PARITAIR SUBCOMITÉ VOOR HET KOETSWERK PSC 149.02
PARITAIR SUBCOMITÉ VOOR HET KOETSWERK PSC 149.02
AKKOORDEN EN COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
UITGAVE 2021-2022
INHOUDSOPGAVE
000 | Werkingssfeer 010 Paritaire subcomité voor het koetswerk | |
100 | Verloning | |
111 | Beroepenclassificatie | |
112 | Loonvorming | |
115 | Vergoeding aan leerlingen | |
120 | Uurlonen (2019) | |
120 | Uurlonen (2022) | |
130 | Eindejaarspremie (2019) | |
130 | Eindejaarspremie (2022) | |
140 | Coronapremie | |
150 | Vervoerkosten (2019) | |
150 | Vervoerkosten (2022) | |
160 | Ecocheques | |
200 Arbeidstijd | ||
210 | Arbeidsduur | |
221 | Ancienniteitverlof | |
225 | Loopbaanverlof | |
230 | Brugpensioen SWT (2021-2022) | |
230 | Brugpensioen SWT (2021-2023) |
231 | Vrijstelling (2021-2022) |
231 | Vrijstelling (2023-2024) |
233 | Berekeningswijze van de aanvullende vergoeding brugpensioen |
242 | Nieuwe arbeidsregelingen |
247 | Sectorale omkadering van de regimes met nachtprestaties |
249 | Arbeidsorganisatie |
Arbeidsovereenkomsten | |
310 | Kort verzuim |
315 | Carenzdag |
317 | Beschikbaarheid op de verblijfplaats |
320 | Opzegginstermijnen |
330 | Verlof om dwingende redenen |
342 | Tijdskrediet en loopbaanvermindering |
362 | Meldingsplicht |
Vorming en tewerkstelling | |
400 | Vorming en opleiding |
417 | Databank en opleidingsCV |
430 | Werkbaar werk en instroom (2021) |
430 | Werkbaar werk en instroom (2022) |
470 | Non-discriminatie clausule |
490 | Outplacement (2019) |
490 | Outplacement (2021) |
300
400
500 Sociaal overleg
510 Statuut van de vakbondsafvaardigingen
513 Erkenning van de representatieve functie
520 Vakbondsvorming
530 Werkzekerheid
550 Syndicale premie 2021
600 Bestaanszekerheid
610 | Wijziging en coördinatie van de FBZ-statuten (2019) |
610 | Wijziging en coördinatie van de FBZ-statuten (2021-2022) |
620 | FBZ-bijdrage |
630 | Sociaal sectoraal pensioenstelsel |
700 | Sociale programmatie 700 Nationaal akkoord 2021-2022 |
800 | Bijlagen |
810 Minimumuurlonen
820a Vervoerkosten - openbaar vervoer 820b Vervoerkosten - privé vervoer
INHOUDSOPGAVE
000 | Werkingssfeer |
100 | Verloning |
200 | Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan |
300 | Arbeidsovereenkomsten |
400 | Vorming en tewerkstelling |
500 | Sociaal overleg |
600 | Bestaanszekerheid |
700 | Sociale programmatie |
800 | Bijlagen |
000
WERKINGSSFEER
010 Paritaire subcomité voor het koetswerk
[0] K.B. 13.03.1985 B.S. 16.04.1985
[1] K.B. 24.10.2012 B.S. 13.12.2012
1. Inhoud:
Toepassingsgebied van het P.S.C. voor het koetswerk.
2. Duurtijd:
Vanaf 16 april 1985 voor onbepaalde duur.
010 PARITAIR SUBCOMITÉ VOOR HET KOETSWERK
Artikel 1, punt 2
TOEPASSINGSGEBIED
Bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten, de ondernemingen die, met uitsluiting van die welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw of het Paritair Comité voor het garagebedrijf, zich hoofdzakelijk bezighouden met:
a) de herstelling van plaatwerk en spuitwerk van het koetswerk van motorvoertuigen;
b) de ombouw, de herstelling of het rechten van chassis van al dan niet gemotoriseerde wegvoertuigen;
c) de constructie en de ombouw, in beperkte serie en buiten serie, van het koetswerk van al dan niet gemotoriseerde wegvoertuigen, van cabines, aanhangwagens en opleggers; onder beperkte serie en buiten serie moeten begrepen worden de vervaardiging op niet-industriële basis.
Het paritair subcomité is niet bevoegd voor de ondernemingen gelijkgesteld met ondernemingen die voor rekening van derden uitsluitend logistieke activiteiten uitoefenen zoals bepaald in het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, behalve als deze activiteiten een onlosmakelijk onderdeel vormen van een handelsactiviteit.
[PSC 149.02] 010-1
100
VERLONING
111 | Beroepenclassificatie |
112 | Loonvorming |
115 | Vergoeding aan leerlingen |
120 | Uurlonen (2019) |
120 | Uurlonen (2022) |
130 | Eindejaarspremie (2019) |
130 | Eindejaarspremie (2022) |
140 | Coronapremie |
150 | Vervoerkosten (2019) |
150 | Vervoerkosten (2022) |
160 | Ecocheques |
C.A.O.: 14/03/91 K.B.: 20/01/92 B.S.: 28/02/92
Registratiedatum: 27/05/91 Registratienummer: 27440/CO/149.2 Publicatie van registratie in het B.S.: 26/10/91
1. Inhoud:
• Beroepenclassificatie:
A.1. Hulpwerkman
A.2. Hulpwerkman (6 maanden anciënniteit in de onderneming)
B.1. Geoefende hulpwerkman
B.2. Geoefende hulpwerkman (6 maanden bedrijfsanciënniteit)
C. Geschoolde werkman 2e klasse
D. Geschoolde werkman 1e klasse
X. Xxxxxxx buiten categorie
• Verplichte vermelding van de klasse op de loonfiche (artikel 5)
• Artikel 12 van nationaal akkoord 2021-2022: Een werkgroep met experten functieclassificatie wordt opgericht die tegen 31 december 2024 werk maakt van een actualisatie van de bestaande functieclassificatie.
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.’s:
C.A.O.: 22/03/78 K.B.: 04/09/78 B.S.: 04/01/79
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 1991 voor onbepaalde duur.
111 BEROEPENCLASSIFICATIE
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 14 MAART 1991
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair subcomité voor het koetswerk.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder “werklieden “verstaan: de werklieden of de werksters.
Artikel 3
HOOFDSTUK II - BEROEPENCLASSIFICATIE
De werklieden tewerkgesteld in de in artikel 1 bedoelde ondernemingen worden in zeven categorieën ingedeeld, rekening houdend met de aard van de uitgevoerde werken, de vakbekwaamheid en de graad van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid bij de uitvoering van de hun toevertrouwde werken of nog hun anciënniteit.
Worden beschouwd als:
A.1. Hulpwerkman:
De werkman die geen speciale kennis of bijzonder lichamelijke geschiktheid moet bezitten en die de eenvoudigste werken zonder speciale richtlijn en uitvoert.
A.2. Hulpwerkman (6 maanden anciënniteit in de onderneming):
De werkman die geen speciale kennis of bijzonder lichamelijke geschiktheid moet bezitten en die de eenvoudigste werken zonder speciale richtlijnen uit voert en die 6 maanden anciënniteit heeft in de onderneming.
B.1. Geoefende hulpwerkman:
- de werkman die bekwaam is eenvoudige werken en doorgaans herhaal de werken uit te voeren waarvoor slechts een vakopleiding uit gewoonte is vereist welke door een korte aanpassingsperiode wordt verworven;
- de herschoolde werkman die titularis is van een attest van de VDAB, FOREM of ORBEM, voor zover het een opleiding specifiek voor de sector betreft.
De verantwoordelijkheid van de geoefende hulpwerkman is strikt beperkt tot een gewoon elementair werk dat onder toezicht wordt uitgevoerd. De hulpwerkman die zware, vuile of ongezonde werken moet verrichten wordt met deze categorie gelijkgesteld.
B.2. Geoefende hulpwerkman (6 maanden anciënniteit in de categorie “geoefende hulpwerkman”): Elke werkman meteen anciënniteitvan6maandenindecategorie “B.1. Geoefende hulpwerkman”.
C. Geschoolde werkman 2e klasse:
- de werkman, die bekwaam is onder hogere leiding, beroepswerken uit te voeren, welke een door ervaring verkregen vakkennis vergen;
- de werkman die een theoretische vakopleiding heeft genoten, aangevuld door minstens één jaar vakpraktijk.
De geschoolde werkman van tweede klasse werkt niet zelfstandig en zijn verantwoordelijkheid is beperkt.
D. Geschoolde werkman 1e klasse:
De werkman die bekwaam is werken te verrichten welke een normale vakbekwaamheid en verscheiden jaren ervaring vereisen, zo mogelijk aangevuld door theoretische kennis welke onder meer in de avondschool kan worden opgedaan.
De verantwoordelijkheid gaat verder dan de afwerking van het opgedragen werken slaat op het geheel van het werk. Er wordt echter geen zelfstandige arbeid vereist.
X. Xxxxxxx buiten categorie:
De werkman die bekwaam is zelfstandig kwaliteitswerk uit te voeren dat een hogere graad van vakbekwaamheid, een technische opleiding verkregen in de vakschool of een ervaring door lange jaren praktijk vereist.
Hij dient een volledige zelfstandigheid bij de uitvoering van het werk te bezitten en moet zich van zijn verantwoordelijkheid bewust zijn en bovendien verantwoordelijkheidszin bezitten inzake ploegwerk.
Artikel 4
De werkman die geen theoretische opleiding heeft genoten wordt evenwel als geschoolde werkman 1e klasse of zelfs als werkman buiten categorie beschouwd, indien de uitvoering van werken, zoals voorzien in de bepaling van deze categorieën, volledig zelfstandig van hen worden gevergd.
Daarenboven kan de werkman die slechts volgens de richtlijnen onder het toezicht en de verantwoordelijkheid van een derde werkt niet op de hoogste kwalificatie aanspraak maken.
De categorieën aldus op nationaal vlak omschreven zijnde, wordt de eigenlijke classificatie van de tewerkgestelde werklieden (naargelang van het verrichte werk en op grond van de in de bepalingen opgenomen maatstaven) in de onderneming vastgesteld.
Artikel 5
Op iedere individuele loonfiche en loonafrekening, overhandigd aan de werkman, moet de juiste beroep en categorie, waartoe betrokkene hoort, vermeld worden. ledere werkman behoort noodzakelijkerwijze tot één van de beroepen categorieën vermeld onder artikel 3.
Voor de vermelding volstaat het gebruik van de kenletter behorende bij iedere beroepencategorie: categorie “A.1. “ of “A.2.” of “B.1.” of “B.2. “of “C.” of “O.” of .E.”.
Artikel 6
HOOFDSTUK III - GELDIGHEID
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 22 maart 1978, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor de sectoren welke aan de metaal-, machine-en elektrische bouw verwant zijn, tot vaststelling van de beroepenclassificatie van de werklieden en de werksters tewerkgesteld in de koetswerkondernemingen welke onder dat comité ressorteren, algemeen verbindend verklaard bij koninklijkbesluit van 4 september 1978 (Belgisch Staatsblad van 4 januari 1979).
Artikel 7
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1991 en geldt voor een onbepaalde tijd.
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair subcomité voor het koetswerk.
C.A.O.: 18/06/09 K.B.: 02/06/2010 B.S.: 06/08/2010
Registratiedatum: 14/09/09 Registratienummer: 94262/CO/149.2 Publicatie van registratie in B.S.: 30.09.091
1. Inhoud:
Loonvorming:
- Vaststelling minimumuurlonen
- Loonspanning voor de minimumuurlonen
- Afronding van de uurlonen
- Indexkoppeling
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.:
C.A.O.: 08/07/03 K.B.: 23/06/04 BS: 30/08/04
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2009 voor onbepaalde duur.
112 LOONVORMING
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 18 JUNI 2009
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de arbeiders en de arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Artikel 2
HOOFDSTUK II - LONEN
De minimumuurlonen van de arbeiders tewerkgesteld in de bij artikel 1 bepaalde ondernemingen, worden vastgesteld door het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Artikel 3
Alle verhogingen of aanpassingen van de minimumuurlonen worden op het minimumuurloon van de hulpwerkman (spanning 100) toegepast en schommelen voor de andere categorieën volgens de hierna bepaalde loonspanning:
CATEGORIE | LOONSPANNING |
A.1. Hulpwerkman | 100 pct. |
A.2. Hulpwerkman (6 maanden anciënniteit in de onderneming) | 105 pct. |
B.1. Geoefende hulpwerkman | 111,5 pct. |
B.2. Geoefende hulpwerkman (6 maanden anciënniteit in de categorie “geoefende hulpwerkman”) | 116,5 pct. |
C. Geschoolde werkman 2de klasse | 122,5 pct. |
D. Geschoolde werkman 1ste klasse | 130 pct. |
X. Xxxxxxx buiten categorie | 140 pct. |
Artikel 4
HOOFDSTUK III - KOPPELING VAN DE LONEN AAN HET INDEXCIJFER VAN DE CONSUMPTIEPRIJZEN
De minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, maandelijks vastgesteld door de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie en bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Alle indexberekeningen worden uitgevoerd rekening houdend met de derde decimaal en afgerond tot op het honderdste, het halve honderdste wordt tot het hogere honderdste afgerond.
Artikel 5
Sinds 2005 worden de minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen telkens op 1 februari aangepast aan de reële index. De aanpassing wordt berekend door de sociale index van de maand januari van het kalenderjaar te vergelijken met de sociale index van de maand januari van het voorgaande kalenderjaar.
Artikel 6
HOOFDSTUK IV - AFRONDINGSREGELS
Conform de wettelijke bepalingen, worden alle verhogingen of aanpassingen van de lonen berekend, rekening houdend met de vierde decimaal.
De uitkomst van deze verhogingen of aanpassingen van de lonen wordt afgerond tot op de dichtst bijgelegen eurocent.
Voorbeeld:
- € ...,0001 tot en met € ...,0049 wordt afgerond naar de lagere eurocent.
- € ...,0050 tot en met € ...,0099 wordt afgerond naar de hogere eurocent.
Artikel 7
Wanneer een verhoging samenvalt met een aanpassing, wordt de verhoging eerst toegepast.
Artikel 8
HOOFDSTUK V - SLOTBEPALINGEN
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze betreffende de loonvorming, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk van 8 juli 2003, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 23 juni 2004 (Belgisch Staatsblad van 30 augustus 2004).
Artikel 9
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2009 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
K.B.: 20/02/95 B.S.: 19/04/54
1. Inhoud:
Leervergoeding.
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.’s:
3. Duurtijd:
Vanaf 1 september 1994 voor onbepaalde duur.
000 XXXXXXXXXX XXX XXXXXXXXXX
KONINKLIJK BESLUIT VAN 20 FEBRUARI 1995
Artikel 1
Dit besluit is van toepassing op de patroons en de leerlingen die in toepassing van de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst, een leerovereenkomst hebben gesloten in de ondernemingen die tot het ressort van het Paritair Subcomité voor het koetswerk behoren.
