INHOUDSOPGAVE
SCHEMA VAN PERIODIEKE RAPPORTERING DOOR DE INSTELLINGEN OVER DE NALEVING VAN DE EIGENVERMOGENSVEREISTEN
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK I : ALGEMENE RICHTLIJNEN
Beginselen
Rapporteringsplicht, termijnen voor en frequentie van rapportering HOOFDSTUK II: TABELLEN VAN AANVULLENDE BESCHRIJVING
90.01 Eigenvermogenstoereikendheid
90.02 Gegevens over solvabiliteit op groepsniveau
90.03 Krediet- en wederpartijrisico’s en leveringen zonder tegenprestaties: Standaardbenadering voor eigenvermogensvereisten
90.04 Krediet- en wederpartijrisico’s en leveringen zonder tegenprestaties: Interneratingbenadering voor eigenvermogensvereisten
90.05 Kredietrisico: Aandelen – Interneratingbenadering voor eigenvermogensvereisten
90.06 Kredietrisico: Effectisering – Standaardbenadering voor eigenvermogensvereisten
90.07 Kredietrisico: Effectisering – Interneratingbenadering voor eigenvermogensvereisten
90.08 Kredietrisico: Detail informatie over effectiseringen door initiatoren en sponsors
90.09 Afwikkelings-/Leveringsrisico
90.10 Marktrisico: Standaardbenadering voor positierisico in schuldinstrumenten
90.11 Marktrisico: Standaardbenadering voor positierisico in aandelen
90.12 Marktrisico: Standaardbenadering voor valutarisico
90.13 Marktrisico: Standaardbenadering voor risico in grondstoffen
90.14 Marktrisico: Intern model
90.15 Marktrisico: Intern model gegevens
90.16 Operationeel risico
90.17 Operationeel risico: Brutoverliezen per bedrijfslijn en soort gebeurtenis in het afgelopen jaar
90.18 Risicoconcentratie: wederpartijconcentratierisico
HOOFDSTUK III: TOELICHTING BIJ TABELLEN VAN AANVULLENDE BESCHRIJVING
HOOFDSTUK I
ALGEMENE RICHTLIJNEN
HOOFDSTUK I: Algemene richtlijnen:
1. Beginselen
1. Onder “eigenvermogensvereisten” worden de reglementaire vereisten verstaan als bedoeld in het besluit van de Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen (hierna “de CBFA”) over het reglement op het eigen vermogen van de instellingen (hierna “het reglement” genoemd). Tenzij anders bepaald, verwijzen de vermelde hoofdstukken en artikelen naar de hoofdstukken en artikelen van het besluit.
2. Tenzij anders bepaald in de instructies bij de tabellen, zijn de instellingen - onderworpen aan het reglement - eraan gehouden om op periodieke basis hun vennootschappelijke en geconsolideerde posities inzake risico’s te rapporteren op basis van de hier bijhorende tabellen. De financiële holdings onderworpen aan het reglement rapporteren enkel over de geconsolideerde posities.
2. Rapporteringsplicht, termijnen voor en frequentie van de rapportering
1. Deze bepalingen met betrekking tot de rapporteringverplichting gelden voor de instellingen onderworpen aan het reglement eigen vermogen.
2. De rapporteringstaten geven de positie weer na verwerking van alle verrichtingen afgesloten op de rapporteringsdatum. Onder rapporteringsdatum wordt verstaan, de datum waarop de rapporteringstaten betrekking hebben. De rapporteringsdatum is steeds, bij maand-, kwartaal-, semestriële en jaarrapportering, de laatste kalenderdag van elke maand, kalenderkwartaal, semester of boekjaar naargelang de betrokken staat per maand, kalenderkwartaal, semester of boekjaar moet worden opgesteld. Behoudens het bepaalde bij de individuele tabellen, dienen de tabellen te worden opgesteld en meegedeeld, met volgende frequentie:
a) De instellingen zoals bepaald in artikel I.1, 2° en 3° rapporteren over de vennootschappelijke positie op kwartaalbasis en over de geconsolideerde positie op halfjaarlijkse basis.
b) Indien bovenvermelde instellingen één of meerdere werkzaamheden verrichten als bedoeld in artikel 58, § 1, tweede lid van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseur, rapporteren deze instellingen in aanvulling van het voorgaande de tabel 90.01 over de vennootschappelijke positie op maandbasis.
c) De financiële holdings rapporteren over de geconsolideerde positie op halfjaarlijkse basis.
d) De overige instellingen zoals bepaald in artikel I.1 rapporteren zowel over de vennootschappelijke als de geconsolideerde positie op kwartaalbasis.
3. De periodieke rapportering moet zo spoedig mogelijk worden toegezonden en dit uiterlijk:
Op vennootschappelijke basis ;
o de eerste werkdag van de tweede kalendermaand die volgt op de rapporteringsdatum. Wanneer rapporteringsdatum en balansdatum dezelfde zijn, moet worden gerapporteerd over de positie ná verwerking van de voorstellen van de directie aan de raad van bestuur of zaakvoerders.
Op geconsolideerde basis ;
o twee maanden en 15 dagen na de rapporteringsdatum. Voor de rapporteringstaten op datum van einde boekjaar geldt dat deze uiterlijk moet zijn toegezonden op het ogenblik waarop de commissaris(sen) of de revisor(en) belast met de controle van de geconsolideerde jaarrekening, kennis hebben of moeten hebben van de staten nodig voor de opstelling van hun schriftelijk verslag; evenwel mag deze termijn de 3 maanden na rapporteringsdatum niet overschrijden.
De vennootschappelijke basis van de bijkantoren van niet-EER kredietinstellingen naar buitenlands recht stemt overeen met de territoriale basis van het Schema A, Boek I.
4. De instellingen dienen evenwel organisatorisch in staat te zijn om desgevallend in uitzonderlijke omstandigheden op verzoek van de CBFA, de tabellen met een hogere frequentie op te stellen.
5. Zoals bepaald in het protocol over de technische modaliteiten voor de afgifte van de periodieke staten, worden de bedragen in de rapporteringstaten uitgedrukt in Euro.
6. De tegenwaarde in Euro wordt berekend op basis van de contante wisselkoersen op de rapporteringsdatum, te weten de datum waarop de rapporteringstaat betrekking heeft, tenzij anders bepaald bij de tabellen.
7. Percentages worden gerapporteerd als verhouding, t.t.z. 0.45 betekent 45%.
8. Indien een negatief teken (-) een label of item voorafgaat, wordt er verwacht dat de desbetreffende informatie ook met een negatief teken gerapporteerd wordt.
9. Overeenkomstig de bepalingen van het reglement, moeten de activa en de verplichtingen die voor de berekening van het nuttig eigen vermogen worden afgetrokken (zie tabel 90.01) niet meer worden opgenomen in de berekening van de eigenvermogensvereisten.
10. Wanneer een tabel zonder voorwerp is omdat de instelling geen bedrijvigheid heeft in de betreffende activiteit of omdat de instelling geen gebruik maakt van de bedoelde berekeningsbenadering in de tabel, dient de instelling deze tabel niet te rapporteren doch een nihil-afgifte te doen via het ‘Control Panel’ in de CSSR (Central Server for Statistical Reporting).
11. De instellingen zijn gehouden aan de rapportering van de tabellen 90.XX van zodra zij hun eigenvermogensvereisten berekenen volgens het reglement eigen vermogen (besluit van 17 oktober 2006). Indien een instelling gedurende 2007 haar eigenvermogensvereisten berekent overeenkomstig artikel XV.2, § 1, gebruikt zij de tabellen die van toepassing waren voor 1 januari 2007. Indien een instelling gedurende 2007 haar eigenvermogensvereisten berekent, deels volgens de benadering zoals van toepassing voor 1 januari 2007 (cfr. artikel XV.2, § 1), wordt het gebruik van de tabellen in samenspraak met de instelling vastgelegd, op basis van het uitrolplan van de instelling.
HOOFDSTUK II
TABELLEN VAN AANVULLENDE BESCHRIJVING
ID | Trefwoord | Bedrag (a) | |
Tabel 1 | 005 | ||
1 | TOTAAL EIGEN VERMOGEN VOOR SOLVABILITEITSDOELEINDEN | 010 | |
1.1 | EIGEN VERMOGEN SENSU STRICTO | 020 | |
1.1.1 | Eigenvermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor opneming in het eigen vermogen | 030 | |
1.1.1*** | Waarvan : instrumenten die dezelfde rangorde hebben als gewone aandelen | 031 | |
1.1.1**** | Waarvan : instrumenten waaraan op niet-cumulatieve basis preferente rechten bij dividenduitkeringen zijn verbonden | 032 | |
1.1.1.1 | Gestort kapitaal | 040 | |
1.1.1.2 | (-) Eigen aandelen | 050 | |
1.1.1.3 | Agio | 060 | |
1.1.1.4 | Andere instrumenten die in aanmerking komen voor opneming als eigen vermogen | 070 | |
1.1.2 | Reserves die in aanmerking komen voor opneming in het eigen vermogen sensu stricto | 080 | |
1.1.2.1 | Reserves | 090 | |
1.1.2.1.01 | Reserves (inclusief waarderingsverschillen) | 091 | |
1.1.2.1.02 | Aan de waarderingsverschillen toe te wijzen deel van de reserves | 092 | |
1.1.2.2 | Minderheidsbelangen | 100 | |
1.1.2.2***01 | Waarvan : hybride instrumenten die in noodsituaties geconverteerd moeten worden | 101 | |
1.1.2.2***02 | Waarvan : hybride instrumenten (geen vervaldatum, zonder aflossingsprikkel) | 102 | |
1.1.2.2***03 | Waarvan : hybride instrumenten (vervaldatum of aflossingsprikkel) | 103 | |
