VLAAMSERAA D
Stuk 646 (1994-1995) - Nr. 3
VLAAMSERAA D
ZITTING 1994-1995 7 DECEMBER 1994
ONTWERP VAN DECREET
houdende goedkeuring van de volgende internationale akten Akkoord houdende oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, Slotakte,
Bijlagen lA, lB, lC, 2, 3 en 4, Besluiten en Verklaringen, en Memorandum van Akkoord inzake de verbintenissen betreffende financiële diensten, ondertekend te Marrakech op 15 april
MEMORIE VAN TOELICHTING
DAMES EN HEREN.
RESULTATEN VAN DE MULTILATERALE NEGO- CIATIES VAN DE URUGUAY ROUND
1. Procedure
De federale Minister van Buitenlandse Handel heeft onder voorbehoud van ratificatie op 15 april 1994 te Marrakech twee internationale akten ondertekend, zowel namens de Belgische Federatie als namens de Gemeenschappen en Ge- westen. Na interministerieel en intern Vlaams overleg had de Vlaamse minister bevoegd voor Externe Betrekkingen per brief van 12 april 1994 namens de Vlaamse Regering de toestemming hiervoor gegeven, met verwijzing naar het op
8 maart 1994 ondertekende Samenwerkingsakkoord tussen de Federale regering en de Gemeenschappen en de Gewesten over de nadere regelen voor het sluiten van gemengde ver- dragen.
Het zijn deze akten
- de Slotakte waarin de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-ronde (U.R.) zijn neergelegd
- de Overeenkomst tot oprichting van de wereldhandels- organisatie (WHO).
* Gedr. St., Senaat, 1994-1995, nr. 1211/1 - Bijlagen
1369
11. Bespreking van de slotakte
De Slotakte werd ondertekend door de 125 deelnemers aan de U.R. Ze beëindigen daarmee de negociaties officieel na meer dan 7 jaren onderhandelen en verbinden zich ertoe de bekomen resultaten aan hun respectieve autoriteiten voor aanvaarding of goedkeuring voor te leggen.
Algemene Raad verantwoordelijk zijn voor de goede functio- nering van de organisatie en voor de uitvoering van de minis- teriële beslissingen. Het is tevens het orgaan voor de geschil- lenregeling en voor het onderzoek naar het handelsbeleid der lidstaten. Onder de bevoegdheid van de Algemene Raad worden drie Raden opgericht, respectievelijk verantwoorde- lijk voor de handel -in goederen en diensten en voor de handelsaspecten van de intellectuele eigendomsrechten.
Door het ondertekenen van deze Slotakte komen de ver- De WHO zal ook een aantal Comitees behouden die reeds
tegenwoordigers van de regeringen en van de Europese Ge- meenschappen, leden van de Commissie inzake handelsbe-
in het GATT-kader bestonden, maar bij de inwerkingtreding van de WHO zal er ook een Comitee voor Handel en Leef-
sprekingen, overeen milieu worden opgericht.
- als passend de WHO-Overeenkomst ter overweging voor te leggen aan hun onderscheiden bevoegde autoriteiten met het oog op de goedkeuring van deze Overeenkomst in overeenstemming met hun procedures en
- de ministeriële verklaringen en besluiten aan te nemen.
De vertegenwoordigers komen overeen dat de WHO- Overeenkomst uit hoofde van artikel XIV van deze Overeen- komst openstaat voor aanvaarding-in haar geheel, door on- dertekening of op ander wijze, door alle deelnemers.
Deelnemers die geen partij zijn bij de Algemene overeen- komst betreffende Tarieven en Handel moeten eerst de on- derhandelingen voor hun toetreding tot de Algemene Over- eenkomst hebben afgerond en partij daarbij zijn geworden voordat zij de WHO-Overeenkomst kunnen aanvaarden. Voor deelnemers die op de datum van de Slotakte geen partij zijn bij de Algemene Overeenkomst, zijn de Lijsten niet definitief en worden deze daarna aangevuld met het oog op de toetreding tot de Algemene Overeenkomst en de aanvaar- ding van de WHO-Overeenkomst van deze deelnemers.
111. Bespreking van de overeenkomst tot oprichting van de wereldhandelsorganisatie
1. Algemeen
Alle resultaten en verbintenissen van de U.R. zijn hierin opgenomen en bindend voor alle toekomstige leden van de Wereldhandelsorganisatie (WHO).
Door deze Overeenkomst wordt een nieuwe internationale organisatie opgericht die het gezamenlijk institutioneel kader zal uitmaken, waarin het sinds 1947 bestaande en aangepaste GATT-akkoord, de resultaten van de vorige negociatiecycli en van de U.R. volledig zijn opgenomen. De inwerkingtre- ding wordt voorzien op 1 januari 1995.
De WHO heeft als taak alle aangegane akkoorden uit te voeren en te beheren en zal in de toekomst het permanent orgaan zijn voor de multilaterale onderhandelingen inzake nieuwe regels en disciplines voor de internationale handel.