Artikel 2
De in artikel 1 bedoelde leerling heeft recht op een vergoeding waarvan het bedrag overeenstemt met een bepaald percentage van het minimumloon van hulpwerkman, zoals bepaald voor de ondernemingen die tot het ressort van het Paritair Subcomité voor het koetswerk behoren.
Het in het eerste lid bedoelde percentage wordt als volgt vastgesteld:
- 60% wanneer de leerling 15 of 16 jaar is;
- 70% wanneer de leerling 17 jaar is;
- 80% wanneer de leerling 18 jaar of ouder is.
Artikel 3
De in artikel 2 bedoelde vergoeding wordt uitgekeerd voor alle uren die als leertijd in de onderneming worden doorgebracht.
Artikel 4
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1994.
[PSC 149.02] 115-1
C.A.O.: 26/06/2019 K.B.: 11/11/2019 B.S.: 05/12/2019
Neerlegging: 10/07/2019 Registratiedatum: 30/07/2019 Registratienummer: 153152/CO/149.02
1. Inhoud:
Uurlonen
- Vaststelling van de minimumuurlonen
- Indexkoppeling
2. Vervanging van C.A.O.:
C.A.O.: 06/10/2017 K.B.: 18/03/2018 B.S.: 03/04/2018
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2019 voor onbepaalde duur.
120 UURLONEN (2019)
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 26 JUNI 2019
In uitvoering van artikel 4 van het nationaal akkoord 2019-2020 van 26 juni 2019.
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Artikel 2 - Minimumuurlonen
HOOFDSTUK II - LONEN
De minimumuurlonen die op 1 februari 2019 werden geïndexeerd op basis van het referte-indexcijfer 106,25 (januari 2019), worden op 1 juli 2019 met 1,1% verhoogd.
De minimumuurlonen van toepassing vanaf 1 juli 2019 zijn:
CATEGORIEEN | SPANNING | 38U/WEEK | |
01/07/2019 - € | |||
A.1. | Hulpwerkman | 100 | 12,82 |
A.2. | Hulpwerkman (6 maanden anciënniteit in de onderneming) | 105 | 13,46 |
B.1. | Geoefende hulpwerkman | 111,5 | 14,29 |
B.2. | Geoefende hulpwerkman (6 maanden ancienniteit in de categorie “geoefende hulpwerkman”) | 116,5 | 14,94 |
C. | Geschoolde 2° Klasse | 122,5 | 15,70 |
D. | Geschoolde 1° Klasse | 130 | 16,67 |
E. | Buiten categorie | 140 | 17,95 |
Artikel 3 – Werkelijk betaalde lonen
De werkelijk betaalde uurlonen die op 1 februari 2019 werden geïndexeerd op basis van het referteindexcijfer 106,25 (januari 2019), worden op 1 juli 2019 met 1,1% verhoogd.
In afwijking van het eerste lid, kan de beschikbare loonmarge van 1,1% op een alternatieve manier worden ingevuld via een ondernemingsenveloppe, zoals bepaald in artikel 5 van het nationaal akkoord 2019-2020 van 26 juni 2019.
HOOFDSTUK III – KOPPELING VAN DE LONEN
AAN HET INDEXCIJFER VAN DE CONSUMPTIEPRIJZENN
Artikel 4
De minimumuurlonen en de werkelijk betaalde lonen van kracht op 1 juli 2019 schommelen overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009 betreffende de loonvorming en de in voege zijnde wettelijke bepalingen.
Artikel 5
HOOFDSTUK III - GELDIGHEID
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst inzake uurlonen van 6 oktober 2017, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, geregistreerd op 24 november 2017 onder het nummer 142.817/CO/149.02 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 maart 2018 (BS 3 april 2018).
Artikel 6
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Deze opzegging kan slechts ingaan ten vroegste vanaf 1 juli 2021.
C.A.O.: 02/12/2022
Neerlegging: 07/12/2022 Registratiedatum: 26/01/2022 Registratienummer: 169729/CO/149.02
1. Inhoud:
Uurlonen
- Vaststelling van de minimumuurlonen
- Indexkoppeling
2. Vervanging van C.A.O.:
C.A.O.: 26/06/2019 K.B.: 11/11/2019 B.S.: 05/12/2019
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2022 voor onbepaalde duur.
120 UURLONEN (2022)
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 2 DECEMBER 2021
In uitvoering van artikel 4 van het nationaal akkoord 2021-2022 van 2 december 2021.
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepas¬sing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Artikel 2 - Minimumuurlonen
HOOFDSTUK II - LONEN
De minimumuurlonen die op 1 februari 2021 werden geïndexeerd op basis van het referte-indexcijfer 107,86 (januari 2021), worden op 1 januari 2022 met 0,4% verhoogd.
De minimumuurlonen van toepassing vanaf 1 januari 2022 zijn:
CATEGORIEEN | SPANNING | 38U/WEEK | |
01/01/2022 - € | |||
A.1. | Hulpwerkman | 100 | 13,06 |
A.2. | Hulpwerkman (6 maanden anciënniteit in de onderneming) | 105 | 13,71 |
B.1. | Geoefende hulpwerkman | 111,5 | 14,56 |
B.2. | Geoefende hulpwerkman (6 maanden ancienniteit in de categorie “geoefende hulpwerkman”) | 116,5 | 15,21 |
C. | Geschoolde 2° Klasse | 122,5 | 16,00 |
D. | Geschoolde 1° Klasse | 130 | 16,98 |
E. | Buiten categorie | 140 | 18,28 |
Artikel 3 – Werkelijk betaalde lonen
De werkelijk betaalde uurlonen die op 1 februari 2021 werden geïndexeerd op basis van het referte- indexcijfer 107,86 (januari 2021), worden op 1 januari 2022 met 0,4% verhoogd.
In afwijking van het eerste lid, kan de beschikbare loonmarge van 0,4% op een alternatieve manier worden ingevuld via een ondernemingsenveloppe, zoals bepaald in artikel 5 van het nationaal akkoord 2021-2022 van 2 december 2021.
Artikel 4
HOOFDSTUK III – KOPPELING VAN DE LONEN
AAN HET INDEXCIJFER VAN DE CONSUMPTIEPRIJZENN
De minimumuurlonen en de werkelijk betaalde lonen van kracht op 1 januari 2022 schommelen overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009 betreffende de loonvorming en de in voege zijnde wettelijke bepalingen.
Artikel 5
HOOFDSTUK III - GELDIGHEID
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst inzake uurlonen van 26 juni 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, geregistreerd op 30 juli 2019 onder het nummer 153.152/CO/149.02 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 november 2019 (BS 5 december 2019).
Artikel 6
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Deze opzegging kan slechts ingaan ten vroegste vanaf 1 juli 2023.
C.A.O.: 12/09/2019
Neerlegging: 03/10/2019 Registratiedatum: 24/10/2019 Registratienummer: 154726/CO/149.02
1. Inhoud: Eindejaarspremie:
- Bedrag: 8,33% van het brutoloon
- Referteperiode: 1 januari - 31 december
- Betaalperiode: met loonafrekening van december Pro rata:
- minder dan 1 jaar dienst op 31.12;
- einde contract van bepaalde duur, contract voor een duidelijk omschreven werk of vervangingsovereenkomst van minimum 3 maanden;
- pensioen en brugpensioen en overlijden: voor 30 juni: 8,33% van het brutoloon uitbetaald gedurende de 6 maanden vóór het vertrek - na 30 juni: 8,33% van het brutoloon uitbetaald gedurende de 12 maanden vóór het vertrek.
Verlies van het recht: ontslag door arbeider (< 3 jaar anciënniteit in de onderneming) of om dringende reden.
Gelijkstellingen: zwangerschapsverlof, bevallingsrust, geboorte-verlof, de periodes van schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens profylactisch verlof, adoptieverlof, pleegouderverlof, verlof voor medische bijstand (maximum 3 maanden, per referteperiode, per arbeider) en palliatief verlof worden gelijkgesteld met effectieve prestaties. De gelijkstelling van de ziekteperiodes, de periode voor ongevallen van gemeen recht en arbeidsongevallen is beperkt tot 90 werkdagen en wat betreft de tijdelijke werkloosheid is deze gelijkstelling beperkt tot 120 werkdagen.
2. Vervanging van C.A.O.:
C.A.O.: 06/10/2017 K.B.: 13/06/2018 B.S.: 10/07/2018
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2019 voor onbepaalde duur.
130 EINDEJAARSPREMIE (2019)
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 12 SEPTEMBER 2019
In uitvoering van artikel 10 van het nationaal akkoord 2019-2020 van 26 juni 2019.
Artikel 1
HOOFDSTUK I – TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Artikel 2
HOOFDSTUK II - TOEKENNINGSMODALITEITEN
Onverminderd de in de ondernemingen bestaande voordeliger toestanden wordt, samen met de loonafrekening van de maand december van de referteperiode, door de werkgevers een eindejaarspremie betaald aan.
Artikel 3
Het bedrag van de eindejaarspremie wordt vastgesteld op 8,33 pct. van het effectieve brutoloon, uitbetaald aan 100 pct. tijdens de referteperiode en aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Artikel 4
Voor de toepassing van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, dient onder “referteperiode” te worden verstaan: het beschouwde kalenderjaar.
Artikel 5
Voor de berekening van de eindejaarspremie worden volgende periodes van schorsingen van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld met effectieve prestaties:
- zwangerschapsverlof, bevallingsrust en geboorte-verlof;
- ziekte, beroepsziekte, ongeval van gemeen recht, arbeidsongeval en tijdelijke werkloosheid (ook schoolverlaters in hun wachtperiode).
Voor de berekening van de eindejaarspremie worden, vanaf 1 januari 2020, de periodes van schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens profylactisch verlof, adoptieverlof, pleegouderverlof, verlof voor medische bijstand (maximum 3 maanden, per referteperiode, per arbeider) en palliatief verlof eveneens gelijkgesteld met effectieve prestaties.
Per referteperiode wordt de gelijkstelling voor periodes van ziekte, beroepsziekte, ongeval van gemeen recht en arbeidsongeval samen evenwel begrensd tot honderd twintig arbeidsdagen afwezigheid.
Voor de periodes van tijdelijke werkloosheid wordt de gelijkstelling begrensd tot honderd twintig arbeidsdagen afwezigheid per referteperiode.
In de berekening van de honderd twintig dagen wordt geen rekening gehouden met de schorsingen van de arbeidsovereenkomst waarvoor de werkgever gehouden is tot betaling van het loon aan 100 pct., noch met de tweede week gewaarborgd weekloon bij ziekte, noch met de jaarlijkse vakantiedagen.
Het fictief loon dat in aanmerking genomen wordt voor de gelijkgestelde dagen, wordt berekend met inachtneming van het koninklijk besluit van 18 april 1974 en haar wijzigingen tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de Wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen.
Artikel 6
In geval van pensioen of stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag vóór 30 juni van de referteperiode, is de eindejaarspremie gelijk aan het percentage voorzien bij artikel 4, van het brutoloon uitbetaald tijdens de laatste zes maanden voor het vertrek.
In geval van pensioen of stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag na 30 juni van de referteperiode, is de eindejaarspremie gelijk aan het percentage voorzien bij artikel 3, van de brutolonen uitbetaald tijdens de laatste twaalf maanden voor het vertrek.
Artikel 7
In geval van overlijden van de arbeider, wordt de eindejaarspremie uitbetaald aan de rechthebbenden, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 6.
Artikel 8
§1. Er wordt een pro rata eindejaarspremie betaald naar rata van de geleverde en gelijkgestelde perioden tijdens de referteperiode, ongeacht de wijze waarop er een einde komt aan de arbeidsovereenkomst, behalve indien:
- de arbeider ontslagen wordt wegens een dringende reden in zijnen hoofde;
- de arbeider ontslag neemt en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een anciënniteit van minder dan 3 jaar heeft in de onderneming.
In toepassing van deze paragraaf wordt de pro rata eindejaarspremie betaald ten laatste gedurende de maand die volgt op deze tijdens dewelke de gebeurtenis zich heeft voorgedaan.
Ook de periode gedekt door een verbrekingsvergoeding geeft recht op een pro rata eindejaarspremie.
§2. De arbeiders met een contract van bepaalde duur, of voor duidelijk omschreven werk, of een vervangingsovereenkomst hebben eveneens recht op een pro rata eindejaarspremie.
Zij genieten deze eindejaarspremie op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten. Voor deze gevallen geldt de normale referteperiode niet. Wanneer het een contract van meer dan een jaar betreft, wordt per jaar een eindejaarspremie betaald, op basis van de dat jaar geleverde prestaties en waarbij de laatste afrekening ten laatste gebeurt op het ogenblik van het verlaten van de onderneming.
Artikel 9
Deze eindejaarspremie mag niet worden gecumuleerd met de eindejaarsvoordelen welke eventueel op het vlak van de onderneming bestaan en die voordeliger zijn.
Artikel 10
HOOFDSTUK III - SLOTBEPALINGEN
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt, vanaf 1 januari 2020, de collectieve arbeidsovereenkomst van van 6 oktober 2017 inzake eindejaarspremie, geregistreerd onder het nummer 142.809/CO/149.02 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 13 juni 2018 (BS 10 juli 2018).
Artikel 11
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2020 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
C.A.O.: 01/02/2022
Neerlegging: 25/02/2022 Registratiedatum: 07/06/2022 Registratienummer: 173236/CO/149.02
1. Inhoud: Eindejaarspremie:
- Bedrag: 8,33% van het brutoloon
- Referteperiode: 1 januari - 31 december
- Betaalperiode: met loonafrekening van december Pro rata:
- minder dan 1 jaar dienst op 31.12;
- einde contract van bepaalde duur, contract voor een duidelijk omschreven werk of vervangingsovereenkomst van minimum 3 maanden;
- pensioen en brugpensioen en overlijden: voor 30 juni: 8,33% van het brutoloon uitbetaald gedurende de 6 maanden vóór het vertrek - na 30 juni: 8,33% van het brutoloon uitbetaald gedurende de 12 maanden vóór het vertrek.
Verlies van het recht: ontslag door arbeider (< 3 jaar anciënniteit in de onderneming) of om dringende reden.
Gelijkstellingen: zwangerschapsverlof, bevallingsrust, geboorte-verlof, de periodes van schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens profylactisch verlof, adoptieverlof, pleegouderverlof, verlof voor medische bijstand (maximum 3 maanden, per referteperiode, per arbeider) en palliatief verlof worden gelijkgesteld met effectieve prestaties. De gelijkstelling van de ziekteperiodes, de periode voor ongevallen van gemeen recht en arbeidsongevallen is beperkt tot 120 werkdagen en wat betreft de tijdelijke werkloosheid is deze gelijkstelling beperkt tot 150 werkdagen.
2. Vervanging van C.A.O.:
C.A.O.: 12/09/2019 K.B.: 06/09/2020 B.S.: 16/09/2020
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2022 voor onbepaalde duur.
130 EINDEJAARSPREMIE (2022)
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 1 FEBRUARI 2022
In uitvoering van artikel 10 van het nationaal akkoord 2021-2022 van 2 december 2022.
