MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 9162
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 12-1-1999, nr. 7
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE THUISZORG
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van het Overleg Arbeidsvoorwaarden Thuiszorg (OAT) namens de Landelijke Vereniging voor Thuiszorg als partij te ener zijde mede namens de ABVAKABO, de CFO, de NU’91 en de Lan- delijke Vereniging van Artsen in Dienstverband als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Thuiszorg, strek- kende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze col- lectieve arbeidsovereenkomst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek schriftelijke bezwaren zijn inge- bracht door de vereniging Branchebelang Thuiszorg Nederland (BTN);
dat naar aanleiding van dit verzoek schriftelijke bedenkingen zijn inge- bracht door de vereniging Branchebelang Thuiszorg Nederland (BTN);
dat deze bedenkingen als volgt kunnen worden samengevat:
BTN verzoekt de onderhavige CAO niet algemeen verbindend te verkla- ren. Zij voert daarvoor de volgende argumenten aan:
– BTN is als representatief verklaarde werkgeversorganisatie buiten een deel van de CAO-onderhandelingen gehouden.
De onderhandelingen voor deze CAO zijn gestart in april 1998. Op 30 april 1998 is door onderhandelaars een akkoord bereikt, dat door
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1999 CAO916299
CAO1303 1
alle bij de onderhandelingen betrokken organisaties (waaronder BTN) met een positief advies aan de respectievelijke achterbannen is voor- gelegd. Bij de achterbanraadplegingen zijn vervolgens twee van de vier vakverenigingen (CFO en ABVAKABO) niet akkoord gegaan. Nadat het onderhandelaarsakkoord gedeeltelijk was afgewezen, heb- ben alle partijen geprobeerd alsnog een CAO-akkoord te bereiken, hetgeen niet is gelukt. BTN stelt dat de LVT, buiten medeweten van BTN om, opnieuw onderhandelingen heeft geopend met de vakver- enigingen. Zij stelt daags na de onderhandelingen met het resultaat geconfronteerd te zijn. Xxxxxx omdat dit onderhandelingsresultaat in de publiciteit was gebracht, stelt BTN dat het voor haar onmogelijk was nog invloed uit te oefenen;
– het laatstgenoemde onderhandelingsresultaat, dat heeft geleid tot een CAO-akkoord, is naar de mening van BTN financieel onverantwoord hoog in relatie tot de inkomsten van de leden van BTN;
– het CAO-akkoord is niet marktconform;
– het akkoord zal leiden tot een onaanvaardbaar hoge werkdruk en mogelijk verlies van arbeidsplaatsen;
– de achterban van BTN wordt voor de stijging van de loonkosten en kosten van andere arbeidsvoorwaarden niet op dezelfde wijze ge- compenseerd als het merendeel van de instellingen welke door de LVT worden vertegenwoordigd.
Het protest van BTN richt zich alleen tegen de extra kosten die het gevolg zijn van de aanvullende afspraken die zijn overeengekomen buiten de aanwezigheid van BTN.
Overwegende ten aanzien van de bedenkingen:
bij het laatstelijk genomen besluit tot AVV van bepalingen van de onder- havige CAO d.d. 26 juni 1997 (Stcrt. 1997, nr. 120) is onder meer over- wogen dat het voor de dienstverlening in deze sector van groot belang is dat de arbeidsvoorwaarden en de ontwikkeling daarvan tot stand komen en gedragen worden door alle betrokkenen. De toenmalige situa- tie dat NTN Thuiszorg B.V. (NTN) niet betrokken was bij het tot stand komen van de Thuiszorg-CAO kon en mocht niet als een bestendige worden gezien. In het genoemde besluit is voorts het uitgangspunt ver- woord dat waar de LVT en NTN dit belang onderkennen zij zich hier- voor zullen inzetten en dat een volgende CAO met medewerking van alle betrokkenen tot stand zal komen. NTN is lid van de vrij recent opge- richte vereniging Branchebelang Thuiszorg Nederland (BTN), welke tegen het voorliggende AVV-verzoek bedenkingen heeft ingebracht.
Thans kan worden vastgesteld dat aan bovenvermelde oproep gehoor is gegeven, in die zin dat BTN deel heeft genomen aan de onderhandelin- gen voor de CAO 1998/1999. Dit blijkt reeds uit het feit dat het op 30 april 1998 gesloten principe-akkoord voor de CAO 1998/1999 mede is ondertekend door de werkgeversvereniging BTN. Nadat het principe- akkoord door de achterbannen van een tweetal werknemersverenigingen was afgewezen, is BTN, althans aanvankelijk, ook betrokken geweest bij
2
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
het vervolg van de onderhandelingen. Bij het CAO-akkoord zoals dat uiteindelijk tot stand gekomen is, is BTN geen partij. CAO-partijen ont- kennen dat BTN buiten (het slot van) de onderhandelingen is gehouden. Of en in hoeverre BTN in de laatste fase van de CAO-onderhandelingen bewust buiten deze onderhandelingen is gehouden dan wel gebleven, staat niet vast en kan door de Minister niet beoordeeld worden. De Minister onderstreept nogmaals nadrukkelijk het belang van de totstand- koming van een Thuiszorg-CAO waarbij alle betrokkenen partij zijn als- mede een blijvende inzet van alle betrokkenen daartoe.
Met betrekking tot de opmerkingen van BTN aangaande de kosten van het uiteindelijke CAO-akkoord kan voorts het volgende worden opge- merkt. BTN stelt dat haar leden anders worden gefinancierd dan de zogenaamde oud regulieren, welke in hoofdzaak worden vertegenwoor- digd door de LVT. Deze bedenkingen zijn derhalve van financiële aard. AVV is een CAO-ondersteunend instrument, waardoor concurrentie op het gebied van arbeidsvoorwaarden wordt tegengegaan. AVV beoogt de werknemers in een bedrijfstak gelijke arbeidsvoorwaarden toe te kennen en daardoor aan de CAO gebondenen te beschermen tegen loon- concurrentie van derden-buitenstaanders. Een eventueel hieruit voort- vloeiende lastenverzwaring is inherent aan de aard van het instrument van AVV.
Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bedenkin- gen van BTN van dien aard zijn, dat zij algemeen verbindendverklaring van bepalingen van onderhavige CAO niet in de weg staan.
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Gezien het overleg met de Stichting van de Arbeid; Besluit:
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 1999 de navol- gende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Thuis- zorg, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:
3
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Definities
In deze CAO wordt verstaan onder:
a. Arbeidsovereenkomst: een overeenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek;
b. Werkgever: de privaatrechtelijke organisatie, als bedoeld in artikel 2 van deze CAO;
c. Werknemer: degene die als werknemer in de zin van het Burgerlijk Wetboek een arbeidsovereenkomst met de werkgever is aangegaan;
d. Werkervaringsplaats-werknemer: degene die op grond van/in het kader van de Kaderregeling Arbeidsinpassing of de Wet Inschakeling Werkzoekenden een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht heeft gesloten met de werkgever;
e. Instelling/inrichting: het zelfstandig optredend organisatorisch sa- menwerkingsverband van werkgever, werknemers en andere betrok- kenen, dat zich ten doel stelt gezinsverzorging en/of kruiswerk en/of kraamzorg en/of entadministratie en/of thuiszorg te verrichten;
f. Overleg Arbeidsvoorwaarden Thuiszorg (OAT):
het geen rechtspersoonlijkheid bezittende overleg tussen enerzijds:
– werknemersorganisaties, te weten: XXXXXXXX, vakbond aangesloten bij de FNV,
CFO, CNV-bond voor Overheid, Zorgsector en Verzelfstandigde Overheidsinstellingen,
LAD, de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband, NU’91, Nieuwe Unie ’91,
en anderzijds:
– de LVT, de Landelijke Vereniging voor Thuiszorg;
g. Xxxxxxx: het tussen werkgever en werknemer overeengekomen bruto maand- of periodesalaris, exclusief de in de hoofdstukken III, IV, VI, VII en XII genoemde vergoedingen en/of toelagen en exclusief de vakantietoeslag;
h. Periode: een aaneengesloten tijdvak van vier weken;
i. Arbeidsduur: de – met inachtneming van deze CAO – tussen werk- gever en werknemer overeengekomen tijd waarin arbeid wordt ver- richt, waarbij inbegrepen:
– reis- en wachttijden die hun oorzaak vinden in de door de werk- gever opgedragen werkzaamheden;
– het houden van spreekuren;
– het noodzakelijk bijwonen van de direct uit de werkzaamheden voortvloeiende vergaderingen;
– opleiding of bijscholing als bedoeld in artikel 43;
– reistijd verbonden aan werkzaamheden buiten de plaats van te-
4
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
werkstelling en/of het werkgebied aan het begin en/of het einde van het werk, voor zover deze reistijden meer bedragen dan de voor de werknemer gebruikelijke reistijden van het woon-/ werkverkeer;
j. Plaats van tewerkstelling: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggende deel van de gemeente, waar het gebouw staat waarin of van waaruit de werknemer normaliter de functie uitoefent dan wel kantoor houdt;
k. Werkgebied: het gebied zoals dat is vastgesteld in de individuele arbeidsovereenkomst;
l. Relatie-partner: een persoon met wie de werknemer een affectieve relatie heeft en met wie hij – met het oogmerk duurzaam samen te leven – op hetzelfde adres woont en een gemeenschappelijke huis- houding voert. Bloedverwanten van de werknemer tot en met de derde graad worden niet als relatie-partner aangemerkt;
m. Vakantiekracht: degene die tijdens de vakanties werkzaamheden ver- richt in een dienstverband van niet langer dan 60 werkdagen per kalender-/periodejaar;
n. Inval-/oproepkracht:
– diegene, die een overeenkomst met de werkgever heeft en zich beschikbaar heeft gesteld om op afroep van de werkgever op arbeidsovereenkomst te komen werken maar niet verplicht is om aan deze oproep gehoor te geven; alsmede
– diegene, die met de werkgever een zogenaamd nul-uren contract heeft gesloten;
o. Uurloon: het jaarsalaris gedeeld door 1878, waarbij het jaarsalaris wordt berekend als twaalf maal het (onafgeronde) maandsalaris;
p. Regeling extra arbeidsplaatsen zorgsector: de door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 1995 uitgevaardigde regeling ter stimulering van de werkgelegenheid in de zorgsector voor langdurig werklozen;
q. In deze CAO gelden alle begrippen die betrekking hebben op perso- nen die in de mannelijke vorm gesteld zijn ook voor vrouwen.
Artikel 2
Werkingssfeer
De CAO is van toepassing op in Nederland gevestigde privaatrechtelijke instellingen, al dan niet met rechtspersoonlijkheid, voor gezinsverzor- ging en/of kruiswerk en/of kraamzorg en/of entadministratie en/of thuis- zorg, die al dan niet met winstoogmerk voornamelijk bij cliënten thuis hulp bieden op één of meer van de volgende gebieden:
5
– hulp van verplegende, verzorgende en/of huishoudelijke aard in ver- band met ziekte, ouderdom, handicap;
– kraamzorg;
– ouder- en kindzorg;
– gezondheidsvoorlichting, -opvoeding en preventie;
– hulp van persoonlijke/begeleidende aard.
Artikel 3
Minimum- en maximum-regeling
1. Van de bepalingen van deze CAO mag niet worden afgeweken, noch in voor de werknemer gunstige zin noch in voor de werknemer ongunstige zin.
2. De met deze CAO en de uitvoeringsregelingen in strijd zijnde xxxx- xxxxxx in werkinstructie, huisregels of andere tussen werkgever en werknemer(s) overeengekomen regelingen zijn nietig.
3. In afwijking van het in lid 1 gestelde kan in voor de werknemer gun- stige zin van de bepalingen van deze CAO worden afgeweken in een in het kader van artikel 52 opgesteld sociaal plan, waarover in het fusie-overlegorgaan overeenstemming is bereikt.
4. In afwijking van het in lid 1 gestelde kan in voor de werknemer gun- stige of ongunstige zin van de bepalingen van deze CAO worden afgeweken bij toepassing van artikel 37 a, nadat daarover overeen- stemming tussen werkgever en ondernemingsraad is bereikt.
Artikel 4
Geen of gedeeltelijke toepassing van de CAO
1. De bepalingen van de CAO kunnen door partijen bij de CAO op een daartoe strekkend verzoek van de werkgever met instemming van de ondernemingsraad geheel of gedeeltelijk niet van toepassing worden verklaard op de arbeidsverhouding tussen een werkgever en al zijn werknemers dan wel een gedeelte van zijn werknemers, indien deze werkgever tevens valt onder de werkingssfeer van een andere CAO, zulks in overleg met partijen bij deze andere CAO.
2. Om voor een dergelijke ontheffing in aanmerking te komen, dient ten minste aan de volgende criteria te worden voldaan:
– de arbeidsvoorwaarden voor de werknemers dienen voldoende gewaarborgd te zijn;
– deze arbeidsvoorwaarden mogen over het algemeen geen min- dere aanspraken aan de werknemers verlenen dan voor hen zou- den voortvloeien uit de toepasselijkheid van deze CAO.
6
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 5
Relatiepartner
1. De bepalingen van deze CAO en de bijbehorende uitvoerings- regelingen die van toepassing zijn op de gehuwde werknemer zijn van overeenkomstige toepassing op de werknemer met een relatie- partner als bedoeld in artikel 1 sub l, mits is voldaan aan het gestelde in lid 2 van dit artikel en voor zover dat wettelijk mogelijk is.
2. Een relatie-partner kan pas als zodanig worden erkend nadat de werknemer hetzij bij indiensttreding hetzij bij het ontstaan van de affectieve relatie een mede door de relatie-partner ondertekende schriftelijke verklaring aan de werkgever heeft overlegd, waaruit blijkt dat sprake is van een affectieve relatie als bedoeld in artikel 1 sub l. De werknemer is verplicht bij beëindiging van de affectieve relatie hiervan direct de werkgever in kennis te stellen.
3. Als aan het gestelde in lid 2 is voldaan wordt de relatie-partner als gezinslid aangemerkt. Overal waar deze CAO van aan- en bloedver- wanten van de werknemer spreekt worden daaronder mede begrepen aan- en bloedverwanten van de relatie-partner van de werknemer.
Artikel 6
Detachering
1. De werkgever kan een detacheringsovereenkomst uitsluitend aan- gaan met instemming van de werknemer.
2. Bij een detachering blijft de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer in stand.
3. Een afschrift van de detacheringsovereenkomst dient aan de arbeids- overeenkomst van de werknemer te worden gehecht.
Artikel 7
Werkervaringsplaats-werknemer
1. De bepalingen van de CAO zijn onverkort van toepassing op een werkervaringsplaats-werknemer, met uitzondering van:
– artikel 8
7
– artikel 9
– artikel 87 en Uitvoeringsregeling N Wachtgeld.
2. Bij de indiensttreding van een werkervaringsplaats-werknemer dient de werkgever de volgende regels in acht te nemen:
a. bij de indiensttreding mag geen sprake zijn van verdringing van een reeds bestaande arbeidsplaats dan wel van invulling van een reeds voorziene arbeidsplaats. Dat wil zeggen dat het moet gaan om een arbeidsplaats die zonder gebruikmaking van de Wet Inschakeling Werkzoekenden niet tot stand zou zijn gekomen;
b. de werkervaringsplaats kan zowel een in de CAO geregelde, als een hierin niet-geregelde functie betreffen;
c. met de werkervaringsplaats-werknemer wordt een arbeidsover- eenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van één jaar afgeslo- ten;
d. de volgens de XXX xxxxxxxx salariëring vindt onverkort toepas- sing ten aanzien van een werkervaringsplaats-werknemer;
e. de werkgever stelt een begeleidingsplan op dat waarborgen biedt voor een reële training en begeleiding van de werkervaringsplaats- werknemer, ter bevordering van diens mogelijke doorstroming naar een reguliere arbeidsplaats. In dit plan wordt in ieder geval voorzien in de aanwijzing van een vaste begeleider die met de begeleiding van de werkervaringsplaats-werknemer is belast;
f. de werkgever neemt de inspanningsverplichting op zich om de werkervaringsplaatswerknemer bij voldoende geschiktheid, na het verstrijken van de hierboven onder c genoemde periode van een jaar, door te laten stromen naar een reguliere arbeidsplaats binnen zijn instelling, indien de personeelsformatie van de instel- ling dit toelaat.
HOOFDSTUK II
ARBEIDSOVEREENKOMST
Artikel 8
Inhoud Arbeidsovereenkomst
1. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan en gewijzigd. De werkgever draagt zorg dat beide partijen binnen twee weken na het sluiten of wijzigen van de overeenkomst een door beide partijen ondertekend exemplaar ontvangen van de arbeidsovereenkomst of de wijziging daarvan.
2. De arbeidsovereenkomst vermeldt:
a. de naam, de vestigingsplaats en het adres van de werkgever, als-
8
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
mede de naam (namen) xxx xxxxxx(n), die namens de werkgever de arbeidsovereenkomst tekent (tekenen);
b. de naam, de voornamen, de geboorteplaats, de geboortedatum, de woonplaats en de nationaliteit van de werknemer;
c. de plaats van tewerkstelling en/of het werkgebied waar of van waaruit bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst de werk- zaamheden worden verricht;
d. de verplichting tot verhuizing of de ontheffing daarvan;
e. de datum van het aangaan van de arbeidsovereenkomst en het in dienst treden;
f. of de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde dan wel voor be- paalde tijd is aangegaan. In het laatste geval wordt uitdrukkelijk de grond daarvoor vermeld;
g. de proeftijd in de zin van het Burgerlijk Wetboek artikel 7:652, indien zulk een proeftijd is overeengekomen;
x. xx xxxxxxx, die door de werknemer zal worden vervuld;
i. de arbeidsduur en de wijze waarop de werktijden geregeld zijn; eenzijdige wijziging van de arbeidsduur is niet mogelijk;
j. het aanvangssalaris en de salarisschaal;
k. de datum van de periodieke verhoging overeenkomstig de Uitvoeringsregeling A Salariëring, artikel 3, lid 2;
l. het aantal uren vakantieverlof bij het ingaan van de arbeidsover- eenkomst;
m. nevenfuncties als bedoeld in artikel 44 lid 1 bij indiensttreding;
n. eventuele bijzondere bepalingen, regelingen, afspraken en ver- plichtingen, die van toepassing zijn;
q. verklaring van de werknemer van de ontvangst van een exem- plaar van het pensioenreglement, dan wel een verklaring van de werknemer dat hij hiervan kennis kan dragen;
r. verklaring van de werknemer van de ontvangst – op diens ver- zoek – van de statuten en het huishoudelijk reglement van de werkgever;
s. verklaring van de werknemer van de ontvangst van een regle- ment van de ondernemingsraad, indien dit lichaam is ingesteld;
t. verklaring van de buitenlandse werknemer van de ontvangst – op diens verzoek – van een arbeidsovereenkomst in zijn landstaal;
u. de wederzijdse opzegtermijn, voorzover afwijkend van artikel 86, lid 1;
v. de eventuele verplichting tot het volgen van een opleiding of bij- scholing ingevolge artikel 43;
x. xx voorwaarden waaronder een eventuele detachering van de werknemer bij een andere werkgever geschiedt.
9
Artikel 8 a
Proeftijd
Werkgever en werknemer kunnen een proeftijd overeenkomen. Deze beslaat maximaal twee maanden, ongeacht of de arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd wordt aangegaan.
Artikel 9
Duur arbeidsovereenkomst
1. Een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde of voor onbepaalde tijd.
2. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd mag niet langer dan voor maximaal één jaar worden aangegaan, tenzij sprake is van:
x. tijdelijke vervanging wegens het volgen van een opleiding, door ziekte, militaire dienst of tewerkstelling als gewetensbezwaarde militaire dienst van een andere werknemer;
b. werkzaamheden met een kennelijk tijdelijk karakter.
3. a. Wanneer de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aan- gegaan in de in lid 2 van dit artikel onder a genoemde gevallen, bedraagt de maximale duur – inclusief eventuele verlengingen – 2,5 jaar.
b. Wanneer de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aan- gegaan in de in lid 2 van dit artikel onder b genoemde gevallen, is de duur gelijk aan de duur van de overeengekomen werkzaam- heden.
4. In afwijking van het bepaalde in lid 2 van dit artikel mag een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een leerling- kraamverzorgende na het verstrijken van de termijn van één jaar worden verlengd met maximaal 12 maanden, indien de opleiding binnen de termijn van één jaar niet met goed gevolg is afgerond.
5. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd samenloopt met een leerovereenkomst zoals bedoeld in de Wet op het Leerlingwezen, bedraagt de duur, in afwijking van het bepaalde in lid 2, maximaal de duur van de leerovereenkomst.
6. Indien een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbe- paalde tijd wordt belast met de uitvoering van een project, waarvan de financiering van tijdelijk aard is, kan ter vervanging van deze werknemer met een andere werknemer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden aangegaan voor de duur van dit project, zulks in afwijking van het bepaalde in lid 2.
10
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
7. Indien een arbeidsovereenkomst, die voor bepaalde tijd is aangegaan door werkgever en werknemer na het verstrijken van deze bepaalde tijd stilzwijgend wordt voortgezet, wordt zij geacht vanaf dat tijdstip voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan.
8. Indien een arbeidsovereenkomst, die voor bepaalde tijd is aangegaan na het verstrijken van deze bepaalde tijd door partijen voor bepaalde tijd wordt voortgezet, dienen ten aanzien van deze voortzetting(en) de maximumtermijnen als bedoeld in dit artikel onverkort in acht te worden genomen en wel met dien verstande dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd slechts mogelijk is indien en voor zover de gezamenlijke duur van het tijdvak waarover de ar- beidsovereenkomst aanvankelijk is aangegaan en de termijn(en) waarmee zij is voortgezet geen overschrijding inhoudt van de van toepassing zijnde maximumtermijn.
9. Wanneer meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsover- eenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden, waarbij door samentelling van die opeenvolgende arbeidsovereenkomsten de van toepassing zijnde maximumtermijn niet wordt overschreden, dan worden de vierde en de daarop vol- gende arbeidsovereenkomst(en) eveneens geacht te zijn aangegaan voor bepaalde tijd.
Artikel 9 a
Inval-/ oproepkrachten gezinsverzorging
1. Dit artikel geldt uitsluitend voor de werknemers met een uitvoerende functie in de gezinsverzorging, zijnde de functies Thuishulp A, Verzorgingshulp B, Verzorgende C, Verzorgende D, Gespecialiseerd Verzorgende E, Medewerker Dagverzorging en Medewerker Activiteitenbegeleiding.
2. Het aantal uren dat door inval-/oproepkrachten binnen één instelling wordt gewerkt, wordt uitgedrukt in uren beperkt tot maximaal 2,4% van het totaal aantal uren dat in een periodejaar in die uitvoerende functies wordt gewerkt.
3. Aan de inval-/oproepkracht wordt, telkens wanneer een beroep op hem wordt gedaan, minimaal een arbeidsovereenkomst van drie onafgebroken uren aangeboden.
11
HOOFDSTUK III
ARBEIDSDUUR, WERKTIJDEN EN DAARMEE SAMENHANGENDE VERGOEDINGEN
Arbeidsduur
Artikel 10
1. De tussen werkgever en werknemer overeen te komen arbeidsduur wordt uitgedrukt in een gemiddeld aantal uren per week, dat is afge- leid van een totaal aantal uren per jaar.
2. Deze arbeidsduur is bij een volledig dienstverband gemiddeld 36 uur per week.
3. Werkgever en werknemer kunnen in afwijking van lid 2 overeenko- men dat, gelet op het solistisch karakter van de uitgeoefende functie in samenhang met de voortgang van de werkzaamheden, een arbeids- duur geldt die hoger ligt dan gemiddeld 36 uur per week met een maximum van gemiddeld 40 uur per week.
4. De arbeidsduur van de werknemer die op 31 december 1998 bij de werkgever in dienst is, blijft met ingang van 1 januari 1999 ongewij- zigd, tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen.
Artikel 11
Arbeidsduur en leeftijd
1. De werknemer met een volledig dienstverband dan wel een arbeids- duur die daar bovenuit gaat en die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, heeft recht op een verkorting van de arbeidsduur van 88 uur per jaar. Deze arbeidsduurverkorting geschiedt met behoud van sala- ris.
2. De wijze waarop deze 88 uur wordt opgenomen, wordt in overleg tussen werkgever en werknemer vastgesteld.
Artikel 12
Werktijden algemeen
1. Met inachtneming van de tussen werkgever en werknemer overeen- gekomen arbeidsduur en de toepassing van artikel 13 stelt de werk- gever – na overleg met de werknemer – de werktijden vast, al dan niet in de vorm van roosters.