De WHO zal ook het mechanisme voor de geschillenrege- ling beheren en de nationale handelspolitiek van de lidstaten onderzoeken. De organisatie zal nauw samenwerken met het Internationaal Muntfonds en met de Wereldbank teneinde meer coherentie te hebben in het uitwerken van de economi- sche politiek op wereldvlak.
De structuur van de WHO is de volgende.
Aan de top staat de Ministeriële Conferentie die minstens eens per twee jaren samenkomt en de algemene politiek van de WHO bepaalt. Tussen de zittingen van dit orgaan zal de
De oprichting van de WHO heeft juridisch drie belangrijke gevolgen
- De landen die lid willen worden van de WHO moeten alle akkoorden en verplichtingen zonder uitzondering aan- vaarden, zodat het vroegere ,,GATT à la carte” niet meer mogelijk is.
- Ieder lid zal zijn wetgeving in overeenstemming moeten brengen met de regels van de WHO, waardoor unilaterale maatregelen onwettig worden.
- Het nieuwe centrale orgaan voor de geschillenregeling, dat door de Algemene Raad wordt beheerd, zal zorgen voor een grote transparantie, stabiliteit en eenvormigheid in de procedures. Het zal een internationale jurisprudentie tot stand brengen zodat er meer voorspelbaarheid komt in het internationale handelssysteem.
2. Sectorieel
Enkel de akkoorden die relevant zijn voor het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap worden in dit document uitvoerig besproken.
a. Algemene overeenkomst voor Tarieven en Handel (G.A.T.T.) 1994
In de voor Vlaanderen relevante akkoorden die als bijlage bij de oprichting van de Wereldhandelsorganisatie werden opgenomen, bevindt zich in de eerste plaats het ,,General Agreement on Tariffs and Trade (GATT) 1994 dat in feite bestaat uit, enerzijds, de tekst van het oorspronkelijke GATT-akkoord van 30 oktober 1947 met latere amenderin- gen en wettelijke instrumenten, en, anderzijds, een aantal interpretatieve verklaringen bij sommige GATT-artikels.
Het Vlaamse Gewest is bevoegd inzake economie. Deze bevoegdheid moet worden uitgeoefend met inachtneming van de beginselen van het vrije verkeer van handel en nijver- heid, alsook met inachtneming van het algemeen normatief kader van de monetair-economische unie (art. 6, VI, derde alinea, bijzonder wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd). Op de eerste plaats daarom heeft het Gewest een groot belang om zich, samen met de federale overheid en de andere gefedereerde overheden, tot dit Akkoord te verbinden.
Het eerste GATT-Akkoord werd op 30 oktober 1947 te Genève ondertekend door 23 landen, waaronder België. Het wordt sinds 1 januari 1948 door alle Verdragsluitende Partij- en toegepast op basis van een “Voorlopig Protokol,,. Einde april 1994 bedroeg het lidmaatschap reeds meer dan 120 leden. De toetreding van 00 xxxxxxxx-xxxxx, xxxxxxxxx Xxx- xx, Xxxxxx (Xxxxxxx Xxxxxx), Xxxxxxx, Xxxxxxxx e.a., wordt onderzocht in specifieke werkgroepen.
Het huidige GATT-akkoord telt 38 artikels. Deze bevatten het geheel van gedragsregels, waarbij getracht wordt de han- delsbetrekkingen tussen de lidstaten in goede banen te lei- den. Het GATT berust in hoofdzaak op drie principes, waar- van de eerste twee voor Vlaanderen relevant zijn
- het principe van de meestbegunstigde natie (geen dis- criminatie)
- het principe van het wederzijds overleg tussen de ver- dragsluitende Partijen wanneer er zich een probleem in de internationale handel stelt
- het principe dat alleen douanetarieven zijn toegelaten om de industrie, handel en landbouw te beschermen.
Uitgaande van het beginsel dat elke discriminatie tussen de lidstaten onderling verboden is, houdt de meest begunsti- gingsclausule in dat elk voordeel, van welke aard ook (op het vlak van douanerechten, opheffing van invoerbelemme- ringen, tenuitvoerlegging van handelsreglementeringen, enz
toegestaan aan één contracterende partij, automatisch wordt uitgebreid tot alle ondertekenaars van deze Algemene Overeenkomst. Elke verdragsluitende partij kan dan aan- spraak maken op de behandeling van de meestbegunstigde natie.
In sommige gevallen zijn preferentiebepalingen wel toege- staan zonder automatische uitbreiding tot alle lidstaten. Dit is ondermeer het geval bij de vorming van een doeane-unie of van een vrijhandelszone (Art. XXIV).
Een tweede soort uitzonderingen zijn de Algemene Tarief Preferenties ten voordele van de ontwikkelingslanden (Hoofdstuk IV van GATT).