Artikel 1
HOOFDSTUK I – TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Artikel 2
HOOFDSTUK II - TOEKENNINGSMODALITEITEN
Onverminderd de in de ondernemingen bestaande voordeliger toestanden wordt, samen met de loonafrekening van de maand december van de referteperiode, door de werkgevers een eindejaarspremie betaald aan.
Artikel 3
Het bedrag van de eindejaarspremie wordt vastgesteld op 8,33 pct. van het effectieve brutoloon, uitbetaald aan 100 pct. tijdens de referteperiode en aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Artikel 4
Voor de toepassing van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, dient onder “referteperiode” te worden verstaan: het beschouwde kalenderjaar.
Artikel 5
Voor de berekening van de eindejaarspremie worden volgende periodes van schorsingen van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld met effectieve prestaties:
- zwangerschapsverlof, bevallingsrust en geboorte-verlof;
- ziekte, beroepsziekte, ongeval van gemeen recht, arbeidsongeval en tijdelijke werkloosheid (ook schoolverlaters in hun wachtperiode).
Voor de berekening van de eindejaarspremie worden, vanaf 1 januari 2020, de periodes van schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens profylactisch verlof, adoptieverlof, pleegouderverlof, verlof voor medische bijstand (maximum 3 maanden, per referteperiode, per arbeider) en palliatief verlof eveneens gelijkgesteld met effectieve prestaties.
Per referteperiode wordt de gelijkstelling voor periodes van ziekte, beroepsziekte, ongeval van gemeen recht en arbeidsongeval samen evenwel begrensd tot honderdtwintig arbeidsdagen afwezigheid.
Voor de periodes van tijdelijke werkloosheid wordt de gelijkstelling begrensd tot honderdvijftig arbeidsdagen afwezigheid per referteperiode.
In de berekening van de honderdvijftig dagen wordt geen rekening gehouden met de schorsingen van de arbeidsovereenkomst waarvoor de werkgever gehouden is tot betaling van het loon aan 100 pct., noch met de tweede week gewaarborgd weekloon bij ziekte, noch met de jaarlijkse vakantiedagen.
Het fictief loon dat in aanmerking genomen wordt voor de gelijkgestelde dagen, wordt berekend met inachtneming van het koninklijk besluit van 18 april 1974 en haar wijzigingen tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de Wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen.
Artikel 6
In geval van pensioen of stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag vóór 30 juni van de referteperiode, is de eindejaarspremie gelijk aan het percentage voorzien bij artikel 3, van de brutolonen uitbetaald tijdens de laatste zes maanden voor het vertrek.
In geval van pensioen of stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag na 30 juni van de referteperiode, is de eindejaarspremie gelijk aan het percentage voorzien bij artikel 3, van de brutolonen uitbetaald tijdens de laatste twaalf maanden voor het vertrek.
Artikel 7
In geval van overlijden van de arbeider, wordt de eindejaarspremie uitbetaald aan de rechthebbenden, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 6.
Artikel 8
§1. Er wordt een pro rata eindejaarspremie betaald naar rata van de geleverde en gelijkgestelde perioden tijdens de referteperiode, ongeacht de wijze waarop er een einde komt aan de arbeidsovereenkomst, behalve indien:
- de arbeider ontslagen wordt wegens een dringende reden in zijnen hoofde;
- de arbeider ontslag neemt en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een anciënniteit van minder dan 3 jaar heeft in de onderneming.
In toepassing van deze paragraaf wordt de pro rata eindejaarspremie betaald ten laatste gedurende de maand die volgt op deze tijdens dewelke de gebeurtenis zich heeft voorgedaan.
Ook de periode gedekt door een verbrekingsvergoeding geeft recht op een pro rata eindejaarspremie.
§2. De arbeiders met een contract van bepaalde duur, of voor duidelijk omschreven werk, of een vervangingsovereenkomst hebben eveneens recht op een pro rata eindejaarspremie.
Zij genieten deze eindejaarspremie op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten. Voor deze gevallen geldt de normale referteperiode niet. Wanneer het een contract van meer dan een jaar betreft, wordt per jaar een eindejaarspremie betaald, op basis van de dat jaar geleverde prestaties en waarbij de laatste afrekening ten laatste gebeurt op het ogenblik van het verlaten van de onderneming.
Artikel 9
Deze eindejaarspremie mag niet worden gecumu-leerd met de eindejaarsvoordelen welke eventueel op het vlak van de onderneming bestaan en die voordeliger zijn.
Artikel 10
HOOFDSTUK III - SLOTBEPALINGEN
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt, vanaf 1 januari 2022, de collectieve arbeidsover- eenkomst van 12 september 2019 inzake eindejaarspremie, geregistreerd onder het nummer 154.726/CO/149.02 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 6 september 2020 (BS 16 van september 2020).
Artikel 11
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2022 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
C.A.O.: 02/12/2021
Neerlegging: 07/12/2021 Registratiedatum: 17/12/2021 Registratienummer: 168965/CO/149.02
1. Inhoud:
Premie van € 200. Modaliteiten:
- Onder contract op 30/11/2021
- Beschikken over 60 dagen effectief werk tijdens de referentieperiode van 1 januari 2021 tot en met 30 november 2021
- Pro rata (15 dagen > 25% van de bonus - 30 dagen > 50% - 45 dagen > 75%)
2. Duurtijd:
Voor bepaalde duur van 1 augustus 2021 tot 31 december 2022
140 CORONAPREMIE
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 2 DECEMBER 2021
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Sub-comité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Artikel 2
HOOFDSTUK II – VOORWERP
Deze collectieve arbeidsovereenkomst voorziet in de toekenning van een coronapremie zoals bepaald in artikel 19quinquies, §4, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 21 juli 2021. (BS van 29 juli 2021).
De collectieve arbeidsovereenkomst legt de voorwaarden vast die van toepassing zijn voor de toekenning van de coronapremie onder de vorm van consumptiecheques.
Artikel 3
HOOFDSTUK III – BEDRAG EN TOEKENNINGSMODALITEITEN
§1. Modaliteiten
De onderneming zal de consumptiecheques in elektronische vorm toekennen tenzij op het niveau van de onderneming wordt beslist om deze in papieren vorm toe te kennen. De hoogste nominale waarde per consumptiecheque toegekend via een papieren drager wordt bepaald op € 10. Het totale bedrag aan toegekende coronapremies moet voorkomen op de individuele rekening van de arbeider, overeenkomstig de reglementering betreffende het bijhouden van de sociale documenten.
Het totale bedrag van de door de werkgever toegekende consumptiecheques mag niet meer bedragen dan € 500 per arbeider.
Arbeiders tewerkgesteld met een tijdelijke arbeidsovereenkomst of op interimbasis zullen op gelijke wijze als arbeiders met een arbeidsovereenkomst, onderworpen zijn aan de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
§2. Bedrag
De toegekende premie bedraagt € 200.
§3. Toekenningsmodaliteiten per arbeider
De premie wordt toegekend aan de arbeiders op basis van onderstaande modaliteiten:
Om gerechtigd te zijn op de premie dient de arbeider met een arbeidsovereenkomst verbonden te zijn op 30 november 2021 en minstens 60 effectieve arbeidsdagen gepresteerd te hebben in een referteperiode van 1 januari 2021 tot en met 30 november 2021. Een dag die werd begonnen wordt als effectief gepresteerd beschouwd.
De arbeider die minder dan 60 dagen gepresteerd heeft in de referteperiode van 1 januari 2021 tot en met 30 november 2021, zal een pro rata toekenning krijgen van de premie volgens onderstaande schijven:
- Indien minstens 15 dagen effectieve prestaties werden verricht in de referentieperiode, heeft de arbeider recht op 25% van de premie;
- Indien minstens 30 dagen effectieve prestaties werden verricht, heeft de arbeider recht op 50% van de premie;
- Indien minstens 45 dagen effectieve prestaties werden verricht, heeft de arbeider recht op 75% van de premie.
De coronapremie wordt toegekend pro rata de effectieve tewerkstellingsbreuk van de arbeider op datum van 30 november 2021.
De coronapremie kan worden toegerekend op de coronapremie die reeds werd toegekend na 8 juni 2021.
Op ondernemingsniveau kan onderhandeld worden over een verhoging tot maximum € 500. Het recht op een verhoging ontstaat op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak of schriftelijke individuele overeenkomst in ondernemingen zonder syndicale delegatie.
Artikel 4
§1. De consumptiecheques mogen alleen gebruikt worden voor uitgifte in: De inrichtingen die ressorteren onder de horeca-sector;
De kleinhandelszaken die, in de gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de consument in de vestigingseenheid, goederen aanbieden aan de consument, met inbegrip van de hersteldiensten waarbij het te herstellen goed fysiek door de consument in de vestigingseenheid wordt gebracht en afgehaald;
In de wellnesscentra (de sauna’s, zonnebanken, jacuzzi’s, stoomcabines en hammams);
In de activiteiten die genoemd worden onder het paritair comité van de toeristische attracties (PC 333);
In de bioscopen en in de overige inrichtingen die behoren tot de culturele sector die zijn erkend, goedgekeurd of gesubsidieerd door de bevoegde overheid;
In de bowlingzalen, de zwembaden en de fitnesscentra en in de sportverenigingen voor wie een federatie, erkend of gesubsidieerd door de gemeenschappen, bestaat of behoren tot een van de nationale federaties;
In de schoonheidssalons, de niet-medische pedicurezaken, de nagelsalons, de massagesalons, de kapperszaken en barbiers, de tatoeage- en piercingsalons;
De rijscholen.
§2. De geldigheid van de consumptiecheques is beperkt tot 31 december 2022. Dit is de uiterste datum waarop de werknemer de consumptiecheques kan besteden.
HOOFDSTUK IV – UITREIKINGSDATUM EN TERBESCHIKKINGSTELLINGSDATUM
Artikel 5
Uiterlijk op 31 december 2021 kennen de ondernemingen een eenmalige coronapremie toe. Onder voorbehoud van de inwerkingtreding van een koninklijk besluit tot wijziging van 19quinquies, §4, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders kan de terbeschikkingstelling van de coronapremie aan de arbeider gebeuren uiterlijk op 31 maart 2022.
Artikel 6
HOOFDSTUK V – INWERKINGTREDING EN GELDIGHEID
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur gaande van 1 augustus 2021 tot 31 december 2022.
C.A.O.: 12/09/2019
Neerlegging: 16/10/2019 Registratiedatum: 31/10/2019 Registratienummer: 154965/CO/149.02
1. Inhoud:
Werkgeverstussenkomst in de vervoerkosten:
- Vervoer per spoor of elk ander gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel: tussenkomst van 80% van de prijs van de treinkaart of elk ander gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel;
- Privé vervoer: tussenkomst van de werkgever = werkgeversbijdrage in het weekabonnement van de NMBS aan 60% gedeeld door 5 (dagvergoeding), gedeeld door 5 (dagvergoeding).
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.’s:
C.A.O.: 06/06/2011 K.B.: 21/12/2012 B.S.: 30/01/2013
3. Duurtijd:
Vanaf 1 oktober 2019 voor onbepaalde duur.
150 VERVOERKOSTEN (2019)
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 12 SEPTEMBER 2019
In uitvoering van artikel 9 van het nationaal akkoord 2019-2020 van 26 juni 2019.
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Artikel 3
De bepalingen van onderhavige overeenkomst zijn alleen toepasselijk indien de werkelijke heen en terug opgetelde afstanden ten minste 1 kilometer bedragen.
Vanaf 1 juli 2020 wordt deze minimumvereiste van 1 kilometer opgeheven.
HOOFDSTUK II – GEMEENSCHAPPELIJK OPENBAAR VERVOER
Afdeling 1 – Vervoer per spoor Artikel 4
Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met de trein, bedraagt de tussenkomst van de werkgever 80% van de totale kost van het vervoersbewijs.
De werkgever sluit ten laatste op 1 oktober 2019 een derdebetalersovereenkomst met de NMBS.
Afdeling 2 – Ander gemeenschappelijk openbaar vervoer Artikel 5
Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met een ander gemeenschappelijk openbaar vervoer, georganiseerd door de regionale vervoermaatschappijen, bedraagt de tussenkomst van de werkgever 80% van de totale kost van het vervoersbewijs.
Artikel 6
De modaliteiten van de bijdrage van de werkgevers ten gunste van de arbeiders die dit type van vervoer gebruiken, worden vastgesteld als volgt:
- De arbeider legt aan de werkgever een ondertekende verklaring voor, waarbij verzekerd wordt dat hij gewoonlijk een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel gebruikt, georganiseerd door de regionale vervoermaatschappijen, voor de verplaatsing van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling en omgekeerd en preciseert het aantal effectief afgelegde kilometers. Hij waakt erover in de kortst mogelijke tijd alle wijzigingen in deze toestand te signaleren.
- De werkgever kan op elk ogenblik de authenticiteit van de hierboven bedoelde verklaring nagaan.
Afdeling 3 – Gemengde openbare vervoermiddelen Artikel 7
Wanneer de arbeider verschillende openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen gebruikt, heeft hij recht op dezelfde vergoeding zoals bepaald in artikel 4 en 5 van onderhavige overeenkomst voor de afstand die overeenstemt met de som van de afstanden van de verschillende vervoermiddelen.
Artikel 8
HOOFDSTUK III – PRIVÉ-VERVOER
Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met het eigen vervoer of te voet, heeft de arbeider recht op een dagvergoeding, gebaseerd op de werkgeversbijdrage in het weekabonnement, zoals opgenomen in de tabel gevoegd bij artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/9 betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het gemeenschappelijk openbaar vervoer van de werknemers gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 23 april 2019.
De verplaatsing met het eigen vervoer heeft betrekking op alle mogelijke eigen vervoermiddelen.
Artikel 9
Deze dagvergoeding wordt bekomen door de werkgeversbijdrage in het weekabonnement van de NMBS te delen door 5.
Artikel 10
Voor de arbeider die zich, voor een gedeelte of de ganse afstand, met de fiets verplaatst wordt de tussenkomst van de werkgever bedoeld in artikel 8 en artikel 9 beschouwd als een fietsvergoeding.
De werkgever zal op vraag van de arbeider jaarlijks de nodige gegevens bevestigen die het de arbeider mogelijk maakt zijn fietsgebruik aan te tonen. Deze gegevens hebben betrekking op de in aanmerking genomen afstand tot de werkplaats, het aantal gewerkte dagen en de betaalde vergoeding.
Artikel 11
Deze dagvergoeding dient jaarlijks op 1 februari te worden geïndexeerd overeenkomstig de jaarlijkse indexering van de treintarieven van de NMBS, conform het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.
Hierdoor werden de dagvergoedingen op 1 februari 2019 vastgelegd conform de tabel opgenomen in bijlage.
Artikel 12
HOOFDSTUK IV – BETALINGSMODALITEITEN
De bijdrage van de werkgevers in de door de arbeiders gedragen vervoerkosten wordt maandelijks be-taald voor het vervoerbewijs met geldigheid voor één maand, en éénmaal per week voor de vervoer-bewijzen met geldigheid van één week.
Artikel 13
De bijdrage van de werkgevers in de vervoerkosten per spoor wordt betaald tegen indiening van het speciaal getuigschrift voor de sociale abonnementen afgeleverd door de NMBS.
