–CONCEPT—
–CONCEPT—
Overeenkomst kwaliteitsafspraken mbo
Overeenkomst tussen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en onderstaande onderwijsinstelling inzake de uitvoering van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo
Partijen:
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mw. dr. Xxx Xxxxxxxxxx, mede namens de Minister van Economische Zaken, handelende als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de minister.
[mbo-instelling…..] te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door ………, hierna te noemen: de instelling.
Overwegende dat:
• het voor de vitaliteit van de Nederlandse economie nu en in toekomst cruciaal is dat onze vakmensen goed opgeleid, creatief en flexibel inzetbaar zijn. Een steeds sneller veranderende arbeidsmarkt maakt dit nog urgenter. Dit stelt hoge eisen aan de kwaliteit van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo);
• Nederland een solide stelsel van beroepsonderwijs heeft, dat in internationaal opzicht goed presteert;
• uit het Onderwijsverslag van de Inspectie van het Onderwijs over schooljaar 2012-2013 blijkt dat de kwaliteit van het middelbaar beroepsonderwijs de afgelopen tien tot vijftien jaar nagenoeg op een gelijk niveau is gebleven;
• het voor toekomstbestendig middelbaar beroepsonderwijs nodig is om de kwaliteit verder te versterken;
• mbo-instellingen met de implementatie van de maatregelen uit het actieplan Focus op Vakmanschap 2011-2015 werken aan een betere onderwijskwaliteit;
• het beleid van de minister er op is gericht dat mbo-instellingen aanvullend hierop extra inspanningen plegen om de kwaliteit verder te verhogen, zoals beschreven in de brief Xxxx Xxxx voor Vakmanschap;
• het maken van kwaliteitsafspraken met mbo-instellingen hier onderdeel van is, waarbij op een aantal specifieke thema’s extra kwaliteitsverbetering gericht gestimuleerd wordt. De minister heeft hierover afspraken gemaakt met de mbo-sector in het Bestuursakkoord mbo 2014;
• het de kwaliteit van het mbo ten goede komt als er sprake is van rechtstreekse afspraken tussen de minister en de besturen van individuele instellingen, aangezien uit de aanpak van voortijdig schoolverlaten is gebleken dat een individuele benadering met een concrete verbeterdoelstelling, resultaatsbeloning, transparantie over de voortgang en de inzet van accountmanagement tot resultaat leidt;
• de minister de administratieve lasten voor de instellingen in relatie tot de kwaliteitsafspraken zoveel mogelijk wil beperken;
• de minister het om die reden van belang vindt dat instellingen bestaande databronnen optimaal kunnen gebruiken bij het opstellen van een integraal kwaliteitsplan en daaruit volgende voortgangsrapportages. Hierbij wordt geen extra informatie van de instellingen gevraagd;
• de minister het van belang vindt een onafhankelijke instantie in te zetten om te bevorderen dat de kwaliteitsplannen ambitieus en haalbaar zijn en om de voortgang van de uitvoering te bewaken;
• de minister het van belang vindt dat de mbo-instellingen in het kader van de kwaliteitsafspraken de nodige aandacht besteden aan studenten in een kwetsbare positie. Het mbo-accountmanagement zal ten behoeve van deze studenten een bijzondere opdracht vervullen;
• instellingen op grond van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo vanaf 2015 aanspraak kunnen maken op een investeringsbudget van € 187,5 mln (waarvan €163,5 mln voor het
kwaliteitsplan en €24 mln voor excellentie) en vanaf 2016 op een resultaatafhankelijk budget van € 99 mln (oplopend tot € 174 mln in 2017), zoals vermeld in de Regeling kwaliteitsafspraken mbo;
• het, gelet op artikel 1.5 van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo, wenselijk is om de inzet van de individuele mbo-instellingen en de minister bij de uitvoering van de kwaliteitsafspraken formeel te bekrachtigen.
Komen overeen als volgt:
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze uitvoeringsovereenkomst wordt verstaan onder:
a. bevoegd gezag: het bevoegd gezag van de instelling;
b. mbo-instellingsrapportage: een document waarin reeds beschikbare kwalitatieve en kwantitatieve gegevens die tezamen indicatief zijn voor de onderwijskwaliteit van de instelling worden gebundeld. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de in de bijlage van de Regeling opgenomen landelijke prioritaire thema’s;
c. kwaliteitsplan: het kwaliteitsplan, bedoeld in artikel 1.4 van de Regeling;
d. MBO in Bedrijf: de instantie, bedoeld in artikel 1.5, tweede lid, van de Regeling;
e. Regeling: de Regeling kwaliteitsafspraken mbo;
f. wet: de Wet educatie en beroepsonderwijs.
Artikel 2. Doel
Het doel van deze overeenkomst is het borgen van zowel de inzet van de minister als die van de instelling bij de uitvoering van de Regeling met het oog op het realiseren van verbetering van de onderwijskwaliteit bij de instelling.
Artikel 3. Totstandkoming kwaliteitsplan
1. De minister faciliteert de instelling al naar gelang de behoefte bij de uitvoering van de kwaliteitsafspraken mbo, in het bijzonder bij de totstandkoming en de uitvoering van het kwaliteitsplan.
2. De in het eerste lid genoemde facilitering geschiedt via het aanspreekpunt van de minister: het mbo-accountmanagement en omvat onder meer het ter beschikking stellen van relevante informatie en het organiseren van kennisdeling.
3. De minister stelt ten behoeve van de totstandkoming van het kwaliteitsplan tijdig een handreiking beschikbaar op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx. De instelling is niet verplicht om deze te gebruiken. De handreiking bestaat uit een voorbeeldformulier, dat kan worden gebruikt bij het opstellen van het kwaliteitsplan, en een mbo-instellingsrapportage.