Het wederzijds overleg heeft tot doel een bemiddelende oplossing te vinden voor de moeilijkheden die kunnen ont- staan tussen de verdragsluitende Partijen. Wanneer de over- legprocedure faalt, kunnen de betrokken partijen hun con- flict onderwerpen aan een geschillenprocedure. In het GATT 48-kader moest deze procedure door de partijen op basis van een consensus worden aanvaard. In het GATT’94 zijn de uitspraken bindend voor de partijen.
Aanvullingen ingevolge de Uruguay Ronde
Tijdens de Uruguay Ronde werden, zoals vermeld, een aantal interpretatieve verklaringen aan het GATT-48 Ak- koord toegevoegd. Deze interpretatieve verklaringen hebben tot doel het GATT-systeem te modernizeren en een beter evenwicht tussen de rechten en plichten van de deelnemers te bekomen.
De voornaamste wijzigingen hebben betrekking op
- Art. X11 en Art. XVIII versterking van de regels inzake de mogelijkheid om uitzonderingen op het GATT-Ak- koord ingevolge betalingsbalansmoeilijkheden in te roepen, zodat deze niet worden aangewend voor protectionistische doeleinden.
- Art. XXV.5 sterkere disciplines en beperking in de tijd van toegestane vrijstellingen (“waivers,,) met betrekking tot de bepalingen van het Akkoord.
- Art. XVII, XXIV, IIb en VII verduidelijkingen van GATT-bepalingen inzake respectievelijk staatshandelsbedrij- ven, doeane-unies en doeaneformaliteiten.
- Art. XXVIII versterking van de rechten van uitvoe- rende landen bij wijzigingen inzake tariefconcessies.
Evaluatie
De bekomen resultaten beantwoorden grotendeels aan de onderhandelingsobjektieven van de Europese Unie. Wel zul- len twee problemen na de Uruguay Ronde opnieuw moeten worden aangesneden, namelijk vooreerst het probleem van de “gradatie,, van de ontwikkelingslanden. Dit betekent de toekenning van een speciale behandeling naargelang de ont- wikkelingsgraad van de betrokken landen in bepaalde pro- duktiesektoren, en vervolgens het probleem van de bepaling van doeane-unies en vrijhandelszones.
b. Het Landbouwakkoord
Het Vlaams Gewest is bevoegd voor het landbouwbeleid en voor het economisch beleid, in dit verband meer bepaald voor de afzet en uitvoer van produkten (art. 6, V en VI, eerste alinea, 30, bijzondere wet van 8 augustus 1980).
Het Landbouwakkoord kwam in diverse etappes tot stand. De “Draft Final Act,, voorzag reeds in het vervangen van kwantitatieve restrikties inzake de invoer van landbouwpro- dukten door doeanetarieven (“tarifikatie,,), en de geleidelij- ke vermindering van die tarieven met minstens 36 % over een periode van zes jaar. ook was een afbouw voorzien van het gesubsidieerde uitvoervolume van landbouwprodukten met 24 %, en een inkrimping van de interne steun aan de landbouwsektor met 20 %.
Ingevolge de Xxxxx House overeenkomst die op 20 novem- ber 1992 tussen de Europese Commissie en de VSregering tot stand kwam, werd de in de Draft Final Act voorziene vermindering van het gesubsidieerde uitvoervolume van 24 % gereduceerd tot 21 % en bekwam de EU dat kompen- satiebetalingen die aan de landbouwers werden uitgekeerd ingevolge het hervormde landbouwbeleid, uitgesloten wor- den van de verplichting om de interne steun te verminderen.
Een nieuwe bilaterale onderhandelingsronde tussen de VS en de EU leidde tot een bijkomende reeks verbeteringen die de weg vrijmaakten voor het definitieve akkoord. Het betreft ondermeer de opname van een onthoudingsclausule voor een duur van 9 jaar, waarbij beide partijen zich verbinden geen akties te ondernemen op grond van de Subsidiekode inzake de in het Landbouwakkoord toegelaten steunverleningen.
Het Landbouwakkoord is in meerdere opzichten gunstiger voor de EU dan de oorspronkelijke “Draft Final Act,,. Het biedt de EU de noodzakelijke bescherming voor het doorvoe- ren van het Hervormde Landbouwbeleid. Positief is eveneens het feit dat de uitvoermogelijkheden gevrijwaard blijven, en dat er een oplossing werd gevonden voor het probleem van de interne steun en van de afbouw van de voorraden. Nega- tief is evenwel dat er onder bepaalde hypothesen van produk- tie en invoer volgens ramingen op het einde van de periode waarin het UR-landbouwakkoord moet worden uitgevoerd, er een zekere daling zou kunnen optreden van het Vlaamse inkomen uit landbouwarbeid. Deze daling zou grotendeels toe te schrijven zijn aan de niet hervormde sektoren. Hier- voor zou binnen EU-kader een oplossing moeten kunnen gezocht worden.
c. Het Akkoord inzake kledij en textiel
Op dit ogenblik wordt de wereldhandel inzake kledij en textiel geregeld door het Multivezelakkoord (MVA). De on- derhandelingen in het kader van de Uruguay Ronde hadden tot doel deze sektor geleidelijk te integreren in het GATT-ka- der en de modaliteiten van deze overgang vast te leggen.