1.1.2.2***04 | Waarvan : begrensde "grandfathered"-instrumenten zonder aflossingsprikkel | 104 | |
1.1.2.2***05 | Waarvan : begrensde "grandfathered"-instrumenten met aflossingsprikkel | 105 | |
1.1.2.2.01 | Minderheidsbelangen (inclusief waarderingsverschillen) | 106 | |
1.1.2.2.02 | Aan de waarderingsverschillen toe te wijzen deel van de minderheidsbelangen | 107 | |
1.1.2.2.03 | (-) Aanpassing aan de minderheidsbelangen | 108 | |
1.1.2.3 | Tussentijdse positieve resultaten | 110 | |
1.1.2.3.01 | Resultaat (positief) van het lopende boekjaar | 120 | |
1.1.2.3.02 | Deel van het (positieve) resultaat van het lopende boekjaar toe te wijzen aan de waarderingsverschillen | 130 | |
1.1.2.4a | (-) Materiële negatieve resultaten van het lopende boekjaar | 140 | |
1.1.2.4a.01 | Resultaat van het lopende boekjaar indien niet voorgelegd aan de revisoren | 150 | |
1.1.2.4a.02 | Deel van het niet aan de revisoren voorgelegde resultaat van het lopende boekjaar, toe te wijzen aan de waarderingsverschillen | 160 | |
1.1.2.4b | Tussentijdse positieve resultaten of materiële negatieve resultaten van het lopende boekjaar | 161 | |
1.1.2.4b.01 | (-) Resultaat (negatief) van het lopende boekjaar | 162 | |
1.1.2.4b.02 | Deel van het (negatieve) resultaat van het lopende boekjaar toe te wijzen aan de waarderingsverschillen | 163 | |
1.1.2.5 | (-) Nettomeerwaarden uit kapitalisatie van het toekomstige marge- inkomen uit effectiseringen | 170 | |
1.1.2.6 | Reserves uit de herwaardering die in aanmerking komen voor opneming in het eigen vermogen sensu stricto | 180 | |
1.1.2.6.01 | Reserves uit de herwaarderingsverschillen bij voor verkoop beschikbare | 190 | |
1.1.2.6.02 | Aanpassing aan reserves uit herwaardering bij voor verkoop beschikbare eigenvermogensinstrumenten | 200 | |
1.1.2.6.03 | Reserves uit de herwaarderings bij voor verkoop beschikbare leningen en vorderingen | 210 | |
1.1.2.6.04 | Aanpassing aan reserves uit de herwaardering bij voor verkoop beschikbare leningen en vorderingen | 220 | |
1.1.2.6.05 | Reserves uit de herwaardering bij andere voor verkoop beschikbare activa | 230 | |
1.1.2.6.06 | Aanpassing aan reserves uit de herwaardering bij andere voor verkoop beschikbare activa | 240 | |
1.1.2.6.07 | Waarderingsverschillen in reële waarde van financiële verplichtingen (eigenkredietrisico) | 250 | |
1.1.2.6.08 | Aanpassing aan waarderingsverschillen in reële waarde van financiële verplichtingen (eigenkredietrisico) | 260 | |
1.1.2.6.09 | Reserves uit de herwaardering bij kasstroomafdekkingen, niet verbonden aan voor verkoop beschikbare effecten | 270 | |
1.1.2.6.10 | Aanpassing aan reserves uit de herwaardering bij kasstroomafdekkingen | 280 | |
1.1.2.6.11 | Waarderingsverschillen bij vastgoedbeleggingen | 290 | |
1.1.2.6.12 | Aanpassingen aan waarderingsverschillen bij vastgoedbeleggingen | 300 | |
1.1.2.6.13 | Reserves uit de herwaardering bij materiële vaste activa | 310 | |
1.1.2.6.14 | Aanpassing aan reserves uit de herwaardering bij materiële vaste activa | 320 | |
1.1.2.6.15 | Andere waarderingsverschillen die een invloed hebben op de reserves die in aanmerking komen voor opneming in het eigen vermogen | 330 | |
1.1.2.6.16 | Aanpassing aan andere waarderingsverschillen die een invloed hebben op de reserves die in aanmerking komen voor opneming in het eigen vermogen | 340 | |
1.1.3 | Fondsen voor algemene bankrisico's | 350 | |
1.1.4 | Andere landgebonden bestanddelen van het eigen vermogen sensu stricto | 360 | |
1.1.4.1a | Hybride instrumenten | 381 | |
1.1.4.1a.01 | Hybride instrumenten die in noodsituaties geconverteerd moeten worden | 382 | |
1.1.4.1a.02 | Hybride instrumenten (geen vervaldatum, zonder aflossingsprikkel) | 383 | |
1.1.4.1a.03 | Hybride instrumenten (vervaldatum of aflossingsprikkel) | 384 | |
1.1.4.1a.04 | Begrensde hybride "grandfathered"-instrumenten zonder aflossingsprikkel | 385 | |
1.1.4.1a.05 | Begrensde hybride "grandfathered"-instrumenten met aflossingsprikkel | 386 | |
1.1.4.3 | Positieve filter voor eerste toepassing van op IFRS-gebaseerde boekhoudregels | 390 | |
1.1.4.4 | Overige | 400 | |
1.1.5 | (-) Andere af te trekken bestanddelen van het eigen vermogen sensu stricto | 410 | |
1.1.5.1 | (-) Immateriële activa | 420 | |
1.1.5.2a | (-) Overschrijding van de limieten voor hybride instrumenten | 441 | |
1.1.5.2a.01 | (-) Hybride instrumenten die in noodsituaties geconverteerd moeten worden | 442 | |
1.1.5.2a.02 | (-) Hybride instrumenten (geen vervaldatum, zonder aflossingsprikkel) | 443 | |
1.1.5.2a.03 | (-) Hybride instrumenten (vervaldatum of aflossingsprikkel) | 444 | |
1.1.5.2a.04 | (-) Overschrijding van de limieten voor "grandfathered"-instrumenten | 445 | |
1.1.5.4 | (-) Andere landgebonden af te trekken bestanddelen van het eigen vermogen sensu stricto | 450 | |
1.1.5.4.1 | (-) Negatieve filter voor eerste toepassing van IFRS-gebaseerde boekhoudregels | 460 | |
1.1.5.4.2 | (-) Andere | 470 | |
1.2 | AANVULLEND EIGEN VERMOGEN | 480 | |
1.2.1 | Aanvullend kern eigen vermogen | 490 | |
1.2.1.1 | Overschrijding van de limieten voor eigen vermogen sensu stricto overgedragen aan het aanvullend kern eigen vermogen | 500 | |
1.2.1.2 | Aanpassingen aan reserves uit de herwaardering in het eigen vermogen sensu stricto overgedragen aan het aanvullend kern eigen vermogen | 510 |
Tabel 90.01 EIGENVERMOGENSTOEREIKENDHEID
ID | Trefwoord | Bedrag (a) | |
1.2.1.2.01 | Aanpassing aan reserves uit de herwaardering bij voor verkoop beschikbare eigenvermogensinstrumenten overgedragen aan het aanvullend kern eigen vermogen | 520 | |
1.2.1.2.03 | Aanpassing aan waarderingsverschillen bij vastgoedbeleggingen overgedragen aan aanvullend kern eigen vermogen | 530 | |
1.2.1.2.04 | Aanpassing aan waarderingsverschillen bij materiële vaste activa overgedragen aan aanvullend kern eigen vermogen | 540 | |
1.2.1.2.05 | Andere aanpassingen aan waarderingsverschillen die een invloed hebben op de reserves die in aanmerking komen voor opneming in het eigen vermogen sensu stricto en zijn overgedragen aan het aanvullend kern eigen vermogen | 550 | |
1.2.1.3 | Herwaarderingsreserve | 560 | |
1.2.1.4 | Waardecorrecties voor kredietrisicoposities volgens de standaardbenadering | 570 | |
1.2.1.5 | Andere bestanddelen | 580 | |
1.2.1.6 | Effecten met onbepaalde looptijd en andere instrumenten | 590 | |
1.2.1.7 | Overschot bij IRB-voorziening | 600 | |
1.2.1.8 | Landgebonden aanvullend kern eigen vermogen | 610 | |
1.2.2 | Bijkomend aanvullend eigen vermogen | 620 | |
1.2.2.2 | Cumulatief preferente aandelen met vaste looptijd | 630 | |
1.2.2.3 | Achtergestelde leningen | 640 | |
1.2.2.4 | Landgebonden bijkomend aanvullend eigen vermogen | 650 | |
1.2.2.5 | (-) Overschrijding van de limieten voor bijkomend aanvullend eigen vermogen | 660 | |
1.2.3 | (-) Af te trekken bestanddelen van het aanvullend eigen vermogen | 670 | |
1.2.3.1 | (-) Overschrijding van de limieten voor het aanvullend eigen vermogen | 680 | |
1.2.3.2 | (-) Andere landgebonden af te trekken bestanddelen van het aanvullend eigen vermogen | 690 | |
1.3 | (-) AF TE TREKKEN BETANDDELEN VAN HET EIGEN VERMOGEN SENSU STRICTO EN HET AANVULLEND EIGEN VERMOGEN | 700 | |
1.3.T1* | Waarvan: (-) Van het eigen vermogen sensu stricto | 710 | |
1.3.T2* | Waarvan: (-) Van het aanvullend eigen vermogen | 720 | |
1.3.1 | (-) Deelnemingen in andere kredietinstellingen en financiële instellingen die meer dan 10% van hun kapitaal bedragen | 730 | |
1.3.2 | (-) Achtergestelde vorderingen en andere bestanddelen in andere kredietinstellingen of financiële instellingen waarin de deelneming meer dan 10% van hun kapitaal bedraagt | 740 | |
1.3.3 | (-) Overschrijding van de limiet voor deelnemingen, achtergestelde vorderingen en andere bestanddelen in kredietinstellingen en financiële instellingen waarin de deelneming maximum 10% van hun kaptiaal bedraagt | 750 | |
1.3.4 | (-) Deelnemingen in verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen en verzekeringsholdings | 760 | |
1.3.5 | (-) Andere instrumenten die worden gehouden met betrekking tot verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen en verzekeringsholdings waarin een deelneming wordt gehouden | 770 | |
1.3.6 | (-) Landgebonden af te trekken bestanddelen van het eigen vermogen sensu stricto en het aanvullend eigen vermogen | 780 | |
1.3.LE | Aanvullende informatie: Relevant eigen vermogen voor de limieten voor grote risico's wanneer er geen aanvullend eigen vermogen wordt aangewend voor marktrisicodekking en voor de limieten voor gekwalificeerde deelnemingen | 790 | |
1.3.7 | (-) Bepaalde effectiseringsrisico's niet opgenomen in de risicogewogen activa | 800 | |
1.3.8 | (-) Tekort bij IRB-voorziening en het verwachte verlies op aandelen IRB | 810 | |
