DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN:
DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN:
de stichting: Stichting Pensioenfonds Wonen, statutair gevestigd te Utrecht, kantoorhoudende: Xxxxxxxxx 00 xx (0000 XX) Xxxxxxxxx, ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 41178958, zoals deze luiden na de akte van statutenwijziging, welke akte is verleden voor een waarnemer van notaris mr. J.R.B. Heemstra te Leiden, op 3 december 2020:
Statuten Artikel 1 Naam en Zetel
1. De Stichting draagt de naam: Stichting Pensioenfonds Wonen.
2. De Stichting is gevestigd te Utrecht.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
In deze statuten wordt verstaan onder:
1. fonds: de Stichting Pensioenfonds Wonen;
2. toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V. ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet;
3. werkgever: de in artikel 5 bedoelde werkgever;
4. werknemer: de in artikel 6 bedoelde werknemer;
5. aangesloten werkgever: de in artikel 7 bedoelde werkgever;
6. deelnemer: de in artikel 8 bedoelde deelnemer;
7. gewezen deelnemer: de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van het pensioenreglement geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het fonds;
8. aanspraakgerechtigde: persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;
9. pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van het pensioenreglement het pensioen is ingegaan;
10. bestuur: het in artikel 9 bedoelde bestuur;
11. administrateur: de in artikel 16 bedoelde administrateur;
12. uitvoeringsreglement: de door het fonds opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen fonds en werkgever;
13. pensioenreglement: de door het fonds opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen fonds en deelnemer;
14. wet: de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.
Artikel 3
Doel, middelen en werkwijze
1. Het fonds heeft ten doel het verlenen van pensioenen aan de deelnemers, de
gewezen deelnemers, alsmede aan hun nagelaten betrekkingen.
2. Het fonds tracht dit doel te bereiken door:
a. premies te innen bij de aangesloten werkgevers, deze gelden te beleggen en te beheren en daaruit uitkeringen toe te kennen bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid, een en ander overeenkomstig de regels gesteld in het uitvoeringsreglement dan wel het pensioenreglement;
b. andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevorderlijk kunnen zijn.
3. Het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota, waarin in elk geval een omschrijving is opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan:
a. de regeling met betrekking tot de onderwerpen opgenomen in het uitvoeringsreglement;
b. de in de Pensioenwet opgenomen voorschriften met betrekking tot de vaststelling van technische voorzieningen, financiering van ouderdomspensioen, de hoogte van de kostendekkende premie, terugstorting of premiekorting, vermelding van de premie en de premiecomponenten in de jaarrekening en het bestuursverslag, het minimaal vereist eigen vermogen, het vereist eigen vermogen, de dekking door waarden, de beleidsdekkingsgraad, het melden van de reële dekkingsgraad aan De Nederlandsche Bank (DNB), korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten, de eisen ten aanzien van beleggingen, het aangaan van leningen en het beleid met betrekking tot de voorwaardelijke toeslagverlening.
4. De gelden van het fonds worden door het bestuur belegd in overeenstemming met de prudent-person regel. Het beleggingsbeleid is met name gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
a. de waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden; en
b. de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering. Het fonds onderbouwt dat het beleggingsbeleid past binnen de prudent person regel.
5. De actuariële en bedrijfstechnische nota bevat voorts een verklaring inzake beleggingsbeginselen en een beschrijving van de sturingsmiddelen. De verklaring inzake beleggingsbeginselen wordt om de drie jaar en voorts onverwijld na iedere belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid herzien.
6. De actuariële en bedrijfstechnische nota voldoet overigens aan de voorschriften opgenomen in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen.
7. Het fonds zendt een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de wijzigingen in de actuariële en bedrijfstechnische nota binnen twee weken na totstandkoming van die wijziging aan de toezichthouder.
Artikel 4 Geldmiddelen
1. De inkomsten van het fonds bestaan uit:
a. de bijdragen van de aangesloten werkgevers;
b. de bijdragen van de deelnemers;
c. de te kweken renten;
d. al hetgeen op andere wijze wordt verworven.
2. De uitgaven van het fonds bestaan uit:
a. de uitkeringen aan de deelnemers, de gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen;
b. overige uitgaven.
Artikel 5 Werkgever
1. Onder "werkgever" wordt verstaan de natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming drijft waarin het woninginrichtingsbedrijf wordt uitgeoefend.
