Verleend door:
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
Xxxxxxxxxxx 0 Xxx Xxxx Xxxxxxx 00000
0000 XX Xxx Xxxx
Ons kenmerk
ANVS-PP-2022/0094763-04
Datum 23 december 2022
Betreft Wijziging Kernenergiewet vergunning
Besluit:
KERNENERGIEWETVERGUNNING VERLEEND AAN
ERASMUS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM ROTTERDAM (ERASMUS MC) VOOR HET VERRICHTEN VAN HANDELINGEN MET SPLIJTSTOFFEN, RADIOACTIEVE STOFFEN EN TOESTELLEN
Verleend door:
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING
Pagina 1 van 7
Inhoudsopgave
1 Het besluit 3
1.1 Vergunning 3
1.2 Voorschriften 3
1.3 Documenten 3
1.4 Openbaarmaking en publicatie 3
1.5 Het in werking treden van de vergunning 3
2 De aanvraag, het toetsingskader en de beoordeling 4
2.1 De aanvraag 4
2.2 De gevolgde procedure 4
2.3 Het toetsingskader 4
2.4 Bevindingen en overwegingen 6
2.5 Conclusie 6
3 Ondertekening 7
1 Het besluit
1.1 Vergunning
De op 10 juli 2020, aan Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC) gevestigd te Rotterdam, verleende vergunning met nummer ANVS-PP- 2019/0051561-10, laatstelijk gewijzigd op 14 september 2022, met nummer ANVS- PP-2022/0090468-04, wordt op grond van de artikelen 15 onder a, 29 en 34 van de Kernenergiewet (Kew) en de artikelen 3.5 en 3.8, eerste van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs), gewijzigd conform de aanvraag.
Het vergunde in hoofdstuk 1, onder B. TOESTELLEN, Locatie Erasmus MC, onderdeel 2, wordt gewijzigd en luidt thans als volgt:
2. drie toestellen met een hoogspanning van maximaal 320 kV.
1.2 Voorschriften
Het Bbs en onderliggende ministeriële regelingen en de ANVS-verordening basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Vbs) bevatten rechtstreeks geldende bepalingen. De in deze vergunning opgenomen voorschriften betreffen aspecten die niet (volledig) zijn geregeld in de genoemde regelgeving. Naast de in deze vergunning opgenomen voorschriften dient de vergunninghouder te voldoen aan de van toepassing zijnde bepalingen uit het Bbs en onderliggende ministeriële regelingen en de Vbs.
De wijziging van de vergunning geeft geen aanleiding tot aanvullende voorschriften.
1.3 Documenten
Aan de documenten die deel uitmaken van de vergunning worden geen nieuwe documenten toegevoegd.
1.4 Openbaarmaking en publicatie
De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming maakt dit besluit openbaar op xxxxx://xxx.xxxxxxxx.xx/xxxx/. Van het verlenen van dit besluit wordt ook kennisgegeven in de Staatscourant.
1.5 Het in werking treden van de vergunning
Deze beschikking treedt in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 20.3 van de Wet milieubeheer, met ingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift afloopt. Indien gedurende deze termijn bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt dit besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
2 De aanvraag, het toetsingskader en de beoordeling
2.1 De aanvraag
De aanvraag met kenmerk V&Msu22515 heb ik op 9 december 2022 ontvangen en heeft betrekking op een wijziging van de op 10 juli 2020, aan Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC) gevestigd te Rotterdam, verleende vergunning met nummer ANVS-PP-2019/0051561-10, laatstelijk gewijzigd op 14 september 2022, met nummer ANVS-PP-2022/0090468-04.
Het betreft de volgende gevraagde wijzigingen:
– Het uitbreiden van de vergunning met één röntgentoestel met een maximale energie van 320 kV.
Bij de aanvraag zijn de volgende documenten gevoegd:
– VMsu22515_aanvraag vergunningswijziging;
– Bijlage A risicoanalyse Raycell MK1.
De aanvraag heb ik getoetst aan artikel 3.6, derde lid van het Bbs en paragraaf 3.2 van de Vbs en in behandeling genomen.
De risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E), zoals bedoeld in artikel 7.6 van het Bbs bevat samen met de aanvraag de elementen genoemd in bijlage A van de Regeling stralingsbescherming beroepsmatige blootstelling 2018, behorende bij artikel 2.1, eerste en tweede lid.
2.2 De gevolgde procedure
Dit besluit is ingevolge artikel 34 van de Kew en artikel 11.1 van het Bbs niet tot stand gekomen overeenkomstig de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling
3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. De handelingen met toestellen zijn op grond van artikel 11.1 van het Bbs vrijgesteld van de bepalingen van de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3 Het toetsingskader
Algemeen
Aan het wettelijk kader van de stralingsbescherming, zoals vastgelegd in de Kew en de onderliggende besluiten, liggen onder meer de drie principes van het stralingsbeschermingsbeleid ten grondslag, te weten: rechtvaardiging, optimalisatie en dosislimieten. Indien aan deze uitgangspunten niet wordt voldaan of indien sprake is van een weigeringsgrond zoals genoemd in artikel 3.7 van het Bbs wordt de vergunning niet verleend.
De volgende in artikel 3.7 van het Bbs genoemde voorwaarde maakt, voor onderhavige vergunning, ook deel uit van het toetsingskader: deskundigheid op het gebied van stralingsbescherming.
Rechtvaardiging
Rechtvaardiging wil zeggen dat een handeling die blootstelling aan ioniserende straling met zich mee brengt, slechts is toegestaan indien de economische, sociale en andere voordelen van de betrokken handeling opwegen tegen de gezondheidsschade die hierdoor kan worden toegebracht. Het rechtvaardigingprincipe is in de wetgeving vastgelegd in paragraaf 2.2 van het Bbs en artikel 19 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen.
In deze artikelen is bepaald dat een handeling slechts is toegestaan, indien deze door de ANVS is gerechtvaardigd, dan wel behoort tot een categorie van handelingen die door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Medische Zorg is gerechtvaardigd. In de Regeling basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (hierna: Rbs) is in bijlage 2.1 een positieve en negatieve lijst opgenomen van respectievelijk gerechtvaardigde en niet-gerechtvaardigde categorieën handelingen. Naast deze categorale rechtvaardiging is in het kader van de vergunningverlening nog een specifieke rechtvaardiging aan de orde voor wat betreft de aangevraagde activiteit.
Optimalisatie
Onder optimalisatie wordt verstaan dat de bescherming van personen, die beroepsmatig of als lid van de bevolking in een geplande situatie aan straling worden blootgesteld, wordt geoptimaliseerd. Optimalisatie leidt ertoe dat de omvang van de individuele doses, de kans op het optreden van blootstelling en het aantal blootgestelde personen ten gevolge van een handeling zo beperkt als redelijkerwijs mogelijk worden gehouden. Daarbij wordt rekening gehouden met de huidige stand der techniek en met economische en sociale factoren en het omvat zowel milieuhygiënische als arbeidshygiënische aspecten.
Optimalisatie is vastgelegd in artikel 15c, derde lid, van de Kew en de artikelen 2.6 en 8.3 van het Bbs. In de praktijk van de stralingsbescherming wordt vaak de term ALARA (As Low As Reasonably Achievable) gebruikt in de plaats van optimalisatie.
Optimalisatie vindt plaats zowel in de voorbereidings- en planningsfase, voordat de activiteit is begonnen, als in de fase nadat de activiteit is toegestaan en tot uitvoering wordt gebracht. Optimalisatie heeft geen betrekking op de afweging tussen verschillende alternatieve activiteiten, maar ziet op de vraag in hoeverre de nadelige gevolgen van een bepaalde activiteit in redelijkheid moeten worden beperkt.
Dosislimieten
Dosislimieten zijn de absolute grenswaarden die in acht genomen moeten worden om een minimaal beschermingsniveau voor individuele werknemers en leden van de bevolking te garanderen. De blootstelling als gevolg van een combinatie van alle relevante handelingen mag niet hoger zijn dan de gestelde dosislimieten. Doel is dat geen enkel individu wordt blootgesteld aan onaanvaardbare stralingsrisico’s. Dit algemene beginsel van stralingsbescherming wordt gezien als vangnet na de
toepassing van rechtvaardiging en optimalisatie. Dosislimieten zijn niet van toepassing op medische blootstelling.
Het principe van dosislimitering is vastgelegd in artikel 2.9 van het Bbs. De van toepassing zijnde dosislimieten zijn in de artikelen 7.3, 7.4, 7.34, 7.35, 7.36, 9.1 en
9.2 van het Bbs neergelegd.
Deskundigheid
In verband met de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen op grond van artikel 31, van de Kew, is een verantwoorde uitvoering van handelingen met stralingsbronnen van belang. Deskundigheid is vereist op grond van de artikelen 5.4 en 5.7 van het Bbs.
2.4 Bevindingen en overwegingen
Met inachtneming van paragraaf 2.3 heb ik de aanvraag getoetst aan artikel 3.7 van het Bbs. Geen van de daarin genoemde bepalingen staat vergunningverlening in de weg. De rechtvaardiging van de handelingen is in het kader van de eerdere vergunningprocedures al beoordeeld en positief bevonden. Er is geen reden in het kader van onderhavige vergunningprocedure anders te oordelen over de rechtvaardiging. In de situatie die is beschreven in de aanvraag zijn de handelingen gerechtvaardigd.
Uit de aanvraag is gebleken dat de aanvrager in voldoende mate stralingshygiënische maatregelen treft. De risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) die bij de aanvraag is aangeleverd laat zien dat de blootstelling van de werknemers geoptimaliseerd is. De RI&E is integraal met de vergunningaanvraag beoordeeld op basis van de bij de aanvraag aangeleverde informatie. De volledigheid van de RI&E, als zelfstandig document, ten aanzien van de punten benoemd in bijlage A van de Regeling stralingsbescherming beroepsmatige blootstelling 2018, is gelet op het toetsingskader voor vergunningverlening niet door de ANVS beoordeeld.
Uit de aanvraag, met name uit de milieu-analyse, blijkt dat de blootstelling van personen buiten de locaties kleiner is dan het secundair niveau (SN). De stralingshygiënische maatregelen en de aan de vergunning verbonden voorschriften bieden voldoende waarborgen, dat mensen, dieren, planten en goederen ten gevolge van de toepassing van radioactieve stoffen en/of ioniserende straling, zo weinig schade of hinder daarvan zullen ondervinden als redelijkerwijs mogelijk is.
Uit bovengenoemde RI&E en de milieu-analyse blijkt ook dat de dosislimieten voor leden van de bevolking en werknemers niet overschreden zullen worden.
Ten aanzien van de deskundigheid hebben zich geen wijzigingen voorgedaan ten opzichte van eerdere vergunningprocedure. De aanvrager beschikt nog steeds over voldoende deskundigheid.
2.5 Conclusie
Op grond van het bovenstaande heb ik besloten om tot wijziging van de vergunning over te gaan.
3 Ondertekening
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING,
namens deze,
Dipl.-Ing. B.R. Keller, afdelingshoofd
Belanghebbenden kunnen binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, o.v.v. bezwaar, Xxxxxxx 00000, 0000 XX, Xxx Xxxx.
Dit besluit is verzonden op de in de aanhef van dit besluit genoemde datum.
Het bezwaarschrift moet van een handtekening, datum, naam en adres van de indiener zijn voorzien. De indiener dient duidelijk aan te geven waarom hij tegen dit besluit bezwaar aantekent.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop de termijn afloopt voor het indienen van een bezwaarschrift. Indien gedurende die termijn bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt dit besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
Voorlopige voorziening
Indien een bezwaarschrift is ingediend, kunnen belanghebbenden aan de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500EA te ’s-Gravenhage verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen, indien - gelet op de betrokken belangen - onverwijlde spoed dit vereist. Bij het verzoek dient een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd. Als burger kunt u uw verzoek tot voorlopige voorziening ook via het digitale loket van de Raad van State indienen (xxxxx://xxxxx.xxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx-xxxxx/). Hiervoor dient u te beschikken over DigiD. Voor de behandeling van een verzoek om voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd. Inlichtingen over de procedure en de hoogte van het griffierecht kunnen worden verkregen bij de Raad van State, telefoon 070 426 4426.
Voor nadere informatie over dit besluit kunt u tijdens kantooruren terecht bij het Informatiepunt Kernenergiewetvergunningen, telefoon 088-4890500. Ook is het mogelijk om uw vraag te stellen via xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxx onder vermelding van het kenmerk van dit besluit.
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
Xxxxxxxxxxx 0 Xxx Xxxx Xxxxxxx 00000
0000 XX Xxx Xxxx
Ons kenmerk
ANVS-PP-2022/0090468-04
Datum 14 september 2022
Betreft Wijziging Kernenergiewet vergunning
Besluit:
KERNENERGIEWETVERGUNNING VERLEEND AAN
ERASMUS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM ROTTERDAM (ERASMUS MC) VOOR HET VERRICHTEN VAN HANDELINGEN MET SPLIJTSTOFFEN, RADIOACTIEVE STOFFEN EN TOESTELLEN
Verleend door:
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING
Pagina 1 van 8
Inhoudsopgave
1 Het besluit 3
1.1 Vergunning 3
1.2 Voorschriften 3
1.3 Documenten 3
1.4 Openbaarmaking en publicatie 3
1.5 Het in werking treden van de vergunning 3
2 De aanvraag, het toetsingskader en de beoordeling 4
2.1 De aanvraag 4
2.2 De gevolgde procedure 4
2.3 Het toetsingskader 4
2.4 Bevindingen en overwegingen 6
2.5 Conclusie 7
3 Ondertekening 8
1 Het besluit
1.1 Vergunning
De op 10 juli 2020, aan Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC) gevestigd te Rotterdam, verleende vergunning met nummer
ANVS-PP-2019/0051561-10, laatstelijk gewijzigd op 11 maart 2022, met nummer ANVS-PP-2021/0086840-05, wordt op grond van de artikelen 15 onder a, 29 en 34 van de Kernenergiewet (Kew) en de artikelen 3.5 en 3.8, eerste lid van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs), gewijzigd.
Het vergunde in hoofdstuk 1, onder B. TOESTELLEN, Locatie Dependance Radiotherapie Erasmus MC, onderdeel 14, wordt, in verband met een foutieve verwijzing, gewijzigd en luidt thans als volgt:
Ten behoeve van ontmanteling:
14. Alle daartoe noodzakelijke handelingen met de lineaire versnellers vergund onder B.12.
1.2 Voorschriften
Het Bbs en onderliggende ministeriële regelingen en de ANVS-verordening basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Vbs) bevatten rechtstreeks geldende bepalingen. De in deze vergunning opgenomen voorschriften betreffen aspecten die niet (volledig) zijn geregeld in de genoemde regelgeving. Naast de in deze vergunning opgenomen voorschriften dient de vergunninghouder te voldoen aan de van toepassing zijnde bepalingen uit het Bbs en onderliggende ministeriële regelingen en de Vbs.
De wijziging van de vergunning geeft geen aanleiding tot aanvullende voorschriften.
1.3 Documenten
Aan de documenten die deel uitmaken van de vergunning worden geen nieuwe documenten toegevoegd.
1.4 Openbaarmaking en publicatie
De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming maakt dit besluit openbaar op xxxxx://xxx.xxxxxxxx.xx/xxxx/. Van het verlenen van dit besluit wordt ook kennisgegeven in de Staatscourant.
1.5 Het in werking treden van de vergunning
Deze beschikking treedt in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 20.3 van de Wet milieubeheer, met ingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift afloopt. Indien gedurende deze termijn bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt dit besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
2 De aanvraag, het toetsingskader en de beoordeling
2.1 De aanvraag
De aanvraag met kenmerk V&Msu22211 heb ik op 11 april 2022 ontvangen en heeft betrekking op een wijziging van de op 10 juli 2020, aan Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC) gevestigd te Rotterdam, verleende vergunning met nummer ANVS-PP-2019/0051561-10, laatstelijk gewijzigd op
11 maart 2022, met nummer ANVS-PP-2021/0086840-05.
Het betreft de volgende gevraagde wijzigingen:
– herstellen van een verkeerde verwijzing in onderdeel B.14;
– verduidelijken van het voorschrift onder I. Algemeen, onderdeel 6;
– aanvullen van het voorschrift onder III. Organisatie, onderdeel 1.
Bij de aanvraag zijn de volgende documenten gevoegd:
– VMsu22211_aanvraag vergunningswijziging;
– VMsi220098_mandaat stralingsbeschermingsdeskundige_20220408140826.
De aanvraag heb ik getoetst aan artikel 3.6, derde lid van het Bbs en paragraaf 3.2 van de Vbs en in behandeling genomen.
2.2 De gevolgde procedure
Dit besluit is ingevolge de artikelen 29a en 34 van de Kew en de artikelen 11.1 en
11.2 van het Bbs niet tot stand gekomen overeenkomstig de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Er is al eerder een overeenkomstige vergunning voor handelingen met radioactieve stoffen met betrekking tot dezelfde plaats aan de aanvrager verleend. Het is niet te verwachten dat door gebruikmaking van de gevraagde vergunning nadeliger gevolgen voor mensen, dieren, planten en goederen kunnen worden veroorzaakt dan bij de eerder verleende vergunning in aanmerking zijn genomen.
2.3 Het toetsingskader
Algemeen
Aan het wettelijk kader van de stralingsbescherming, zoals vastgelegd in de Kew en de onderliggende besluiten, liggen onder meer de drie principes van het stralingsbeschermingsbeleid ten grondslag, te weten: rechtvaardiging, optimalisatie en dosislimieten. Indien aan deze uitgangspunten niet wordt voldaan of indien sprake is van een weigeringsgrond zoals genoemd in artikel 3.7 van het Bbs wordt de vergunning niet verleend.
De in artikel 3.7 van het Bbs genoemde voorwaarde betreffende de deskundigheid op het gebied van stralingsbescherming, maakt, voor onderhavige vergunning, ook deel uit van het toetsingskader.
Rechtvaardiging
Rechtvaardiging wil zeggen dat een handeling die blootstelling aan ioniserende straling met zich mee brengt, slechts is toegestaan indien de economische, sociale en andere voordelen van de betrokken handeling opwegen tegen de gezondheidsschade die hierdoor kan worden toegebracht. Het rechtvaardigingprincipe is in de wetgeving vastgelegd in paragraaf 2.2 van het Bbs en artikel 19 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen.
In deze artikelen is bepaald dat een handeling slechts is toegestaan, indien deze door de ANVS is gerechtvaardigd, dan wel behoort tot een categorie van handelingen die door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Medische Zorg is gerechtvaardigd. In de Regeling basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (hierna: Rbs) is in bijlage 2.1 een positieve en negatieve lijst opgenomen van respectievelijk gerechtvaardigde en niet-gerechtvaardigde categorieën handelingen. Naast deze categorale rechtvaardiging is in het kader van de vergunningverlening nog een specifieke rechtvaardiging aan de orde voor wat betreft de aangevraagde activiteit.
Optimalisatie
Onder optimalisatie wordt verstaan dat de bescherming van personen, die beroepsmatig of als lid van de bevolking in een geplande situatie aan straling worden blootgesteld, wordt geoptimaliseerd. Optimalisatie leidt ertoe dat de omvang van de individuele doses, de kans op het optreden van blootstelling en het aantal blootgestelde personen ten gevolge van een handeling zo beperkt als redelijkerwijs mogelijk worden gehouden. Daarbij wordt rekening gehouden met de huidige stand der techniek en met economische en sociale factoren en het omvat zowel milieuhygiënische als arbeidshygiënische aspecten.
Optimalisatie is vastgelegd in artikel 15c, derde lid, van de Kew en de artikelen 2.6 en 8.3 van het Bbs. In de praktijk van de stralingsbescherming wordt vaak de term ALARA (As Low As Reasonably Achievable) gebruikt in de plaats van optimalisatie.
Optimalisatie vindt plaats zowel in de voorbereidings- en planningsfase, voordat de activiteit is begonnen, als in de fase nadat de activiteit is toegestaan en tot uitvoering wordt gebracht. Optimalisatie heeft geen betrekking op de afweging tussen verschillende alternatieve activiteiten, maar ziet op de vraag in hoeverre de nadelige gevolgen van een bepaalde activiteit in redelijkheid moeten worden beperkt.
Dosislimieten
Dosislimieten zijn de absolute grenswaarden die in acht genomen moeten worden om een minimaal beschermingsniveau voor individuele werknemers en leden van de bevolking te garanderen. De blootstelling als gevolg van een combinatie van alle relevante handelingen mag niet hoger zijn dan de gestelde dosislimieten. Doel is dat geen enkel individu wordt blootgesteld aan onaanvaardbare stralingsrisico’s.
Dit algemene beginsel van stralingsbescherming wordt gezien als vangnet na de toepassing van rechtvaardiging en optimalisatie. Dosislimieten zijn niet van toepassing op medische blootstelling.
Het principe van dosislimitering is vastgelegd in artikel 2.9 van het Bbs. De van toepassing zijnde dosislimieten zijn in de artikelen 7.3, 7.4, 7.34, 7.35, 7.36, 9.1 en
9.2 van het Bbs neergelegd.
Deskundigheid
In verband met de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen op grond van artikel 31, van de Kew, is een verantwoorde uitvoering van handelingen met stralingsbronnen van belang. Deskundigheid is vereist op grond van de artikelen 5.4 en 5.7 van het Bbs.
2.4 Bevindingen en overwegingen
Met inachtneming van paragraaf 2.3 heb ik de aanvraag getoetst aan artikel 3.7 van het Bbs. Geen van de daarin genoemde bepalingen staat vergunningverlening in de weg.
In deze vergunning wordt een verkeerde verwijzing in onderdeel B.14 hersteld. De omvang van de vergunning blijft hiermee ongewijzigd.
De rechtvaardiging en optimalisatie van de handelingen is in het kader van de eerdere vergunningprocedures al beoordeeld en positief bevonden. Er is geen reden in het kader van onderhavige vergunningprocedure anders te oordelen over de rechtvaardiging en optimalisatie van de handelingen. In de situatie die is beschreven in de aanvraag zijn de handelingen gerechtvaardigd.
De stralingshygiënische maatregelen en de aan de vergunning verbonden voorschriften bieden voldoende waarborgen, dat mensen, dieren, planten en goederen ten gevolge van de toepassing van radioactieve stoffen en/of ioniserende straling, zo weinig schade of hinder daarvan zullen ondervinden als redelijkerwijs mogelijk is. De dosislimieten voor leden van de bevolking en werknemers zullen niet overschreden worden.
Ten slotte blijkt uit de aanvraag ook dat de aanvrager beschikt over voldoende deskundigheid. De organisatie is beschreven in de Regeling stralingsbescherming Erasmus MC. Om de continuïteit van de stralingsbeschermingseenheid te waarborgen is een plaatsvervanger van de stalingsbeschermingsdeskundige benoemd. Deze plaatsvervanger is in het bezit van het diploma stalings- beschermingsdeskundige op het niveau van algemeen coördinerend deskundige en is als zodanig geregistreerd bij de ANVS.
2.5 Conclusie
Op grond van het bovenstaande heb ik besloten om tot wijziging van de vergunning over te gaan.
In afwijking van de aanvraag:
In afwijking van de aanvraag is besloten om de aangevraagde toevoeging (inclusief geactiveerde versnelleronderdelen van de locatie Erasmus MC en Dependance Radiotherapie Erasmus MC) in voorschrift I. Algemeen, onderdeel 6 niet op te nemen in het voorschrift. Het voorschrift bepaalt dat voor opslag een interne toestemming is vereist. Het maakt niet uit of de stoffen van een leverancier of een nevenlocatie afkomstig zijn, maar het moet passen binnen de vergunde omvang van de handelingen op de hoofdlocatie. Dit is ter beoordeling aan de stralingsbeschermingseenheid en de algemeen coördinerend deskundige en wordt vastgelegd in een interne toestemming. De gevraagde verduidelijking heeft daarom geen toegevoegde waarde.
Het aanvullen van het voorschrift onder III. Organisatie, onderdeel 1. om tevens de naam van de plaatsvervanger op te nemen in het voorschrift is ook in afwijking van de aanvraag niet opgenomen in deze beschikking. De aanvrager beschikt over voldoende deskundigheid. De organisatie is beschreven in de Regeling stralingsbescherming Erasmus MC. Om de continuïteit van de stralingsbeschermingseenheid te waarborgen is een plaatsvervanger van de stalingsbeschermingsdeskundige benoemd. Deze plaatsvervanger is in het bezit van het diploma stalings-beschermingsdeskundige op het niveau van algemeen coördinerend deskundige en is als zodanig geregistreerd bij de ANVS. Hoewel het wenselijk is om een plaatsvervanger aan te wijzen, is er geen reden om de plaatsvervanger bij naam te noemen in de voorschriften. Dit is een onnodig beperkende maatregel die ten koste kan gaan van de personele flexibiliteit van de organisatie.
3 Ondertekening
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING,
namens deze,
Dipl.-Ing. B.R. Keller, afdelingshoofd
Belanghebbenden kunnen binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, o.v.v. bezwaar, Xxxxxxx 00000, 0000 XX, Xxx Xxxx.
Dit besluit is verzonden op de in de aanhef van dit besluit genoemde datum.
