melk een aanwijzing van de werking van de koeltank.
Indien de analyses voor het kiemgetal, het celgetal of remstoffen niet conform zijn met de normen, moet u de procedures volgen van de Interprofessionele Organismen. Deze procedures zijn te vinden op de website van MCC-Vlaanderen (xxx.xxx-xxxxxxxxxx.xx) en het Comité du Lait (xxx.xxxxxxxxxxxx.xx).
✓ Wanneer u een probleem met melk in uw koeltank vaststelt of vermoedt, dient u dit steeds te melden aan de koper. Problemen omvatten: afwijkende temperatuur, aanwezigheid van remstoffen of vreemde voorwerpen.
✓ Als u alle melk zelf verwerkt of rechtstreeks verkoopt aan de consument en bijgevolg geen melk levert naar een melkverwerkend bedrijf, moet u zelf instaan voor de uitvoering van de analyses.
o laat het kiemgetal minstens 2 keer per maand controleren. Het streefgetal voor kiemen is een resultaat dat < 100.000 per ml.
o laat het celgetal minstens 1 keer per maand controleren. Het streefgetal voor het celgetal is een resultaat dat < 400.000 per ml.
o Test na het gebruik van diergeneesmiddelen en het respecteren van de wachttijd de melk op nog eventuele aanwezigheid van residu’s van die geneesmiddelen.
o Indien u rauwe koemelk rechtstreeks aan de consument verkoopt, of rauwe koemelk gebruikt voor de bereiding van rauwe zuivelproducten zonder thermische behandeling en deze zuivelproducten rechtstreeks aan de consument verkoopt, laat dan ook analyses uitvoeren op Escherichia coli. (100 kolonievormende eenheden per gram, bepaald op 5 monsters, cfr. KB 26/04/2009). U kan de frequentie zelf bepalen, maar het FAVV beschouwd 2 keer per jaar als een minimum.
Melk voor leveren, hetzij aan de zuivelindustrie, hetzij rechtstreeks aan de consument en voor de productie van hoevezuivel, moet steeds aan de volgende voorwaarden voldoen:
D31 | Moet afkomstig zijn van dieren die klinisch gezond zijn, | A |
D32 | Mag niet afkomstig zijn van met diergeneesmiddelen behandelde dieren. Respecteer de officiële wachtperiode (vermeld op het TVD of de bijsluiter) vóór melk mag geleverd worden. | A |
D33 | De eerste melkstralen van elk dier worden visueel beoordeeld en verwijderd. Bij het melken in een bindstal wordt de voormelk in een passend recipiënt verwijderd. (Bij robotmelken worden deze eerste stralen beoordeeld op basis van geleidbaarheid en is dit punt niet van toepassing). | B |
D34 | Indien na het melken de spenen gedipt of gesprayd worden, dan gebeurt dit met een daartoe erkend product. Enkele dipmiddelen zijn geneesmiddelen, de meeste zijn biociden. Betreft het een geneesmiddel, dan moet het over een VHB (vergunning voor het in de handel brengen) beschikken. Dit nummer moet aanwezig zijn op het etiket van het geneesmiddel, en is als volgt opgebouwd: de letters BE gevolgd door 6 cijfers, bvb. BE123456. Betreft het een biocide, dan moet het terug te vinden zijn op de lijst met erkende biociden.8 | A |
D35 | Melk geleverd aan de melkerij mag geen biestmelk bevatten. | B |
8
xxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/Xxxxxxxxxxx/Xxxxxxxxxxxxxxxxxx/Xxxxxxx/XxxxxxxxxxxxXxxxxxxx/xxxxx.xx m
D36 | Pas aangekochte dieren en zieke dieren worden afzonderlijk of op het einde gemolken. | A |
2.7.2.8. Melkers en bedieners van de melkinstallatie
D37 | Dragen propere en aangepaste melkkleding | B |
D38 | Wassen zorgvuldig de handen vooraleer te starten met melken en herhalen dit indien nodig, | B |
D39 | Zorgen ervoor dat de uier en de spenen schoon zijn. | A |
2.8 Reglementering voor rechtstreekse verkoop aan de consument dmv melkautomaten, en eigen transport van rauwe melk.
2.8.1. Registratie van de activiteit
Als u op uw bedrijf rechtstreeks aan de consument rauwe melk (d.i. melk die geen hittebehandeling heeft ondergaan) verkoopt of wenst te verkopen, dan moet u deze activiteit laten registreren bij uw PCE met de onderstaande code.