2. Tot het woninginrichtingsbedrijf wordt gerekend:
a. de onderneming waarin het bedrijf van het uitsluitend of in hoofdzaak verkopen aan particulieren casu quo eindverbruikers van meubelen en/of voor woninginrichting bestemde textielgoederen wordt uitgeoefend, alsmede het daarmee samenhangende uitoefenen van werkzaamheden van ambachtelijke en dienstverlenende aard;
b. de onderneming met een afdeling waarin het bedrijf van het uitsluitend of in hoofdzaak verkopen aan particulieren casu quo eindverbruikers van meubelen en/of voor woninginrichting bestemde textielgoederen wordt uitgeoefend, alsmede het daarmee samenhangende uitoefenen van werkzaamheden van ambachtelijke en dienstverlenende aard;
c. voor de toepassing van het bepaalde onder a en b wordt onder het verkopen aan eindverbruikers van meubelen en/of voor woninginrichting bestemde textielgoederen mede verstaan het verkopen van deze goederen aan grootverbruikers, alsmede aan personen die het gekochte in een door hen gedreven onderneming gebruiken, tenzij de vervaardiging van deze goederen in hoofdzaak in eigen onderneming pleegt te geschieden;
d. voor de toepassing van het bepaalde onder a, b en c wordt onder "meubelen" verstaan: meubelen in de ruimste zin des woords met uitzondering van antieke meubelen, kindermeubelen, tuinmeubelen, kampeermeubelen, schoolmeubelen, kantoormeubelen en betimmeringen;
e. het (woning)stoffeerdersbedrijf.
Hieronder wordt verstaan het bedrijf dat, of een afdeling van een bedrijf die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met het bedrijfsmatig leggen van vaste tapijten of lopers, het aanbrengen van bespanningsstoffen of verwerken daarvan tot wandbekleding, of herstellen van vloerbedekking of wandbekleding als hiervoor bedoeld;
f. het behangersbedrijf.
Hieronder wordt verstaan het bedrijf dat, of de afdeling van een bedrijf die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met het bedrijfsmatig
aanbrengen van behangsel. Hieronder wordt niet verstaan het verrichten van voornoemde handeling in de uitoefening van het aannemersbedrijf op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw, alsmede in de uitoefening van het schilders- en afwerkingsbedrijf;
g. het detailhandelsbedrijf in keukens.
Hieronder wordt verstaan de onderneming of de afdeling van een onderneming waarin het bedrijf van het uitsluitend of in hoofdzaak verkopen aan particulieren van keukens, al dan niet met inbouwapparatuur, wordt uitgeoefend, alsmede het daarmee samenhangende uitoefenen van werkzaamheden van technische en dienstverlenende aard. Hieronder wordt niet verstaan het verrichten van voornoemde handelingen in de uitoefening van het aannemersbedrijf op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw, alsmede in de uitoefening van de detailhandel in doe-het-zelf artikelen en in bouwmaterialen;
h. het detailhandelsbedrijf in badkamerinrichtingen.
Hieronder wordt verstaan de onderneming of de afdeling van een onderneming, waarin het bedrijf van het uitsluitend of in hoofdzaak verkopen aan particulieren en eindverbruikers van badkamersanitair en aanverwante artikelen wordt uitgeoefend, alsmede het daarmee samenhangende uitoefenen van werkzaamheden van technische en dienstverlenende aard. Hieronder wordt niet verstaan het verrichten van voornoemde handelingen in de uitoefening van de detailhandel in doe- het-zelf artikelen en in bouwmaterialen;
i. het parketvloerenbedrijf.
Hieronder wordt verstaan de onderneming of de afdeling van een onderneming, waarin het bedrijf van het verkopen aan en/of het leggen bij particulieren casu quo eindverbruikers van parket en/of andere soortgelijke houten vloeren, alsmede linoleum, kurk-, kunststof- en laminaatvloeren, wordt uitgeoefend.
Artikel 6 Werknemer
Onder "werknemer' wordt verstaan degene die in dienstbetrekking in de zin van de sociale werknemersverzekeringen staat tot een werkgever als bedoeld:
a. in artikel 5, eerste lid, met uitzondering van degene die werkzaam is in een onderneming als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b, voor zover hij niet uitsluitend of in hoofdzaak belast is met werkzaamheden in of ten behoeve van de betreffende afdeling;
b. in artikel 7, eerste lid, onder b.
Tevens wordt onder "werknemer" verstaan degene die tot een werkgever, als bedoeld onder a of b, in dienstbetrekking staat en die niet langer verzekeringsplichtig is voor de sociale werknemersverzekeringen vanwege het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, maar die dat wel was geweest wanneer de werknemer deze leeftijd nog niet had bereikt.
Artikel 7
Aangesloten werkgever
1. Aangesloten werkgever is:
a. de werkgever bij wie een of meer werknemers in dienst zijn, die vallen onder de verplichtstelling krachtens de wet;
b. de werkgever die niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, met wie het fonds een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten.
2. De werkgever als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, is verplicht om alle werknemers bij het fonds aan te melden en ervoor zorg te dragen dat het fonds de beschikking krijgt over alle door het bestuur nodig geoordeelde gegevens. Deze gegevens dienen in uniform formaat elektronisch via Pensioenaangifte te worden aangeleverd op de wijze die door het fonds wordt verlangd zoals aangegeven in het uitvoeringsreglement.