Om de Westerse textielindustrie de gelegenheid te geven zich aan te passen, werd een overgangsperiode van tien jaar na de inwerkingtreding van de WTO overeengekomen, on- derverdeeld in de volgende vier fazen. Bij de inwerkingtre- ding van de WTO zal 16 % van de handel onmiddellijk in GATT worden geïntegreerd, drie jaar later volgt nogmaals 17 %, en vier jaar daarop een bijkomende 18 % , zodat na zeven jaar reeds 51 % van de handel onder GATT-toezicht komt. De rest wordt geïntegreerd tegen het verstrijken van het tiende jaar. Elk land kan vrij bepalen welke textiel- of kledijprodukten onder de vermelde percentages vallen.
Alle MVA-restrikties die bestaan op 31 december 1994, worden overgedragen naar het nieuwe akkoord en blijven behouden tot de produkten geïntegreerd worden in GATT. Voor produkten die onder de restrikties blijven vallen, be- paalt het Akkoord een formule om de bestaande groeiper- centages te verhogen.
Zo moeten in fase 1 de produkten die vielen onder het MVA met minstens 16 % kunnen groeien, in fase 2 met minstens 2.5 % boven het cijfer bereikt in fase 1,. in fase 3 met nogmaals minstens 27 %. Deze groeipercentages wek- ken bezorgdheid bij de Europese industrie, terwijl anderzijds de ontwikkelingslanden moeilijkheden hebben met het feit dat meer dan de helft van de textielhandel pas na tien jaar zal worden vrijgemaakt.
Om ernstige schade van plotse invoerstijgingen uit bepaal- de landen te beperken of dreigende schade te voorkomen, is voorzien in een specifieke vrijwaringsklausule die op elk ogenblik kan worden ingeroepen voor produkten die nog niet in de GATT zijn geïntegreerd. Ook voorziet het Ak- koord in een speciale behandeling voor kleine landen, nieuw- komers, niet -MVA-landen en de minst ontwikkelde landen. Eveneens werd de band met de versterkte GATT-regels en disciplines uitdrukkelijk vastgelegd in het Akkoord, meer bepaald inzake betere markttoegang, dumping, subsidies en intellektuele eigendom (namaak).
De subsidiëring van deze economische sector raakt dus de bevoegdheid van het Vlaams Gewest, steunend op artikel 6, VI, eerste en tweede alinea van de bijzondere wet - het gaat om het economisch beleid, meer bepaald de expansie- steun.
Wat de markttoegang betreft, bekwam de Europese Unie een aanzienlijke verbetering van het aanbod van de VSA, die deze sektor traditioneel sterk beschermen met piektarie- ven. Als gevolg van de Uruguay Ronde zijn ook textielpro- ducerende ontwikkelingslanden verplicht om hun markten voor textielprodukten te openen. De EU tracht van India en Pakistan een grote marktopening te bekomen. Voorts zegde de EU bijzondere fondsen toe, vooral aan Portugal, om de textielindustrie te modernizeren.
d. Het Akkoord inzake de handelsaspekten van investe- ringsmaatregelen (TRIMS)
Vermits het Vlaams Gewest principieel bevoegd is voor het economisch beleid, kan het optreden inzake investerings- beleid (art. 6, VI, eerste alinea, bijzondere wet van 8 augus- tus 1980).
Dit akkoord bevat regels voor het verbieden van investe- ringsmaatregelen met handelsverstorende gevolgen, voor zover deze indruisen tegen de GATT-beginselen van nationa- le behandeling en de afbouw van kwantitatieve restrikties. Het Akkoord bevat een niet-beperkende en illustratieve lijst van dit soort maatregelen, vooral deze inzake het verplichte
gebruik van lokale inputs (“local content,,) en inzake ver- plichtingen met betrekking tot de lokale verkoop of andere voorschriften.
De verdragsluitende partijen zijn verplicht om de TRIMS die niet GATT-konform zijn te ñotificeren en ze geleidelijk uit te schakelen gedurende een overgangsperiode.
Die periode bedraagt 2 jaar ’voor ontwikkelde landen, 5 jaar voor ontwikkelingslanden en 7 jaar voor de minst-ont- wikkelde landen. Er zal een speciaal comité worden opge- richt om te waken over de uitvoering van het Akkoord. In een later stadium zal worden nagegaan of bijkomende regels inzake investeringen en concurrentie nodig zijn.