Activiteitencode | Activiteit | Productcode |
24132011 | directe verkoop aan de consument in het melkproductiebedrijf | 0 |
Deze registratie volstaat eveneens indien u melk verkoopt via een melkautomaat die zich op het bedrijf bevindt.
Indien de melkautomaat zich op een ander adres bevindt, dan is hiervoor een toelating nodig, met onderstaande activiteitencode.
Plaats | Activiteitencode | Activiteit |
VP - distributietoestellen | 4475810 | Verkoop van voedingsproducten door de operator "Verkooppunt" |
Het betreft enkel de verkoop van de op het bedrijf zelf geproduceerde melk. Indien u melk aankoopt bij derden dan valt dit niet onder deze sectorgids.
Bijkomende registraties voor transport van rauwe melk
Indien u bijkomend melk transporteert van het melkproductiebedrijf naar de automaat als die niet op het vestigingsadres van het productiebedrijf opgesteld staat, of naar een andere operator (bvb een bakker), dan heeft u daarvoor de volgende bijkomende registratie nodig:
Activiteitencode | Activiteit | Productcode |
24112011 | Vervoer van melk | 38 |
De operator die uw melk koopt heeft dan ook een toelating als “koper van melk” nodig.
2.8.2. Melkautomaat goede praktijken
2.8.2.1.Transport van de rauwe melk
D40 | Gebruik propere en gesloten recipiënten die geschikt zijn om met levensmiddelen in contact te komen (vb. kruiken met deksel) voor het transport van de rauwe melk van de melkkoeltank naar de melkautomaat of naar een operator. Zo voorkomt u contaminatie van de rauwe melk. | B |
D41 | De melk moet rechtstreeks uit de koeltank naar de automaat of naar een operator getransporteerd worden, zodat de temperatuur zo laag mogelijk blijft (max 6 °C). | B |
2.8.2.2.Vullen/ledigen van de automaat
D42 | Hervul de automaat dagelijks. Verwijder eerst de nog aanwezige melk. Breng deze melk niet meer in de voedselketen voor humane consumptie (voeg ze dus zeker niet bij de melk in de melkkoeltank op de boerderij). | B |
D43 | Reinig en ontsmet de automaat tussen het ledigen en het opnieuw vullen van de automaat. | B |
Vul het voorraadvat van de automaat zodanig dat er geen contaminatie van de rauwe melk gebeurt.
U mag wel de restmelk aan uw dieren voederen indien ze daartoe nog geschikt is. Hetzelfde geldt wanneer zich problemen hebben voorgedaan met de koeling.
2.8.2.3.Eventuele recipiënten
D44 | Indien de automaat zelf recipiënten voorziet (vb. plastic flessen, plastic bekertjes), vraag dan een“verklaring van overeenstemming” aan de leverancier van de recipiënten. Dat bewijst dat de recipiënten geschikt zijn voor levensmiddelen. | B |
D45 | Bewaar de voorraad recipiënten op een propere en goed onderhouden plaats. | B |
2.8.2.4. Melkautomaat
D46 | Opstelling De melkautomaat is correct opgesteld en de voorzieningen zijn beschikbaar voor het reinigen en ontsmetten van de automaat | B |
Plaats de melkautomaat in een propere omgeving waar verontreiniging van de rauwe melk wordt voorkomen (door vuil, ongedierte, …), bij voorkeur onder een beschutting indien de automaat buiten opgesteld staat (vb. een half open chalet). Dit schermt meteen ook af van rechtstreekse zonnewarmte. Zorg dat de eventuele beschutting ook proper is en goed onderhouden. Zorg ervoor dat de nodige voorzieningen beschikbaar zijn voor het reinigen en ontsmetten van de automaat (oa. water van reinigingskwaliteit, zie hoger). | ||
D47 | Constructie ✓ De tapkraan wordt niet blootgesteld aan de omgeving ✓ Er is een automatische verkoopblokkering bij overschrijding van de temperatuur in het voorraadvat | B |
✓ De koeling heeft voldoende capaciteit. | ||