3. Het fonds kan een uitvoeringsovereenkomst sluiten met een werkgever die niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, maar die zich op vrijwillige basis bij het fonds wil aansluiten, indien:
x. xx xxxxxxxxxxxxxxxx bij deze werkgever ten minste gelijk is aan die volgens de XXX Xxxxx en de werkgever premie afdraagt aan de Stichting Sociaal Fonds Wonen;
b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de werkgever die zich vrijwillig wil aansluiten en een andere werkgever die onder de werkingssfeer van het fonds valt; of
c. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de werkgever wel onder de werkingssfeer van het fonds viel.
Artikel 8 Deelnemer Deelnemer is:
a. de werknemer die verplicht is tot deelneming in het fonds op grond van de verplichtstelling krachtens de wet;
b. de werknemer die verplicht is tot deelneming in het fonds op grond van een tussen zijn werkgever en het fonds gesloten uitvoeringsovereenkomst;
c. de gewezen werknemer indien en zolang zijn deelneming overeenkomstig het pensioenreglement wordt voortgezet.
Artikel 9 Bestuur
1. Het fonds heeft een paritair bestuur. De belanghebbenden zijn op een zo evenwichtig mogelijke wijze vertegenwoordigd in het bestuur.
2. Het bestuur van het fonds bestaat uit zeven leden, die door het bestuur worden benoemd, na het horen van de raad van toezicht over de procedure. Van wie twee op voordracht van de werkgeversvereniging, te weten: lnretail, gevestigd te Zeist; twee op voordracht van de werknemersverenigingen, te weten:
a. één door de Federatie Nederlandse Vakbeweging, gevestigd te Amsterdam;
b. één door CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht;
twee op voordracht van de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan;
en één onafhankelijk voorzitter die wordt benoemd door het bestuur zelf.
3. De bestuursleden zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds. Voordracht vindt plaats op basis van het voor het desbetreffende bestuurslid geldende functieprofiel. In het functieprofiel zijn de vereiste deskundigheid, competenties en het benodigde tijdsbeslag vastgelegd. Benoeming vindt niet plaats indien het bestuur van oordeel is dat de kandidaat niet voldoet aan het functieprofiel. Het bestuur legt de overwegingen vast waarom een kandidaat wordt benoemd. Het voorgaande geldt ook bij herbenoeming van een zittend bestuurslid. Het bestuur legt iedere voorgenomen benoeming voor aan de raad van toezicht. Benoeming vindt niet plaats indien de raad van toezicht van oordeel is dat de kandidaat niet voldoet aan het functieprofiel.
4. Van de bestuursleden staat de betrouwbaarheid buiten twijfel. De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de toezichthouder voor de toepassing van de Pensioenwet is vastgesteld, zolang niet de toezichthouder naar aanleiding van een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden tot het oordeel is gekomen dat de betrouwbaarheid niet meer buiten twijfel staat. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid van een van de bestuursleden, stelt het fonds de toezichthouder daarvan onverwijld schriftelijk in kennis
5. Het bestuur meldt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf aan de toezichthouder. Een dergelijke wijziging wordt niet doorgevoerd indien:
a. de toezichthouder binnen zes weken na ontvangst van de melding van de wijziging aan het fonds bekend maakt dat hij niet met de voorgenomen wijziging instemt; of
b. de toezichthouder om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht en binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het fonds bekend maakt dat hij niet met de voorgenomen wijziging instemt.
6. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door:
a. periodiek aftreden;
b. opzeggen door het bestuurslid;
c. overlijden;
d. een besluit van het bestuur om het desbetreffende bestuurslid te ontslaan, hetzij op verzoek van de betrokken vereniging en het bestuur het verzoek honoreert, hetzij in geval van disfunctioneren als bedoeld in lid 8.
Een bestuurslid wordt ontslagen na het horen van de raad van toezicht over de procedure.
7. Een bestuurslid kan door het bestuur worden geschorst indien naar het oordeel van het bestuur de belangen van het fonds tijdelijk conflicteren met de belangen van het desbetreffende bestuurslid. Gedurende de periode van schorsing kan het geschorste bestuurslid de aan het bestuurslidmaatschap verbonden rechten niet uitoefenen. De schorsing zal worden opgeheven
indien naar het oordeel van het bestuur niet langer sprake is van een belangenconflict. De raad van toezicht kan de bestuurders wegens disfunctioneren schorsen; het bepaalde in lid 9 is van overeenkomstige toepassing.
8. Het bestuur stelt een procedure vast voor een jaarlijkse evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en het functioneren van de individuele bestuursleden. Hierbij betrekt het bestuur één keer in de twee jaar een derde partij. Indien het bestuur na het volgen van deze procedure van oordeel is dat er sprake is van een situatie van disfunctioneren door een bestuurslid, zal het bestuur dat bestuurslid, schriftelijk en met redenen omkleed, ontslaan en de werkgevers- of werknemersvereniging die het desbetreffende lid heeft voorgedragen, daarover informeren.