Het bereikte Akkoord wordt zeer positief ingeschat door de Europese industrie. Het is de eerste maal dat de ontwik- kelingslanden regels in dit domein aanvaarden. Bovendien kon een verwijzing in de tekst naar restriktieve en anti-kom- petitieve gedragingen van multinationale bedrijven worden voorkomen. De toepasbaarheid van de algemene GATT-re- gels geeft, met inbegrip van de geschillenregeling, een be- langrijke juridische zekerheid voor het bedrijfsleven.
e. Het Akkoord inzake subsidies en compensatie maatre- gelen
Voor dit Akkoord kan opnieuw verwezen worden naar de bevoegdheid van het Vlaams Gewest inzake het economisch beleid, meer bepaald naar de expansie-steun (art. 6, VI, eerste en tweede alinea, bijzondere wet van 8 augustus 1980).
Het nieuwe Akkoord brengt belangrijke verbeteringen in de bestaande Subsidie-Code die in de Tokio-Round (1979) tot stand kwam. Er werd ditmaal een duidelijker definitie gegeven van de notie subsidie met de introductie van de nieuwe term “specifieke subsidie” het gaat om een over- heidssubsidie die toegekend werd aan een bepaalde industrie of produktiesektor of aan een groep van ondernemingen. Alleen specifieke subsidies worden onderworpen aan de be- palingen van het nieuwe Akkoord.
Het Akkoord voorziet drie categorieën van subsidies
- de verboden subsidies o.m. subsidies die slechts ver- leend worden op basis van export-resultaten of onder voor- waarde van het preferentieel gebruik van nationale produk- ten,
- de subsidies die aanleiding kunnen geven tot actie van- wege derde landen wanneer ernstige schade wordt toege- bracht aan hun eigen betrokken productie-sector door het bestaan van een specifieke subsidie het Akkoord voorziet dat er een vermoeden van schade is wanneer de subsidie meer dan 5 % van de totale waarde van het product be- draagt,
- de toegelaten subsidies nl. subsidies die niet specifiek zijn en specifieke subsidies die onder bepaalde voorwaarden zijn verleend als steun aan wetenschappelijk onderzoek en voor de pre-concurrentiële ontwikkelingsactiviteiten, alsme- de aan bepaalde regionale en ecologische steunmaatregelen het is vooral de EU die heeft aangedrongen op de uitbreiding van de toegelaten subsidies tot deze laatst vernoemde catego- rie.
Eens dat de onderzoeksprocedures hebben vastgesteld dat er belangrijke schade werd berokkend, moet de steunmaat- regel ofwel worden ingetrokken ofwel moeten er compensa- tiemaatregelen worden getroffen.
In afwachting van de afsluiting van een specifiek akkoord over de steun aan burgerlijke vliegtuigen worden een aantal disciplines van dit Akkoord niet op deze sector toegepast. Ook de landbouw wordt hiervan uitgesloten.
f. Het algemeen Akkoord inzake de handel in diensten (GATS)
De invoering van de dienstensector in de GATT-onderhan- delingen beantwoordk aan het groeiend belang van deze sec- tor in de wereldhandel in de jaren tachtig verdubbelde de uitvoer van diensten in vergelijking met de goederenuitvoer. Een algemeen regulerend kader was aldus noodzakelijk ge- worden.
De voornaamste doelstelling bij de onderhandelingen be- stond in het creëren van een multilateraal kader dat, in sa- menhang met een progressieve transparantie en vrijmaking, zou leiden tot de uitbreiding, groei en ontwikkeling van deze sector voor alle contracterende partijen.
De objecten van de Europese Unie tijdens de onderhande- lingen waren dan ook
- het opstellen van multilateraal gerespecteerde discipli- nes en regels die liberalisering ten goede komen,
- de algemene toepasselijkheid ervan, ook op regionaal niveau,
- een zo groot mogelijk aantal deelnemende landen, (eventueel een speciale behandeling voor de ontwikkelings- landen),
- het behoud van de reeds bestaande preferenties.
Het ,,General Agreement on Trade in Services” (GATS) bestaat uit drie delen
1. het eigenlijke algemene kaderakkoord met bijlage dat voorziet in de multilaterale en progressieve liberalisering van alle dienstensectoren, met als uitgangspunt de meest-begun- stigde-natie-clausule (MFN-clausule).
2. lijsten met verbintenissen waartoe de contracterende partijen bereid waren over te gaan bij het afsluiten van de Uruguay-Ronde, alsmede een lijst uitzonderingen op de meest-begunstigde-natie-clausule.
3. ministeriële beslissingen inzake de toekomstige werk- programma ’s in de verschillende sectoren.
Om de onderhandelingen vorm te geven werd gewerkt met twee concepten, nl. in eerste instantie het toekennen van markttoegang (M.A.) aan buitenlandse dienstverlenende on- dernemingen, en, indien dit kan verworven worden, in twee- de instantie het verlenen van de nationale behandeling (N.T.). De contracterende partijen hebben nagegaan in hoe- verre zij bereid waren voor het verlenen van M.A. en N.T. specifieke verbintenissen aan te gaan, en ze hebben deze verbintenissen in lijsten geconsolideerd op 15 december 1993. De Belgische lijst met verbintenissen maakt deel uit van de engagementen neergelegd door de Europese Commissie, in naam van de Gemeenschap en haar lidstaten.