Zorg ervoor dat de tapkraan niet blootgesteld is aan de omgeving (kies een automaat die voorzien is van bijvoorbeeld een luikje dat door de consument dient geopend en opnieuw gesloten te worden). Wanneer de bewaartemperatuur van de rauwe melk niet meer in acht wordt genomen, moet de verkoop van de melk automatisch geblokkeerd worden. U kan ook een gelijkwaardige methode gebruiken, die voorafgaand dient aanvaard te worden door het FAVV (PCE). | ||
D48 | Thermometer ✓ De automaat moet voorzien zijn van een thermometer. ✓ De temperatuur moet continu automatisch aangeduid worden, zichtbaar voor de consument. | B |
D49 | Bewaartemperatuur De temperatuur van de melk in het voorraadvat, tapkraan en de leiding tussen beide bedraagt maximaal 6°C. | A |
Temperatuurbewaking Controleer dagelijks de temperatuursindicatie. In geval van afwijkende temperatuur, noteer deze, zoek naar de oorzaak, verwijder de melk en los het probleem met de automaat op. In geval van blokkering van de automaat door een probleem met de koeling, kan u het toestel uiteraard pas opnieuw gebruiken nadat alle rauwe melk eruit verwijderd werd en u de automaat gereinigd en ontsmet heeft. | ||
D50 | Verversen van de melk in het voorraadvat Hervul het voorraadvat dagelijks na verwijderen van de restmelk. | A |
D51 | Vermeldingen Afficheer goed leesbaar op de automaat het volgende: ✓ “Rauwe melk”. ✓ “Koken voor gebruik”. Ook info over de verantwoordelijke moet geafficheerd zijn: ✓ uw naam of bedrijfsnaam ✓ uw adres of het bedrijfsadres ✓ uw telefoonnummer | B |
Voeg ook voor de consument een bewaarvoorschrift toe: “Te bewaren tussen 0 en 6°C”. Duid bij voorkeur ook een maximum bewaarduur voor de consument aan. U beperkt de risico’s indien u rauwe melk van maximum 1 dag oud aanbiedt in de automaat en dan een maximum bewaarduur adviseert aan de consument van 48u. Het komt er dus op neer dat de tijd tussen het melken en de uiterste verbruiksdatum door de consument de 72u niet overschrijdt. Wijs er de consument op de tapkraan niet aan te raken, of de tapkraan in contact te stellen met de recipiënten. Dit om contaminatie te vermijden. |
2.8.2.5. Reinigen en ontsmetten
D52 | Er zijn reinigings- en ontsmettingsfrequenties voor het materiaal vastgelegd en deze worden nauwgezet uitgevoerd. Reinig de automaat bij voorkeur dagelijks. | B |
D53 | Gebruik alleen toegelaten ontsmettingsmiddelen die geschikt zijn voor apparatuur waarmee voedingsmiddelen in contact komen. Spoel na het ontsmetten na met drinkbaar water. (zie de lijst van de toegelaten | B |
producten op de website van de FOD Volksgezondheid: xxx.xxxxxx.xxxx.xx > milieu > chemische stoffen > biociden > lijst van toegelaten biociden) | ||
D54 | Gebruik water dat aan de reinigingsnormen voldoet (vb. leidingwater). Zie punt D30 voor de normen. | A |
Tap na het reinigen, ontsmetten en het spoelen met drinkbaar water, wat melk af om het spoelwater uit de leidingen te verwijderen. Onderhoud alle materiaal: vervoermiddel, recipiënten, melkautomaat, …. Volg de onderhoudsinstructies van de constructeur van de automaat op. |
2.8.2.6. Melkkwaliteit
Zie ook hoger bij “vereisten melk”.
Indien u zelf moet instaan voor de melkanalyses, neem dan monsters uit het voorraadvat van de automaat. Ideaal is een monsterneming te doen van melk die zich reeds enkele uren in het voorraadvat bevindt. Zo krijgt u het best een zicht op de kwaliteit van de rauwe melk die u aan de consument aflevert.
Een overschrijding van de norm voor E. coli wijst op onvoldoende hygiëne. Als corrigerende maatregel moet een verbetering van de hygiëne in uw productieproces doorgevoerd worden. Onderwerp in dit geval al uw handelingen aan een kritische blik, neem de noodzakelijke hygiënemaatregelen (vb. reiniging en desinfectie) en oordeel waar u in de toekomst uw handelingen zal moeten verbeteren op het vlak van hygiëne.