12
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. De werkgever meldt de vastgestelde werktijden tenminste tien etma- len van tevoren aan de werknemer. Na overleg tussen werkgever en werknemer kan van de vastgestelde werktijden worden afgeweken.
3. Voor kraamverzorgenden kan de werkgever volstaan met een globaal schema van te werken dagen, waarvan na overleg tussen werkgever en werknemer kan worden afgeweken.
4. Bij de regeling van de werktijden wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de levensbeschouwing van de werknemer. De werk- nemer krijgt de gelegenheid de plichten te vervullen die voortvloeien uit de bij zijn levensbeschouwing behorende feestdagen.
Artikel 13
Randvoorwaarden bij de inrichting van de werktijden
Bij de inrichting van de werktijden gelden in samenhang met artikel 11 en 12 en met gebruikmaking van de mogelijkheden die de Arbeidstijden- wet en het daarop gebaseerde Arbeidstijdenbesluit bieden de volgende randvoorwaarden:
1. Waar in dit artikel het begrip ,,dienst’’ wordt gehanteerd, is bedoeld hetgeen de Arbeidstijdenwet daaronder verstaat, te weten: een aan- eengesloten tijdruimte waarin arbeid wordt verricht en die gelegen is tussen twee op grond van die wet geldende opeenvolgende onafge- broken rusttijden.
Waar in dit artikel het begrip ,,(werk-)overleg’’ wordt gehanteerd is bedoeld al het overleg dat de uitvoerende werkzaamheden onder- steunt.
2. a. de werknemer werkt per 13 kalenderweken maximaal gemiddeld 36 uur per week, dan wel maximaal gemiddeld 37 uur per week indien artikel 10 lid 4 wordt toegepast; indien artikel 10, lid 3 van toepassing is, werkt de werknemer per 13 kalenderweken maxi- maal gemiddeld 40 uur per week; bovendien geldt dat gemeten over 4 kalenderweken maximaal gemiddeld 45 uur per week wordt gewerkt;
b. de werknemer werkt per dienst maximaal 10 uur;
c. voor de werknemer met een geringere arbeidsduur dan gemid- deld 36 uur per week geldt bovendien dat de werktijden zodanig worden ingericht dat bij inzet van de werknemer per dienst mini- maal 3 uur aaneengesloten werkzaamheden worden verricht en dat per 13 kalenderweken maximaal op 65 dagen wordt gewerkt;
13
gelet op de samenstelling van het cliëntenaanbod kan het nood- zakelijk zijn dat het minimum aantal aaneengesloten uren per dienst niet op 3 maar op 2 wordt gesteld; het minimum aantal uren van 3, respectievelijk 2 geldt niet voorzover de werkzaam- heden (werk-)overleg betreffen.
d. Werkgever en werknemer kunnen schriftelijk vast te leggen af- spraken maken over een zodanige inrichting van de werktijden dat de gemiddelde arbeidsduur per 13 weken als bedoeld onder sub a en sub c wordt overschreden tot een maximum van gemid- deld 40 uur per week, waardoor met die overschrijding corres- ponderende vrije tijd wordt opgespaard die ofwel op een later tijdstip wordt opgenomen dan wel op een later tijdstip in salaris wordt uitbetaald.
e. Voor de werknemer die jonger is dan 18 jaar zijn de navolgende leden 4 tot en met 6 niet van toepassing, maar gelden de standaardbepalingen van de Arbeidstijdenwet.
3. De werknemer heeft ten minste 21 vrije weekeinden per jaar; tijdens deze vrije weekeinden mag geen bereikbaarheidsdienst worden op- gedragen.
4. Indien de werknemer arbeid verricht in nachtdienst zoals gedefini- eerd in de Arbeidstijdenwet (een dienst waarin de uren tussen 00.00 uur en 06.00 uur geheel of gedeeltelijk zijn begrepen) gelden de vol- gende aanvullende regels:
a. de minimum rust na een nachtdienst die eindigt na 02.00 uur is 14 uur (1 x per periode van 7 x 24 uur in te korten tot 8 uur);
b. de minimum rust bedraagt 48 uur na een reeks van ten minste 3 en ten hoogste 6 achtereenvolgende nachtdiensten indien deze eindigen vóór of op 02.00 uur en in andere gevallen na een reeks van ten minste 3 en ten hoogste vijf achtereenvolgende nacht- diensten;
c. de maximum arbeidstijd per nachtdienst bedraagt 9 uur;
d. De maximum arbeidstijd per 13 weken bedraagt gemiddeld 36 uur per week, dan wel maximaal gemiddeld 37 uur per week indien artikel 10 lid 4 wordt toegepast; indien artikel 10 lid 3 van toepassing is, bedraagt de gemiddelde arbeidsduur maximaal gemiddeld 40 uur per week.
e. het maximum aantal nachtdiensten bedraagt 28 per 13 weken en 52 per 13 weken indien de nachtdiensten voor of op 02.00 uur eindigen;
5. Indien de werknemer arbeid verricht in overwerk gelden de volgende aanvullende regels:
de werknemer werkt per dienst maximaal 12 uur, per week maximaal 54 uur en per periode van 13 achtereenvolgende weken maximaal gemiddeld 40 uur per week.
14
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
6. Indien de werknemer zijn arbeid geheel of gedeeltelijk in nachtdienst verricht en bovendien overwerk verricht, bedraagt de arbeidstijd per nachtdienst maximaal 10 uur en de totale arbeidstijd per 13 achter- eenvolgende weken maximaal gemiddeld 40 uur per week.
7. De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat indien de werkne- mer van 18 jaar of ouder meer dan 5,5 uur arbeid per dienst verricht, deze arbeid wordt afgewisseld door een pauze van tenminste een half uur aaneengesloten, welke pauze mag worden gesplitst in twee pau- zes. Voor de werknemer met een leeftijd beneden 18 jaar geldt het- zelfde, met dien verstande dat als norm niet 5,5 uur, maar 4,5 uur van toepassing is.
8. Bij de inrichting van de werktijden kan de werkgever per dag één breuk toepassen, tenzij de werknemer instemt met meerdere breuken. Als breuk wordt beschouwd een onderbreking van het werk zonder dat de tussenliggende tijd werktijd of een pauze is; bij toepassing van de mogelijkheid van één of meer breuken per dag, geldt dat de werk- nemer per dag minimaal twee maal twee uur aaneengesloten wordt ingezet. Het minimum van twee uur geldt niet voorzover de werk- zaamheden (werk-)overleg betreffen.
De kosten, verbonden aan het na een breuk heen en weer reizen tus- sen woon- en werkplaats worden aan de werknemer vergoed over- eenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling X Xxxx- en verblijfkostenvergoeding dienstreizen.
9. Voor de inrichting van de werktijden van kraamverzorgenden bevat Uitvoeringsregeling f Wachtdienst Kraamverzorgenden aanvullende bepalingen inzake wachtdiensten.
10. Voor kraamverzorgenden geldt voorts dat bij de inrichting van de werkzaamheden, rekening houdend met de voor de kraamzorg gel- dende afwijkingsmogelijkheid van artikel 5:3, lid 2 van de Arbeids- tijdenwet, de volgende patronen voor de ,,wekelijkse onafgebroken rust’’ kunnen worden toegepast:
– in een aaneengesloten tijdruimte van 11 maal 24 uur een onafge- broken rust van ten minste 72 uur;
– ofwel een onafgebroken rust volgens de normen van artikel 5:3 van de Arbeidstijdenwet.
Tijdens de op grond hiervan geldende periodes van onafgebroken rust mag geen bereikbaarheidsdienst of wachtdienst worden opgedra- gen.
De werkgever kan gebruik maken van de in dit lid genoemde
15
afwijkingsvariant van de Arbeidstijdenwet mits hij voor die toepassingsmogelijkheid de instemmingsprocedure heeft gevolgd, die is opgenomen in artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden.
11. De beperkende bepalingen van lid 8 zijn niet van toepassing op werknemers die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend werkzaamheden verrichten tijdens de avond (vanaf 20 uur), de nacht en de weekein- den.
12. Aan de werknemer die 55 jaar of ouder is mag tegen zijn wil geen overwerk, werk tijdens inconveniënte uren, bereikbaarheidsdienst en slaapdienst worden opgedragen.
Artikel 14
Overwerk
1. Overwerk is de arbeid die de werknemer in opdracht van de werk- gever verricht en waarmee de voor de werknemer geldende gemid- delde arbeidsduur per week, gemeten over een tijdvak van 13 weken, wordt overschreden in verband met een incidentele onvoorziene wij- ziging van omstandigheden of indien de aard van de arbeid inciden- teel een dergelijke afwijking noodzakelijk maakt.
2. De vergoeding voor overwerk wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling B Overwerk.
Artikel 15
Inconveniënte uren
1. Inconveniënte uren zijn de uren waarin de werknemer in opdracht van de werkgever arbeid verricht, indien deze uren vallen op:
– maandag tot en met vrijdag vóór 7 uur en vanaf 20 uur;
– op zaterdag;
– op zon- en feestdagen.
2. De vergoeding voor het verrichten van werkzaamheden gedurende inconveniënte uren wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling C Toelage inconveniënte uren.
Artikel 16
Bereikbaarheidsdienst
1. Onder bereikbaarheidsdienst wordt verstaan dat de werknemer zich in opdracht van de werkgever gedurende bepaalde uren in zijn vrije
16
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
tijd bereikbaar dient te houden voor spoedopdrachten van onvoor- ziene aard.
2. De vergoeding voor bereikbaarheidsdienst wordt vastgesteld over- eenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling D Bereikbaar- heidsdienst.
Artikel 17
Slaapdienst
1. Onder slaapdienst wordt verstaan het door de werknemer in opdracht van de werkgever in de nabijheid van cliënten slapen met de bedoe- ling om in voorkomende acute situaties aanwezig te zijn om hulp te kunnen bieden.
2. De door de werknemer in slaapdienst doorgebrachte tijd wordt voor 30% beschouwd als arbeidsduur in de zin van artikel 1, sub i. De werknemer heeft over deze uren aanspraak op het salaris behorend bij de door hem beklede functie.
Artikelnummers 18 t/m 22: gereserveerd.
HOOFDSTUK IV
SALARIËRING
Artikel 23
Salaris
1. Het salaris van de werknemer wordt vastgesteld volgens Uitvoerings- regeling A Salariëring.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 worden werknemers die tij- dens de vakanties werkzaamheden als vakantiekracht verrichten, in een dienstverband van niet langer dan 60 werkdagen per kalender-/ periodejaar, gesalarieerd volgens het minimumloon, c.q. het mini- mumjeugdloon.
3. De werkgever deelt zo spoedig mogelijk gespecificeerd en schrifte- lijk een wijziging in het salaris van de werknemer mee.
17
4. Tot en met 31 december 1998: De werknemer dient uiterlijk twee dagen voor het einde van de kalendermaand of salarisperiode over zijn salaris en uiterlijk in de tweede maand volgend op het ontstaan van een aanspraak op een toeslag op het salaris, hierover te kunnen beschikken.
4. Met ingang van 1 januari 1999: De werknemer dient uiterlijk twee dagen voor het einde van de kalendermaand of salarisperiode over zijn salaris en uiterlijk in de maand of periode volgend op het ont- staan van een aanspraak op een toeslag op het salaris, hierover te kunnen beschikken.
5. Indien de werkgever door onvoorziene omstandigheden de werkne- mer, die werkzaam is als inval-/oproepkracht, al dan niet in combi- natie met een overeengekomen minimum geldende arbeidsduur (min- max-contract), niet in de gelegenheid kan stellen de overeengekomen arbeid te verrichten, heeft de werknemer na de eerste 6 maanden van de arbeidsovereenkomst geen recht op salarisbetaling als bedoeld in artikel 7:628, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek. In geval van een min-max-contract bestaat dit recht op salarisbetaling niet voor het variabel gedeelte van de arbeidsduur. Deze bepaling geldt onverlet hetgeen terzake voor de eerste 6 maanden van de arbeidsovereen- komst al dan niet is bepaald in de individuele arbeidsovereenkomst.
6. Geen salaris is verschuldigd over de tijd, gedurende welke de werk- nemer in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn werk- zaamheden te verrichten. Dit wordt de werknemer schriftelijk en gemotiveerd medegedeeld.
7. In afwijking van lid 4 kan aan de werknemer met wie een arbeids- overeenkomst is aangegaan voor een wisselend aantal uren per week een voorschot worden betaald dat tenminste 75% beloopt van het te verwachten salaris.
Artikelnummers 24 t/m 29: gereserveerd.
Artikel 30
Waarneming hoger gesalarieerde functie
1. De werknemer, met wie is overeengekomen dat hij tijdelijk een hoger bezoldigde functie van een andere werknemer geheel of nage- noeg geheel waarneemt, anders dan bij verlof wegens vakantie, ont- vangt op het tijdstip dat de waarneming 30 dagen heeft geduurd met terugwerkende kracht tot het tijdstip waarop de waarneming aanving een toelage tot het bedrag van het salaris dat hij zou ontvangen wan- neer hij in de nieuwe functie zou zijn ingeschaald.
18
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. Maximaal 2 werknemers kunnen met de waarneming, als bedoeld in lid 1 worden belast. De toelage wordt alsdan voor elke werknemer berekend naar evenredigheid van het gedeelte van de waarneming dat elk van beiden verricht.
Artikel 30 a
Arbeidsmarkttoeslagen
Indien voor één of meer specifieke functie(s) sprake is van een arbeidsmarktknelpunt, kan aan de werknemer een tijdelijke toeslag wor- den toegekend ter grootte van maximaal 10% van het voor de werkne- mer geldende salaris.
Artikel 30 b
Beloningsaccenten in verband met functioneren
Werkgever en ondernemingsraad kunnen afspraken maken over een bin- nen de instelling te hanteren systematiek van tijdelijke positieve beloningsaccenten in verband met het functioneren van werknemers. De toepassing daarvan is gekoppeld aan een systeem van personeels- beoordeling, als bedoeld in artikel 61.
HOOFDSTUK V
VAKANTIE, VERLOF EN VAKANTIETOESLAG
Artikel 31
Verlof
1. De werknemer heeft recht op verlof met behoud van salaris op de navolgende dagen, voor zover deze niet op een zaterdag of zondag vallen:
Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinkster- dag, Eerste en Tweede Kerstdag, Koninginnedag, 5 mei en andere als zodanig door de rijksoverheid erkende nationale feest- en gedenkda- gen.
2. De werknemer heeft op diens verzoek recht op verlof met behoud van salaris op andere bij zijn godsdienst of levensbeschouwing pas-
19
sende dagen in plaats van de in lid 1 genoemde christelijke feest- of gedenkdagen.
3. De werknemer die op één van de in lid 1 genoemde dagen werk- zaamheden verricht heeft recht op vervangend verlof met behoud van salaris. De omvang van dit vervangend verlof is gelijk aan het aantal uren dat de werknemer op een dergelijke dag werkt.
4. De werknemer die in een kalenderjaar in geheel of gedeeltelijk wis- selende dienst werkzaam is volgens een rooster waarin de in lid 1 genoemde dagen verwerkt zijn, heeft aanspraak op een gelijk aantal dagen verlof met behoud van salaris, waarbij voor elke dag 7,2 uur wordt gerekend.
5. De werknemer met een niet volledig dienstverband die in geheel of gedeeltelijk wisselende dienst werkzaam is, heeft naar evenredigheid aanspraak op een gelijk aantal dagen verlof met behoud van salaris, waarbij voor elke dag 7,2 uur wordt gerekend.
6. De werknemer die steeds op dezelfde dagen van de week werkzaam is heeft aanspraak op verlof met behoud van salaris op de in lid 1 genoemde dagen, tenzij deze vallen op dagen waarop hij geen arbeid verricht.
Artikel 32
1. a. De werknemer heeft bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week in elk kalenderjaar recht op 173 uren vakantieverlof met behoud van salaris.
b. Het aantal uren vakantieverlof wordt, afhankelijk van de leeftijd die de werknemer in het betreffende kalenderjaar bereikt, ver- hoogd overeenkomstig de volgende tabel:
Leeftijd Verhoging
18 jaar 22 uren
19 jaar 14 uren
20 jaar 7 uren
30 tot en met 39 jaar 7 uren
40 tot en met 44 jaar 14 uren
45 tot en met 49 jaar 22 uren
50 tot en met 54 jaar 29 uren
55 tot en met 65 jaar 43 uren
2. De werknemer die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar in dienst is, geen volledig dienstverband heeft of op wie artikel 10, lid 3 en/of lid 4 wordt toegepast, heeft naar evenredigheid aanspraak op uren vakantieverlof.
20
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Het aantal uren vakantieverlof wordt naar boven afgerond op halve of hele uren.
3. De vakantie dient bij voorkeur geheel in het betreffende kalenderjaar te worden opgenomen, tenzij werkgever en werknemer in onderling overleg besluiten daarvan af te wijken.
4. De tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie dienen door de werkgever tijdig in overleg met de werknemer te worden bepaald. De werkgever zal de werknemer op zijn verzoek in de gelegenheid stellen om 15 aaneengesloten werkdagen vakantie op te nemen met inbegrip van vier weekeinden.
Artikel 33
Buitengewoon verlof
1. Tenzij de te verrichten werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever daartegen verzetten heeft de werknemer recht op buiten- gewoon verlof met behoud van salaris voor de navolgende gebeur- tenissen mits deze zich voordoen in de overeengekomen werktijd:
a. voor de uitoefening van het kiesrecht en het nakomen van een wettelijke verplichting, voorzover dit niet in vrije tijd kan ge- schieden en omzetting van dienst niet mogelijk is.
b. bij verhuizing: 2 dagen per kalenderjaar.
c. bij zijn ondertrouw: 1 dag.
d. bij zijn huwelijk: 4 dagen.
e. tot het bijwonen van een huwelijk van bloed- en aanverwanten in de eerste of tweede graad, pleegouders en pleegkinderen: 1 dag.
x. bij bevalling van zijn echtgenote: 5 dagen.
g. bij zijn 121⁄2-, 25-, 40- en 50–jarig dienstjubileum: 1 dag.
h. bij zijn 25-, 40- en 50-jarig huwelijksjubileum en bij het 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksjubileum van zijn ouders, stief-, pleeg- of schoonouders: 1 dag.
i. bij zijn kerkelijke bevestiging of Eerste Heilige Communie en bij andere vergelijkbare godsdienstige en levensbeschouwelijke ge- beurtenissen en bij die van zijn echtgenoot, echtgenote, kinderen, pleeg- of stiefkinderen: 1 dag.
j. voor het verrichten van bezigheden, verband houdende met adop- tie: ten hoogste 5 dagen per kind.
2. De werknemer heeft recht op buitengewoon verlof met behoud van salaris bij het overlijden van bloed- of aanverwanten:
21
– 4 dagen bij het overlijden van zijn echtgenoot, echtgenote, ouders, xxxxxxxxxxx, xxxxxxxxxxxx, pleegouders, kinderen, stief-, pleeg- of aangehuwde kinderen.
– 2 dagen bij het overlijden van bloed- of aanverwanten in de tweede graad en ten hoogste één dag bij overlijden van bloed- of aanverwanten in de derde graad.
Indien de werknemer evenwel is belast met de regeling van de begra- fenis, crematie en/of nalatenschap worden ten hoogste 4 dagen ver- leend.
3. De werknemer die in aanmerking wenst te komen voor toekenning van buitengewoon verlof, dient daartoe een verzoek in bij de werk- gever.
4. In andere bijzondere gevallen kan de werkgever buitengewoon ver- lof toekennen voor een beperkte, per geval door hem vast te stellen, tijdsduur, bijvoorbeeld bij ernstige ziekte van personen, die aan de zorg van de werknemer zijn toevertrouwd.
5. Voor de werknemer met een niet volledig dienstverband geldt, dat hij, voorzover dat door hem beïnvloedbaar is, ervoor zorgdraagt dat de desbetreffende gebeurtenis op basis waarvan het verlof wordt gevraagd, zoveel mogelijk plaatsvindt buiten de overeengekomen werktijd. Er is daarbij geen sprake van compensatie van buitenge- woon verlof op een andere dag.
Artikel 33a
Calamiteitenverlof
1. Bij zodanige ziekte in het gezin dat de werknemer regelingen moet treffen om de zorg te regelen heeft de werknemer recht op calamiteitenverlof met behoud van salaris.
2. De omvang van dit verlof bedraagt – achteraf vast te stellen – de benodigde tijd met een maximum van 24 uur per kalenderjaar. Voor de werknemer met een niet volledig dienstverband wordt dit maxi- mum naar evenredigheid vastgesteld.
3. De werknemer brengt de werkgever zo spoedig mogelijk van de calamiteit op de hoogte, daarbij aangevend een indicatie van de benodigde tijd.
Artikel 34
Vakantietoeslag
1. De werknemer heeft recht op een vakantietoeslag voor iedere maand 22
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
of ieder deel van een maand waarin hij salaris dan wel een uitkering krachtens artikel 36 heeft genoten.
2. Tenzij in de volgende leden anders is bepaald, bedraagt de vakantie- toeslag per kalendermaand 8% van het bedrag dat de betrokken werknemer in die maand aan salaris of uitkering als bedoeld in lid 1 heeft genoten.
3. De vakantietoeslag bedraagt voor de werknemer van 21 jaar of ouder met een volledig dienstverband minimaal f 248,64 per maand;
Dit bedrag wordt naar evenredigheid verminderd indien de werkne- mer slechts een deel van de periode waarover vakantietoeslag wordt berekend in dienst is geweest dan wel in die periode of een deel daar- van in deeltijd heeft gewerkt. Het in dit lid bedoelde minimumbedrag wordt niet toegepast op de werknemer die bij de instelling werkzaam is in het kader van de Regeling extra arbeidsplaatsen zorgsector.
4. De vakantietoeslag wordt eenmaal per jaar berekend over het tijdvak van twaalf maanden dan wel 13 periodes, aanvangende met de maand juni dan wel de zesde periode van het voorafgaande kalen- derjaar.
De uitbetaling van de vakantietoeslag vindt ten hoogste tweemaal per jaar plaats, doch in elk geval uiterlijk 31 mei van het desbetref- fende jaar. Bij ontslag of indiensttreding vóór afloop respectievelijk na het beginnen van de periode waarover vakantietoeslag wordt betaald, vindt uitbetaling plaats over het gedeelte van de periode dat de werknemer in dienst was.
HOOFDSTUK VI
VOORZIENINGEN BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Artikel 35
Melding afwezigheid
Indien de werknemer verhinderd is wegens ziekte of wegens andere oor- zaak zijn werkzaamheden te verrichten, is hij verplicht daarvan, onder opgave van redenen, zo spoedig mogelijk mededeling te doen of te laten doen aan de werkgever op een door de werkgever te bepalen wijze.
Zodra het tijdstip bekend is, waarop hervatting van de werkzaamheden mogelijk zal zijn dient hij de werkgever daarvan in kennis te stellen.
23
Artikel 36
Aanvulling salaris bij arbeidsongeschiktheid
1. a. De werkgever betaalt het laatstgenoten netto salaris door aan de werknemer die de bedongen arbeid geheel dan wel gedeeltelijk niet heeft verricht omdat hij daartoe door ziekte, arbeids- ongeschiktheid, zwangerschap of bevalling verhinderd was, en wel zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt voor de duur van in totaal 20 maanden.
b. Voor de toepassing van het onder sub a gestelde worden perio- des, waarin de werknemer wegens de sub a genoemde redenen verhinderd was, samengeteld indien zij elkaar opvolgen met een onderbreking van minder dan vier weken.
2. a. Indien en voor zover de werknemer aanspraak heeft op een uit- kering krachtens de Ziektewet wordt het bedrag van deze uitke- ring in mindering gebracht op de betaling als bedoeld in het eer- ste lid.
b. Indien en voor zover de werknemer aanspraak heeft op een uit- kering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverze- kering, c.q. Algemene Arbeidsongeschiktheidswet dan wel op invaliditeitspensioen ingevolge de PGGM-regeling, wordt de in lid 1 bedoelde aanspraak op doorbetaling van het netto salaris omgezet in een aanspraak op een aanvulling van deze uitkering tot het laatstgenoten netto salaris.
3. De inkomsten, door de werknemer in of buiten dienstbetrekking genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de tijd dat hij, zo hij daartoe niet verhinderd was geweest, de bedongen arbeid had kunnen verrichten, worden in mindering gebracht op de doorbetaling danwel de aanvulling als bedoeld in het eerste en tweede lid, sub b.