4. De mbo-instellingsrapportage wordt integraal openbaar gemaakt en ten minste eenmaal per jaar geactualiseerd ten behoeve van de in artikel 5 bedoelde monitoring.
5. De minister kan op verzoek van het bevoegd gezag in aanvulling op de mbo- instellingsrapportage informatieproducten verschaffen om de uitvoering van het kwaliteitsplan te bevorderen.
Artikel 4. Advisering kwaliteitsplan
1. De instelling legt het kwaliteitsplan ter advisering voor aan MBO in Bedrijf. In bijlage 1 bij deze overeenkomst is het afwegingskader gevoegd op basis waarvan MBO in Bedrijf zal adviseren.
2. De instelling ontvangt het advies van MBO in Bedrijf schriftelijk. De minister wordt van het advies in kennis gesteld.
3. Het bevoegd gezag gaat in gesprek met MBO in Bedrijf over de verbetering van het kwaliteitsplan, indien uit het advies van MBO in Bedrijf blijkt dat de inhoud van het kwaliteitsplan nog niet voldoet en MBO in Bedrijf aanbevelingen ter verbetering heeft gedaan.
4. De in het tweede en derde lid bedoelde advisering vindt voor 1 september 2015 plaats.
Artikel 5. Monitoring
1. De minister stelt uiterlijk in 2015 een handreiking op voor de tussenrapportage die instellingen op grond van artikel 1.6, eerste lid, van de Regeling opstellen. De handreiking wordt gepubliceerd op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx.
2. De minister stelt uiterlijk in 2018 een handreiking op voor de eindrapportage die instellingen op grond van artikel 1.6, tweede lid, van de Regeling opstellen. De handreiking wordt gepubliceerd op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx.
3. De instelling geeft op verzoek van de minister xxxxxx in de voortgang van de uitvoering van het kwaliteitsplan teneinde gezamenlijk de effectiviteit en doelmatigheid van de maatregelen uit het kwaliteitsplan te kunnen evalueren.
4. Het bevoegd gezag, Mbo in Bedrijf en mbo-accountmanagement voeren, mede op basis van de tussenrapportage zoals bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, van de Regeling ten minste eenmaal per jaar bestuurlijk overleg over de voortgang van de uitvoering van het kwaliteitsplan en de afspraken tussen de mbo-instelling en andere relevante partijen over de aanpak van de problematiek rondom jongeren in een kwetsbare positie.
Artikel 6. Slotbepalingen
1. De overeenkomst treedt in werking met ingang van 1 maart 2015 en eindigt met ingang van het tijdstip waarop de Regeling vervalt.
2. Indien exogene ontwikkelingen die van invloed zijn op de naleving van de Regeling of op de situatie van de instelling daartoe aanleiding geven, kunnen partijen in overleg treden over wijziging of voortzetting van deze uitvoeringsovereenkomst.
3. Indien één of meer bepalingen van deze uitvoeringsovereenkomst onverbindend blijken te zijn, treden partijen in overleg om de uitvoeringsovereenkomst zo te wijzigen, dat deze geen onverbindende bepalingen meer bevat en dat het doel dat met deze uitvoeringsovereenkomst wordt beoogd zoveel mogelijk wordt bereikt.
Bijlage 1 Afwegingskader kwaliteitsplan
Criterium | Omschrijving | Minimale vereisten |
Visie en ambitie | Het plan geeft een visie op het verhogen van de onderwijskwaliteit aan de hand van de thema’s zoals genoemd in bijlage 1 van de Regeling. Het plan is ambitieus. | Het plan geeft een visie van de school op het verhogen van de eigen onderwijskwaliteit, inclusief de rol die de kwaliteit van het onderwijsgevend personeel daarbij speelt. Het plan bevat op alle thema’s een analyse van de beginsituatie. Er wordt inzichtelijk gemaakt welke verbeterdoelstellingen men op die thema’s wil realiseren. Indien mbo-instellingen ervoor kiezen niet in te zetten op één of meer van de thema’s, of als zij kiezen voor andere thema’s dan genoemd in de bijlage van de Regeling, dan hebben zij dit gemotiveerd. In het plan worden concrete verbeterdoelstellingen benoemd, waarbij wordt aangegeven welke inspanning wordt geleverd, hoe men tot een beter resultaat gaat komen en wat het gewenste resultaat is in de tijd, conform de eisen die hieraan zijn gesteld op grond van artikel 1.4 van de Regeling. De instelling geeft aan hoe en in welke mate het gewenste resultaat bijdraagt aan de landelijke ambities op het gebied van studiesucces en vsv. |
Uitvoerbaarheid en haalbaarheid | De inrichting van de organisatie die het kwaliteitsplan implementeert is zodanig vormgegeven dat een succesvolle uitvoering van het kwaliteitsplan mogelijk is. De doelstellingen en activiteitenplanning zijn uitvoerbaar en haalbaar in de tijd. | Middels een raming in het plan wordt aangetoond dat er voldoende deskundig personeel wordt ingezet voor sturing, afstemming, kennisdeling, communicatie, planning en uitvoering. In het kwaliteitsplan is een planning opgenomen waaruit blijkt hoe de beschreven doelstellingen uitvoerbaar en haalbaar zijn in de tijd. |
Breed gedragen | Het plan wordt gedragen door de instelling (studenten, docenten) en er buiten door andere relevante belanghebbenden zoals (leer)bedrijven en gemeenten. | In het plan wordt het draagvlak voor het plan bij alle relevante stakeholders beschreven. |