De bijdrage van de werkgevers in de kosten voor het vervoer, georganiseerd door de regionale vervoermaatschappijen, wordt betaald tegen overhandiging van het vervoerbewijs afgeleverd door deze maatschappijen.
Artikel 14
De werkgever komt tussen in de kosten veroorzaakt door de andere vervoermiddelen op voorwaarde dat de arbeider het bewijs levert van de werkelijk afgelegde afstand.
Indien de arbeider dit bewijs niet kan leveren, wordt de berekening, in gemeen akkoord tussen de partijen, afzonderlijk in iedere onderneming opgemaakt, rekening houdende met de plaatselijke bijzonderheden.
De arbeider mag niet weigeren het(de) eventueel(ele) vervoerbewijs(zen) of, bij ontstentenis, een door hem ondertekende verklaring, nodig voor het vaststellen van de afgelegde afstand, aan de werkgever voor te leggen.
Artikel 15
De vergoedingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn minimumvergoedingen voor de sector. Gunstiger ondernemingsregelingen blijven onverminderd van toepassing.
HOOFDSTUK V – SPECIFIEKE BEPALINGEN
Afdeling 1 – Verplaatsing naar opleiding Artikel 16
Indien een arbeider zich verplaatst naar een vor-mingscursus, heeft hij recht op de bepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk II en III van onderhavige overeenkomst, afhankelijk van het door de arbeider gebruikte vervoermiddel.
Afdeling 2 – Verplaatsing voor leerlingen Artikel 17
Een leerling die zich van thuis naar het werk verplaatst, heeft recht op de bepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk II en III van onderhavige overeenkomst, afhankelijk van het door de leerling gebruikte vervoermiddel.
Afdeling 3 – Verplaatsing naar een competentietest Artikel 18
Wanneer de arbeider zich met om het even welk vervoermiddel verplaatst om een competentietest voor een ervaringsbewijs af te leggen heeft hij recht op terugbetaling van de vervoerskosten door de werkgever zoals opgenomen in hoofdstuk II en III van onderhavige overeenkomst, afhankelijk van het door de arbeider gebruikte vervoermiddel. Deze terugbetaling geldt zowel voor het afleggen van de 1ste competentietest als voor het afleggen van de herkansing.
Afdeling 4 – Verplaatsing naar een outplacementbegeleiding Artikel 19
Wanneer de arbeider zich met om het even welk vervoermiddel verplaatst naar een outplacementbegeleiding, heeft hij recht op terugbetaling van de vervoerkosten door de werkgever zoals opgenomen in hoofdstuk II en III van onderhavige overeenkomst, afhankelijk van het door de arbeider gebruikte vervoermiddel.
Afdeling 5 – Voertuig van de werkgever Artikel 20
Wanneer de werkgever een voertuig ter beschikking stelt aan de arbeider voor verplaatsingen naar de werkplaats of naar een vormingscursus, zijn de vervoerkosten zoals bepaald in de hoofdstukken II en III en artikel 14 van onderhavige overeenkomst niet van toepassing.
Artikel 21
HOOFDSTUK VI – SLOTBEPALINGEN
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de vervoerkosten van 16 juni 2011 inzake vervoerskosten, geregistreerd onder het nummer 105.515/CO149.02 en algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 december 2012 (BS 30 januari 2013).
Artikel 22
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 oktober 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
BIJLAGE AAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE VERVOERSKOSTEN VAN 12 SEPTEMBER 2019
IN UITVOERING VAN HOOFDSTUK III
De dagvergoedingen worden op 1 februari 2019 als volgt vastgelegd:
AANTAL KM | DAGELIJKSE BIJDRAGE VAN DE WERKGEVERS (5D./WEEK) | AANTAL KM | DAGELIJKSE BIJDRAGE VAN DE WERKGEVERS (5D./WEEK) | AANTAL KM | DAGELIJKSE BIJDRAGE VAN DE WERKGEVERS (5D./WEEK) |
1 | 1,05 | 24 | 3,44 | 91-95 | 9,03 |
2 | 1,17 | 25 | 3,51 | 96-100 | 9,26 |
3 | 1,30 | 26 | 3,66 | 101-105 | 9,59 |
4 | 1,40 | 27 | 3,72 | 106-110 | 9,98 |
5 | 1,52 | 28 | 3,78 | 111-115 | 10,35 |
6 | 1,61 | 29 | 3,93 | 116-120 | 10,73 |
7 | 1,67 | 30 | 4,02 | 121-125 | 10,96 |
8 | 1,78 | 31-33 | 4,19 | 126-130 | 11,31 |
9 | 1,88 | 34-36 | 4,52 | 131-135 | 11,69 |
10 | 1,97 | 37-39 | 4,81 | 136-140 | 11,93 |
11 | 2,09 | 40-42 | 5,12 | 141-145 | 12,44 |
12 | 2,19 | 43-45 | 5,40 | 146-150 | 12,90 |
13 | 2,28 | 46-48 | 5,75 | 151-155 | 12,90 |
14 | 2,40 | 49-51 | 6,01 | 156-160 | 13,38 |
15 | 2,49 | 52-54 | 6,21 | 161-165 | 13,64 |
16 | 2,59 | 55-57 | 6,44 | 166-170 | 13,87 |
17 | 2,68 | 58-60 | 6,71 | 171-175 | 14,36 |
18 | 2,80 | 61-65 | 6,95 | 176-180 | 14,60 |
19 | 2,92 | 66-70 | 7,31 | 181-185 | 15,11 |
20 | 3,04 | 71-75 | 7,54 | 186-190 | 15,34 |
21 | 3,12 | 76-80 | 8,02 | 191-195 | 15,57 |
22 | 3,23 | 81-85 | 8,28 | 196-200 | 16,09 |
23 | 3,34 | 86-90 | 8,63 |
C.A.O.: 01/02/2022
Neerlegging: 25/02/2022 Registratiedatum: 07/06/2022 Registratienummer: 173243/CO/149.02
1. Inhoud:
Werkgeverstussenkomst in de vervoerkosten:
- Vervoer per spoor of elk ander gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel: tussenkomst van 80% van de prijs van de treinkaart of elk ander gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel;
- Privé vervoer: tussenkomst van de werkgever = werkgeversbijdrage in het weekabonnement van de NMBS aan 60% gedeeld door 5 (dagvergoeding), gedeeld door 5 (dagvergoeding);
- Een fietsvergoeding van € 0,20 per afgelegde kilometer (vanaf 1 juli 2022), voor maximaal 40 km per dag, met minimaal een vergoeding gelijk aan de tussenkomst van de werkgever in het privévervoer. Xxxxx xx 00 xx per dag blijft de tussenkomst van de werkgever in het privévervoer van toepassing.
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.’s:
C.A.O.: 12/09/2019 K.B.: 17/09/2020 B.S.: 05/11/2020
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2022 voor onbepaalde duur.
150 VERVOERKOSTEN (2022)
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 1 FEBRUARI 2022
In uitvoering van artikel 11 van het nationaal akkoord 2021-2022 van 2 december 2022.
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Artikel 3
De bepalingen van onderhavige overeenkomst zijn alleen toepasselijk indien de werkelijke heen en terug opgetelde afstanden ten minste 1 kilometer bedragen.
Vanaf 1 juli 2020 wordt deze minimumvereiste van 1 kilometer opgeheven.
HOOFDSTUK II – GEMEENSCHAPPELIJK OPENBAAR VERVOER
Afdeling 1 – Vervoer per spoor Artikel 4
Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met de trein, bedraagt de tussenkomst van de werkgever 80% van de totale kost van het vervoersbewijs.
De werkgever sluit ten laatste op 1 oktober 2019 een derdebetalersovereenkomst met de NMBS.
Afdeling 2 – Ander gemeenschappelijk openbaar vervoer Artikel 5
Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met een ander gemeenschappelijk openbaar vervoer, georganiseerd door de regionale vervoermaatschappijen, bedraagt de tussenkomst van de werkgever 80% van de totale kost van het vervoersbewijs.
Artikel 6
De modaliteiten van de bijdrage van de werkgevers ten gunste van de arbeiders die dit type van vervoer gebruiken, worden vastgesteld als volgt:
- De arbeider legt aan de werkgever een ondertekende verklaring voor, waarbij verzekerd wordt dat hij gewoonlijk een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel gebruikt, georganiseerd door de regionale vervoermaatschappijen, voor de verplaatsing van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling en omgekeerd en preciseert het aantal effectief afgelegde kilometers.
- Hij waakt erover in de kortst mogelijke tijd alle wijzigingen in deze toestand te signaleren.
- De werkgever kan op elk ogenblik de authenticiteit van de hierboven bedoelde verklaring nagaan.
Afdeling 3 – Gemengde openbare vervoermiddelen Artikel 7
Wanneer de arbeider verschillende openbare gemeenschappelijke vervoermiddelen gebruikt, heeft hij recht op dezelfde vergoeding zoals bepaald in artikel 4 en 5 van onderhavige overeenkomst voor de afstand die overeenstemt met de som van de afstanden van de verschillende vervoermiddelen.
Artikel 8
HOOFDSTUK III – PRIVÉ-VERVOER
Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met het eigen vervoer of te voet, heeft de arbeider recht op een dagvergoeding, gebaseerd op de werkgeversbijdrage in het weekabonnement, zoals opgenomen in de tabel gevoegd bij artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/9 betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het gemeenschappelijk openbaar vervoer van de werknemers gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 23 april 2019.
De verplaatsing met het eigen vervoer heeft betrekking op alle mogelijke eigen vervoermiddelen.
Artikel 9
Deze dagvergoeding wordt bekomen door de werkgeversbijdrage in het weekabonnement van de NMBS te delen door 5.
Artikel 10
Deze dagvergoeding dient jaarlijks op 1 februari te worden geïndexeerd overeenkomstig de jaarlijkse indexering van de treintarieven van de NMBS, conform het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.
Artikel 11
§1. Voor de arbeider die zich, voor een gedeelte of de volledige afstand, met de fiets verplaatst, wordt door de werkgever vanaf 1 juli 2022 een fietsvergoeding van € 0,20 voorzien voor elke effectief afgelegde kilometer met een maximum van 40 km (heen en terug) per arbeidsdag.
§2. De fietsvergoeding, zoals opgenomen in §1 kan in geen geval lager zijn dan de dagvergoeding, gebaseerd op de werkgeversbijdrage in het weekabonnement, zoals opgenomen in de tabel gevoegd bij artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/9 betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het gemeenschappelijk openbaar vervoer van de werknemers gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 23 april 2019.
§3. Boven de 40 kilometer per arbeidsdag blijft de dagvergoeding, gebaseerd op de werkgeversbijdrage in het weekabonnement, zoals opgenomen in de tabel gevoegd bij artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/9 betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het gemeenschappelijk openbaar vervoer van de werknemers gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 23 april 2019, van toepassing.
§4. De werkgever zal op vraag van de arbeider jaarlijks de nodige gegevens bevestigen die het de arbeider mogelijk maakt zijn fietsgebruik aan te tonen. Deze gegevens hebben betrekking op de in aanmerking genomen afstand tot de werkplaats, het aantal gewerkte dagen en de betaalde vergoeding. De praktische modaliteiten van de toekenning van de fietsvergoeding worden vastgelegd op ondernemingsvlak.
§5. De arbeider legt aan zijn werkgever een ondertekende verklaring voor waarin hij verklaart dat hij bij de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling regelmatig gebruik maakt van de fiets. Hij deelt iedere wijziging van deze toestand zo spoedig mogelijk mee. De werkgever mag op elk ogenblik nagaan of deze verklaring met de werkelijkheid strookt.
Artikel 12
HOOFDSTUK IV – BETALINGSMODALITEITEN
De bijdrage van de werkgevers in de door de arbeiders gedragen vervoerkosten wordt maandelijks be-taald voor het vervoerbewijs met geldigheid voor één maand, en éénmaal per week voor de vervoer-bewijzen met geldigheid van één week.
Artikel 13
De bijdrage van de werkgevers in de vervoerkosten per spoor wordt betaald tegen indiening van het speciaal getuigschrift voor de sociale abonnementen afgeleverd door de NMBS.
De bijdrage van de werkgevers in de kosten voor het vervoer, georganiseerd door de regionale vervoermaatschappijen, wordt betaald tegen overhandiging van het vervoerbewijs afgeleverd door deze maatschappijen.
Artikel 14
De werkgever komt tussen in de kosten veroorzaakt door de andere vervoermiddelen op voorwaarde dat de arbeider het bewijs levert van de werkelijk afgelegde afstand.
Indien de arbeider dit bewijs niet kan leveren, wordt de berekening, in gemeen akkoord tussen de partijen, afzonderlijk in iedere onderneming opgemaakt, rekening houdende met de plaatselijke bijzonderheden.
De arbeider mag niet weigeren het(de) eventueel(ele) vervoerbewijs(zen) of, bij ontstentenis, een door hem ondertekende verklaring, nodig voor het vaststellen van de afgelegde afstand, aan de werkgever voor te leggen.
Artikel 15
De vergoedingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn minimumvergoedingen voor de sector. Gunstiger ondernemingsregelingen blijven onverminderd van toepassing.
HOOFDSTUK V – SPECIFIEKE BEPALINGEN
Afdeling 1 – Verplaatsing naar opleiding Artikel 16
Indien een arbeider zich verplaatst naar een vor-mingscursus, heeft hij recht op de bepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk II en III van onderhavige overeenkomst, afhankelijk van het door de arbeider gebruikte vervoermiddel.
Afdeling 2 – Verplaatsing voor leerlingen Artikel 17
Een leerling die zich van thuis naar het werk verplaatst, heeft recht op de bepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk II en III van onderhavige overeenkomst, afhankelijk van het door de leerling gebruikte vervoermiddel.
Afdeling 3 – Verplaatsing naar een competentietest Artikel 18
Wanneer de arbeider zich met om het even welk vervoermiddel verplaatst om een competentietest voor een ervaringsbewijs af te leggen heeft hij recht op terugbetaling van de vervoerskosten door de werkgever zoals opgenomen in hoofdstuk II en III van onderhavige overeenkomst, afhankelijk van het door de arbeider gebruikte vervoermiddel. Deze terugbetaling geldt zowel voor het afleggen van de 1ste competentietest als voor het afleggen van de herkansing.
Afdeling 4 – Verplaatsing naar een outplacementbegeleiding Artikel 19
Wanneer de arbeider zich met om het even welk vervoermiddel verplaatst naar een outplacementbegeleiding, heeft hij recht op terugbetaling van de vervoerkosten door de werkgever zoals opgenomen in hoofdstuk II en III van onderhavige overeenkomst, afhankelijk van het door de arbeider gebruikte vervoermiddel.
Afdeling 5 – Voertuig van de werkgever Artikel 20
Wanneer de werkgever een voertuig ter beschikking stelt aan de arbeider voor verplaatsingen naar de werkplaats of naar een vormingscursus, zijn de vervoerkosten zoals bepaald in de hoofdstukken II en III en artikel 14 van onderhavige overeenkomst niet van toepassing.
Artikel 21
HOOFDSTUK VI – SLOTBEPALINGEN
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de vervoerkosten van 12 september 2019 inzake vervoerskosten, geregistreerd onder het nummer 154.965/CO149.02 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 september 2020 (BS van 5 november 2020).