4. Onder netto salaris wordt verstaan het salaris dat wordt afgeleid van de som van:
a. het bruto maand- of periodesalaris, dat de werknemer geniet op het moment, dat de verhindering als bedoeld in het eerste lid zich voordoet,
b. overige loonbestanddelen, die als loon worden aangemerkt in de van toepassing zijnde regelingen of krachtens de Ziektewet, Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering en Algemene Arbeidsongeschiktheidswet. De hoogte van de genoemde be- standdelen wordt op maandbasis gemeten over de periode van 3 maanden, voorafgaand aan de maand waarin de verhindering als bedoeld in het eerste lid zich voordoet.
5. Voor werknemers met een min-max-contract, zijnde een arbeidsover- 24
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
eenkomst waarbinnen een minimum gemiddelde arbeidsduur per week is afgesproken met de mogelijkheid om deze arbeidsduur daar- boven in overleg tussen werkgever en werknemer te variëren tot een vooraf afgesproken maximum, geldt in afwijking van lid 4 sub a. het navolgende, voorzover het salaris moet worden bepaald over een tijdvak dat werkgever en werknemer nog geen afspraak hebben gemaakt over de toepassing van het variabel gedeelte:
het bruto maand- of periodesalaris, vastgesteld als gemiddelde over de 3 maanden of 3 periodes, voorafgaand aan de maand of de periode waarin deze vaststelling plaatsvindt.
6. Bijstelling van het in lid 1 en 2 bedoelde netto salaris vindt plaats:
a. indien het bruto maand- of periodesalaris wijziging ondergaat ten gevolge van
1. toepassing van de voor de werknemer geldende salaris- regeling;
2. aanpassing van het bruto maand- of periodesalaris aan de loonontwikkelingen van deze CAO;
3. tussen werkgever en werknemer gemaakte afspraken met betrekking tot een wijziging in de arbeidsduur; voor werkne- mers met een min-max-contract worden hieronder tevens ver- staan gemaakte afspraken over toepassing van het variabel gedeelte van de arbeidsduur.
b. door fiscale wijzigingen en wijzigingen in de sociale verzekerings- en pensioenpremies, voorzover deze bij de werk- nemer zouden zijn ingehouden indien de verhindering als be- doeld in het eerste lid zich niet had voorgedaan.
7. a. De werkgever is bevoegd om gedurende de eerste 52 weken van ziekte de betaling als bedoeld in het eerste lid op te schorten voor de tijd, gedurende welke de werknemer de verplichtingen inge- volge artikel 35 niet is nagekomen of zich niet houdt aan andere door de werkgever schriftelijk gegeven redelijke voorschriften omtrent het verstrekken van inlichtingen die de werkgever be- hoeft om het recht op loon vast te stellen.
b. De werkgever kan slechts tot opschorting van de loondoorbetaling overgaan wanneer hij de werknemer daarvan kennis heeft gege- ven binnen een redelijke termijn.
8. Het recht op de loondoorbetaling of aanvulling als bedoeld in de leden 1 en 2, sub b van dit artikel vervalt:
a. indien de werknemer zonder voldoende gronden
25
– nalaat zich onder geneeskundige behandeling te (blijven) stel- len,
– nalaat de daarbij gegeven voorschriften tot zijn herstel op te volgen,
– zich schuldig maakt aan gedragingen die zijn genezing be- lemmeren.
b. indien de ziekte of arbeidsongeschiktheid opzettelijk door de werknemer is veroorzaakt.
c. indien de verhindering het gevolg is van een gebrek waarover de werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst de werk- gever opzettelijk onjuiste inlichtingen heeft gegeven;
d. indien de aanspraak van de werknemer op een uitkering inge- volge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering dan wel de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet vervalt, tenzij de oor- zaak bij de werkgever ligt;
e. indien de werknemer weigert om passend werk bij de werkgever of een derde te verrichten, terwijl hij daartoe op medische gron- den wel in staat is.
Het recht op loondoorbetaling vervalt slechts wanneer de werkgever de werknemer daarvan kennis heeft gegeven binnen een redelijke ter- mijn.
9. Indien de werknemer uit hoofde van de ziekte of arbeidsongeschikt- heid een vordering tot schadevergoeding vanwege loonderving te- genover derden kan doen gelden heeft de werknemer slechts recht op de loondoorbetaling of aanvullende uitkering, in dit artikel bedoeld, als de werknemer de rechten jegens genoemde derden tot het bedrag van deze loondoorbetaling of aanvullende uitkering cedeert aan de werkgever.
10. Indien een uitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschikt- heidsverzekering danwel de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet in één der gevallen, bedoeld in lid 8, sub a. tot en met sub c. en sub e. gedeeltelijk door de uitvoeringsinstelling wordt geweigerd, wordt de aanvullende uitkering naar evenredigheid verminderd.
Artikel 37 a
Nadere arbeidsvoorwaardelijke afspraken rond ziekteverzuim
1. Als onderdeel van een beleidsplan voor de bestrijding van ziektever- zuim kan de werkgever met instemming van de ondernemingsraad een samenhangend stelsel van positieve en negatieve arbeids- voorwaardelijke prikkels invoeren.
2. Bij de toepassing van het eerste lid kan zowel in gunstige als in ongunstige zin van de bepalingen van deze CAO worden afgeweken.
26
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 38
Tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering
De werknemer die,
– niet verplicht verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet, en
– verzekerd is tegen het risico van kosten, verbonden aan ziekenhuis- verpleging, klinische en niet klinische specialistische behandeling, opname in een sanatorium en psychische of psychiatrische behande- ling al dan niet gepaard gaande met opname voor zichzelf en de eventuele leden van zijn gezin,
heeft recht op een tegemoetkoming van de werkgever in de premie- kosten op grond van de Uitvoeringsregeling G Tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering.
HOOFDSTUK VII
ALGEMENE VERPLICHTINGEN WERKNEMER
Artikel 39
Algemeen
1. De werknemer is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten wat een goed werknemer in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.
2. De werknemer is verplicht de overeengekomen werkzaamheden naar beste vermogen te verrichten en zich daarbij te gedragen naar de aan- wijzingen, door of vanwege de werkgever gegeven, zulks met in- achtneming van de eisen van het beroep en het doel van de instel- ling.
4. De werknemer kan binnen redelijke grenzen en voorzover het belang van het werk of de instelling zulks vordert, na overleg worden ver- plicht voor een zo kort mogelijke periode met een maximum van drie maanden tot:
a. het verrichten van andere werkzaamheden, welke in redelijke mate aansluiten bij zijn functie;
b. wijzigingen in de regeling van zijn arbeidsduur en werktijden;
x. xxxxxxxxxxx in de plaats van tewerkstelling en/of het werkgebied.
27
5. Het begeleiden van stagiaires kan tot de normale werkzaamheden behoren, zij het dat dit met ingang van de leeftijd van 50 jaar alleen mogelijk is met instemming van de betrokkene.
Artikel 40
Aanstellingskeuring
De werkgever kan de werknemer verplichten om zich vóór het aangaan van de arbeidsovereenkomst te onderwerpen aan een aanstellingskeuring, indien de uitoefening van de van toepassing zijnde functie een aanwijs- baar risico oplevert voor de gezondheid en de veiligheid van de aanko- mende werknemer en/of van derden. De kosten van een aanstellings- keuring komen ten laste van de werkgever. Onder kosten worden tevens de reis- en verblijfkosten van de werknemer verstaan. Deze worden ver- goed overeenkomstig Uitvoeringsregeling J Reis- en verblijfkosten dienstreizen.
Artikel 41
Verhuizing
1. De werkgever kan de werknemer verplichten om in of nabij de plaats van tewerkstelling te wonen indien de reiskosten van het dagelijks reizen tussen de woning en het gebouw waarin gewoonlijk de werk- zaamheden worden verricht hoger zijn dan het bedrag, genoemd in artikel 1 van de Uitvoeringsregeling I Verhuiskostenvergoeding.
2. Indien een werkgebied als bedoeld in artikel 1, sub k of een ander werkgebied wordt aangewezen, is de werknemer verplicht in dat werkgebied te wonen.
3. De werkgever kan de werknemer al dan niet op eigen verzoek schrif- telijk ontheffing verlenen van de in lid 1 en 2 genoemde verplich- ting.
4. De verplichting tot verhuizing of de ontheffing daarvan wordt schrif- telijk vastgelegd onder opgave van redenen.
5. De werkgever kan een verleende ontheffing – in overleg met de werknemer en met inachtneming van een redelijke termijn – intrek- ken wanneer het belang van het werk en een goede uitoefening van de functie zulks blijken te vereisen.
28
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 43
Opleiding en bijscholing
1. De werkgever kan de werknemer verplichten een opleiding of bij- scholing te volgen die noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de functie.
2. De kosten van een dergelijke verplichte opleiding of bijscholing als- mede de reis- en verblijfkosten zijn voor rekening van de werkgever, volgens Uitvoeringsregeling X Xxxx- en verblijfkostenvergoeding dienstreizen. De met het volgen van verplichte opleiding en bijscho- ling gemoeide tijd wordt beschouwd als arbeidsduur.
3. De werkgever kan aan werknemers die verplicht worden een oplei- ding te volgen de verplichting opleggen om de kosten van de oplei- ding terug te betalen (conform Uitvoeringsregeling K Studie- faciliteiten, artikel 5).
Artikel 44
Nevenfuncties
1. De werknemer is verplicht de werkgever schriftelijk in kennis te stel- len van het voornemen gehonoreerde nevenfuncties te gaan verrich- ten en van uitbreiding in bestaande gehonoreerde nevenfuncties.
2. De werknemer is verplicht de werkgever schriftelijk in kennis te stel- len van het voornemen niet-gehonoreerde nevenfuncties te gaan ver- richten bij een instelling/inrichting, vallende onder de werkingssfeer van deze CAO.
3. Indien deze werkzaamheden of uitbreiding daarvan als strijdig met of schadelijk voor de vervulling van zijn functie kunnen worden beschouwd, dient de werkgever binnen één maand na verzending van bedoelde kennisgeving de werknemer schriftelijk en gemotiveerd mede te delen dat verrichting van deze werkzaamheden of uitbrei- ding daarvan niet geoorloofd is.
De werkgever kan de werknemer in dat geval – met inachtneming van een redelijke termijn – opdragen een nevenfunctie te beëindigen.
4. De werkgever is verplicht de werknemer te horen alvorens een beslissing te nemen over het al of niet toestaan van het verrichten
29
van werkzaamheden in verband met een (on)gehonoreerde neven- functie of een uitbreiding daarvan.
5. Indien de werkgever niet binnen 1 maand antwoord geeft op de ken- nisgeving van de werknemer aangaande (on)gehonoreerde neven- functies, wordt goedkeuring verondersteld.
Artikel 45
Geheimhouding
1. De werknemer is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem uit hoofde van zijn functie en beroep ter kennis is gekomen, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt dan wel hem uitdrukke- lijk is opgelegd. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van het dienstverband.
2. De in lid 1 bedoelde verplichting bestaat niet tegenover hen, die delen in de verantwoordelijkheid voor een goede vervulling van de functie van de werknemer noch ook tegenover hen, wier medewer- king tot die vervulling noodzakelijk is te achten, indien en voor zover deze zelf tot geheimhouding verplicht zijn of zich dienen te verplichten.
Artikel 46
Aannemingen en leveringen
1. Het is de werknemer verboden:
a. middellijk of onmiddellijk geschenken, beloningen of provisies aan te nemen of te vorderen, dan wel
b. erfenissen of legaten te aanvaarden van personen, met wie hij uit- sluitend uit hoofde van zijn functie in aanraking kwam1).
2. Tenzij door de werkgever uitdrukkelijk toestemming is verleend, is het de werknemer verboden geld of goederen, toebehorend aan cliënten/patiënten als geschenk of in bruikleen te aanvaarden, te kopen, te verkopen, te doen verkopen of te belenen.
Artikel 47
Zorg voor goederen werkgever
1. De werknemer is verplicht de goederen, welke door de werkgever aan zijn zorgen zijn toevertrouwd, zorgvuldig te beheren.
1) Onverminderd het bepaalde in artikel 953 BW.
30
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. De werknemer kan slechts worden verplicht tot gehele of gedeelte- lijke vergoeding van door de werkgever geleden schade, voorzover deze is ontstaan door opzet, grove schuld of ernstige nalatigheid van de werknemer.
3. De verplichting, als bedoeld in lid 2, kan niet worden opgelegd dan nadat de werknemer ter zake is gehoord, waarbij hij zich kan laten bijstaan door een raadsman.
HOOFDSTUK VIII
ALGEMENE VERPLICHTINGEN WERKGEVER
Artikel 48
Algemeen
1. De werkgever is verplicht de werknemer in staat te stellen de over- eengekomen werkzaamheden naar diens beste vermogen te verrich- ten en daarbij aanwijzingen te geven met inachtneming van de eisen van het beroep en het doel van de instelling en al datgene te doen en na te laten wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.
2. De werkgever is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem met betrekking tot de persoon van de werknemer uit hoofde van zijn functie als werkgever bekend is, tenzij de werknemer tot het ver- strekken van op zijn persoon betrekking hebbende gegevens toestem- ming geeft. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van het dienstverband.
Artikel 49
Belangenbehartiging van de werknemer
De werkgever stelt de raadsman van de werknemer in de gelegenheid mondeling of schriftelijk de belangen van de werknemer bij de werkge- ver te bepleiten.
31
Artikel 51
Aansprakelijkheid voor schade
1. De werkgever is verplicht een verzekeringsovereenkomst te sluiten voor de wettelijke aansprakelijkheid van de werknemer voor schade, aan derden toegebracht in de uitoefening van zijn functie. De werk- gever vrijwaart de werknemer voor aansprakelijkheid ter zake.
2. De werknemer die in de uitoefening van zijn dienstbetrekking schade lijdt waarvoor de werkgever wettelijk aansprakelijk is heeft jegens de werkgever aanspraak op vergoeding van deze schade, behalve wanneer sprake is van
– schade aan vervoermiddelen, en/of
– grove schuld of ernstige nalatigheid van de werknemer.
3. Indien de werknemer tegenover derden rechten kan doen gelden op vergoeding van de geleden schade heeft hij slechts recht op schade- vergoeding door de werkgever indien hij de rechten die hij jegens genoemde derden heeft aan de werkgever xxxxxxx. De kosten van invordering zijn in dit geval voor rekening van de werkgever.
Artikel 51 a
Rechtsbijstand
De werkgever is verplicht de werknemer te voorzien van adequate rechtsbijstand indien de werknemer door derden (juridisch) wordt aan- gesproken in verband met de uitoefening van zijn functie en zich in ver- band hiermee wenst te laten bijstaan.
HOOFDSTUK IX
SOCIAAL-ORGANISATORISCHE REGELINGEN
Artikel 52
Fusiegedragsregels
1. Met fusie wordt gelijkgesteld elke vorm van overdracht van zeggen- schap over een (deel van een) instelling aan een andere rechtsper- soon.
2. Indien een werkgever het voornemen heeft tot fusie over te gaan en hiertoe concrete plannen ontwikkelt, dient hij dit te melden aan de werknemersorganisaties, partij bij deze CAO. Daarbij wordt melding
32
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
gemaakt van de fuserende instellingen (oude werkgevers) en de naam van de nieuwe werkgever.
3. Het bestuur van een betrokken instelling voert overleg met de werk- nemersorganisaties over zijn fusieplannen en verstrekt daaromtrent desgevraagd nadere informatie.
Met name wordt overleg gevoerd met betrekking tot de rechtsposi- tie, arbeidsomstandigheden en medezeggenschap van de betrokken werknemers.
4. Uitgangspunt bij dit overleg is, dat er geen achteruitgang in de rechtspositie van het zittend personeel mag plaatsvinden, dat geen arbeidsplaatsen verloren mogen gaan en dat geen gedwongen ontsla- gen mogen plaatsvinden.
5. Indien de besprekingen in het fusie-overlegorgaan leiden tot afspra- ken inzake de rechten van de werknemers bij de fusie worden deze in een overeenkomst, in de vorm van een sociaal plan, vastgelegd.
Artikel 53
Bepalingen bij reorganisaties/gedwongen ontslagen
1. Indien de werkgever overgaat tot een reorganisatie van (een deel van) de instelling die een aanmerkelijke wijziging tot gevolg heeft in de arbeidssituatie, dient hij een voorlopig reorganisatieplan op te stellen. Hij legt dit met een adviesaanvraag voor aan de onderne- mingsraad. In het voorlopig reorganisatieplan wordt aangegeven:
– welke onderdelen van de instelling als gevolg van de reorganisa- tie kwalitatief en kwantitatief wijzigen;
– op welke wijze (tijdsbestek, fasen) de reorganisatie zal worden geëffectueerd;
– een indicatie van het aantal formatieplaatsen dat (eventueel) ver- loren zal gaan.
2. Wanneer sprake is van een zodanige vermindering of beëindiging van de werkzaamheden dan wel reorganisatie van (een deel van) de instelling dat werknemers moeten worden ontslagen, dient de werk- gever een voorlopig afvloeiïngs- en/of reorganisatieplan op te stel- len. Hij legt dit met de adviesaanvraag voor aan de ondernemings- raad. In dit plan wordt, naast hetgeen wordt genoemd in het eerste lid, bovendien aangegeven:
33
– in welke onderdelen van de instelling of onder welke functies gedwongen ontslagen zullen plaatsvinden;
– een zo precies mogelijke opgave van het aantal gedwongen ont- slagen per functie en per onderdeel van de instelling;
– op welke wijze de uitgaven in de niet-personele sfeer kunnen worden beperkt en eventueel eigen inkomsten kunnen worden verhoogd;
– op welke wijze de uitgaven in de personele sfeer kunnen worden beperkt door middel van natuurlijk verloop en/of een vacatures- top.
3. Voorzover er bij de in de leden 1 en 2 bedoelde situaties sprake is van rechtspositionele gevolgen voor de betrokken werknemers, voert de werkgever daarover tijdig overleg met de werknemersorganisaties.
4. Indien er in de in lid 2 bedoelde situaties sprake is van gedwongen ontslagen onder werknemers in de functie(s) van Xxxxxxxxx A en/of Verzorgingshulp B, schort de werkgever gelijktijdig met het opstel- len van het voorlopig afvloeiïngs- en/of reorganisatieplan zijn even- tueel lopende aanvragen in het kader van de Regeling extra arbeids- plaatsen zorgsector op, totdat definitieve besluitvorming over de voorgenomen gedwongen ontslagen heeft plaatsgevonden.
5. Nadat zowel het overleg met de ondernemingsraad alsook het over- leg met de werknemersorganisaties is gevoerd, stelt de werkgever het reorganisatie- en/of afvloeiïngsplan definitief vast. Hij brengt dit ter kennis van zowel de ondernemingsraad als de werknemers- organisaties. Na de uitvoering van het reorganisatieplan ontvangt de ondernemingsraad het nieuwe organisatieschema van de werkgever.
7. De werkgever beargumenteert ontslagaanzeggingen schriftelijk.
8. Binnen het kader van dit artikel wordt met ontslag gelijkgesteld ont- binding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 54: gereserveerd.
Artikel 55
Seksuele of andere vormen van intimidatie
1. De werkgever is verplicht maatregelen te nemen die de lichamelijke en geestelijke integriteit van de werknemer zoveel mogelijk bescher- men, opdat seksuele of andere vormen van intimidatie kunnen wor- den voorkomen.
34
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. a. Indien een werknemer bij of door een cliënt wordt geconfron- teerd met seksuele of andere vormen van intimidatie:
– heeft hij/zij het recht de werkzaamheden bij de betrokken cliënt onmiddellijk te onderbreken zonder dat dit een drin- gende reden voor ontslag in de zin van artikel 7:678 Burger- lijk Wetboek oplevert;
– dient hij/zij het voorval eveneens onmiddellijk bij de werk- gever c.q. een daartoe door de werkgever aangewezen per- soon te melden.
b. Indien de werknemer een geval van seksuele of andere vorm van intimidatie bij de werkgever c.q. de daartoe door de werkgever aangewezen persoon heeft gemeld, stelt de werkgever een onder- zoek in en neemt hij dusdanige maatregelen dat herhaling wordt voorkomen.
c. De werknemer die een geval van seksuele of andere vorm van intimidatie heeft gemeld, heeft het recht het opnieuw plaatsen bij de betrokken cliënt te weigeren.
Artikel 56
Gehandicapte werknemers
1. De werkgever zal met het oog op een positief beleid ten aanzien van de gehandicapte werknemers met het doel voor hen gelijke kansen te bevorderen met betrekking tot de deelname aan het arbeidsproces, de nodige voorzieningen treffen, gericht op het behoud, het herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid van werknemers. De werkgever zal bij zijn aanstellings- en plaatsingsbeleid hieraan bij- zondere aandacht geven.
2. Indien voor (her)plaatsing van een werknemer aanpassing van de werkplek noodzakelijk is, zal de werkgever bij de bedrijfsvereniging een voorziening in het kader van de AAW aanvragen. Zonodig zal de werkgever deze voorziening voorfinancieren op het moment dat zekerheid is verkregen, dat de bedrijfsvereniging de aanvraag zal honoreren.
Artikel 57
Faciliteiten kinderopvang
1. De werkgever zal bevorderen dat voor de werknemers die zulks wen- sen kinderopvang beschikbaar is.
35
2. In dit kader zal de werkgever, in overleg met de ondernemingsraad, inventariseren of en zo ja in hoeverre aan de werknemers kinderopvangmogelijkheden ter beschikking kunnen worden gesteld, waarbij onder meer gedacht kan worden aan:
– het realiseren van een kinderdagverblijf, verbonden aan de instel- ling;
– het huren van kindplaatsen in een extern kinderdagverblijf;
– het verstrekken van een financiële tegemoetkoming in de kosten van door de werknemer zelf geregelde kinderopvang.
Artikel 58
Financiering en realisering kinderopvang
1. a. De werkgever stelt jaarlijks een bedrag beschikbaar voor het tot stand brengen van faciliteiten op het terrein van de kinderopvang, als bedoeld in artikel 57, lid 2.
b. Het bedrag als bedoeld in lid 1a bestaat uit de volgende elemen- ten:
– ten minste 0,2% van de totale loonsom van de instelling;
– het bedrag dat anderszins voor kinderopvang beschikbaar komt (bijvoorbeeld in het kader van het AWO-fonds, alsmede in het kader van door de overheid beschikbaar gestelde arbeidsmarktmiddelen);
c. Onder loonsom als bedoeld in lid 1b wordt verstaan het totaal van alle verloonde bedragen waarover loonbelasting en premies volksverzekeringen moet worden afgedragen.
2. Door de werkgever wordt jaarlijks in overleg met de ondernemings- raad voor de instelling een plan voor de kinderopvang vastgesteld.
3. Door de werkgever wordt jaarlijks aan de ondernemingsraad een overzicht verstrekt van de in het kader van dit artikel getroffen faci- liteiten.
Artikel 59
Positieve actie
1. Partijen bij deze CAO verklaren zich te willen inzetten om gelijke kansen voor mannen en vrouwen en etnische minderheden in het arbeidsproces te bevorderen.
2. Om dit doel te bereiken zullen werkgevers in overleg met de onder- nemingsraad bevorderen dat m.b.t. de in lid 1 genoemde groepen nadere voorzieningen worden getroffen ten aanzien van werving en selectie, opleiding en loopbaanbegeleiding, waarbij o.a. gedacht kan worden aan:
36
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– een voorkeursbeleid bij werving en selectie indien is aangetoond dat er sprake is van ondervertegenwoordiging in bepaalde func- ties, zulks in relatie tot de samenstelling van de bevolking in het werkgebied van de instelling én indien sprake is van een gelijke geschiktheid m.b.t. de vervulling van de vacature;
– een actief opleidingsbeleid teneinde de doorstroming naar hogere functies te verbeteren;
– faciliteiten m.b.t. de combinatie van betaalde arbeid met verzorgingstaken, teneinde de uitstroom van de in lid 1 ge- noemde groepen werknemers tegen te gaan.
Artikel 60
Deeltijd
Als onderdeel van het personeelsbeleid geldt als uitgangspunt dat alle functies in beginsel in deeltijd kunnen worden verricht. De uitwerking van dit beleid geschiedt per instelling in overleg met de ondernemings- raad.
Artikel 60 a
Scholings- en opleidingsplan
De werkgever draagt zorg voor systematische aandacht voor scholing en opleiding van de werknemers, waarvan de basis tot uitdrukking komt in een scholings- en opleidingsplan.
Artikel 61
Beoordelingsregeling
1. De werkgever kan een systeem van personeelsbeoordeling hanteren, waaronder wordt verstaan een systematiek waarmee de werknemer wordt beoordeeld in zijn functioneren als werknemer.