1.3.9 | (-) Gekwalificeerde deelneming in niet-financiële instellingen | 820 | |
1.3.10 | (-) Leveringen zonder tegenprestaties vanaf de 5e werkdag volgend op de datum van de tweede contractuele betaling of de tweede levering tot het vervallen van de transactie | 830 | |
1.3.11 | (-) Andere landgebonden af te trekken bestanddelen van het eigen vermogen sensu stricto en het aanvullend eigen vermogen | 840 | |
1.4 | TOTAAL BASISVERMOGEN VOOR ALGEMENE SOLVABILITEITSDOELEINDEN | 850 | |
1.5 | TOTAAL AANVULLEND EIGEN VERMOGEN VOOR ALGEMENE SOLVABILITEITSDOELEINDEN | 860 | |
1.6 | TOTAAL AANVULLEND EIGEN VERMOGEN SPECIFIEK BESTEMD VOOR MARKTRISICODEKKING | 870 | |
1.6.1 | Overschrijding van de limieten voor het aanvullend eigen vermogen overgedragen aan het aanvullend eigen vermogen specifiek bestemd voor marktrisicodekking | 880 | |
1.6.2 | Nettowinst van de handelsportefeuille | 890 | |
1.6.3 | Achtergestelde leningen op korte termijn | 900 | |
1.6.4 | (-) Niet-liquide activa | 910 | |
1.6.5 | (-) Overschrijding van de limiet voor eigen vermogen specifiek bestemd voor marktrisicodekking | 920 | |
1.6.LE | Aanvullende informatie: Totaal relevant eigen vermogen voor de limieten voor grote risico's wanneer er aanvullend kapitaal wordt aangewend voor marktrisicodekking | 930 | |
1.6.6 | (-) Landgebonden af te trekken bestanddelen van het eigen vermogen specifiek bestemd voor marktrisicodekking | 940 | |
1.6.7 | (-) Niet-gebruikte bestanddelen die in aanmerking komen voor opneming in het specifiek bestemd voor marktrisicodekking | 950 | |
1.7 | (-) AF TE TREKKEN BESTANDDELEN VAN TOTAAL EIGEN VERMOGEN | 960 | |
1.7.1 | (-) Landgebonden af te trekken bestanddelen van het totaal eigen vermogen | 970 | |
1.7.2 | (-) Deelnemingen in verzekeringsondernemingen | 980 | |
1.8 1.8.1 | AANVULLENDE INFORMATIE: IRB-voorziening overschot (+) / tekort (-) | 990 | |
1.8.1.1 | Omvang van IRB-voorziening | 1000 | |
1.8.1.1* | Waarvan: Algemene voorziening / Waardeverminderingen voor op collectieve basis beoordeelde financiële activa | 1010 | |
1.8.1.1** | Waarvan: Specifieke voorziening / Waardeverminderingen voor op individuele basis beoordeelde financiële activa | 1020 | |
1.8.1.1*** | Waarvan: Andere en landgebonden waardeaanpassingen en voorzieningen opgenomen in de berekening van de IRB-voorziening overschot (+) / tekort (- ) | 1030 | |
1.8.1.2 | (-) IRB-raming van te verwachten verlies | 1040 | |
1.8.2 | Brutobedrag van achtergestelde leningen | 1050 | |
1.8.2.1 | waarvan: brutobedrag onderworpen aan 80% | 1060 | |
1.8.2.2 | waarvan: brutobedrag onderworpen aan 60% | 1070 | |
1.8.2.3 | waarvan: brutobedrag onderworpen aan 40% | 1080 | |
1.8.2.4 | waarvan: brutobedrag onderworpen aan 20% | 1090 | |
1.8.2.5 | waarvan: brutobedrag onderworpen aan 0% | 1100 | |
1.8.3 | Wettelijk vereist minimum eigen vermogen | 1110 | |
ID | Trefwoord | Bedrag (a) | |
2 | EIGENVERMOGENSVEREISTEN | 2000 | |
2a | Waarvan: Beleggingsondernemingen in de zin van artikel III.3 | 2010 | |
2.1 | TOTALE EIGENVERMOGENSVEREISTEN VOOR KREDIET-, WEDERPARTIJ-, VERWATERINGSRISICO EN LEVERINGEN ZONDER TEGENPRESTATIES | 2020 | |
2.1.1 | Standaardbenadering (STA) | 2030 | |
2.1.1.1a | STA Categorieën van risicoposities met uitsluiting van effectiseringsposities | 2040 | |
2.1.1.1a.01 | Centrale overheden of centrale banken | 2050 | |
2.1.1.1a.02 | Regionale overheden of lagere overheden | 2060 | |
2.1.1.1a.03 | Publiekrechtelijke entiteiten | 2070 | |
2.1.1.1a.04 | Multilaterale ontwikkelingsbanken | 2080 | |
2.1.1.1a.05 | Internationale organisaties | 2090 | |
2.1.1.1a.06 | Instellingen | 2100 | |
2.1.1.1a.07 | Ondernemingen | 2110 | |
2.1.1.1a.08 | Retailcliënteel | 2120 | |
2.1.1.1a.09 | Gedekt door onroerend goed | 2130 | |
2.1.1.1a.10 | Achterstallige risicoposities | 2140 | |
2.1.1.1a.11 | Posten met een hoog risico | 2150 | |
2.1.1.1a.12 | Gedekte obligaties | 2160 | |
2.1.1.1a.13 | Kortlopende vorderingen op instellingen en ondernemingen | 2170 | |
2.1.1.1a.14 | Instellingen voor collectieve belegging (ICB's) | 2180 | |
2.1.1.1a.15 | Overige posten | 2190 | |
2.1.1.2 | Effectiseringsposities STA | 2200 | |
2.1.2 | Interneratingbenadering IRB | 2210 | |
2.1.2.1 | Interneratingbenaderingen waarbij geen eigen ramingen van het verlies bij wanbetaling, noch omrekeningsfactoren worden gebruikt | 2220 | |
2.1.2.1.01 | Centrale overheden en centrale banken | 2230 | |
2.1.2.1.02 | Instellingen | 2240 | |
2.1.2.1.03 | Ondernemingen | 2250 | |
2.1.2.2 | Interneratingbenaderingen waarbij eigen ramingen van het verlies bij wanbetaling en omrekeningsfactoren worden gebruikt | 2260 | |
2.1.2.2.01 | Centrale overheden en centrale banken | 2270 | |
2.1.2.2.02 | Instellingen | 2280 | |
2.1.2.2.03 | Ondernemingen | 2290 | |
2.1.2.2.04 | Retailcliënteel | 2300 | |
2.1.2.3 | aandelen IRB | 2310 | |
2.1.2.4 | Effectiseringsposities IRB | 2320 | |
2.1.2.5 | Andere risicoposities dan kredietverplichtingen | 2330 | |
2.2 | AFWIKKELINGS/-LEVERINGSRISICO | 2340 | |
2.3 | TOTALE EIGENVERMOGENSVEREISTEN VOOR POSITIE-, VALUTA- EN GRONDSTOFFENRISICO'S | 2350 | |
2.3.1 | Positie-, valuta- en grondstoffenrisico's volgens de standaardbenadering (STA) | 2360 | |
2.3.1.1 | Verhandelbare schuldinstrumenten | 2370 | |
2.3.1.2 | Aandelen | 2380 | |
2.3.1.3 | Valuta's | 2390 | |
2.3.1.4 | Grondstoffen | 2400 | |
2.3.2 | Positie-, valuta- en grondstoffenrisico's volgens de interne modellen (IM) | 2410 | |
2.4 | TOTALE EIGENVERMOGENSVEREISTEN VOOR OPERATIONELE RISICO'S(OPR ) | 2420 | |
2.4.1 | OPR Basisindicatorbenadering (BIA) | 2430 | |
2.4.2 | OPR Standaardbenadering (TSA) / Alternatieve standaardbenadering (ASA) | 2440 | |
2.4.3 | OPR Geavanceerde meetbenadering (AMA) | 2450 | |
2.5 | EIGENVERMOGENSVEREISTEN VERBONDEN AAN ALGEMENE KOSTEN | 2460 | |
2.5.1 | Diensten en diverse goederen | 2470 | |
2.5.2 | Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen | 2480 | |
2.5.3 | Afschrijvingen en waardeverminderingen | 2490 | |
2.5.4 | Voorzieningen voor risico's en kosten | 2500 | |
2.5.5 | Andere bedrijskosten | 2510 | |
2.5.6 | Rechtstreeks met het bedrijfsvolume verbonden kosten (-) | 2520 | |
2.6 | ANDERE EIGENVERMOGENSVEREISTEN EN OVERGANGSVEREISTEN INZAKE EIGEN VERMOGEN | 2530 | |
2.6.3 | Andere landgebonden eigenvermogensvereisten | 2540 | |
3 | AANVULLENDE INFORMATIE: | 3000 | |
3.2 | Overschot (+) / Tekort (-) aan eigen vermogen | 3010 | |
3.2.a | Solvabiliteitsratio (%) | 3020 | |
4 | Overschot (+)/ Tekort (-) aan eigen vermogen voor vereiste op basis van de vaste activa | 3030 | |
4.1 | Financiële vaste activa die niet zijn afgetrokken voor de berekening van het eigen vermogen | 3040 | |
4.2 | Materiële vaste activa | 3050 | |
5 | Overschot (+)/ Tekort (-) van eigen vermogen voor vereiste algemene solvabiliteitscoëfficiënt | 3060 | |
5.1 | Vreemde middelen | 3070 | |
5.2.1 | Eerste schijf | 3080 | |
5.2.2 | Tweede schijf | 3090 | |
5.2.3 | Derde schijf | 3100 | |
5.2.4 | Vierde schijf | 3110 | |
5.2.5 | Vijfde schijf | 3120 | |
6 | Overschot (+)/ Tekort (-) van eigen vermogen voor vereiste op basis van algemene kosten | 3130 | |
7 | Overschot (+)/ Tekort (-) van eigen vermogen voor ondergrens van overgangsbepaling | 3140 | |
7.1 | Eigen vermogen volgens art. XV. 1 § 6 | 3150 | |
7.2 | Minimum eigen vermogen volgens art. XV.1 | 3160 | |
8 | Overschot (+)/ Tekort (-) van eigen vermogen voor wettelijk minimum eigen vermogen | 3170 | |
9 | Eigen vermogensvereisten specifiek voor instellingen voor electronisch geld | 3180 | |
9.1 | Overschot (+)/ Tekort (-) van eigen vermogen voor verrichte beleggingen | 3190 | |
9.1.1 | Verrichte beleggingen | 3200 | |
9.2 | Overschot (+)/ Tekort (-) van eigen vermogen voor financiële verplichtingen | 3210 | |
9.2.1 | Lopend bedrag | 3220 | |
9.2.2 | Gemiddeld bedrag | 3230 | |
(a) Afspraken in verband met de tekens: Elk bedrag dat aan het eigen vermogen of aan de eigenvermogensvereisten wordt toegevoegd, wordt vermeld als een positief cijfer. Elk bedrag waarmee het totale eigen vermogen of de eigenvermogensvereisten worden verminderd, wordt daarentegen vermeld als een negatief cijfer. Als er een minteken (-) staat voor het trefwoord, wordt er voor dat item geen positief cijfer vermeld. |
Tabel 90.02 GEGEVENS OVER SOLVABILITEIT OP GROEPSNIVEAU
GECONSOLIDEERDE SUBGROEPEN EN GEREGLEMENTEERDE ENTITEITEN | TOTAAL EIGEN | OVERSCHOT (+) / TEKORT (-) AAN EIGEN VERMOGEN | OVERSCHOT (+) / TEKORT (-) AAN EIGEN VERMOGEN REKENING HOUDEND MET HET TOEZICHTS- EN EVALUATIEPROCES | |||||||||