Artikel 22
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2022 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Artikel 23
Overeenkomstig artikel 14 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités worden, voor wat betreft de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de handtekeningen van de personen die deze aangaan namens de werknemersorganisaties enerzijds en namens de werkgeversorganisaties anderzijds, vervangen door de voorzitter en de secretaris ondertekende en door de leden goedgekeurde notulen van de vergadering en aan de ondertekenende organisaties.
BIJLAGE AAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE VERVOERSKOSTEN VAN 1 FEBRUARI 2022
IN UITVOERING VAN HOOFDSTUK III
De dagvergoedingen worden op 1 februari 2021 als volgt vastgelegd:
AANTAL KM | DAGELIJKSE BIJDRAGE VAN DE WERKGEVERS (5D./WEEK) | AANTAL KM | DAGELIJKSE BIJDRAGE VAN DE WERKGEVERS (5D./WEEK) | AANTAL KM | DAGELIJKSE BIJDRAGE VAN DE WERKGEVERS (5D./WEEK) |
1 | 1,12 | 24 | 3,69 | 91-95 | 9,67 |
2 | 1,25 | 25 | 3,76 | 96-100 | 9,93 |
3 | 1,40 | 26 | 3,92 | 101-105 | 10,28 |
4 | 1,50 | 27 | 3,98 | 106-110 | 10,69 |
5 | 1,62 | 28 | 4,05 | 111-115 | 11,09 |
6 | 1,73 | 29 | 4,21 | 116-120 | 11,50 |
7 | 1,79 | 30 | 4,31 | 121-125 | 11,74 |
8 | 1,91 | 31-33 | 4,48 | 126-130 | 12,11 |
9 | 2,01 | 34-36 | 4,84 | 131-135 | 12,52 |
10 | 2,11 | 37-39 | 5,16 | 136-140 | 12,78 |
11 | 2,24 | 40-42 | 5,48 | 141-145 | 13,33 |
12 | 2,34 | 43-45 | 5,78 | 146-150 | 13,82 |
13 | 2,45 | 46-48 | 6,17 | 151-155 | 13,82 |
14 | 2,57 | 49-51 | 6,43 | 156-160 | 14,33 |
15 | 2,67 | 52-54 | 6,65 | 161-165 | 14,61 |
16 | 2,77 | 55-57 | 6,89 | 166-170 | 14,86 |
17 | 2,87 | 58-60 | 7,18 | 171-175 | 15,38 |
18 | 3,00 | 61-65 | 7,45 | 176-180 | 15,64 |
19 | 3,13 | 66-70 | 7,83 | 181-185 | 16,18 |
20 | 3,26 | 71-75 | 8,08 | 186-190 | 16,43 |
21 | 3,34 | 76-80 | 8,59 | 191-195 | 16,68 |
22 | 3,45 | 81-85 | 8,88 | 196-200 | 17,23 |
23 | 3,59 | 86-90 | 9,24 |
C.A.O.: 01/02/2022 Neerleg: 25/02/2022
Registratiedatum: 07/06/2022 Registratienummer: 173243/CO/149.02
1. Inhoud: Sectoraal systeem van ecocheques
• Toekenning
- Betaling per 15 juni & 15 december aan elke voltijds tewerkgestelde arbeider van twee semestriële schijven voor een respectievelijke waarde van € 125,00;;
- De nominale waarde van de ecocheque bedraagt maximaal € 10;
- Een ecocheque heeft een geldigheidsduur van 24 maanden;
- De ecocheque kan uitsluitend gebruikt worden voor de aankoop van producten en diensten die van ecologische aard zijn. Deze producten en diensten zijn opgenomen in de lijst die bijgevoegd wordt aan de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 98 van de Nationale Arbeidsraad;
- Ze kunnen niet ingewisseld worden tegen geld, zelfs niet gedeeltelijk.
• Referentieperiode: gewerkte dagen
• Gelijkstellingen:
- De dagen die opgenomen zijn in artikel 6 van de CAO n°98 van de NAR;
- De dagen van tijdelijke werkloosheid;
- 30 dagen van ziekte of afwezigheid ten gevolge van een (arbeids)ongeval bovenop de dagen die gedekt zijn door het gewaarborgde loon.
• Uitzendkrachten:
- Hebben recht op ecocheques ten laste van het uitzendkantoor dat hen tewerkstelt;
- Het bedrag van € 125 wordt aangepast in functie van het aantal gewerkte dagen, volgens het pro rata principe dat toepasselijk is op de binnenkomende en uitgaande werknemers (artikel 12 van de huidige overeenkomst).
• Pro rata:
- Voor de arbeiders die in dienst zijn gekomen of die de onderneming hebben verlaten in de loop van het betrokken semester: 1/25ste per week met een maximum van 25/25sten voor elke week die minstens één gewerkte of gelijkgestelde dag bevat;
- Voor deeltijdse werknemers: pro rata in functie van de tewerkstellingsbreuk.
Wanneer een arbeider de onderneming verlaat, worden de ecocheques die pro rata worden toegekend, ten laatste uitbetaald op het moment van het vertrek uit de onderneming.
• Alternatieve aanwending van 2 x € 125,00 per bedrijfs-CAO (kopie Voorzitter PSC).
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.’s:
C.A.O.: 28/03/2014 K.B.: 08/01/2015 B.S.: 06/02/2015
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2022 voor onbepaalde duur.
160 SECTORAAL SYSTEEM ECOCHEQUES
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 1 FEBRUARI 2022
In uitvoering van artikel 8 van het nationaal ak-koord 2021-2022 van 2 december 2021.
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Artikel 2
HOOFDSTUK II - ALGEMEEN KADER
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten overeenkomstig en in uitvoering van
- het interprofessioneel akkoord 2009-2010 van 22 december 2008;
- de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 98 gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 98 bis betreffende de ecocheques, en gesloten in de Nationale Arbeidsraad van respectievelijk 20 februari 2009 en 21 december 2010;
- de adviezen betreffende de ecocheques met nummers 1675, 1728, 1758 en 1787 van de Nationale Arbeidsraad van respectievelijk 20 februari 2009, 16 maart 2010, 21 december 2010
en 20 december 2011;
- het koninklijk besluit van 14 april 2009 tot invoeging van een artikel 19quater in het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 november 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (Belgisch Staatsblad 20 mei 2009).
Artikel 3
HOOFDSTUK III - TOEKENNING VAN DE ECOCHEQUES
Aan elke voltijds tewerkgestelde arbeider worden jaarlijks 2 semestriële schijven van ecocheques betaald, elk ter waarde van € 125,00.
Artikel 4
De betaling van deze ecocheques vindt elk jaar opnieuw plaats op volgende tijdstippen:
- ten laatste op 15 juni en behelst de referteperiode van 1 december van het voorgaande jaar tot en met 31 mei van het lopende jaar;
- ten laatste op 15 december en behelst de referteperiode van 1 juni tot en met 30 november van het lopende jaar.
Artikel 5
De hoogste nominale waarde van de ecocheque die wordt toegekend, zoals opgenomen in artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, bedraagt € 10,00 per ecocheque.
Artikel 6
De ecocheque wordt op naam van de arbeider afgeleverd. Deze voorwaarde wordt geacht te zijn vervuld als de toekenning ervan en de daarop betrekking hebbende gegevens voorkomen op de individuele rekening van de arbeider, overeenkomstig de reglementering betreffende het bijhouden van sociale documenten.
Artikel 7
Bovendien dient op de ecocheque duidelijk te worden vermeld dat zijn geldigheid tot 24 maanden beperkt is en dat hij slechts mag aangewend worden voor de aankoop van producten en diensten met een ecologisch karakter, zoals opgenomen in de lijst gevoegd als bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 98 bis.
Artikel 8
De ecocheques kunnen geheel noch gedeeltelijk voor geld omgeruild worden.
Artikel 9
HOOFDSTUK IV - PRESTATIES EN GELIJKSTELLINGEN
Voor de toekenning van de ecocheques wordt per referteperiode rekening gehouden met de gewerkte dagen van de arbeider die voltijds is tewerkgesteld.
Artikel 10
Met gewerkte dagen worden gelijkgesteld alle dagen die zijn opgenomen in artikel 6 van de hierboven vermelde collectieve arbeidsovereenkomst nummer 98, en gewijzigd bij artikel 2 van de hierboven vermelde collectieve arbeidsovereenkomst nummer 98 bis.
Bovendien worden ook met gewerkte dagen gelijkgesteld, alle dagen van tijdelijke werkloosheid, 30 dagen ziekte of (arbeids)ongeval bovenop de dagen gedekt door gewaarborgd maandloon en de dagen vaderschapsverlof.
Artikel 11
Uitzendkrachten, tewerkgesteld in een onderneming behorende tot het Paritair Subcomité voor het koetswerk, krijgen op de hierboven vermelde tijdstippen ecocheques uitbetaald ten laste van het uitzendkantoor dat hen tewerkstelt.
Het bedrag van € 125 wordt aangepast in functie van het aantal tewerkgestelde dagen, en dit volgens het pro rata principe van in- en uitdiensttreders, zoals opgenomen in artikel 12 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Artikel 12
HOOFDSTUK V - PRO RATA TOEKENNING
Er wordt een pro rata uitbetaald in volgende gevallen:
- Arbeiders die in de loop van het betrokken semester in de onderneming in dienst of uit dienst treden, hebben recht op een pro rata van de semestriële schijven, a rato van 1/25e per week, met een maximum van 25/25e. Voor de toepassing van deze alinea wordt met week bedoeld, elke week waarin minimum 1 dag wordt gewerkt of gelijkgesteld.
- Deeltijdse arbeiders hebben recht op een pro rata in functie van de tewerkstellingsbreuk. De tewerkstellingsbreuk is de verhouding tussen de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de arbeider en de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van een voltijdse arbeider.
Artikel 13
Bij uitdiensttreding dienen de ecocheques, die pro rata worden toegekend, te worden uitbetaald ten laatste op het moment van uitdiensttreding.
HOOFDSTUK VI - ALTERNATIEVE BESTEDING OP ONDERNEMINGSNIVEAU
Artikel 14
Een alternatieve besteding voor deze ecocheques op ondernemingsvlak is mogelijk op voorwaarde dat het jaarlijks bedrag van 2 x € 125 gegarandeerd wordt en mits een akkoord op ondernemingsvlak, en dit via een collectieve arbeidsovereenkomst.
Artikel 15
Een kopie van deze collectieve arbeidsovereenkomst dient ter informatie te worden overgemaakt aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk, uitdrukkelijk vermeldend “Kopie aan de Voorzitter in uitvoering van artikel 15 van de CAO omtrent ecocheques”.
Artikel 16
Indien er geen akkoord wordt gesloten op het vlak van de onderneming, dient het sectoraal systeem van de ecocheques te worden toegepast.
Artikel 17
In de collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak dienen minstens dezelfde gelijkstellingen te worden voorzien die ook zijn opgenomen binnen het sectoraal systeem van ecocheques, zoals voorzien in artikel 10 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Artikel 18
In de collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak dient een evaluatie te worden voorzien. Op basis van deze evaluatie moet het mogelijk zijn om nadien terug aan te sluiten op de sectorale regeling.
Artikel 19
HOOFDSTUK VII - RECURRENTIE
Elke vorm van invulling van de koopkracht geldt voor onbepaalde duur. De waarde van de koopkracht bedraagt € 250 per jaar (inclusief RSZ bijdragen voor werkgever en werknemer) en dit sinds 2011.
Artikel 20
HOOFDSTUK VIII - GELDIGHEID
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 28 mars 2014 betreffende het sectoraal systeem ecocheques, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, geregistreerd onder het nummer 121.744/CO/149.02 en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 8 januari 2015 (Belgisch Staatsblad van 6 februari 2015).
Artikel 21
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door een van de partijen worden opgezegd mits een opzeg van 6 maanden betekend met een ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk en aan de ondertekenende organisaties.
200
ARBEIDSTIJD
210 Arbeidsduur
221 Ancienniteitverlof
225 Loopbaanverlof
230 Brugpensioen SWT (2021-2022)
230 Brugpensioen SWT (2021-2023)
231 Vrijstelling (2021-2022)
231 Vrijstelling (2023-2024)
233 Berekeningswijze van de aanvullende vergoeding brugpensioen
242 Nieuwe arbeidsregelingen
247 Sectorale omkadering van de regimes met nachtprestaties
249 Arbeidsorganisatie
C.A.O. 04/07/01 K.B.: 04/09/02 B.S.: 20/11/02
Neerlegging: 09/07/01 Registratiedatum: 19/12/01 Registratienummer: 60372/CO/149.2
Publicatie van registratie in B.S.: 16/01/02
1. Inhoud:
Vermindering van de wekelijkse arbeidsduur tot 38u vanaf 01/01/03.
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.’s:
C.A.O.: 10/06/99 K.B.: 05/09/01 B.S.: 07/12/01
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2003 voor onbepaalde duur.
210 ARBEIDSDUUR
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 4 JULI 2001
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder “werklieden” verstaan: de werklieden en de werksters.
Artikel 2
HOOFDSTUK II - ARBEIDSDUUR
Vanaf 1 januari 2003 zal de conventionele arbeidsduur in de ondernemingen van de sector gemiddeld niet meer dan 38 uur per week mogen bedragen op jaarbasis.
Artikel 3
Andere toepassingsmodaliteiten inzake de verkorting van de arbeidsduur kunnen op vlak van de bij artikel 1 bedoelde ondernemingen worden vastgelegd bij collectieve arbeidsovereenkomst tussen de partijen.
De collectieve arbeidsovereenkomst moet ter inlichting door bemiddeling van haar voorzitter, aan het Paritair Subcomité voor het koetswerk worden voorgelegd.
Artikel 4
HOOFDSTUK III - DUURTIJD EN OPZEGGING
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2003 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij vervangt deze van 10 juni 1999 gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk geregistreerd op 15 september 2000 onder het nummer 55558/CO/149.02.
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden met een opzeg van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk en aan de ondertekenende organisaties.
[PSC 149.02] 210-1
C.A.O.: 12/09/2019 K.B.: 04/04/2020
Neerlegging: 03/10/2019 Registratiedatum: 24/10/2019 Registratienummer: 154729/CO/149.02
1. Inhoud:
Anciënniteitsverlof:
- 1 dag na 10 jaar anciënniteit
- 2 dagen na 15 jaar
- 3 dagen na 20 jaar
- 4 dagen na 25 jaar
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.:
C.A.O.: 06/10/2017 K.B.: 16/04/2018 B.S.: 28/05/2018
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2019 voor onbepaalde duur.
221 ANCIENNITEITVERLOF (2019)
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 12 SEPTEMBER 2019
In uitvoering van artikel 15 van het nationaal akkoord 2019-2020 van 26 juni 2019.
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Artikel 2
HOOFDSTUK II - TOEKENNINGSMODALITEITEN
§1. Onverminderd gunstiger regelingen op ondernemingsvlak, heeft elke arbeider recht op een aantal dagen anciënniteitverlof die volgens volgende regels worden bepaald:
- 1 dag verlof na 10 jaar anciënniteit in de onderneming;
- 2 dagen verlof na 15 jaar anciënniteit in de onderneming;
- 3 dagen verlof na 20 jaar anciënniteit in de onderneming;
- 4 dagen verlof na 25 jaar anciënniteit in de onderneming.