Het bezwaarschrift moet van een handtekening, datum, naam en adres van de indiener zijn voorzien. De indiener dient duidelijk aan te geven waarom hij tegen dit besluit bezwaar aantekent.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop de termijn afloopt voor het indienen van een bezwaarschrift. Indien gedurende die termijn bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt dit besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
Voorlopige voorziening
Indien een bezwaarschrift is ingediend, kunnen belanghebbenden aan de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500EA te ’s-Gravenhage verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen, indien - gelet op de betrokken belangen - onverwijlde spoed dit vereist. Bij het verzoek dient een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd. Als burger kunt u uw verzoek tot voorlopige voorziening ook via het digitale loket van de Raad van State indienen (xxxxx://xxxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxxxxx.xx/). Hiervoor dient u te beschikken over DigiD. Voor de behandeling van een verzoek om voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd. Inlichtingen over de procedure en de hoogte van het griffierecht kunnen worden verkregen bij de Raad van State, telefoon 070 426 4426.
Voor nadere informatie over dit besluit kunt u tijdens kantooruren terecht bij het Informatiepunt Kernenergiewetvergunningen, telefoon 088-4890500. Ook is het mogelijk om uw vraag te stellen via xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxx onder vermelding van het kenmerk van dit besluit.
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
Xxxxxxxxxxx 0 Xxx Xxxx Xxxxxxx 00000
0000 XX Xxx Xxxx
Ons kenmerk
ANVS-PP-2021/0086840-05
Datum 11 maart 2022
Betreft Wijziging Kernenergiewet vergunning
Besluit:
KERNENERGIEWETVERGUNNING VERLEEND AAN ERASMUS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM ROTTERDAM (ERASMUS MC) VOOR HET VERRICHTEN VAN HANDELINGEN MET SPLIJTSTOFFEN, RADIOACTIEVE STOFFEN EN TOESTELLEN
Verleend door:
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING
Pagina 1 van 8
Inhoudsopgave
1 Het besluit 3
1.1 Vergunning 3
1.2 Voorschriften 3
1.3 Documenten 3
1.4 Openbaarmaking en publicatie 4
1.5 Het in werking treden van de vergunning 4
2 De aanvraag, het toetsingskader en de beoordeling 5
2.1 De aanvraag 5
2.2 De gevolgde procedure 5
2.3 Het toetsingskader 5
2.4 Bevindingen en overwegingen 7
2.5 Conclusie 7
3 Ondertekening 8
1 Het besluit
1.1 Vergunning
De op 10 juli 2020, aan Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam
(Erasmus MC) gevestigd te Rotterdam, verleende vergunning met nummer ANVS- PP-2019/0051561-10, laatstelijk gewijzigd op 29 september 2021, met nummer ANVS-PP-2021/0084283-9, wordt op grond van de artikelen 15 onder a, 29 en 34
van de Kernenergiewet (Kew) en de artikelen 3.5 en 3.8, eerste lid van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs), gewijzigd conform de aanvraag.
Het vergunde in hoofdstuk 1, onder B. TOESTELLEN, Locatie Erasmus MC, de aanhef, wordt gewijzigd en luidt thans als volgt:
Het verrichten van handelingen ten behoeve van medische diagnostiek, medische therapie, (medisch) wetenschappelijk onderzoek, onderhoud, kwaliteitsbewaking, ontmanteling van lineaire versnellers, het doorlichten van objecten
(loodschortcontroles), analyse, productbewerking, opleidings- en
onderwijsdoeleinden en de productie van radiofarmaca binnen de locatie van
Erasmus MC, gelegen aan het Dr. Molenwaterplein 40 te Rotterdam, met ioniserende straling uitzendende toestellen binnen de volgende omvang:
Het vergunde in hoofdstuk 1, onder B. TOESTELLEN, Locatie Erasmus MC, de aanhef van onderdeel 2, wordt gewijzigd en luidt thans als volgt:
Ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek (inclusief proefdieronderzoek),
onderhoud, analyse en productbewerking (het inactiveren van lymfocyten in bloedproducten):
2. 2 toestellen met een hoogspanning van maximaal 320 kV
1.2 Voorschriften
Het Bbs en onderliggende ministeriële regelingen en de ANVS-verordening
basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Vbs) bevatten rechtstreeks geldende bepalingen. De in deze vergunning opgenomen voorschriften betreffen aspecten die niet (volledig) zijn geregeld in de genoemde regelgeving. Naast de in deze
vergunning opgenomen voorschriften dient de vergunninghouder te voldoen aan de van toepassing zijnde bepalingen uit het Bbs en onderliggende ministeriële
regelingen en de Vbs.
De wijziging van de vergunning geeft geen aanleiding tot aanvullende voorschriften.
1.3 Documenten
Aan de documenten die deel uitmaken van de vergunning worden geen nieuwe documenten toegevoegd.
1.4 Openbaarmaking en publicatie
De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming maakt dit besluit
openbaar op xxxxx://xxx.xxxxxxxx.xx/xxxx/. Van het verlenen van dit besluit wordt ook kennisgegeven in de Staatscourant.
1.5 Het in werking treden van de vergunning
Deze beschikking treedt in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 20.3 van de Wet milieubeheer, met ingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift afloopt. Indien gedurende deze termijn bij de
voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt dit besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
2 De aanvraag, het toetsingskader en de beoordeling
2.1 De aanvraag
De aanvraag met kenmerk V&Msu21519 heb ik op 2 december 2021 ontvangen en heeft betrekking op een wijziging van de op 10 juli 2020, aan Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC) gevestigd te Rotterdam, verleende
vergunning met nummer ANVS-PP-2019/0051561-10, laatstelijk gewijzigd op 29 september 2021, met nummer ANVS-PP-2021/0084283-9, in verband met het toevoegen van een nieuwe rechtvaardigingscategorie in verband met het starten van bloedbestraling met behulp van toestellen.
Bij de aanvraag zijn de volgende documenten toegevoegd:
– VMsu21519_wijzigingsverzoek.
– Mandaatbesluit en Machtiging.
De aanvraag heb ik getoetst aan artikel 3.6, derde lid van het Bbs en paragraaf 3.2 van de Vbs en in behandeling genomen.
2.2 De gevolgde procedure
Dit besluit is ingevolge artikel 34 van de Kew en artikel 11.1 van het Bbs niet tot
stand gekomen overeenkomstig de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling
3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. De handelingen met toestellen zijn op
grond van artikel 11.1 van het Bbs vrijgesteld van de bepalingen van de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3 Het toetsingskader
Algemeen
Aan het wettelijk kader van de stralingsbescherming, zoals vastgelegd in de Kew en de onderliggende besluiten, liggen onder meer de drie principes van het
stralingsbeschermingsbeleid ten grondslag, te weten: rechtvaardiging, optimalisatie en dosislimieten. Indien aan deze uitgangspunten niet wordt voldaan of indien
sprake is van een weigeringsgrond zoals genoemd in artikel 3.7 van het Bbs wordt de vergunning niet verleend.
Rechtvaardiging
Rechtvaardiging wil zeggen dat een handeling die blootstelling aan ioniserende
straling met zich mee brengt, slechts is toegestaan indien de economische, sociale en andere voordelen van de betrokken handeling opwegen tegen de
gezondheidsschade die hierdoor kan worden toegebracht. Het
rechtvaardigingprincipe is in de wetgeving vastgelegd in paragraaf 2.2 van het Bbs.
In dat artikel is bepaald dat een handeling slechts is toegestaan, indien deze door de ANVS is gerechtvaardigd, dan wel behoort tot een categorie van handelingen die door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Medische Zorg is gerechtvaardigd.
In de Regeling basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (hierna: Rbs) is in bijlage 2.1 een positieve en negatieve lijst opgenomen van respectievelijk
gerechtvaardigde en niet-gerechtvaardigde categorieën handelingen. Naast deze categorale rechtvaardiging is in het kader van de vergunningverlening nog een
specifieke rechtvaardiging aan de orde voor wat betreft de aangevraagde activiteit.
Optimalisatie
Onder optimalisatie wordt verstaan dat de bescherming van personen, die beroepsmatig of als lid van de bevolking in een geplande situatie aan straling
worden blootgesteld, wordt geoptimaliseerd. Optimalisatie leidt ertoe dat de omvang van de individuele doses, de kans op het optreden van blootstelling en het aantal blootgestelde personen ten gevolge van een handeling zo beperkt als redelijkerwijs mogelijk worden gehouden. Daarbij wordt rekening gehouden met de huidige stand der techniek en met economische en sociale factoren en het omvat zowel
milieuhygiënische als arbeidshygiënische aspecten.
Optimalisatie is vastgelegd in artikel 15c, derde lid, van de Kew en de artikelen 2.6 en 8.3 van het Bbs. In de praktijk van de stralingsbescherming wordt vaak de term ALARA (As Low As Reasonably Achievable) gebruikt in de plaats van optimalisatie.
Optimalisatie vindt plaats zowel in de voorbereidings- en planningsfase, voordat de activiteit is begonnen, als in de fase nadat de activiteit is toegestaan en tot
uitvoering wordt gebracht. Optimalisatie heeft geen betrekking op de afweging tussen verschillende alternatieve activiteiten, maar ziet op de vraag in hoeverre de nadelige gevolgen van een bepaalde activiteit in redelijkheid moeten worden
beperkt.
Dosislimieten
Dosislimieten zijn de absolute grenswaarden die in acht genomen moeten worden
om een minimaal beschermingsniveau voor individuele werknemers en leden van de bevolking te garanderen. De blootstelling als gevolg van een combinatie van alle
relevante handelingen mag niet hoger zijn dan de gestelde dosislimieten. Doel is dat geen enkel individu wordt blootgesteld aan onaanvaardbare stralingsrisico’s. Dit algemene beginsel van stralingsbescherming wordt gezien als vangnet na de
toepassing van rechtvaardiging en optimalisatie. Dosislimieten zijn niet van toepassing op medische blootstelling.
Het principe van dosislimitering is vastgelegd in artikel 2.9 van het Bbs. De van toepassing zijnde dosislimieten zijn in de artikelen 7.3, 7.4, 7.34, 7.35, 7.36, 9.1 en
9.2 van het Bbs neergelegd.
Deskundigheid
In verband met de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen op grond van artikel 31, van de Kew, is een verantwoorde uitvoering van handelingen met
stralingsbronnen van belang. Deskundigheid is vereist op grond van de artikelen 5.4 en 5.7 van het Bbs.
2.4 Bevindingen en overwegingen
Met inachtneming van paragraaf 2.3 heb ik de aanvraag getoetst aan artikel 3.7 van het Bbs. Geen van de daarin genoemde bepalingen staat vergunningverlening in de weg.
De in de aanvraag bedoelde handelingen zijn opgenomen in bijlage 2.1, onderdeel A, van de Rbs. Het gaat om categorie I.C.8. (Productbewerking). Derhalve is sprake van gerechtvaardigde handelingen.
De rechtvaardiging van de handelingen is in het kader van de eerdere
vergunningprocedures al beoordeeld en positief bevonden, echter toen is gebruik gemaakt van categorie I.A.6. (Productbewerking). Er is geen reden in het kader van
onderhavige vergunningprocedure anders te oordelen over de rechtvaardiging. In de situatie die is beschreven in de aanvraag zijn de handelingen gerechtvaardigd.
Het gaat om handelingen die nodig zijn om lymfocyten in bloedproducten te
inactiveren. Als teveel actieve witte bloedcellen in het bloed achterblijven kan het immuunsysteem van de transfusie-ontvanger geactiveerd worden. Deze toepassing gebeurde in het verleden met een hoogactieve ingekapselde bron. Inmiddels is één van deze hoogactieve bron vervangen door een inherent veilig toestel met een lager stralingsrisico. Op deze manier is ook invulling gegeven aan een hogere mate van bescherming van medewerkers en het milieu en is voldaan aan het
optimalisatiebeginsel.
De stralingshygiënische maatregelen en de aan de vergunning verbonden voorschriften bieden voldoende waarborgen, dat mensen, dieren, planten en
goederen ten gevolge van de toepassing van radioactieve stoffen en/of ioniserende straling, zo weinig schade of hinder daarvan zullen ondervinden als redelijkerwijs mogelijk is. Als gevolg van de wijziging zullen de dosislimieten voor leden van de bevolking en werknemers niet overschreden worden.
2.5 Conclusie
Op grond van het bovenstaande heb ik besloten om tot wijziging van de vergunning over te gaan.
3 Ondertekening
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING,
namens deze,
Dipl.-Ing. B.R. Keller, afdelingshoofd
Belanghebbenden kunnen binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en
Stralingsbescherming, o.v.v. bezwaar, Xxxxxxx 00000, 0000 XX, Xxx Xxxx. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef van dit besluit genoemde datum.
Het bezwaarschrift moet van een handtekening, datum, naam en adres van de
indiener zijn voorzien. De indiener dient duidelijk aan te geven waarom hij tegen dit besluit bezwaar aantekent.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop de termijn afloopt voor het indienen van een bezwaarschrift. Indien gedurende die termijn bij
de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt dit besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
Voorlopige voorziening
Indien een bezwaarschrift is ingediend, kunnen belanghebbenden aan de
voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500EA te ’s-Gravenhage verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen, indien - gelet op de betrokken belangen - onverwijlde spoed dit vereist. Bij het verzoek dient een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd. Als burger kunt u uw verzoek tot voorlopige voorziening ook via het digitale loket van de Raad van State indienen (xxxxx://xxxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxxxxx.xx/). Hiervoor dient u te beschikken over DigiD. Voor de behandeling van een verzoek om voorlopige
voorziening is griffierecht verschuldigd. Inlichtingen over de procedure en de hoogte van het griffierecht kunnen worden verkregen bij de Raad van State, telefoon 070
426 4426.
Voor nadere informatie over dit besluit kunt u tijdens kantooruren terecht bij het Informatiepunt Kernenergiewetvergunningen, telefoon 088-4890500. Ook is het mogelijk om uw vraag te stellen via xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxx onder vermelding van het kenmerk van dit besluit.
> Retouradres Xxxxxxx 00000 0000 XX Xxx Xxxx
Erasmus MC
Tav. Ing. C.J.J. Eggels-Hofman Xx. Xxxxxxxxxxxxxxx 00
0000 XX Xxxxxxxxx
Datum 29 september 2021 Betreft Kernenergiewetvergunning
Geachte mevrouw Xxxxxx,
Op 29 juni 2021 heb ik van u een aanvraag om wijziging van een vergunning op grond van de Kernenergiewet ontvangen, in verband met de afvoer van een hoogactieve bron, de uitbreiding met een versneller en een röntgentoestel en uw verzoek de definitie van de terreingrens te wijzigen. Hierbij doe ik u de vergunning toekomen.
In de vergunning is met de voorgenomen handelingen onder voorwaarden ingestemd.
Voor de volledigheid wijs ik u er op dat naast de voorschriften in de vergunning, alle relevante bepalingen van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming en de onderliggende ministeriële regelingen en de ANVS- verordening basisveiligheidsnormen stralingsbescherming van toepassing zijn.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend,
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING,
namens deze,
Dipl.-Ing. B.R. Keller, afdelingshoofd
ANVS
Xxxxxxxxxxx 0
Xxxxxxx 00000 0000 XX Xxx Xxxx xxx.xxxx.xx
T 088-489 0500
E Postbus.Aanvragenenmelden @xxxx.xx
Onze referentie
ANVS-PP-20210/0084283-9
Bijlage(n)
Vergunning
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
Xxxxxxxxxxx 0 Xxx Xxxx Xxxxxxx 00000
0000 XX Xxx Xxxx
Ons kenmerk
ANVS-PP-2021/0084283-9
Datum 29 september 2021
Betreft Wijziging Kernenergiewet vergunning
Besluit:
KERNENERGIEWETVERGUNNING VERLEEND AAN ERASMUS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM ROTTERDAM (ERASMUS MC) VOOR HET VERRICHTEN VAN HANDELINGEN MET RADIOACTIEVE STOFFEN EN TOESTELLEN
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING
Inhoudsopgave
1.4 Openbaarmaking en publicatie 5
1.5 Het in werking treden van de vergunning 5
2 De aanvraag, het toetsingskader en de beoordeling 6
2.4 Bevindingen en overwegingen 8
1.1 Vergunning
De op 10 juli 2020, aan Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC) (hierna: Erasmus MC) gevestigd te Rotterdam, verleende vergunning met nummer ANVS-PP-2019/0051561-10, laatstelijk gewijzigd op 3 maart 2021, met nummer ANVS-PP-2021/0060136-04, wordt op grond van de artikelen 15 onder a, 29 en 34 van de Kernenergiewet en de artikelen 3.5 en 3.8, van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs) gewijzigd conform de aanvraag.
Het vergunde in hoofdstuk 1, onder 1.1, onderdeel A.17, wordt gewijzigd en luidt thans als volgt:
17. Het verrichten van handelingen met radioactieve stoffen ten behoeve van het bestralen van bloedproducten, wetenschappelijk onderzoek en dosimetrische doeleinden in 1 apparaat, binnen de volgende omvang:
− 2 ingekapselde bronnen cesium-137 met een activiteit van maximaal 45 TBq
per bron en een gezamenlijke activiteit van maximaal 90 TBq.
Het vergunde in hoofdstuk 1, onder 1.1, onderdeel B.3, wordt gewijzigd en luidt thans als volgt:
3. 4 lineaire versnellers met een fotonenergie van maximaal 10 megavolt (MV) en een elektronenergie van maximaal 15 megaelektronvolt (MeV), inclusief de onderdelen van de lineaire versnellers waarin zich radioactieve stoffen bevinden die zijn ontstaan tijdens het gebruik van het toestel, in ruimten Xx-X00, Xx-X00 en Ns-S29 en Nt-S25.
Het vergunde in hoofdstuk 1, onder 1.1, onderdeel B.6, wordt gewijzigd en luidt thans als volgt:
6. 12 toestellen met een hoogspanning van maximaal 150 kV behorende bij de lineaire versnellers.
In Bijlage A: Verklarende begrippenlijst wordt de definitie van terreingrens als volgt gewijzigd:
− terreingrens: de begrenzing van de locatie(s), zoals aangeduid op plattegronden:
− Locatie Erasmus MC: bijlagen E1, E1a e E1b van de op 21 februari 2020
ontvangen aanvullende informatie.
− Locatie Ergo-Ommoord: bijlage E2 van de op 8 oktober 2019 ontvangen aanvraag en bijlage E2a van de op 21 februari 2020 ontvangen aanvullende informatie.
− Locatie Dependance Radiotherapie Erasmus MC : bijlage E3 van de op 8
oktober 2019 ontvangen aanvraag.
− Locatie Poli pijngeneeskunde: bijlage E4 van de op 21 februari 2020
ontvangen aanvullende informatie.
− Overige locaties: de fysieke begrenzing van een kamer op locaties voor derden.
1.2 Voorschriften
Het Bbs en onderliggende ministeriële regelingen en de ANVS-verordening basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Vbs) bevatten rechtstreeks geldende bepalingen. De in deze vergunning opgenomen voorschriften betreffen aspecten die niet (volledig) zijn geregeld in de genoemde regelgeving. Naast de in deze vergunning opgenomen voorschriften dient de vergunninghouder te voldoen aan de van toepassing zijnde bepalingen uit het Bbs en onderliggende ministeriële regelingen en de Vbs.
De titel van voorschrift 8 in hoofdstuk 4, onder paragraaf VI. Milieubelasting, wordt gewijzigd en luidt thans als volgt:
Locatie Ergo-Ommoord; locatie Dependance Radiotherapie Erasmus MC; locatie Poli pijngeneeskunde; locatie Abrona: Maarssen; locatie Abrona: De Meern
Aan deze vergunning worden de volgende aanvullende voorschriften verbonden:
Aan de voorschriften hoofdstuk 4, onder paragraaf VI. Milieubelasting, worden na voorschrift 8 de volgende voorschriften toegevoegd:
Overige locaties:
9. De door de vergunde handelingen veroorzaakte bijdrage aan de individuele dosis buiten elke locatie is zo laag als redelijkerwijs mogelijk is. De actuele individuele dosis overschrijdt voor de locaties in geen geval de volgende waarden:
− Locatie Abrona: Huis ter Heide: 30 microsievert per jaar;
− Locatie Amarant: Tilburg (Bredaseweg 375): 15 microsievert per jaar;
− Locatie Amarant: Tilburg (Bredaseweg 570): 50 microsievert per jaar;
− Locatie Amarant: Rijsbergen: 15 microsievert per jaar;
− Locatie Amarant: Breda: 15 microsievert per jaar;
− Locatie Ipse de Bruggen: Nootdorp: 30 microsievert per jaar;
− Locatie Ipse de Bruggen: Nieuwveen: 25 microsievert per jaar;
− Locatie Ipse de Bruggen: Zwammerdam: 25 microsievert per jaar.
10. Wanneer het feitelijk gebruik van het gebied buiten een locatie gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vier maanden structureel wijzigt, waardoor een andere correctiefactor uit de bijlage 10 behorende bij de Vbs moet worden gehanteerd, en door het nieuwe gebruik de actuele individuele dosis zoals genoemd in voorschrift VI.9 voor de betreffende locatie wordt overschreden, meldt de ondernemer dit terstond aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming.
Tevens draagt de ondernemer zorg voor aanvullende maatregelen met als resultaat een actuele individuele dosis voor de locatie lager dan de actuele individuele dosis zoals genoemd in voorschrift VI.9 voor de betreffende locatie voor het nieuwe feitelijke gebruik.
11. Wanneer blijkt uit wijzigingen van bestemmingsplannen, die betrekking hebben op dat betreffende gebied, dan wel wanneer blijkt uit verleende omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die betrekking hebben op dat betreffende gebied, dat wijzigingen in het feitelijk gebruik te verwachten zijn of mogelijk worden, en de ondernemer heeft kennisgenomen van deze wijzigingen of had hiervan kennis kunnen nemen, meldt de ondernemer dit terstond aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming. Tevens draagt de ondernemer zorg voor aanvullende maatregelen met als resultaat een actuele individuele dosis voor de locatie lager dan de actuele individuele dosis zoals genoemd in voorschrift VI.9 voor de betreffende locatie voor het nieuwe feitelijke gebruik.
12. In het in 10. genoemde geval wordt binnen twee maanden na het moment van melding aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming een plan tot reductie van de actuele individuele dosis overlegd. Het plan is binnen een jaar na het moment van melding gerealiseerd.
1.3 Documenten
Aan de documenten die deel uitmaken van de vergunning worden geen nieuwe documenten toegevoegd.
1.4 Openbaarmaking en publicatie
Van het verlenen van deze beschikking wordt tevens mededeling gedaan in de Staatscourant.
1.5 Het in werking treden van de vergunning
Deze beschikking treedt in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 20.3 van de Wet milieubeheer, met ingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift afloopt. Indien gedurende deze termijn bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt dit besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
2 De aanvraag, het toetsingskader en de beoordeling
2.1 De aanvraag
De aanvraag met kenmerk V&Msu21238 heb ik op 29 juni 2021 ontvangen en heeft betrekking op een wijziging van de op 10 juli 2020, aan Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC) (hierna: Erasmus MC) gevestigd te Rotterdam, verleende vergunning met nummer ANVS-PP-2019/0051561-10, laatstelijk gewijzigd op 3 maart 2021, met nummer ANVS-PP-2021/0060136-04.
Het betreft de volgende gevraagde wijzigingen:
– Uitbreiding op de locatie Erasmus MC met één versneller en één röntgentoestel.
– Schrappen van één hoogactieve bron op de locatie Erasmus MC.
– Wijziging van de definitie van de terreingrens voor de locaties waar het GOUD X onderzoek wordt uitgevoerd.
– Toevoegen van het rapport NCS-26 aan het voorschrift IV.C.1.
Het verzoek om wijziging van voorschrift IV.C.1 is op 23 augustus 2021 door de aanvrager ingetrokken.
Bij de aanvraag zijn de volgende documenten gevoegd:
– Bijlage I: Mandaatbesluit en machtiging Raad van Bestuur.
– Bijlage II: Dosisschattingen Radiotherapie.
– Bijlage III: Kadastrale kaarten 10 locaties buiten het Erasmus MC.
– Bijlage IV: NCS-26.
Op 6 juli 2021 is verzocht om aanvullende informatie. Op 6 juli 2021 heb ik de volgende aanvullende gegevens ontvangen:
– E-mail met onderwerp: Re: Verzoek om aanvullende informatie bij vergunningaanvraag met ons kenmerk ANVS-PP-2021/0084283.
– Bijlage: V&Msu21238 wijzigingsverzoek 2021 def.
Op 13 augustus 2021 heb ik voor de tweede keer verzocht om aanvullende informatie. Op 23 augustus 2021 heb ik de volgende aanvullende gegevens ontvangen:
– Bijlage: VMsu21325 brief.
– Bijlage VMsu21238 wijzigingsverzoek 2021 def v2.
Op 14 september 2021 en 16 september 2021 heb ik voor de derde en vierde keer verzocht om aanvullende informatie. Op 16 september 2021 heb ik de volgende aanvullende gegevens ontvangen:
– Bijlage VMsu21347 brief;
– bijlage VMsu21238 wijzigingsverzoek;
– bijlage V Eisen röntgenkamer;
– bijlage VI SZT20014 HAG;
– e-mail met onderwerp: RE: Verzoek om aanvullende informatie bij vergunningaanvraag met ons kenmerk ANVS-PP-2021/0084283.
2.2 De gevolgde procedure
Dit besluit is ingevolge artikel 34 van de Kew en artikel 11.1 van het Bbs niet tot stand gekomen overeenkomstig de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling
2.3 Het toetsingskader
Algemeen
Aan het wettelijk kader van de stralingsbescherming, zoals vastgelegd in de Kew en de onderliggende besluiten, liggen onder meer de drie principes van het stralingsbeschermingsbeleid ten grondslag, te weten: rechtvaardiging, optimalisatie en dosislimieten. Indien aan deze uitgangspunten niet wordt voldaan of indien sprake is van een weigeringsgrond zoals genoemd in artikel 3.7 van het Bbs wordt de vergunning niet verleend.