In de maritieme transportsector bijvoorbeeld wordt op vrij- willige basis verder onderhandeld door geinteresseerde par- tijen. In juni 1996 wordt van deze groep een rapport ver- wacht. De Europese Unie heeft geen verbintenissen aange- gaan, evenmin als de V.S.A.
In de telecommunicatiesector wordt verder onderhandeld door geïnteresseerde partijen tot in april 1996. Vooralsnog
werden geen verbintenissen aangegaan in wat men noemt de
,,basis-telecom”-sector. Het economische belang van deze groeisector maakt het onontbeerlijk hem in de toekomst te onderwerpen aan de GATS-bepalingen, maar zowel het juri- dische kader waar de sector in de meeste landen in past als de snelle technologische ontwikkelingen zijn er oorzaak van dat de onderhandelaars zeer omzichtig zijn.
De Vlaamse Gemeenschap is bevoegd voor culturele aan- gelegenheden, meer bepaald voor het media-beleid (art. 4,50 en 60 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980). Deze bevoegdheid betrekt de Gemeenschap bij de in dit Akkoord behandelde sector van de audio-visuele producten als dien- sten.
De Europees-Amerikaanse controverse in deze audiovi- suele sector heeft niet de door Europa gewenste oplossing gekregen (exceptie of culturele specificiteit) en de sector wordt gewoon in de GATS-akkoorden betrokken zoals de andere dienstensectoren. De individuele situaties zijn echter zeer verschillend. De zorg van de Europese Unie om de culturele identiteit van de lidstaten te vrijwaren, door de ontwikkeling van een eigen Europese audiovisuele industrie, heeft ertoe geleid dat de Europese Unie geen verbintenissen heeft aangegaan en een zeer breed MFN-voorbehoud heeft aangenomen, zodat de sector voorlopig de facto buiten de overeenkomst is gebleven. De V.S.A. en Japan hebben ech- ter wel engagementen genomen en géén afwijkingen ge- vraagd, zodat de sector voor beide zowel de facto als de jure deel uitmaakt van het Akkoord.
g. Het Akkoord inzake de regels en procedures voor de geschillenregeling
Gezien de algemene aard van dit Akkoord, zijn zowel het Gewest als de Gemeenschap betrokken partij. Beide kunnen zich verbinden tot de naleving van de procedure voor even- tuele geschillen.
Het GATT-systeem voor de geschillenregeling wordt als een der meest essentiële pijlers beschouwd van het multilate- rale handelssysteem. Het akkoord versterkt in aanzienlijke mate het huidig GATT-systeem voor de geschillenregeling, dat op basis van consensus werkt, door een groter automatis- me in te voeren bij de beslissingen inzake de oprichting, het mandaat en de samenstelling van de speciale groepen (pa- nels) die het geschil moeten behandelen.
Beslissingen terzake hangen niet meer af van de goedkeu- ring der betrokken partijen.
Andere vernieuwingen zijn de oprichting van een beroeps- orgaan, van een geïntegreerd systeem waardoor de geschillen inzake de toepassing van alle akkoorden die in het WHO- Verdrag zijn opgenomen op gelijke wijze zullen geregeld worden en tenslotte de oprichting van een geschillenrege- lingsorgaan dat de bevoegdheid terzake van de Algemene Raad en der verschillende Raden of Comités, die voorzien zijn in de akkoorden van de Uruguay Ronde, zal uitoefenen.
Vooraleer de procedure wordt aangevat is er, zoals voor- heen, een consultatieprocedure tussen de betrokken partijen voorzien. Wanneer dit geen oplossing brengt binnen de zestig dagen, of wanneer wederzijds geen andere manier voor over- eenkomst wordt verkozen, kan iedere eisende partij bij het geschillenregelingsorgaan de oprichting van een panel aan- vragen dat normaal binnen de zes maanden (drie maanden voor dringende zaken) zijn rapport moet neerleggen. Het rapport moet binnen de zestig dagen aanvaard worden door dit orgaan, tenzij er bij consensus beslist wordt het rapport
niet aan te nemen of indien een der partijen beroep aante- kent.
Het beroepsorgaan zal zich binnen de zestig dagen enkel ten rechte uitspreken, niet ten gronde.
De uitspraak van het beroepsorgaan moet binnen de dertig dagen door het geschillenregelingsorgaan en zonder voor- waarden door de betrokken partijen worden aangenomen, tenzij dit orgaan bij consensus beslist dit niet te doen. De betrokken veroordeelde partij moet vervolgens het geschil- lenregelingsorgaan berichten hoe aan de aanvaarde uitspraak zal voldaan worden.
Er worden verder nog regels voorzien inzake de wederzijds aanvaarde compensatie of inzake de opheffing van concessies wanneer de uitspraak niet wordt nageleefd.