NAAM | CODE | Totale eigenvermogensvereisten voor krediet-, wederpartij- en verwateringsrisico's en leveringen zonder tegenprestatie | Afwikkelings-/ Leveringsrisico | Totale eigenvermogens- vereisten voor positie-, valuta- en grondstoffenrisico's | Operationeel risico | Andere eigenvermogens- vereisten en overgangsvereisten inzake eigen vermogen | EIGENVERMOGENS- VEREISTEN | VERMOGEN VOOR SOLVABILITEITS- DOELEINDEN | WAARVAN: TOTAAL EIGEN VERMOGEN SENSU STRICTO VOOR ALGEMENE SOLVABILITEITS- DOELEINDEN | |||
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11=9-8 | 12 | |
Tabel 2 | 010 | 020 | 030 | 040 | 050 | 060 | 070 | 080 | 090 | 100 | 110 | 120 |
101 | ||||||||||||
102 | ||||||||||||
… |
12
Tabel 90.03 KREDIET- EN WEDERPARTIJRISICO'S EN LEVERINGEN ZONDER TEGENPRESTATIES: STANDAARDBENADERING VOOR EIGENVERMOGENSVEREISTEN
SA Categorie van risicoposities / IRB Categorie van risicoposities:
OORSPRONKELIJKE RISICOPOSITIES VóóR TOEPASSING OMREKENINGS- FACTOREN | (-) WAARDEAANPAS SINGEN EN VOORZIENINGEN DIE VERBAND HOUDEN MET DE OORSPRONKELIJ KE RISICOPOSITIES | RISICOPOSITIE S NA AFTREK VAN WAARDEAANP ASSINGEN EN VOORZIENINGE N | TECHNIEKEN VOOR KREDIETRISICOMATIGING (CRM) MET SUBSTITUTIE-EFFECT VOOR DE RISICOPOSITIES | NETTORISICOP OSITIES NA SUBSTITUTIE- EFFECT VAN CRM VóóR TOEPASSING OMREKENINGS FACTOREN | TECHNIEKEN VOOR KREDIETRISICOMATIGING DIE EEN INVLOED HEBBEN OP HET BEDRAG VAN DE RISICOPOSITIES: VOLGESTORTE KREDIETPROTECTIE. UITGEBREIDE BENADERING VAN FINANCIËLE ZEKERHEDEN | VOLLEDIG AANGEPASTE WAARDE VAN DE RISICOPOSITIE S (E*) | INDELING NAAR OMREKENINGSFACTOREN VAN DE VOLLEDIG AANGEPASTE RISICOPOSITIES VAN POSTEN BUITEN DE BALANSTELLING | WAARDE VAN DE RISICOPOSITIE S | GEWOGEN RISICOVOLUME | EIGENVERMOG ENSVEREISTEN | ||||||||||||
NIET-VOLGESTORTE KREDIETPROTECTIE: AANGEPASTE WAARDEN (Ga) | VOLGESTORTE KREDIETPROTECTIE | SUBSTITUTIE VAN DE RISICOPOSITIES INGEVOLGE CRM | VOLATILITEITS CORRECTIE AAN DE RISICOPOSITIE S | (-) FINANCIËLE | 0% | 20% | 50% | 100% | ||||||||||||||
GARANTIES | KREDIETDERIV ATEN | FINANCIËLE ZEKERHEDEN: EENVOUDIGE BENADERING | ANDERE VOLGESTORTE KREDIETPROTE CTIE | (-) TOTAAL UITSTROMEN RISICOPOSITIE S | TOTAAL INSTROMEN RISICOPOSITIE S | ZEKERHEDEN: AANGEPASTE WAARDE (Cvam) | (-) VOLATILITEITS- EN LOOPTIJDCORR ECTIES | |||||||||||||||
1 | 3 | 4=1+3 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11=4+9+10 | 12 | 13 | 14 | 15=11+12+13 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20=15-16-0,8*17- 0,5*18 | 21 | 22 | ||
TOTAAL VAN DE RISICOPOSITIES | Tabel 3 | 010 | 020 | 030 | 040 | 050 | 060 | 070 | 080 | 090 | 100 | 110 | 120 | 130 | 140 | 150 | 160 | 170 | 180 | 190 | 200 | 210 |
100 | ||||||||||||||||||||||
INDELING VAN DE TOTALE RISIOPOSITIES NAAR TYPE RISICOPOSITIE: | ||||||||||||||||||||||
Balansposten Posten buiten de balanstelling Effectenfinancieringstransacties & transacties met uitgestelde afwikkeling Derivaten Contractuele cross-product- verrekeningsovereenkomst | 200 | |||||||||||||||||||||
210 | ||||||||||||||||||||||
220 | ||||||||||||||||||||||
230 | ||||||||||||||||||||||
240 | ||||||||||||||||||||||
INDELING VAN DE TOTALE RISICOPOSITIES NAAR RISICOWEGING: | ||||||||||||||||||||||
0% 10% 20% 35% 50% waarvan: achterstallige risicoposities zonder kredietbeoordeling van een erkende EKBI gedekt door zakelijk onroerend goed 75% 100% waarvan: achterstallige risicoposities zonder kredietbeoordeling van een erkende EKBI gedekt door vastgoed 150% waarvan: achterstallige bestanddelen 200% Andere risicowegingen | 300 | |||||||||||||||||||||
310 | ||||||||||||||||||||||
320 | ||||||||||||||||||||||
330 | ||||||||||||||||||||||
340 | ||||||||||||||||||||||
350 | ||||||||||||||||||||||
360 | ||||||||||||||||||||||
370 | ||||||||||||||||||||||
380 | ||||||||||||||||||||||
390 | ||||||||||||||||||||||
400 | ||||||||||||||||||||||
410 | ||||||||||||||||||||||
420 | ||||||||||||||||||||||
430 | ||||||||||||||||||||||
440 | ||||||||||||||||||||||
450 | ||||||||||||||||||||||
460 |
Tabel 90.04 KREDIET- EN WEDERPARTIJRISICO'S EN LEVERINGEN ZONDER TEGENPRESTATIES: INTERNERATINGBENADERING VOOR EIGENVERMOGENSVEREISTEN
IRB Categorie van risicoposities:
Eigen ramingen van LGD's en/of omrekeningsfactoren
INTERNRATINGSYSTEEM | OORSPRONKELIJKE RISICOPOSITIES VóóR TOEPASSING OMREKENINGSFACT OREN | RISICOPOSITIES NA SUBSTITUTIE-EFFECT VAN | WAARDE VAN DE | GEWOGEN GEMIDDELDE LGD (%) (op basis van waarde van risicoposities) | GEWOGEN GEMIDDELDE LOOPTIJDW AARDE (DAGEN) (op basis van waarde van risicoposities) | GEWOGEN RISICOVOLUME | EIGENVERMOGENSVEREISTE N | AANVULLENDE INFORMATIE | |||||
BEDRAG VERW ACHTE VERLIES | (-) WAARDEAANPASSINGEN EN VOORZIENINGEN | ||||||||||||
PD TOEGEKEND AAN EEN DEBITEURENKLASSE OF -POOL (%) | KREDIETRISICOMATIGING VóóR TOEPASSING OMREKENINGSFACTORE N | WAARVAN: POSTEN BUITEN DE BALANSTELLING | RISICOPOSITI ES | WAARVAN: POSTEN XXXXXX XX XXXXXXXXXXXXX | |||||||||
0 | 2 | 9 | 10 | 11 | 12 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | ||
Tabel 4 | 010 | 020 | 030 | 040 | 050 | 060 | 070 | 080 | 090 | 100 | 110 | 120 | |
1. TOTAAL VAN DE RISICOPOSITIES | 100 | ||||||||||||
INDELING VAN DE TOTALE RISICOPOSITIES NAAR TYPE RISICOPOSITIE: | |||||||||||||
Balansposten | 200 | ||||||||||||
Posten buiten de balanstelling | 210 | ||||||||||||
Effectenfinancieringstransacties & transacties met uitgestelde afwikkeling | 220 | ||||||||||||
Derivaten | 230 | ||||||||||||
Contractuele cross-product- verrekeningsovereenkomst | 240 | ||||||||||||
1.1 RISICOPOSITIES TOEGEWEZEN AAN EEN DEBITEURENKLASSE OF -POOL: TOTAAL | 300 | ||||||||||||
INDELING VAN DE TOTOALE RISICOPOSITIES TOEGEKEND AAN EEN DEBITEURENKLASSE OF -POOL: | |||||||||||||
DEBITEURENKLASSE OF -POOL (a):1 | 301 | ||||||||||||
2 | 302 | ||||||||||||
..... | … | ||||||||||||
N | 30N | ||||||||||||
1.2 SLOTTING CRITERIA VAN GESPECIALISEERDE FINANCIERING (b): TOTAAL | 400 | ||||||||||||
INDELING NAAR RISICOWEGING VAN DE TOTALE RISICOPOSITIES BIJ SLOTTING CRITERIA VAN GESPECIALISEERDE FINANCIERING | |||||||||||||
RISICOWEGING: 0% | 410 | ||||||||||||
50% | 420 | ||||||||||||
70% | 430 | ||||||||||||
90% | 440 | ||||||||||||
115% | 450 | ||||||||||||
250% | 460 | ||||||||||||
1.3 ALTERNATIEVE BEHANDELING: GEDEKT DOOR ONROEREND GOED | 500 | ||||||||||||
1.4 RISICOPOSITIES INGEVOLGE LEVERINGEN ZONDER TEGENPRESTATIES DIE RISICOWEGINGEN TOEPASSEN VOLGENS DE ALTERNATIEVE BEHANDELING OF 100% | 600 | ||||||||||||
1.5 VERWATERINGSRISICO: TOTAAL GEKOCHTE KORTLOPENDE VORDERINGEN | 700 |
(a) Rangschikking van de laagste tot de hoogste volgens de PD toegekend aan de debiteurenklasse of -pool. De PD voor debiteuren voor wie er sprake is van wanbetaling, is gelijk aan 100%. Bestanddelen waarvoor de alternatieve behandeling wordt toegepast van zekerheden in de vorm van onroerend goed (enkel beschikbaar wanneer geen gebruik wordt gemaakt van eigen ramingen van LGD's), worden niet toegekend op grond van de PD van de debiteur.
(b) Deze rij is bestemd voor categorieën van ondernemingen en totaal van de risicoposities.
Tabel 90.05 KREDIETRISICO: AANDELEN - IRB-BENADERINGEN VOOR EIGENVERMOGENSVEREISTEN
INTERNRATING SYSTEEM | OORSPRONKE LIJKE RISICOPOSITIE S VóóR TOEPASSING OMREKENINGS FACTOREN | TECHNIEKEN VOOR KREDIETRISICOMATIGING (CRM) MET SUBSTITUTIE- EFFECT VOOR DE | RISICOPOSITIE S NA SUBSTITUTIE- EFFECT VAN CRM VóóR | WAARDE VAN DE RISICOPOSITIE | GEWOGEN GEMIDDELDE LGD (%) (op basis van waarde van risicoposities) | GEWOGEN RISICOVOLUME | EIGENVERMOGEN SVEREISTEN | AANVULLENDE INFORMATIE | ||||||
NIET-VOLGESTORTE KREDIETPROTECTIE | BEDRAG VERWACHTE VERLIES | (-) WAARDEAANPAS SINGEN EN VOORZIENINGEN | ||||||||||||
PD TOEGEKEND AAN EEN DEBITEURENK LASSE OF - POOL | GARANTIES | KREDIETDERIV ATEN | TOEPASSING OMREKENINGS FACTOREN | WAARVAN: POSTEN BUITEN DE BALANSTELLIN G | S | WAARVAN: POSTEN BUITEN DE BALANSTELLIN G | ||||||||
1 | 2 | 3 | 4 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | ||
Tabel 5 | 010 | 020 | 030 | 040 | 050 | 060 | 070 | 080 | 090 | 100 | 110 | 120 | 130 | |
TOTAAL IRB RISICOPOSITIES OP AANDELEN | 100 | |||||||||||||
1. PD/LGD BENADERING: TOTAAL | 200 | |||||||||||||
INDELING VAN DE TOTALE RISICOPOSITIES VOLGENS DE PD/LGD BENADERING NAAR DEBITEURENKLASSE : | ||||||||||||||
DEBITEURENKLASSE(a): 1 | 201 | |||||||||||||
2 | 202 | |||||||||||||
..... | … | |||||||||||||
N | 20N | |||||||||||||
2. EENVOUDIGE RISICOGEWICHTENBENADERING: TOTAAL | 300 | |||||||||||||
INDELING VAN DE TOTALE RISICOPOSITIES VOLGENS DE EENVOUDIGE RISICOGEWICHTENBENADERING NAAR RISICOWEGING: | ||||||||||||||
RISICOWEGING: 190% | 310 | |||||||||||||
290% | 320 | |||||||||||||
370% | 330 | |||||||||||||
3. INTERNEMODELLENBENADERING | 400 |
(a) Rangschikking van de laagste tot de hoogste volgens de PD toegekend aan de debiteurenklasse.