Rechtvaardiging
Rechtvaardiging wil zeggen dat een handeling die blootstelling aan ioniserende straling met zich mee brengt, slechts is toegestaan indien de economische, sociale en andere voordelen van de betrokken handeling opwegen tegen de gezondheidsschade die hierdoor kan worden toegebracht. Het rechtvaardigingprincipe is in de wetgeving vastgelegd in paragraaf 2.2 van het Bbs en artikel 19 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen.
In deze artikelen is bepaald dat een handeling slechts is toegestaan, indien deze door de ANVS is gerechtvaardigd, dan wel behoort tot een categorie van handelingen die door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Medische Zorg is gerechtvaardigd. In de Regeling basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (hierna: Rbs) is in bijlage 2.1 een positieve en negatieve lijst opgenomen van respectievelijk gerechtvaardigde en niet-gerechtvaardigde categorieën handelingen. Naast deze categorale rechtvaardiging is in het kader van de vergunningverlening nog een specifieke rechtvaardiging aan de orde voor wat betreft de aangevraagde activiteit.
Optimalisatie
Onder optimalisatie wordt verstaan dat de bescherming van personen, die beroepsmatig of als lid van de bevolking in een geplande situatie aan straling worden blootgesteld, wordt geoptimaliseerd. Optimalisatie leidt ertoe dat de omvang van de individuele doses, de kans op het optreden van blootstelling en het aantal blootgestelde personen ten gevolge van een handeling zo beperkt als redelijkerwijs mogelijk worden gehouden. Daarbij wordt rekening gehouden met de huidige stand der techniek en met economische en sociale factoren en het omvat zowel milieuhygiënische als arbeidshygiënische aspecten.
Optimalisatie is vastgelegd in artikel 15c, derde lid, van de Kew en de artikelen 2.6 en 8.3 van het Bbs. In de praktijk van de stralingsbescherming wordt vaak de term ALARA (As Low As Reasonably Achievable) gebruikt in de plaats van optimalisatie.
Optimalisatie vindt plaats zowel in de voorbereidings- en planningsfase, voordat de activiteit is begonnen, als in de fase nadat de activiteit is toegestaan en tot uitvoering wordt gebracht. Optimalisatie heeft geen betrekking op de afweging tussen verschillende alternatieve activiteiten, maar ziet op de vraag in hoeverre de nadelige gevolgen van een bepaalde activiteit in redelijkheid moeten worden beperkt.
Dosislimieten
Dosislimieten zijn de absolute grenswaarden die in acht genomen moeten worden om een minimaal beschermingsniveau voor individuele werknemers en leden van de bevolking te garanderen. De blootstelling als gevolg van een combinatie van alle relevante handelingen mag niet hoger zijn dan de gestelde dosislimieten. Doel is dat geen enkel individu wordt blootgesteld aan onaanvaardbare stralingsrisico’s. Dit algemene beginsel van stralingsbescherming wordt gezien als vangnet na de toepassing van rechtvaardiging en optimalisatie. Dosislimieten zijn niet van toepassing op medische blootstelling.
Het principe van dosislimitering is vastgelegd in artikel 2.9 van het Bbs. De van toepassing zijnde dosislimieten zijn in de artikelen 7.3, 7.4, 7.34, 7.35, 7.36, 9.1 en
9.2 van het Bbs neergelegd.
Deskundigheid
2.4 Bevindingen en overwegingen
Met inachtneming van paragraaf 2.3 heb ik de aanvraag getoetst aan artikel 3.7 van het Bbs. Geen van de daarin genoemde bepalingen staat vergunningverlening in de weg.
Rechtvaardiging
De rechtvaardiging van de handelingen is in het kader van de eerdere vergunningprocedures al beoordeeld en positief bevonden. Er is geen reden in het kader van onderhavige vergunningprocedure anders te oordelen over de rechtvaardiging. In de situatie die is beschreven in de aanvraag zijn de handelingen gerechtvaardigd.
Risico-inventarisatie en –evaluatie en dosislimieten
De risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) die bij eerdere aanvragen is aangeleverd laat zien dat de blootstelling van de werknemers geoptimaliseerd is. Uit deze RI&E blijkt ook dat de dosislimieten voor leden van de bevolking en werknemers niet overschreden zullen worden. De vergunningwijzigingen geven geen reden een herziene RI&E op te vragen.
Milieubelasting en optimalisatie
Bij de eerdere aanvraag voor het medisch wetenschappelijk onderzoek GOUD X, is ervan uitgegaan dat de onderzoeken per locatie in een vaste ruimte zouden plaatsvinden. Door omstandigheden blijkt dit niet in alle gevallen meer mogelijk en is er behoefte aan meer flexibiliteit om een ruimte te kunnen kiezen voor de onderzoeken. Hiervoor is aanpassing van de definitie van de terreingrens nodig.
Een gevolg van de wijziging is dat de stralingsbelasting op de terreingrens niet meer exact in kaart is te brengen omdat deze afhangt van welke ruimte wordt gekozen voor het onderzoek. In plaats hiervan is de stralingsbelasting op de terreingrens bepaald op basis van het meest ongunstige scenario.
Ook kon bij de berekening van de stralingsbelasting op de terreingrens geen gebruik worden gemaakt van de correctiefactoren voor de MID en de AID zoals zijn opgenomen in bijlage 10 van het Vbs. Dit zorgt ervoor dat de eerder vergunde MID niet meer haalbaar is en er een AID vergund moet worden voor enkele locaties.
Hiervoor is een wijziging nodig van de voorschriften met betrekking tot de milieubelasting.
De aanvrager heeft toegelicht op welke wijze op deze locaties invulling wordt gegeven aan de optimalisatie. De eisen waar een ruimte aan dient te voldoen zijn schriftelijk vastgelegd. Bij de keuze van de ruimte wordt de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming nauw betrokken en de handelingen mogen alleen worden uitgevoerd wanneer hiervoor een schriftelijke interne toestemming is afgegeven.
Daarnaast geeft de aanvrager aan dat het uitganspunt is dat de blootstelling voor personen buiten de ruimte niet meer mag bedragen dan 75% van de vergunde AID. De onderzoeken vinden zoveel mogelijk plaats in ruimten met een hoge afschermende werking. Daarnaast wordt zoveel mogelijk geprobeerd de aanliggende ruimtes vrij te houden gedurende de opnames.
Ik oordeel dat de aanvrager in voldoende mate invulling geeft aan de optimalisatie. Daarnaast bieden de aan de vergunning verbonden voorschriften voldoende waarborgen, dat mensen, dieren, planten en goederen ten gevolge van de toepassing van radioactieve stoffen en/of ioniserende straling, zo weinig schade of hinder daarvan zullen ondervinden als redelijkerwijs mogelijk is.
Deskundigheid
2.5 Conclusie
Op grond van het bovenstaande heb ik besloten om tot wijziging van de vergunning over te gaan.
Daarnaast heb ik op grond van artikel 19, eerste lid, van de Kew de vergunningvoorschriften gewijzigd of aangevuld. Deze aanpassingen zijn conform nieuwe inzichten bij het bevoegd gezag en ter waarborging van de handhaafbaarheid van de vergunning, om zo de belangen als genoemd in artikel 15b, eerste lid van de Kew beter te beschermen.
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING,
namens deze,
Dipl.-Ing. B.R. Keller, afdelingshoofd
Belanghebbenden kunnen binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, o.v.v. bezwaar, Xxxxxxx 00000, 0000 XX, Xxx Xxxx.
Dit besluit is verzonden op de in de aanhef van dit besluit genoemde datum.
Het bezwaarschrift moet van een handtekening, datum, naam en adres van de indiener zijn voorzien. De indiener dient duidelijk aan te geven waarom hij tegen dit besluit bezwaar aantekent.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop de termijn afloopt voor het indienen van een bezwaarschrift. Indien gedurende die termijn bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt dit besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
Voorlopige voorziening
Indien een bezwaarschrift is ingediend, kunnen belanghebbenden aan de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500EA te ’s-Gravenhage verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen, indien - gelet op de betrokken belangen - onverwijlde spoed dit vereist. Bij het verzoek dient een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd. Als burger kunt u uw verzoek tot voorlopige voorziening ook via het digitale loket van de Raad van State indienen (xxxxx://xxxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxxxxx.xx/). Hiervoor dient u te beschikken over DigiD. Voor de behandeling van een verzoek om voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd. Inlichtingen over de procedure en de hoogte van het griffierecht kunnen worden verkregen bij de Raad van State, telefoon 070 426 4426.
Voor nadere informatie over dit besluit kunt u tijdens kantooruren terecht bij het Informatiepunt Kernenergiewetvergunningen, telefoon 088-4890500. Ook is het mogelijk om uw vraag te stellen via xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxx onder vermelding van het kenmerk van dit besluit.
> Retouradres Xxxxxxx 00000 0000 XX Xxx Xxxx
Erasmus MC
Tav. Ing. C.J.J. Eggels-Hofman Xx. Xxxxxxxxxxxxxxx 00
0000 XX Xxxxxxxxx
Datum 3 maart 2021
Betreft Kernenergiewet vergunning
Geachte mevrouw Xxxxxx-Xxxxxx,
Op 4 januari 2021 heb ik van u een aanvraag om wijziging van een vergunning op grond van de Kernenergiewet ontvangen, in verband met de wijziging van een aantal ruimtenummers van ruimten waar versnellers staan. Hierbij doe ik u de vergunning toekomen.
In de vergunning is met de voorgenomen handelingen onder voorwaarden ingestemd.
Voor de volledigheid wijs ik u er op dat naast de voorschriften in de vergunning, alle relevante bepalingen van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming en de onderliggende ministeriële regelingen en de ANVS- verordening basisveiligheidsnormen stralingsbescherming van toepassing zijn.
Ventilatievoud bergplaatsen
U heeft aangegeven dat niet al uw bergplaatsen kunnen voldoen aan het gestelde in artikel 4.8, eerste lid onder h van de Vbs met betrekking tot de ventilatie. In dit artikel staat de eis dat de bergplaats geventileerd moet worden met een ventilatievoud van ten minste driemaal per uur. In een aantal bergplaatsen is het niet mogelijk ventilatie te realiseren. U heeft aangegeven dat deze bergplaatsen zich wél bevinden in een ruimte die minimaal driemaal per uur wordt geventileerd en dat bij het openen van de bergplaats geen radioactieve stoffen kunnen worden geïnhaleerd met een effectieve volgdosis van meer dan 10 microsievert per jaar.
De bergplaatsen waar het om gaat zijn niet-betreedbare bergplaatsen. De betreedbare ruimte, waar zich werknemers kunnen bevinden, wordt wél tenminste driemaal per uur geventileerd. Bovendien is in deze ruimten een beschermingsregime voor werknemers van kracht. Voor de handelingen die in de betreedbare ruimten worden uitgevoerd dient een risico inventarisatie en evaluatie te zijn opgesteld en de werknemers hebben voor deze handelingen minimaal
ANVS
Xxxxxxxxxxx 0
Xxxxxxx 00000 0000 XX Xxx Xxxx xxx.xxxx.xx
T 088-489 0500
E Postbus.Aanvragenenmelden @xxxx.xx
Onze referentie
ANVS-PP-2021/0060136-04
Bijlage(n)
Vergunning
voldoende instructie ontvangen. De ruimten zijn niet betreedbaar voor onbevoegden. Het beoogde doel van artikel 4.8, eerste lid onder h wordt hiermee ook behaald. Werknemers zijn voldoende beschermd tegen eventueel vrijgekomen radioactieve stoffen in de betreffende bergplaatsen.
Door de aanvullende maatregelen in de betreedbare ruimte waar de bergplaatsen zich bevinden is ANVS van oordeel dat Erasmus MC voldoet aan het gestelde in artikel 4.8, eerste lid onder h.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend,
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING,
namens deze,
Dipl.-Ing. B.R. Keller, afdelingshoofd
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
Xxxxxxxxxxx 0 Xxx Xxxx Xxxxxxx 00000
0000 XX Xxx Xxxx
Ons kenmerk
ANVS-PP-2021/0060136-04
Datum 3 maart 2021
Betreft Wijziging Kernenergiewet vergunning
Besluit:
KERNENERGIEWETVERGUNNING VERLEEND AAN ERASMUS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM ROTTERAM (ERASMUS MC) VOOR HET VERRICHTEN VAN HANDELINGEN MET SPLIJTSTOFFEN, RADIOACTIEVE STOFFEN EN TOESTELLEN
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING
Inhoudsopgave
1.4 Openbaarmaking en publicatie 3
1.5 Het in werking treden van de vergunning 3
2 De aanvraag, het toetsingskader en de beoordeling 4
2.3 Bevindingen en overwegingen 5
1.1 Vergunning
De op 10 juli 2020, aan Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC) (hierna: Erasmus MC) gevestigd te Rotterdam, verleende vergunning met
nummer ANVS-PP-2019/0051561-10, laatstelijk gewijzigd op 22 december 2020, met nummer ANVS-PP-2020/0057990-05, wordt op grond van
artikel 15 onder a, artikel 29 en artikel 34 van de Kernenergiewet en de artikelen
3.5 en 3.8 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs) gewijzigd conform de aanvraag.
Het vergunde in hoofdstuk 1, onder B. TOETSTELLEN wordt als volgt gewijzigd:
- In onderdeel 3. wordt het ruimtenummer Ns-529 gewijzigd in Ns-S29.
- In onderdeel 4. wordt het ruimtenummer Ns-S28 gewijzigd in Nf-S28.
- In onderdeel 12. wordt het ruimtenummer XX00.094 gewijzigd in X00.094.
1.2 Voorschriften
Het Bbs en onderliggende ministeriële regelingen en de ANVS-verordening
basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Vbs) bevatten rechtstreeks geldende bepalingen. De in deze vergunning opgenomen voorschriften betreffen aspecten die niet (volledig) zijn geregeld in de genoemde regelgeving. Naast de in deze
vergunning opgenomen voorschriften dient de vergunninghouder te voldoen aan de van toepassing zijnde bepalingen uit het Bbs en onderliggende ministeriële
regelingen en de Vbs.
De wijziging van de vergunning geeft geen aanleiding tot aanvullende voorschriften.
1.3 Documenten
Aan de documenten die deel uitmaken van de vergunning worden geen nieuwe documenten toegevoegd.
1.4 Openbaarmaking en publicatie
Van het verlenen van deze beschikking wordt tevens mededeling gedaan in de Staatscourant.
1.5 Het in werking treden van de vergunning
Deze beschikking treedt in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 20.3 van de Wet milieubeheer, met ingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift afloopt. Indien gedurende deze termijn bij de
voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt dit besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
2 De aanvraag, het toetsingskader en de beoordeling
2.1 De aanvraag
De aanvraag met kenmerk V&Msu21001 heb ik op 4 januari 2021 ontvangen en heeft betrekking op een wijziging van de op 10 juli 2020, aan Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC) (hierna: Erasmus MC) gevestigd te Rotterdam, verleende vergunning met nummer ANVS-PP-2019/0051561-10,
laatstelijk gewijzigd op 22 december 2020, met nummer ANVS-PP-2020/0057990- 05.
Het betreft de volgende gevraagde wijzigingen:
- Wijziging van ruimtenummers die onjuist opgenomen zijn in de vergunning.
Bij de aanvraag zijn geen documenten gevoegd.
Op 29 januari 2021 is verzocht om aanvullende informatie. Op 1 februari 2021 heb ik de volgende aanvullende gegevens ontvangen:
- E-mail met onderwerp: RE: vragen aangaande zaaknummer ANVS-PP- 2020/0059376 en ANVS-PP-2020/0057990.
- Bijlage V&Msu20542 verzoek wijziging ruimtenummers (Ns-S29 en Nf-S28) in vergunning.
- Bijlage V&Msu20501 verzoek wijziging ruimtenummer in vergunning.
De aanvraag en de aanvullende informatie heb ik getoetst aan artikel 3.6, derde lid van het Bbs en paragraaf 3.2 van de Vbs en in behandeling genomen.
2.2 De gevolgde procedure
Dit besluit is ingevolge de artikelen 29a en 34 van de Kernenergiewet en de
artikelen 11.1 en 11.2 van het Bbs niet tot stand gekomen overeenkomstig de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht.
Er is al eerder een overeenkomstige vergunning voor handelingen met radioactieve stoffen met betrekking tot dezelfde plaats aan de aanvrager verleend. Het is niet te verwachten dat door gebruikmaking van de gevraagde vergunning nadeliger gevolgen voor mensen, dieren, planten en goederen kunnen worden veroorzaakt dan bij de eerder verleende vergunning in aanmerking zijn genomen.
Dit besluit is ingevolge artikel 34 van de Kernenergiewet en artikel 11.1 van het Bbs niet tot stand gekomen overeenkomstig de openbare voorbereidingsprocedure van
afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. De handelingen met toestellen zijn op grond van artikel 11.1 van het Bbs vrijgesteld van de bepalingen van de afdeling
3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3 Bevindingen en overwegingen
Met inachtneming van paragraaf 2.3 heb ik de aanvraag getoetst aan artikel 3.7 van het Bbs. Geen van de daarin genoemde bepalingen staat vergunningverlening in de weg.
Wijziging ruimtenummers
In deze vergunning worden de nummers gewijzigd van twee ruimten waar
versnellers staan. Het betreft alleen een wijziging van de nummervermelding in de vergunning. De versnellers zelf zijn niet verplaatst. De afscherming van de ruimte is in een eerdere vergunningprocedure beoordeeld en positief bevonden. De gevraagde vergunningwijziging geeft geen aanleiding deze beoordeling opnieuw uit te voeren.
2.4 Conclusie
Op grond van het bovenstaande heb ik besloten om tot wijziging van de vergunning over te gaan.
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING,
namens deze,
Dipl.-Ing. B.R. Keller, afdelingshoofd
Belanghebbenden kunnen binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en
Stralingsbescherming, o.v.v. bezwaar, Xxxxxxx 00000, 0000 XX, Xxx Xxxx. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef van dit besluit genoemde datum.
Het bezwaarschrift moet van een handtekening, datum, naam en adres van de indiener zijn voorzien. De indiener dient duidelijk aan te geven waarom hij tegen dit besluit bezwaar aantekent.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop de termijn afloopt voor het indienen van een bezwaarschrift. Indien gedurende die termijn bij
de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt dit besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
Voorlopige voorziening
Indien een bezwaarschrift is ingediend, kunnen belanghebbenden aan de
voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500EA te ’s-Gravenhage verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen, indien - gelet op de betrokken belangen - onverwijlde spoed dit vereist. Bij het verzoek dient een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd. Als burger kunt u uw verzoek tot voorlopige voorziening ook via het digitale loket van de Raad van State indienen (xxxxx://xxxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxxxxx.xx/). Hiervoor dient u te beschikken over DigiD. Voor de behandeling van een verzoek om voorlopige
voorziening is griffierecht verschuldigd. Inlichtingen over de procedure en de hoogte van het griffierecht kunnen worden verkregen bij de Raad van State, telefoon 070 426 4426.
Voor nadere informatie over dit besluit kunt u tijdens kantooruren terecht bij het Informatiepunt Kernenergiewetvergunningen, telefoon 088-4890500. Ook is het mogelijk om uw vraag te stellen via xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxx onder vermelding van het kenmerk van dit besluit.
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
Xxxxxxxxxxx 0 Xxx Xxxx Xxxxxxx 00000
0000 XX Xxx Xxxx
Ons kenmerk
ANVS-PP-2020/0057990-05
Datum 22 december 2020
Betreft Wijziging Kernenergiewet vergunning
Besluit:
KERNENERGIEWETVERGUNNING VERLEEND AAN ERASMUS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM ROTTERAM (ERASMUS MC) VOOR HET VERRICHTEN VAN HANDELINGEN MET SPLIJTSTOFFEN, RADIOACTIEVE STOFFEN EN TOESTELLEN
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING
Inhoudsopgave
1 Het besluit 3
1.1 Vergunning 3
1.2 Voorschriften 4
1.3 Documenten 4
1.4 Openbaarmaking en publicatie 4
1.5 Het in werking treden van de vergunning 4
2 De aanvraag, het toetsingskader en de beoordeling 5
2.1 De aanvraag 5
2.2 De gevolgde procedure 5
2.3 Het toetsingskader 6
2.4 Bevindingen en overwegingen 7
2.5 Conclusie 8
3 Ondertekening 9
1 Het besluit
1.1 Vergunning
De op 10 juli 2020, aan Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC) (hierna: Erasmus MC) gevestigd te Rotterdam, verleende vergunning met nummer ANVS-PP-2019/0051561-10, wordt op grond van artikel 34 van de Kernenergiewet en de artikelen 3.5 en 3.8, eerste en tweede lid, van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs) gewijzigd conform de aanvraag.
Aan het vergunde in hoofdstuk 1, onder B. TOESTELLEN, wordt na onderdeel 15 het volgende toegevoegd:
Locaties van andere zorginstellingen
Het verrichten van medisch wetenschappelijk onderzoek op locaties van andere zorginstellingen dan Erasmus MC, met ioniserende straling uitzendende toestellen binnen de volgende omvang:
16. 1 toestel met een hoogspanning van maximaal 125 kV, op de locaties:
• Abrona – regio Utrecht
o ’t Lichtpunt - Maanlaan 4, 3712 XJ Huis ter Heide;
o Valkenier dienstencentrum- Xxxxxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxx;
o Polikliniek Abrona - Xxxxxxxxxxx 00X 0000 XX Xx Xxxxx;
• Amarant – regio Brabant
o ’t Hooge veer – Xxxxxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxx;
o Xxxxxx xx Xxxxxxxxxxx – (zwembad Aquamarant) Xxxxxxxxxx 000 0000 XX Xxxxxxx;
o Amarant Rijsbergen – Xxxxxxxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxxxxxxx;
o Breda - Xxxxxxxxxxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxx;
• Ipse de Bruggen – regio Zuid-Holland
o Landgoed Craeyenburch Xxxxxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxxxxx;
o Landgoed Xxxxxx Xxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxx;
o Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxx, Xxxxxxxxx 00 0000 XX Xxxxxxxxxx.
In Bijlage A: Verklarende begrippenlijst wordt de definitie van terreingrens als volgt gewijzigd:
− terreingrens:
de begrenzing van de locatie(s), zoals aangeduid op plattegronden:
− Locatie Erasmus MC: bijlagen E1, E1a e E1b van de op 21 februari ontvangen aanvullende informatie.
− Locatie Ergo-Ommoord: bijlage E2 van de op 8 oktober 2019 ontvangen
aanvraag en bijlage E2a van de op 21 februari ontvangen aanvullende
informatie.
− Locatie Dependance Radiotherapie Erasmus MC: bijlage E3 van de op 8 oktober 2019 ontvangen aanvraag.
− Locatie Poli pijngeneeskunde: bijlage E4 van de op 21 februari ontvangen aanvullende informatie.
− Overige locaties: de op de specifieke locatie betrekking hebbende delen
van bijlage B bij de aanvraag d.d. 26 oktober 2020.
1.2 Voorschriften
Het Bbs en onderliggende ministeriële regelingen en de ANVS-verordening basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Vbs) bevatten rechtstreeks geldende bepalingen. De in deze vergunning opgenomen voorschriften betreffen aspecten die niet (volledig) zijn geregeld in de genoemde regelgeving. Naast de in deze vergunning opgenomen voorschriften dient de vergunninghouder te voldoen aan de van toepassing zijnde bepalingen uit het Bbs en onderliggende ministeriële regelingen en de Vbs.
Aan de voorschriften in paragraaf 1.2, wordt na onderdeel II.4 het volgende toegevoegd:
5. De ondernemer zorgt ervoor dat de handelingen vergund onder B.16 uitsluitend plaatsvinden door of onder direct toezicht van een deskundige met ten minste een diploma toezichthoudend medewerker stralingsbescherming medische toepassingen, of vergelijkbaar.
1.3 Documenten
Aan de documenten die deel uitmaken van de vergunning wordt toegevoegd de plattegronden in Bijlage B van de 26 oktober 2020 ontvangen aanvraag.
1.4 Openbaarmaking en publicatie
Van het verlenen van deze beschikking wordt tevens mededeling gedaan in de Staatscourant.
1.5 Het in werking treden van de vergunning
Deze beschikking treedt in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 20.3 van de Wet milieubeheer, met ingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift afloopt. Indien gedurende deze termijn bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt dit besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
2 De aanvraag, het toetsingskader en de beoordeling
2.1 De aanvraag
De aanvraag met kenmerk V&Msu20460 heb ik op 26 oktober 2020 ontvangen en heeft betrekking op een wijziging van de op 10 juli 2020, aan Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC) (hierna: Erasmus MC) gevestigd te Rotterdam, verleende vergunning met nummer ANVS-PP-2019/0051561-10.
Het betreft de volgende gevraagde wijzigingen:
– handelingen met een toestel ten behoeve van medisch wetenschappelijk onderzoek op locatie bij zorginstellingen anders dan het Erasmus MC;
– verzoek om ontheffing van de verplichting tot het ventileren van een bergplaats.
Bij de aanvraag zijn de volgende documenten toegevoegd:
– V&Msu20457_aanvraag_versie 1;
– Bijlage A_ Mandaatbesluit en machtiging;
– Bijlage B_Plattegronden;
– Bijlage C_Toestel informatie;
– Bijlage D_Huurovereenkomst MobileDR 2020-1225;
– Bijlage E_Beheerovereenkomst;
– Bijlage F1_METC;
– Bijlage F_ICRP_62-toets;
– Bijlage G_Conceptaanstelling TMS;
– Bijlage H_Diploma_TMS;
– Bijlage I_concept SIT;
– Bijlage J_informatiefolder;
– Bijlage K_Risicoanalyse;
– Bijlage L_medische protocollen;
– Bijlage M_procedure ter voorkoming onbevoegd gebruik.