2. Het in lid 1 bedoelde systeem van personeelsbeoordeling behoeft de instemming van de ondernemingsraad.
37
HOOFDSTUK X
MEDEZEGGENSCHAP
Artikel 64
Bestuurssamenstelling
1. Het bestuur c.q. de Raad van Toezicht, c.q. de Raad van Commissa- rissen van een instelling maakt zo spoedig mogelijk aan de onderne- mingsraad schriftelijk kenbaar aan welke wijze van bestuurs- samenstelling als genoemd in Uitvoeringsregeling H Samenstelling Bestuur/Raad van Toezicht/Raad van Commissarissen het zich ge- bonden acht.
2. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op het bestuur, c.q. de Raad van Toezicht, c.q. de Raad van Commissarissen van instellin- gen waar de ondernemingsraad verder strekkende bevoegdheden heeft dan genoemd in de Uitvoeringsregeling H Samenstelling Bestuur/Raad van Toezicht/Raad van Commissarissen. Lid 1 is even- eens niet van toepassing indien als uitwerking van artikel 4 van het Landelijk Sociaal Plan integratie kruiswerk/gezinsverzorging in een plaatselijk aanvullend plan al een keuze is vastgelegd.
Artikel 65
Hoogste dagelijkse leiding
Wanneer de vacature van een werknemer belast met de hoogste dage- lijkse leiding in de instelling moet worden vervuld, stelt de werkgever de ondernemingsraad in de gelegenheid een gesprek te voeren met de gerede kandidaat/kandidaten voor de vervulling van deze vacature. Het oordeel van de ondernemingsraad over deze kandidaat/kandidaten zal voor de standpuntbepaling van de werkgever zwaar wegen.
Artikel 66
Overzicht overwerk
De werkgever verstrekt aan de ondernemingsraad per kwartaal een over- zicht van het verrichte overwerk.
Artikel 67
Overzicht inzet oproep- c.q. invalkrachten
1. De werkgever is verplicht de ondernemingsraad per half jaar een
38
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
overzicht te verstrekken van de omvang van door oproep- c.q. inval- krachten verrichte werkzaamheden.
2. Aan de hand van dit overzicht zal worden overlegd over mogelijk- heden om de inzet van deze krachten te beperken.
Artikel 68
Overzicht werkervaringsplaatsen
De werkgever verstrekt jaarlijks aan de ondernemingsraad een overzicht van het aantal in de instelling gecreëerde werkervaringsplaatsen.
Artikel 68a
Overzicht extra arbeidsplaatsen zorgsector
De werkgever verstrekt twee maal per jaar aan de ondernemingsraad een overzicht inzake de Regeling extra arbeidsplaatsen zorgsector. Dit over- zicht bevat over die verslagperiode de volgende informatie:
– het aantal binnen de instelling op basis van genoemde regeling gecreëerde arbeidsplaatsen, met vermelding van de afdeling(en) waarbinnen dit plaatsvond;
– het aantal werknemers dat, aanvankelijk werkzaam in het kader van genoemde regeling, is doorgestroomd naar reguliere vacatures bin- nen de instelling;
– het aantal werknemers, werkzaam in het kader van genoemde rege- ling, van wie het dienstverband is beëindigd.
HOOFDSTUK XI
FACILITEITEN VOOR WERKNEMERSORGANISATIES
Artikel 69
Verlof voor werknemersorganisaties
1. Tenzij de te verrichten werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever daartegen verzetten, heeft de werknemer die lid is van een werknemersorganisatie op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van deze organisatie, recht op maximaal 17 dagen buitengewoon ver- lof met behoud van salaris, voor het deelnemen aan die
39
werkzaamheden/bijeenkomsten, die door kaderleden van de werkne- mersorganisatie die het betreffende verzoek heeft ingediend, in het algemeen worden verricht en bijgewoond.
2. Onder werkzaamheden/bijeenkomsten die door kaderleden in het algemeen worden verricht of bijgewoond dienen die werkzaamheden/ bijeenkomsten te worden verstaan die betreffen bestuurlijke activitei- ten binnen de desbetreffende werknemersorganisatie dan wel verte- genwoordigende activiteiten namens die werknemersorganisatie.
3. Deze activiteiten moeten er toe strekken de doelstellingen van de desbetreffende werknemersorganisatie te ondersteunen.
5. Voor de werknemer met een niet volledig dienstverband, wordt bij gebruikmaking van dit artikel, artikel 33, lid 5, overeenkomstig toe- gepast.
6. De werknemer die op 31 december 1994 valt onder de werkingssfeer van de CAO Gezinsverzorging en kan aantonen dat hij in de 2 daar- aan voorgaande jaren meer dan 17 dagen buitengewoon verlof voor werknemersorganisaties heeft opgenomen voor de activiteiten ge- noemd in lid 2 en 3 van dit artikel, heeft een individueel verworven recht op verlofdagen als bedoeld in lid 1 tot een maximum van het gemiddelde van het aantal van deze verlofdagen, opgenomen in genoemde 2 voorafgaande jaren.
HOOFDSTUK XII
ONKOSTENVERGOEDINGEN EN OVERIGE FINANCIËLE REGELINGEN
Artikel 72
Vergoeding kosten woon-werkverkeer
De werkgever dient een vergoedingsregeling voor de kosten van het woon- werkverkeer te hanteren. Deze regeling is met instemming van de ondernemingsraad tot stand gekomen.
Artikel 73
Vergoeding verhuiskosten
De werknemer die op grond van artikel 41 verplicht is te verhuizen of verplicht is de dienstwoning te verlaten heeft recht op een tegemoetko- ming overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling I Verhuiskostenvergoeding. Het recht op deze tegemoetkoming bestaat
40
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
eveneens indien de werknemer verhuist op grond van medische nood- zaak, blijkend uit een verklaring van een door de werkgever aangewe- zen geneeskundige.
Artikel 74
Reis- en verblijfkostenvergoeding
Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever in het kader van de functievervulling reis- en verblijfkosten moet maken, worden deze kosten vergoed op grond van de Uitvoeringsregeling X Xxxx- en verblijfkostenvergoeding dienstreizen.
Artikel 75
Studiefaciliteiten
Aan de werknemer die een opleiding volgt die naar het oordeel van de werkgever in het belang van het werk en/of de werksoort is en voort- vloeit uit zijn functie en/of te verwachten functie(s) binnen de instelling, kan studieverlof en/of een tegemoetkoming in de studiekosten worden verleend overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling K Studiefaciliteiten.
Telefoonkosten
Artikel 76
Voor de vergoeding van de door de werknemer in opdracht van de werk- gever gemaakte telefoonkosten wordt binnen de instelling een regeling afgesproken tussen werkgever en ondernemingsraad.
Artikel 77
Dienstkleding
De werkgever zal, indien en voor zover het dragen van dienstkleding wordt voorgeschreven, de daaraan verbonden bruto kosten van aanschaf en reiniging voor zijn rekening nemen.
41
Artikel 78
Jubileumgratificatie
1. De werknemer die al of niet met onderbreking in dienst is geweest van één of meer werkgevers, die onder de werkingssfeer van deze CAO vallen, heeft recht op een jubileumgratificatie bij het volbren- gen van een diensttijd van 25, 40 of 50 jaar, volgens de normen van het tweede lid van dit artikel. Onder diensttijd wordt voor de toepas- sing van dit artikel tevens begrepen de diensttijd in de sector gezins- verzorging bij een werkgever die onder de werkingssfeer van de XXX Xxxxxxx viel, toen de gezinsverzorging nog bij die CAO was ondergebracht.
2. De in het eerste lid bedoelde jubileumgratificatie bedraagt bij: 25 dienstjaren een bruto half maandsalaris;
40 dienstjaren een bruto heel maandsalaris; 50 dienstjaren een bruto heel maandsalaris.
3. Onder maandsalaris wordt begrepen:
a. het bruto maandsalaris, vermeerderd met
b. vakantietoeslag over een maand, een en ander afgerond op (een veelvoud van) 5 gulden.
Artikel 79
Spaarloonregeling
De werkgever draagt zorg voor de invoering van een spaarloonregeling binnen de instelling indien de ondernemingsraad daar om verzoekt.
HOOFDSTUK XIII
REGELINGEN BIJ CONFLICTEN
Artikel 80
Schorsing
1. De werkgever kan de werknemer voor ten hoogste 14 kalenderdagen schorsen, indien het vermoeden bestaat, dat een dringende reden in de zin van artikel 7:677 en 7:678 BW aanwezig is om een werkne- mer op staande voet te ontslaan en schorsing naar het oordeel van de werkgever in het belang van het werk dringend gevorderd wordt. Deze termijn kan ten hoogste éénmaal met 14 dagen worden ver- lengd.
42
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. Het besluit tot schorsing, alsmede het besluit tot verlenging ervan, worden door de werkgever terstond aan de werknemer meegedeeld, onder vermelding van de duur van de schorsing en de redenen, die tot de schorsing c.q. verlenging ervan aanleiding hebben gegeven. Een dergelijk besluit dient zo spoedig mogelijk daarna schriftelijk en gemotiveerd door de werkgever aan de werknemer bevestigd te wor- den.
3. Omtrent het voornemen tot schorsing zal de werkgever alvorens daartoe over te gaan de werknemer horen of doen horen, althans daartoe behoorlijk oproepen.
De werknemer heeft het recht zich te doen bijstaan door een raads- man.
4. Gedurende de schorsing behoudt de werknemer het recht op salaris.
5. Blijkt de schorsing ongegrond te zijn, dan zal de werknemer door de werkgever worden gerehabiliteerd hetgeen schriftelijk aan de werk- nemer zal worden meegedeeld of bevestigd.
Wanneer de werknemer zich heeft laten bijstaan door een raadsman, dan komen de kosten in dit geval voor rekening van de werkgever.
6. De werknemer kan de werkgever verplichten het bepaalde in lid 5 van dit artikel ook ten aanzien van derden die door de werkgever op de hoogte zijn gesteld, van toepassing te verklaren.
7. Het niet rehabiliteren van de werknemer en het niet tijdig schrifte- lijk mededelen of bevestigen van zijn rehabilitatie, indien het ver- moeden dat tot schorsing heeft geleid niet juist blijkt te zijn, kunnen voor de werknemer opleveren een grond voor onmiddellijke beëin- diging, als bedoeld in artikel 7:679 BW.
Artikel 81
Op non-actiefstelling
1. De werkgever kan de werknemer voor een periode van ten hoogste 3 weken op non-actief stellen, indien de voortgang van de werk- zaamheden – door welke oorzaak dan ook – ernstig wordt belem- merd. De termijn die hierbij in acht wordt genomen dient zo beperkt mogelijk te zijn, echter zo lang als nodig is om oplossingen tot stand te brengen. Mocht dit na drie weken nog niet mogelijk zijn, dan kan
43
de termijn in overleg met de werknemer of diens raadsman worden verlengd.
2. De werkgever deelt een besluit tot op non-actiefstelling alsmede het besluit tot verlenging zo spoedig mogelijk schriftelijk mee aan de werknemer onder vermelding van de redenen waarom de voortgang der werkzaamheden deze maatregel vereist.
3. Op non-actiefstelling geschiedt steeds met behoud van salaris.
4. De werkgever is gehouden gedurende de periode van op non- actiefstelling die voorzieningen te treffen die mogelijk zijn om de werkzaamheden wederom voortgang te doen vinden.
5. De op non-actiefstelling kan niet bij wijze van strafmaatregel wor- den gebruikt.
Artikelnummers 83 tot en met 85: gereserveerd.
HOOFDSTUK XIV
EINDE VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST
Artikel 86
Beëindiging dienstverband
1. Het dienstverband eindigt:
a. met wederzijds goedvinden op het door werkgever en werknemer overeengekomen tijdstip;
b. door het verstrijken van de termijn, waarvoor de arbeidsovereen- komst is aangegaan;
c. door opzegging met inachtneming van het bepaalde ten aanzien van opzegging in het tweede lid van dit artikel en met inachtne- ming van de volgende opzegtermijnen:
– voor de werknemer: twee maanden dan wel twee periodes;
– voor de werkgever: twee maanden dan wel twee periodes, tenzij op grond van de wet een langere opzegtermijn in acht dient te worden genomen.
d. door eenzijdige beëindiging tijdens de proeftijd als bedoeld in artikel 7:676 BW;
e. door ontslag op staande voet wegens dringende redenen voor werkgever of werknemer volgens de bepalingen van artikel 7:678 en 7:679 BW;
f. op de eerste dag van de maand, waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt, dan wel op het tijdstip waarop van het recht
44
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
op overbruggingsuitkering ingevolge de pensioenregeling van het PGGM wordt gebruik gemaakt;
x. door overlijden van de werknemer;
x. door ontbinding door de rechter op grond van artikel 7:685 of 7:686 BW vanwege gewichtige redenen dan wel vanwege wan- prestatie;
i. op de eerste dag van de volgende kalendermaand c.q. salaris- periode, indien de werkneemster die de arbeidsovereenkomst in verband met een bevalling wenst te beëindigen zulks schriftelijk uiterlijk 10 kalenderdagen na de bevalling aan de werkgever heeft meegedeeld.
2. a. Opzegging dient schriftelijk en onder opgave van redenen te geschieden.
b. De opzegtermijn gaat in op de eerste dag van de kalendermaand, dan wel van de periode, volgend op de opzegging.
Artikel 87
Wachtgeld
1. De werknemer die wordt ontslagen wegens vermindering of beëin- diging der werkzaamheden, wegens reorganisatie van de instelling, dan wel wegens onbekwaamheid welke niet aan zijn schuld of toe- doen is te wijten, wordt met ingang van de dag dat het ontslag ingaat, door de werkgever een wachtgeld toegekend, overeenkomstig Uitvoeringsregeling N Wachtgeld.
2. Bij ontslag wegens onbekwaamheid wordt slechts wachtgeld uitge- keerd indien de werknemer tenminste de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt alsmede 15 jaar of langer bij de werkgever of diens rechts- voorganger in dienst is.
3. Indien het wachtgeld ingaat op een datum, waarop de betrokkene de leeftijd van 50 jaar nog niet heeft bereikt, kan de periode, gedurende welke wachtgeld wordt toegekend, niet langer zijn dan 4 achtereen- volgende jaren.
45
Artikel 88
Uitkering bij overlijden1)
1. Na het overlijden van de werknemer wordt, naast de uitbetaling van het salaris en de vakantietoeslag tot en met de dag van overlijden, een uitkering ineens toegekend, gelijk aan het salaris waarop de werknemer aanspraak zou kunnen maken over de periode vanaf de eerste dag na het overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand volgend op die waarin het overlijden plaatsvond, aan:
– de langstlevende der echtgenoten, indien de overledene gehuwd was en niet duurzaam gescheiden van de andere echtgenoot leefde, óf
– indien deze echtgenoot reeds overleden is, aan de minderjarige wettige, pleeg- of natuurlijke kinderen gezamenlijk.
2. Indien er geen belanghebbenden zijn als bedoeld in lid 1, wordt de uitkering toegekend aan degene voor wie de overleden werknemer xxxxxxxxxx was.
3. Ontbreekt ook een belanghebbende als bedoeld in lid 2, dan kan in bijzondere gevallen de in lid 1 bedoelde uitkering worden uitbetaald aan de persoon of personen die daarvoor naar het oordeel van de werkgever naar billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt/ komen.
4. De overlijdensuitkering, bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt ver- minderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrek- kingen ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt krach- tens een wettelijk voorgeschreven ziekte òf arbeidsongeschiktheids- verzekering.
HOOFDSTUK XV
VERKREGEN RECHTEN
Artikel 89
Verkregen rechten algemeen
1. Tussen werkgever en werknemer overeengekomen arbeidsvoorwaar- den welke voor werknemers, vallende onder de XXX Xxxxxxx, op 28 februari 1979 en voor werknemers, vallende onder de XXX Xxxxx- werk en Tuberculosebestrijding, op 31 december 1979, in voor de werknemer gunstige zin afwijken van de respectievelijk per 1 maart
1) Artikel 7:674 BW is onverkort van toepassing.
46
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
1979 en 1 januari 1980 geldende XXX Xxxxxxx en XXX Xxxxxxxxx en Tuberculosebestrijding, blijven gehandhaafd, tenzij sprake is van een excessief beding.
2. Onder excessief beding wordt verstaan een tussen werkgever en werknemer overeengekomen regeling die zo sterk afwijkt van de voor werknemers onder gelijke omstandigheden geldende arbeids- voorwaarden, dat in redelijkheid niet gevergd kan worden dat deze regeling gehandhaafd blijft.
5. In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel heeft de in lid 1 bedoelde werknemer, die op 28 februari 1979 viel onder de XXX Xxxxxxx en die met toestemming van de werkgever voor de uitoefe- ning van zijn functie gebruik moet maken van eigen auto, motor of scooter recht op de vergoeding zoals die vermeld is in artikel 3 van Uitvoeringsregeling X Xxxx- en verblijfkostenvergoeding dienstrei- zen.
6. In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel heeft de in lid 1 bedoelde werknemer, die op 28 februari 1979 viel onder de XXX Xxxxxxx uitsluitend recht op wachtgeld overeenkomstig de bepalin- gen van Uitvoeringsregeling N Wachtgeld. Indien deze werknemer echter jonger is dan 50 jaar en hij op grond van lid 1 van dit artikel recht gehad zou hebben op een duur van toekenning van het wacht- geld van meer dan 4 jaar, geldt de beperking tot maximaal 4 jaren zoals vermeld in artikel 87, lid 3 niet.
Artikel 90: vervallen
Het verkregen recht, dat in dit artikel was geregeld is door de per 1 juli 1997 gewijzigde wettelijke regeling van het ouderschapsverlof overbo- dig geworden.
Artikel 91
Verkregen rechten i.v.m. vermindering arbeidsduurverkorting
1. Voor de werknemer die op 31 december 1994 een arbeidsovereen- komst heeft waarop de XXX Xxxxxxxxx van toepassing is geldt ter compensatie van de vermindering van het aantal uren arbeidsduur- verkorting als individueel verkregen recht een jaarlijkse toelage van 0,58% van het feitelijk in het betreffende jaar verdiende bruto- salaris, vermeerderd met de vakantietoeslag.
47
2. De in het eerste lid genoemde toelage wordt door de werkgever uit- gekeerd in de maand december, dan wel zoveel eerder als het dienst- verband eindigt.
3. De in het eerste lid genoemde toelage wordt het laatst uitgekeerd over het jaar 1998.
Artikel 92
Verkregen rechten betaling bij ziekte/arbeidsongeschiktheid
Voor de werknemer die op 31 december 1994 een arbeidsovereenkomst heeft waarop de CAO Kruiswerk van toepassing is, geldt als individueel verkregen recht bij de toepassing van artikel 36, lid 1 (Betaling bij ziekte/arbeidsongeschiktheid) een periode van maximaal 24 maanden.
Artikel 93
Verkregen rechten jubileumgratificaties
Voor de werknemer die op 31 december 1994 een arbeidsovereenkomst heeft waarop de CAO Kruiswerk van toepassing is gelden in aanvulling op de leden 1 tot en met 3 van artikel 78 (Jubileumgratificatie) de vol- gende rechten:
– bij 121⁄2 dienstjaren een jubileumgratificatie van een bruto kwart maandsalaris;
– het brutomaandsalaris, als bedoeld in lid 3 wordt vermeerderd met het bedrag dat in de 3 maanden, voorafgaande aan het jubileum gemiddeld per maand aan toelage inconveniënte uren is genoten;
– indien de omvang van het dienstverband in de loop der jaren is gewijzigd kan de werkgever de gratificatie aanpassen indien de werknemer door een dergelijke wijziging onredelijk veel zou worden benadeeld of bevoordeeld;
– de werkgever zal aan de werknemer die wordt ontslagen wegens blij- vende arbeidsongeschiktheid of wegens gebruik van de overbruggingsuitkering van het PGGM een evenredige jubileum- gratificatie voor 25, 40 of 50 dienstjaren toekennen, indien de dienst- tijd op twee jaar na geheel is voltooid.
HOOFDSTUK XVI
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikelnummers 95 en 96: gereserveerd
48
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
UITVOERINGSREGELING A SALARIËRING
(ex artikel 23)
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Begripsbepalingen
1. a. Salarisschaal: Reeks van bedragen corresponderend met een vaste reeks volgnummers, zoals genoemd in artikel 13 van deze rege- ling.
b. Aanloopschaal: De binnen de salarisschaal opgenomen laagste twee periodieken, aangeduid met aanloopperiodiek 0 en aanloop- periodiek 1.
c. Xxxxxxx: Het op de werknemer van toepassing zijnde bedrag uit de op hem van toepassing zijnde salarisschaal.
d. Salarisanciënniteit: De tijd die in aanmerking komt voor de vast- stelling van het salaris op een hoger bedrag dan de laagste perio- diek van de salarisschaal, welke op de functie van de werknemer van toepassing is.
e. Periodiek: Opeenvolgende bedragen in een salarisschaal.
f. Maand: Een kalendermaand.
g. Periode: Een aaneengesloten tijdvak van vier weken.
h. Opleidingsindicatie: Het bij een functie aangegeven gewenste opleidingsniveau voor een functie.
i. Diploma: Het bij een functie aangegeven diploma dat wettelijk vereist is voor de uitoefening van een functie.
2. Indien het aantal medewerkers waaraan leiding wordt gegeven bepa- lend is voor de toepassing van een salarisschaal, tellen als medewer- kers, op de wijze als aangegeven in lid 3, mee:
– degene die op basis van een arbeidsovereenkomst met de werk- gever in de instelling werkzaam is;
– degene die in de instelling werkzaam is op basis van detachering zoals bedoeld in artikel 6 van het algemeen deel van de CAO.
3. a. De vaststelling van het aantal medewerkers waaraan leiding wordt gegeven ter bepaling van de toepasselijke salarisschaal geschiedt door de omvang van de dienstverbanden van de in lid 2 bedoelde
49
medewerkers bij elkaar op te tellen en het zo ontstane totaal te herleiden tot het aantal eenheden van 36 uur. Het aldus verkre- gen onafgeronde aantal eenheden van 36 uur is bepalend voor de vaststelling van de van toepassing zijnde schaal.
b. Wanneer op een werknemer als gevolg van een vermindering van het aantal medewerkers waaraan leiding wordt gegeven als be- doeld in dit artikel een lagere salarisschaal zou moeten worden toegepast, vindt deze toepassing eerst plaats op het moment dat de hiervoor bedoelde situatie zonder onderbreking één vol jaar heeft geduurd.
c. Wanneer op een werknemer als gevolg van een toename van het aantal medewerkers waaraan leiding wordt gegeven als bedoeld in dit artikel, een hogere salarisschaal zou moeten worden toege- past, vindt deze toepassing eerst plaats op het moment dat de hiervoor bedoelde situatie zonder onderbreking één vol jaar heeft geduurd.
Artikel 2
Bepaling salaris
1. Het salaris van de werknemer wordt vastgesteld op basis van een door hem beklede functie, zoals met de daarbij behorende salaris- schaal opgenomen in het bij deze CAO behorende functieboek.
2. Het salaris van de werknemer wordt daarbij bepaald volgens de salarisbedragen corresponderend met de volgnummers, genoemd in hoofdstuk III, artikel 14, onderdeel A, tenzij sprake is van toepassing van het wettelijk minimumloon dan wel leeftijdsalarissen, als be- doeld in lid 3.
3. Het salaris in de salarisschalen 2 tot en met 5 van de werknemer die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt wordt vastgesteld vol- gens de salarisbedragen, corresponderend met de leeftijden, als ver- meld bij die salarisschalen in hoofdstuk II, artikel 13. Voor salaris- schaal 1 geldt hetzelfde, met dien verstande dat leeftijdsalarissen gelden tot de leeftijd van 23 jaar.
4. Het salaris van de werknemer van 18 jaar en ouder wordt bij zijn indiensttreding in de regel vastgesteld op het laagste volgnummer uit de op zijn functie van toepassing zijnde salarisschaal, met dien ver- stande dat deze leeftijd in salarisschaal 1 23 jaar is en in die schaal als laagste bedrag van de schaal het wettelijk minimumloon geldt. De werkgever kan met de werknemer overeenkomen dat de werkne- mer, al dan niet op basis van elders verkregen ervaring, niet in de aanloopschaal wordt ingeschaald, doch in een hoger volgnummer van de salarisschaal.
50
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
5. Het salaris van de werknemer wordt in de volgende gevallen vastge- steld naar evenredigheid van de voor hem geldende arbeidsduur:
– indien de werknemer geen volledig dienstverband heeft;
– indien de toepassing van artikel 10, lid 3 of lid 4 leidt tot een arbeidsduur die hoger ligt dan gemiddeld 36 uur per week;
– indien het salaris over een gedeelte van een maand of periode moet worden berekend.