15
Type effectisering:
TOTALE WAARDE VAN
EFFECTISERING SPOSITIES
(-) WAARDEAAN
RISICOPOSITI ES NA AFTREK VAN
VOLLEDIG AANGEPASTE
INDELING NAAR OMREKENINGSFACTOREN VAN DE VOLLEDIG AANGEPASTE WAARDE VAN DE RISICOPOSITIES (E*) VAN POSTEN BUITEN DE BALANSTELLING
WAARDE VAN
INDELING VAN DE WAARDE VAN DE RISICOPOSITIES WAAROP RISICOWEGINGEN WORDEN TOEGEPAST NAAR RISICOWEGING
MET RATING
CUMULATIEF EFFECT
AANPASSING AAN DE
TOTALE
TOTALE
DE OORSPRONKELI
PASSINGEN
WAARDEAAN
WAARDE VAN
(KREDIETKWAARDIGHEIDSCATEGORI
DE
1250%
DOORKIJK
GEWOGEN
(AANPASSING)
RISICOGEWOGEN
EIGENVERMO
EIGENVERMOG
GEINITIEERDE
JKE
EN PASSINGEN DE
RISICOPOSITI
EËN 1 TOT 4)
RISICOVOLUME
T.G.V. DE NIET-
POSTEN T.G.V.
GENSVEREIST ENSVEREISTEN
Tabel 6
EFFECTISERING SPOSITIES
1
010
RISICOPOSITES
VóóR TOEPASSING OMREKENINGSF ACTOREN
5
020
VOORZIENIN GEN
6
030
EN VOORZIENIN GEN
7=5+6
040
RISICOPOSITIE S (E*)
14
050
0%
15
060
>0% en <=20%
16
070
>20% en <=50%
17
080
>50% en <=100%
18
090
ES
19
100
20%
22
110
50%
23
120
100%
24
130
350%
25
140
MET RATING
26
150
ZONDER RATING
27
160
28
170
WAARVAN: TWEEDE VERLIES IN HET KADER VAN EEN ABCP- PROGRAMMA
29
180
30
190
NALEVING VAN DE WAAKZAAMHEIDS VERPLICHTINGEN
30tris 191
LOOPTIJDEN- MISMATCHES
30bis 192
EN VOOR XXXXXXXXXX
00
000
XX XXXXXXXXXX
33
210
TOTAAL VAN DE RISICOPOSITIES
100
INITIATOR: TOTAAL VAN DE RISICOPOSITIES
º
200
BALANSPOSTEN 210
HOOGSTE RANG 220
MEZZANINE 230
EERSTE VERLIES 240
POSTEN BUITEN DE BALANSTELLING EN DERIVATEN
250
VERVROEGDE AFLOSSING
INVESTEERDER: TOTAAL VAN DE RISICOPOSITIES
Waaronder: geïnitieerd en gesponsord door entiteiten die niet onder CRD art. 122a vallen
260
300
301
BALANSPOSTEN 310
HOOGSTE RANG 320
MEZZANINE 330
EERSTE VERLIES 340
POSTEN BUITEN DE BALANSTELLING EN DERIVATEN
SPONSOR: TOTAAL VAN DE RISICOPOSITIES
350
400
BALANSPOSTEN 410
POSTEN BUITEN DE BALANSTELLING EN DERIVATEN
420
Type effectisering:
TOTALE WAARDE VAN DE GEINITIEERDE EFFECTISERING SPOSITIES | EFFECTISERINGS POSITIES | VOLLEDIG AANGEPAST E WAARDE VAN DE RISICOPOSI TIES (E*) | INDELING NAAR OMREKENINGSFACTOREN VAN DE VOLLEDIG AANGEPASTE WAARDE VAN DE RISICOPOSITIES (E*) VAN POSTEN BUITEN DE BALANSTELLING | WAARDE VAN DE RISICOPO SITIES % | INDELING VAN DE WAARDE VAN DE RISICOPOSITIES WAAROP RISICOWEGINGEN WORDEN TOEGEPAST NAAR RISICOWEGING | (-) VERMINDERIN G VAN GEWOGEN RISICOVOLUM E INGEVOLGE WAARDEAANP ASSINGEN EN VOORZIENING EN | GEWOGEN RISICOVOLUME | CUMULATIEF EFFECT (AANPASSING) T.G.V. DE NIET- NALEVING VAN DE WAAKZAAMHEID SVERPLICHTINGE N | AANPASSING AAN DE RISICOGEWOGE N POSTEN T.G.V. LOOPTIJDEN- MISMATCHES | TOTALE EIGENVERMOG ENSVEREISTEN VóóR BOVENGRENS | TOTALE EIGENVERMOG ENSVEREISTEN NA BOVENGRENS | |||||||||||||||||||
OORSPRONKELIJ KE RISICOPOSITIES VóóR TOEPASSING OMREKENINGSFA CTOREN | 0% | >0% en <=20% | >20% en <=50% | 50% en <=100 | OP RATINGS GEBASEERDE METHODE (KREDIETWAARDIGHEIDSCATEGORIEËN 1 TOT 11 IN LANGE-TERMIJNTABEL OF 1 TOT 3 IN KORTE- TERMIJNTABEL) | 1250% | BENADERING MET TOEZICHTHOUDER SFORMULE | DOORKI JK | INTERNEBEOORDE LINGSBENADERIN G | |||||||||||||||||||||
6 - 10% | 12 - 18% | 20 - 35% | 50 - 75% | 100% | 250% | 425% | 650% | MET RATING | ZONDER RATING | GEMIDD ELDE RISICOW EGING (%) | GEMIDDE LDE RISICOW EGING (%) | |||||||||||||||||||
1 | 5 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | 32 | 33 | 34 | 35 | 36 | 36tris | 36bis | 37 | 39 | ||
Tabel 7 | 010 | 020 | 030 | 040 | 050 | 060 | 070 | 080 | 090 | 100 | 110 | 120 | 130 | 140 | 150 | 160 | 170 | 180 | 190 | 200 | 210 | 220 | 230 | 240 | 250 | 251 | 252 | 260 | 270 | |
TOTAAL VAN DE RISICOPOSITIES INITIATOR: TOTAAL VAN DE RISICOPOSITIES BALANSPOSTEN HOOGSTE RANG MEZZANINE EERSTE VERLIES POSTEN BUITEN DE BALANSTELLING EN DERIVATEN VERVROEGDE AFLOSSING INVESTEERDER: TOTAAL VAN DE RISICOPOSITIES Waaronder: geïnitieerd en gesponsord door entiteiten die niet onder CRD art. 122a vallen BALANSPOSTEN HOOGSTE RANG MEZZANINE EERSTE VERLIES POSTEN BUITEN DE BALANSTELLING EN DERIVATEN SPONSOR: TOTAAL VAN DE RISICOPOSITIES BALANSPOSTEN POSTEN BUITEN DE BALANSTELLING EN DERIVATEN | 100 200 210 220 230 240 250 260 300 301 310 320 330 340 350 400 410 420 | |||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 90.08 KREDIETRISICO: GEDETAILLEERDE INFORMATIE OVER EFFECTISERINGEN BIJ INITIATORS EN SPONSORS
INTERNE CODE | IDENTIFICATIE VAN DE EFFECTISERING | TYPE EFFECTISERI NG: (TRADITIONEL E / SYNTHETISCH E) | AANHOUDING | ROL VAN DE INSTELLING: (SPONSOR / INITIATOR) | NIET-ABCP-PROGRAMMA'S | GEËFFECTISEERDE RISICOPOSITIES | GSSTRUCTUU R | EFFECTISERINGSPOSITIES (OORSPRONKELIJKE RISICOPOSITIES VóóR TOEPASSING OMREKENINGSFACTOREN) | TOTALE EIGENVERMO GENSVEREIS TEN VóóR BOVENGREN S | TOTALE EIGENVERMO GENSVEREIST EN NA BOVENGRENS | |||||||||||||||||||
TOEGEPAST AANHOUDING STYPE | AANHOUDING S- PERCENTAGE OP RAPPORTERI NGSDATUM | ONTSTAANSD ATUM (mm/yyyy) | TOTAAL BEDRAG VAN GEËFFECTISE ERDE RISICOPOSITIE S BIJ ONTSTAAN | TOTAAL BEDRAG | AANDEEL VAN DE INSTELLING (%) | TYPE | GEVOLGDE BENADERING (SA/IRB/MIX) | AANTAL BESTANDDE LEN | ELGD % | (-) WAARDEAAN PASSINGEN EN VOORZIENIN GEN | EIGENVERMOGE NSVEREISTEN VóóR EFFECTISERING % | EERSTE VERLIES | BALANSPOSTEN | POSTEN BUITEN DE BALANSTELLING EN DERIVATEN | VERVROEGDE AFLOSSING | ||||||||||||||
HOOGSTE RANG | MEZZANINE | EERSTE VERLIES | RECHTSTRE EKSE KREDIETVE RVANGING | ERKENDE LIQUIDITEIT SFACILITEIT EN | ANDERE | GECONTROL EERD? (Ja/Neen) | TOEGEPASTE OMREKENING SWAARDE | ||||||||||||||||||||||
MET RATING | ZONDER RATING | MET RATING | ZONDER RATING | MET EEN RATING | ZONDER RATING | ||||||||||||||||||||||||
1 | 2 | 3 | 3a | 3b | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 28 | 29 |
010 | 020 | 030 | 031 | 032 | 040 | 050 | 060 | 070 | 080 | 090 | 100 | 110 | 120 | 130 | 140 | 150 | 160 | 170 | 180 | 190 | 200 | 210 | 220 | 230 | 240 | 250 | 260 | 270 | 280 |
... | ... |
Tabel 90.09 AFWIKKELINGS- /LEVERINGSRISICO
NIET-AFGEWIKKELDE TRANSACTIES TEGEN AFWIKKELINGSPRIJS | PRIJSVERSCHIL VAN DE BESTANDDELEN INGEVOLGE NIET- AFGEWIKKELDE TRANSACTIES | EIGENVERMOGENS- VEREISTEN | ||
(1) | (2) | (3) | ||
Tabel 9 | 010 | 020 | 030 | |
1. Totaal niet-afgewikkelde transacties | 100 110 120 130 140 150 | |||
1.1 Transacties niet afgewikkeld sinds 4 dagen | ||||
1.2 Transacties niet afgewikkeld sinds 5 tot 15 dagen | ||||
1.3 Transacties niet afgewikkeld sinds 16 tot 30 dagen | ||||
1.4 Transacties niet afgewikkeld sinds 31 tot 45 dagen | ||||
1.5 Transacties niet afgewikkeld sinds 46 dagen of meer |
19
Tabel 90.10 MARKTRISICO: STANDAARDBENADERINGEN VOOR POSITIERISICO'S IN VERHANDELBARE SCHULDINSTRUMENTEN
POSITIES | EIGENVERMOGENSV EREISTE VOOR HET RISICO (%) | EIGENVERMOGENSV EREISTEN | |||||||||
ALLE POSITIES | (-) VERLAGEND EFFECT VOOR OVERNEMINGSPOSIT IES | NETTOPOSITIES | (-) VEREISTE INGEVOLGE DOOR KREDIETDERIVATEN AFGEDEKTE POSITIES IN DE HANDELSPORTEFEUILLE | NETTOPOSITIES WAARVOOR EEN EIGENVERMOGENSV EREISTE GELDT | |||||||
LANG | KORT | LANG | KORT | NETTO LANGE POSITIES | NETTO KORTE POSITIES | ||||||
(1) | (2) | (3) | (4) | (5) | (6) | (7) | (8) | (9) | |||
Tabel 10 | 010 | 020 | 030 | 040 | 050 | 060 | 070 | 080 | 090 | 100 | |