De aanvrager heeft op 17 december 2020 het verzoek om ontheffing ingetrokken. Op 18 december heeft de aanvrager nog aanvullende informatie aangeleverd betreffende de benaming van de locaties van de zorginstellingen.
De aanvraag en de aanvullende informatie heb ik getoetst aan artikel 3.6, derde lid van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs) en paragraaf 3.2 van de ANVS-Verordening basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Vbs) en in behandeling genomen.
2.2 De gevolgde procedure
Dit besluit is ingevolge artikel 34 van de Kernenergiewet en artikel 11.1 van het Bbs niet tot stand gekomen overeenkomstig de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. De handelingen met toestellen zijn op grond van artikel 11.1 van het Bbs vrijgesteld van de bepalingen van de afdeling
3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3 Het toetsingskader
Algemeen
Aan het wettelijk kader van de stralingsbescherming, zoals vastgelegd in de Kernenergiewet en de onderliggende besluiten, liggen onder meer de drie principes van het stralingsbeschermingsbeleid ten grondslag, te weten: rechtvaardiging, optimalisatie en dosislimieten. Indien aan deze uitgangspunten niet wordt voldaan of indien sprake is van een weigeringsgrond zoals genoemd in artikel 3.7 wordt de vergunning niet verleend.
De volgende in artikel 3.7 van het Bbs genoemde voorwaarden maken, voor onderhavige vergunning, ook deel uit van het toetsingskader: deskundigheid op het gebied van stralingsbescherming, financiële zekerheid en het indienen van een toereikend beveiligingsplan, beëindigingsplan en bedrijfsnoodplan.
Rechtvaardiging
Rechtvaardiging wil zeggen dat een handeling die blootstelling aan ioniserende straling met zich mee brengt, slechts is toegestaan indien de economische, sociale en andere voordelen van de betrokken handeling opwegen tegen de gezondheidsschade die hierdoor kan worden toegebracht. Het rechtvaardigingprincipe is in de wetgeving vastgelegd in paragraaf 2.2 van het Bbs.
In dat artikel is bepaald dat een handeling slechts is toegestaan, indien deze door de ANVS is gerechtvaardigd, dan wel behoort tot een categorie van handelingen die door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Medische Zorg is gerechtvaardigd. In de Regeling basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (hierna: Rbs) is in bijlage 2.1 een positieve en negatieve lijst opgenomen van respectievelijk gerechtvaardigde en niet-gerechtvaardigde categorieën handelingen. Naast deze categorale rechtvaardiging is in het kader van de vergunningverlening nog een specifieke rechtvaardiging aan de orde voor wat betreft de aangevraagde activiteit.
Optimalisatie
Onder optimalisatie wordt verstaan dat de bescherming van personen, die beroepsmatig of als lid van de bevolking in een geplande situatie aan straling worden blootgesteld, wordt geoptimaliseerd. Optimalisatie leidt ertoe dat de omvang van de individuele doses, de kans op het optreden van blootstelling en het aantal blootgestelde personen ten gevolge van een handeling zo beperkt als redelijkerwijs mogelijk worden gehouden. Daarbij wordt rekening gehouden met de huidige stand der techniek en met economische en sociale factoren en het omvat zowel milieuhygiënische als arbeidshygiënische aspecten.
Optimalisatie is vastgelegd in artikel 15c, derde lid, van de Kew en de artikelen 2.6 en 8.3 van het Bbs. In de praktijk van de stralingsbescherming wordt vaak de term ALARA (As Low As Reasonably Achievable) gebruikt in de plaats van optimalisatie.
Optimalisatie vindt plaats zowel in de voorbereidings- en planningsfase, voordat de activiteit is begonnen, als in de fase nadat de activiteit is toegestaan en tot
uitvoering wordt gebracht. Optimalisatie heeft geen betrekking op de afweging tussen verschillende alternatieve activiteiten, maar ziet op de vraag in hoeverre de nadelige gevolgen van een bepaalde activiteit moeten worden beperkt.
Dosislimieten
Dosislimieten zijn de absolute grenswaarden die in acht genomen moeten worden om een minimaal beschermingsniveau voor individuele werknemers en leden van de bevolking te garanderen. De blootstelling als gevolg van een combinatie van alle relevante handelingen mag niet hoger zijn dan de gestelde dosislimieten. Doel is dat geen enkel individu wordt blootgesteld aan onaanvaardbare stralingsrisico’s. Dit algemene beginsel van stralingsbescherming wordt gezien als vangnet na de toepassing van rechtvaardiging en optimalisatie. Dosislimieten zijn niet van toepassing op medische blootstelling.
Het principe van dosislimitering is vastgelegd in artikel 2.9 van het Bbs. De van toepassing zijnde dosislimieten zijn in de artikelen 7.3, 7.4, 7.34, 7.35, 7.36, 9.1 en
9.2 van het Bbs neergelegd.
Deskundigheid
In verband met de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen op grond van artikel 31, van de Kew, is een verantwoorde uitvoering van handelingen met stralingsbronnen van belang. Deskundigheid is vereist op grond van de artikelen 5.4 en 5.7 van het Bbs.
2.4 Bevindingen en overwegingen
Met inachtneming van paragraaf 2.3 heb ik de aanvraag getoetst aan artikel 3.7 van het Bbs. Geen van de daarin genoemde bepalingen staat vergunningverlening in de weg.
De in de aanvraag bedoelde handelingen zijn opgenomen in bijlage 2.1, onderdeel A, van de Regeling basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (hierna: Rbs). Het gaat om categorie II.A.3 (Bio)medisch onderzoek bij vrijwilligers. Derhalve is sprake van gerechtvaardigde handelingen.
De aanvrager beargumenteert de specifieke rechtvaardiging als volgt.
Het betreft wetenschappelijk onderzoek met behulp van röntgenopnamen door de afdeling Huisartsgeneeskunde, Geneeskunde voor Verstandelijke Gehandicapten op tien locaties buiten het Erasmus MC. Het doel van dit onderzoek is om zicht te krijgen op het verloop van de gezondheid van ouderen met een verstandelijke beperking en samenhangende beïnvloedende factoren. Het betreft een prospectief longitudinaal observationeel cohort onderzoek. De studie Goud X betreft een groep volwassenen met een lichte tot zeer ernstige verstandelijke beperking die zorg ontvangen bij één van de drie aangesloten zorgorganisaties (Abrona, Amarant en Ipse de Bruggen) en eerder hebben deelgenomen aan het “GOUD onderzoek.
Doordat de levensverwachting van mensen met een verstandelijke beperking toeneemt, bereiken zij bijna dezelfde leeftijd als de algemene bevolking. Uit de
eerdere onderzoeksprojecten ‘Gezond ouder met een verstandelijke beperking (GOUD)’ (MEC-nummer: 2008-234 en 2011-309, Erasmus MC) weten we dat deze toename in leeftijd niet betekent dat volwassenen met een verstandelijke beperking ook gezond oud worden. Bij ouderen met een verstandelijke beperking wordt een hoge mate van kwetsbaarheid en chronische multimorbiditeit gezien en een lage lichamelijke fitheid en mate van zelfredzaamheid. Er is echter nog weinig bekend over het verloop in gezondheid en indicatoren voor gezondheidsproblemen bij ouderen met een verstandelijke beperking over een langere periode. Deze kennis is van belang om te kunnen prioriteren in beleid en praktijk, en de zorg zo goed mogelijk te kunnen afstemmen op de ouder wordende cliënt. Longitudinaal onderzoek gericht op de gezondheid van ouderen met een verstandelijke beperking is daarom van groot belang. Om deze reden wil de afdeling Huisartsgeneeskunde, Geneeskunde voor Verstandelijke Gehandicapten de gezondheid van ouderen met een verstandelijke beperking longitudinaal in kaart brengen.
Het onderzoek is getoetst en goedgekeurd door de Medisch Ethische Toetsings Commissie van het Erasmus MC.
Ik concludeer dat in de situatie die is beschreven in de aanvraag de handelingen gerechtvaardigd zijn.
Uit de aanvraag is gebleken dat de aanvrager in voldoende mate stralingshygiënische maatregelen treft. De risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) die bij de aanvraag is aangeleverd laat zien dat de blootstelling van de werknemers geoptimaliseerd is. Uit de aanvraag, met name uit de milieu-analyse, blijkt dat de blootstelling van personen buiten de locaties kleiner is dan het secundair niveau (SN). De stralingshygiënische maatregelen en de aan de vergunning verbonden voorschriften bieden voldoende waarborgen, dat mensen, dieren, planten en goederen ten gevolge van de toepassing van radioactieve stoffen en/of ioniserende straling, zo weinig schade of hinder daarvan zullen ondervinden als redelijkerwijs mogelijk is. Uit bovengenoemde RI&E en de milieu-analyse blijkt ook dat de dosislimieten voor leden van de bevolking en werknemers niet overschreden zullen worden.
Bij de beoordeling van de vigerende complexvergunning is al geconcludeerd dat Xxxxxxx MC beschikt over voldoende deskundigheid op het gebied van stralingsbescherming. In het kader van deze wijziging valt nog op te merken dat, volgens de aanvraag, de bediening van het toestel op locatie van derden plaatsvindt door een bevoegd röntgenlaborant die ook de rol vervult van toezichthoudend medewerker stralingsbescherming (TMS). Dit is naar mijn oordeel een voldoende invulling van de deskundigheidseisen die het Bbs stelt. In het nieuwe voorschrift II.5 is de eis gesteld dat de handelingen onder direct toezicht gebeuren van een deskundige die over het passende TMS diploma beschikt. De situatie beschreven in de aanvraag voldoet hier aan.
2.5 Conclusie
Op grond van het bovenstaande heb ik besloten om tot wijziging van de vergunning over te gaan.
3 Ondertekening
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING,
namens deze,
Dipl.-Ing. B.R. Keller, afdelingshoofd
Belanghebbenden kunnen binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, o.v.v. bezwaar, Xxxxxxx 00000, 0000 XX, Xxx Xxxx.
Dit besluit is verzonden op de in de aanhef van dit besluit genoemde datum.
Het bezwaarschrift moet van een handtekening, datum, naam en adres van de indiener zijn voorzien. De indiener dient duidelijk aan te geven waarom hij tegen dit besluit bezwaar aantekent.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop de termijn afloopt voor het indienen van een bezwaarschrift. Indien gedurende die termijn bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt dit besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
Voorlopige voorziening
Indien een bezwaarschrift is ingediend, kunnen belanghebbenden aan de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500EA te ’s-Gravenhage verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen, indien - gelet op de betrokken belangen - onverwijlde spoed dit vereist. Bij het verzoek dient een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd. Als burger kunt u uw verzoek tot voorlopige voorziening ook via het digitale loket van
de Raad van State indienen (xxxxx://xxxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxxxxx.xx/). Hiervoor dient u te beschikken over DigiD. Voor de behandeling van een verzoek om voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd. Inlichtingen over de procedure en de hoogte van het griffierecht kunnen worden verkregen bij de Raad van State, telefoon 070 426 4426.
Voor nadere informatie over dit besluit kunt u tijdens kantooruren terecht bij het Informatiepunt Kernenergiewetvergunningen, telefoon 088-4890500. Ook is het mogelijk om uw vraag te stellen via xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxx onder vermelding van het kenmerk van dit besluit.
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
Xxxxxxxxxxx 0 Xxx Xxxx Xxxxxxx 00000
0000 XX Xxx Xxxx
Ons kenmerk
ANVS-PP-2019/0051561-10
Datum 10 juli 2020
Betreft Kernenergiewet vergunning
Besluit:
KERNENERGIEWETVERGUNNING VERLEEND AAN ERASMUS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM ROTTERAM (ERASMUS MC) VOOR HET VERRICHTEN VAN HANDELINGEN MET SPLIJTSTOFFEN, RADIOACTIEVE STOFFEN EN TOESTELLEN
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING
Inhoudsopgave
Bijlage A | Verklarende begrippenlijst | 29 |
Bijlage B | Bijlage radionucliden-laboratorium | 31 |
1.1 Vergunning
Aan Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC) (hierna: Erasmus MC) gevestigd te Rotterdam wordt, onder intrekking van de op 31 januari 2011 verleende vergunning met nummer 2010/2590-33, en onder intrekking van de op 23 oktober 2012 verleende vergunning met nummer 2012/0709-06, beide laatstelijk gewijzigd op 23 januari 2019, met nummer ANVS-TSB-2018/0047237-10, krachtens de artikelen 15 onder a, 29 en 34 van de Kernenergiewet en de artikelen 3.4, 3.5, 3.8 en 3.10 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs) voor onbepaalde tijd conform de aanvraag vergunning verleend voor:
A. RADIOACTIEVE STOFFEN EN SPLIJTSTOFFEN Locatie Erasmus MC
Het verrichten van handelingen ten behoeve van medische diagnostiek, medische
therapie, (medisch) wetenschappelijk onderzoek (inclusief proefdieronderzoek), productie, ontwikkeling en bereiding van radiofarmaca, bestralen van bloedproducten, dosimetrie en kwaliteitsbewaking, ijk-, en referentiedoeleinden, analyse, schoonmaak en decontaminatie, afvalverwerking en opleidings- en onderwijsdoeleinden binnen de locatie van Erasmus MC, gelegen aan het Dr.
Xxxxxxxxxxxxxxx 00 xx Xxxxxxxxx, met radioactieve stoffen en splijtstoffen binnen de volgende omvang:
1. Het voorhanden hebben en toepassen van open bronnen binnen de locatie tot een maximum op enig moment van 10000 radiotoxiciteitsequivalent voor inhalatie.
2. Het voorhanden hebben en toepassen van open radioactieve stoffen in ten hoogste 15 radionucliden-laboratoria op B-niveau, 30 radionucliden-laboratoria op C-niveau en 5 radionucliden-laboratoria op D-niveau met aangrenzende nevenruimten en de bergplaats, waarbij de maximaal te hanteren hoeveelheden radioactieve stoffen niet meer bedragen dan berekend volgens hoofdstuk 2 van de bijlage radionucliden-laboratorium, óf berekend volgens werkdocument nr. 354 van SZW, tweede gewijzigde druk, mei 2006, óf berekend volgens XXXXX, SBD/TUE, rapportnr. SBD 14092, dec. 1997.
3. Het voorhanden hebben en toepassen van een gezamenlijke hoeveelheid van maximaal 500 gram natuurlijk of verarmd uranium in de vorm van uranylverbindingen, ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek, waarbij de hoeveelheid uranium in één ruimte niet meer dan 200 gram bedraagt.
4. Het voorhanden hebben en toepassen van ingekapselde bronnen voor wetenschappelijk onderzoek, dosimetrie en kwaliteitsbewaking, ijk- en referentiedoeleinden, analyse en opleidings- en onderwijsdoeleinden met een activiteit van maximaal 1 gigabecquerel (GBq) per bron en een gezamenlijke activiteit van maximaal 10 GBq.
5. Het voorhanden hebben en toepassen van ingekapselde bronnen die uranium-238 bevatten voor kwaliteitsbewaking, ijk- en referentiedoeleinden,
analyse en opleidings- en onderwijsdoeleinden met een activiteit van maximaal 2 kilobecquerel (kBq) per bron en een gezamenlijke activiteit van maximaal 10 kBq.
6. Het uitvoeren van besmettingscontroles aan ingekapselde bronnen.
7. Het voorhanden hebben en toepassen in de vorm van bewerking en verwerking van radioactieve (afval)stoffen voor zover dit is gericht op het voorkomen van het ontstaan van afvalstoffen, hergebruik van radioactieve (afval)stoffen of scheiding aan de bron van radioactieve (afval)stoffen.
8. Het zich ontdoen door lozing in de lucht tot een maximum van
14 radiotoxiciteitsequivalent voor inhalatie per jaar, gecorrigeerd voor radioactief verval zoals bedoeld in artikel 10.3, tweede lid, van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming.
9. Het zich ontdoen door lozing in het openbare riool tot een maximum van 200 radiotoxiciteitsequivalent voor ingestie per jaar, gecorrigeerd voor radioactief verval zoals bedoeld in artikel 10.3, tweede lid, van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming.
10. Het zich ontdoen door lozing in de lucht van het radionuclide argon-41 tot een maximum van 400 megabecquerel (MBq) per jaar.
11. Het binnen de radionucliden-laboratoria voorhanden hebben en toepassen van molybdeen-99/technetium-99m generatoren ten behoeve van de bereiding van radiofarmaca en wetenschappelijk onderzoek, waarbij de gezamenlijke activiteit van het molybdeen-99 op enig moment ten hoogste 100 GBq bedraagt.
12. Het binnen de radionucliden-laboratoria voorhanden hebben en toepassen van germanium-68/gallium-68 generatoren ten behoeve van de bereiding van radiofarmaca en wetenschappelijk onderzoek, waarbij de gezamenlijke activiteit van het germanium-68 op enig moment ten hoogste 8 GBq bedraagt.
13. Het voorhanden hebben en toepassen van actinium-225/bismut-213 generatoren ten behoeve van de bereiding van radiofarmaca en wetenschappelijk onderzoek, waarin de gezamenlijke activiteit van het actinium- 225 op enig moment ten hoogste 500 MBq bedraagt.
14. Het toedienen van open radioactieve stoffen aan patiënten ten behoeve van medische diagnostiek, medische therapie en medisch wetenschappelijk onderzoek.
De radionuclide, het farmacon en de hoeveelheid die aan patiënten wordt toegediend ten behoeve van medische diagnostiek en therapie voldoet aan de richtlijnen die volgens de laatste stand der wetenschap zijn vastgesteld door de Nederlandse Vereniging voor Nucleaire Geneeskunde. De hoeveelheid die aan patiënten ten behoeve van medisch-wetenschappelijk onderzoek wordt toegediend voldoet aan de richtgetallen uit het onderzoeksprotocol.
15. Het voorhanden hebben en toepassen van ingekapselde implanteerbare bronnen voor het lokaliseren van niet palpabele tumoren en klieren bij patiënten:
– Ingekapselde bronnen jodium-125 in de vorm van zaadjes, met een activiteit van maximaal 20 MBq per bron en een gezamenlijke activiteit van maximaal 1,2 GBq.
De hoeveelheid die wordt toegepast bij patiënten voldoet aan de actuele richtlijnen van de beroepsgroep of, bij het ontbreken daarvan, aan richtlijnen die volgens de laatste stand der wetenschap zijn vastgesteld.
16. Het voorhanden hebben en toepassen van ingekapselde bronnen voor de voorbereiding en toepassing van brachytherapie:
– 3 ingekapselde bronnen iridium-192 met een activiteit van maximaal 500 GBq per bron en een gezamenlijke activiteit van maximaal 1500 GBq, in HDR-remote afterloadingapparaten (voor opslag in een kluis) en/of in een bergplaats ten behoeve van een bronwissel.
17. Het verrichten van handelingen met radioactieve stoffen ten behoeve van het bestralen van bloedproducten, wetenschappelijk onderzoek en
dosimetrische doeleinden in 2 apparaten, binnen de volgende omvang:
– 3 ingekapselde bronnen cesium-137 met een activiteit van maximaal 65 TBq per bron en een gezamenlijke activiteit van maximaal 160 TBq.
De opslag van de bronnen vindt plaats in de 2 apparaten.
18. Het voorhanden hebben van radioactief materiaal, targetmateriaal en geactiveerde onderdelen, ontstaan tijdens gebruik van het cyclotron, ten behoeve van opslag in een bergplaats en in de cyclotronbunker.
Locatie Ergo-Ommoord
Het verrichten van handelingen ten behoeve van dosimetrie en kwaliteitsbewaking, ijk- en referentiedoeleinden, analyse en opleidings- en onderwijsdoeleinden, binnen de locatie van Erasmus MC, gelegen aan de Briandplaats 15 te Rotterdam, met radioactieve stoffen en splijtstoffen binnen de volgende omvang:
19. Het voorhanden hebben en toepassen van ingekapselde bronnen voor dosimetrie en kwaliteitsbewaking, ijk- en referentiedoeleinden, analyse en opleidings- en onderwijsdoeleinden met een activiteit van maximaal 500 MBq er bron en een gezamenlijke activiteit van maximaal 2500 MBq.
20. Het voorhanden hebben en toepassen van ingekapselde bronnen die uranium-238 bevatten voor kwaliteitsbewaking, ijk- en referentiedoeleinden,
analyse en opleidings- en onderwijsdoeleinden met een activiteit van maximaal 2 kBq per bron en een gezamenlijke activiteit van maximaal 10 kBq.
Locatie Dependance Radiotherapie Erasmus MC
Het verrichten van handelingen ten behoeve van dosimetrie en kwaliteitsbewaking, ijk- en referentiedoeleinden, analyse en opleidings- en onderwijsdoeleinden, binnen de locatie van Erasmus MC, gelegen aan de Xxxxx Xxxxxxxx 30 te Dordrecht, met radioactieve stoffen en splijtstoffen binnen de volgende omvang:
21. Het voorhanden hebben en toepassen van ingekapselde bronnen voor dosimetrie en kwaliteitsbewaking, ijk- en referentiedoeleinden, analyse en opleidings- en onderwijsdoeleinden met een activiteit van maximaal 500 MBq er bron en een gezamenlijke activiteit van maximaal 2500 MBq.
22. Het voorhanden hebben en toepassen van ingekapselde bronnen die uranium-238 bevatten voor kwaliteitsbewaking, ijk- en referentiedoeleinden,
analyse en opleidings- en onderwijsdoeleinden met een activiteit van maximaal 2 kBq per bron en een gezamenlijke activiteit van maximaal 10 kBq.
B. TOESTELLEN Locatie Erasmus MC
Het verrichten van handelingen ten behoeve van medische diagnostiek, medische
therapie, (medisch) wetenschappelijk onderzoek, onderhoud, kwaliteitsbewaking, ontmanteling van lineaire versnellers, het doorlichten van objecten (loodschortcontroles), analyse, opleidings- en onderwijsdoeleinden en de productie van radiofarmaca binnen de locatie van Erasmus MC, gelegen aan het
Dr. Molenwaterplein 40 te Rotterdam, met ioniserende straling uitzendende toestellen binnen de volgende omvang:
Ten behoeve van medische diagnostiek, (medisch) wetenschappelijk onderzoek, kwaliteitsbewaking, onderhoud, analyse, opleidings- en onderwijsdoeleinden en het doorlichten van objecten (loodschortcontroles):
1. 150 toestellen met een hoogspanning van maximaal 150 kilovolt (kV).
Ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek (inclusief proefdieronderzoek), onderhoud en analyse:
2. 2 toestellen met een hoogspanning van maximaal 320 kV.
Ten behoeve van medische therapie, (medisch) wetenschappelijk onderzoek, kwaliteitsbewaking en onderhoud:
3. 3 lineaire versnellers met een fotonenergie van maximaal 10 megavolt (MV) en een elektronenergie van maximaal 15 megaelektronvolt (MeV), inclusief de onderdelen van de lineaire versnellers waarin zich radioactieve stoffen bevinden die zijn ontstaan tijdens het gebruik van het toestel, in ruimten Xx-X00, Xx-X00 en Ns-529.
4. 3 lineaire versnellers met een fotonenergie van maximaal 10 MV, inclusief de onderdelen van de lineaire versnellers waarin zich radioactieve stoffen bevinden die zijn ontstaan tijdens het gebruik van het toestel, in ruimten Nf-S36, Ng-S26 en Ns-S28.
5. 2 lineaire versnellers (cyberknife) met een fotonenergie van maximaal 6 MV, inclusief de onderdelen van de lineaire versnellers waarin zich radioactieve stoffen bevinden die zijn ontstaan tijdens het gebruik van het toestel, in ruimten Ns-S85k en Ns-S86k.
Ten behoeve van de bevordering van de uitvoering van medische therapie en onderhoud:
6. 11 toestellen met een hoogspanning van maximaal 150 kV behorende bij de lineaire versnellers.
Ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek, onderwijs, onderhoud en kwaliteitscontrole:
7. 3 elektronenmicroscopen met een hoogspanning van maximaal 120 kV.
Ten behoeve van ontmanteling:
8. Alle daartoe noodzakelijke handelingen met de lineaire versnellers vergund onder B3, B4 en B5.
Ten behoeve van de productie van radiofarmaca, kwaliteitsbewaking en onderhoud bij Cyclotron Rotterdam B.V.:
9. 1 cyclotron, merk GE Healthcare, type PETtrace 880, met een maximale protonenenergie van 16,5 MeV en deuteronen tot een maximale energie van 8,4 MeV, inclusief de onderdelen die zijn ontstaan tijdens het gebruik van het toestel.
Locatie Ergo-Ommoord
Het verrichten van handelingen ten behoeve van medische diagnostiek, (medisch) wetenschappelijk onderzoek, vroegdiagnostiek, kwaliteitsbewaking, onderhoud en analyse binnen de locatie van Erasmus MC, gelegen aan de Briandplaats 15 te Rotterdam, met ioniserende straling uitzendende toestellen binnen de volgende omvang:
10. 3 toestellen met een hoogspanning van maximaal 150 kV.
Locatie Dependance Radiotherapie Erasmus MC
Het verrichten van handelingen ten behoeve van medische diagnostiek, medische therapie, (medisch) wetenschappelijk onderzoek, kwaliteitsbewaking, ontmanteling van lineaire versnellers, analyse, het doorlichten van objecten (loodschortcontroles), opleidings- en onderwijsdoeleinden en onderhoud binnen de locatie van Erasmus MC, gelegen aan de Xxxxx Xxxxxxxx 30 te Dordrecht, met ioniserende straling uitzendende toestellen binnen de volgende omvang:
Ten behoeve van medische diagnostiek, (medisch) wetenschappelijk onderzoek, kwaliteitsbewaking, analyse, opleidings- en onderwijsdoeleinden, het doorlichten van objecten (loodschortcontroles) en onderhoud:
11. 1 toestel met een hoogspanning van maximaal 150 kilovolt (kV).