§2. Voor deeltijdse arbeiders wordt het recht op anciënniteitsverlof vanaf 1 januari 2018 toegekend in verhouding tot hun arbeidsstelsel op het ogenblik van opname van het verlof.
Artikel 3
De dagen anciënniteitsverlof worden toegekend in het kalenderjaar waarin de arbeider de vereiste anciënniteit bereikt.
Bovendien is dit recht, zoals opgenomen in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, recurrent, wat wil zeggen dat de arbeider deze anciënniteitsdagen behoudt tijdens de jaren volgend op het jaar waarin hij de nodige anciënniteit bereikt.
Artikel 4
Bij overgang van de onderneming blijft de anciënniteit die de arbeider heeft opgebouwd behouden.
Artikel 5
Gunstiger regelingen op ondernemingsvlak blijven onverminderd van toepassing.
Artikel 6
Elke dag van het anciënniteitverlof wordt door de werkgever betaald op basis van het normale loon, berekend met inachtneming van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen, en de hieraan aangebrachte wijzigingen.
Artikel 7
HOOFDSTUK III - GELDIGHEID
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 oktober 2017 betreffende het anciënniteitsverlof, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, geregistreerd op 24 november 2017 onder het nummer 142.810/CO/149.02 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 april 2018 (BS 28 mai 2018).
Artikel 8
ze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
C.A.O.: 12/09/2019 K.B.: 04/04/2020 B.S.: 19/02/2020
Neerlegging: 03/10/2019 Registratiedatum: 24/10/2019 Registratienummer: 154730/CO/149.02
1. Inhoud:
Loopbaanverlof:
- 1 dag per jaar vanaf het kalenderjaar van de 58ste verjaardag
- 2 dagen per jaar vanaf het kalenderjaar van de 58ste verjaardag.
Artikel 18 van nationaal akkoord bepaalt dat de 2de dag loopbaanverlof, die wordt toegekend vanaf het kalenderjaar waarin de arbeider de leeftijd van 58 jaar bereikt, kan wel gecumuleerd worden met anciënniteitsverlof. Voor onbepaalde duur.
Het loopbaanverlof kan niet gecumuleerd worden met anciënniteitsverlof. Wanneer de arbeider gelijktijdig aanspraak kan maken op loopbaanverlof en anciënniteitsverlof, wordt de voor hem meest voordelige regeling toegepast.
2. Vervanging/verlenging van C.A.O:
C.A.O.: 06/10/2017 K.B.: 15/04/2018 B.S.: 25/05/2018
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2020 voor onbepaalde duur.
225 LOOPBAANVERLOF (2019)
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 12 SEPTEMBER 2019
In uitvoering van artikel 14 van het nationaal akkoord 2019-2020 van 26 juni 2019.
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Artikel 2
HOOFDSTUK II - TOEKENNINGSMODALITEITEN
§1. Vanaf 1 januari 2020 heeft de arbeider recht op 1 dag loopbaanverlof per jaar vanaf het kalenderjaar waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt.
§2. Vanaf 1 januari 2020 heeft de arbeider recht op een tweede dag loopbaanverlof per jaar vanaf het kalenderjaar waarin hij de leeftijd van 58 jaar bereikt
§3. Het loopbaanverlof kan niet gecumuleerd worden met anciënniteitsverlof. Wanneer de arbeider gelijktijdig aanspraak kan maken op loopbaanverlof en anciënniteitsverlof, wordt de voor hem meest voordelige regeling toegepast.
§4. Voor deeltijdse arbeiders wordt het recht op loopbaan verlof toegekend in verhouding tot hun arbeidsstelsel op het ogenblik van opname van het verlof.
Artikel 3
De berekening van de verloning voor deze bijkomende verlofdagen dient te gebeuren conform de wettelijke bepalingen omtrent feestdagen.
Artikel 4
In ondernemingen die reeds over eenzelfde of hoger aantal extralegale vakantiedagen beschikken, kan de werkgever van het sectoraal systeem afwijken, middels een gelijkwaardig voordeel te voorzien voor dezelfde doelgroep, met name de arbeiders zoals vermeld in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Artikel 5
HOOFDSTUK III - GELDIGHEID
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 oktober 2017 inzake loopbaanverlof, geregistreerd onder het nummer 142.813/CO/149.02 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 april 2018 ( BS 25 mei 2018).
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2020 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het paritair subcomité voor het koetswerk.
C.A.O.: 23/10/2019
Neerlegging: 06/11/2019 Registratiedatum: 25/11/2019 Registratienummer: 152540/CO/149.02
1. Inhoud:
- SWT 59 jaar na 33 jaar beroepsverleden waarvan 20 jaar nachtarbeid
- SWT 59 jaar na 33 jaar beroepsverleden mits zwaar beroep
- SWT 59 jaar na 35 jaar beroepsverleden mits zwaar beroep
- SWT 59 jaar na 40 jaar beroepsverleden
- Vergoeding ten laste van het fonds voor bestaanszekerheid
2. Duurtijd:
Van 01 januari 2021 tot 30 juni 2021 behoudens andersluidende bepalingen.
230 STELSEL WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (2021-2022) 59 JAAR
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 23 OKTOBER 2019
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Sub-comité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan, de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II - TOEGEPASTE STELSELS
SWT 59 jaar na 33 jaar beroepsverleden waarvan 20 jaar nachtarbeid Artikel 2
In toepassing van artikel 3, §1 van het Koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 138 van de Nationale Arbeidsraad van 23 april 2019, wordt het recht op SWT toegekend aan de arbeiders die uiterlijk op 30 juni 2021 ontslagen worden en de leeftijd van 59 jaar of ouder bereikt hebben uiterlijk op 30 juni 2021 en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar hebben alsook minimaal 20 jaar gewerkt hebben in een nachtregeling zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990.
SWT 59 jaar na 33 jaar beroepsverleden mits zwaar beroep Artikel 3
In toepassing van artikel 3, §1 van het Koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 138 van de Nationale Arbeidsraad van 23 april 2019, wordt het recht op SWT toegekend aan de arbeiders die uiterlijk op 30 juni 2021 ontslagen worden en de leeftijd van 59 jaar of ouder bereikt hebben uiterlijk op 30 juni 2021 en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en in een zwaar beroep hebben gewerkt alsook een beroepsverleden van 33 jaar kunnen bewijzen.
Voor de toepassing van het vorige lid, moeten van de 33 jaar beroepsverleden, ofwel minstens 5 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 10 kalenderjaren voor het einde van arbeidsovereenkomst, ofwel minstens 7 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 15 kalenderjaren voor het einde van de arbeidsovereenkomst.
Voor de omschrijving van zwaar beroep wordt verwezen naar artikel 3 §1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
Voor de omschrijving van zwaar beroep wordt verwezen naar artikel 3 §1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
Artikel 4
Voor de SWT-stelsels zoals vermeld in artikel 2 en 3 wordt in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 139 van 23 april 2019 de leeftijd bepaald op 59 jaar.
SWT 59 jaar na 35 jaar beroepsverleden mits zwaar beroep Artikel 5
In toepassing van artikel 3, §3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 140 van de Nationale Arbeidsraad van 23 april 2019, wordt het recht op SWT toegekend aan de arbeiders die in een zwaar beroep worden tewerkgesteld en die uiterlijk op 30 juni 2021 ontslagen worden en de leeftijd van 59 jaar of ouder bereikt hebben uiterlijk op 30 juni 2021 en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en een beroepsverleden van 35 jaar kunnen bewijzen.
Voor de toepassing van het vorige lid, moeten van de 35 jaar beroepsverleden, ofwel minstens 5 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 10 kalenderjaren voor het einde van arbeidsovereenkomst, ofwel minstens 7 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 15 kalenderjaren voor het einde van de arbeidsovereenkomst.
Voor de omschrijving van zwaar beroep wordt verwezen naar artikel 3 §3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
In toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 140 van 23 april 2019 wordt de leeftijd bepaald op 59 jaar.
SWT 59 jaar na 40 jaar beroepsverleden Artikel 6
In toepassing van artikel 3 §7 van het Koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 141 van de Nationale
Arbeidsraad van 23 april 2019, wordt het recht op SWT toegekend aan arbeiders die uiterlijk op 30 juni 2021 ontslagen worden en de leeftijd van 59 jaar of ouder bereikt hebben uiterlijk op 30 juni 2021 en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en een beroepsverleden van 40 jaar kunnen bewijzen.
Artikel 7
Voor het SWT-stelsel zoals vermeld in artikel 6 wordt in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 142 van 23 april 2019 de leeftijd bepaald op 59 jaar.
HOOFDSTUK III - VRIJSTELLING VAN AANGEPASTE BESCHIKBAARHEID
Artikel 8
In toepassing van artikel 22 §3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kunnen de arbeiders die de leeftijd van 62 jaar hebben bereikt of 42 jaar beroepsverleden kunnen bewijzen, op hun vraag vrijgesteld worden van de verplichting aangepast beschikbaar te zijn.
Artikel 9
HOOFDSTUK IV - BETALING VAN DE AANVULLENDE VERGOEDING
Het Sociaal Fonds voor de koetswerkondernemingen neemt de betaling op zich van de aanvullende vergoeding, alsmede van de bijzondere werkgeversbijdragen, volgens de voorwaarden bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomsten inzake statuten sociaal fonds die zal volgen tijdens de geldigheidsduur van deze CAO.
Het Sociaal Fonds voor de koetswerkondernemingen zal hiertoe de nodige modaliteiten uitwerken.
Artikel 10
HOOFDSTUK V - SLOTBEPALINGEN
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2019 inzake stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor 2021-2022, geregistreerd op 6 augustus 2019 onder het nummer 153.296/CO/149.02.
Artikel 11
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2021 en treedt buiten werking op 30 juni 2021.
§2. In afwijking van §1 zijn de artikelen 1 en 8 van toepassing vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2022.
C.A.O.: 02/12/2021
Neerlegging: 07/12/2021 Registratiedatum: 21/01/2022 Registratienummer: 169728/CO/149.02
1. Inhoud:
- SWT 60jaar na 33 jaar beroepsverleden waarvan 20 jaar nachtarbeid
- SWT 60 jaar na 33 jaar beroepsverleden mits zwaar beroep
- SWT60jaar na 35 jaar beroepsverleden mits zwaar beroep
- SWT 60 jaar na 40 jaar beroepsverleden
- Vergoeding ten laste van het fonds voor bestaanszekerheid
2. Duurtijd:
Van 1 juli 2021 tot 30 juni 2023 behoudens andersluidende bepalingen.
230 STELSEL WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (2021-2023) 60 JAAR
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 2 DECEMBER 2021
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Sub-comité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan, de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II - TOEGEPASTE STELSELS
SWT 60 jaar na 33 jaar beroepsverleden waarvan 20 jaar nachtarbeid Artikel 2
In toepassing van artikel 3, §1 van het Koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 151 van de Nationale Arbeidsraad van 15 juli 2021, wordt het recht op een bedrijfstoeslag in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag toegekend aan de arbeiders die ontslagen worden en de leeftijd van 60 jaar of ouder bereikt hebben op het einde van de arbeidsovereenkomst en een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar hebben alsook minimaal 20 jaar gewerkt hebben in een nachtregeling zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990.
SWT 60 jaar na 33 jaar beroepsverleden mits zwaar beroep Artikel 3
In toepassing van artikel 3, §1 van het Koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 151 van de Nationale Arbeidsraad van 15 juli 2021, wordt het recht op een bedrijfstoeslag in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag toegekend aan de arbeiders die ontslagen worden en de leeftijd van 60 jaar of ouder bereikt hebben op het einde van de arbeidsovereenkomst en in een zwaar beroep hebben gewerkt alsook een beroepsverleden van 33 jaar kunnen bewijzen.
Voor de toepassing van het vorige lid, moeten van de 33 jaar beroepsverleden, ofwel minstens 5 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 10 kalenderjaren voor het einde van de arbeidsovereenkomst, ofwel minstens 7 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 15 kalenderjaren voor het einde van de arbeidsovereenkomst.
Voor de omschrijving van zwaar beroep wordt verwezen naar artikel 3, §1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
SWT 60 jaar na 35 jaar beroepsverleden mits zwaar beroep Artikel 4
In toepassing van artikel 3, §3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 143 van de Nationale Arbeidsraad van 23 april 2019, wordt het recht op een bedrijfstoeslag in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag toegekend aan de arbeiders die in een zwaar beroep worden tewerkgesteld en die ontslagen worden en de leeftijd van 60 jaar of ouder bereikt hebben op het einde van de arbeidsovereenkomst, alsook een beroepsverleden van 35 jaar kunnen bewijzen.
Voor de toepassing van het vorige lid, moeten van de 35 jaar beroepsverleden, ofwel minstens 5 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 10 kalenderjaren voor het einde van de arbeidsovereenkomst, ofwel minstens 7 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 15 kalenderjaren voor het einde van de arbeidsovereenkomst.
Voor de omschrijving van zwaar beroep wordt verwezen naar artikel 3, §3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
SWT 60 jaar na 40 jaar beroepsverleden Artikel 5
In toepassing van artikel 3, §7 van het Koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 152 van de Nationale Arbeidsraad van 15 juli 2021, wordt het recht op SWT en het recht op een bedrijfstoeslag in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag toegekend aan arbeiders die tijdens de geldigheidsduur van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 152 ontslagen worden en die in de periode van 1 juli 2021 tot 30 juni 2023, 60 jaar of ouder zijn op het einde van de arbeidsovereenkomst en op het einde van de arbeidsovereenkomst een beroepsloopbaan als loontrekkende van 40 jaar aantonen.
Artikel 6
HOOFDSTUK III - BETALING VAN DE AANVULLENDE VERGOEDING
Het Sociaal Fonds voor de koetswerkondernemingen neemt de betaling op zich van de aanvullende vergoeding, volgens de voorwaarden bepaald in artikel 14 van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake statuten sociaal fonds van 2 december 2021 , alsmede van de bijzondere werkgeversbijdragen zoals opgenomen in artikel 24 en 24bis van onderhavige overeenkomst.
Het Sociaal Fonds voor de koetswerkondernemingen zal hiertoe de nodige modaliteiten uitwerken.
Artikel 7
HOOFDSTUK IV - GELDIGHEID
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2021 en treedt buiten werking op 30 juni 2023.
C.A.O.: 02/12/2021
Neerlegging: 07/12/2021 Registratiedatum: 26/01/2022 Registratienummer: 169727/CO/149.02
1. Inhoud:
SWT voor sommige oudere mindervalide werknemers en werkenemers met ernstige lichamelijke problemen.
2. Duurtijd:
Van 1 juli 2023 tot 30 juni 2023 behoudens andersluidende bepalingen.