6. Indien een werknemer, direct voorafgaand aan zijn indiensttreding reeds in een andere onder de werkingssfeer van deze CAO vallende instelling in een zelfde, volgens dezelfde salarisschaal gehonoreerde functie werkzaam is geweest, wordt tenminste de in deze functie ver- worven salarisanciënniteit in de nieuwe functie gehandhaafd, onver- let het bepaalde in lid 4.
Artikel 3
Periodieke verhoging
1. Het salaris van de werknemer wordt jaarlijks verhoogd met één periodiek tot het maximum van de salarisschaal, tenzij het bepaalde in artikel 6 wordt toegepast.
2. De periodieke verhogingen binnen salarisschalen gaan in op de eer- ste dag van de maand of periode waarin de werknemer:
– in dienst trad;
– de leeftijd bereikte waarop de laagste periodiek van de van toe- passing zijnde salarisschaal ging xxxxxx;
– bevorderd werd;
dan wel op de periodiekdatum van de oude functie.
3. In de individuele arbeidsovereenkomst wordt vermeld welke van de in het tweede lid van dit artikel vermelde mogelijkheden van toepas- sing is.
Artikel 4
Xxxxxxx bij bevordering naar een hogere functie
1. Ingeval van bevordering naar een met een hogere salarisschaal geho- noreerde functie, wordt de salarisanciënniteit in de nieuwe functie in de hogere salarisschaal bepaald op tenminste het naast hogere salaris-
51
bedrag dat de betrokken werknemer op de dag van bevordering zou hebben genoten in zijn voorgaande functie.
2. Indien bij bevordering de salarisschalen van de oude en de nieuwe functies elkaar overlappen en de data van bevordering en periodieke verhoging gelijk zijn, wordt eerst de periodieke verhoging in de oude salarisschaal toegekend, waarna horizontale inschaling in de nieuwe salarisschaal plaatsvindt, vermeerderd met één periodiek.
Artikel 5
Xxxxxxx bij overgang naar functie op gelijk niveau
Indien een werknemer door zijn werkgever in een andere volgens de- zelfde salarisschaal gehonoreerde functie wordt tewerkgesteld, wordt de in de vorige functie verworven salarisanciënniteit gehandhaafd.
Artikel 6
Inhouden periodiek
1. Bij onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of ijver van de werk- nemer kan de werkgever jaarlijks besluiten één periodiek niet toe te kennen.
2. a. Toepassing van lid 1 van dit artikel is uitsluitend mogelijk als bij de toepassing van een beoordelingssysteem, zoals bedoeld in arti- kel 61 van het algemeen gedeelte van deze CAO, een onvol- doende functioneren van de werknemer is vastgesteld.
3. Toepassing van dit artikel mag niet leiden tot vermindering van het reeds toegekende salaris.
4. De werkgever kan met terugwerkende kracht het niet-toekennen van de periodiek intrekken.
5. De werkgever is verplicht de werknemer onverwijld mededeling te doen van de ingevolge dit artikel genomen maatregelen, onder op- gave van de daaruit voor de eerstvolgende verhoging van het salaris van de werknemer voortvloeiende gevolgen. Deze mededeling wordt onder vermelding van de redenen schriftelijk bevestigd.
Artikel 7
Extra periodieken
1. Bij buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver van de werk- nemer kan de werkgever schriftelijk beargumenteerd maximaal 2
52
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
extra periodieken toekennen waarbij het maximum van de schaal met maximaal 2 periodieken overschreden kan worden.
2. Het bepaalde in het eerste lid mag slechts worden toegepast ten aan- zien van een werknemer, die als zodanig tenminste een jaar bij dezelfde werkgever in dienst is geweest in dezelfde salarisschaal.
Artikel 8
Niet geregelde functies
1. Indien de werkgever van oordeel is dat geen van de functies, opge- nomen in het bij deze CAO behorende functieboek, op de werkne- mer van toepassing is, stelt hij de indeling van de functie zelf vast op basis van de Integrale Methode van Functiewaardering (IMF), ontwikkeld door KPMG Klynveld Management Consultants.
De werkgever stelt de werknemer schriftelijk in kennis van de daar- bij behorende salarisschaal. De werkgever verstrekt aan de werkne- mer tevens de bij de indeling gehanteerde functiebeschrijving.
2. Indien de werknemer niet akkoord gaat met de indeling van zijn functie ingevolge lid 1, kan hij de werkgever schriftelijk verzoeken om het indelingsbesluit te heroverwegen, binnen 14 dagen nadat hij dit heeft ontvangen.
3. De werkgever neemt omtrent dit verzoek binnen 14 dagen een besluit, dat schriftelijk aan de werknemer wordt medegedeeld. Indien de werknemer in het gelijk wordt gesteld bevat dit besluit tevens de nieuwe indeling van de functie.
Artikelnummers 10 t/m 12: gereserveerd.
HOOFDSTUK II
STRUCTUUR SALARISSCHALEN
Artikel 13
Salarisschalen 1 tot en met 15 per 1 januari 19991), waarbij de weerge- geven maand- en periodesalarissen van toepassing zijn bij een arbeids-
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
53
duur van gemiddeld 36 uur per week.
SALARISSCHAAL 2
Leeftijd | Maand- salaris | Periode- salaris | Xxxxxxx | |
00 jaar | f 2.007,00 | f 1.847,52 | f 12,83 | |
17 jaar | f 2.184,00 | f 2.010,24 | f 13,96 | |
Maand- | Periode- | |||
Periodiek | Volgnr. | salaris | salaris | Uurloon |
aanloop-periodiek 0 | 1 | f 2.362,00 | f 2.172,96 | f 15,09 |
aanloop-periodiek 1 | 2 | f 2.419,00 | f 2.226,24 | f 15,46 |
0 | 3 | f 2.475,00 | f 2.276,64 | f 15,81 |
1 | 4 | f 2.530,00 | f 2.328,48 | f 16,17 |
2 | 5 | f 2.587,00 | f 2.380,32 | f 16,53 |
3 | 6 | f 2.642,00 | f 2.430,72 | f 16,88 |
4 | 7 | f 2.702,00 | f 2.485,44 | f 17,26 |
5 | 8 | f 2.766,00 | f 2.544,48 | f 17,67 |
6 | 9 | f 2.844,00 | f 2.616,48 | f 18,17 |
7 | 10 | f 2.932,00 | f 2.697,12 | f 18,73 |
8 | 11 | f 3.031,00 | f 2.789,28 | f 19,37 |
9 | 12 | f 3.130,00 | f 2.880,00 | f 20,00 |
SALARISSCHAAL 3 | ||||
Maand- | Periode- | |||
Leeftijd | salaris | salaris | Uurloon | |
16 jaar | f 2.151,00 | f 1.978,56 | f 13,74 | |
17 jaar | f 2.341,00 | f 2.154,24 | f 14,96 | |
Maand- | Periode- | |||
Periodiek | Volgnr. | salaris | salaris | Uurloon |
aanloop-periodiek 0 | 4 | f 2.530,00 | f 2.328,48 | f 16,17 |
aanloop-periodiek 1 | 5 | f 2.587,00 | f 2.380,32 | f 16,53 |
0 | 6 | f 2.642,00 | f 2.430,72 | f 16,88 |
1 | 7 | f 2.702,00 | f 2.485,44 | f 17,26 |
2 | 8 | f 2.766,00 | f 2.544,48 | f 17,67 |
3 | 9 | f 2.844,00 | f 2.616,48 | f 18,17 |
4 | 10 | f 2.932,00 | f 2.697,12 | f 18,73 |
5 | 11 | f 3.031,00 | f 2.789,28 | f 19,37 |
6 | 12 | f 3.130,00 | f 2.880,00 | f 20,00 |
54
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
SALARISSCHAAL 3
Periodiek | Volgnr. | Maand- salaris | Periode- salaris | Uurloon |
7 | 13 | f 3.223,00 | f 2.964,96 | f 20,59 |
8 | 14 | f 3.324,00 | f 3.058,56 | f 21,24 |
9 | 15 | f 3.422,00 | f 3.149,28 | f 21,87 |
SALARISSCHAAL 4 | ||||
Maand- | Periode- | |||
Leeftijd | salaris | salaris | Uurloon | |
16 jaar | f 2.246,00 | f 2.066,40 | f 14,35 | |
17 jaar | f 2.444,00 | f 2.249,28 | f 15,62 | |
Maand- | Periode- | |||
Periodiek | Volgnr. | salaris | salaris | Uurloon |
aanloop-periodiek 0 | 6 | f 2.642,00 | f 2.430,72 | f 16,88 |
aanloop-periodiek 1 | 7 | f 2.702,00 | f 2.485,44 | f 17,26 |
0 | 8 | f 2.766,00 | f 2.544,48 | f 17,67 |
1 | 9 | f 2.844,00 | f 2.616,48 | f 18,17 |
2 | 10 | f 2.932,00 | f 2.697,12 | f 18,73 |
3 | 11 | f 3.031,00 | f 2.789,28 | f 19,37 |
4 | 12 | f 3.130,00 | f 2.880,00 | f 20,00 |
5 | 13 | f 3.223,00 | f 2.964,96 | f 20,59 |
6 | 14 | f 3.324,00 | f 3.058,56 | f 21,24 |
7 | 15 | f 3.422,00 | f 3.149,28 | f 21,87 |
8 | 16 | f 3.522,00 | f 3.240,00 | f 22,50 |
9 | 17 | f 3.612,00 | f 3.323,52 | f 23,08 |
55
SALARISSCHAAL 5
Leeftijd | Maand- salaris | Periode- salaris | Xxxxxxx | |
00 jaar | f 2.351,00 | f 2.162,88 | f 15,02 | |
17 jaar | f 2.558,00 | f 2.354,40 | f 16,35 | |
Maand- | Periode- | |||
Periodiek Volgnr. | salaris | salaris | Uurloon | |
aanloop-periodiek 0 8 | f 2.766,00 | f 2.544,48 | f 17,67 | |
aanloop-periodiek 1 9 | f 2.844,00 | f 2.616,48 | f 18,17 | |
0 10 | f 2.932,00 | f 2.697,12 | f 18,73 | |
1 11 | f 3.031,00 | f 2.789,28 | f 19,37 | |
2 12 | f 3.130,00 | f 2.880,00 | f 20,00 | |
3 13 | f 3.223,00 | f 2.964,96 | f 20,59 | |
4 14 | f 3.324,00 | f 3.058,56 | f 21,24 | |
5 15 | f 3.422,00 | f 3.149,28 | f 21,87 | |
6 16 | f 3.522,00 | f 3.240,00 | f 22,50 | |
7 17 | f 3.612,00 | f 3.323,52 | f 23,08 | |
8 18 | f 3.712,00 | f 3.415,68 | f 23,72 | |
9 19 | f 3.807,00 | f 3.503,52 | f 24,33 | |
SALARISSCHAAL 6 | ||||
Maand- | Periode- | |||
Periodiek Volgnr. | salaris | salaris | Uurloon | |
aanloop-periodiek 0 | 9 | f 2.844,00 | f 2.616,48 | f 18,17 |
aanloop-periodiek 1 | 10 | f 2.932,00 | f 2.697,12 | f 18,73 |
0 | 11 | f 3.031,00 | f 2.789,28 | f 19,37 |
1 | 12 | f 3.130,00 | f 2.880,00 | f 20,00 |
2 | 13 | f 3.223,00 | f 2.964,96 | f 20,59 |
3 | 14 | f 3.324,00 | f 3.058,56 | f 21,24 |
4 | 15 | f 3.422,00 | f 3.149,28 | f 21,87 |
5 | 16 | f 3.522,00 | f 3.240,00 | f 22,50 |
6 | 17 | f 3.612,00 | f 3.323,52 | f 23,08 |
7 | 18 | f 3.712,00 | f 3.415,68 | f 23,72 |
8 | 19 | f 3.807,00 | f 3.503,52 | f 24,33 |
9 | 20 | f 3.902,00 | f 3.589,92 | f 24,93 |
10 | 21 | f 3.999,00 | f 3.679,20 | f 25,55 |
56
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
SALARISSCHAAL 7
Periodiek | Volgnr. | Maand- salaris | Periode- salaris | Uurloon |
aanloop-periodiek 0 | 12 | f 3.130,00 | f 2.880,00 | f 20,00 |
aanloop-periodiek 1 | 13 | f 3.223,00 | f 2.964,96 | f 20,59 |
0 | 14 | f 3.324,00 | f 3.058,56 | f 21,24 |
1 | 15 | f 3.422,00 | f 3.149,28 | f 21,87 |
2 | 16 | f 3.522,00 | f 3.240,00 | f 22,50 |
3 | 17 | f 3.612,00 | f 3.323,52 | f 23,08 |
4 | 18 | f 3.712,00 | f 3.415,68 | f 23,72 |
5 | 19 | f 3.807,00 | f 3.503,52 | f 24,33 |
6 | 20 | f 3.902,00 | f 3.589,92 | f 24,93 |
7 | 21 | f 3.999,00 | f 3.679,20 | f 25,55 |
8 | 22 | f 4.092,00 | f 3.765,60 | f 26,15 |
9 | 23 | f 4.192,00 | f 3.856,32 | f 26,78 |
10 | 24 | f 4.298,00 | f 3.954,24 | f 27,46 |
11 | 25 | f 4.403,00 | f 4.050,72 | f 28,13 |
SALARISSCHAAL 8 | ||||
Maand- | Periode- | |||
Periodiek | Volgnr. | salaris | salaris | Uurloon |
aanloop-periodiek 0 | 16 | f 3.522,00 | f 3.240,00 | f 22,50 |
aanloop-periodiek 1 | 17 | f 3.612,00 | f 3.323,52 | f 23,08 |
0 | 18 | f 3.712,00 | f 3.415,68 | f 23,72 |
1 | 19 | f 3.807,00 | f 3.503,52 | f 24,33 |
2 | 20 | f 3.902,00 | f 3.589,92 | f 24,93 |
3 | 21 | f 3.999,00 | f 3.679,20 | f 25,55 |
4 | 22 | f 4.092,00 | f 3.765,60 | f 26,15 |
5 | 23 | f 4.192,00 | f 3.856,32 | f 26,78 |
6 | 24 | f 4.298,00 | f 3.954,24 | f 27,46 |
7 | 25 | f 4.403,00 | f 4.050,72 | f 28,13 |
8 | 26 | f 4.496,00 | f 4.137,12 | f 28,73 |
9 | 27 | f 4.600,00 | f 4.232,16 | f 29,39 |
10 | 28 | f 4.703,00 | f 4.327,20 | f 30,05 |
11 | 30 | f 4.899,00 | f 4.507,20 | f 31,30 |
57
SALARISSCHAAL 9
Periodiek | Volgnr. | Maand- salaris | Periode- salaris | Uurloon |
aanloop-periodiek 0 | 19 | f 3.807,00 | f 3.503,52 | f 24,33 |
aanloop-periodiek 1 | 20 | f 3.902,00 | f 3.589,92 | f 24,93 |
0 | 21 | f 3.999,00 | f 3.679,20 | f 25,55 |
1 | 22 | f 4.092,00 | f 3.765,60 | f 26,15 |
2 | 23 | f 4.192,00 | f 3.856,32 | f 26,78 |
3 | 24 | f 4.298,00 | f 3.954,24 | f 27,46 |
4 | 25 | f 4.403,00 | f 4.050,72 | f 28,13 |
5 | 26 | f 4.496,00 | f 4.137,12 | f 28,73 |
6 | 27 | f 4.600,00 | f 4.232,16 | f 29,39 |
7 | 28 | f 4.703,00 | f 4.327,20 | f 30,05 |
8 | 30 | f 4.899,00 | f 4.507,20 | f 31,30 |
9 | 32 | f 5.105,00 | f 4.697,28 | f 32,62 |
10 | 34 | f 5.295,00 | f 4.871,52 | f 33,83 |
11 | 36 | f 5.519,00 | f 5.078,88 | f 35,27 |
SALARISSCHAAL 10 | ||||
Maand- | Periode- | |||
Periodiek Volgnr. | salaris | salaris | Uurloon | |
aanloop-periodiek 0 20 | f 3.902,00 | f 3.589,92 | f 24,93 | |
aanloop-periodiek 1 22 | f 4.092,00 | f 3.765,60 | f 26,15 | |
0 24 | f 4.298,00 | f 3.954,24 | f 27,46 | |
1 26 | f 4.496,00 | f 4.137,12 | f 28,73 | |
2 28 | f 4.703,00 | f 4.327,20 | f 30,05 | |
3 30 | f 4.899,00 | f 4.507,20 | f 31,30 | |
4 32 | f 5.105,00 | f 4.697,28 | f 32,62 | |
5 34 | f 5.295,00 | f 4.871,52 | f 33,83 | |
6 36 | f 5.519,00 | f 5.078,88 | f 35,27 | |
7 38 | f 5.728,00 | f 5.270,40 | f 36,60 | |
8 40 | f 5.946,00 | f 5.470,56 | f 37,99 | |
9 42 | f 6.158,00 | f 5.666,40 | f 39,35 |
58
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
SALARISSCHAAL 11
Periodiek | Volgnr. | Maand- salaris | Periode- salaris | Uurloon |
aanloop-periodiek 0 | 26 | f 4.496,00 | f 4.137,12 | f 28,73 |
aanloop-periodiek 1 | 28 | f 4.703,00 | f 4.327,20 | f 30,05 |
0 | 30 | f 4.899,00 | f 4.507,20 | f 31,30 |
1 | 32 | f 5.105,00 | f 4.697,28 | f 32,62 |
2 | 34 | f 5.295,00 | f 4.871,52 | f 33,83 |
3 | 36 | f 5.519,00 | f 5.078,88 | f 35,27 |
4 | 38 | f 5.728,00 | f 5.270,40 | f 36,60 |
5 | 40 | f 5.946,00 | f 5.470,56 | f 37,99 |
6 | 42 | f 6.158,00 | f 5.666,40 | f 39,35 |
7 | 44 | f 6.351,00 | f 5.843,52 | f 40,58 |
8 | 46 | f 6.549,00 | f 6.026,40 | f 41,85 |
9 | 48 | f 6.748,00 | f 6.209,28 | f 43,12 |
SALARISSCHAAL 12 | ||||
Maand- | Periode- | |||
Periodiek | Volgnr. | salaris | salaris | Uurloon |
aanloop-periodiek 0 | 34 | f 5.295,00 | f 4.871,52 | f 33,83 |
aanloop-periodiek 1 | 36 | f 5.519,00 | f 5.078,88 | f 35,27 |
0 | 38 | f 5.728,00 | f 5.270,40 | f 36,60 |
1 | 40 | f 5.946,00 | f 5.470,56 | f 37,99 |
2 | 42 | f 6.158,00 | f 5.666,40 | f 39,35 |
3 | 44 | f 6.351,00 | f 5.843,52 | f 40,58 |
4 | 46 | f 6.549,00 | f 6.026,40 | f 41,85 |
5 | 48 | f 6.748,00 | f 6.209,28 | f 43,12 |
6 | 50 | f 6.946,00 | f 6.390,72 | f 44,38 |
7 | 52 | f 7.143,00 | f 6.573,60 | f 45,65 |
8 | 54 | f 7.342,00 | f 6.755,04 | f 46,91 |
59
SALARISSCHAAL 13
Periodiek | Volgnr. | Maand- salaris | Periode- salaris | Uurloon |
aanloop-periodiek 0 | 44 | f 6.351,00 | f 5.843,52 | f 40,58 |
aanloop-periodiek 1 | 46 | f 6.549,00 | f 6.026,40 | f 41,85 |
0 | 48 | f 6.748,00 | f 6.209,28 | f 43,12 |
1 | 50 | f 6.946,00 | f 6.390,72 | f 44,38 |
2 | 52 | f 7.143,00 | f 6.573,60 | f 45,65 |
3 | 54 | f 7.342,00 | f 6.755,04 | f 46,91 |
4 | 56 | f 7.541,00 | f 6.937,92 | f 48,18 |
5 | 58 | f 7.739,00 | f 7.120,80 | f 49,45 |
6 | 60 | f 7.938,00 | f 7.303,68 | f 50,72 |
7 | 62 | f 8.135,00 | f 7.485,12 | f 51,98 |
8 | 64 | f 8.383,00 | f 7.714,08 | f 53,57 |
SALARISSCHAAL 14 | ||||
Maand- | Periode- | |||
Periodiek | Volgnr. | salaris | salaris | Uurloon |
aanloop-periodiek 0 | 50 | f 6.946,00 | f 6.390,72 | f 44,38 |
aanloop-periodiek 1 | 52 | f 7.143,00 | f 6.573,60 | f 45,65 |
0 | 54 | f 7.342,00 | f 6.755,04 | f 46,91 |
1 | 56 | f 7.541,00 | f 6.937,92 | f 48,18 |
2 | 58 | f 7.739,00 | f 7.120,80 | f 49,45 |
3 | 60 | f 7.938,00 | f 7.303,68 | f 50,72 |
4 | 62 | f 8.135,00 | f 7.485,12 | f 51,98 |
5 | 64 | f 8.383,00 | f 7.714,08 | f 53,57 |
6 | 66 | f 8.633,00 | f 7.943,04 | f 55,16 |
7 | 68 | f 8.881,00 | f 8.172,00 | f 56,75 |
8 | 70 | f 9.129,00 | f 8.399,52 | f 58,33 |
SALARISSCHAAL 15 | ||||
Maand- | Periode- | |||
Periodiek | Volgnr. | salaris | salaris | Uurloon |
aanloop-periodiek 0 | 56 | f 7.541,00 | f 6.937,92 | f 48,18 |
aanloop-periodiek 1 | 58 | f 7.739,00 | f 7.120,80 | f 49,45 |
0 | 60 | f 7.938,00 | f 7.303,68 | f 50,72 |
1 | 62 | f 8.135,00 | f 7.485,12 | f 51,98 |
2 | 64 | f 8.383,00 | f 7.714,08 | f 53,57 |
3 | 66 | f 8.633,00 | f 7.943,04 | f 55,16 |
60
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
SALARISSCHAAL 15
Periodiek | Volgnr. | Maand- salaris | Periode- salaris | Uurloon |
4 | 68 | f 8.881,00 | f 8.172,00 | f 56,75 |
5 | 70 | f 9.129,00 | f 8.399,52 | f 58,33 |
6 | 72 | f 9.378,00 | f 8.629,92 | f 59,93 |
7 | 74 | f 9.626,00 | f 8.857,44 | f 61,51 |
8 | 76 | f 9.890,00 | f 9.099,36 | f 63,19 |
Toelichting:
In de salarisschalen per 1 januari 1999 zijn achtereenvolgens de vol- gende elementen verwerkt:
– voor de maand- en periodesalarissen is uitgegaan van een arbeids- duur van 36 uur per week (was tot 1 januari 1999 37 uur), hetgeen een neerwaarts effect heeft op die bedragen. De uurlonen ondergaan (met uitzondering van het wettelijk minimumloon) door de invoering van de 36-urige werkweek geen wijziging. Zoals eerder in dit pak- ket bij CAO-artikel 10 blijkt, wijzigt door de invoering van de 36-urige werkweek de arbeidsduur van de werknemers die op 31 december 1998 in dienst waren in beginsel niet, zodat ook het sala- ris van deze werknemers daardoor geen effect ondervindt.
– vervolgens is de salarisverhoging van 1% met ingang van 1 januari 1999 in de salarisschalen verwerkt.
HOOFDSTUK III
INPASSINGSTABELLEN SALARISSEN
Artikel 14
A. Inpassingstabel (exclusief wettelijk minimumloon) per 1 januari 19991) van maandsalarissen, periodesalarissen (beiden bij een arbeids- duur van gemiddeld 36 uur per week) en uurlonen, voor werknemers van 18 jaar en ouder (in salarisschaal 1: 23 jaar en ouder)
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
61
Volgnr.