9. De raad van toezicht kan de bestuurders wegens disfunctioneren ontslaan. Van disfunctioneren is in ieder geval sprake als het bestuur een besluit heeft genomen zonder de volgens artikel 15, vijfde lid, benodigde goedkeuring van de raad van toezicht en het bestuur niet aannemelijk maakt dat het besluit nodig was in het belang van de belanghebbenden of voortvloeit uit een aanwijzing van de toezichthouder, een last onder dwangsom of een wettelijk voorschrift. De raad van toezicht maakt slechts van de bevoegdheid om de bestuurders te ontslaan gebruik nadat het bestuur in de gelegenheid is gesteld het disfunctioneren ongedaan te maken.
10. Indien de raad van toezicht het bestuur wegens disfunctioneren heeft ontslagen, blijft het bestuur aan totdat een nieuw bestuur is benoemd. De benoeming van het nieuwe bestuur vindt in dat geval, in afwijking van het tweede lid, zo spoedig mogelijk plaats door de in het tweede lid genoemde voordragende organisaties respectievelijk de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan. De laatste volzin van het derde lid is van overeenkomstige toepassing. In de periode tussen het ontslag door de raad van toezicht en het definitief worden van de benoeming, na de toetsing door de toezichthouder ais bedoeld in het vijfde lid, neemt het bestuur slechts noodzakelijke besluiten.
11. leder bestuurslid treedt uiterlijk vier jaar na zijn benoeming af volgens een door het bestuur op te maken rooster. Het bestuur kan de afgetreden bestuursleden onmiddellijk herbenoemen. Het bestuur kan de afgetreden bestuursleden maximaal twee keer herbenoemen. Indien daar gegronde redenen voor zijn, kan een bestuurslid meer dan twee keer worden herbenoemd.
12. In een tussentijdse vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan door het bestuur een opvolger benoemd op voordracht van de vereniging, die gelet op het bepaalde in lid 2, daarvoor in aanmerking komt, dan wel op voordracht van de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan. Een bestuurslid dat in zo'n vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene die hij opvolgt moest aftreden. Het bestuur kan zijn bevoegdheden uitoefenen ook wanneer er vacatures zijn.
13. Het bestuur stelt een vergoedingsregeling voor de leden van het bestuur vast.
Zij ontvangen op grond van deze regeling een vaste vergoeding per jaar, waarbij verschil wordt gemaakt tussen de voorzitter en de andere leden van het bestuur. De vergoeding staat in redelijke verhouding tot de gedragen verantwoordelijkheid, de aan de functie gestelde eisen en het tijdsbeslag zoals vastgelegd in het functieprofiel.
14. Het bestuur benoemt een onafhankelijk voorzitter en kiest uit zijn midden een tweede voorzitter, een secretaris en een tweede secretaris.
15. De functies van tweede voorzitter, respectievelijk secretaris en tweede secretaris, worden om beurten, telkens voor de tijd van een jaar door de geleding van werkgevers, respectievelijk de geledingen van werknemers en pensioengerechtigden gezamenlijk, vervuld. Voor de eerste maal treedt een werkgeverslid als tweede voorzitter op en treden werknemersleden als secretaris en tweede secretaris op. Bij ontstentenis van de voorzitter treedt in diens plaats de tweede voorzitter en bij ontstentenis van de secretaris xxxxxx in diens plaats de tweede secretaris op.
Artikel 10
Taken en bevoegdheden van het bestuur en vertegenwoordiging
1. Het bestuur is belast met de bepaling van het beleid van het fonds, alsmede met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en de reglementen. Het dagelijks beleid van het fonds wordt bepaald door ten minste twee personen uit het bestuur.
2. Het bestuur is bevoegd alle handelingen daaronder begrepen het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, daaronder echter niet begrepen het aangaan van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt te verrichten, voor zover daaromtrent bij of krachtens wettelijke voorschriften, respectievelijk bij of krachtens deze statuten of het pensioenreglement van het fonds niet anders is bepaald.
3. Het bestuur kan zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk mandateren aan de voorzitter en de secretaris gezamenlijk, aan de administrateur of aan door het bestuur ingestelde commissies. De gemandateerde bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur. Het bestuur stelt een huishoudelijk reglement vast waarin de werkwijze van de commissies wordt vastgelegd. De commissies zijn verplicht zich te houden aan het bepaalde in het huishoudelijk reglement.
4. Het bestuur, alsmede de voorzitter en de secretaris van het bestuur gezamenlijk handelend, vertegenwoordigen het fonds.
