Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2020-804 (mr. R.J. Paris als voorzitter en mr. P.V. Remmerswaal, secretaris)
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2020-804 (mr. R.J. Paris als voorzitter en mr. P.V. Remmerswaal, secretaris)
Klacht ontvangen op : 7 mei 2020
Ingediend door : De heer [naam Consument] , verder te noemen Consument, als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige heer [naam minderjarige]
Tegen : De Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank Datum uitspraak : 2 oktober 0000
Xxxx uitspraak : Niet-bindend advies
Uitkomst : Vordering afgewezen
Samenvatting
De moeder van Consument heeft een Rabo GeneratieSpaarrekening geopend voor de zoon van Consument. Ten behoeve van schenkingen door de moeder van Consument is een overeenkomst van schenken opgesteld. In de overeenkomst is een verbod op ouderlijk vruchtgenot opgenomen. In 2017 heeft de ex-partner van Consument bedragen opgenomen van de Spaarrekening en naar zichzelf overgemaakt. Consument heeft een advocaat moeten inschakelen om de bedragen terug te krijgen. Consument klaagt dat de Bank haar verplichtingen jegens de zoon van Xxxxxxxxx niet heeft nageleefd door geen goedkeuring te vragen bij Consument of laatstgenoemdes moeder voor de opnames door zijn ex-partner. Consument vordert de advocaatkosten en gederfde rente. De Commissie overweegt dat uit artikel 1:253i lid 1 BW volgt dat een ouder bevoegd is tot bewind- voering en vertegenwoordiging, tenzij van bezwaren van de andere ouder is gebleken. Niet is gebleken dat Consument zijn bezwaren bij de Bank kenbaar heeft gemaakt. Naar het oordeel van de Commissie mocht de Bank ervan uitgaan dat de ex-partner van Consument bevoegd was over de Spaarrekening te beschikken. Dat in de overeenkomst van schenken een verbod op ouderlijk vruchtgenot is opgenomen, maakt dat niet anders, nu een dergelijk verbod niets zegt over de bevoegdheid van een ouder tot bewindvoering en vertegenwoordiging. De vordering wordt afgewezen.
1. De procedure
1.1 De Commissie beslist op basis van haar Reglement en op basis van de door partijen aan Kifid ingestuurde documenten inclusief bijlagen. Het gaat hierbij om: 1) het klachtformulier van Consument; 2) de aanvullende stukken van Consument; 3) het verweerschrift van de Bank;
4) de repliek van Consument en 5) de dupliek van de Bank.
1.2 De Commissie is van oordeel dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak wordt daarom op grond van de stukken beslist.
1.3 Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet- bindend. Dit betekent dat partijen elkaar niet aan de uitspraak kunnen houden.
2. Het geschil
Wat is er gebeurd?
2.1 In 2005 heeft de moeder van Consument een Rabo GeneratieSpaarrekening (hierna: de Spaarrekening) geopend voor de zoon van Xxxxxxxxx. De moeder van Xxxxxxxxx heeft als schenker bedragen gestort op de Spaarrekening. Voor de schenkingen is een overeenkomst van schenken gesloten tussen de moeder van Consument en de zoon van Xxxxxxxxx. De overeenkomst betreffende het openen van de spaarrekening is door Consument namens zijn zoon ondertekend.
2.2 In de overeenkomst van schenken is de volgende bepaling opgenomen:
2.3 Consument is van zijn partner gescheiden in 2011. In het echtscheidingsconvenant is opgenomen dat Consument en zijn ex-partner gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun zoon blijven houden.
2.4 De ex-partner van Consument heeft vanaf 2017 bedragen overgemaakt van de Spaarrekening naar haar eigen rekening. In totaal is een bedrag van ongeveer € 25.000,- van de Spaarrekening afgehaald door de ex-partner van Consument.
2.5 Consument heeft een advocaat ingeschakeld om de bedragen terug te krijgen van zijn ex- partner. Op 19 maart 2020 heeft de ex-partner van Consument een bedrag van in totaal
€ 25.946,- overgemaakt naar de derdengeldenrekening van de ingeschakelde advocaat.
De klacht en vordering
2.6 Consument vordert een bedrag van € 4.000,-, bestaande uit € 3.000,- voor advocaatkosten die hij heeft moeten maken en uit misgelopen rente op de Spaarrekening ter hoogte van
€ 1.000,-.
2.7 De vordering van Consument steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. De Bank is toerekenbaar tekortgeschoten in de naleving van de overeenkomst met de zoon van Xxxxxxxxx, alsmede de op haar rustende zorgplicht. Consument voert daartoe de volgende argumenten aan.