Dit nieuwe geschillenregelingsmechanisme dient aldus de rechtszekerheid, aangezien een verplicht multilateraal kader wordt geschapen waaraan de nationale wetgevingen zullen moeten aangepast worden. Daardoor is het unilateralisme niet meer mogelijk en door de automatische werking van dit systeem zijn blokkeringen ook uitgesloten, wat momenteel niet het geval is.
Het zal tevens toelaten een internationale jurisprudentie tot stand te brengen, zodat er meer voorspelbaarheid komt in het internationale handelssysteem.
In de bijlagen komen eveneens volgende domeinen aan bod die niet tot de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap behoren
- het sanitair en fytosanitair akkoord
- het akkoord inzake technische handelsbelemmeringen (T.B.T.)
- het akkoord inzake anti-dumpingmaatregelen
- het akkoord inzake de evaluatie van de douanewaarde
- het akkoord inzake de inspectie voor verzending
- het akkoord inzake de oorsprongsregels
- het akkoord inzake de procedure voor invoerlicenties
- het akkoord inzake vrijwaringsmaatregelen
- het akkoord inzake de handelsaspecten van intellectue- le eigendomsrechten (T.R.I.P.S.)
mechanisme voor de evaluatie van de handelspolitiek
- het akkoord inzake publieke aanbestedingen
IV. Slotbeschouwingen
De Uruguay Ronde was, zowel wat de omvang van de concessies als wat de toepassingsdomeinen betreft, wel een van de meest succesvolle onderhandelingen die onder de GATT werden afgesloten en sommige waarnemers menen dan ook dat in de toekomst een dergelijke onderneming niet meer haalbaar is. Van de Uruguay Ronde wordt dan ook verwacht dat zij de nodige stimulansen zal geven voor een economische heropleving op wereldvlak.
De geslaagde beëindiging van de Uruguay Ronde betekent aanzienlijke voordelen van liberalisering voor de op export gerichte economie. De verbeterde GATT-regels versterken
immers het vertrouwen in de economie de handel wordt levendiger door het wegnemen van de doeane-belemmerin- gen de terugkeer naar de GATT van de textielhandel bete- kent een liberalisering van deze sector op termijn.
De afsluiting van een kaderovereenkomst voor diensten, een overeenkomst inzake de bescherming van de intellectuele eigendom en de hervorming van de wereldhandel in land- bouwprodukten zijn allemaal factoren die de investeringen zullen bevorderen.
Het hogere gemeenschapsinkomen, dat uit handelsliberali- sering voortvloeit, maakt meer besparingen en investeringen, en dus een snellere ekonomische groei mogelijk.
Als gevolg van de uitvoering van de verbintenissen in de landbouwsector en de vermindering van de doeane-tarieven met ongeveer 40 % in de Europese Unie, de VS, Canada en Japan wordt de financiële injektie in de wereldeconomie door enkele organisaties (OESO, Wereldbank en GATT) geraamd op 213 tot 274 miljard dollar per jaar vanaf het jaar 2002. De Europese Unie zou hieruit het meeste voordeel halen.
De geraamde stijging van het wereldinkomen (tussen 0,75 en 1 % van het bruto nationaal produkt op wereldvlak in 2002) wordt door heel wat waarnemers als een minimum beschouwd. De ramingen houden immers geen rekening met moeilijk kwantificeerbare gevolgen zoals de wereldwijde stij- ging van het zaken- en konsumentenvertrouwen, de voorde- len van een meer konkurrentiële en sterker geïntegreerde wereldhandel en de verwachte impact van het GATTakkoord op de handel in diensten.
Voor Vlaanderen zijn de bereikte resultaten erg belangrijk vanwege het grote belang van de buitenlandse handel voor onze economie die vertegenwoordigt immers ruim 70 % van het BNP van België, terwijl dit voor het merendeel van de industrielanden varieert tussen slechts 20 en 25 %. Er dient natuurlijk te worden onderstreept dat de internationale competitiviteit van de Vlaamse bedrijven een conditio sine qua non zal zijn om bij de handelsliberalisering baat te vinden
i.p.v. er onder te lijden.
Sedert 1986, het jaar van de Punta del Este Verklaring, is het wereldbeeld opnieuw ingrijpend gewijzigd, evenals de ekonomische problemen die daarmee samenhangen. Het is dus niet te verwonderen dat, ondanks de ambitieuze opzet van de Uruguay Ronde, er zich opnieuw een aantal uitdagin- gen stellen aan het wereldhandelssysteem, die om een spoe- dige aandacht vragen.
Het betreft ondermeer volgende thema’s handel en leef- milieu, handel en sociale bescherming, onder andere minima- le arbeidsnormen, handel en concurrentie, handel en mone- taire problemen, handel en restrictieve praktijken, enz. Het voorbereidend comité van de WHO heeft als opdracht het onderzoek van deze thema’s aan te vatten, die dan later door de bevoegde instanties zullen behandeld worden.