VERHANDELBARE SCHULDINSTRUMENTEN IN DE HANDELSPORTEFEUILLE 1 Algemeen risico. Benadering op grond van de looptijd 1.1 Zone 1 1.2 Zone 2 1.3 Zone 3 1.a Gecompenseerde gewogen positie in alle looptijdklassen 1.b Gecompenseerde gewogen positie in zone 1 1.c Gecompenseerde gewogen positie in zone 2 1.d Gecompenseerde gewogen positie in zone 3 1.e1 Gecompenseerde gewogen positie tussen zone 1 en 2 1.e2 Gecompenseerde gewogen positie tussen zone 2 en 3 1.f Gecompenseerde gewogen positie tussen 1 en 3 1.g Resterende niet-gecompenseerde gewogen posities 2 Algemeen risico. Benadering op grond van de duration 2.1 Zone 1 2.2 Zone 2 2.3 Zone 3 2.a Gecompenseerde naar duration gewogen positie in alle zones 2.b1 Gecompenseerde naar duration gewogen positie tussen zone 1 en 2 2.b2 Gecompenseerde naar duration gewogen positie tussen zone 2 en 3 2.c Gecompenseerde naar duration gewogen positie tussen 1 en 3 2.d Resterende niet-gecompenseerde naar duration gewogen posities 3 Specifiek risico 3.1 Schuldtitels van de eerste categorie in tabel van artikel IX.25 3.2 Schuldtitels van de tweede categorie van tabel van artikel IX.25 3.2.a Met een resterende looptijd van ≤ 6 maanden 3.2.b Met een resterende looptijd van > 6 maanden en ≤ 24 maanden 3.2.c Met een resterende looptijd van > 24 maanden 3.3 Schuldtitels van de derde categorie in tabel van artikel IX.25 3.4 Schuldtitels van de vierde categorie in tabel van artikel IX.25 3.5 Effectiseringspos. onderworpen aan deductie of weging v. 1250% en liquiditeitsfaciliteiten zonder rating 4 Bijzondere benadering voor positierisico in ICB's 7 Andere niet-deltarisico's voor opties 8 Scenariobenadering voor opties 9 Vereenvoudigde benadering voor opties | 050 | ||||||||||
100 | |||||||||||
110 | |||||||||||
120 | |||||||||||
130 | |||||||||||
140 | 10,00 | ||||||||||
150 | 40,00 | ||||||||||
155 | 30,00 | ||||||||||
160 | 30,00 | ||||||||||
170 | 40,00 | ||||||||||
175 | 40,00 | ||||||||||
180 | 150,00 | ||||||||||
190 | 100,00 | ||||||||||
200 | |||||||||||
210 | |||||||||||
220 | |||||||||||
230 | |||||||||||
240 | 2,00 | ||||||||||
250 | 40,00 | ||||||||||
260 | 40,00 | ||||||||||
270 | 150,00 | ||||||||||
280 | 100,00 | ||||||||||
300 | |||||||||||
310 | 0,00 | ||||||||||
320 | |||||||||||
330 | 0,25 | ||||||||||
340 | 1,00 | ||||||||||
350 | 1,60 | ||||||||||
360 | 8,00 | ||||||||||
370 | 12,00 | ||||||||||
380 | |||||||||||
400 | |||||||||||
700 | |||||||||||
800 | |||||||||||
900 |
Tabel 90.11 MARKTRISICO: STANDAARDBENADERING VOOR POSITIERISICO IN AANDELEN
POSITIES | EIGENVERMOGENS VEREISTE VOOR HET RISICO (%) | EIGENVERMOGENS VEREISTEN | |||||||
ALLE POSITIES | (-) VERLAGEND EFFECT VOOR OVERNEMINGSPOSI TIES | NETTOPOSITIES | NETTOPOSITIES ONDERWORPEN AAN EEN EIGENVERMOGENS VEREISTE | ||||||
LANG | KORT | LANG | KORT | ||||||
(1) | (2) | (3) | (4) | (5) | (6) | (7) | |||
AANDELEN IN DE HANDELSPORTEFEUILLE 1 Algemeen risico 1.1 Ter beurze verhandelde aandelenindexfutures berustend op ruim gediversifieerde indices onderworpen aan een specifieke benadering 1.2 Andere aandelen dan ter beurze verhandelde aandelenindexfutures berustend op ruim gediversifieerde indices 2 Specifiek risico 2.1 Kwaliteitsvolle, liquide en gespreide portefeuilles onderworpen aan lagere eigenvermogensvereisten 2.2 Andere aandelen dan in de kwaliteitsvolle, liquide en gespreide portefeuilles 3 Bijzondere benadering voor positierisico in ICB's 6 Andere niet-deltarisico's voor opties 8 Scenariobenadering voor opties 9 Vereenvoudigde benadering voor opties | Tabel 11 | 010 | 020 | 030 | 040 | 050 | 060 | 070 | 080 |
050 | |||||||||
100 | 8,00 | ||||||||
110 | |||||||||
120 | |||||||||
200 | |||||||||
210 | 2,00 | ||||||||
220 | 4,00 | ||||||||
300 | |||||||||
600 | |||||||||
800 | |||||||||
900 |
Tabel 90.12 MARKTRISICO STANDAARDBENADERINGEN VOOR VALUTARISICO
TOTAAL VAN DE POSITIES IN ANDERE VALUTA'S DAN DE RAPPORTAGEVALUTA'S
Tabel 12
100
LANG
(1)
010
KORT
(2)
020
ALLE POSITIES
Aanvullende informatie: Posities afdekken voor de kapitaalratio
Lang Kort
(3) (4)
030 040
NETTOPOSITIES
LANG KORT
(5) (6)
050 060
POSITIES WAARVOOR EEN EIGENVERMOGENSVEREISTE GELDT
(Inclusief herverdeling van niet-gecompenseerde posities in valuta's waarvoor de speciale behandeling voor gecompenseerde posities geldt)
LANG KORT GECOMPENSEERD
(7) (8) (9)
070 080 090
EIGENVERMOGENSVEREISTE VOOR HET RISICO
(%)
LANG KORT GECOMPE
NSEERD
100 110 120
EIGENVERMOGENS VEREISTEN
(10)
130
2 Valuta's onderworpen aan een bindende overeenkomst tussen Staten
3 Nauw gecorreleerde valuta's
4 Alle andere valuta's (inclusief ICB's behandeld als verschillende valuta's) 5 Goud
6 Andere niet-deltarisico's voor opties 8 Scenariobenadering voor opties
9 Vereenvoudigde benadering voor opties
200
300
400
500
600
800
900
8,00
8,00
8,00
8,00
4,00
Aanvullende informatie: Valutaposities
Euro
…
…
…
…
EUR USD JPY GBP
….
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
Tabel 90.13 MARKTRISICO STANDAARDBENADERINGEN VOOR GRONDSTOFFEN
Grondstof:
ALLE POSITIES
ALLE POSITIES
LANG
KORT
POSITIES WAARVOOR EEN EIGENVERMOGENS
VEREISTE GELDT
EIGENVERMOGENS VEREISTE VOOR HET RISICO
(%)
EIGENVERMOGENS
VEREISTEN
Tabel 13
(1)
010
(2)
020
LANG (5)
030
KORT (6)
040
(7)
050
060
(8)
070
TOTAAL VAN DE POSITIES IN GRONDSTOFFEN
050
1 Benadering op grond van looptijdklassen
1.1 Looptijd zone ≤ 1 jaar
100
110
1.2 Looptijd zone > 1 jaar en ≤ 3 jaar
120
1.3 Looptijd zone> 3 jaar
130
1.a Gecompenseerde lange en korte posities binnen elke looptijdklasse
140
1,50
1.b Gecompenseerde posities tussen twee looptijdklassen
150
0,60
1.c Overblijvende niet-gecompenseerde posities
160
15,00
3 Vereenvoudigde benadering: alle posities
300
3.a Nettoposities
310
15,00
3.b Brutoposities
320
3,00
6 Andere niet-deltarisico's verbonden aan grondstoffenopties
600
8 Scenariobenadering voor opties
800
9 Vereenvoudige benadering voor opties
900
Tabel 90.14
MARKTRISICO INTERNE MODELLEN
MULTIPLICATOR x GEMIDDELDE VAN DE 60 ERAAN VOORAFGAANDE WERKDAGEN VaR | DE VOORGAANDE DAG VaR | OPSLAG VOOR SPECIFIEK RISICO | OPSLAG VOOR ADDITIONEEL WANBETALINGSR ISICO | EIGENVERMOGEN SVEREISTEN | Aanvullende informatie: | |||
Aantal overschrijdingen ("overshootings") gedurende de laatste 250 werkdagen | Multiplicator | |||||||
(1) | (2) | (3) | (4) | (5)=Max [(1),(2)]+(3)+(4) | (6) | (7) | ||
Tabel 14 | 10 | 20 | 30 | 40 | 50 | 60 | 70 | |
TOTALE POSITIES | 50 | |||||||
Aanvullende informatie: indeling van | ||||||||
het marktrisico | ||||||||
1 Verhandelbare schuldinstrumenten | 100 | |||||||
1.1 TDI - Algemeen risico | ||||||||
110 | ||||||||
1.2 TDI - Specifiek risico | 120 | |||||||
2 Aandelen | 200 | |||||||
2.1 Aandelen - Algemeen risico | ||||||||
210 | ||||||||
2.2 Aandelen - Specifiek risico | 220 | |||||||
3 Wisselkoersrisico | 300 | |||||||
4 Grondstoffenrisico | 400 | |||||||
5 Totaal bedrag voor algemeen | ||||||||
risico | 500 | |||||||
6 Totaal bedrag voor specifiek risico | 600 |
24
Tabel 90.15 MARKTRISICO INTERNE MODELLEN DETAILS
BASISINFORMATIE | ||||||
REGLEMENTAIRE VaR | INTERNE VaR | |||||
CODE VAN HET INSTRUMENT VOOR HET REGLEMENTAIRE MODEL | BEREKENINGSCOD E VOOR AANDELEN MET SPECIFIEK RISICO | BEREKENINGSCOD E VOOR SCHULDINSTRUME NTEN MET SPECIFIEK RISICO | GEHANTEERDE W&V CODE VOOR DE BEREKENING VAN HET AANTAL OVERSCHRIJDINGE N ("OVERSHOOTINGS" ) | BETROUWBAARHEI DSINTERVAL VAN INTERNE VaR (a) | AANHOUDINGSPERI ODE VAN DE INTERNE VaR (b) | |
(1) | (2) | (3) | (4) | (5) | (6) | |
Tabel 15 | 010 | 020 | 030 | 040 | 050 | 060 |
100 |
Dag | REGLEMENTAIRE VaR | INTERNE VaR (c) | INTERNE VaR LIMIET | W&V DAADWERKELIJK GEBRUIKT VOOR HET VERIFICATIEPROCES ("BACKTESTING") | |||||
BETROUWBAARHEIDSNIVEAU = 99% | OPSLAG VOOR SPECIFIEK RISICO | OPSLAG VOOR ADDITIONEEL WANBETALINGSRIS ICO | |||||||
VaR (T=10) | VaR (T=1) | Hypothetisch | Feitelijk | ||||||
(7) | (8) | (9) | (10) | (11) | (12) | (13) | (14) | (15) | |
070 | 080 | 090 | 100 | 110 | 120 | 130 | 140 | 150 | |
201 | 1 | ||||||||
202 | 2 | ||||||||
203 | 3 | ||||||||
204 | 4 | ||||||||
205 | 5 | ||||||||
206 | 6 | ||||||||
207 | 7 | ||||||||
208 | 8 | ||||||||
209 | 9 | ||||||||
210 | 10 | ||||||||
… | … | ||||||||
… | … | ||||||||
291 | 91 | ||||||||
292 | 92 |
(a) In te vullen indien de interne VaR-berekening gebaseerd is op een andere betrouwbaarheidsinterval dan 99 %.