BRUTO MAANDSA- LARIS PER 01-01-991)
BRUTO PERIODE- SALARIS PER 01-01-991)
BRUTO UURLOON PER
01-01-991)
1 | f 2.362,00 | f 2.172,96 | f 15,09 |
2 | f 2.419,00 | f 2.226,24 | f 15,46 |
3 | f 2.475,00 | f 2.276,64 | f 15,81 |
4 | f 2.530,00 | f 2.328,48 | f 16,17 |
5 | f 2.587,00 | f 2.380,32 | f 16,53 |
6 | f 2.642,00 | f 2.430,72 | f 16,88 |
7 | f 2.702,00 | f 2.485,44 | f 17,26 |
8 | f 2.766,00 | f 2.544,48 | f 17,67 |
9 | f 2.844,00 | f 2.616,48 | f 18,17 |
10 | f 2.932,00 | f 2.697,12 | f 18,73 |
11 | f 3.031,00 | f 2.789,28 | f 19,37 |
12 | f 3.130,00 | f 2.880,00 | f 20,00 |
13 | f 3.223,00 | f 2.964,96 | f 20,59 |
14 | f 3.324,00 | f 3.058,56 | f 21,24 |
15 | f 3.422,00 | f 3.149,28 | f 21,87 |
16 | f 3.522,00 | f 3.240,00 | f 22,50 |
17 | f 3.612,00 | f 3.323,52 | f 23,08 |
18 | f 3.712,00 | f 3.415,68 | f 23,72 |
19 | f 3.807,00 | f 3.503,52 | f 24,33 |
20 | f 3.902,00 | f 3.589,92 | f 24,93 |
21 | f 3.999,00 | f 3.679,20 | f 25,55 |
22 | f 4.092,00 | f 3.765,60 | f 26,15 |
23 | f 4.192,00 | f 3.856,32 | f 26,78 |
24 | f 4.298,00 | f 3.954,24 | f 27,46 |
25 | f 4.403,00 | f 4.050,72 | f 28,13 |
26 | f 4.496,00 | f 4.137,12 | f 28,73 |
27 | f 4.600,00 | f 4.232,16 | f 29,39 |
28 | f 4.703,00 | f 4.327,20 | f 30,05 |
29 | f 4.804,00 | f 4.420,80 | f 30,70 |
30 | f 4.899,00 | f 4.507,20 | f 31,30 |
31 | f 5.002,00 | f 4.602,24 | f 31,96 |
32 | f 5.105,00 | f 4.697,28 | f 32,62 |
33 | f 5.202,00 | f 4.786,56 | f 33,24 |
34 | f 5.295,00 | f 4.871,52 | f 33,83 |
35 | f 5.406,00 | f 4.973,76 | f 34,54 |
36 | f 5.519,00 | f 5.078,88 | f 35,27 |
37 | f 5.631,00 | f 5.181,12 | f 35,98 |
38 | f 5.728,00 | f 5.270,40 | f 36,60 |
39 | f 5.838,00 | f 5.371,20 | f 37,30 |
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
62
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BRUTO MAANDSA- LARIS PER | BRUTO PERIODE- SALARIS PER | BRUTO UURLOON PER | |
Volgnr. | 01-01-991) | 01-01-991) | 01-01-991) |
40 | f 5.946,00 | f 5.470,56 | f 37,99 |
41 | f 6.052,00 | f 5.568,48 | f 38,67 |
42 | f 6.158,00 | f 5.666,40 | f 39,35 |
43 | f 6.259,00 | f 5.760,00 | f 40,00 |
44 | f 6.351,00 | f 5.843,52 | f 40,58 |
45 | f 6.450,00 | f 5.934,24 | f 41,21 |
46 | f 6.549,00 | f 6.026,40 | f 41,85 |
47 | f 6.648,00 | f 6.117,12 | f 42,48 |
48 | f 6.748,00 | f 6.209,28 | f 43,12 |
49 | f 6.847,00 | f 6.300,00 | f 43,75 |
50 | f 6.946,00 | f 6,390,72 | f 44,38 |
51 | f 7.045,00 | f 6,482,88 | f 45,02 |
52 | f 7.143,00 | f 6.573,60 | f 45,65 |
53 | f 7.243,00 | f 6.664,32 | f 46,28 |
54 | f 7.342,00 | f 6.755,04 | f 46,91 |
55 | f 7.441,00 | f 6.847,20 | f 47,55 |
56 | f 7.541,00 | f 6.937,92 | f 48,18 |
57 | f 7.640,00 | f 7.030,08 | f 48,82 |
58 | f 7.739,00 | f 7.120,80 | f 49,45 |
59 | f 7.838,00 | f 7.212,96 | f 50,09 |
60 | f 7.938,00 | f 7.303,68 | f 50,72 |
61 | f 8.037,00 | f 7.394,40 | f 51,35 |
62 | f 8.135,00 | f 7.485,12 | f 51,98 |
63 | f 8.259,00 | f 7.598,88 | f 52,77 |
64 | f 8.383,00 | f 7.714,08 | f 53,57 |
65 | f 8.507,00 | f 7.827,84 | f 54,36 |
66 | f 8.633,00 | f 7.943,04 | f 55,16 |
67 | f 8.757,00 | f 8.056,80 | f 55,95 |
68 | f 8.881,00 | f 8.172,00 | f 56,75 |
69 | f 9.005,00 | f 8.285,76 | f 57,54 |
70 | f 9.129,00 | f 8.399,52 | f 58,33 |
71 | f 9.253,00 | f 8.513,28 | f 59,12 |
72 | f 9.378,00 | f 8.629,92 | f 59,93 |
73 | f 9.502,00 | f 8.743,68 | f 60,72 |
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
63
BRUTO MAANDSA- LARIS PER | BRUTO PERIODE- SALARIS PER | BRUTO UURLOON PER | |
Volgnr. | 01-01-991) | 01-01-991) | 01-01-991) |
74 | f 9.626,00 | f 8.857,44 | f 61,51 |
75 | f 9.751,00 | f 8.971,20 | f 62,30 |
76 | f 9.890,00 | f 9.099,36 | f 63,19 |
77 | f 10.027,00 | f 9.226,08 | f 64,07 |
78 | f 10.166,00 | f 9.354,24 | f 64,96 |
79 | f 10.305,00 | f 9.482,40 | f 65,85 |
80 | f 10.444,00 | f 9.610,56 | f 66,74 |
81 | f 10.582,00 | f 9.737,28 | f 67,62 |
82 | f 10.721,00 | f 9.864,00 | f 68,50 |
83 | f 10.883,00 | f 10.013,76 | f 69,54 |
84 | f 11.047,00 | f 10.164,96 | f 70,59 |
85 | f 11.209,00 | f 10.313,28 | f 71,62 |
86 | f 11.371,00 | f 10.463,04 | f 72,66 |
87 | f 11.534,00 | f 10.612,80 | f 73,70 |
88 | f 11.696,00 | f 10.762,56 | f 74,74 |
89 | f 11.859,00 | f 10.910,88 | f 75,77 |
90 | f 12.021,00 | f 11.060,64 | f 76,81 |
91 | f 12.185,00 | f 11.211,84 | f 77,86 |
92 | f 12.348,00 | f 11.361,60 | f 78,90 |
93 | f 12.511,00 | f 11.512,80 | f 79,95 |
94 | f 12.675,00 | f 11.662,56 | f 80,99 |
95 | f 12.839,00 | f 11.813,76 | f 82,04 |
96 | f 13.003,00 | f 11.964,96 | f 83,09 |
98 | f 13.330,00 | f 12.265,92 | f 85,18 |
100 | f 13.657,00 | f 12.565,44 | f 87,26 |
B. Inpassingstabel (exclusief wettelijk minimumloon) per 1 januari 19991) van maandsalarissen, periodesalarissen (beiden bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week) en uurlonen, voor werknemers van 16 en 17 jaar.
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
64
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
JEUGDLONEN PER 1 JANUARI 19991)
16 JAAR
BRUTO JEUGD- SALARIS PER | BRUTO- JEUGD- SALARIS PER PERIODE PER | BRUTO JEUGD- SALARIS PER UUR PER | |
Volgnr. | 01-01-991) | 01-01-991) | 01-01-991) |
1 | f 2.007,00 | f 1.847,52 | f 12,83 |
4 | f 2.151,00 | f 1.978,56 | f 13,74 |
6 | f 2.246,00 | f 2.066,40 | f 14,35 |
8 | f 2.351,00 | f 2.162,88 | f 15,02 |
17 JAAR | |||
BRUTO- | |||
BRUTO | JEUGD- | BRUTO JEUGD- | |
JEUGD- | SALARIS PER | SALARIS PER | |
SALARIS PER | PERIODE PER | UUR PER | |
Volgnr. | 01-01-991) | 01-01-991) | 01-01-991) |
1 | f 2.184,00 | f 2.010,24 | f 13,96 |
4 | f 2.341,00 | f 2.154,24 | f 14,96 |
6 | f 2.444,00 | f 2.249,28 | f 15,62 |
8 | f 2.558,00 | f 2.354,40 | f 16,35 |
Artikel 15: gereserveerd.
OVERIGE UITVOERINGSREGELINGEN UITVOERINGSREGELING B OVERWERK (EX ARTIKEL 14)
Artikel 1
1. Deze regeling is van toepassing op de werknemer die in opdracht van de werkgever arbeid verricht waarmee de voor de werknemer
1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.
65
geldende gemiddelde arbeidsduur per week, gemeten over een tijd- vak van 13 weken, wordt overschreden in verband met een inciden- tele onvoorziene wijziging van omstandigheden of indien de aard van de arbeid incidenteel een dergelijke afwijking noodzakelijk maakt.
2. Geen vergoeding voor overwerk wordt toegekend indien het over- werk incidenteel gedurende minder dan een half uur aansluitend aan de bij rooster of regeling vastgestelde werktijd wordt verricht.
3. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode langer dan een half uur, wordt deze periode afgerond op een heel uur.
4. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode langer dan een uur, wordt deze periode naar boven afgerond op halve, respec- tievelijk hele uren.
Artikel 2
Niet in aanmerking voor overwerkvergoeding komen werknemers:
a. die een volledig dienstverband hebben dat gesalarieerd wordt vol- gens salarisschaal 12 of hoger.
b. die niet op verzoek of in opdracht van de werkgever overwerk ver- richten.
Artikel 3
De vergoeding voor overwerk voor de deeltijdwerker, die gesalarieerd wordt volgens salarisschaal 12 of hoger, bestaat uit verlof gelijk aan de duur van het overwerk indien het aantal overuren niet méér bedraagt dan het verschil tussen de voor de werknemer geldende contractuele arbeids- duur en de arbeidsduur bij een volledige dagtaak.
De werkgever kan besluiten het verlof om te zetten in een financiële ver- goeding op basis van het voor de werknemer geldende uurloon.
Artikel 4
1. De vergoeding voor overwerk, verricht door andere werknemers dan bedoeld in artikel 3, bestaat uit verlof gelijk aan de duur van het overwerk.
2. De werkgever kan besluiten het sub a bedoelde verlof om te zetten in een financiële vergoeding op basis van het voor de werknemer gel- dende uurloon.
66
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 5
Het in de artikelen 3 en 4 bedoeld verlof dient uiterlijk te worden opge- nomen in het kwartaal volgend op dat waarin is overgewerkt, tenzij tus- sen werkgever en werknemer uitdrukkelijk anders is/wordt overeenge- komen.
Artikel 6
De werknemer mag niet meer dan 10% boven de overeengekomen arbeidsduur voor een periode van vier maanden aan overwerk verrich- ten. Indien het percentage van 10 wordt overschreden wordt op verzoek van de betrokken werknemer overgegaan tot het verlenen van assisten- tie of het stellen van een vacature.
UITVOERINGSREGELING C
TOELAGE INCONVENIËNTE UREN (EX ARTIKEL 15)
Artikel 1
1. Deze regeling is van toepassing op de werknemer die in opdracht van de werkgever arbeid verricht gedurende inconveniënte uren, zijnde de uren op:
– maandag tot en met vrijdag vóór 7 uur en vanaf 20 uur;
– op zaterdag;
– op zon- en feestdagen.
2. Werkzaamheden, die gedurende korter dan één uur achtereen worden verricht, tellen niet mee voor de berekening van het aantal inconve- niënte uren.
3. Het volgen van opleiding en bijscholing leidt niet tot een toelage voor inconveniënte uren.
Artikel 2
1. Deze regeling kent twee toelage-niveaus: toelage a en toelage b.
2. – Toelage a is van toepassing op arbeid, verricht op de in artikel 1 genoemde tijdstippen, indien deze tijdstippen ten minste tien etmalen vóór aanvang bij de werknemer bekend zijn.
67
– Toelage b is van toepassing op arbeid, verricht op de in artikel 1 genoemde tijdstippen, indien deze tijdstippen korter dan tien etmalen vóór aanvang bij de werknemer bekend zijn.
Artikel 3
1. De toelage voor inconveniënte uren bestaat uit een bruto toelage per gewerkt uur, die wordt uitgedrukt in een percentage van het uurloon.
2. Het percentage wordt ten hoogste berekend over het salaris overeen- komstig het maximum van salarisschaal 4.
3. Voor toelage a en toelage b gelden de volgende percentages, gerela- teerd aan tijdstippen waarop de werkzaamheden worden verricht:
– maandag tot en met vrijdag: van 6 tot 7 uur en van | Toelage a | Toelage b |
20 tot 23 uur | 20 | 25 |
– zaterdag: van 6 tot 23 uur | 20 | 25 |
– maandag tot en met zaterdag: van 0 tot 6 uur en van 23 tot 24 uur | 35 | 40 |
– zon- feest- en gedenkdagen, als bedoeld in artikel 31 van de CAO alsmede de avond voor Kerstmis en Oudejaarsavond van 20 tot 24 uur | 35 | 40 |
68
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
UITVOERINGSREGELING D BEREIKBAARHEIDSDIENST (EX ARTIKEL 16)
Artikel 1
Deze regeling is van toepassing op de werknemer die door de werkge- ver is opgedragen zich gedurende een bepaalde periode in zijn vrije tijd bereikbaar te houden voor het ontvangen van spoedopdrachten van onvoorziene aard.
Artikel 2
1. De werknemer die zich bereikbaar houdt ontvangt daarvoor een compensatie in vrije tijd.
Deze compensatie bedraagt:
– voor elk vol etmaal op maandag tot en met vrijdag: 1 uur;
– voor elk vol etmaal op zaterdagen, zondagen, feest- en gedenk- dagen: 2 uren.
2. Indien gedurende minder dan 12 uur bereikbaarheidsdienst wordt opgedragen, wordt de compensatie naar evenredigheid van het aan- tal uren vastgesteld.
3. Indien de werknemer zelf bij cliënten spoedopdrachten uitvoert, wordt dit aangemerkt als overwerk en vindt vergoeding plaats con- form het gestelde in Uitvoeringsregeling B Overwerk.
4. De werkgever kan besluiten de in lid 1 genoemde compensatie in vrije tijd om te zetten in een bruto financiële vergoeding op basis van het voor de werknemer geldende uurloon.
69
UITVOERINGSREGELING F WACHTDIENST VOOR KRAAMVERZORGENDEN
(EX ARTIKEL 13)
Artikel 1
1. De werkgever kan aan de kraamverzorgende wachtdiensten opdra- gen. Een wachtdienst duurt, rekenend vanaf 00.00 uur, maximaal 24 uur waarbinnen de kraamverzorgende zich beschikbaar moet houden om op eerste oproep een partusassistentie of verzorging te verrich- ten.
2. Een wachtdienst wordt voor 3,7 uur als werktijd aangemerkt.
3. Indien de kraamverzorgende vóór een vooraf vastgesteld tijdstip op de betreffende dag geen bericht ontvangt dat die dag definitief als wachtdienst wordt aangemerkt, geldt de gehele dag (alsnog) als een vrije dag, echter met inachtneming van artikel 2. Dit tijdstip van de dag is voor iedere kraamverzorgende binnen de instelling gelijk en wordt in overleg tussen werkgever en ondernemingsraad vastgesteld.
4. Een kraamverzorgende kan als onderdeel van de wachtdienst ten hoogste twee maal worden opgeroepen voor een partusassistentie, waarvan slechts éénmaal voor een partusassistentie plus verzorging. De tijdens een partusassistentie en/of een verzorging gewerkte uren binnen de als wachtdienst aangemerkte periode van 24 uur worden geacht te zijn begrepen in de in het tweede lid genoemde 3,7 uur, tenzij de werkzaamheden 3,7 uur overstijgen. In laatstgenoemde situatie gelden de meer gewerkte uren eveneens als werktijd.
Artikel 2
Voor de periode vanaf 00.00 uur, bedoeld in artikel 1 lid 1, tot uiterlijk het tijdstip, bedoeld in artikel 1, lid 3, wordt een compensatie in tijd gegeven volgens gelijke normen als ware sprake van een bereikbaar- heidsdienst ex artikel 16 van de CAO.
Artikel 3
Aan de kraamverzorgende kan maximaal drie aaneengesloten dagen een wachtdienst worden opgedragen.
70
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
UITVOERINGSREGELING G TEGEMOETKOMING PREMIE ZIEKTEKOSTENVERZEKERING
(EX ARTIKEL 38)
Artikel 1
Deze regeling verstaat onder:
1. Belanghebbende:
de werknemer die één of meer arbeidsovereenkomst(en) vervult bij de werkgever(s) vallend onder de werkingssfeer van deze CAO, uit welke arbeidsovereenkomst(en) (tezamen) een inkomen wordt ver- kregen boven de inkomensgrens van de Ziekenfondswet.
2. Medebelanghebbende:
a. de partner van belanghebbende, die:
– behoort tot het huishouden van belanghebbende,
– niet zelfstandig aanspraken aan deze regeling ontleent,
– niet behoort tot één der in artikel 3 onder a tot en met f ge- noemde categorieën,
– voor wie de belanghebbende de premie van een ziektekosten- verzekering heeft betaald.
b. het kind van 16 tot 27 jaar, ten behoeve waarvan de belangheb- bende kinderbijslag op grond van de bepalingen van de Alge- mene Kinderbijslagwet ontvangt en voor wie de belanghebbende de premie van een ziektekosten-verzekering heeft betaald;
c. het kind van 18 tot 27 jaar dat in aanmerking komt voor een basisbeurs zonder aanvullende financiering op grond van de Wet op de Studiefinanciering, voor wie de belanghebbende de premie voor een ziektekostenverzekering heeft betaald.
3. Nettobedrag:
het bedrag dat resteert na toekenning van de overhevelingstoeslag ingevolge de Wet overhevelingstoeslag opslagpremies en na aftrek van de verschuldigde loonbelasting ingevolge de Wet op de loonbe- lasting 1964 alsmede van de verschuldigde premies volksverzekerin- gen ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen.
Artikel 2
1. Met inachtneming van de overige bepalingen van deze regeling wordt over elke kalendermaand aan de belanghebbende een tege-
71
moetkoming in de premiekosten van een ziektekostenverzekering verleend, indien hij gedurende meer dan de helft van het aantal dagen voldoet aan het gestelde in artikel 1, onder 1.
2. De belanghebbende ontvangt voorts een tegemoetkoming voor de medebelanghebbende, bedoeld in artikel 1, onder 2a.
3. De belanghebbende ontvangt een extra tegemoetkoming voor elke medebelanghebbende, bedoeld in artikel 1, onder 2b en 2c.
4. De tegemoetkomingen voor medebelanghebbenden worden over een kalendermaand slechts verleend, indien zij gedurende meer dan de helft van het aantal dagen als medebelanghebbende kunnen worden aangemerkt.
Artikel 3
1. De belanghebbende ontvangt voor zichzelf geen tegemoetkoming over een kalendermaand, waarin hij gedurende meer dan de helft van het aantal dagen behoort tot één van de volgende categorieën:
a. degenen, die zelfstandig verplicht verzekerd zijn krachtens de Ziekenfondswet;
b. degenen, die medeverzekerd zijn ingevolge het bepaalde in de Ziekenfondswet;
c. degenen, die aanspraak ontlenen aan een regeling inzake een tegemoetkoming in de kosten verband houdende met ziekte, dan wel direct of indirect deelnemen aan een publiekrechtelijke ziektekostenvoorziening voor ambtenaren;
x. xxxxxxx, die uit hoofde van een eigen (vroegere) betrekking of die van hun partner aanspraak hebben op gehele of gedeeltelijke geneeskundige zorg, of op gehele of gedeeltelijke vergoeding van de kosten daarvan;
e. degenen, die verlof zonder behoud van salaris genieten;
x. xxxxxxx, die zich – tenzij voor herhalingsoefeningen – in werke- lijke militaire dienst bevinden.
2. De belanghebbende ontvangt voor een kalendermaand waarin hij gedurende meer dan de helft van het aantal dagen behoort tot één van de in het eerste lid onder e en f genoemde categorieën, geen tege- moetkoming voor een medebelanghebbende.
3. De belanghebbende ontvangt evenmin een tegemoetkoming voor de medebelanghebbende die tot één van de in het eerste lid genoemde categorieën behoort, dan wel uit anderen hoofde aanspraak heeft op gehele of gedeeltelijke geneeskundige verzorging of op gehele of gedeeltelijke vergoeding van de kosten daarvan.
72
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 4
De tegemoetkoming bedraagt:
a. voor de belanghebbende: f 126,91 netto per maand;
b. voor de medebelanghebbende,
bedoeld in art 1 onder 2a: f 126,91 netto per maand;
c. voor de medebelanghebbende,
bedoeld in art 1 onder 2b en 2c: f 74,43 netto per maand.
Artikel 5
1. De belanghebbende, die meer arbeidsovereenkomsten vervult bij werkgevers vallend onder de werkingssfeer van deze CAO, kan slechts éénmaal de in artikel 4 genoemde tegemoetkomingen ontvan- gen. Het bedrag van de tegemoetkoming komt ten laste van de betrokken werkgevers naar rato van het percentage van het dienst- verband dat de belanghebbende bij deze werkgevers vervult.
2. De belanghebbende die meer arbeidsovereenkomsten met een ge- deeltelijk dienstverband vervult, waarbij (een) werkgever(s) niet val- lend onder de werkingssfeer van deze CAO, ontvangt een tegemoet- koming naar rato van het dienstverband bij de werkgever(s) vallend onder de werkingssfeer van deze CAO.
Artikel 6
De uitbetaling vindt plaats in
– de maand juni voor de eerste 6 kalendermaanden;
– de maand december voor de laatste 6 kalendermaanden van het jaar. Xxxxxxx vindt de uitbetaling in afwijking van het vorenstaande eerder plaats in het geval van ontslag of overlijden van de belanghebbende.
UITVOERINGSREGELING H SAMENSTELLING BESTUUR/RAAD VAN TOEZICHT/RAAD
VAN COMMISSARISSEN (EX ARTIKEL 64)
Artikel 1
In deze uitvoeringsregeling wordt het begrip bestuur gebruikt. Deze uitvoeringsregeling is, in plaats van op ,,het bestuur’’, van toepassing op
73
de Raad van Toezicht c.q. de Raad van Commissarissen, indien de instel- ling een dergelijk orgaan heeft.
Artikel 2
De ondernemingsraad van de instelling heeft het recht betrokken te wor- den bij de samenstelling van het bestuur op een van de volgende manie- ren:
a. via het recht van initiatief;
b. via het recht van voordracht.
Het bestuur bepaalt welke van deze twee mogelijkheden in de instelling van toepassing is.
A. Recht van initiatief
1. Uiterlijk één maand na het bekend worden van een vacature voor een bestuurslid, stelt het bestuur van de instelling de onderne- mingsraad schriftelijk op de hoogte van het bestaan van de vaca- ture, vergezeld van een (korte) profielschets waaraan het nieuwe bestuurslid moet voldoen.
2. De ondernemingsraad heeft het recht om binnen twee maanden na de in het vorige lid bedoelde kennisgeving maximaal twee kandidaten voor de vacature schriftelijk aan het bestuur voor te dragen.
3. Door de ondernemingsraad kunnen geen personen worden voor- gedragen voor benoeming als bestuurslid die op de datum van de voordracht:
– werknemer zijn van de instelling;
– ex-werknemer zijn van de instelling en nog geen twee jaar uit dienst zijn;
– werkzaam zijn als vrijwilliger binnen de instelling;
– als alphahulp in een bemiddelingsrelatie tot de instelling staan.
4. Nadat de ondernemingsraad zijn kandidaat/kandidaten aan het bestuur heeft voorgedragen, maakt het bestuur desgewenst ken- nis met de desbetreffende kandidaat/kandidaten.
5. Uiterlijk twee maanden nadat de ondernemingsraad zijn kandidaat/kandidaten aan het bestuur heeft voorgedragen, maakt het bestuur aan de ondernemingsraad gemotiveerd schriftelijk bekend of de keuze van het bestuur op (één van) de door de ondernemingsraad voorgedragen kandidaat (kandidaten) is geval- len dan wel dat zal worden overgegaan tot benoeming van een andere, door het bestuur aangezochte kandidaat. In het laatste geval dient het bestuur de ondernemingsraad tegelijkertijd een (kort) curriculum vitae van het nieuwe bestuurslid te doen toeko- men.