Xxxxxxx, 0 december 1994.
De minister-president van de Vlaamse regering, Vlaamse minister van Economie, KMO, Wetenschapbeleid,
Energie en Externe Betrekkingen,
L. VAN DEN BRANDE
De minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaamse minister van Leefmilieu en Huisvesting,
N. DE BATSELIER
De Vlaamse minister van Openbare Werken,
Ruimtelijke Ordening en Binnenlandse Aangelegenheden,
X. XXXXXXXXXXXX
De Vlaamse minister van Cultuur, en Brusselse Aangelegenheden,
X. XXXXX
De Vlaamse minister van Onderw ijs en Ambtenarenzaken,
L. VAN DEN BOSSCHE
De Vlaamse minister van Verkeer, Buitenlandse Handel en Staatshervorming,
X. XXXXXXX
De Vlaamse minister van Tewerkstelling en Sociale Aangelegenheden,
X. XXXXXXX
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin,
X. XXXXXXXXX-XX XXXXX
VOORONTWERP VAN DECREET
houdende goedkeuring van de volgende internationale akte Akkoord houdende oprichting van de Wereldhandelsorganisatie,
Slotakte, Bijlagen lA, lB, lC, 2, 3 en 4, Besluiten en Verklaringen,
en Memorandum van Akkoord inzake de-verbintenissen betreffende financiële diensten, gedaan te Marrakech op 15 april 1994
DE VLAAMSE REGERING,
Op het gezamenlijk voorstel van de leden van de Vlaamse regering, Na beraadslaging,
Besluit:
De minister-president van de Vlaamse regering is xxxxx xxxxxx, in naam van de Vlaamse regering, bij de Vlaamse raad het ontwerp van decreet in te dienen, waarvan de tekst volgt
Enig artikel
Het Akkoord houdende oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, Slotakte, Bijla- gen lA, lB, lC, 2, 3 en 4, Besluiten en Verklaringen, en Memorandum van Akkoord inzake de verbintenissen betreffende financiële diensten, gedaan te Marrakech op 15 april 1994, zal wat de Vlaamse Gemeenschap betreft, volkomen uitwerking hebben.
Brussel.
De minister-president van de Vlaamse regering, Vlaamse minister van Economie, KMO, Wetenschapbeleid,
Energie en Externe Betrekkingen,
L. VAN DEN BRANDE
De minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaamse minister van Leefmilieu en Huisvesting,
N. DE BATSELIER
De Vlaamse minister van Openbare Werken,
Ruimtelijke Ordening en Binnenlandse Aangelegenheden,
X. XXXXXXXXXXXX
De Vlaamse minister van Cultuur, en Brusselse Aangelegenheden,
X. XXXXX
De Vlaamse minister van Onderw ijs en Ambtenarenzaken,
L. VAN DEN BOSSCHE
De Vlaamse minister van Verkeer, Buitenlandse Handel en Staatshervorming,
X. XXXXXXX
De Vlaamse minister van Tewerkstelling en Sociale Aangelegenheden,
X. XXXXXXX
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin,
X. XXXXXXXXX-XX XXXXX
ONTWERP VAN DECREET
De Vlaamse Regering ,
Op het gezamenlijk voorstel van de leden van de Vlaamse regering,
Na beraadslaging,
De Vlaamse minister van Cultuur, en Brusselse Aangelegenheden,
X. XXXXX
De Vlaamse minister van Onderw ijs en Ambtenarenzaken,
L. VAN DEN BOSSCHE
Besluit
De minister-president van de Vlaamse regering is xxxxx xxxxxx, in naam van de Vlaamse regering, bij de Vlaamse raad het ontwerp van decreet in te dienen, waarvan de tekst volgt :
Enig artikel
Het Akkoord houdende oprichting van de Wereldhandels- organisatie, Slotakte, Bijlagen lA, lB, lC, 2, 3 en 4, Beslui- ten en Verklaringen, en Memorandum van Akkoord inzake de verbintenissen betreffende financiële diensten, onderte- kend te Marrakech op 15 april 1994, zullen wat de Vlaamse Gemeenschap betreft, volkomen uitwerking hebben.
Xxxxxxx, 0 december 1994.
De minister-president van de Vlaamse regering, Vlaamse minister van Economie, KMO, Wetenschapbeleid,
Energie en Externe Betrekkingen,
L. VAN DEN BRANDE
De minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaamse minister van Leefmilieu en Huisvesting,
N. DE BATSELIER
De Vlaamse minister van Verkeer, Buitenlandse Handel en Staatshervorming,
X. XXXXXXX
De Vlaamse minister van Tewerkstelling en Sociale Aangelegenheden,
X. XXXXXXX
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin,
X. XXXXXXXXX-XX XXXXX
De Vlaamse minister van Openbare Werken,
Ruimtelijke Ordening en Binnenlandse Aangelegenheden,
X. XXXXXXXXXXXX