5. Alle van het bestuur uitgaande stukken worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
6. Het bestuur is bevoegd om ook de administrateur tekeningsbevoegdheid te geven.
7. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere
aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
Artikel 11
Bestuursvergaderingen en besluitvorming
1. Het bestuur vergadert ten minste viermaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee bestuursleden dit wensen. In het laatste geval is de voorzitter verplicht een bestuursvergadering uit te schrijven binnen een maand, nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen.
2. De oproeping voor alle vergaderingen geschiedt door of namens de voorzitter per schriftelijke convocatie. De te behandelen punten worden in de oproeping vermeld. Andere punten kunnen slechts worden behandeld in een vergadering, waarin ten minste vijf der bestuursleden aanwezig zijn, waaronder ten minste één bestuurslid benoemd op voordracht van de werkgeversvereniging, tenzij een van de aanwezige leden zich tegen behandeling verzet.
3. Indien de voorzitter geen gevolg geeft aan een verzoek ingevolge het eerste lid, zijn de betrokken leden van het bestuur gezamenlijk tot de convocatie der vergadering bevoegd.
4. Ter vergadering brengen de aanwezige bestuursleden ieder één stem uit, behoudens de onafhankelijk voorzitter die geen stemrecht heeft.
5. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen, wanneer ten minste vijf bestuursleden ter vergadering aanwezig zijn, waaronder tenminste één bestuurslid benoemd op voordracht van de werkgeversvereniging. Ingeval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen twee maanden, doch niet eerder dan na tien dagen, opnieuw in vergadering bijeengeroepen. In die vergadering kan een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerst uit geschreven vergadering wegens onvoltalligheid geen besluit kon worden genomen, mits ten minste één lid namens iedere geleding aanwezig is.
6. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders is bepaald, worden alle besluiten in een bestuursvergadering over zaken genomen indien ten minste vijf bestuursleden voor stemmen, waaronder ten minste één bestuurslid benoemd op voordracht van de werkgeversvereniging. Xxxxxx uitgebrachte stemmen tellen niet mee bij de berekening van het aantal stemmen. Bij staking van stemmen wordt, tenzij de vergadering voltallig is, het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. In deze en evenzo in een voltallige vergadering wordt bij staking van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. De stemming moet geschieden bij hoofdelijke oproeping, wanneer één van de bestuursleden dit verlangt en alsdan mondeling. De stemming over personen geschiedt, behoudens in die gevallen waarin de verkiezing bij acclamatie plaats heeft, met gesloten en ongetekende briefjes. Een aantal stemmen van zes beslist. Heeft bij de eerste stemming niemand
zes stemmen verkregen, dan vindt een tweede vrije stemming plaats. Worden de zes stemmen dan ook niet bereikt dan vindt er tussen de twee kandidaten, die alsdan de meeste stemmen verkregen hebben, een herstemming plaats, nadat zonodig door een tussenstemming is uitgemaakt tussen welke personen de herstemming zal plaatshebben. Zo bij deze tussenstemming of herstemming de stemmen staken, beslist het lot.
7. Onverminderd het bepaalde in artikel 20, eerste lid, kan het bestuur ook buiten vergadering
besluiten nemen, mits dat geschiedt via schriftelijke voorlegging of via elektronische voorlegging (per e-mail) aan alle leden van het bestuur, waarbij ieder bestuurslid de gelegenheid krijgt zich over de desbetreffende voorstellen uit te spreken. Indien een bestuurslid de wens daartoe te kennen geeft, wordt het besluit aangehouden tot de volgende bestuursvergadering.
8. leder bestuurslid is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan indien ten minste twee van de bestuursleden het eens zijn met de aanwezigheid van de deskundige in de bestuursvergadering. De kosten van de deskundige voor het raadplegen of voor het bijwonen van de vergadering komen ten laste van het fonds als dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van de taak van het desbetreffende bestuurslid en het fonds van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld.
Artikel 12 Verantwoordingsorgaan
1. Het verantwoordingsorgaan van het fonds bestaat uit vier leden.
2. In het verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden die een ouderdomspensioen of partnerpensioen van het fonds ontvangen evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. De leden van het verantwoordingsorgaan vormen een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling van de betreffende geleding.
3. Het verantwoordingsorgaan is samengesteld als volgt:
a. twee leden vertegenwoordigen de deelnemers;
b. één lid vertegenwoordigt de pensioengerechtigden;
c. één lid vertegenwoordigt de werkgevers.
4. De in artikel 9, tweede lid, genoemde werknemersverenigingen benoemen en ontslaan de leden die de deelnemers vertegenwoordigen.
5. Het lid dat de pensioengerechtigden vertegenwoordigt, wordt gekozen door de pensioengerechtigden conform het verkiezingsreglement en benoemd door het bestuur.
6. De in artikel 9, tweede lid, genoemde werkgeversvereniging benoemt en ontslaat het lid dat de werkgevers vertegenwoordigt.
7. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan eindigt, onverminderd het bepaalde in lid 4 en lid 6, als volgt:
a. door periodiek aftreden vier jaar na benoeming;
b. door opzeggen door het betreffende lid;
c. door overlijden;
d. indien een in het verantwoordingsorgaan benoemde deelnemer ophoudt deelnemer te zijn;
e. indien een lid die de werkgevers in het verantwoordingsorgaan vertegenwoordigt ophoudt werkgever te zijn, dan wel niet meer verbonden is aan de werkgeversvereniging die hem heeft benoemd;
f. indien een lid zijn lidmaatschap van de werknemers of werkgeversvereniging die hem heeft benoemd, beëindigt;
g. indien een lid naar het oordeel van de meerderheid van de leden ernstig in gebreke blijft in de uitoefening van zijn functie en in verband hiermee door de vereniging die hem heeft benoemd, op voorstel van het verantwoordingsorgaan, wordt ontslagen;
h. indien een lid de in artikel 28 van het reglement van het verantwoordingsorgaan genoemde geheimhoudingsplicht schendt, zonder dat zich een omstandigheid als bedoeld in het tweede lid van dat artikel voordoet, en in verband daarmee door de vereniging die hem heeft benoemd, op voorstel van het bestuur, wordt ontslagen.
8. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur of de raad van toezicht.
9. Het verantwoordingsorgaan heeft recht op overleg met de raad van toezicht.
10. Het bestuur en het verantwoordingsorgaan komen ten minste tweemaal per jaar in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het bestuur of het verantwoordingsorgaan overleg wenselijk acht.
11. Het bestuur verstrekt desgevraagd aan het verantwoordingsorgaan tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
12. De !eden van het verantwoordingsorgaan ontvangen voor het bijwonen van vergaderingen of daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten een vacatiegeld en een vergoeding voor de gemaakte reis- en verblijfkosten.
13. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de werkwijze van het verantwoordingsorgaan wordt vastgelegd. Het reglement bevat onder meer bepalingen over:
a. de verkiezingsprocedure in geval van verkiezing van de leden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen;
b. de taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan;
c. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan tot een oordeel komt dan wel adviezen samenstelt en dit oordeel dan wel deze adviezen aan het bestuur ter kennis brengt;
d. de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen van het verantwoordingsorgaan worden bijeengeroepen;
e. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan in en buiten de vergaderingen besluiten neemt.
Het verantwoordingsorgaan is verplicht zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het reglement.
Artikel 13
Taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan
1. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst.
2. Het verantwoordingsorgaan is bevoegd het bestuur te adviseren overeenkomstig het bepaalde in de Pensioenwet. Dit is nader uitgewerkt in het reglement van het verantwoordingsorgaan.
Artikel 14
Raad van toezicht
1. De raad van toezicht bestaat uit drie deskundigen. De leden van de raad van toezicht zijn onafhankelijk en laten dit tot uiting komen in het toezicht.
2. Het bestuur benoemt de voorzitter en de andere leden van de raad van toezicht na bindende voordracht van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur ontslaat de leden van de raad van toezicht na bindend advies van het verantwoordingsorgaan.
3. De leden van de raad van toezicht zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het fonds. Van de leden van de raad van toezicht staat de betrouwbaarheid buiten twijfel. Het bepaalde in het vierde en vijfde lid van artikel 9 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de raad van toezicht.
4. De raad van toezicht evalueert in elk geval jaarlijks zijn functioneren.
5. leder lid van de raad van toezicht treedt uiterlijk vier jaar na zijn benoeming af volgens een door de raad van toezicht op te stellen rooster van aftreden. Een lid van de raad van toezicht kan maximaal één keer worden herbenoemd na bindende voordracht van het verantwoordingsorgaan.
6. De raad van toezicht stelt een profielschets vast voor de leden van de raad van toezicht.
7. Het bestuur en de raad van toezicht komen ten minste tweemaal per kalenderjaar in vergadering bijeen.
8. Het bestuur verstrekt desgevraagd aan de raad van toezicht tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen warden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
9. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de taken en bevoegdheden van de raad van
toezicht en zijn werkwijze worden vastgelegd.
Artikel 15
Taken en bevoegdheden van de raad van toezicht
1. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds.
2. De raad van toezicht is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Dat laatste houdt in dat beoordeeld wordt of er een evenwichtige belangenafweging is geweest.