2.8.2.7. Persoonlijke hygiëne
D55 | Xxx een goede persoonlijke hygiëne aan de dag wanneer u rauwe melk hanteert om contaminatie ervan te voorkomen: draag propere verzorgde kleding, was vooraf zorgvuldig uw handen, eet niet of rook niet. | B |
2.8.2.8.Traceerbaarheid en registratie
D56 | Noteer en bewaar minimum 6 maanden: - de niet-conforme temperatuursindicaties + correctieve acties - ieder probleem, vb. elektriciteitspanne, probleem met de koeling van de automaat, …. - Klasseer alle analyseverslagen chronologisch. | B |
2.9 Bijlagen bij rundvee
2.9.1 | Bijlage B1 | Melding in Sanitel van geboorte of vertrek van een rund |
2.9.2 | Bijlage B2 | Omzendbrief VKI van het FAVV van 19/8/2009 |
2.9.3 | Bijlage B3 | VKI-document rund |
2.9.4 | Bijlage B4 | Omzendbrief melkautomaten |
Runderen – melding in Sanitel van geboorte of vertrek (of sterfte) van een rund
De melding van de geboorte van een kalf of het vertrek van een rund van het veebedrijf kan op drie manieren gebeuren: per post, telefonisch (VRS enkel bij DGZ) of elektronisch (via internet).
De veehouder kiest de methode die best aansluit bij zijn bedrijfsvoering.
Melding per post of per fax Bij geboorte van een kalf:
De veehouder vult een geboortemeldingsformulier in en stuurt dat op of faxt het naar DGZ/ARSIA.
De geboorte wordt door DGZ/ARSIA geregistreerd in Sanitel.
De veehouder ontvangt een gedrukt identificatiedocument van het kalf binnen de 14 dagen na de registratie.
Bij vertrek van een rund – bijvoorbeeld naar het slachthuis, een ander bedrijf of de markt, of bij sterfte, gebruikt de veehouder het vertrekluik van het identificatiedocument om het vertrek te melden:
Vertrekdatum wordt ingevuld.
Luik wordt voorzien van handtekening van de overnemer. De overnemer wordt aangevuld op het vertrekluik
Luik wordt opgestuurd naar DGZ/ARSIA binnen de zeven dagen na het vertrek (of sterfte) van het rund.
Bij sterfte van een dier:
Van gestorven runderen zendt u het paspoort met vermelding van de datum van sterfte als vertrekdatum, overkleefd met het sanitair vignet en de vermelding 'dood' tussen 2 schuine strepen op de keerzijde van het document, door naar DGZ of ARSIA.
De verzendingskosten vallen ten laste van de veehouder. Telefonische melding (VRS, enkel DGZ)
De melding gebeurt via een voice response systeem (VRS).
Nadat de veehouder het nummer (02/422 71 44) heeft gevormd, registreert hij alle gevraagde gegevens via de toetsen van de telefoon. De gegevens worden rechtstreeks doorgestuurd naar Sanitel, waarbij er controles zijn ingebouwd om vergissingen te vermijden.
Na elke geslaagde melding wordt een meldingsnummer meegedeeld. De veehouder noteert dit nummer best zodat in geval van problemen hiernaar kan worden verwezen.
Indien de veehouder geen meldingsnummer te horen krijgt, is de registratie in Sanitel niet gelukt. De meldingsprocedure moet dan worden herhaald.
De telefonische melding moet eveneens gebeuren binnen zeven dagen na vertrek of sterfte.
De meldingskosten zijn ten laste van de veehouder.
Melding via internet (Veeportaal of Cerise)
De veehouder moet hiervoor beschikken over een pc met internetaansluiting.
De toegang via internet moet worden aangevraagd bij DGZ/ARSIA.
Vervolgens ontvangt de veehouder een gebruikersnaam en bijhorend paswoord.
De veehouders die hun gegevens doorsturen via Veeportaal of Cerise kunnen bovendien steeds alle bedrijfsgegevens rechtstreeks raadplegen in Sanitel.
Versie 1_09.06.2009
Module C: Dierlijke Productie Bijlage L2