Ten behoeve van medische therapie, (medisch) wetenschappelijk onderzoek, kwaliteitsbewaking en onderhoud:
12. 4 lineaire versnellers met een fotonenergie van maximaal 18 MV en een elektronenergie van maximaal 22 MeV, inclusief de onderdelen van de lineaire versnellers waarin zich radioactieve stoffen bevinden die zijn ontstaan tijdens het gebruik van het toestel, in ruimten X00.069, X00.072, X00.091 en XX00.094.
Ten behoeve van de bevordering van de uitvoering van medische therapie en onderhoud:
13. 4 toestellen met een hoogspanning van maximaal 150 kV behorende bij de lineaire versnellers.
Ten behoeve van ontmanteling:
14. Alle daartoe noodzakelijke handelingen met de lineaire versnellers vergund onder B14.
Locatie Poli pijngeneeskunde
Het verrichten van handelingen ten behoeve van medische diagnostiek, (medisch) wetenschappelijk onderzoek, kwaliteitsbewaking, analyse, opleidings- en onderwijsdoeleinden, het doorlichten van objecten (loodschortcontroles) en onderhoud binnen de locatie van Erasmus MC, gelegen aan de Haringvliet 72 te Rotterdam, met ioniserende straling uitzendende toestellen binnen de volgende omvang:
15. 2 toestellen met een hoogspanning van maximaal 150 kV.
C. HANDELINGEN BIJ DERDEN
De stralingsbeschermingseenheid van het Erasmus MC mag handelingen met radioactieve stoffen verrichten bij derden:
1. het uitvoeren van stralingsmetingen met behulp van stralingsmeetapparatuur, inclusief de daarbij horende referentiebronnen met referentiebronnen met een activiteit van maximaal 1 MBq per bron en een gezamenlijke activiteit van maximaal 5 MBq.
2. het uitvoeren van lektesten van ingekapselde bronnen.
3. het uitvoeren van besmettingscontroles van oppervlakken, goederen en decontaminatiewerkzaamheden.
D. ONTHEFFINGEN
1. Ontheffing wordt verleend van de criteria voor radioactieve besmettingen, zoals opgenomen in de definitie van radioactieve besmetting in artikel 1.1 van het VBs, in ruimten die gebruikt worden door patiënten die therapeutisch zijn behandeld met radiofarmaca. Deze ontheffing is uitsluitend van kracht na beoordeling door en schriftelijke instemming van de algemeen coördinerend deskundige.
1.2 Voorschriften
Het Bbs en onderliggende ministeriële regelingen en de ANVS-verordening basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Vbs) bevatten rechtstreeks geldende bepalingen. De in deze vergunning opgenomen voorschriften betreffen aspecten die niet (volledig) zijn geregeld in de genoemde regelgeving. Naast de in deze vergunning opgenomen voorschriften dient de vergunninghouder te voldoen aan de van toepassing zijnde bepalingen uit het Bbs en onderliggende ministeriële regelingen en de Vbs.
Aan deze vergunning worden de volgende voorschriften verbonden:
I. Algemeen
1. Voor zover in de vergunning inclusief de voorschriften niet anders is bepaald worden de handelingen verricht overeenkomstig en op de locatie zoals beschreven in de in paragraaf 1.3 genoemde documenten.
2. De ondernemer zorgt voor een procedure voor intern transport. Deze procedure is goedgekeurd door de onder II.1 genoemde stralingsbeschermingsdeskundige.
3. De handelingen met bronnen vinden uitsluitend plaats na verlening van een daartoe strekkende schriftelijke interne toestemming door of namens de ondernemer.
4. De schriftelijke interne toestemming omvat naast een duidelijke omschrijving van de handelingen en de ruimten waarin deze plaatsvinden, ook een risico- inventarisatie en –evaluatie, een nadere invulling van voorschriften en maatregelen en een beargumenteerde beoordeling van in ieder geval de volgende aspecten:
– de rechtvaardiging, gelet ook op eventuele beschikbare alternatieven;
– de toepassing van het ALARA-beginsel gericht op bescherming van werknemers, patiënten en andere personen, van milieu en op de beperking van afval;
– de in acht te nemen grenswaarden voor bescherming van personen en milieu.
5. In de navolgende gevallen zendt de onder II.1 genoemde stralingsbeschermingsdeskundige de schriftelijke toestemming ter beoordeling toe aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx:
– het starten van een toepassing met radioactieve stoffen buiten een radionuclidenlaboratorium en buiten de afdeling Nucleaire Geneeskunde in hoeveelheden groter dan 0,1 Reinh;
– het starten van nieuwe medische therapieën met open bronnen;
– een nieuwe toepassing van ingekapselde bronnen groter dan 50 GBq;
– een nieuwe toepassing van ingekapselde bronnen die niet kunnen voldoen aan de eisen daaraan gesteld in de International Standard ISO 2919:1999 of recenter;
– elke wijziging die ten opzichte van voorgaande jaren aanleiding zou kunnen geven tot een relevante risicotoename voor het milieu;
– het verlenen van een interne toestemming aan een bedrijf dat niet behoort tot het Erasmus MC maar wel een vestiging heeft binnen een locatie van het Erasmus MC, en
– het beëindigen van iedere toepassing waarvan de schriftelijke interne toestemming krachtens dit voorschrift aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming is gestuurd.
Dit dient te gebeuren uiterlijk twee weken voor de geplande start van de toepassing.
6. De tijdelijke opslag van radioactief materiaal in een gecontroleerde of bewaakte zone geschiedt uitsluitend na beoordeling door en schriftelijke instemming van de algemeen coördinerend deskundige.
II. Organisatie
1. Door de ondernemer is mevrouw C.J.J. Xxxxxx-Xxxxxx als stralingsbeschermingsdeskundige aangewezen. In het geval dat de stralingsbeschermingsdeskundige niet in dienst is van de vergunninghouder, maar wordt ingehuurd, zijn de taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en de omvang van de tijdsbesteding vastgelegd in een contract.
2. De onder II.1. genoemde stralingsbeschermingsdeskundige moet geregistreerd zijn op het niveau van algemeen coördinerend deskundige
3. De ondernemer zorgt ervoor dat, naast de onder II.1. genoemde stralingsbeschermingsdeskundige, ten minste 5 deskundigen die ten minste een diploma hebben behaald op het niveau van coördinerend deskundige of een gelijkwaardige deskundigheid, en 1 deskundige die tenminste een diploma toezichthoudend medewerker stralingsbescherming of een gelijkwaardige deskundigheid heeft behaald, de taken van de stralingsbeschermingseenheid uitvoeren.
4. De ondernemer zorgt ervoor dat iedere toepassing van ioniserende straling uitsluitend binnen de aanwijzingen van de onder II.1. genoemde stralingsbeschermingsdeskundige geschiedt door of onder toezicht van een toezichthoudend medewerker stralingsbescherming of zijn plaatsvervanger. Deze toezichthoudend medewerker stralingsbescherming en zijn plaatsvervanger worden aangewezen door de ondernemer in overleg met de onder II.1. genoemde stralingsbeschermingsdeskundige.
III. Voorschriften met betrekking tot bronnen
A. Cyclotron
1. Het cyclotron wordt gebruikt in de daarvoor bestemde ruimte; deze is ingedeeld als gecontroleerde zone.
B. Open bronnen en splijtstoffen
Algemeen
1. Artikel 4.9, leden a tot en met d, van de Verordening basisveiligheidsnormen stralingsbescherming zijn van overeenkomstige toepassing op open bronnen en splijtstoffen.
2. De ruimte waarin handelingen met open bronnen en/of splijtstoffen plaatsvinden is niet of althans niet zonder nadere waarschuwing toegankelijk voor algemeen publiek of voor werknemers die niet direct bij de handelingen betrokken zijn. Voor een gecontroleerde zone waarin met open bronnen en/of splijtstoffen wordt gewerkt, geldt daarbij dat de ruimte is voorzien van toegangsbeveiliging die ervoor zorgt dat alleen geautoriseerde personen de ruimte kunnen betreden.
3. In of bij de ruimte waarin handelingen met open bronnen en/of splijtstoffen plaatsvinden, zijn persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals werkkleding, laboratoriumjassen en handschoenen, aanwezig zodat voorkomen kan worden dat werknemers besmet raken met radioactieve stoffen en/of splijtstoffen. Ter controle van mogelijk aanwezige radioactieve besmetting is apparatuur voor meting van radioactieve besmetting aanwezig.
4. De ruimten waarin handelingen met open bronnen en/of splijtstoffen plaatsvinden, worden regelmatig, volgens een vastgelegde procedure, gecontroleerd op radioactieve besmetting. Wanneer sprake is van radioactieve besmetting wordt deze door of onder toezicht van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming opgeruimd.
5. De schoonmaak van een ruimte waarin handelingen met open bronnen en/of splijtstoffen plaatsvinden, wordt uitgevoerd door een werknemer die daarvoor voldoende instructie heeft ontvangen, onder toezicht van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming, en nadat de ruimte is gecontroleerd op radioactieve besmetting.
6. Materialen die in de ruimte zijn geweest waarin handelingen met open bronnen en/of splijtstoffen plaatsvinden, verlaten deze ruimte slechts nadat zij gecontroleerd zijn op radioactieve besmetting. Wanneer sprake is van radioactieve besmetting wordt deze door of onder toezicht van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming opgeruimd.
7. In een radionucliden-laboratorium is geschikte stralingsmeetapparatuur aanwezig die is afgestemd op de gebruikte nucliden.
Handelingen binnen het radionucliden-laboratorium
8. Een radionucliden-laboratorium voldoet aan de eisen die op grond van de Arbeidsomstandighedenwet aan laboratoria worden gesteld en zoals is aangegeven in hoofdstuk 1 van de bijlage radionucliden-laboratorium.
9. De totale hoeveelheid radioactiviteit waarmee in het radionucliden-laboratorium en de daarbij behorende nevenruimten gelijktijdig per handeling wordt gewerkt, bedraagt niet meer dan de hoeveelheid die voor de gegeven omstandigheden wordt bepaald volgens de methode die is beschreven in hoofdstuk 2 van de bijlage radionucliden-laboratorium, óf berekend volgens werkdocument nr. 354 van SZW, tweede gewijzigde druk, mei 2006, óf berekend volgens XXXXX, SBD/TUE, rapportnr. SBD 14092, dec. 1997. Bij het berekenen van de hoeveelheden wordt gebruik gemaakt van de parameterwaarden voor die omstandigheden, zoals aangegeven in deze bijlage.
10. Molybdeen-technetium generatoren, germanium-gallium generatoren en actinium-bismut generatoren zijn voor toepassing en opslag aanwezig in een bergplaats.
11. Wanneer met de open bronnen en/of splijtstoffen geen handelingen worden uitgevoerd worden deze opgeslagen in een bergplaats. Als dagelijkse voorraad kan een hoeveelheid van maximaal 0,5 Reinh in de werkruimte worden opgeslagen.
12. Van voorschrift III.B.11 kan in de cyclotronfaciliteit worden afgeweken als het gaat om het tijdelijk bewaren van reststoffen in een hotcell, waarbij het direct overbrengen naar een bergplaats onredelijk hoge blootstelling van werknemers met zich zou meebrengen.
Handelingen buiten het radionucliden-laboratorium
13. Handelingen met open bronnen en/of splijtstoffen, anders dan toediening aan patiënten, in ruimten die vallen buiten het laboratoriumbeheer, vinden uitsluitend plaats na toestemming van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming en binnen de hoeveelheden waarvoor dit is toegestaan volgens hoofdstuk 2 van de bijlage radionucliden-laboratorium.
14. Toediening van radioactieve stoffen aan patiënten vindt uitsluitend plaats in een daarvoor goedgekeurde ruimte.
15. Patiëntenonderzoekruimten, meetruimten en nevenruimten worden aangemerkt als bewaakte zone. Therapieruimten worden aangemerkt als gecontroleerde zone. Van deze indeling kan worden afgeweken, mits onderbouwd op basis van een risico-inventarisatie en -evaluatie.
16. In de periode dat excreta radioactief besmet zijn, vindt bewaren daarvan voor onderzoek uitsluitend plaats op medische indicatie. De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming zorgt ervoor dat radioactieve materialen en radioactieve besmettingen in de betrokken afdelingen worden opgeruimd.
17. Materialen en andere hulpmiddelen die zijn gebruikt bij de sentinel node procedure en die mogelijk besmet zijn, worden deugdelijk verpakt en worden voorzien van een duidelijk zichtbaar waarschuwingsteken voor radioactiviteit. Deze mogen de operatiekamer slechts verlaten met toestemming van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming of zijn gemachtigde.
18. Wanneer therapeutische behandelingen plaatsvinden, wordt gehandeld conform de Aanbevelingen “Het werken met therapeutische doses radionucliden – 2005”.
19. Wanneer de therapeutische behandeling van een patiënt (zoals behandeling met radioactief jodium-131 in hoeveelheden met meer dan 400 MBq) isolatie van de patiënt noodzakelijk maakt, wordt de patiënt verpleegd in een speciaal hiervoor bestemde ruimte. Na toediening van de radioactieve stof mag de patiënt, tenzij zich bijzondere omstandigheden voordoen zoals aangegeven in de Aanbevelingen “Het werken met therapeutische doses radionucliden – 2005”, de ruimte niet verlaten, totdat aan de ontslagcriteria wordt voldaan. De deur van de ruimte wordt in deze periode zoveel mogelijk gesloten gehouden. Deze ruimte is voorzien van een waarschuwingssignalering.
20. Met radioactieve stoffen behandelde dieren, worden gescheiden van niet- behandelde dieren gehouden in speciaal daarvoor bestemde kooien welke zodanig zijn geconstrueerd, dat besmetting van de omgeving wordt voorkomen. De ruimten waar deze kooien zich bevinden, vallen onder het beheer van het radionucliden-laboratorium. Deze kooien zijn voorzien van een waarschuwingssignalering.
C. Ingekapselde bronnen
Handelingen met HDR-brachytherapiebronnen
1. Bij toepassing van ingekapselde bronnen voor HDR brachytherapie dient een veiligheidsvoorziening aanwezig te zijn die ervoor zorgt dat de ingekapselde bron automatisch na afloop van de behandeling naar het afgeschermde deel van het apparaat wordt getransporteerd.
2. Na afloop van de behandeling dient, onder verantwoordelijkheid van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming, door meting van het omgevingsdosisequivalenttempo te worden vastgesteld dat de ingekapselde bron correct is terug getransporteerd naar het afgeschermde deel van het apparaat.
3. De in voorschrift III.C.1 bedoelde veiligheidsvoorziening moet ook ingrijpen bij technische storingen en in het geval dat een persoon de therapieruimte betreedt tijdens een bestraling.
4. In geval van een technische storing mag de bestraling pas dan worden voortgezet nadat het systeem volgens een vastgesteld protocol is vrijgegeven. Dit geschiedt door de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming of zijn gemachtigde.
IV. Patiëntbescherming
A. Algemeen
1. De ondernemer draagt er zorg voor dat voor alle aanwezige medisch- radiologische apparatuur een adequaat kwaliteitsborgingsprogramma aanwezig is en wordt toegepast. Voor de invulling van het kwaliteitsborgingsprogramma wordt, waar aanwezig, gebruik gemaakt van door de betrokken beroepsgroepen opgestelde normen.
2. Voorafgaand aan de medisch-radiologische handeling moet de medisch- radiologische apparatuur door de klinisch fysicus, als bedoeld in artikel 8.8 van het Bbs, worden vrijgegeven voor gebruik.
3. De ondernemer draagt zorg voor een deugdelijk en schriftelijk vastgelegd stralingsbeschermingsbeleid waarin onder meer zodanige maatregelen en procedures zijn opgenomen dat iedere medisch-radiologische handeling om medische redenen is gerechtvaardigd en de stralingsbescherming van de patiënt is geoptimaliseerd.
4. De ondernemer draagt zorg voor een deugdelijk en schriftelijk vastgelegd beleid waarin de deskundigheidseisen ten aanzien van de stralingshygiëne zijn opgenomen van medisch en paramedisch personeel bij het toepassen van ioniserende straling bij patiënten. De ondernemer draagt aantoonbaar zorg voor bij- en nascholing.
5. De ondernemer draagt zorg voor een deugdelijk en schriftelijk vastgelegd beleid dat een snelle en effectieve verwerking van betrokken medische documenten waarborgt, zodanig dat de resultaten van reeds uitgevoerde onderzoeken en/of behandelingen zo snel mogelijk beschikbaar zijn.
6. De ondernemer draagt er zorg voor dat er een stralingsbeschermingsorganisatiestructuur is ingesteld die gelijk is aan of gelijkwaardig is aan de in het GHI-bulletin beschreven structuur.
7. De beschikbare formatie van de in artikel 8.14 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming bedoelde klinisch fysici voldoet aan de normen van de beroepsgroep. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, alsmede de grootte van de aanstelling zijn vastgelegd in een contract.
8. In een register wordt aantekening gehouden van de gegevens over de indicatie van de tandheelkundige röntgenopnames en over de aantallen computertomografie opnames die voor tandheelkundige doeleinden met de röntgenapparatuur wordt gemaakt. Dit is opvraagbaar voor inspectiedoeleinden.
9. In het geval dat de ondernemer gebruik maakt van gehuurde apparatuur en/of faciliteiten, die gebruikt worden voor verrichtingen bij patiënten, stelt de ondernemer procedures op om zorg te dragen voor borging en controle van de kwaliteit daarvan.
10. De ondernemer draagt zorg voor de controle dat de stralingshygiënische en medische deskundigheid van het ingehuurde personeel aan de te stellen eisen voldoet.
B. Nucleaire geneeskunde
1. De ondernemer draagt er zorg voor dat voor alle aanwezige medisch- radiologische apparatuur een adequaat kwaliteitsborgingsprogramma aanwezig is en wordt toegepast. Voor de invulling van het kwaliteitsborgingsprogramma wordt, waar aanwezig, gebruik gemaakt van door de betrokken beroepsgroepen opgestelde normen.
2. Voorafgaand aan de medisch-radiologische handeling moet de medisch- radiologische apparatuur door de klinisch fysicus, als bedoeld in artikel 8.8 van het Bbs, worden vrijgegeven voor gebruik.
3. De ondernemer draagt zorg of doet zorgdragen voor een deugdelijk en schriftelijk vastgelegd beleid dat de aan de patiënt toe te dienen radiofarmaca alleen door een radiofarmaceut dan wel onder verantwoordelijkheid van een radiofarmaceut door bevoegde assisterenden worden bereid.
4. Na iedere elutie van een molybdeen-technetiumgenerator wordt een controle uitgevoerd op de doorslag van molybdeen-99.
5. Na iedere elutie of productie vanuit een germanium-galliumgenerator wordt een kwaliteitscontrole uitgevoerd voorafgaand aan toediening aan patiënten.
6. Bij behandeling van personen met jodium-131 draagt de ondernemer ervoor zorg dat:
a. alvorens een persoon onderzocht of behandeld gaat worden met meer dan 40 megabecquerel jodium-131, die persoon en de naaste omgeving van die persoon worden voorgelicht en geïnstrueerd zodat na ontslag de nodige voorzorgen in acht genomen kunnen worden;
b. poliklinische behandeling van personen met jodium-131 uitsluitend plaatsvindt wanneer de toegediende hoeveelheid minder bedraagt dan 400 megabecquerel;
c. voorafgaand aan het ontslag uit het ziekenhuis van de onderzochte of behandelde persoon het omgevingsdosisequivalenttempo ter hoogte van elke plaats van het lichaam op 1 meter afstand hoogstens 20 microsievert per uur bedraagt. De gemeten waarde bij ontslag wordt schriftelijk vastgelegd;
d. de patiënt en zijn/haar omgeving voldoende worden voorgelicht en geïnstrueerd met betrekking tot gedragsregels;
e. deze gedragsregels worden gevolgd gedurende de periode die voor verschillende situaties is gegeven in onderstaande tabel:
Omgevingsdosis- equivalenttempo bij ontslag op 1 meter van het lichaam [µSv.h-1] | Uitgezonden door een in het lichaam aanwezige activiteit ter grootte van: | Periode voor het volgen van gedragsregels: |
≤ 20 | ≤ 400 MBq | 2 weken |
≤ 10 | ≤ 200 MBq | 1 week |
≤ 5 | ≤ 100 MBq | 4 dagen |
≤ 3 | ≤ 60 MBq | 24 uur na toediening |
7. In afwijking van het gestelde onder IV.B.6c en IV.B.6e is de algemeen coördinerend deskundige bevoegd ontheffing te verlenen van deze norm, indien dit om medische redenen noodzakelijk is en de patiënt, met inachtneming van de door de algemeen coördinerend deskundige dienaangaande te verstrekken voorschriften, zodanige maatregelen kan en zal treffen dat het aannemelijk is dat de van toepassing zijnde dosisbeperking niet zal worden overschreden.
C. Proefpersonen
1. Met betrekking tot wetenschappelijke onderzoekingen bij proefpersonen wordt Publicatie 62 van de International Commission on Radiological Protection (ICRP- 62), uitgegeven bij Pergamon Press, aangehouden.
V. Voorschriften met betrekking tot radioactieve afvalstoffen en vrijgave van een werkruimte
1. Voor zover redelijkerwijs mogelijk worden radioactieve afvalstoffen gescheiden opgeslagen naar aard, zoals vast, vloeibaar waterig, vloeibaar organisch, naar activiteitsgehalte en naar halveringstijd.
2. De radioactieve afvalstoffen en/of splijtstoffen, worden als zodanig herkenbaar op een deugdelijke wijze opgeslagen in een daarvoor bestemde ruimte die voldoet aan de eisen gesteld aan een bergplaats.
3. In het geval dat een laboratorium, of een andere ruimte waarin gewerkt is met open radioactieve stoffen, buiten gebruik wordt gesteld, vindt vrijgave plaats overeenkomstig hoofdstuk 1.12 “Vrijgave van een radiologische ruimte” van de bijlage radionucliden-laboratorium.
VI. Milieubelasting
Locatie Erasmus MC
1. De door de vergunde handelingen veroorzaakte bijdrage aan de multifunctionele individuele dosis buiten de locatie is zo laag als redelijkerwijs mogelijk is. De actuele individuele dosis overschrijdt in geen geval de waarde van 50 microsievert per jaar.
2. Wanneer het feitelijk gebruik van het gebied buiten de locatie gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vier maanden structureel wijzigt, waardoor een andere correctiefactor uit de bijlage 10 behorende bij Verordening basisveiligheidsnormen stralingsbescherming moet worden gehanteerd, en door het nieuwe gebruik de actuele individuele dosis van 50 microsievert per jaar wordt overschreden, meldt de ondernemer dit terstond aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming.
Tevens draagt de ondernemer zorg voor aanvullende maatregelen met als resultaat een actuele individuele dosis lager dan 50 microsievert per jaar voor het nieuwe feitelijke gebruik.
Tevens draagt de ondernemer zorg voor aanvullende maatregelen met als resultaat een actuele individuele dosis lager dan 50 microsievert per jaar voor het nieuwe feitelijke gebruik.
3. Wanneer blijkt uit wijzigingen van bestemmingsplannen, die betrekking hebben op dat betreffende gebied, dan wel wanneer blijkt uit verleende omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die betrekking hebben op dat betreffende gebied, dat wijzigingen in het feitelijk gebruik te verwachten zijn of mogelijk worden, en de ondernemer heeft kennisgenomen van deze wijzigingen of had hiervan kennis kunnen nemen, meldt de ondernemer dit terstond aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming. Tevens draagt de ondernemer zorg voor aanvullende maatregelen met als resultaat een actuele individuele dosis lager dan 50 microsievert per jaar voor het nieuwe feitelijke gebruik.
4. In het in VI.2. genoemde geval wordt binnen twee maanden na het moment van melding aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming een plan tot reductie van de actuele individuele dosis overlegd. Het plan is binnen een jaar na het moment van melding gerealiseerd.
5. In het in VI.3. genoemde geval wordt binnen twee maanden na het moment van melding aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming een plan tot reductie van de actuele individuele dosis overlegd. Het plan wordt gerealiseerd binnen een door deze inspectie vast te stellen periode, welke afhankelijk is van de realisatie van het nieuwe feitelijke gebruik.
6. Voor lozingen in lucht is de afstand van het lozingspunt tot de terreingrens zo groot als redelijkerwijs mogelijk is.
7. Lozing in het openbare riool geschiedt alleen wanneer dit is aangesloten op een rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Overige locaties
8. De door de vergunde handelingen veroorzaakte bijdrage aan de effectieve dosis voor personen buiten elke locatie is zo laag als redelijkerwijs mogelijk is. De multifunctionele individuele dosis overschrijdt per locatie in geen geval de waarde van 10 microsievert per jaar.
VII. Controle, registratie, meldingen en rapportages
A. Radioactieve stoffen en splijtstoffen
1. Wanneer een radioactieve stof en/of splijtstof bij derden wordt toegepast of tijdelijk wordt opgeslagen, is dit bekendgemaakt aan de drijver van de inrichting waar de handeling plaatsvindt.
B. Toestellen
1. Wanneer een bron bij derden wordt toegepast of tijdelijk wordt opgeslagen, is dit bekendgemaakt aan de drijver van de inrichting waar de handeling plaatsvindt.