B. Recht van voordracht
1. Het bestuur van de instelling is verplicht de statuten en/of het
74
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
huishoudelijk reglement zodanig in te richten, dat hierin aan de ondernemingsraad, met inachtneming van hetgeen in onderdeel A, lid 3 is bepaald, de bevoegdheid wordt toegekend om namens de werknemers twee bestuursleden ter benoeming voor te dragen. Dit aantal wordt gesteld op één bestuurslid, indien het algemeen bestuur uit 7 of minder leden bestaat.
2. Voorts dienen de statuten en/of het huishoudelijk reglement van de instelling te voorzien in een zodanige regeling voor de benoe- xxxx xxx xxxxx van het dagelijks bestuur, dat ook de op voor- dracht van de ondernemingsraad benoemde leden van het alge- meen bestuur voldoende vertrouwen in het dagelijks bestuur kunnen hebben.
3. Met betrekking tot het bekendmaken van een vacature voor een door de ondernemingsraad ter benoeming voor te dragen be- stuurslid alsmede de schriftelijke voordracht van een kandidaat door de ondernemingsraad aan het bestuur, zijn de termijnen genoemd in onderdeel A, leden 1 en 2 van overeenkomstige toe- passing.
4. Indien het bestuur niet voornemens is de door de ondernemings- raad voorgedragen kandidaat te benoemen tot bestuurslid, doet het daarvan onder opgave van redenen mededeling aan de onder- nemingsraad uiterlijk één maand na het tijdstip waarop de onder- nemingsraad de betrokken kandidaat heeft voorgedragen.
5. Een bestuurszetel ten aanzien waarvan de ondernemingsraad een recht van voordracht toekomt, kan slechts worden bezet door een door de ondernemingsraad voorgedragen kandidaat. In het in lid 4 bedoelde geval voorziet de ondernemingsraad dan ook zo spoe- dig mogelijk in de voordracht van een nieuwe kandidaat.
UITVOERINGSREGELING I VERHUISKOSTENVERGOEDING (EX ARTIKEL 73)
Recht op vergoeding van verhuis- en inrichtingskosten
Artikel 1
1. De werknemer aan wie overeenkomstig artikel 41 van deze CAO de verplichting is opgelegd te verhuizen naar of naar de nabijheid van de plaats van tewerkstelling of het aangewezen werkgebied, heeft aanspraak op een vergoeding van verhuis- en inrichtingskosten.
75
De woonplaats behoeft de voorafgaande goedkeuring van de werk- gever.
2. De aanspraak op verhuiskostenvergoeding vervalt indien de verhui- zing niet plaatsvindt binnen 2 jaar nadat de verplichting is ontstaan.
3. De werknemer die ontheffing heeft gekregen van de opgelegde verhuisplicht als gevolg van woningnood en pas later verhuist naar of naar de nabijheid van de plaats van tewerkstelling, heeft ook na twee jaar recht op een verhuiskostenvergoeding.
4. De werknemer heeft eveneens recht op een verhuiskostenvergoeding indien hij na voorafgaande goedkeuring door de werkgever door ver- huizing naar of naar de nabijheid van de plaats van tewerkstelling aanmerkelijk dichter bij de plaats van tewerkstelling komt te wonen.
5. Onder nabijheid van de plaats van tewerkstelling wordt verstaan: een zodanige afstand van de woning tot de plaats van tewerkstelling dat de noodzakelijk te maken reiskosten bij gebruik van een openbaar middel van vervoer (laagste klasse) het bedrag van f 193,– per maand niet te boven gaat.
6. Eveneens bestaat recht op verhuiskostenvergoeding:
a. indien de werknemer moet verhuizen door een verandering in de plaats van tewerkstelling behalve wanneer dit is gebeurd op ver- zoek van de werknemer;
b. bij het betrekken of verlaten van een dienstwoning in opdracht van de werkgever.
De aanspraak bestaat evenwel niet indien het verlaten van de woning een gevolg is van:
– ontslag op eigen verzoek, anders dan wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd c.q. overbruggings- regeling PGGM;
– ontslag op staande voet door de werkgever;
c. bij het verlaten van de dienstwoning door het overlijden van de werknemer. De aanspraak op de verhuiskostenvergoeding gaat dan over op de nagelaten gezinsleden c.q. relatiepartner.
7. De vergoeding van verhuis- en inrichtingskosten, bedoeld in lid 1, 3 en 4 wordt slechts verleend, nadat de werknemer schriftelijk heeft verklaard, dat hij de te ontvangen vergoeding zal terugbetalen in geval van ontslag op verzoek van de werknemer of ontslag op staande voet door de werkgever.
De terugbetalingsverplichting bestaat niet indien het ontslag ingaat twee jaar of langer na indiensttreding. De terugbetalingsverplichting bestaat eveneens niet indien de beëindiging van het dienstverband binnen één jaar na verhuizing plaatsvindt, indien eerder bedoelde ter- mijn van twee jaar al zou zijn overschreden.
76
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Overgang zonder onderbreking naar een andere instelling die onder de werkingssfeer van deze CAO valt, wordt niet als ontslag op eigen verzoek beschouwd.
8. Bij verhuizing van een gezin waarvan beide echtgenoten belangheb- bende zijn in de zin van deze regeling, bestaat slechts recht op een tegemoetkoming voor één van deze belanghebbenden. Xxxxxxx moet in overleg met de werkgever van de echtgenoot een bedrag naar evenredigheid worden vastgesteld.
9. Het verzoek om toekenning van de verhuiskostenvergoeding moet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 3 maanden na de verhuizing gespecificeerd bij de werkgever worden ingediend.
Artikel 2
Verhuiskosten
1. De vergoeding van verhuiskosten bestaat uit:
a. een bedrag voor de reiskosten ter bezichtiging van de woon- ruimte en zonodig overnachtingskosten van de werknemer en eventueel zijn echtgeno(o)t(e), ieder voor één reis en maximaal één overnachting.
b. voor het vervoer naar de nieuwe woning een bedrag voor de reis- kosten en zonodig overnachtingskosten voor maximaal één nacht voor de werknemer en zijn gezinsleden.
c. een bedrag voor vervoerskosten naar de nieuwe woning van bagage en inboedel van de werknemer en zijn gezinsleden waar- onder begrepen de kosten van in- en uitpakken.
d. een bedrag voor de huur van de oude woning gedurende maxi- maal 2 maanden indien tegelijkertijd huur voor de nieuwe wo- ning moet worden betaald.
2. a. De tegemoetkoming in de reiskosten, bedoeld in lid 1 wordt ver- leend op basis van gebruik van openbaar vervoer (laagste klasse).
b. Ook de noodzakelijk gemaakte taxikosten op de dag van verhui- zing worden vergoed evenals de vervoerskosten die worden ge- maakt wegens ziekte van de werknemer of een gezinslid indien een dergelijk vervoer noodzakelijk is blijkens een medische ver- klaring.
c. De vergoeding van het openbaar vervoer van bagage en inboedel wordt verleend op basis van de gebruikelijke tarieven doch maxi-
77
maal op basis van de adviesprijzen van de georganiseerde ver- huisbedrijven.
3. De overnachtingskosten bedragen maximaal f 360,–.
Artikel 3
Inrichtingskosten
1. De bruto vergoeding van inrichtingskosten bedraagt:
a. 12% van het jaarsalaris op de dag van de verhuizing, alsmede een bedrag van f 150,– voor elk tot het gezin behorend mede- verhuizend en ten laste van de werknemer komend kind, indien de werknemer een eigen huishouding voert
– op de dag dat de verplichting tot verhuizing ontstaat, dan wel
– op de dag van de verhuizing in de gevallen genoemd in arti- kel 1 lid 6, a, b en c.
De procentuele vergoeding bedraagt niet meer dan 12% van het jaarsalaris, corresponderend met volgnummer 70 van de inpassingstabel doch niet minder dan 12% van het jaarsalaris, corresponderend met volgnummer 21 van de inpassingstabel.
b. indien de werknemer voor indiensttreding gedurende vijf jaar niet in dienst was van een werkgever, bedoeld in artikel 2 van deze CAO, bedraagt het percentage – in afwijking van het ge- stelde onder a – 6.
c. De werkelijk gemaakte kosten tot maximaal 4% van het jaarsa- laris op de dag van de verhuizing alsmede een bedrag van f 150,– voor elk tot het gezin behorend medeverhuizend en ten laste van de werknemer komend kind, indien de werknemer geen eigen huishouding voert, of deze niet naar de nieuwe woning wordt overgebracht, danwel één kamer met gebruikelijke meubilering en stoffering bewoont.
2. Indien de verplaatsing van de werknemer naar het oordeel van de werkgever van tijdelijke aard is, bestaat slechts aanspraak op vergoe- ding van de reiskosten van de werknemer zelf en van transportkos- ten van de bagage en vergoeding voor de werkelijk gemaakte inrichtingskosten overeenkomstig lid 1c.
3. Onder eigen huishouding voeren wordt verstaan: het bewonen van woonruimte van ten minste 2 vertrekken met eigen meubilair, stof- fering en keukenuitrusting.
4. Voor de berekening van de vergoeding wordt het jaarsalaris gesteld op 12 maal het maandsalaris c.q. 13 maal het periodesalaris, plus de vakantietoeslag.
5. Desgevraagd kan de werknemer een voorschot worden verleend.
78
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 4
Woonschip/woonwagen
1. Voor een werknemer, die in de oude woonplaats in een woonschip of woonwagen is gehuisvest en zulks in de nieuwe woonplaats voort- zet, bestaat in afwijking van artikel 2 de verhuiskostenvergoeding uit:
a. een bedrag voor de noodzakelijk gemaakte reis- en zo nodig overnachtingskosten van belanghebbende voor het regelen van de ligplaats van het woonschip of de standplaats van de woonwagen in de nieuwe woonplaats, voor ten hoogste één reis;
b. een bedrag voor de kosten, verbonden aan het vervoer van belanghebbende en de gezinsleden naar het woonschip of de woonwagen in de nieuwe woonplaats en zo nodig voor de overnachtingskosten;
c. een bedrag voor de kosten verband houdende met het vervoer van het woonschip of de woonwagen;
d. een bedrag voor de kosten van eventuele aansluiting op de water- leiding, de gasleiding en het elektrische net en van de hernieuwde aansluiting op het telefoon- en kabeltelevisienet en/of centraal antennesysteem.
2. De vergoeding van verhuiskosten, bedoeld in het vorige lid, zal niet te boven gaan
– het bedrag aan transportkosten, bedoeld in artikel 2 voor het ver- voer van een inboedel van 20 m3 van de oude naar de nieuwe woonplaats, vermeerderd met
– 12% van het jaarsalaris van de werknemer op de dag van de aan- komst van het woonschip of de woonwagen in de nieuwe woon- plaats, verhoogd met een bedrag van f 150,– voor elk tot het gezin behorend meeverhuizend en ten laste van belanghebbende komend kind.
79
UITVOERINGSREGELING J
REIS- EN VERBLIJFKOSTENVERGOEDING DIENSTREIZEN (EX ARTIKEL 74)
Artikel 1
Algemeen
Aan de werknemer wordt voor in opdracht van de werkgever gemaakte reizen een reiskostenvergoeding toegekend.
Wanneer deze reizen een verblijf voor een groot gedeelte van de dag of meer dagen buiten de plaats van tewerkstelling meebrengen wordt bo- vendien een verblijfkostenvergoeding toegekend.
Artikel 2
Openbaar vervoer/taxi
1. De werknemer die in opdracht van de werkgever dienstreizen maakt, heeft recht op een vergoeding:
a. voor de kosten van openbaar vervoer op basis van het laagste klassetarief, tenzij de werkgever en werknemer xxxxxx xxxxxxx- komen;
b. van taxikosten indien geen openbaar vervoer aanwezig is en de werkgever toestemming heeft gegeven.
2. Reiskosten naar, in en van het buitenland kunnen slechts voor ver- goeding in aanmerking komen na uitdrukkelijke voorafgaande toe- stemming van de werkgever.
Artikel 3
Gebruik eigen auto/motor/scooter
1. De werkgever kan de werknemer in verband met een doelmatige uit- oefening van de functie toestemming geven om gebruik te maken van een eigen auto, motor of scooter.
Bij eventuele opzegging van deze toestemming dient een redelijke termijn in acht te worden
genomen.
2. Bij toepassing van lid 1 is de bruto vergoeding als volgt:
80
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
per kalenderjaar jaarvergoeding per km
1 t/m 5000 km het fiscaal vrijgestelde bedrag1)
5001 t/m 10000 km f 0,49
10001 t/m 20000 km f 0,37
xxxxx 00000 xx f 0,33
3. Wanneer de werknemer gebruik maakt van een eigen motorvoertuig, dient hij een WA-verzekering te sluiten, die mede de aansprakelijk- heid van de werkgever dekt en waarbij tevens een mede- inzittendenverzekering is gesloten.
De werknemer dient de polis desgevraagd aan de werkgever ter inzage te verstrekken.
Artikel 4
Gebruik fiets/bromfiets
De werkgever hanteert een regeling die voorziet in de mogelijkheid tot gebruik van een eigen fiets of bromfiets door werknemers in de uitoefe- ning van hun functie. Deze regeling is met instemming van de onderne- mingsraad tot stand gekomen.
Artikel 5
Beschikbaarstelling dienstauto
De werkgever hanteert een regeling die voorziet in de mogelijkheid tot beschikbaarstelling door de werkgever van een eenvoudige dienstauto aan de werknemer ten behoeve van de uitvoering van zijn werkzaamhe- den. Deze regeling is met instemming van de ondernemingsraad tot stand gekomen.
Artikel 6
Verblijfkosten
1. Wanneer aan een reis ook verblijfkosten verbonden zijn, worden de
1) Noot van cao-partijen:
,,m.i.v. 1 januari 1998 is dit: f 0,60.’’
81
werkelijk gemaakte kosten vergoed met een maximum van f 189,50 per etmaal.
2. Verblijfkosten in het buitenland kunnen slechts voor vergoeding in aanmerking komen na uitdrukkelijke voorafgaande toestemming door de werkgever.
3. De werknemer dient volgens de door de werkgever gestelde regeling een declaratie van gemaakte kosten in.
4. De vergoedingen worden als regel binnen twee maanden na indie- ning van de declaratie uitbetaald.
UITVOERINGSREGELING K STUDIEFACILITEITEN (EX ARTIKEL 75)
Artikel 1
Begripsbepalingen
Studiefaciliteiten:
a. studieverlof als bedoeld in artikel 3 van deze uitvoeringsregeling.
b. tegemoetkoming in studiekosten als bedoeld in artikel 4 van deze uitvoeringsregeling.
Artikel 2
Algemene voorwaarden
1. De werknemer die voor studiefaciliteiten in aanmerking wenst te komen dient het verzoek daartoe in de regel in vóór de aanvang van de studie. Hij laat dit verzoek vergezeld gaan van de voor de beoor- deling door de werkgever noodzakelijke gegevens en van een schat- ting van de te maken studiekosten.
2. Studiefaciliteiten worden verleend voor een bepaalde termijn over- eenkomstig de normaal te achten studieduur. Door de werkgever kan deze termijn worden verlengd.
3. Verleende studiefaciliteiten kunnen – al dan niet tijdelijk – worden ingetrokken indien de werkgever op grond van verkregen inlichtin- gen van oordeel is dat betrokkene niet in die mate studeert en/of vor- deringen maakt dat hij in staat kan worden geacht de studie binnen de in lid 2 genoemde termijn te voltooien. De intrekking geschiedt niet indien de betrokken werknemer aannemelijk maakt dat deze omstandigheid niet aan hemzelf te wijten is.
82
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 3
Studieverlof
1. Indien de werkgever aan de werknemer studieverlof toekent, wordt dit verlof verleend voor ten hoogste een halve dag per week, met dien verstande dat, indien lessen gedurende de normale werktijd moeten worden gevolgd, het verlof tot maximaal één dag per week kan worden verleend. Voor werknemers met een part-time dienstver- band van minder dan 32 uur per week wordt dit verlof verleend naar rato van een full-time dienstverband. Voor werknemers met een part- time dienstverband van 32 uur of meer per week wordt hetzelfde stu- dieverlof verleend als bij een full-time dienstverband.
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan studieverlof worden ver- leend op de dag waarop wordt deelgenomen aan een examen of ten- tamen dat aan het einde van de studie is gelegen dan wel volgt op een duidelijk afgerond onderdeel van de studie.
3. Ter voorbereiding op een examen en tentamen als bedoeld in lid 2 kan bovendien studieverlof worden verleend voor ten hoogste vijf halve dagen per jaar.
4. a. De werkgever kan aan de werknemer op diens verzoek buitenge- woon verlof met behoud van salaris tot een maximum van drie werkdagen per jaar voor het bijwonen van studieconferenties of vakcongressen verlenen.
b. Dit buitengewoon verlof is voor werknemers met een part-time dienstverband evenredig aan de omvang van het dienstverband.
5. Tot en met 31 december 1998: Voor de toepassing van de leden 1, 3 en 4 wordt een dag gerekend als 7,4 uur; voor de toepassing van lid 2 bestaat het verlof uit het aantal uren dat de werknemer zou hebben gewerkt indien op die dag geen examen of tentamen zou hebben plaatsgevonden.
5. Met ingang van 1 januari 1999: Voor de toepassing van de leden 1, 3 en 4 wordt een dag gerekend als 7,2 uur; voor de toepassing van lid 2 bestaat het verlof uit het aantal uren dat de werknemer zou heb- ben gewerkt indien op die dag geen examen of tentamen zou hebben plaatsgevonden.
83
Artikel 4
Tegemoetkoming studiekosten
1. Voor volledige tegemoetkoming komen in aanmerking:
a. indien de studie in een andere plaats dan de woon- of standplaats gevolgd moet worden, de noodzakelijk gemaakte reiskosten voor interlokaal vervoer en het daarmee in samenhang optredende ver- voer in de plaats waar de cursus of het examen wordt gehouden, op basis van het laagste tarief van het gebezigde middel van openbaar vervoer, waarvan redelijkerwijs gebruik gemaakt kan worden, voor zover de werknemer niet uit anderen hoofde voor deze kosten een vergoeding geniet. Indien de werknemer redelij- kerwijs geen gebruik kan maken van openbaar vervoer, dan wor- den de noodzakelijk gemaakte kosten vergoed volgens het tarief genoemd in artikel 3 van de Uitvoeringsregeling X Xxxx- en verblijfkostenvergoeding dienstreizen;
b. de werkelijk gemaakte kosten die in verband met het afleggen van een examen noodzakelijkerwijze worden gemaakt voor nacht- verblijf en het gebruik van maaltijden, met inachtneming van artikel 6 van de Uitvoeringsregeling J Reis- en verblijfkosten- vergoeding dienstreizen.
2. Voor een tegemoetkoming tot 50% komen in aanmerking de nood- zakelijk gemaakte kosten voor cursus- en lesgelden, de examen- en diplomakosten, alsmede de aanschaffingskosten van het verplicht gestelde studiemateriaal.
3. In bijzondere gevallen kan het in lid 2 genoemde percentage op 75 worden gesteld.
4. Een tegemoetkoming in studiekosten wordt eerst verleend nadat de werknemer schriftelijk heeft verklaard dat hij bekend is met de ver- plichting tot gehele of gedeeltelijke terugbetaling als bedoeld in arti- kel 5 van deze uitvoeringsregeling.
Artikel 5
Terugbetaling tegemoetkoming studiekosten
1. De werknemer is verplicht tot terugbetaling van de aan hem ver- leende tegemoetkoming in de studiekosten indien:
a. hem op eigen verzoek of wegens aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden ontslag wordt verleend, vóórdat de studie met goed gevolg is afgesloten;
b. de studie niet met goed gevolg is afgesloten op grond van omstandigheden die naar het oordeel van de werkgever aan de werknemer te wijten zijn;
84
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
c. hem op eigen verzoek of wegens aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden ontslag wordt verleend binnen een termijn van drie jaar sedert de datum waarop de studie met goed gevolg is afgesloten.
2. De in lid 1 bedoelde verplichting tot terugbetaling wordt beperkt:
a. in gevallen bedoeld in lid 1 sub a en b, tot het bedrag dat de werknemer is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren, vooraf- gaande aan de datum waarop de desbetreffende omstandigheid zich heeft voorgedaan.
b. In het geval, bedoeld in lid 1 sub c, voor elke maand die ont- breekt aan de daarin genoemde termijn, tot 1/36 gedeelte van het bedrag dat de werknemer is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren voorafgaande aan de datum waarop de studie is afgesloten.
3. De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet indien:
a. het ontslag geschiedt met recht op wachtgeld of direct ingaand pensioen;
b. het ontslag aansluitend wordt gevolgd door een nieuw aangegane dienstbetrekking met een werkgever die onder de werkingssfeer van deze CAO valt.
UITVOERINGSREGELING N WACHTGELD
(EX ARTIKEL 87)
Artikel 1
Algemeen
1. De werknemer, die ontslagen wordt in de gevallen, genoemd in arti- kel 87, hierna aan te duiden als de rechthebbende, komt in aanmer- king voor wachtgeld van de voormalige werkgever, bestaande uit een maandelijkse uitkering met ingang van de datum van ontslag.
2. De berekeningsgrondslag voor het wachtgeld is het laatstgenoten bruto salaris van de rechthebbende, vermeerderd met het bedrag der vakantietoeslag, berekend over een maand waarop de rechthebbende op de dag voorafgaand aan zijn ontslag aanspraak had of zou heb- ben gehad bij waarneming van zijn functie.
85
Indien dit salaris geheel of gedeeltelijk uit wisselende inkomsten bestaat geldt ten aanzien van deze inkomsten als laatstelijk genoten salaris of als deel daarvan het gemiddelde salaris over de laatste twaalf volle kalendermaanden aan het ontslag voorafgaand.
Als deel van de berekeningsgrondslag geldt tevens het bedrag dat over de twaalf volle kalendermaanden, voorafgaand aan het ontslag, gemiddeld aan toelage inconveniënte uren is toegekend.
3. Indien in het laatstelijk genoten bruto salaris, als hier berekend, wij- ziging zou zijn gekomen, anders dan door het verwerven van salari- sanciënniteit in het geval rechthebbende in dienst was gebleven, geldt te rekenen van het in werking treden van de wijziging het aldus gewijzigde salaris als laatstelijk genoten salaris.
Artikel 2
Verplichting
1. De rechthebbende is verplicht zich binnen veertien dagen na de aan- zegging van zijn ontslag volgens de geldende richtlijnen in te laten schrijven bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie waaronder hij res- sorteert en deze inschrijving te handhaven.
2. Geen recht op wachtgeld bestaat voor de rechthebbende aan wie ont- slag is aangezegd en die na die mededeling geweigerd heeft een aan- geboden betrekking te aanvaarden, welke naar het oordeel van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie passend is te achten.
3. De rechthebbende is verplicht bij zijn voormalige werkgever terstond opgave te doen van inkomsten uit arbeid of bedrijf, genoten na zijn ontslagaanzegging, dan wel van de hem gedane uitkeringen inge- volge sociale verzekeringswetten.
Artikel 3
Diensttijd
Onder diensttijd in de zin van deze regeling wordt verstaan: de dienst- tijd voor bepaalde of onbepaalde tijd doorgebracht in dienstverband met een werkgever in de gezinsverzorging, het kruiswerk of de thuiszorg, met uitzondering van de tijd:
a. die voorafgaat aan een onderbreking in de diensttijd door ontslag van xxxxxx dan een jaar, tenzij voor de toepassing van artikel 4, tweede en derde lid.
b. die in aanmerking is genomen bij de berekening van de duur van een wachtgeld of van een uitkering terzake van onvrijwillige werkloosheid, tenzij voor de toepassing van artikel 4, tweede en derde lid.
86
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 4
Duur
1. De duur van het wachtgeld bedraagt drie maanden, vermeerderd voor
– de rechthebbende, die op de dag van het ontslag de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt met een duur gelijk aan 18% van zijn diensttijd.
– de rechthebbende, die op de dag van ontslag 21 jaar oud is met een duur gelijk aan 19,5% van zijn diensttijd.
– en zo vervolgens per leeftijdsjaar opklimmende met 1,5% tot aan de rechthebbende, die op de dag van het ontslag 60 jaar of ouder is.
Voor laatstgenoemde bedraagt de vermeerdering 78%.
2. Bij de rechthebbende, die bij de aanvang van de in het voorgaande lid bedoelde diensttijd in het genot was van wachtgeld krachtens deze regeling, wordt bij de berekening van de duur van het wacht- geld mede in aanmerking genomen de diensttijd, welke bij de bere- kening van de duur van het eerder toegekende wachtgeld in aanmer- king is genomen.
Op de aldus berekende duur wordt de duur van het eerder toege- kende wachtgeld, met uitzondering van de verlenging, bedoeld in het volgende lid in mindering gebracht.