In de overeenkomst van schenken is een verbod op ouderlijk vruchtgenot opgenomen. De opnamen door de ex-partner van Consument zijn daarmee in strijd met de overeenkomst en het doel van de Spaarrekening. De Bank had bij de moeder van Consument of bij Consument zelf goedkeuring moeten vragen voor de opnamen door de ex-partner. Door dit niet te doen is de Bank tekortgeschoten in de naleving van de overeenkomst en de op haar rustende zorgplicht jegens haar cliënten.
Het verweer
2.8 De Bank heeft verweer gevoerd tegen de stellingen van Consument. Voor zover relevant zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.
3. De beoordeling
Behandelbaarheid
3.1 Alvorens inhoudelijk op het geschil in te gaan, merkt de Commissie op dat de klacht is ingediend door de moeder van Xxxxxxxxx. Nu de moeder van Consument strikt genomen geen financiële dienst afneemt van de Bank, is de klacht in beginsel niet behandelbaar. De Bank heeft echter te kennen gegeven er geen bezwaar tegen te hebben dat de klacht wordt beschouwd als te zijn ingediend door Consument als wettelijk vertegenwoordiger van zijn zoon en zodoende een discussie over de behandelbaar van de klacht te vermijden. De Commissie zal Consument in die hoedanigheid thans beschouwen als klager.
Inhoudelijke beoordeling van het geschil
3.2 De Commissie merkt op dat dit geschil in de kern de vraag betreft of de Bank is tekort- geschoten in haar verplichtingen jegens de zoon van Consument door niet na te gaan of Consument of laatstgenoemde moeder toestemming hebben gegeven voor het opnemen van bedragen van de Spaarrekening. De Commissie is van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord en licht dat als volgt toe.
3.3 De Bank heeft een beroep gedaan op artikel 1:253i lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarvan de tekst als volgt xxxxx:
“Ingeval van gezamenlijke gezagsuitoefening voeren de ouders gezamenlijk het bewind over het vermogen van het kind en vertegenwoordigen zij gezamenlijk het kind in burgerlijke handelingen, met dien verstande dat een ouder alleen, mits niet van bezwaren van de andere ouder is gebleken, hiertoe ook bevoegd is.”
3.4 De Bank heeft aangevoerd dat de wettelijk vertegenwoordigers van de zoon van Xxxxxxxxx, onder wie ook de ex-partner van Consument, op grond van artikel 1:253i
lid 1 BW beiden over de rekening mogen beschikken. Van bezwaren van Consument is de Bank niets gebleken.
3.5 De Commissie overweegt dat artikel 1:253i lid 1 BW aldus moet worden uitgelegd dat een ouder bevoegd is tot bewindvoering en vertegenwoordiging, tenzij van bezwaren van de andere ouder is gebleken. Dit betekent dat Consument de Bank op de hoogte had moeten brengen van zijn bezwaren tegen de bevoegdheid van zijn ex-partner om te beschikken over de Spaarrekening.
3.6 De Commissie stelt vast dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat Consument zijn bezwaren met betrekking tot zijn ex-partner aan de Bank bekend heeft gemaakt. De Bank mocht er derhalve van uitgaan dat de ex-partner van Consument over de Spaarrekening mocht beschikken. Het opnemen van een verbod op ouderlijk vruchtgenot in de overeenkomst van schenken maakt dat niet anders, nu een dergelijke bepaling niet kan worden gelijkgesteld met het bekend maken van bezwaren tegen de bevoegdheid van de ex- partner van Consument tot bewindvoering en vertegenwoordiging. Het verbod op ouderlijk vruchtgenot zegt immers niets over de in artikel 1:253i lid 1 BW opgenomen bevoegdheid van de ouders. Van andere verplichtingen uit hoofde waarvan de Bank had moeten nagaan of Consument had ingestemd met de opnames van de Spaarrekening is naar het oordeel van de Commissie niet gebleken.
Conclusie
3.7 De Commissie verklaart de klacht van Consument ongegrond en wijst de vordering af.
4. De beslissing
De Commissie wijst de vordering af.
Deze uitspraak is een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.
Binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak kunt u een verzoek indienen tot herstel van vergissingen in de uitspraak, zoals schrijffouten, een verkeerde naam/datum of rekenfouten. De beslissing van de Geschillencommissie in de uitspraak kan hiermee niet ter discussie worden gesteld. Meer informatie hierover staat in artikel 40 van het Reglement Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, te vinden op de website xxx.xxxxx.xx/xxxxxxxxxxx-xx-xxxxxxxx.