C. Rapportage
1. De rapportage bedoeld in artikel 5.30, onder f, van de Regeling basisveiligheidsnormen stralingsbescherming bevat, naast de in dit artikel bedoelde gegevens, tevens:
– een overzicht van alle toestellen en versnellers die aan het einde van het verslagjaar aanwezig zijn, gespecificeerd naar maximale hoogspanning en toepassing;
– een overzicht van alle ingekapselde bronnen die aan het einde van het verslagjaar aanwezig zijn, gespecificeerd naar nuclide, activiteit en toepassing;
– een overzicht van de in dat jaar gebruikte open radioactieve stoffen, kwalitatief en kwantitatief, gespecificeerd naar nuclide, activiteit en toepassing;
– een overzicht van de hoeveelheid geproduceerde en afgevoerde radioactieve afvalstoffen, gespecificeerd naar nuclide en activiteit of naar nuclide, activiteitsconcentratie en massa;
– een overzicht van de hoeveelheden radioactieve afvalstoffen en besmette materialen die aan het eind van het verslagjaar op de locatie zijn opgeslagen, gespecificeerd naar nuclide, massa en activiteitsconcentratie of oppervlaktebesmetting;
– een overzicht van schriftelijke interne toestemmingen en de mutaties hierin gedurende het verslagjaar;
– een overzicht van nieuwe toepassingen en kennisgevingen van nieuwe toepassingen aan de Autoriteit;
– een overzicht van de beoordeling van de rechtvaardiging van nieuwe handelingen binnen het kader van de vergunning en eventuele evaluatie van bestaande handelingen, alsmede van de maatregelen die zijn genomen om de effectieve dosis ten gevolge van deze handelingen zo laag als redelijkerwijs mogelijk te houden en de resultaten daarvan;
– een overzicht van andere relevante wijzigingen van de situatie, binnen het kader van de vergunning;
– een overzicht van controlewerkzaamheden die door of namens de stralingsbeschermingsdeskundige zijn uitgevoerd en de resultaten daarvan;
– de behandelend artsen die medische verantwoordelijkheid dragen voor medisch-radiologische handelingen en de wijze waarop wordt voldaan aan artikel 8.4 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming;
– een overzicht van de blootgestelde werknemers;
– een overzicht van de geregistreerde en/of berekende effectieve doses van de blootgestelde werknemers en een vergelijking van deze gegevens met gegevens van de twee voorgaande kalenderjaren;
– inzicht in de mogelijkheden die redelijkerwijs bestaan om de dosis voor werknemers en personen buiten de locatie verdergaand te reduceren (ALARA);
– een vergelijking van de blootstelling van personen buiten de locatie in het rapportagejaar met de gegevens van de twee voorafgaande kalenderjaren;
– een onderbouwde schatting van de emissie in de lucht en de lozing in het openbare riool;
– een actuele opgave van de totale stralingsbelasting voor het milieu ten gevolge van alle bronnen binnen de locatie tezamen. De stralingsniveau’s buiten de locatie worden in kaart gebracht met behulp van een plattegrond van de locatie.
2. Deze rapportage wordt voor 1 juni van ieder jaar digitaal toegezonden aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, via XxxxxxxXxxxxxxxxXxXxxxxx@xxxx.xx of als kennisgeving via het ANVS-loket (xxxxx://xxxxx.xxxx.xx).
VIII. Stralingsincident, ongeval of radiologische noodsituatie
1. Een stralingsincident, ongeval of radiologische noodsituatie wordt terstond gemeld bij:
a. het Meld- en informatiecentrum (088-4890500), dat 24 uur per dag bereikbaar is. Meldingen kunnen ook via de website worden gedaan: xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxx-xx-xxxxxx/xxxxxx-xxx-xxxxxxxx., en
b. de betrokken stralingsarts indien overbestraling van een A-werknemer heeft plaatsgevonden.
1.3 Documenten
De volgende documenten maken deel uit van de vergunning:
– de volgende plattegronden:
- Locatie Erasmus MC: bijlagen E1, E1a e E1b van de op 21 februari ontvangen aanvullende informatie.
- Locatie Ergo-Ommoord: bijlage E2 van de op 8 oktober 2019 ontvangen aanvraag en bijlage E2a van de op 21 februari ontvangen aanvullende informatie.
- Locatie Dependance Radiotherapie Erasmus MC: bijlage E3 van de op 8 oktober 2019 ontvangen aanvraag.
- Locatie Poli pijngeneeskunde: bijlage E4 van de op 21 februari ontvangen aanvullende informatie.
1.4 Openbaarmaking en publicatie
Van het verlenen van deze beschikking wordt tevens mededeling gedaan in de Staatscourant.
1.5 Het in werking treden van de vergunning
Deze beschikking treedt in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 20.3 van de Wet milieubeheer, met ingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift afloopt. Indien gedurende deze termijn bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt dit besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
2 De aanvraag, het toetsingskader en de beoordeling
2.1 De aanvraag
De aanvraag met kenmerk V&Msu19493 heb ik op 8 oktober 2019 ontvangen en heeft betrekking op een aanvraag voor een revisie van de complexvergunning, onder intrekking van de op 23 oktober 2012 verleende vergunning met nummer 2012/0709-06, beiden laatstelijk gewijzigd op 23 januari 2019, met nummer ANVS- TSB-2018/0047237-10.
Bij de aanvraag zijn de volgende documenten toegevoegd:
– Aanvraag revisievergunning.
– Bijlage A: Regeling stralingsbescherming Erasmus MC 2019.
– Bijlage B: Mandaatbesluit en machtiging.
– Bijlage C: Diploma en registratie ACD.
– Bijlage D: Voorbeeld aanstelling TMS.
– Bijlage E1a: Kadastrale gegevens Erasmus MC.
– Bijlage E1b: Plattegrond en afstanden Erasmus MC.
– Bijlage E1c: Plattegrond Erasmus MC zicht Noord.
– Bijlage E1d: Plattegrond Erasmus MC zicht Zuid.
– Bijlage E2: Plattegrond en afstanden Ergo-Ommoord.
– Bijlage E3: Plattegrond en afstanden Dordrecht.
– Bijlage E4: Plattegrond en afstanden Poli Pijngeneeskunde.
– Bijlage F: Voorbeeld SIT.
– Bijlage G: Voorschriften.
– Bijlage H: Overzicht van röntgentoestellen bij het Erasmus MC.
– Bijlage I: Overzicht van deeltjesversnellers bij het Erasmus MC.
– Bijlage J: Ingekapselde bronnen aanwezig bij het Erasmus MC.
– Bijlage K: Overzicht van radioactieve stoffen in verspreidbare vorm.
– Bijlage L: Overzicht van lozingen van radioactieve stoffen.
– Bijlage L1: Overzicht lozingspunten
– Bijlage M: Voorbeeld van een HORS-protocol.
– Bijlage N: Xxxx Xxxxxxx XX.
– Bijlage O1: Voorbeeldberekeningen terreingrensdosis.
– Bijlage O1a: Bijlage 11 bij A&Msu12231 cyclotron.
– Bijlage O1b: Bijlage G bij V&Msu16314.
– Bijlage O1c: V&Msu190210 voorbeeldberekeningen Ca2.
– Bijlage O2: Terreingrensdosis Ergo-Ommoord.
– Bijlage O3: Terreingrensdosis Dordrecht.
– Bijlage O4: Terreingrensdosis Poli Pijngeneeskunde.
– Bijlage P: Overzicht van artsen die medisch-radiologische procedures uitvoeren.
– Bijlage Q: Samenwerkingsovereenkomsten.
– Bijlage R: Beschrijving van aan de ANVS gemelde gebeurtenissen.
– Bijlage S: Overzicht controles.
– Bijlage T: Overzicht van medische protocollen.
– Bijlage U: Handelingen bij derden.
– Bijlage V: Beëindigingsplan.
– Bijlage W: Specifiek bedrijfsnoodplan stralingsincidenten.
– Bijlage X: Beschrijving van de opleidingen stralingsbescherming.
– Bijlage Y: Bijlage K radiotherapie SIT v2.1 sept 2016.
– Bijlage Z: Haalbaarheidsonderzoek naar lozing ra stoffen via Pharmafilter.
Op 4 oktober 2019 heb ik het een beveiligingsplan ontvangen. Op 8 en 10 oktober 2019 en op 19 november 2019 heb ik aanvullingen op het beveiligingsplan ontvangen.
Op 3 februari 2020 is verzocht om aanvullende informatie met betrekking tot het beveiligingsplan. Op 4 en 12 maart 2020 heb ik de gevraagde informatie ontvangen.
Op 5 februari 2020 is verzocht om aanvullende informatie. Op 21 februari 2020 heb ik de volgende aanvullende gegevens ontvangen:
– V&Msu19493 aanvraag versie 2.
– V&Msu20075 reactie februari 2020.
– Bijlage AA: Bijlage 16 bij A&Msu12231 Luchtactivering Ar-41 26jun.
– Bijlage BB: Diploma’s.
– Bijlage CC: VMsu19280 afmelding HASS BMW.
– Bijlage D1: Overzicht TMS.
– Bijlage E1 versie 2: Plattegrond + afstanden Erasmus MC.
– Bijlage E1a: Dental365.
– Bijlage E1b: Sanquin.
– Bijlage E2a: Detailplattegronden Ergo Ommoord voorgevel.
– Bijlage E2b: Detailplattegronden Ergo Ommoord detail kamer.
– Bijlage E2c: Detailplattegronden Ergo Ommoord 2e verdieping.
– Bijlage E4: Detailplattegronden Poli Pijngeneeskunde.
– Bijlage J versie 2: Ingekapselde bronnen aanwezig bij het Erasmus MC.
– Bijlage Ka: Jaarlijkse doorzet van open radioactieve stoffen.
– Bijlage L versie 2: Overzicht van lozingen.
– Bijlage N1: Aanvullende voorbeelden beschikbare informatie RIE.
– Bijlage W versie 2: specifiek bedrijfsnoodplan stralingsincidenten.
– Bijlage 06: Bunkerdeur 26jun12.
– Bijlage 07: Veiligheidsvoorzieningen 26jun12.
– Bijlage 07a: Transfer Switch Distribution.
– Bijlage 11a: Omgevingsdosisberekening en dosisberekening 5jul12.
– Bijlage 17: Transportleidingen 26jun12.
– Bijlage 20: Impressie en bouwtekeningen 18jun12.
Op 27 februari 2020 heb ik de volgende aanvullende gegevens ontvangen:
– Bijlage 1: V&Msu19493 aanvraag versie 3.
– Bijlage 2: V&Msu20075 reactie februari 2020.
– Bijlage 3: 5a – Bijlage Concept hoofdstuk 1.1 vergunning CE.
Op 15 maart 2020 heb ik de volgende aanvulling ontvangen:
– Bijlage J versie 3: Ingekapselde bronnen aanwezig bij het Erasmus MC.
De aanvraag en de aanvullende informatie heb ik getoetst aan artikel 3.6, derde lid van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs) en paragraaf 3.2 van de ANVS-Verordening basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Vbs) en in behandeling genomen.
2.2 De gevolgde procedure
Dit besluit is ingevolge de artikelen 17, 29a en 34 van de Kernenergiewet en de artikelen 11.1 en 11.2 van het Bbs en artikel 16 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen niet tot stand gekomen overeenkomstig de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het voorhanden hebben en het zich ontdoen van splijtstof in de vorm van verarmd en natuurlijk uranium is op grond van artikel 16 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen vrijgesteld van de bepalingen van de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het voorhanden hebben en het zich ontdoen van splijtstof in de vorm van natuurlijk en/of verarmd uranium is op grond van artikel 16 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen vrijgesteld van de bepalingen van de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Er is al eerder een overeenkomstige vergunning voor handelingen met radioactieve stoffen met betrekking tot dezelfde plaats aan de aanvrager verleend. Het is niet te verwachten dat door gebruikmaking van de gevraagde vergunning nadeliger gevolgen voor mensen, dieren, planten en goederen kunnen worden veroorzaakt dan bij de eerder verleende vergunning in aanmerking zijn genomen.
2.3 Het toetsingskader
Aan het wettelijk kader van de stralingsbescherming, zoals vastgelegd in de Kernenergiewet en de onderliggende besluiten, liggen onder meer de drie principes van het stralingsbeschermingsbeleid ten grondslag, te weten: rechtvaardiging, ALARA en dosislimieten. Indien aan deze uitgangspunten niet wordt voldaan of indien sprake is van een weigeringsgrond zoals genoemd in artikel 3.7 van het Bbs, wordt de vergunning niet verleend.
Rechtvaardiging houdt in dat een handeling die blootstelling aan ioniserende straling met zich meebrengt, slechts is toegestaan indien de economische, sociale en andere voordelen van de betrokken handeling opwegen tegen de gezondheidsschade die hierdoor kan worden toegebracht. Dit principe is vastgelegd in paragraaf 2.2 van het Bbs.
Toepassing van ALARA (as low as reasonably achievable) is de optimalisatie, gericht op beperking van de blootstelling aan ioniserende straling. In de wetgeving is het ALARA beginsel vastgelegd in artikel 31 van de Kernenergiewet en paragraaf 2.3 van het Bbs.
Dosislimieten vervullen een vangnetfunctie, indien het toepassen van rechtvaardiging en ALARA niet voldoende is om een bepaald beschermingsniveau te bereiken. De limietwaarden zijn vastgelegd in artikelen 9.1, 9.2, 7.3, 7.4, 7.34 en
7.35 van het Bbs.
2.4 Bevindingen en overwegingen
Met inachtneming van paragraaf 2.3 heb ik de aanvraag getoetst aan artikel 3.7 van het Bbs. Geen van de daarin genoemde bepalingen staat vergunningverlening in de weg.
Complexvergunning
De aan Xxxxxxx MC verleende vergunning betreft een complexvergunning. Dit type vergunning biedt de vergunninghouder een ruimer kader waarbinnen handelingen mogen plaatsvinden dan in andere typen vergunningen, maar daar staat tegenover dat de organisatie van stralingsbescherming zwaarder moet zijn ingericht. Een complexvergunninghouder dient volgens artikel 5.29 van de Rbs te beschikken over een stralingsbeschermingseenheid en een interne regeling stralingsbescherming.
Daarnaast moet de complexvergunninghouder werken met een systeem van interne toestemmingen.
Uit de aanvraag is gebleken dat Xxxxxxx MC een stralingsbeschermingseenheid (SBE) heeft ingericht met aan het hoofd een geregistreerde stralingsbeschermingsdeskundige op het niveau van algemeen coördinerend deskundige. Daarnaast zijn er in de SBE meerdere stralingsbeschermingsdeskundigen werkzaam om voldoende niveau van stralingsbescherming binnen de organisatie te borgen.
Het bij de aanvraag gevoegde “Regeling stralingsbescherming Erasmus MC 2019” voldoet aan de wettelijke eisen zoals gesteld aan een interne regeling stralingsbescherming.
Revisievergunning
Xxxxxxx heeft een revisievergunning aangevraagd. De meeste van de in deze vergunning opgenomen handelingen en bronnen zijn al eerder aan Erasmus MC vergund. Ten opzichte van de eerder verleende vergunningen hebben er enkele kleinere wijzigingen plaatsgevonden, waarvan de belangrijkste zijn:
– De poli pijngeneeskunde is een nieuwe locatie. Op deze locatie worden twee röntgentoestellen vergund.
– Het doorlichten van objecten met behulp van röntgentoestellen is toegevoegd aan de vergunning.
– De handelingen met palladium-103 zijn geschrapt uit de vergunning.
– Er zijn twee hoogactieve bronnen afgevoerd. Deze zijn geschrapt uit de vergunning.
– Het aantal radionuclidenlaboratoria op C-niveau is verlaagd van 55 naar 30.
– De maximale activiteit en maximale totale activiteit van ingekapselde bronnen op de locatie Erasmus MC is verlaagd.
– Verhoging van de AID op locatie Erasmus MC van 40 naar 50.
– De hoeveelheid Reinh die geloosd wordt op locatie Erasmus MC is verhoogd van 13,5 Reinh naar 14 Reinh.
– De hoeveelheid Reing die geloosd wordt op locatie Erasmus MC is verlaagd van 250 Reing naar 200 Reing.
Handelingen die vallen onder Bbs artikel 3.10
Erasmus MC voert naast handelingen die op grond van artikel 3.8 van het Bbs vergunningplichtig zijn ook diverse handelingen uit die vallen onder één van de categorieën in artikel 3.10 van het Bbs. Artikel 3.4, vierde lid, van het Bbs bepaalt dat indien binnen een locatie, onder verantwoordelijkheid van een ondernemer, meerdere handelingen plaatsvinden die tot verschillende in artikel 3.8 of 3.10 van het Bbs genoemde categorieën van handelingen behoren, een vergunning voor het geheel van die handelingen is vereist, waarbij de zwaarste bron bepalend is voor de op de aanvraag van toepassing zijnde procedure. Dit betekent dat het totaal van de handelingen en genomen stralingshygiënische maatregelen in samenhang moet worden beoordeeld. Bij deze integrale beoordeling is gekeken naar de risico’s voor mens en milieu ten gevolge van alle handelingen op deze locatie tezamen.
Rechtvaardiging
De in de aanvraag bedoelde handelingen zijn opgenomen in bijlage 2.1, onderdeel A, van de Regeling basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (hierna: Rbs).
De rechtvaardiging van de handelingen is, met uitzondering van het doorlichten van objecten (loodschortcontroles) (categorie I.C.2), in het kader van de eerdere vergunningprocedures al beoordeeld en positief bevonden. Er is geen reden in het kader van onderhavige vergunningprocedure anders te oordelen over de rechtvaardiging. In de situatie die is beschreven in de aanvraag zijn de handelingen gerechtvaardigd.
Naast de handelingen die expliciet zijn opgenomen in bijlage 2.1, onderdeel A, van de Rbs, voert Xxxxxxx MC ook enkele handelingen uit die niet expliciet in deze bijlage zijn opgenomen. Het betreft de handelingen onderhoud en kwaliteitsbewaking van de diverse stralingsbronnen. Omdat deze handelingen onlosmakelijk verbonden zijn met het oorspronkelijke gebruiksdoel van de bronnen, zijn deze handelingen daarmee ook gerechtvaardigd.
Werknemersbescherming
Uit de aanvraag is gebleken dat de aanvrager in voldoende mate stralingshygiënische maatregelen treft om werknemers te beschermen. In de “Regeling stralingsbescherming Erasmus MC 2019” zijn de uitganspunten, verantwoordelijkheden en praktische onderwerpen met betrekking tot de stralingsbescherming van werknemers beschreven. Bij de aanvraag zijn enkele voorbeelden van een risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) gevoegd. Deze laten
zien dat de blootstelling van de werknemers geoptimaliseerd is. De uitkomsten van de RI&E’s laten zien dat de dosislimieten voor werknemers niet overschreden zullen worden.
Milieubescherming
Op de locatie Erasmus MC wordt een AID vergund van 50. Dit is hoger dan eerder is vergund en is gedaan om eventuele uitbreiding of verhuizing van bronnen naar en andere plaats ten opzichte van de terreingrens mogelijk te maken. Voor de overige locaties blijkt uit de aanvraag, met name uit de milieu-analyse, dat de blootstelling van personen buiten de locaties kleiner is dan het secundair niveau (SN).
Ook blijkt uit de aanvraag en de milieu-analyse dat de dosislimieten voor leden van de bevolking niet worden overschreden. De stralingshygiënische maatregelen en de aan de vergunning verbonden voorschriften bieden voldoende waarborgen, dat mensen, dieren, planten en goederen ten gevolge van de toepassing van radioactieve stoffen en/of ioniserende straling, zo weinig schade of hinder daarvan zullen ondervinden als redelijkerwijs mogelijk is.
Deskundigheid
Erasmus MC heeft aangetoond te beschikken over voldoende deskundigheid op het gebied van stralingsbescherming, namelijk minstens een geregistreerde stralingsbeschermingsdeskundige op het niveau van algemeen coördinerend deskundige, meerdere stralingsdeskundigen op het niveau van coördinerend stralingsdeskundige en meerdere toezichthoudend medewerkers stralingsbescherming.
De medische verantwoordelijkheid voor de radiologische handelingen bij patiënten is belegd bij medisch deskundigen die op het gebied van stralingsbescherming een passend niveau van deskundigheid hebben. E zijn verscheidene klinisch fysici die onder andere zorg (laten) dragen voor het opstellen en correct uitvoeren van protocollen en voor kwaliteitscontroles.
Beveiligingsplan, beëindigingsplan en bedrijfsnoodplan
Erasmus MC dient te beschikken over een beveiligingsplan, een beëindigingspan en een bedrijfsnoodplan. Deze drie plannen zijn ter toetsing ingediend bij de ANVS en adequaat bevonden.
Adresgegevens locatie Erasmus MC
2.5 Conclusie
Op grond van het bovenstaande heb ik besloten om tot verlening van de vergunning over te gaan, onder intrekking van de onder 1.1 genoemde eerder verleende vergunningen.
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING,
namens deze,
Dipl.-Ing. B.R. Keller, afdelingshoofd
Belanghebbenden kunnen binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, o.v.v. bezwaar, Xxxxxxx 00000, 0000 XX, Xxx Xxxx.
Dit besluit is verzonden op de in de aanhef van dit besluit genoemde datum.
Het bezwaarschrift moet van een handtekening, datum, naam en adres van de indiener zijn voorzien. De indiener dient duidelijk aan te geven waarom hij tegen dit besluit bezwaar aantekent.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop de termijn afloopt voor het indienen van een bezwaarschrift. Indien gedurende die termijn bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt dit besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
Voorlopige voorziening
Indien een bezwaarschrift is ingediend, kunnen belanghebbenden aan de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500EA te ’s-Gravenhage verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen, indien - gelet op de betrokken belangen - onverwijlde spoed dit vereist. Bij het verzoek dient een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd. Als burger kunt u uw verzoek tot voorlopige voorziening ook via het digitale loket van de Raad van State indienen (xxxxx://xxxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxxxxx.xx/). Hiervoor dient u te beschikken over DigiD. Voor de behandeling van een verzoek om voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd. Inlichtingen over de procedure en de hoogte van het griffierecht kunnen worden verkregen bij de Raad van State, telefoon 070 426 4426.
Voor nadere informatie over dit besluit kunt u tijdens kantooruren terecht bij het Informatiepunt Kernenergiewetvergunningen, telefoon 088-4890500. Ook is het mogelijk om uw vraag te stellen via xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxx onder vermelding van het kenmerk van dit besluit.
Bijlage A Verklarende begrippenlijst
In deze vergunning gelden de onderstaande definities. Voor de overige termen en definities wordt naar de Kew, het Bbs en de onderliggende ministeriële regelingen en de Vbs verwezen.
− Aanbevelingen “Het werken met therapeutische doses radionucliden – 2005”: publicatie van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, VROM 5049 02-05, te downloaden van xxx.xxxx.xx;
− bijlage radionucliden-laboratorium bij de vergunning:
Deze bijlage bevat de eisen die vanuit het oogpunt van stralingsbescherming gelden voor een radionucliden-laboratorium;
− correctiefactor voor lozing in lucht en in water:
correctiefactor zoals bedoeld in artikel 10.3 lid 2 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming;
− deugdelijke container:
lekvrij, goed afgesloten vat of tank bestand tegen aantasting van binnenuit of buitenaf, zoals corrosie, breuk, etc.;
− GHI Bulletin:
GHI Bulletin Verantwoordelijkheidsstructuur stralenbescherming, Rijswijk, juli 1993, te downloaden van xxx.xxxx.xx;
− HARAS-rapport:
− intern transport:
het verplaatsen van radioactieve stoffen, splijtstoffen of ertsen binnen een inrichting of een locatie, of tussen twee locaties binnen een inrichting, indien het vervoer onderworpen is aan regelgeving die op de inrichting van toepassing is en het vervoer niet via de openbare weg plaatsvindt;
− radionucliden-laboratorium:
een laboratorium dat is bestemd voor het werken met radioactieve stoffen en dat voldoet aan de eisen die worden gesteld in de bijlage radionucliden- laboratorium;
− stralingsbeschermingseenheid:
organisatie-onderdeel, als bedoeld in artikel 5.9 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming, waarbinnen de stralingsbeschermingsdeskundige en de andere onafhankelijk van de toepassing werkende stralingsdeskundigen zijn ondergebracht;
− terreingrens:
de begrenzing van de locatie(s), zoals aangeduid op plattegronden:
− Locatie Erasmus MC: bijlagen E1, E1a e E1b van de op 21 februari ontvangen aanvullende informatie.
− Locatie Ergo-Ommoord: bijlage E2 van de op 8 oktober 2019 ontvangen
aanvraag en bijlage E2a van de op 21 februari ontvangen aanvullende
informatie.
− Locatie Dependance Radiotherapie Erasmus MC: bijlage E3 van de op 8 oktober 2019 ontvangen aanvraag.
− Locatie Poli pijngeneeskunde: bijlage E4 van de op 21 februari ontvangen
aanvullende informatie.
− werkdocument nr. 354 van SZW:
Bijlage B Bijlage radionucliden-laboratorium
Bijlage radionucliden-laboratorium
1 Algemene eisen voor een radionucliden-laboratorium
1.1 Inleiding
Een radionucliden-laboratorium is een laboratorium waarin met radioactieve stoffen mag worden gewerkt. In deze bijlage worden de eisen beschreven die vanuit het oogpunt van stralingsbescherming gelden. Daarnaast gelden de bepalingen uit de Arbeidsomstandighedenwet voor het werken met stoffen in een laboratorium.