3. De duur van het wachtgeld van de rechthebbende die ten tijde van zijn ontslag een diensttijd van tenminste 10 jaren heeft volbracht, wordt, indien de som van zijn leeftijd en de diensttijd ten tijde van het ontslag 60 jaren of meer bedraagt, na afloop van de daarvoor gestelde termijn verlengd tot de eerste dag van de maand vooraf- gaand aan die, waarin hij de 65-jarige leeftijd bereikt.
Deze verlenging wordt niet toegepast indien terzake van een eerder toegekend wachtgeld een dergelijke verlenging reeds heeft plaatsge- vonden tenzij op de eerste verlenging een dienstverband van ten min- ste 10 jaren is gevolgd.
Eveneens wordt deze verlenging niet toegepast indien het ontslag plaatsvindt vanuit een deeltijdbetrekking van minder dan 10 uren.
87
Artikel 5
Bedrag
Het bruto bedrag van het wachtgeld is:
– gedurende de eerste drie maanden 90% van de berekeningsgrondslag;
– gedurende de daarop volgende negen maanden 85% van dit bedrag;
– gedurende de daarop volgende vier jaar 75% van dit bedrag;
– en vervolgens 70% van dit bedrag,
met dien verstande dat het niet daalt beneden het bedrag dat de recht- hebbende aan pensioen zou toekomen indien hij op de dag van het ont- slag zou zijn gepensioneerd.
Gedurende de in artikel 4, derde lid, beschreven verlenging is het wacht- geld gelijk aan het hiervoor genoemde pensioen met dien verstande dat gedurende het eerste jaar van die verlenging het wachtgeld ten minste 40% van de berekeningsgrondslag bedraagt.
Artikel 6
Vermindering wegens andere inkomsten
1. Het wachtgeld wordt verminderd met
– hetgeen de rechthebbende als overbruggingsuitkering ingevolge de pensioenregeling van het PGGM kan ontvangen, en
– de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, door de rechthebbende ter hand genomen na de dag van ontslag xxxxxxx waarvan het wachtgeld is toegekend of is aangevraagd.
Deze vermindering geldt over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. Deze vermindering is gelijk aan het bedrag waarmede het wachtgeld, vermeerderd met die inkomsten, de berekeningsgrondslag over- schrijdt.
2. Het onder 1 bepaalde vindt overeenkomstig toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand geno- men gedurende non-activiteit, vakantie of verlof, onmiddellijk voor- afgaande aan het ontslag, terzake waarvan het wachtgeld is toege- kend.
3. Het onder 1 bepaalde vindt eveneens toepassing wanneer de recht- hebbende arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen vóór de dag van het ontslag, anders dan bedoeld in de voorafgaande leden, en na die dag uit die arbeid of dat bedrijf inkomsten of meer inkomsten gaat genieten. Dit geldt evenwel niet als de belanghebbende aannemelijk maakt, dat die inkomsten of vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan noch het gevolg zijn van verhoogde werkzaamhe- den noch verband houden met het ontslag.
In dit laatste geval worden die inkomsten, die meerdere inkomsten
88
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
of dat gedeelte daarvan niet in aanmerking genomen voor de toepas- sing van het eerste lid.
4. Inkomsten, welke zijn genoten uit hoofde van overwerk, worden niet als inkomsten in de zin van dit artikel aangemerkt.
Artikel 7
Mededelingsplicht
1. De rechthebbende is verplicht van het ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf terstond mededeling te doen aan de voormalige werkgever, onder zo nauwkeurig mogelijke opgave van de inkom- sten die hij uit die werkzaamheden zal verwerven.
2. Als dan door de aard van de werkzaamheden of inkomsten mede de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, ge- schiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op het wachtgeld een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het einde van de even- bedoelde termijn.
3. Ten aanzien van deze verrekening is artikel 6 van toepassing, met dien verstande, dat zij geschiedt over de in de vorige volzin bedoelde langere termijn in plaats van over iedere maand afzonderlijk.
4. Het in de voorgaande leden bepaalde vindt overeenkomstig toepas- sing ten aanzien van de arbeid of bedrijf en de inkomsten daaruit, bedoeld in artikel 6, tweede en derde lid.
Artikel 8
Sociale uitkeringen
1. Indien de rechthebbende aanspraak heeft op een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, die minder be- draagt dan 70% van de berekeningsgrondslag, wordt het wachtgeld slechts uitbetaald voorzover het evenbedoelde uitkering te boven gaat.
2. Indien de rechthebbende aan wie wachtgeld is toegekend, uit hoofde van de betrekking, waaraan dit wachtgeld wordt ontleend, aanspraak heeft of kan verkrijgen op een uitkering krachtens de Werkloosheids-
89
wet, de Ziektewet, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, dan wel op een invaliditeitspensioen wordt gedurende de termijn, waarover die aan- spraak bestaat, het wachtgeld slechts uitbetaald voorzover het even- bedoelde uitkering te boven gaat.
Artikel 9
Einde wachtgeld
1. Het recht op wachtgeld eindigt met ingang van:
x. xx xxx, volgend op de dag van overlijden van de rechthebbende;
b. de eerste dag van de maand, waarin de rechthebbende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
2. Het recht op wachtgeld kan geheel of ten dele vervallen worden ver- klaard indien de rechthebbende:
a. zich zodanig gedraagt, dat hij, ware hij in dienst gebleven, zou zijn ontslagen;
b. de gegevens, die noodzakelijk zijn voor de vaststelling of ver- mindering van het wachtgeld niet, niet volledig, of onjuist ver- strekt.
Artikel 10
Vermindering
1. Het wachtgeld wordt verminderd met het bedrag, waarmede het wachtgeld vermeerderd met de verzuimde, dan wel de prijsgegeven of verloren gegane inkomsten de berekeningsgrondslag zou hebben overschreden, indien de rechthebbende:
x. xxxxxxx een hem aangeboden ambt of betrekking te aanvaarden welke hem in verband met zijn persoonlijkheid en omstandighe- den redelijkerwijs kan worden opgedragen;
b. geen gebruik maakt van een mogelijkheid om op een wijze die voor hem passend kan worden geacht, inkomsten te verkrijgen;
c. inkomsten, als bedoeld in artikel 6 prijsgeeft zonder voldoende reden dan wel door eigen schuld of toedoen verloren doet gaan.
2. Het wachtgeld wordt niet uitbetaald voor de duur dat de rechtheb- bende:
a. de hem opgelegde verplichtingen niet of niet volledig nakomt;
b. metterwoon verblijf houdt in het buitenland, tenzij hem op zijn verzoek hiervoor door de voormalige werkgever toestemming is verleend;
c. zich onvoldoende houdt aan de voorschriften van het bevoegde uitvoeringsorgaan van de sociale verzekeringswetten en de PGGM-pensioenregeling.
90
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 11 Gereserveerd Artikel 12 Afkoop
Het wachtgeld kan op verzoek van de rechthebbende of de (voormalige) werkgever geheel of gedeeltelijk worden afgekocht, indien beide partijen daarmee instemmen.
Artikel 13
Verhuiskostenvergoeding
Aan de rechthebbende, die in de gelegenheid is elders inkomsten uit arbeid of bedrijf te gaan verwerven en die daartoe genoodzaakt is te ver- huizen, kan een tegemoetkoming in de verhuiskosten worden toegekend overeenkomstig Uitvoeringsregeling I Verhuiskostenvergoeding.
Artikel 14
Uitbetaling
1. Het wachtgeld wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen.
Met toestemming van de rechthebbende kan uitbetaling in langere termijnen plaatsvinden.
2. Na overlijden van de rechthebbende wordt zo spoedig mogelijk aan zijn nagelaten betrekkingen in de zin van artikel 7:674, derde lid van het Burgerlijk Wetboek een bedrag uitgekeerd gelijk aan de berekeningsgrondslag over een tijdvak van de eerste dag na het over- lijden tot en met de laatste dag van de tweede maand volgende op die waarin het overlijden plaatsvond.
Indien op het wachtgeld een vermindering wordt toegepast krachtens artikel 6, 7, 8 of 10 of wordt artikel 9, tweede lid toegepast dan is de uitkering gelijk aan het bedrag van het wachtgeld, dat de belang- hebbende op de dag van het overlijden ontving over een tijdvak van de eerste dag na het overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand volgende op die waarin het overlijden plaatsvond.
3. Indien de rechthebbende geen betrekkingen, bedoeld in het tweede
91
lid nalaat, kan het daar bedoelde bedrag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging indien zijn nalatenschap voor de betaling van die kosten ontoereikend is.
Artikel 15
Pensioenbijdrage
1. Gedurende de periode waarin de rechthebbende aanspraak heeft op wachtgeld, heeft hij, in geval van vrijwillige voortzetting – voor ten minste de helft – van de deelneming in de pensioenregeling die op hem van toepassing was, als tegemoetkoming in de kosten hiervan recht op de helft van het werkgeversaandeel in de pensioenpremie dat de werkgever voor de rechthebbende over de volle maand voor- afgaande aan het ontslag verschuldigd was, respectievelijk bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd zou zijn geweest, ware deze wijziging reeds in evenbedoelde maand van kracht ge- weest.
2. Het in lid 1 bepaalde is alleen van toepassing indien de rechtheb- bende zélf met betrekking tot de in lid 1 bedoelde voortzetting (ten minste) de helft van het werknemersaandeel in de pensioenpremie dat de rechthebbende over de volle maand voorafgaande aan het ont- slag verschuldigd was, respectievelijk bij een wijziging van het pre- miepercentage verschuldigd zou zijn geweest, ware deze wijziging reeds in evenbedoelde maand van kracht geweest, voor zijn rekening neemt.
3. De rechthebbende die gedurende de periode waarin aanspraak op wachtgeld bestaat op enig moment in aanmerking zou komen voor gebruikmaking van de Overbruggingsregeling van het PGGM heeft, in geval van volledige vrijwillige voortzetting van de deelneming in de PGGM-pensioenregeling, als tegemoetkoming in de kosten hier- van recht op het werkgeversaandeel in de pensioenpremie dat de werkgever voor de rechthebbende over de volle maand voorafgaande aan het ontslag verschuldigd was, respectievelijk bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd zou zijn geweest, ware deze wijziging reeds in evenbedoelde maand van kracht geweest.
4. Het in lid 3 bepaalde is alleen van toepassing indien de rechtheb- bende zélf met betrekking tot de in lid 3 bedoelde voortzetting het werknemersaandeel in de pensioenpremie dat de rechthebbende over de volle maand voorafgaande aan het ontslag verschuldigd was, res- pectievelijk bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd zou zijn geweest, ware deze wijziging reeds in evenbedoelde maand van kracht geweest, voor zijn rekening neemt.
92
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
5. De rechthebbende is verplicht een uitkering uit het Fonds Voorhef- fing Pensioenverzekering aan te vragen. Een uitkering uit dit fonds wordt in mindering gebracht op de in dit artikel bedoelde tegemoet- koming in de pensioenpremie gedurende de wachtgeldperiode.
93
Toelichting op het Functieboek Thuiszorg
Algemeen
Het Functieboek Thuiszorg maakt onderdeel uit van de CAO Thuiszorg. Het is ingedeeld in een aantal rubrieken. Elke rubriek bevat aan het slot een samenvattend overzicht van functies met de daarbij behorende sala- risschalen.
Indien de werknemer een functie bekleedt die niet in dit functieboek is opgenomen, is artikel 8 van de Uitvoeringsregeling A van toepassing. Dit artikel gaat in op de aanpak van ,,niet geregelde functies’’.
Enkele specifieke aandachtspunten
Coördinerende taken
In rubriek 1 is een onderdeel ,,Coördinerende taken’’ opgenomen. De werkgever kan de werknemer die werkt in één van de in rubriek 1 opge- nomen uitvoerende functies in de gezinsverzorging coördinerende taken opdragen. Wat onder coördinerende taken wordt verstaan is daarbij ver- meld. Uit de aard van de genoemde coördinerende taken en de gegeven tijdsbeperking volgt dat de medewerker met een uitvoerende functie aan wie coördinerende taken zijn opgedragen, toch in hoofdzaak belast blijft met werkzaamhedcn van uitvoerende aard. De coördinerende taken zijn slechts aanvullend op de uitvoerende functie.
Indien aan de werknemer met een uitvoerende functie coördinerende taken zijn opgedragens heeft deze recht op een toelage van f 150,– bruto per periode, ongeacht of de werknemer fulltime dan wel parttime werk- zaam is.
De werkgever is vrij in zijn keuze te bepalen of en zo ja hoeveel mede- werkers met een uitvoerende functie per team coördinerende taken die- nen te verrichten. Iedere werknemer met een uitvoerende functie met wie is overeengekomen c.q. aan wie is opgedragen coördinerende taken te verrichten, heeft recht op de genoemde toelage.
Het verdient aanbeveling in een bijlage bij de individuele arbeidsover- eenkomst van de betrokken medewerker vast te leggen dat coördine- rende taken worden verricht.
Werken in teamverband
Voor de goede orde wordt ter onderscheiding van coördinerende taken ten opzichte van het werken in teamverband nog het volgende toege- voegd. De werknemer met een uitvoerende functie kan zijn werkzaam- heden in teamverband verrichten. Het werken in teamverband is als zodanig niet taakverzwarend en geeft daarom geen recht op een toelage. Onder werken in teamverband (zonder coördinerende taken) wordt ver- staan:
1. het overleg plegen in het team over hulpverleningssituaties:
2. het meewerken aan een effectieve en efficiënte planning (dagelijks en wekelijks) van de werkzaamheden van een team uitvoerenden.
94
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Administratieve/secretariële functies
Rubriek 9 bevat zes administratieve/secretariële functies. Bij deze func- ties is steeds eerst een algemene functiekarakteristiek vermeld, gevolgd door één of meer functie-varianten.
De zes functies zijn aangeduid met de niveaus Aa tot en met Af, respec- tievelijk corresponderend met de salarisschalen 2 tot en met 7.
Voor de vaststelling van het functieniveau van de door de werknemer verrichte werkzaamheden is bepalend dat het niveau van zijn werkzaam- heden voldoet aan de algemene functiekarakteristiek. Vervolgens wordt aansluiting gezocht tusscn de concrete werkzaamheden en de beschrij- vingen van de functievarianten.
Met name in kleinere administraties zal het voorkomen dat eenzelfde werknemer meerdere functies vervult. Dit dient in de individuele ar- beidsovereenkomst te worden vastgelegd. Als de functies op verschil- lende niveaus worden uitgeoefend heeft dit gevolgen voor het salaris. In laatstgenoemd geval dienen de niveaus te worden beperkt tot twee opeenvolgende niveaus (bijvoorbeeld Ab en Ac). Bovendien moet in de arbeidsovereenkomst worden aangegeven voor welk percentage van de totale arbeidsduur op de twee niveaus wordt gewerkt (bijvoorbeeld Ab voor 40% en Ac voor 60%). Deze regeling kan slechts worden toegepast indien een functie ten minste voor 30% van het totaal overeengekomen dienstverband wordt uitgeoefend. De salarisberekening geschiedt naar rato van de percentages waarop op de twee niveaus gewerkt wordt (in het gegeven voorbeeld 40% in salarisschaal 3 en 60% in salarisschaal 4).
Leiding
Zoals ook is vermeld in de toelichting op artikel 1, leden 2 en 3, van de Uitvoeringsregeling A Salariëring, geldt voor een aantal functies, dat voor de van toepassing zijnde salarisschaal bepalend is aan hoeveel werknemers leiding wordt gegeven. De genoemde leden 2 en 3 bepalen hoe een en ander wordt uitgevoerd en deze leden dienen dan ook in samenhang met de betreffende functieomschrijvingen te worden gelezen. In dit kader wordt gewezen op de rubrieken 3 (Verpleegkundige en ver- zorgende functies kraamzorg), 4 (Zorggerichte leidinggevende en middenkaderfuncties gezinsverzorging), 5 (Zorggerichte leidinggevende functies kruiswerk), 7 (Personeelszaken functies), 8 (Technische/ huishoudelijke functies) en 10 (Leidinggevende functies secretariële en financiële afdelingen).
95
Rubriek 1 Rubriek 2 | Uitvoerende functies gezinsverzorging Verpleegkundige, verzorgende en voorlichtende functies kruiswerk | 01-UGV 02-VKW |
Rubriek 3 Rubriek 4 | Verpleegkundige en verzorgende functies kraamzorg Zorggerichte leidinggevende en middenkaderfuncties gezinsverzorging | 03-VKZ 04-LMG |
Rubriek 5 | Zorggerichte leidinggevende functies kruiswerk | 05-LMK |
Rubriek 6 | Medische functies | 06-MEF |
Rubriek 7 | Personeelszakenfuncties | 07-PZF |
Rubriek 8 | Technische/huishoudelijke functies | 08-THF |
Rubriek 9 Rubriek 10 | Administratieve/secretariële functies Leidinggevende functies secretariële en financiële afdelingen | 09-ASF 10-LSF |
Rubriek 11 | Functies entadministratie | 11-FEA |
Rubriek 1 | Uitvoerende functies gezinsverzorging (UGV) | |
0101 UGV | Thuishulp A | 00 |
0102 UGV | Verzorgingshulp B | 00 |
0103 UGV | Verzorgende C | 00 |
0104 UGV | Verzorgende D | 00 |
0105 UGV | Gespecialiseerd verzorgende E | 00 |
0106 UGV | Coördinerende taken | 00 |
0107 UGV | Medewerker activiteitenbegeleiding | 00 |
0108 UGV | Medewerker dagverzorging | 00 |
Thuishulp A
0101 UGV
Algemeen
De thuishulp A verricht nagenoeg uitsluitend huishoudelijke taken.
– Aard, omvang en frequentie van de werkzaamheden zijn weinig aan verandering onderhevig.
– Verricht de werkzaamheden volgens gestandaardiseerde regels of volgens hulpverleningsplan.
– Signaleert eventuele veranderingen in de leefeenheid en rapporteert deze aan de leidinggevende thuiszorg.
De thuishulp A is verantwoording schuldig aan de leidinggevende thuis- zorg.
Verantwoordelijkheden/bevoegdheden
– Is verantwoordelijk voor een juiste en volledige uitvoering van de werkzaamheden.
– Is verantwoordelijk voor het in stand houden c.q. stimuleren van de zelfredzaamheid van de cliënt ten aanzien van huishoudelijke taken.
– Onderhoudt periodiek contact met collega’s en leidinggevende thuis- zorg (werkbespreking, hulpverleningssituaties).
– Informeert/pleegt overleg met de cliënt, luistert en toont begrip.
96
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Werkzaamheden
– Verricht de verzorging van de woning.
– Verricht de verzorging van kleding/linnengoed.
– Xxxxxxx de maaltijd of voert voorbereidende werkzaamheden uit met betrekking tot voeding.
– Doet boodschappen.
– Verzorgt beperkt huisdieren.
– Verzorgt zeer beperkte opvang van kinderen.
– Stimuleert de zelfredzaamheid ten aanzien van huishoudelijke taken of houdt deze zoveel mogelijk op gelijk niveau.
– Verricht/assisteert bij overige werkzaamheden. Opleidingsindicatie: enkele jaren LHNO
Schaal: 2
Verzorgingshulp B
0102 UGV
Algemeen
– De verzorgingshulp B verricht naast huishoudelijke taken ook ver- zorgende taken, echter beperkt in tijd en soort.
– Aard, omvang en frequentie van de werkzaamheden zijn aan veran- dering onderhevig.
– Verricht de werkzaamheden binnen het hulpverleningsplan of de gestandaardiseerde regels deels naar eigen inzicht en past zelfstandig kleine wijzigingen in het hulpverleningspatroon toe.
– Signaleert eventuele veranderingen in de leefeenheid en rapporteert deze aan de leidinggevende thuiszorg.
De verzorgingshulp B is verantwoording schuldig aan de leidinggevende thuiszorg.
Verantwoordelijkheden/bevoegdheden
– Is verantwoordelijk voor een effectieve en efficiënte dagelijkse plan- ning en prioriteitsstelling van uit te voeren werkzaamheden bij cliënt.
– Is verantwoordelijk voor een juiste en volledige uitvoering van de werkzaamheden.
– Is verantwoordelijk voor het instandhouden c.q. stimuleren van de zelfredzaamheid van de cliënt ten aanzien van huishoudelijke taken.
– Onderhoudt periodiek contact met collega’s en leidinggevende thuis- zorg (werkbespreking, hulpverleningssituaties).
– Onderhoudt incidenteel contact met andere hulpverleners.
– Informeert/pleegt overleg met de cliënt, luistert, toont begrip.
97
Werkzaamheden
– Verricht de verzorging van de woning.
– Verricht de verzorging van kleding/linnengoed.
– Xxxxxxx de maaltijd of voert voorbereidende werkzaamheden met betrekking tot voeding uit.
– Doet boodschappen.
– Verzorgt beperkt huisdieren.
– Verricht beperkte persoonsgerichte lichamelijke verzorging.
– Stimuleert de zelfredzaamheid ten aanzien van huishoudelijke taken of houdt deze zoveel mogelijk op gelijk niveau.
– Verzorgt beperkte opvang van kinderen.
– Verricht/assisteert bij overige werkzaamheden. Opleidingsindicatie: diploma helpende MDGO-VZ (kort)
diploma helpende OVDB (2 jaar)
Schaal: 3
Verzorgende C
0103 UGV
Algemeen
– De verzorgende C verricht naast verzorgende taken ook huishoude- lijke taken, beperkt in tijd.
– Aard, omvang en frequentie van de werkzaamheden zijn aan veran- dering onderhevig.
– Verricht de werkzaamheden binnen het hulpverleningsplan deels naar eigen inzicht en past zelfstandig wijzigingen in het hulpverleningspatroon toe.
– Signaleert eventuele veranderingen in de leefeenheid en rapporteert deze aan de leidinggevende thuiszorg.
De verzorgende C is verantwoording schuldig aan de leidinggevende thuiszorg.
Verantwoordelijkheden/bevoegdheden
– Is verantwoordelijk voor een effectieve en efficiënte dagelijkse plan- ning en prioriteitsstelling van uit te voeren werkzaamheden bij cliënt.
– Is verantwoordelijk voor een juiste en volledige uitvoering van de werkzaamheden.
– Is verantwoordelijk voor het instandhouden c.q. stimuleren van de zelfredzaamheid van de cliënt ten aanzien van huishoudelijke en ver- zorgende taken.
– Onderhoudt periodiek contact met collega’s en leidinggevende thuis- zorg (werkbespreking, complexe hulpverleningssituaties).
– Onderhoudt incidenteel contact met andere hulpverleners.
– Informeert/pleegt overleg met de cliënt, luistert, toont begrip, tracht medewerking te verkrijgen, overtuigt.
98
Thuiszorg 1999 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Werkzaamheden
– Verricht persoonsgerichte lichamelijke verzorging en beperkte huise- lijke ziekenverzorging, eventueel in samenwerking met anderen.
– Xxxx na overleg met anderen toe op het opvolgen van medische en/of verpleegkundige instructies aan de cliënt.
– Verzorgt de opvang, verzorging en (meer vaktechnische) begeleiding van kinderen.
– Verricht begeleidende taken als plannen en beheren van middelen die voor het huishouden ter beschikking staan.
– Verricht beperkte verzorging van de woning.
– Verricht de verzorging van kleding/linnengoed.
– Xxxxxxx de maaltijd of voert voorbereidende werkzaamheden met betrekking tot voeding uit.
– Doet boodschappen.
– Verzorgt beperkt huisdieren.
– Stimuleert de zelfredzaamheid ten aanzien van verzorgende en huis- houdelijke taken of houdt deze zoveel mogelijk op gelijk niveau.
– Verricht/assisteert bij overige werkzaamheden. Opleidingsindicatie: diploma verzorgende MDGO-VZ (lang)
diploma verzorgende OVDB diploma ziekenverzorging diploma MDGO-VP
Schaal: 4
Verzorgende D
0104 UGV
Algemeen
– De verzorgende D verricht nagenoeg volledig verzorgende en bege- leidende taken.
– Aard, omvang en frequentie van de werkzaamheden zijn sterk aan verandering onderhevig.
– Verricht de werkzaamheden binnen het hulpverleningsplan deels naar eigen inzicht en past zelfstandig wijzigingen in het hulpverleningspatroon toe.
– Signaleert eventuele veranderingen in de leefeenheid en rapporteert deze aan de leidinggevende thuiszorg.
De verzorgende D is verantwoording schuldig aan de leidinggevende thuiszorg.
Verantwoordelijkheden/bevoegdheden
– Is verantwoordelijk voor een effectieve en efficiënte dagelijkse plan- ning en prioriteitsstelling van uit te voeren werkzaamheden bij cliënt.
99