(b) In te vullen indien de interne VaR-berekening gebaseerd is op een andere aanhoudingsperiode dan een aanhoudingsperiode van 10 dagen.
(c) In te vullen indien de interne VaR-berekening verschillend is van (8) of (9). 25
Tabel 90.16 OPERATIONEEL RISICO
BANKACTIVITEITEN | OPERATIONEEL | RESULTAAT | VERSTREKTE LENINGEN EN VOORSCHOTTEN (INGEVAL VAN ALTERNATIEVE STANDAARDBENADERING) | EIGENVERMOGENSVEREISTEN | ||||
JAAR-3 | JAAR-2 | VORIG JAAR | JAAR-3 | JAAR-2 | VORIG JAAR | |||
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | ||
Tabel 16 | 010 | 020 | 030 | 040 | 050 | 060 | 070 | |
1. TOTALE BANKACTIVITEITEN | ||||||||
XXXXXXXXXXX XXX XX | 000 | |||||||
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX (XXX) | ||||||||
2. TOTALE BANKACTIVITEITEN | ||||||||
ONDERWORPEN AAN DE STANDAARDBENADERING (TSA) / | 200 | |||||||
ALTERNATIEVE | ||||||||
STANDAARDBENADERING (ASA) | ||||||||
ONDERWORPEN AAN TSA: | ||||||||
ONDERNEMINGSFINANCIERING [CF] | 210 | |||||||
HANDEL EN VERKOOP [TS] | 220 | |||||||
RETAIL COURTAGEDIENSTEN [RBr] | 230 | |||||||
ZAKELIJKE BANKDIENSTEN [CB] | 240 | |||||||
RETAIL BANKDIENSTEN [RB] | 250 | |||||||
BETALING EN AFWIKKELING [PS] | 260 | |||||||
BEMIDDELINGSDIENSTEN [AS] | 270 | |||||||
VERMOGENGSBEHEER [AM] | 280 | |||||||
ONDERWORPEN AAN ASA: | ||||||||
ZAKELIJKE BANKDIENSTEN [CB] | 290 | |||||||
RETAIL BANKDIENSTEN [RB] | 295 | |||||||
3. TOTALE BANKACTIVITEITEN ONDERWORPEN AAN AMA (a) | 300 |
(a) Indien de verschillende methoden worden gecombineerd, dient, voor de activiteiten die zijn onderworpen aan de geavanceerde meetbenadering (AMA), informatie te worden verstrekt over het operationeel resultaat.
Tabel 90.17 OPERATIONEEL RISICO: BRUTOVERLIEZEN PER BEDRIJFSLIJN EN SOORT GEBEURTENIS VOOR HET VOORBIJE JAAR
TOEWIJZING VAN VERLIEZEN AAN BEDRIJFSLIJNEN | SOORT GEBEURTENIS | TOTAAL SOORTEN GEBEURTENISSEN | AANVULLENDE INFORMATIE: GEHANTEERDE DREMPEL VOOR GEGEVENSINZAMELING | |||||||||
INTERNE FRAUDE | EXTERNE FRAUDE | TEWERKSTELLING- PRAKTIJKEN EN VEILIGHEID OP DE WERKPLAATS | CLIËNTEN, PRODUCTEN EN BEDRIJFSPRAKTIJKEN | SCHADE AAN FYSIEKE ACTIVA | VERSTORING VAN BEDRIJFSACTIVITEI TEN EN SYSTEEMFALEN | UITVOERING, LEVERING EN PROCESBEHEER | LAAGSTE | HOOGSTE | ||||
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | |||
ONDERNEMINGSFINANCIERING | Tabel 17 | 010 | 020 | 030 | 040 | 050 | 060 | 070 | 080 | 090 | 100 | |
Aantal gebeurtenissen | 100 | |||||||||||
Totaal verliesbedrag | 110 | |||||||||||
Maximaal individueel verliesbedrag | 120 | |||||||||||
HANDEL EN VERKOOP | Aantal gebeurtenissen | 200 | ||||||||||
Totaal verliesbedrag | 210 | |||||||||||
Maximaal individueel verliesbedrag | 220 | |||||||||||
RETAIL COURTAGEDIENSTEN | Aantal gebeurtenissen | 300 | ||||||||||
Totaal verliesbedrag | 310 | |||||||||||
Xxxxxxxx individueel verliesbedrag | 320 | |||||||||||
ZAKELIJKE BANKDIENSTEN | Aantal gebeurtenissen | 400 | ||||||||||
Totaal verliesbedrag | 410 | |||||||||||
Maximaal individueel verliesbedrag | 420 | |||||||||||
RETAIL BANKDIENSTEN | Aantal gebeurtenissen | 500 | ||||||||||
Totaal verliesbedrag | 510 | |||||||||||
Xxxxxxxx individueel verliesbedrag | 520 | |||||||||||
BETALING EN AFWIKKELING | Aantal gebeurtenissen | 600 | ||||||||||
Totaal verliesbedrag | 610 | |||||||||||
Maximaal individueel verliesbedrag | 620 | |||||||||||
BEMIDDELINGSDIENSTEN | Aantal gebeurtenissen | 700 | ||||||||||
Totaal verliesbedrag | 710 | |||||||||||
Maximaal individueel verliesbedrag | 720 | |||||||||||
VERMOGENSBEHEER | Aantal gebeurtenissen | 800 | ||||||||||
Totaal verliesbedrag | 810 | |||||||||||
Xxxxxxxx individueel verliesbedrag | 820 | |||||||||||
ONDERNEMINGSPOSTEN | Aantal gebeurtenissen | 821 | ||||||||||
Totaal verliesbedrag | 822 | |||||||||||
Xxxxxxxx individueel verliesbedrag | 823 | |||||||||||
TOTAAL BEDRIJFSLIJNEN | Aantal gebeurtenissen | 900 | ||||||||||
Totaal verliesbedrag | 910 | |||||||||||
Xxxxxxxx individueel verliesbedrag | 920 |
Tabel 90.18 GROTE RISICO'S OP WEDERPARTIJEN
Identificatie van de wederpartij | Vrij- stelling | Vorderingen en rentende effecten | Niet-rentende effecten | Afgeleide instrumenten | Overige risico's buiten balanstelling en afwikkelings- /wederpartijrisico | Gewaarborgd deel of deel waarvoor waardeverminderingen en voorzieningen zijn aangelegd | Onrecht- streekse risico's | Brutototaal rechtstreekse + onrechtstreekse risico's | Geheel van de risico's, i.e. nà weging | Niet-gewogen belegde cliëntenfondsen | Gewogen belegde cliëntenfondsen | Totaal risico's | % eigen vermogen | Aanvullend eigen- vermogensvereiste | |||||||
Code GgggSssX | Naam | Land van vestiging (Code ISO-3166) | Identificatie- nummer bij de Risicocentrale | ||||||||||||||||||
Voor de toepassing van art. 32,§5 van de wet | Voor de toepassing van de E.V.-regl. | Buiten handelsportefeuille | Totaal | Waarvan buiten handelsportefeuille | |||||||||||||||||
Tabel 18 | 010 | 020 | 030 | 040 | 050 | 060 | 070 | 080 | 090 | 100 | 110 | 120 | 130 | 140 | 150 | 160 | 170 | 180 | 190 | 200 | 210 |
001 002 003 … |
HOOFDSTUK III
TOELICHTING BIJ
TABELLEN VAN AANVULLENDE BESCHRIJVING
Tabel 90.01 – Eigenvermogenstoereikendheid
a) Algemene instructies
1. Deze tabel moet worden opgesteld door alle instellingen waarop de bepalingen van het reglement eigen vermogen van toepassing zijn.
b) Toelichting bij lijn 1 en verder
1. Lijn 010 : TOTAAL EIGEN VERMOGEN VOOR SOLVABILITEITSDOELEINDEN : Som van 020 + 480 + 700 + 870 + 960; Som van 850 + 860 + 870 + 960.
2. Lijn 020 : Eigen vermogen sensu stricto : Som van 030 + 080 + 350 + 360 + 410.
3. Lijn 030 : Eigenvermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor opneming in het eigen vermogen : Som van 040 + 050 + 060 + 070.
4. Lijn 031 : Waarvan : Instrumenten die dezelfde rangorde hebben als gewone aandelen : Instrumenten die volgens de nationale wetgeving als aandelenkapitaal worden beschouwd, die dezelfde rangorde hebben als gewone aandelen tijdens liquidiatie en die volledig verliezen absorberen in going concern met eenzelfde rangorde als aandelen. Hier dient zowel de nominale waarde van het gestort kapitaal als de agio van deze instrumenten gerapporteerd te worden. Instrumenten die als gelijkaardig worden beschouwd en die worden uitgegeven door coöperatieven of gelijkaardige instellingen, worden hier opgenomen. De instrumenten zoals bedoeld onder lijn 032 worden hier niet opgenomen.
5. Lijn 032 : Waarvan : Instrumenten waaraan op niet-cumulatieve basis preferente rechten bij dividenduitkeringen zijn verbonden : Instrumenten waaraan op niet- cumulatieve basis preferente rechten bij dividenduitkeringen zijn verbonden, mits deze opgenomen zijn in artikel 22 van de Europese Richtlijn 86/635/EG, deze dezelfde rangorde hebben als gewone aandelen tijdens liquidiatie en deze volledig verliezen absorberen in going concern met eenzelfde rangorde als aandelen. Hier dient zowel de nominale waarde van het gestort kapitaal als de agio van deze instrumenten gerapporteerd te worden. Instrumenten die als gelijkaardig worden beschouwd en die worden uitgegeven door coöperatieven of gelijkaardige instellingen, worden hier opgenomen. De instrumenten zoals bedoeld onder lijn 031 worden hier niet opgenomen.
6. Lijn 040 : Gestort kapitaal : cf. artikel II.1, § 1, a, i). : Post “gestort kapitaal” van tabel 44 van het IFRS schema A. Het opgevraagde maar niet gestorte kapitaal wordt niet in aanmerking genomen voor het eigen vermogen. De herwaarderingsmeerwaarden die zijn opgenomen in het kapitaal, worden hiervan afgetrokken. Deze herwaarderingsmeerwaarden worden behandeld op de lijnen
180 tot 340. De preferente aandelen die moeten worden opgenomen op de lijnen 370, 380 of bij het “aanvullend eigen vermogen” worden evenmin opgenomen in deze post.
Voor de kredietinstellingen die de internationale boekhoudnormen niet toepassen :
Som van de (sub)post 00/281.9, na aftrek van:
− De in kapitaal omgezette, niet-afgeschreven herwaarderingsmeerwaarden (tenzij anders bepaald) ;
− Het opgevraagde maar nog niet gestorte kapitaal (post 00/143 partim).