Radionucliden-laboratoria worden ingedeeld in de klassen B, C en D (naar volgorde van afnemend risico).
1.2 Situering
Bij brand moet het radionucliden-laboratorium gemakkelijk te bereiken zijn door de brandweer. De kans op radioactieve besmetting van de omgeving ten gevolge van blushandelingen dient zo gering mogelijk te zijn. Wanneer binnen één instelling meer dan één radionucliden-laboratorium aanwezig is, dan verdient het de voorkeur deze ruimtes zoveel mogelijk aaneengesloten te houden, zodat vervoer van radioactiviteit buiten de radiologische ruimtes minimaal is en de toegangsbeveiliging tot één plaats beperkt kan blijven. De transportroute van radioactief materiaal moet bij voorkeur kort zijn, echter zodanig dat de gekozen route het minste gevaar, schade of hinder kan opleveren. Voor het vervoer, zowel intern als extern, moeten werkvoorschriften zijn opgesteld waarin de maatregelen worden beschreven. Overleg met de brandweer over de situering is aan te bevelen.
1.3 Benodigde ruimtes
In een radionucliden-laboratorium vinden in beginsel alleen handelingen plaats met radioactieve stoffen of handelingen die direct daarmee verband houden. Voor het uitvoeren van metingen en voor de bergplaats zullen veelal aparte ruimtes worden ingericht.
De ruimtes waar met radioactieve stoffen wordt gewerkt behoren tot een bewaakte- of gecontroleerde zone. Nabij de toegang tot de zone wordt de beschermende kleding voor de zone opgeborgen. Er moet een regeling zijn die duidelijk en naleefbaar is en die voldoende bescherming garandeert. Bij het wisselen van de speciale kleding moet de mogelijkheid aanwezig zijn om te controleren op radioactieve besmetting. Een radionucliden-laboratorium op D- of C-niveau wordt beschouwd als bewaakte zone. Voor de opslag van de werkkleding kan daarbij worden volstaan met een aparte kapstok. De werkkleding mag niet worden bewaard op plaatsen die vrij toegankelijk zijn.
Een radionucliden-laboratorium op B-niveau wordt beschouwd als gecontroleerde zone en beschikt voor de toegang over een sluis. De sluis wordt verdeeld in een schoon en in een potentieel besmet gebied. Deze verdeling kan worden bereikt door middel van een overstapbank of een visuele aanduiding. In de sluis moeten omkleedfaciliteiten zijn voor jassen en schoenen of sloffen en er moet controle kunnen plaatsvinden op radioactieve besmetting met behulp van permanent opgestelde meetapparatuur. Er dienen faciliteiten te zijn om de handen te wassen.
Bij het radionucliden-laboratorium zal ook een werkkast beschikbaar moeten zijn om de schoonmaak-benodigdheden te kunnen opbergen. Deze schoonmaakbenodigdheden mogen alleen worden gebruikt in de ruimtes waar met radioactieve stoffen wordt gewerkt.
In een aantal gevallen zal er behoefte zijn aan één of meer nevenruimtes. Bijvoorbeeld een ruimte ten behoeve van administratieve werkzaamheden of een ruimte waarin de meetapparatuur staat opgesteld.
De aanvullende eisen die aan dergelijke ruimtes worden gesteld, beperken zich tot de eis van decontamineerbaarheid, dat wil zeggen dat de vloerbedekking en de wanden uit goed decontamineerbaar materiaal moeten bestaan.
De stralingshygiënische eisen die aan een proefdierruimte worden gesteld, zijn er op gericht de verspreiding van radioactiviteit naar buiten deze ruimte zoveel mogelijk te beperken. Verder moet zo'n ruimte goed decontamineerbaar zijn, doordat bijvoorbeeld alle leidingen zijn weggewerkt. De ventilatie behoort functioneel te zijn, wat betekent dat deze mede afhankelijk is van het soort proefdier dat wordt gebruikt.
Met bergplaats wordt de ruimte bedoeld waar de radioactieve stoffen worden opgeborgen. In de praktijk wordt onderscheid gemaakt tussen de voorraadruimte en de afvalruimte.
Wanneer radioactieve stoffen niet worden toegepast, moeten deze zo worden opgeslagen dat de stoffen geen gevaar opleveren voor personen of voor de omgeving. De maatregelen die moeten worden getroffen, betreffen bescherming tegen ioniserende straling, brandbeveiliging en fysieke beveiliging.
De labeling van eiwitten, bijvoorbeeld ten behoeve van radioimmunoassays (RIA), gebeurt in veel gevallen bij relatief lage temperaturen. Daartoe worden deze bewerkingen ofwel aan een koude wand ofwel in een koude kamer uitgevoerd. Aangezien voor dit type experimenten veelal radioactief jodium wordt gebruikt en dit element vrij gemakkelijk luchtbesmettingen kan veroorzaken, moeten bij deze bewerkingen extra voorzorgen in acht worden genomen.
In een aantal gevallen zal een koelvitrine een goed alternatief zijn voor een koude kamer.
Voor werkruimtes waar bereidingshandelingen plaatsvinden met radiofarmaca gelden aanvullende eisen.
1.4 Algemene inrichtingseisen
De inrichting en het interieur van een ruimte waar handelingen met radioactieve stoffen worden verricht, moeten goed decontamineerbaar zijn. Alleen voorwerpen die voor de handelingen strikt noodzakelijk zijn, mogen aanwezig zijn. Administratieve bescheiden worden zoveel mogelijk buiten de radiologische ruimte bewaard. Archieven en naslagwerken moeten elders zijn opgeslagen.
Anderzijds dient schoonmaakmateriaal in het radionucliden-laboratorium te worden opgeslagen, daar dit materiaal alleen in deze ruimte mag worden gebruikt.
Stoelen en krukken moeten goed decontamineerbaar zijn. Voorzover leidingen in de ruimtes zijn toegestaan, moeten deze gemakkelijk kunnen worden gereinigd. Dit geldt ook voor verwarmings- elementen. Verder moet er voldoende ruimte zijn om de radiator heen en tussen de radiator-platen onderling. In ruimtes, uitsluitend bedoeld voor opvangtanks van radioactief besmet afvalwater, behoeft alleen de binnenzijde van de bak waar de tanks in staan, goed decontamineerbaar te zijn.
1.5 Ventilatie
Het doel van de ventilatie in radiologische ruimtes is tweeledig. Enerzijds moet de werknemer worden beschermd tegen een te hoge concentratie van een radioactieve stof in de lucht, anderzijds wordt door middel van de ventilatie de onderdruk in de betreffende ruimte gehandhaafd ter voorkoming van luchtbesmettingen naar de omliggende ruimtes.
Voor radionucliden-laboratoria geldt:
onderdruk in B-laboratorium > in C-laboratorium > in D-laboratorium.
Bij een B- en C-laboratorium dient van een permanent aanwezige drukverschilmeter de onderdruk te kunnen worden afgelezen, om de goede werking van de ventilatie te kunnen controleren. Het drukverschil tussen een C-laboratorium en een niet-radiologische ruimte moet minimaal 5 Pascal zijn en tussen een B-laboratorium en een niet-radiologische ruimte minimaal 10 Pascal.
Voor het radionucliden-laboratorium moet worden aangetoond dat de ventilatie effectief is voor de hele ruimte. De ventilatievoorzieningen behoren zodanig te zijn dat de luchtstroom van de werknemer is afgekeerd. Belangrijk in dit verband is het stroomprofiel van de lucht. Bovendien moet ingeblazen lucht op temperatuur worden gebracht. Het afzuiggedeelte van het ventilatiesysteem van een B- en C-laboratorium moet onafhankelijk zijn van het afzuigsysteem, waarop de niet-radiologische ruimtes zijn aangesloten.
De vereiste luchtverversing mag niet door gehele of gedeeltelijke recirculatie van de in de werkruimte aanwezige lucht worden verkregen. In de meeste gevallen zal de afzuiging via de zuurkast(en) plaats-vinden. De afzuigventilatoren moeten zo hoog mogelijk in het gebouw worden opgesteld, om een drukopbouw aan de perszijde van de ventilatoren te voorkomen. Geforceerde toevoer van verse lucht mag alleen mogelijk zijn bij een in werking zijnde afzuiginstallatie. De afgezogen lucht van een radionucliden-laboratorium en van een bergplaats mag niet worden gerecirculeerd.
Een koude kamer zal slechts ten koste van een hoog energieverbruik op het voor een radionuclidenruimte vereiste niveau kunnen worden geventileerd. Indien in een koude kamer wordt gewerkt met vluchtige open radioactieve stoffen dan mag bij ventilatie niet worden gerecirculeerd. Wordt alleen met niet-vluchtige radioactieve stoffen gewerkt, dan kan worden volstaan met recirculatie van de lucht, echter met een continue verversingsgraad van 20%. In dat geval wordt de recirculerende lucht continu door een filter geleid dat in staat is luchtbesmetting voor 99% te absorberen. Het filtersysteem behoort periodiek te worden gecontroleerd.
De afgezogen lucht moet bij een radiologische ruimte op B- en C-niveau zodanig worden geloosd dat deze de luchtkwaliteit in een naburig gebouw niet nadelig kan beïnvloeden. In het algemeen zal dit worden bereikt wanneer de lucht op een hoogte van minimaal 2 meter boven de daknok wordt geloosd.
De ventilatie dient in geval van brand op een punt buiten de radiologische ruimte te kunnen worden uitgeschakeld om het vuur niet aan te wakkeren.
Om het energieverbruik te beperken gedurende de uren dat er niet wordt gewerkt kan de ventilatie teruggebracht worden tot 2 maal per uur. Wel dient dan in het radionucliden-laboratorium de onderdruk gewaarborgd te blijven.
In ruimtes op B- en C-niveau moeten de ramen zijn vergrendeld omdat het openen van een raam het ventilatiepatroon van de ruimte beïnvloedt en ook de onderdruk verdwijnt.
Een ventilatie van een laboratoriumruimte met een luchtverversing van 8 maal per uur wordt tijdens de handelingen als voldoende beschouwd. Voor een nevenruimte kan hiervoor 5 maal per uur worden aangehouden.
1.5.1 Zuurkasten
In laboratoria op B- en C-niveau moet ten minste één goed werkende zuurkast of equivalente laminair air flow kast aanwezig zijn, die geschikt is voor het radiologische werk. Onder een goed werkende zuurkast wordt een zuurkast verstaan waarbij van de stof die vrijkomt in de zuurkast minder dan 1% in de werkruimte komt. Een zuurkast met een kwalificatie volgens DIN-12924, waarin geen opstelling is die de luchtstroom ernstig verstoort, zal in het algemeen aan deze norm voldoen. Aan deze eis wordt voldaan wanneer over de gehele werkopening een naar binnen gerichte continue luchtstroom aanwezig is met een lineaire snelheid van 25 - 50 cm per seconde, die verder onafhankelijk is van de grootte van deze werkopening èn wanneer door middel van stromingsschotten in de kast de luchtstroom goed wordt geleid. Deze eisen gelden uiteraard onder de omstandigheden waarin de zuurkast wordt gebruikt (met opstellingen).
Het werkoppervlak van de zuurkast moet kuipvormig zijn, met aan de voorzijde een opstaande rand van circa 2 cm hoogte. De afwerking van de zuurkast dient zodanig te zijn dat de zuurkast glad en goed decontamineerbaar is. De zuurkast moet bestand zijn tegen de inwerking van stoffen die in het laboratorium worden toegepast. Het draagvermogen van de zuurkast moet voldoende zijn om op het werkoppervlak voldoende loodafscherming te kunnen plaatsen. Alle bedieningselementen (gas, elektriciteit, water enzovoort) moeten aan de buitenzijde van de zuurkast zijn aangebracht. Een signalering van het (goed) functioneren van het afzuigmechanisme moet duidelijk zichtbaar aanwezig zijn, zodat gebruikers worden gewaarschuwd wanneer de zuurkast niet goed functioneert.
Bij de installatie van de zuurkast zal door meting moeten worden aangetoond dat de zuurkast goed functioneert en dat ook aan de bovengenoemde criteria wordt voldaan. Periodiek, ten minste eenmaal per 2 jaar of wanneer de situatie in de zuurkast tussentijds ingrijpend wordt gewijzigd, dient dit te worden herhaald. De meetrapporten ten aanzien van de goede werking van de zuurkasten moeten door de verantwoordelijk deskundige bij de administratie over het beheer worden bewaard.
Een biologisch veiligheidskabinet met een kwalificatie volgens NEN-EN 12469 of een laminair air flow kast mag worden gebruikt in plaats van een zuurkast, mits is aangetoond dat minder dan 1% van de stoffen die in die werkkast vrijkomen, in de ruimte komt. Alle handelingen, waarvoor wordt uitgerekend dat ze in een zuurkast moeten plaatsvinden, worden bij het ontbreken van een zuurkast in een biologisch veiligheidskabinet of een laminair air flow kast uitgevoerd.
Kasten waarvan de lucht in de werkruimte recirculeert, zijn in een radionucliden-laboratorium niet toegestaan.
1.5.2 Laminair air flow kast
Bij installatie van de laminair air flow kast (LAF-kast) zal door meting moeten worden aangetoond dat de LAF-kast goed functioneert en dat aan de bovenstaande criteria wordt voldaan. Periodiek,
ten minste eenmaal per 2 jaar of wanneer de situatie in de LAF-kast tussentijds ingrijpend wordt gewijzigd, dient dit te worden herhaald. De meetrapporten ten aanzien van de goede werking van de LAF-kast moeten door de verantwoordelijk deskundige bij de administratie over het beheer worden bewaard.
1.5.3 Plaatselijke afzuiging
Om blootstelling aan straling door aanwezigheid van radioactieve stoffen in de lucht te minimaliseren,
kan het effectief zijn om vrijkomende radioactieve stoffen bij de bron af te zuigen.
Zuurkasten of andere kasten waarvan kan worden aangetoond dat meer dan 1% maar minder dan 10% van de stoffen uit de kast in de werkruimte uitkomt, kunnen in de risicoberekeningen worden behandeld als plaats met lokale afzuiging.
1.5.4 Handschoenenkast
Een zogenoemde handschoenenkast is bij uitstek geschikt ter voorkoming van besmetting door inademing. Ook voorkomt een dergelijke kast besmetting door ingestie. Bij het gebruik van een handschoenenkast is de bediener volledig gescheiden van zijn werk. De handelingen vinden plaats door middel van aan de kast gemonteerde handschoenen.
De kast is goed decontamineerbaar en moet glad en naadloos zijn uitgevoerd. In de kast heerst onderdruk om lekkage van radioactiviteit naar de werkruimte te voorkomen. Deze onderdruk moet via een manometer op de kast kunnen worden afgelezen. De lucht uit de handschoenenkast moet naar de buitenlucht worden afgevoerd. De kast met toebehoren dient bij ingebruikname en verder periodiek, ten minste eenmaal per 2 jaar, op de goede werking te worden gecontroleerd. De beschermingsfactor tegen radioactieve besmetting zal in het algemeen in de orde van grootte van 0,1% zijn. Wanneer dit uit een test ter plaatse is gebleken, mag hiervan worden uitgegaan bij de berekening van de maximaal te hanteren hoeveelheid radioactiviteit.
1.6 Water
De aansluiting op de gemeenschappelijke drinkwaterinstallatie dient zodanig te zijn uitgevoerd dat hierdoor voor de gebruiker of voor derden geen gevaar ontstaat voor in- of uitwendige besmetting met radioactieve stoffen. Zo moeten bijvoorbeeld alle afvoeren van waterverbruikende apparatuur onderbroken op het afvoersysteem worden aangesloten, of er bestaat een gescheiden watersysteem voor laboratoriumgebruik en drinkwatergebruik. Aan laboratoriumkranen mogen geen slangen worden bevestigd waarmee verbindingen met het afvoersysteem kunnen worden gemaakt.
Er dient in een radionucliden-laboratorium gelegenheid te zijn tot het wassen van de handen. In een B-laboratorium moeten de wastafelkranen kunnen worden bediend zonder dat zij met de hand moeten worden aangeraakt. In een C-laboratorium moet ten minste één wastafelkraan op bovengenoemde wijze kunnen worden bediend. In een radionucliden-laboratorium mogen geen waterstraalpompen worden gebruikt. Bij tappunten moet op deugdelijke wijze worden vermeld, dat het water niet is bestemd voor consumptie.
Zoals ieder chemisch laboratorium zal ook het radionucliden-laboratorium moeten beschikken over een nooddouche. Deze nooddouche mag eveneens worden gebruikt indien een persoon ernstig is besmet met radioactieve stoffen.
1.7 Afvoerleidingen
In de vuilwater-afvoerleidingen van radiologische ruimtes waar met open radioactieve stoffen wordt gewerkt, kan ophoping plaatsvinden van radioactieve stoffen. Bij emissie van grote hoeveelheden radionucliden, die gammastraling uitzenden, kan zelfs risico ontstaan door directe externe straling. Is het dosistempo binnen de locatie langdurig hoger dan 1 µSv per uur op een meter afstand van de vuilwater-afvoerleiding dan dienen extra afschermingsmaatregelen te worden genomen.
Zonder medeweten van de verantwoordelijk deskundige mag binnen de locatie niet worden gewerkt aan de vuilwater-afvoerleidingen waar radioactieve stoffen op kunnen worden geloosd. Waarschuwingssignalering dient aan de buitenzijde van deze vuilwater-afvoerleidingen aanwezig te zijn. Deze signalering dient aanwezig te zijn tot aan de aansluiting van deze vuilwater-afvoerleiding op het hoofdriool van de locatie.
1.8 Afwerking
De vloeren in de radiologische ruimtes moeten goed decontamineerbaar zijn, kuipvormig (opgewerkte kanten) en naadloos (afgekitte voegen). Het gebruik van tegels is niet toegestaan, omdat de naden tussen de tegels slecht schoon zijn te maken.
De wanden en de vloer van de werkruimte en de bergplaats moeten van goed decontamineerbaar materiaal zijn gemaakt dat bestand is tegen chemicaliën die worden toegepast. In ruimtes op C- en
vloeroppervlak zijn aangebracht, in ruimtes op B-niveau tot aan het plafond.
Laboratoriumtafels kunnen in een vaste of in een verplaatsbare opstelling zijn uitgevoerd. Wanneer de tafels vast zijn opgesteld, moeten de tafels aan de onderzijde worden voorzien van opstaande holle plinten, die naadloos met de vloerbedekking zijn verbonden. In alle gevallen geldt, dat de tafels geen naden of kieren mogen vertonen en dat de oppervlakken aan de buitenzijde niet- absorberend en gemakkelijk decontamineerbaar moeten zijn. Werkbladen behoren van een dusdanig materiaal te zijn geconstrueerd of met een zodanig harde lak te zijn behandeld, dat zij bestand zijn tegen mechanische invloeden en tegen de stoffen die in het laboratorium worden toegepast.
In ruimtes op B-niveau moeten alle leidingen ten behoeve van xxxxxxx, gas, water enzovoort zijn weggewerkt. Leidingdoorvoeren in zowel C- als D-laboratoria behoren glad en naadloos te zijn afgewerkt en zodanig te zijn uitgevoerd dat ze gemakkelijk kunnen worden gereinigd.
1.9 Afscherming
Afscherming dient zo dicht mogelijk bij de bron plaats te vinden. Opstellingen die structureel langdurig staan opgesteld, moeten zo zijn afgeschermd dat op plaatsen waar personen kunnen verblijven het gemiddelde dosistempo minder is dan 0,5 µSv per uur over één week gerekend. Berekend zal moeten worden of voor de wanden van een ruimte extra afscherming noodzakelijk is. Uitgangspunt daarbij is dat het dosistempo buiten het radionucliden-laboratorium, binnen de locatie, gemiddeld minder moet bedragen dan 0,5 µSv per uur. Ook dient rekening te worden gehouden met de stralingsbelasting aan de terreingrens.
1.10 Brandbeveiliging
Brandbeveiliging is erop gericht de kans op het ontstaan van brand in het radionucliden- laboratorium en de nevenruimtes tot een minimum te beperken. Preventie-eisen liggen op het organisatorische, het installatietechnische en het bouwkundige vlak.
De brandweer stelt hierbij het volgende: 'De constructieonderdelen van een radionucliden- laboratorium moeten ter beperking van de ontwikkeling van een brand, bepaald overeenkomstig NEN 6065, ten minste behoren tot klasse 4 van de in die norm bedoelde bijdrage tot voortplanting. Een radionucliden-laboratorium is aan te merken als een brandcompartiment. De in NEN 6068 bedoelde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen een brandcompartiment en een andere besloten ruimte, niet zijnde een toiletruimte of een badruimte die is gelegen in hetzelfde gebouw als waarvan het brandcompartiment deel uitmaakt, moet ter beperking van uitbreiding van brand, bepaald overeenkomstig die norm, ten minste 60 minuten zijn'.
Bij de keuze van blusmiddelen moet de voorkeur worden gegeven aan poederblussers in verband met de geringere verspreiding van radioactieve stoffen bij het gebruik van deze blussers.
1.11 Afsluitbaarheid
Ruimtes waar radioactieve stoffen worden toegepast of worden opgeslagen, moeten zijn afgesloten wanneer er niet in wordt gewerkt.
categorieën van radionucliden-laboratoria.
VOORZIENING | D-LABORATORIUM | C-LABORATORIUM | B-LABORATORIUM |
toegang | personen moeten bekend zijn met risico's, kapstok bij ingang voor laboratoriumjassen, toegangsdeur afsluitbaar | personen moeten bekend zijn met risico's, geen toegang voor onbevoegden, kapstok en besmettingscontrole bij ingang, toegangsdeur afsluitbaar | als het C-laboratorium, bovendien: alleen toegang via de sluis met ruimte om kleding en schoenen te wisselen |
ramen | te openen ramen zijn toegestaan | te openen ramen zijn niet toegestaan | te openen ramen zijn niet toegestaan |
ruimte- ventilatie | 8-voudig | 8-voudig | 8-voudig |
onderdruk | -- | minimaal 5 Pa, continu gemeten | minimaal 10 Pa, continu gemeten |
toevoer ventilatielucht | gezamenlijk met andere laboratoria | gezamenlijk met andere laboratoria, met terugslagklep | gezamenlijk met andere laboratoria, met terugslagklep |
fvoer ventilatielucht | gezamenlijk met andere laboratoria | separaat via lokaal ventilatiesysteem | separaat via lokaal ventilatiesysteem |
werkkast om te werken met de maximale hoeveelheid | zuurkast/LAF-kast, <10% uittrede in de werkruimte | zuurkast (DIN-gekeurd) Laminair Flow Isolator (klasse II) <1% uittrede in de werkruimte | zuurkast (DIN-gekeurd) gesloten kast (klasse III) |
afwerking | tot 2 m hoogte glad en naadloos uitgevoerd, bij voorkeur leidingen weggewerkt en vloeren voorzien van oplopende holle plinten | tot 2 m hoogte glad en naadloos uitgevoerd, bij voorkeur leidingen weggewerkt en vloeren voorzien van oplopende holle plinten | het gehele laboratorium glad en naadloos uitgevoerd, leidingen weggewerkt en vloeren voorzien van oplopende holle plinten |
aantal niet- handbediende kranen | -- | 1 | alle |
1.12 Vrijgave van een radiologische ruimte
Voor de vrijgave van een radiologische ruimte na beëindiging van de handelingen met radioactieve stoffen is de hiernavolgende procedure vastgelegd. Deze procedure is vooral van belang indien in de ruimte is gewerkt met nucliden met een lange halfwaardetijd. Indien in de ruimte alleen is gewerkt met nucliden met een korte halfwaardetijd, kan worden volstaan met een eenvoudiger, door de vergunninghouder uit te werken, procedure. Het verdient aanbeveling deze procedure eerst aan de betrokken inspecties voor te leggen alvorens de ruimte vrij te geven.
Door de vergunninghouder kan worden gekozen voor het zelf uitvoeren van de procedure of het uitbesteden daarvan aan een gespecialiseerd bedrijf. De eindverantwoordelijkheid blijft bij de vergunninghouder. Wanneer naast het ontruimen van een radiologische ruimte tevens de verhuizing naar een andere locatie speelt dan dient, voorzover van toepassing, aandacht te worden besteed aan de aspecten met betrekking tot het vervoer van radioactieve stoffen.
De eerste stap is het schrijven van een plan van aanpak. Hierin dient het volgende te worden opgenomen:
− taakverdeling:
• rol verantwoordelijk deskundige;
• eventueel inschakeling van derden;
− inventarisatie van alle stralingsbronnen en hun huidige verblijfplaats, met een overzicht van de toekomstige bestemming van die bronnen. Van alle bronnen wordt vermeld waarheen zij
zullen worden overgebracht. Daarbij dienen ten minste de naam en het adres van de nieuwe eigenaar vermeld te worden. Men moet zich ervan overtuigen dat deze nieuwe eigenaar over een kernenergiewet-vergunning beschikt, die voldoende ruimte biedt om de bronnen te aanvaarden;
− plattegrond van de betreffende ruimtes, waarop zijn aangegeven: voorraadkasten, zuurkasten, laminair air flow kasten, luchtlozingspunten, spoelplaatsen, afvalwatertanks, afvalwaterlozingspunten, opgeslagen radioactief afval enzovoort;
− historisch onderzoek:
• welke nucliden zijn gebruikt en waar;
• gevolgen voor specifieke plaatsen, bijvoorbeeld de afvoersystemen naar lucht, water (riool) en bodem;
− meetplan;
− werkvoorschriften van de besmettingscontroles;
− normen die worden gehanteerd voor restbesmetting;
− maatregelen ten behoeve van het vervoer van radioactieve stoffen;
− eindrapportage;
− tijdsplanning.