3. De raad van toezicht legt verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan en in het bestuursverslag.
4. De raad van toezicht staat het bestuur met raad ter zijde.
5. Aan de goedkeuring van de raad van toezicht zijn onderworpen de voorgenomen besluiten van het bestuur tot vaststelling van:
a. het bestuursverslag en de jaarrekening;
b. de profielschets voor bestuurders;
c. het beleid inzake beloningen, met uitzondering van de beloning van de raad van toezicht;
d. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds;
e. liquidatie, fusie of splitsing van het fonds;
f. het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6. Indien de raad van toezicht geen goedkeuring verleent op een voorgenomen besluit als bedoeld in het vijfde lid, zal het bestuur dat besluit heroverwegen, met inachtneming van de door de raad van toezicht aangevoerde argumenten, en goedkeuring vragen op een gewijzigd voorgenomen besluit. Het ontbreken van de goedkeuring van de raad van toezicht tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van bestuur of bestuurders niet aan. Indien het zonder goedkeuring genomen besluit, naar het oordeel van de raad van toezicht, afbreuk doet aan een beheerste en integere bedrijfsvoering van het fonds, kan de raad van toezicht zijn bezwaren tegen dat besluit melden aan De Nederlandsche Bank.
7. De raad van toezicht meldt disfunctioneren van het bestuur aan het verantwoordingsorgaan en treedt in overleg met het bestuur om te trachten tot een oplossing voor het disfunctioneren te komen. Indien dit binnen een redelijke termijn, te beoordelen door de raad van toezicht, niet tot resultaten leidt, meldt de raad van toezicht het disfunctioneren aan De Nederlandsche Bank.
8. De leden van de raad van toezicht richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
Artikel 16 Administrateur
1. De uitvoering van de pensioenregeling bestaat uit pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer. Deze werkzaamheden worden onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur opgedragen aan een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur.
2. De opdracht tot het uitvoeren van het pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer aan de administrateur wordt schriftelijk vastgelegd in een beheerovereenkomst, die de rechten en verplichtingen van het fonds en de
administrateur ten opzichte van elkaar regelt.
3. De afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening door de administrateur worden nader vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten voor pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer, die behoren bij de beheerovereenkomst.
4. De administrateur is verplicht zich te doen vertegenwoordigen in de vergaderingen van het bestuur.
Artikel 17 Actuaris
1. Het bestuur benoemt een actuaris, die bevoegd is tot het waarmerken van de jaarlijks actuariële staten en het actuarieel verslag. De actuaris is onafhankelijk van het fonds en verricht geen andere werkzaamheden voor het fonds.
2. In het actuarieel verslag, dat jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar ten behoeve van het bestuur wordt opgesteld, wordt een beoordeling gegeven van de financiële opzet van het fonds en de grondslagen waarop het rust. De actuaris laat het actuarieel verslag vergezeld gaan van een verklaring.
3. De actuaris is gerechtigd tot inzage van die boeken en bescheiden van het fonds, waarvan de inzage voor een juiste vervulling van zijn taak nodig is.
4. Alvorens een besluit wordt genomen, strekkende tot wijziging van de rechten of verplichtingen van de werkgevers, deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en de pensioengerechtigden, wint het bestuur advies in van een andere actuaris.
Artikel 18 Accountant
1. Het bestuur draagt de controle van de administratie van het fonds op aan een register- accountant.
2. De accountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het fonds. De waarden van het fonds moeten hem desverlangd worden getoond.
Artikel 19 Boekjaar
Het boekjaar loopt van één januari tot en met één en dertig december.
Artikel 20 Statutenwijziging
1. Besluiten tot wijziging der statuten alsook een besluit tot ontbinding van het fonds kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering, waar ten minste vijf bestuursleden aanwezig zijn en indien ten minste vijf van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen zich daarvóór verklaart. Ingeval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen twee maanden, doch niet eerder dan na tien dagen, opnieuw in vergadering bijeengeroepen. In die vergadering kan een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerst uitgeschreven vergadering wegens onvoltalligheid geen besluit kon worden genomen, mits
ten minste één lid namens iedere geleding aanwezig is.
2. Voorstellen tot ontbinding van het fonds worden niet in behandeling genomen dan nadat daartoe een schriftelijk advies is ingewonnen van de in artikel 9, tweede lid, genoemde verenigingen. Voor het uitbrengen van deze adviezen moet een termijn van minstens een maand worden gegeven.
Artikel 21
Intrekking van de verplichtstelling
1. Indien de verplichtingstelling krachtens de wet wordt ingetrokken en niet binnen zes maanden daarna een besluit tot ontbinding van het fonds in werking treedt, zullen aan degenen, wier deelneming als gevolg van de intrekking komt te vervallen, dezelfde aanspraken worden toegekend, die bij het beëindigen van de deelneming op andere wijze ingevolge het pensioenreglement van het fonds aan de betrokkenen toekomen.
2. Treedt bij intrekking der verplichtstelling, als in het voorgaande lid bedoeld, binnen zes maanden daarna een besluit tot ontbinding van het fonds in werking, dan zullen aan degenen, wier deelneming als gevolg van deze intrekking komt te vervallen, premievrije aanspraken worden toegekend op de wijze als in artikel 22, derde lid, is bepaald.