230 STELSEL WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG VOOR SOMMIGE OUDERE MINDERVALIDE WERKNEMERS EN WERKNEMERS MET ERNSTIGE LICHAMELIJKE
PROBLEMEN (2021-2023)
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 2 DECEMBER 2021
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Sub-comité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan, de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II - TOEGEPASTE STELSELS
SWT 58 jaar voor sommige oudere mindervalide werknemers en werknemers met ernstige problemen na 35 jaar beroepsverleden
Artikel 2
In toepassing van artikel 3, §6 van het Koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 150 van de Nationale Arbeidsraad van 15 juli 2021, wordt het recht op een bedrijfstoeslag in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag toegekend aan de arbeiders die worden ontslagen tijdens de geldigheidsduur van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 150 en die gedurende de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2023 en ten laatste op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 58 jaar of ouder zijn en een beroepsloopbaan van minstens 35 jaar hebben op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, op voorwaarde dat zij:
- Ofwel het statuut van mindervalide werknemers erkend door een bevoegde overheid hebben;
- ofwel werknemers zijn met ernstige lichamelijke problemen die geheel of gedeeltelijk veroorzaakt zijn door hun beroepsactiviteit en die de verdere uitoefening van hun beroep significant bemoeilijken.
Artikel 3
HOOFDSTUK III - BETALING VAN DE AANVULLENDE VERGOEDING
Het Sociaal Fonds voor de koetswerkondernemingen neemt de betaling op zich van de aanvullende vergoeding, volgens de voorwaarden bepaald in artikel 14 van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake statuten sociaal fonds van 2 december 2021 , alsmede van de bijzondere werkgeversbijdragen zoals opgenomen in artikel 24 en 24bis van onderhavige overeenkomst.
Het Sociaal Fonds voor de koetswerkondernemingen zal hiertoe de nodige modaliteiten uitwerken.
Artikel 7
HOOFDSTUK IV - GELDIGHEID
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2021 en treedt buiten werking op 30 juni 2023.
C.A.O.: 02/12/2021
Neerlegging: 07/12/2021 Registratiedatum: 14/02/2022 Registratienummer: 170157/CO/149.02
1. Inhoud:
Vrijstelling van de verplichting van aangepaste beschikbaarheid.
2. Duurtijd:
Van 1 juli 2021 tot 31 december 2022.
231 VRIJSTELLING VAN DE VERPLICHTING VAN AANGEPASTE BESCHIKBAARHEID (2021-2022)
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 22 DECEMBER 2021
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Sub-comité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan, de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Artikel 2
HOOFDSTUK II - DRAAGWIJDTE VAN DE OVEREENKOMST
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten om uitvoering te geven aan de regelgeving betreffende de vrijstelling van de verplichting van aangepaste beschikbaarheid bepaald in het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en aan de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 153 van de Nationale Arbeidsraad van 15 juli 2021.
§2. Zij heeft tot doel tijdens de periode van 1 juli 2021 tot 31 december 2022, de voorwaarden vast te stellen voor de toekenning van de vrijstelling van de verplichting van aangepaste beschikbaarheid voor oudere werknemers die worden ontslagen in het raam van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, die 20 jaar hebben gewerkt in een stelsel van nachtarbeid, die in een zwaar beroep tewerkgesteld werden, die tewerkgesteld werden in het raam van een zwaar beroep en 35 jaar beroepsverleden aantonen, of een lange loopbaan hebben.
§3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst moet gelezen worden in samenhang met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 143 van 23 april 2019 tot vaststelling van de leeftijd vanaf welke een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kan worden toegekend aan sommige oudere werknemers in een zwaar beroep die worden ontslagen en 35 jaar beroepsverleden aantonen, nr. 151 van 15 juli 2021, tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2021 tot 30 juni 2023, van de voorwaarden voor de toekenning van een bedrijfstoeslag in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor sommige oudere werknemers die worden ontslagen en die 20 jaar hebben gewerkt in een regeling van nachtarbeid, die hebben gewerkt in een zwaar beroep of die hebben gewerkt in het bouwbedrijf en arbeidsongeschikt zijn, en met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 152 van 15 juli 2021 tot instelling, voor de periode van 1 juli 2021 tot 30 juni 2023, van een stelsel van
bedrijfstoeslag voor sommige oudere werknemers die worden ontslagen, met een lange loopbaan, alsook met de collectieve arbeidsovereenkomst inzake SWT van 2 december 2021 van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
HOOFDSTUK III - VRIJSTELLING VAN AANGEPASTE BESCHIKBAARHEID
Artikel 3
In toepassing van artikel 22 §3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 153 van de Nationale Arbeidsraad van 15 juli 2021, geldt dat de arbeiders die de leeftijd van 62 jaar hebben bereikt of 42 jaar beroepsverleden kunnen bewijzen, op hun vraag vrijgesteld kunnen worden van de verplichting aangepast beschikbaar te zijn, op voorwaarde dat:
- ze uiterlijk op 31 december 2022 en gedurende de geldigheidstermijn van deze overeenkomst, ontslagen worden;
- ze uiterlijk op 31 december 2022 en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, de leeftijd van 60 jaar of meer, hebben bereikt.
Artikel 4
HOOFDSTUK IV - GELDIGHEID
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2021 en treedt buiten werking op 31 december 2022.
C.A.O.: 02/12/2021
Neerlegging: 07/12/2021 Registratiedatum: 26/01/2022 Registratienummer: 169730/CO/149.02
1. Inhoud:
Vrijstelling van de verplichting van aangepaste beschikbaarheid.
2. Duurtijd:
Van 1 juli 2023 tot 31 december 2024.
231 VRIJSTELLING VAN DE VERPLICHTING VAN AANGEPASTE BESCHIKBAARHEID (2023-2024)
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 22 DECEMBER 2021
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Sub-comité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan, de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Artikel 2
HOOFDSTUK II - DRAAGWIJDTE VAN DE OVEREENKOMST
§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten om uitvoering te geven aan de regelgeving betreffende de vrijstelling van de verplichting van aangepaste beschikbaarheid bepaald in het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en aan de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 155 van de Nationale Arbeidsraad van 15 juli 2021.
§2. Zij heeft tot doel, tijdens de periode van 1 januari 2023 tot 31 december 2024, de voorwaarden vast te stellen voor de toekenning van de vrijstelling van de verplichting van aangepaste beschikbaarheid voor oudere werknemers die worden ontslagen vóór 1 juli 2023 in het raam van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, die 20 jaar hebben gewerkt in een stelsel van nachtarbeid, die in een zwaar beroep hebben gewerkt, die tewerkgesteld werden in een zwaar beroep en 35 jaar beroepsverleden aantonen, die een lange loopbaan hebben.
§3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst moet gelezen worden in samenhang met de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 143 van 23 april 2019 tot vaststelling van de leeftijd vanaf welke een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kan worden toegekend aan sommige oudere werknemers in een zwaar beroep die worden ontslagen en 35 jaar beroepsverleden aantonen, nr. 151 van 15 juli 2021, tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2021 tot 30 juni 2023, van de voorwaarden voor de toekenning van een bedrijfstoeslag in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor sommige oudere werknemers die worden ontslagen en die 20 jaar hebben gewerkt in een regeling van nachtarbeid, die hebben gewerkt in een zwaar beroep of die hebben gewerkt in het bouwbedrijf en arbeidsongeschikt zijn, en met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 152 van 15 juli 2021 tot instelling, voor de periode van 1 juli 2021 tot 30 juni 2023, van een stelsel van
bedrijfstoeslag voor sommige oudere werknemers die worden ontslagen, met een lange loopbaan, alsook met de collectieve arbeidsovereenkomst inzake SWT van 2 december 2021 van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
HOOFDSTUK III - VRIJSTELLING VAN AANGEPASTE BESCHIKBAARHEID
Artikel 3
In toepassing van artikel 22 §3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 155 van de Nationale Arbeidsraad van 15 juli 2021, geldt dat de arbeiders die de leeftijd van 62 jaar hebben bereikt of 42 jaar beroepsverleden kunnen bewijzen, op hun vraag vrijgesteld kunnen worden van de verplichting aangepast beschikbaar te zijn, op voorwaarde dat:
- ze uiterlijk op 30 juni 2023 ontslagen werden;
- ze op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, uiterlijk op 30 juni 2023 de leeftijd van 60 jaar of meer hebben bereikt.
Artikel 4
HOOFDSTUK IV - GELDIGHEID
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2023 en treedt buiten werking op 31 december 2024.
C.A.O.: 16/06/2011 K.B.: 02/12/2011 B.S.: 12/01/2012
Neerlegging: 28/06/2011 Registratiedatum: 27/07/2011 Registratienummer: 104911/CO/149.2
Publicatie van registratie in B.S.: 09/08/2011
1. Inhoud:
Berekeningswijze van de aanvullende vergoeding brugpensioen:
- berekening RVZ bijdragen (X) op basis van referte brutomaandloon op 100% (X = 100% brutoloon x% RVZ bijgragen)
- jaarlijks bedrag van ecocheques (Y) omgezet in een maandbedrag (Y / 12)
- dagelijks bedrag van de maaltijdcheques (Z) omgezet in een maandbedrag (Z x 230 / 12)
2. Verlenging/vervanging van C.A.O.’s:
C.A.O 05/10/98 K.B.: 27/06/00 B.S.: 13/10/00
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2011 voor onbepaalde duur.
233 BEREKENINGSWIJZE VAN DE AANVULLENDE VERGOEDING BRUGPENSIOEN
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 16 JUNI 2011
In uitvoering van artikel 17 §6 van het nationaal akkoord 2011-2012 van 7 juni 2011.
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan, de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Artikel 2
HOOFDSTUK II - TOEPASSINGSMODALITEITEN
Voor alle arbeiders die ontslagen worden met het oog op brugpensioen, volgens de geldende collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op sectoraal- of ondernemingsvlak zullen, om het in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 bepaalde netto- referteloon te berekenen, de sociale zekerheidsbijdragen berekend worden op 100% van het referte brutomaandloon.
Artikel 3
Volgende supplementen worden toegevoegd aan het netto-referteloon, dat als basis dient voor de berekening van de aanvullende vergoeding brugpensioen:
- het jaarlijks bedrag van de ecocheques wordt omgezet in een maandbedrag door dit jaarlijks bedrag te delen door 12;
- het dagelijks bedrag van de maaltijdcheques wordt omgezet in een maandbedrag door dit dagbedrag te vermenigvuldigen met 230 en vervolgens te delen door 12.
[PSC 149.02] 233-1
C.A.O.: 10/06/1999 K.B.: 18/09/2001 B.S.: 11/12/2001
Neerlegging:
Registratiedatum: 15/09/2000 Registratienummer: 55556/CO/149.2 Publicatie van registratie in B.S.: 11/10/2000
1. Inhoud:
- Procedure en voorwaarden inzake de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen
- Sectorale evaluatie
2. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 1999 voor onbepaalde duur.
242 NIEUWE ARBEIDSREGELINGEN
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 10 JUNI 1999
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder “werklieden” verstaan: de werklieden en de werksters.
Artikel 3
HOOFDSTUK II - DRAAGWIJDTE EN TOEPASSINGSSFEER VAN DE OVEREENKOMST
In uitvoering van artikel 7 a en b van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 van 2 juni 1987, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 juni 1987 (Belgisch Staatsblad van 26 juni 1987), beslissen de partijen dat de onderhandelingen over de inhoud van nieuwe arbeidsregelingen, gelet op de verscheidenheid van de sector, kunnen gevoerd worden op ondernemingsvlak, en dit vanaf 1 januari 1993.
Onder “nieuwe arbeidsregelingen” worden verstaan de regelingen omschreven overeenkomstig de wet van 17 maart 1987 (Belgisch Staatsblad van 12 juni 1987) die ertoe strekken de uitbreiding of de aanpassing van de bedrijfstijd mogelijk te maken en de werkgelegenheid te bevorderen.
Artikel 4
HOOFDSTUK III - WEERSLAG OP DE WERKGELEGENHEID
De invoering van de nieuwe arbeidsregeling moet een positieve weerslag hebben op de werkgelegenheid met name:
- toename van het aantal tewerkgestelde arbeiders met extra aandacht voor de aanwerving van personen behorende tot de “risicogroepen”;
- de vermindering van het aantal dagen gedeeltelijke werkloosheid of;
- de vermindering van het aantal in uitzicht gestelde ontslagen in het kader van de procedure voor collectief ontslag;
- andere evenwaardige, onderhandelende alternatieven.
Artikel 5
HOOFDSTUK IV - VOORAFGAANDE INFORMATIE
Wanneer de werkgever voornemens is een nieuwe arbeidsregeling in te voeren moet hij minstens 1 maand voorafgaandelijk aan de ondernemingsonderhandeling schriftelijk informatie verstrekken aan de vakbondsafvaardiging en bij ontstentenis aan de werknemers van zijn onderneming en de vertegenwoordigers van de vakbonds- en werkgeversorganisaties in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, dit laatste door een aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
De informatie moet betrekking hebben op het soort arbeidssysteem en de factoren die de invoering ervan rechtvaardigen.
Artikel 6
HOOFDSTUK V - ONDERHANDELING OP ONDERNEMINGSNIVEAU
De onderhandeling op ondernemingsvlak moet ten minste betrekking hebben op de hierna volgende elementen:
- de regeling inzake organisatie van de arbeidstijd, waaronder met name de arbeidsduur, de werktijden, de rustpauzes en de rusttijden;
- de arbeidsvoorwaarden met bijzondere aandacht voor de relatie arbeidgezin;
- modaliteiten inzake de positieve weerslag op de werkgelegenheid;
- wanneer er een vakbondsafvaardiging bestaat, de vakbondsvertegenwoordiging rekening houdend met de arbeidsregeling overeenkomstig artikel 8, 2° en 6° van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 van 24 mei 1971, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende het statuut van de vakbondsafvaardigingen van het personeel der ondernemingen;
- de modaliteiten betreffende de periodieke evaluatie van de controle op de nieuwe regeling;
- de consequenties van de nieuwe arbeidsregeling op de sociale zekerheid van de betrokken werknemers;
- de modaliteiten van individuele en/of collectieve terugstap naar de vroegere arbeidsregeling;
- de modaliteiten inzake vorming en opleiding van de betrokken werknemers.
Artikel 7
Indien er in de onderneming een vakbondsafvaardiging voor arbeiders bestaat, kan de nieuwe arbeidsregeling maar gebeuren door tussen de werkgever en alle representatieve werknemersorganisaties die in de vakbondsafvaardiging vertegenwoordigd zijn, een collectieve arbeidsovereenkomst af te sluiten in de zin van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomst en de paritaire comités.