Op basis van het historisch onderzoek zal een inschatting moeten worden gemaakt van de potentiële besmettingen die nog aanwezig kunnen zijn in de betreffende ruimtes en installaties. Vervolgens zal een meetplan moeten worden opgesteld, waarin wordt aangegeven hoe en met welke apparatuur zal worden onderzocht in hoeverre sprake is van restbesmettingen. Met name in vuilwater-afvoerleidingen en lucht-afvoerleidingen moet met ophoping van activiteit rekening worden gehouden.
De omvang van de uit te voeren controles alsmede de relatie van het gehanteerde interventieniveau tot
de detectielimiet van de te gebruiken meetapparatuur moeten worden beschreven. Na de ontmanteling van de radiologische ruimte mogen geen radioactieve stoffen boven de vergunningplichtige grens meer aanwezig zijn.
Wanneer wordt voorzien dat hierbij radioactief afval ontstaat, moet worden beschreven in welke vorm dit radioactieve afval zal voorkomen, hoe het zal worden bewerkt en verwerkt en hoe de afvoer wordt geregeld. Daarbij dient de hoeveelheid radioactief afval zoveel mogelijk beperkt te worden. Ook worden de relevante aspecten van de toe te passen werkmethoden beschreven. In het plan geeft men aan hoe de stralingshygiënische begeleiding tijdens het uitvoeren van de procedure zal plaatsvinden.
Wanneer niet eerder een dergelijk plan van aanpak is opgesteld, is het raadzaam het plan van aanpak aan de inspecties voor te leggen alvorens met de uitvoering van de procedure te beginnen.
Het plan van aanpak dient in de eindrapportage te worden opgenomen. In de rapportage moet ook worden aangegeven door wie en onder wiens verantwoordelijkheid de procedure is uitgevoerd. Ook moeten de belangrijkste meetresultaten worden weergegeven van de uitgevoerde
besmettingscontroles en moet worden gerapporteerd over de afvoer van het eventuele radioactieve afval.
Bij het verzoek tot het intrekken van de vergunning dient een afschrift van de eindrapportage te worden gevoegd met de conclusie van de betrokken verantwoordelijk deskundige.
2 Bepaling van de maximale hoeveelheid radioactiviteit waarmee in een radionucliden-laboratorium mag worden gewerkt
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de methode beschreven voor het gebruik van radioactieve stoffen in een radionucliden-laboratorium.
Voor handelingen met radioactieve stoffen buiten het radionucliden-laboratorium, zoals behandeling van patiënten met radioactieve stoffen en industriële tracermetingen, is deze methode niet bestemd.
Ook voor de beoordeling van specifieke toepassingen is deze methode niet bedoeld. Dan zal een voor die situatie geldende risico-beoordeling moeten plaatsvinden, op grond waarvan maatregelen kunnen worden genomen.
Uitgangspunt bij de bepaling van de benodigde 'statische' maatregelen is dat de dosis die een werknemer tijdens de handelingen in reguliere omstandigheden kan ontvangen niet meer bedraagt dan 10% van de dosislimiet voor blootgestelde werknemers. Dit uitgangspunt heeft de Gezondheidsraad ook gehanteerd in haar rapport 1985/11. In het algemeen zal bij het inrichten van een radionucliden-laboratorium goed aan deze eis kunnen worden voldaan.
De beschreven methode bestaat uit twee stappen.
Eerst wordt op grond van het risico op inwendige besmetting vastgesteld welke maatregelen nodig zijn voor het uitvoeren van bepaalde handelingen. Daarmee wordt ook de laboratorium-klasse vastgesteld (B, C of D, naar volgorde van afnemend risico). De hoeveelheid waarmee in het laboratorium mag worden gewerkt, verschilt tussen de klassen steeds een factor 100, verdeeld in een factor 10 ten gevolge van de klasse van het laboratorium en een factor 10 ten gevolge van de betere lokale voorzieningen ter plaatse van de handelingen.
Hierbij is het uitgangspunt dat de mogelijke stralingsdosis ten gevolge van inhalatie van radioactieve stoffen bepalend is voor het risico. Bij de bepaling van de dosis wordt daarom de inhalatiedosiscoëfficiënt (einh) gehanteerd.
Wanneer echter aantoonbaar is dat in een bepaalde werksituatie de dosis ten gevolge van ingestie bepalend is voor het risico, in plaats van die van inhalatie, dan zal de ingestiedosiscoëfficiënt (eing) moeten worden genomen. In het algemeen zal dan ook een ander model moeten worden gedefinieerd. Dit moet dan uiteraard bij de vergunningverlening aan de orde komen.
Daarna wordt door gewogen sommatie van de handelingen de belastingsfactor van een werkruimte bepaald en wordt vastgesteld of de totale voorzieningen in de ruimte voldoende zijn voor alle handelingen.
In paragraaf 2.2 zullen de criteria ten aanzien van inwendige besmetting worden uitgewerkt en in paragraaf 2.3 de criteria ten aanzien van uitwendige bestraling. In paragraaf 2.4 wordt de bepaling van de belastingsfactor van de werkruimte uitgewerkt.
De standaardwaarden voor de dosiscoëfficiënten zijn die zoals opgenomen in ICRP-publicatie 119 en in bijlage 2 van de Mededelingen van de Commissie betreffende de toepassing van richtlijn 96/29, van 23 februari 1998. Zie ook Bijlage 9 van de ANVS-Verordening basisveiligheidsnormen stralingsbescherming.
1 Advies inzake klasse-indeling van en lozingsnormen voor radionuclidenlaboratoria, uitgebracht door een commissie van de Gezondheidsraad, No.: 1985/1
2.2 Criteria ten aanzien van inwendige besmetting
2.2.1 Methode van begrenzing van de individuele handelingen
Voor de indeling van de handelingen is het risico op inwendige besmetting van belang. Bij de indeling is er vanuit gegaan dat inwendige besmetting in een radiologische werkruimte kan ontstaan door radioactieve stoffen die bij de handelingen worden verspreid. Zoals reeds gesteld, zal in het algemeen de mogelijke stralingsdosis, die ontstaat ten gevolge van inhalatie van een radioactieve stof door de daar aanwezige werknemers, bepalend zijn voor het risico. Wanneer wordt verwacht dat het risico vooral wordt bepaald door ingestie, dan zal dit moeten worden aangetoond en zal een andere systematiek moeten worden gekozen.
De hoeveelheid die kan worden geïnhaleerd, hangt af van de verspreidingskans bij een handeling, van de bescherming die de laboratoriumruimte biedt en van de lokale ventilatievoorziening. Voor de stralingsdosis die door een bepaalde inwendige besmetting wordt veroorzaakt, is de radiotoxiciteit van de geïnhaleerde stof van belang. Met het oog op het risico van inwendige besmetting zijn voor B-, C- en D- werkruimtes de toegestane werkhoeveelheden gebaseerd op de inhalatiedosiscoëfficiënt, verder aangeduid met e(g)inh, voor stochastische effecten. Voor de berekeningen wordt gebruik gemaakt van deze e(g)inh. De feitelijke begrenzing wordt uitgedrukt in radiotoxiciteitsequivalenten voor inhalatie [Reinh].
Met formule (2.1) kan de waarde worden bepaald van de maximaal toegelaten hoeveelheid toe te passen activiteit uitgedrukt in radiotoxiciteitsequivalent voor inhalatie [Reinh] onder bepaalde genomen maatregelen of omstandigheden. Het betreft met name de kans op verspreiding, de bescherming door de ruimte en de lokale ventilatie. In deze formule zijn parameters opgenomen betreffende genoemde aspecten:
X max, j = 0,02 *10 p+q+r [Re ] (2.1) inh | ||
waarin: | ||
Xmax, j 0,02 p q r | = = = = = | aantal radiotoxiciteitsequivalenten [Reinh] dat maximaal per handeling j tegelijkertijd mag worden toegepast (X is onafhankelijk van het radionuclide) dosislimiet voor blootgestelde werknemers [Sv] parameter voor kans op verspreiding beschermingsparameter van de werkruimte parameter voor lokale ventilatievoorziening |
De maximale hoeveelheid radioactiviteit die van een radionuclide i onder die omstandigheden mag worden toegepast is derhalve, in formule:
Xmax, j Amax, j, i = e( g) [Bq] (2.2) inh,i | ||
waarin: | ||
Amax, j, i Xmax, j e(g)inh, i | = = = | maximaal toe te passen activiteit [Bq] voor handeling j en radionuclide i aantal radiotoxiciteitsequivalenten [Reinh] dat maximaal per handeling j tegelijkertijd mag worden toegepast (X is onafhankelijk van het radionuclide) inhalatiedosiscoëfficiënt [Sv/Bq] voor stochastische effecten van radionuclide i. |
De e(g)inh en de parameters p, q en r worden hierna toegelicht.
Eerst worden de verschillende parameters uit de formule beschreven. Daarna wordt de berekening van de maximaal te gebruiken hoeveelheden behandeld.
2.2.2 Inhalatiedosiscoëfficiënt e(g)inh
De waarde van de factor 10p+q+r is de factor waarmee rekening moet worden gehouden bij de bepaling van de maximale hoeveelheid radioactiviteit waarmee mag worden gewerkt. Deze factor is een maat voor de hoeveelheid radioactiviteit die door besmetting een stralingsdosis kan veroorzaken.
Om de maximale hoeveelheid radioactiviteit te bepalen waarmee mag worden gewerkt moet de factor 10p+q+r worden gedeeld door de inhalatiedosiscoëfficiënt e(g)inh en vermenigvuldigd met de dosislimiet voor blootgestelde werknemers voor stochastische effecten (0,02 Sv).
2.2.3 Verspreidingsparameter p
De parameter p is ingevoerd om de kans op verspreiding van radioactieve stoffen in rekening te kunnen brengen. De kans op verspreiding hangt niet alleen samen met de vorm waarin de stof zich bevindt, maar eveneens met de aard van de handelingen. Hier wordt de parameter p bepaald door de kans op verspreiding van radioactieve stoffen bij bepaalde handelingen. Deze lijst is weergegeven in tabel 2.
Tabel 2: Waarde van de verspreidingsparameter p voor bepaalde handelingen binnen het laboratorium.
TOEPASSING | p |
Eenvoudige bewerking met gassen Hanteren van poeders in 'open' systeem bijvoorbeeld mengen of malen Vloeistof met temperatuur tegen kookpunt Sterk spattende bewerkingen | - 4 |
Labeling met vluchtig nuclide (bijv. jodium) Koken van vloeistoffen in 'gesloten' systeem Centrifugeren en mengen op vortex Eenvoudige bewerking van poeders in 'gesloten' systeem Opslag van edelgas in toediensysteem | - 3 |
Labeling met niet-vluchtig nuclide Eenvoudige chemische bepaling met tracers (bijv. RIA) | - 2 |
Eenvoudige handelingen in 'gesloten' systemen zoals: Elutie Tc-generator Optrekken van spuiten Labeling in gesloten systemen Kalibratie I-131 capsule Metingen aan stoffen in moeilijk verspreidbare vorm (bijvoorbeeld in ampul) Opslag van radioactief afval in werkruimte | - 1 |
Een bijzondere toepassing is de elutie van een Mo/Tc generator. De handelingen kunnen worden beschouwd als handelingen met Tc-99m. Voor de opslag moet uiteraard worden uitgegaan van Mo-99.
In de praktijk zullen bewerkingen, die niet in de lijst voorkomen, een p-waarde moeten krijgen die aan handelingen met een vergelijkbare kans op verspreiding is toegekend.
2.2.4 Beschermingsparameter q
De hoeveelheid radioactiviteit die in een bepaalde werkruimte mag worden gehanteerd, is onder andere afhankelijk van de parameter q voor de bescherming die de ruimte biedt. Hierbij wordt het effect in rekening gebracht van de bescherming door de aanwezige voorzieningen zoals ventilatie, onderdruk en bijvoorbeeld een sluis. Tevens wordt rekening gehouden met de deskundigheid van de toezichthouder, de indeling als blootgestelde werknemer en een strenger toelatingsregime. Voor q kunnen de volgende waarden worden gehanteerd:
q = 0 Werkruimtes buiten het laboratorium-beheer
q = 1 D-laboratorium q = 2 C-laboratorium q = 3 B-laboratorium.
2.2.5 Ventilatieparameter r
De parameter r voor de lokale ventilatievoorziening wordt als volgt ingevuld:
r = 0 Voor het werken buiten de zuurkast zonder aanvullende ventilatievoorzieningen
r = 1 Deze waarde mag worden gebruikt in geval van plaatselijke afzuiging of een zuurkast die niet is getest volgens DIN-12924, maar waarbij wel vaststaat dat minder dan 10%
van de hoeveelheid stof die vrijkomt in de zuurkast, in de werkruimte komt
r = 2 Dit geldt voor een goede zuurkast, waaronder wordt verstaan dat van de stof die vrijkomt in de zuurkast minder dan 1% in de werkruimte komt. Een zuurkast met een kwalificatie volgens DIN-12924 waarin geen opstelling is die de luchtstroom ernstig verstoort of een laminair air flow isolator (veiligheidskabinet klasse II) zullen in het algemeen aan deze norm voldoen
r = 3 Gesloten werkkast. Hierbij wordt gedacht aan een klasse-III kabinet voor biologische veiligheid met een kwalificatie volgens NEN-EN 12469 of een gesloten laminair air flow isolator die aan deze eisen voldoet.
De waarde die mag worden ingevuld voor de bepaling van de maximaal toe te passen hoeveelheid, moet in relatie worden gezien met de waarde van q. Om te waarborgen dat de hoeveelheden die mogen worden toegepast in de verschillende categorieën van laboratoria evenwichtig zijn, moet de waarde van r worden begrensd afhankelijk van die categorie. Daarom mag de waarde van r bij berekeningen nooit groter worden genomen dan die van q. Uiteraard mogen betere voorzieningen (dus met een hogere r) wel worden gebruikt.
2.2.6 Maximaal toegestane hoeveelheid radioactiviteit voor bepaalde handelingen Het aantal radiotoxiciteitsequivalenten Xj, i, overeenstemmende met een bij handeling j toe te passen hoeveelheid activiteit Aj, i van radionuclide i komt overeen met:
waarin: | X j,i = Aj,i ∗ e(g)inh,i (2.3) | |
X j, i A j, i e(g)inh, i | = = = | aantal radiotoxiciteitsequivalenten [Reinh] dat wordt gehanteerd bij de handeling j met radionuclide i activiteit [Bq] die per handeling j met radionuclide i tegelijkertijd wordt toegepast inhalatiedosiscoëfficiënt [Sv/Bq] voor stochastische effecten van radionuclide i. |
Om het aantal radiotoxiciteitsequivalenten te bepalen waarmee gelijktijdig wordt gewerkt als een handeling met m radionucliden tegelijk wordt verricht, moeten de radiotoxiciteitsequivalenten van de verschillende radionucliden i worden opgeteld volgens formule:
m X j = ∑ X j,i (2.4) i =1 | ||
waarin: | ||
X j m X j,i | = = = | aantal radiotoxiciteitsequivalenten [Reinh] dat wordt gehanteerd bij de handeling j aantal verschillende radionucliden i dat per handeling j tegelijkertijd wordt toegepast en waarover moet worden gesommeerd aantal radiotoxiciteitsequivalenten [Reinh] dat wordt gehanteerd bij handeling j met radionuclide i. |
Met formule (2.5) kan voor de verschillende handelingen eenvoudig worden getoetst of het aantal radiotoxiciteitsequivalenten waarmee wordt gewerkt Xj kleiner is dan het aantal waarmee maximaal mag worden gewerkt Xmax, j.
waarin: | X j ≤ X max,j (2.5) | |
X j Xmax, j | = = | aantal radiotoxiciteitsequivalenten [Reinh] dat wordt gehanteerd bij handeling j aantal radiotoxiciteitsequivalenten [Reinh] dat maximaal per handeling j tegelijkertijd mag worden toegepast. |
De uitkomsten van de berekening van de waarde voor Xmax, j voor verschillende omstandigheden, berekend met formule (2.1), zijn samengevoegd in tabel 3. Er is vanuit gegaan dat aan de waarde van q en r voor de beschikbare voorzieningen invulling wordt gegeven zodat wordt voldaan aan de eisen zoals die zijn voorgeschreven voor de verschillende klassen van laboratoria. De genoemde waarden voor q en r zijn maxima. De waarde van r mag nooit hoger worden genomen dan die van
q. De waarde p kan worden geschat volgens tabel 2.
Onder de in tabel 3 aangegeven omstandigheden mogen geen handelingen worden uitgevoerd met een hogere kans op verspreiding (lagere p) dan in de tabel is aangegeven.
In de praktijk betekent invulling van ALARA dat steeds moet worden bekeken of een optimaler niveau van bescherming kan worden bereikt of, omwille van de stralingshygiëne, een werkplek moet worden gekozen die meer bescherming biedt.
De bepaling van de hoeveelheid radioactiviteit die in de bergplaats in of bij een laboratorium mag worden opgeslagen, wordt beschreven in paragraaf 2.4.2.
Tabel 3: Toetsingsparameters voor de bepaling van de maximaal te hanteren hoeveelheden radioactiviteit voor diverse handelingen in de verschillende radiologische ruimtes.
LOCATIE | q | r | p | Xmax [Reinh] |
B-lab, gesloten kast (klasse III) | 3 | 3 | -4 -3 -2 -1 | 2 20 200 2000 |
B-lab, zuurkast (DIN-gekeurd) Laminair Flow Isolator (klasse II) < 1% uittrede in werkruimte | 3 | 2 | -4 -3 -2 -1 | 0,2 2 20 200 |
B-lab, zuurkast / LAF kast < 10% uittrede in werkruimte | 3 | 1 | -3 -2 -1 | 0,2 2 20 |
B-lab, in werkruimte, bijv. op laboratoriumtafel | 3 | 0 | -2 -1 | 0,2 2 |
C-lab, zuurkast (DIN-gekeurd), Laminair Flow Isolator (klasse II) < 1% uittrede in werkruimte | 2 | 2 | -4 -3 -2 -1 | 0,02 0,2 2 20 |
C-lab, zuurkast / LAF-kast < 10% uittrede in werkruimte | 2 | 1 | -3 -2 -1 | 0,02 0,2 2 |
C-lab, in werkruimte, bijv. op laboratoriumtafel | 2 | 0 | -2 -1 | 0,02 0,2 |
D-lab, zuurkast / LAF-kast | 1 | 1 | -2 -1 | 0,02 0,2 |
D-lab, in werkruimte, bijv. op laboratoriumtafel | 1 | 0 | -2 -1 | 0,002 0,02 |
Nevenruimte binnen laboratoriumbeheer | 1 | 0 | -1 | 0,02 |
Ruimtes buiten het laboratoriumbeheer | 0 | 0 | -1 | 0,002 |
2.3 Criteria ten aanzien van uitwendige bestraling
2.3.1 Uitwendige bestraling ten gevolge van handelingen en opstellingen
Het werken met radioactieve stoffen kan niet alleen het risico van inwendige of uitwendige besmetting met zich brengen, maar in een aantal gevallen eveneens uitwendige bestraling. Omdat het berekenen van het dosistempo rondom een hoeveelheid radioactiviteit in iedere cursus voor stralingsdeskundige aan de orde komt, wordt dit hier verder niet toegelicht. Hier worden alleen de randvoorwaarden vermeld die moeten worden aangehouden bij de berekeningen.
Uitgangspunt bij de bepaling van de benodigde afscherming bij 'structureel langdurige' opstellingen is altijd dat een werknemer tijdens de handelingen vanwege uitwendige bestraling in reguliere omstandigheden in beginsel niet meer dosis kan ontvangen dan 10% van de dosislimiet voor blootgestelde werknemers. Omgerekend is dit 1 µSv per uur.
Gezien de beschikbaarheid van afschermingsmateriaal, zowel voor bescherming tegen bèta-straling als tegen gamma-straling, zal deze norm in het algemeen eenvoudig haalbaar zijn en, gemiddeld over de handelingen, ook moeten worden aangehouden. Dit gemiddelde wordt bepaald door de tijd te nemen, die een persoon nodig heeft voor handelingen die bij elkaar horen.
In het algemeen zal het invullen van het ALARA-beginsel echter betekenen dat lagere waarden worden aangehouden dan hier vermeld.
2.3.2 Submersie
In bijlage 9 van de ANVS-Verordening basisveiligheidsnormen stralingsbescherming worden de waarden bepaald die moeten worden aangehouden voor de bepaling van de effectieve dosis die personen ontvangen ten gevolge van blootstelling aan edelgassen in de lucht.
2.4 Bepaling van de belastingsfactor van de werkruimte
2.4.1 De belastingsfactor van de werkruimte waar handelingen met radioactieve stoffen plaatsvinden
Om te bepalen of de hoeveelheid activiteit waarmee in een laboratorium mag worden gewerkt niet wordt overschreden, moet de Belastingsfactor (B) van die werkruimte worden bepaald. Deze factor geeft aan in hoeverre het laboratorium wordt belast ten opzichte van de situatie waarvoor deze is ontworpen. De belastingsfactor van de werkruimte mag niet groter zijn dan 1.
De belastingsfactor wordt bepaald voor het uitvoeren van handelingen met radioactieve stoffen en voor opslag ervan buiten de bergplaats. De werkwijze voor bepaling van de belastingsfactor wordt hieronder beschreven.
Voor de werkruimte worden eerst de plaatsen gedefinieerd waar handelingen plaatsvinden met radioactiviteit dan wel waar opslag plaatsvindt. Per plaats worden de parameters q en r vastgelegd. Tevens worden voor de verschillende handelingen j die plaatsvinden per nuclide i de hoeveelheid activiteit Aj, i en de verspreidingsparameters p bepaald. De waarde van Xj is voor de verschillende handelingen berekend met formule (2.3).
Om de belastingsfactor te kunnen berekenen moet worden geschat hoeveel uur tj per week elke handeling j voorkomt. Voor tj wordt het aantal uren genomen, dat personen tijdens de handelingen j in de werkruimte aanwezig zijn. De berekeningen kunnen worden vereenvoudigd door vergelijkbare handelingen met dezelfde radioactieve stof samen te voegen. In het algemeen zal de waarde van tj niet groter zijn dan 40 uur per week. Dit is met name van belang voor handelingen zoals metingen, die buiten de werktijd doorgaan. Voor opslag buiten de bergplaats in de werkruimte mag ook worden uitgegaan van 40 uur per week, omdat werknemers per week niet langer in het laboratorium zullen werken. De belastingsfactor van een werkruimte kan worden berekend met formule:
waarin: | n t j X j Bw = ∑ ∗ ≤ 1 (2.6) j =1 40 X max, j | |
Bw n tj Xj Xmax, j | = = = = = | belastingsfactor van de werkruimte aantal handelingen j die in de werkruimte plaatsvinden en waarover moet worden gesommeerd aantal uren per week dat een bepaalde handeling j wordt uitgevoerd of een situatie zich voordoet aantal radiotoxiciteitsequivalenten [Reinh] dat wordt gehanteerd bij handeling j aantal radiotoxiciteitsequivalenten [Reinh] dat maximaal per handeling j tegelijkertijd mag worden toegepast. |
Wanneer Bw groter is dan 1 dan zijn onvoldoende maatregelen genomen. Dit kan optreden wanneer de verschillende werkplaatsen of opslagplaatsen in een ruimte maximaal worden benut voor wat betreft tijd (t/40) en of activiteit (Xi/Xmax). Aanvullende maatregelen moeten dan worden genomen om te compenseren voor de gelijktijdige blootstelling aan de verschillende gevaarsbronnen.
Met de hiervoor beschreven methode kan worden nagegaan welke maatregelen het meest effectief zijn.
Formule (2.6) uitgedrukt in becquerel wordt:
n m t j Aj,i Bw = ∑∑ ∗ ≤ 1 (2.7) j=1 i=1 40 Amax, j,i | ||
waarin: | ||
Bw | = | belastingsfactor van de werkruimte |
n | = | aantal handelingen j die in de werkruimte plaatsvinden en waarover moet |
worden gesommeerd | ||
m | = | aantal verschillende radionucliden i dat per handeling j tegelijkertijd wordt |
toegepast en waarover moet worden gesommeerd | ||
tj | = | aantal uren per week dat een bepaalde handeling j wordt uitgevoerd of een situatie |
Aj,i | = | zich voordoet |
Amax, j,i | = | activiteit [Bq] die per handeling j met radionuclide i tegelijkertijd wordt toegepast maximaal toe te passen activiteit [Bq] voor handeling j en radionuclide i. |
2.4.2 Opslag
Het aantal radiotoxiciteitsequivalenten [Reinh] dat maximaal mag worden opgeslagen in een bergplaats is tienmaal de hoeveelheid welke met formule (2.1) kan worden berekend en op enig moment in het bijbehorende laboratorium mag worden gehanteerd bij de hoogst geldende waarde van r met waarde p = -1. Hierbij moet de voorraad en het radioactief afval worden gesommeerd. De voor opslag benodigde hoeveelheid kan voor laboratorium-complexen afwijken van de hier berekende waarde. Afwijking van deze waarde is alleen toegestaan wanneer dit in de vergunning is geregeld. Bij de bepaling van de gewenste hoeveelheid wordt de inhalatie als belastingpad gehanteerd, omdat dat het meest beperkende pad lijkt bij een ongeval, namelijk directe inhalatie bij verspreiding in lucht bij brand.
De externe straling voor het milieu wordt in veel gevallen voldoende beperkt door de voorwaarde dat op 10 cm van de buitenzijde van de bergplaats het omgevingsdosistempo niet hoger mag zijn dan 1 µSv per uur.
∗ ∗ ∗ ∗ ∗ ∗ ∗