Artikel 22 Vereffening
1. Bij ontbinding van het fonds geschiedt de vereffening door een daartoe door het bestuur aan te wijzen commissie.
2. De met de vereffening belaste commissie treedt in de bevoegdheden en de verplichtingen van het bestuur met dien verstande, dat na inwerkingtreden van het besluit tot ontbinding:
a. door werkgevers en deelnemers geen premies meer verschuldigd zullen worden;
b. geen wijzigingen in de statuten en het pensioenreglement van het fonds mogen worden aangebracht.
3. Bij vereffening wordt eerst een zodanig bedrag uitgetrokken, dat de uitkeringen aan hen, van wie het pensioen reeds is ingegaan, tot de reglementaire einddatum kunnen worden voortgezet. Vervolgens worden aan alle deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en de pensioengerechtigden premievrije aanspraken toegekend ter grootte van de aanspraken, welke zij zouden hebben gehad, indien bij het voortbestaan van het fonds hun deelneming op de datum van vereffening zou zijn beëindigd. Indien de beschikbare middelen daartoe niet toereikend zijn, worden de desbetreffende aanspraken naar evenredigheid verminderd. Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemming met de doelstelling van het fonds.
4. Het bestuur is bevoegd bij ontbinding van het fonds de verplichtingen van het fonds over te dragen aan een verzekeraar als bedoeld in de Pensioenwet, of aan een ander fonds waarop die wet van toepassing is.
5. De slotrekening van de vereffening wordt definitief vastgesteld nadat hierover advies is gevraagd aan de in artikel 9, tweede lid, genoemde verenigingen.
Artikel 23 Verslaglegging
1. Het bestuur legt jaarlijks na afloop van het boekjaar aan de organisaties genoemd in artikel 9, tweede lid, rekening en verantwoording van het beheer van het fonds over het afgelopen boekjaar af, onder overlegging van de jaarrekening, het bestuursverslag en het actuarieel verslag.
2. Het bestuur draagt zorg, dat de deelnemers en de aangesloten werkgevers van het verslag, eventueel in beknopte vorm, kennis kunnen nemen.
3. Het bestuur legt aan de toezichthouder jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening, een bestuursverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over.
4. Het bestuur legt aan de toezichthouder bovendien jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag betreffende het fonds over, voorzien van de verklaring van de actuaris.
5. De jaarrekening moet zijn voorzien van een verklaring omtrent getrouwheid, ondertekend door de accountant.
Artikel 24
Wijziging reglementen
Het bestuur is bevoegd de reglementen van het fonds te wijzigen.
Artikel 25 Onvoorziene gevallen
Het bestuur is bevoegd in gevallen waarin deze statuten, het uitvoeringsreglement en het pensioenreglement niet voorzien, dan wel in gevallen van bijzondere hardheid af te wijken van het uitvoeringsreglement of het pensioenreglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met deze statuten. Artikel 26
Klachten- en geschillenprocedure
1. Het fonds kent een klachten- en geschillenprocedure. De klachtenprocedure is neergelegd in het pensioenreglement en in het uitvoeringsreglement. De geschillenprocedure voor de deelnemer, gewezen deelnemer, aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden is opgenomen in het pensioenreglement en het Reglement Geschillencommissie. De geschillenprocedure voor de werkgever is opgenomen in het uitvoeringsreglement en het Reglement Geschillencommissie. Het bestuur stelt het reglement van de geschillencommissie vast, waarin de werkwijze van de commissie wordt vastgelegd. In de reglementen zijn de bepalingen opgenomen die beantwoorden aan de betreffende bepalingen in de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, zoals geformuleerd door de Stichting van de Arbeid op zestien december tweeduizend vijf.
2. De belanghebbende kan zich terzake een klacht wenden tot de administrateur en het bestuur van het fonds. Voorts kan de klacht door de belanghebbende, niet zijnde een werkgever, aan de Ombudsman Pensioenen worden voorgelegd.
3. De belanghebbende, niet zijnde een werkgever, kan zich terzake een geschil wenden tot de geschillencommissie, die adviseert. Na het uitbrengen van het
advies kan de belanghebbende, indien hij zich niet kan verenigen met het advies, het geschil voorleggen aan de rechter of aan de Ombudsman Pensioenen ter inhoudelijke beoordeling. De geschillencommissie zal zich onbevoegd verklaren zodra de belanghebbende het geschil aan de rechter ter beoordeling heeft voorgelegd.
4. Terzake van geschillen waarvoor niet een eigen aparte rechtsgang dwingend is voorgeschreven kan een werkgever zich xxxxxxx een geschil, niet zijnde besluiten van algemene strekking, wenden tot de geschillencommissie, die adviseert. De geschillencommissie is niet bevoegd van geschillen kennis te nemen inzake besluiten als bedoeld in hoofdstuk 11 en 12 van het uitvoeringsreglement. De geschillencommissie zal zich onbevoegd verklaren zodra de belanghebbende het geschil aan de rechter ter beoordeling heeft voorgelegd.