Artikel 8
Indien er in de onderneming geen vakbondsafvaardiging voor arbeiders bestaat, kan de nieuwe arbeidsregeling maar gebeuren door xxxxxxx met de representatieve werknemersorganisaties van het Paritair Subcomité voor het koetswerk, een collectieve arbeidsovereenkomst af te sluiten in de zin van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
Artikel 9
Ondernemingsovereenkomsten die een volgens de wet van 17 maart 1987, artikel 2, 1°, 3° of 5° toegelaten afwijking beogen van de volgende wettelijke bepalingen:
1° het verbod van zondagarbeid en de termijn voor toekenning van inhaalrust, voorgeschreven door respectievelijk de artikelen 11 en 16, eerste lid van de arbeidswet van 16 maart 1971;
2° het verbod van arbeid op feestdagen, de verplichting om feestdagen die met een zondag of een gewone inactiviteitsdag samenvallen te vervangen door een gewone activiteitsdag en de verplichting om de inhaalrust, toegekend na arbeid verricht op een feestdag, aan te rekenen op de arbeidsduur voorgeschreven door de artikelen 4, 6, 10 en 11, vierde lid van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen;
3° de grenzen van de arbeidsduur voorgeschreven door de artikelen 19, eerste lid, 20, 20bis en 27, van de arbeidswet van 16 maart 1971, op voorwaarde dat de dagelijkse arbeidstijd twaalf uren niet overschrijdt en dat de overschrijdingen van de grenzen vastgesteld bij de voornoemde artikelen 19, eerste lid, 20, 20bis en 27, onderworpen worden aan de voorwaarden vastgesteld bij artikel 26bis,
§1 van de arbeidswet van 16 maart 1971;
kunnen slechts worden afgesloten, na voorafgaande goedkeuring van die afwijking door het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Artikel 10
In afwijking van de artikelen 11 en 12 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen worden de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst, zoals omschreven in de artikelen 6 en 7 van deze collectieve arbeidsovereenkomst die het arbeidsreglement wijzigen, in dit reglement ingevoerd zodra deze collectieve arbeidsovereenkomst werd neergelegd op de Griffie van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
Artikel 11
HOOFDSTUK VI - TOEPASSINGSMODALITEITEN
De bij de invoering van de nieuwe arbeidsregeling betrokken werknemers moeten tewerkgesteld zijn in het kader van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.
Artikel 12
De inschakeling van de werknemers in de nieuwe arbeidsregeling mag slechts gebeuren op vrijwillige basis.
Artikel 13
Aan de werknemers wordt werkzekerheid geboden, dit wil zeggen dat er niet zal overgegaan worden tot ontslag om economische redenen of motieven van reorganisatie.
Indien deze redenen toch zouden worden ingeroepen zal de werkgever eerst alle andere middelen tot herverdeling van de arbeid, met inbegrip van gedeeltelijke werkloosheid, uitputten.
Indien nodig bespreekt hij met de vakbondsafvaardiging of bij ontstentenis met de representatieve werknemersorganisaties teneinde andere maatregelen te treffen.
Artikel 14
HOOFDSTUK VII - SECTORALE EVALUATIE
Tegelijkertijd met de neerlegging van de ondernemingsovereenkomst, zoals omschreven bij de artikelen 6, 7 en 8, wordt een afschrift van de afgesloten overeenkomst overgemaakt aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk. Deze informatie gebeurt bij aangetekende brief.
Artikel 15
Na het verstrijken van een periode van 18 maanden, te rekenen vanaf 1 januari 1999, wordt in het paritair subcomité overgegaan tot een evaluatie van de in de ondernemingen toegepaste arbeidsregelingen in de zin van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 van 2 juni 1987 en de wet van 17 maart 1987, vermeld in artikel 3.
De evaluatie betreft zowel de gevolgde procedure als de inhoud en de gevolgen van de arbeidsregelingen.
Deze evaluatie kan eventueel leiden tot het afsluiten van een aanvullende sectorale collectieve arbeidsovereenkomst.
Artikel 16
HOOFDSTUK VIII - UITZONDERINGEN
De ondernemingsovereenkomsten betreffende de versoepeling van de arbeidsduur en/of speciale tijdsregelingen afgesloten voor 1 januari 1999 mogen worden behouden en verder worden toegepast.
Artikel 17
HOOFDSTUK IX - DUURTIJD
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan worden opgezegd op verzoek van één der ondertekenende partijen, met inachtneming van een opzeggingstermijn van 3 maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk en aan de ondertekenende organisaties.
C.A.O.: 05/10/1998 K.B.: 18/04/2000 B.S.: 13/10/2000
Neerlegging:
Registratiedatum: 06/11/1998 Registratienummer: 49413/CO/149.2 Publicatie van registratie in B.S.: 03/02/1999
1. Inhoud:
Sectorale omkadering van de regimes met nachtprestaties. Omkaderingsmaatregelen:
- principe van vrijwilligheid
- enkel voor werknemers met een contract van onbepaalde duur
- terugkeerrecht voor zwangere werkneemsters en voor alle werknemers omwille van ernstige medische, familiale en sociale redenen
- gelijke behandeling van mannen en vrouwen
Procedure bij invoering van nieuwe regimes met nachtprestaties:
- voorafgaandelijk informatie en motivatie door werkgever
- ondernemingen met vakbondsafvaardiging: C.A.O. op ondernemingsvlak is noodzakelijk (ondertekend door alle vakbonden)
- ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging: goedkeuring door het P.S.C. over resultaten van besprekingen met de werknemers
2. Duurtijd:
Vanaf 5 oktober 1998 voor onbepaalde duur.
247 SECTORALE OMKADERING VAN DE REGIMES MET NACHTPRESTATIES
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 5 OKTOBER 1998
HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 - Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair subcomité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder werklieden verstaan: de werklieden of werksters.
Artikel 2 - Voorwerp
a) De collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van de wet van 17 februari 1997 en het koninklijk besluit van 16 april 1998 tot uitvoering van vermelde wet en van de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 46 betreffende de begeleidingsmaatregelen voor ploegenarbeid met nachtprestaties alsook voor andere vormen van arbeid met nachtprestaties en nr. 49 betreffende de waarborg van een specifieke financiële vergoeding ten gunste van de werknemers die zijn tewerkgesteld in het kader van ploegenarbeid met nachtprestaties of andere vormen van arbeid met nachtprestaties.
Partijen maken toepassing van de C.A.O. nr. 42 betreffende het invoeren van nieuwe arbeidsregelingen in ondernemingen en verkrijgen aldus een afwijking op het verbod om nachtarbeid te verrichten, zoals bepaald in artikel 35 van de Arbeidswet van 16 maart 1997, althans wat betreft de regimes met nachtprestaties ingevoerd na 8 april 1998.
b) Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de omkaderingsmaatregelen die gelden bij:
- het openstellen van regimes met nachtprestaties, toepasselijk voor mannelijke werklieden vóór 8 april 1998, op vrouwelijke werklieden;
- de invoering van regimes met nachtprestaties na 8 april 1998, voor zowel mannelijke als vrouwelijke werklieden.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt eveneens de te volgen procedure bij de invoering van regimes met nachtprestaties.
c) Onder nachtarbeid wordt verstaan de prestaties gewoonlijk verricht tussen 20 en 6 uur met uitsluiting van:
- prestaties uitsluitend verricht tussen 6 en 24 uur;
- prestaties die gewoonlijk vanaf 5 uur ‘s morgens worden aangevat.
Artikel 3 - Positieve weerslag op de tewerkstelling
De invoering van regimes met nachtprestaties moet een positieve weerslag hebben op de werkgelegenheid.
Die positieve weerslag kan met name het gevolg zijn van een toename van het aantal tewerkgestelde werklieden, van de vermindering van het aantal dagen tijdelijke werkloosheid of van de vermindering van het aantal in het vooruitzicht gestelde ontslagen in het kader van de procedure die voor collectief ontslag is vastgesteld.
HOOFDSTUK II - OMKADERINGSMAATREGELEN
Artikel 4 - Vrijwilligheid
Zowel bij aanwerving als bij overschakeling naar een regime met nachtprestaties moet het principe van de vrijwilligheid worden toegepast op de werklieden.
Conform de bepalingen van artikel 2 - voorwerp hebben werklieden recht op een proefperiode van drie maanden gedurende welke zij een einde kunnen maken aan hun tewerkstelling met nachtprestaties door middel van een opzegging van zeven dagen.
Bij overschakeling is er een terugkeerrecht naar de vroegere werkpost.
Artikel 5 - Contractvormen
De werklieden die betrokken zijn bij de invoering van regimes met nachtprestaties moeten tewerkgesteld zijn in het kader van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.
Artikel 6 - Zwangere arbeidsters
De zwangere arbeidster, tewerkgesteld in een arbeidsregeling met nachtprestaties, heeft het recht om, na schriftelijk verzoek, gestaafd door medisch attest, in een arbeidsregeling zonder nachtprestaties te worden tewerkgesteld met behoud van minimum het inkomen verbonden aan nachtprestaties en dit tot drie maanden na de bevallingsrust.
Artikel 7 - Terugkeerrecht
De werklieden tewerkgesteld in regimes met nachtprestaties hebben het recht tijdelijk of definitief terug te keren naar een arbeidsregime zonder nachtprestaties omwille van ernstige medische, familiale en sociale redenen.
Op bedrijfsvlak dient er een overeenkomst te worden gemaakt dewelke de precisering geeft van het begrip “ernstige medische, familiale en sociale redenen”.
Artikel 8 - Gelijke behandeling
a) In regimes met nachtprestaties geldt het principe van gelijk loon en gelijke functieclassificaties voor mannelijke en vrouwelijke werklieden.
b) De werklieden tewerkgesteld in regimes met nachtprestaties kunnen op hun verzoek bij voorrang een vacante betrekking met dagprestaties verkrijgen in zoverre zij aan de vereiste kwalificaties voldoen.
c) De werkgever dient aandacht te besteden aan de veiligheid van de werklieden tewerkgesteld in regimes met nachtprestaties. Hij dient ook te zorgen voor het nodige toezicht en voor de bereikbaarheid van de vertrouwenspersoon inzake “ongewenst seksueel gedrag”.
HOOFDSTUK III - PROCEDURE BIJ INVOERING VAN NIEUWE REGIMES MET NACHTPRESTATIES
Artikel 9 - Voorafgaande informatie en motivatie
Wanneer de werkgever voornemens is nachtarbeid in te voeren moet hij voorafgaandelijk aan de werklieden schriftelijke informatie verstrekken omtrent het soort arbeidsregeling die hij wil invoeren en omtrent de factoren die de invoering ervan rechtvaardigen. Ook de concrete omkaderingsmaatregelen voorzien in hoofdstuk II van deze collectieve arbeidsovereenkomst en de concrete uurroosters worden besproken met de leden van de vakbondsafvaardiging of bij ontstentenis met de individuele werklieden.
Artikel 10 - Procedure bij ondernemingen met vakbondsafvaardiging
Is er een vakbondsafvaardiging, dan kan een arbeidsregeling met nachtprestaties maar worden ingevoerd mits er tussen de werkgever en alle organisaties die in deze vakbondsafvaardiging vertegenwoordigd zijn, een collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in de zin van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en Paritaire comités.
Artikel 11 - Procedure bij ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging
a) Het Paritair subcomité voor het koetswerk controleert of er voldaan wordt aan de voorwaarden van onderhavige overeenkomst.
b) In de ondernemingen waar geen vakbondsafvaardiging bestaat worden de resultaten van besprekingen met de werklieden zoals voorzien in artikel 9 ter goedkeuring van het Paritair subcomité voor het koetswerk (P.S.C. 149.2) voorgelegd. Xxxxxxx van eenparig advies van het betrokken Paritair subcomité wordt het regime automatisch ingeschreven in het arbeidsreglement.
c) De Voorzitter van het Paritair subcomité voor het koetswerk stelt de onderneming hiervan in kennis.
HOOFDSTUK IV - SLOTBEPALINGEN
Artikel 12 - Jaarlijkse evaluatie
Ondertekenende partijen zullen jaarlijks en voor de eerste keer één jaar na de inwerkingtreding van huidige collectieve arbeidsovereenkomst, de toepassing ervan in het Paritair subcomité evalueren.
Artikel 13 - Duurtijd
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 5 oktober 1998 en is gesloten voor onbepaalde duur. Ze kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzeg van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair subcomité voor het koetswerk.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt neergelegd ter Griffie van de Dienst der Collectieve Arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
De algemeen bindend verklaring bij koninklijk besluit van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gevraagd.
C.A.O.: 12/09/2019
Neerlegging: 03/10/2019 Registratiedatum: 24/10/2019 Registratienummer: 154727/CO/149.02
1. Inhoud:
Overuren in het kader van:
- een buitengewone vermeerdering van het werk
- werkzaamheden ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheid
Overuren kunnen in dit kader enkel worden gepresteerd mits het voorafgaande akkoord van de vakbondsafvaardiging.
Eerste 91 overuren per kalenderjaar: keuzemogelijkheid aan arbeider om te recupereren of uit te betalen (binnen wettelijk kader).
De mogelijkheid om binnen het wettelijk kader, van voormelde 91 overuren af te wijken kan enkel bij collectieve arbeidsovereenkomst ingevuld worden op bedrijfsniveau en tot maximaal 130 uren.
2. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2019 tot 30 juni 2021.
249 ARBEIDSORGANISATIE
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 12 SEPTEMBER 2019
In uitvoering van artikel 19 van het nationaal akkoord 2019-2020 van 26 juni 2019.
Artikel 1
HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
Artikel 2
HOOFDSTUK II - TOEPASSINGSMODALITEITEN
In toepassing van artikel 26 bis §1 en §1 bis van de arbeidswet van 16 maart 1971, wordt de referteperi-ode op één jaar gebracht.
Artikel 3
De arbeiders hebben binnen het wettelijk kader de keuzemogelijkheid om de eerste 91 overuren per kalenderjaar in het kader van buitengewone vermeerdering van werk (artikel 25 van de arbeidswet van 16 maart 1971) of van de werkzaamheden ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheid (artikel 26, §1, 3°, van de arbeidswet van 16 maart 1971) te recupereren of uitbetaald te krijgen.
Artikel 4
De mogelijkheid om binnen het wettelijk kader een hogere schijf dan voormelde 91 overuren per kalenderjaar in het kader van buitengewone vermeerdering van werk (artikel 25 van de Arbeidswet van 16 maart 1971) of van de werkzaamheden ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheid (artikel 26 §1,3° van de Arbeidswet van 16 maart 1971) in te voeren, kan enkel worden geregeld in een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten op het niveau van de onderneming. Deze collectieve arbeidsovereenkomst, afgesloten op het niveau van de onderneming, kan het aantal te recupereren of uit te betalen overuren verhogen tot maximaal 130 uren.
Artikel 5
In deze collectieve arbeidsovereenkomst, afgesloten op het niveau van de onderneming, dient te worden bepaald of deze bijkomende schijf zal worden gere-cupereerd (en op welke wijze) of uitbetaald.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is slechts gel-dig indien ze afspraken bevat over de plicht tot en de wijze van informatie over het totaal aantal gepres-teerde overuren (het totaal aantal uitbetaalde en ge-recupereerde overuren) en over het gebruik van tijde-lijke contracten (uitzendcontracten, contracten van bepaalde duur en onderaanneming) aan de vak-bondsafvaardiging en bij ontstentenis aan de betrok-ken vakbondssecretarissen.
Artikel 6
Conform artikel 25 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 (buitengewone vermeerdering van werk) en conform artikel 26, §1, 3°, van de arbeidswet van 16 maart 1971 (werkzaamheden ingevolge een onvoor-ziene noodzakelijkheid) kunnen overuren in dit kader enkel worden gepresteerd mits het voorafgaande ak-koord van de vakbondsafvaardiging.
Artikel 5
HOOFDSTUK III - GELDIGHEID
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwer-king met ingang van 1 juli 2019 voor een bepaalde duur tot en met 30 juni 2021.