7. Lijn 050 : (-) Eigen aandelen : cf. artikel II.1, § 1, b), iv) : Post “ingekochte eigen aandelen” van tabel 44 van het IFRS schema A. Het bedrag van de aangehouden eigen aandelen wordt als een negatief cijfer opgenomen in de tabel.
Voor de kredietinstellingen die de internationale boekhoudnormen niet toepassen :
Post 00/180 van het schema A.
8. Lijn 060 : Agio : cf. artikel II.1, § 1, a), i) : Post “agio” van tabel 44 van het IFRS schema A.
Voor de kredietinstellingen die de internationale boekhoudnormen niet toepassen :
Post 00/282 van het schema A.
9. Lijn 070 : Andere instrumenten die in aanmerking komen voor opneming als eigen vermogen : cf. artikel II. 5, eerste lid, 2° : hier worden de bestanddelen opgenomen die in tabel 44 van het IFRS schema A zijn vermeld op de lijnen “Eigenvermogenscomponent in samengestelde financiële instrumenten, andere eigenvermogensinstrumenten”; met uitzondering van de bedragen die betrekking hebben op instrumenten als bedoeld op de lijnen 370, 380, 590, 630, 640 en 900. De op de lijn opgenomen bestanddelen die niet in aanmerking komen voor opneming als eigenvermogensbestanddelen (bijvoorbeeld de waarde van de opties verbonden aan in eigen aandelen converteerbare obligaties) worden afgetrokken van het eigen vermogen sensu stricto op lijn 470 overeenkomstig de bepalingen van artikel II.5, eerste lid, 2°. Op deze lijn worden onder meer de instrumenten zoals bedoeld in het IFRS schema A tabel 1.3 op de lijn "Ander eigen vermogen: Overige" vermeld.
10. Lijn 080 : Reserves die in aanmerking komen voor opneming in het eigen vermogen sensu stricto : Som van 090 + 100 + 110 + 140 + 161 + 170 + 180.
11. Lijn 090 : Reserves : cf. artikel II.1, § 1, 1), a) ii) : Som van 091 + 092 : Post “Reserves inclusief ingehouden winsten” van tabel 44 van het IFRS schema A.
Voor de kredietinstellingen die de internationale boekhoudnormen niet toepassen :
Subpost 00/284.9 + post 00/285 (overgedragen winst) van het schema A.
12. Lijn 091 : Reserves (inclusief waarderingsverschillen) : Stemt overeen met de reserves en reserves uit herwaardering en waarderingsverschillen.
13. Lijn 092 : Aan de waarderingsverschillen toe te wijzen deel van de reserves : Deel van de reserves die onderhevig zijn aan prudentiële filters.
14. Lijn 100 : Minderheidsbelangen : Som van 106 + 107 + 108 : cf. artikel II.4,
§ 1 : Post “Minderheidsbelang” van tabel 44 van het IFRS schema A na aftrek van :
• belangen van derden die financieringsinstrumenten zijn als bedoeld in artikel II.4, § 1, 1°, c) en zijn opgenomen op de lijnen 370 en 380;
• het gedeelte van de belangen van derden dat betrekking heeft op de bestanddelen vermeld op de lijnen 190 tot 340 (herwaarderingen).
15. Lijn 101 : Waarvan : Hybride instrumenten die in noodsituaties geconverteerd moeten worden : Artikel II.4 in combinatie met artikel II.1, § 1, 1°, c), iii) zolang deze instrumenten voldoen aan de vereisten in artikel II.1, § 2 en II.1,
§ 3, a), b), c) en e).
16. Lijn 102 : Waarvan : Hybride instrumenten (geen vervaldatum, zonder aflossingsprikkel) : Artikel II.4 in combinatie met artikel II.1, § 1, 1°, c), ii) zolang deze instrumenten voldoen aan de vereisten in artikel II.1, § 2 en II.1,
§ 3, a), b), c) en e).
17. Lijn 103 : Waarvan : Hybride instrumenten (vervaldatum of aflossingsprikkel) : Artikel II.4 in combinatie met artikel II.1, § 1, 1°, c), i) zolang deze instrumenten voldoen aan de vereisten in artikel II.1, § 2 en II.1, § 3, a), b), c) en e).
18. Lijn 104 : Waarvan : Begrensde "grandfathered"-instrumenten zonder aflossingsprikkel : Instrumenten zonder aflossingsprikkel, die onrechtstreeks zijn uitgegeven en die "grandfathered" zijn in overeenstemming met artikel XV.2, § 1 en instrumenten die niet voldoen aan de vereisten in artikel II.1, § 2 en II.1, § 3, a), b), c) en e) en grandfathered zijn in overeenstemming met artikel XV.2, § 2.
19. Lijn 105 : Waarvan : Begrensde "grandfathered"-instrumenten met aflossingsprikkel : Instrumenten met aflossingsprikkel, die onrechtstreeks zijn uitgegeven en die "grandfathered" zijn in overeenstemming met artikel XV.2,
§ 1 en instrumenten die niet voldoen aan de vereisten in artikel II.1, § 2 en II.1,
§ 3, a), b), c) en e) en grandfathered zijn in overeenstemming met artikel XV.2,
§ 2.
20. Lijn 106 : Minderheidsbelangen (inclusief waarderingsverschillen) : Stemt overeen met de minderheidsbelangen zoals in het IFRS schema A tabel 1.3.
21. Lijn 107 : Aan de waarderingsverschillen toe te wijzen deel van de minderheidsbelangen : Deel van de minderheidsbelangen die onderhevig zijn aan prudentiële filters.
22. Lijn 108 : (-) Aanpassing aan de minderheidsbelangen : Deel van de minderheidsbelangen die niet in aanmerking komen als eigen vermogen sensu stricto.
23. Lijn 110 : Tussentijdse positieve resultaten : Bedrag van lijn 120 plus bedrag van lijn 130. Deze lijnen worden enkel gebruikt als de instelling winstgevend is.
24. Lijn 120 : Resultaat (positief) van het lopende boekjaar : cf. artikel II.5, eerste lid, 12° : Positief saldo van de post “Baten uit het lopende jaar” van tabel 44 van het IFRS schema A, voor zover dit werd gecontroleerd door de externe revisor, na aftrek van de interimdividenden, de voorzienbare dividenden en de voorzienbare, nog niet geboekte kosten. De voorzienbare dividenden worden in de loop van het jaar vastgesteld op grond van het dividendbeleid of, in voorkomend geval, op grond van de voorstellen die zijn uitgewerkt door de beleidsorganen en zullen worden voorgelegd aan de algemene vergadering van aandeelhouders.
25. Lijn 130 : Deel van het (positieve) resultaat van het lopende boekjaar toe te wijzen aan de waarderingsverschillen : cf. artikel II.5, eerste lid, 5°, 6° en 7° : de bedragen met betrekking tot de herwaarderingen als bedoeld op de lijnen 250, 290 en 310, die werden geboekt als resultaat (of overgedragen resultaat en reserves) moeten hier worden uitgesloten.
26. Lijn 140 : (-) Materiële negatieve resultaten van het lopende boekjaar : MIN [(lijn 150 + lijn 160) ;0]. Deze lijnen worden enkel gebruikt als de instelling verlieslatend is.
27. Lijn 150 : Resultaat van het lopende boekjaar indien niet voorgelegd aan de revisoren : cf. artikel II.1, § 1, 1°, b) : Negatief saldo van de “Baten uit het lopende jaar” van tabel 44 van het IFRS schema A.
Voor de kredietinstellingen die de internationale boekhoudnormen niet toepassen :
Subpost 00/286 (verlies van het boekjaar) van het schema A.
28. Lijn 160 : Deel van het niet aan de revisoren voorgelegde resultaat van het lopende boekjaar, toe te wijzen aan de waarderingsverschillen : cf. artikel II.5, eerste lid, 5°, 6° en 7° : de bedragen met betrekking tot de herwaarderingen als bedoeld op de lijnen 250, 290 en 310, die werden geboekt als resultaat (of overgedragen resultaat en reserves) moeten hier worden uitgesloten.
29. Lijn 161 : Tussentijdse positieve resultaten of materiële negatieve resultaten van het lopende boekjaar : Som van 162 en 163.
30. Lijn 162 : (-) Resultaat (negatief) van het lopende boekjaar : cf. artikel II.1, § 1, 1°, b) : Negatief saldo van het “Resultaat van het boekjaar” van tabel 44 van het IFRS schema A; het resultaat werd gecontroleerd door de commissaris- revisor(en).
31. Lijn 163 : Deel van het (negatieve) resultaat van het lopende boekjaar, toe te wijzen aan de waarderingsverschillen : cf. artikel II.5, eerste lid, 5°, 6° en 7° : de bedragen met betrekking tot de herwaarderingen als bedoeld op de lijnen 250, 290 en 310, die werden geboekt als resultaat en niet werden gecontroleerd door de revisoren (of overgedragen resultaat en reserves) moeten hier worden uitgesloten.
32. Lijn 170 : (-) Nettomeerwaarden uit kapitalisatie van het toekomstige marge- inkomen uit effectiseringen : cf. artikel II.1, § 1, 1°, b), vi) : Voor instellingen die effectiseringsverrichtingen opzetten, de nettowinsten die voortvloeien uit de kapitalisatie van de toekomstige inkomsten van de geëffectiseerde activa en die een kredietverbetering van de effectiseringsposities inhouden.
33. Lijn 180 : Reserves uit de herwaardering die in aanmerking komen voor opneming in het eigen vermogen sensu stricto : Som van de lijnen 190 tot 340. De lijnen 190 tot 340 omvatten eveneens de betrokken bedragen die zijn geboekt als belangen van derden, en de voor deze bestanddelen door artikel II.5, eerste lid, 10 ° voorgeschreven aanpassing.
34. Lijn 190 : Reserves uit de herwaardering bij voor verkoop beschikbare eigenvermogensinstrumenten : Reserve uit de herwaardering van voor verkoop bestemde aandelen. Het bedrag wordt als een positief cijfer opgenomen als de verschillen positief zijn, en als een negatief cijfer als ze negatief zijn.
35. Lijn 200 : Aanpassing aan reserves uit de herwaardering bij voor verkoop beschikbare eigenvermogensinstrumenten : cf. artikel II.5, eerste lid, 4° : als het bedrag op lijn 190 negatief is, is het bedrag op lijn 200 gelijk aan nul. Als het bedrag op lijn 190 positief is, is het bedrag op lijn 200 hetzelfde als het bedrag op de vorige lijn maar met een minteken. Als zij positief zijn, worden de op de vorige lijn opgenomen reserves uit herwaardering ten belope van 100 % afgetrokken en voor 90 % van hun waarde overgedragen naar lijn 520.
36. Lijn 210 : Reserves uit de herwaardering bij voor verkoop beschikbare leningen en vorderingen : Reserve uit de herwaardering van voor verkoop beschikbare kredieten van tabel 44 van het IFRS schema A.
37. Lijn 220 : Aanpassing aan reserves uit herwaardering bij voor verkoop beschikbare leningen en vorderingen : cf. artikel II.5, eerste lid, 4° : het bedrag van lijn 210 overnemen met het tegenovergestelde teken. De reserves uit de herwaardering van voor verkoop beschikbare kredieten zijn geneutraliseerd.
38. Lijn 230 : Reserves uit de herwaardering bij andere voor verkoop beschikbare activa : Reserves uit de herwaardering van voor verkoop bestemde activa, met uitzondering van kredieten en aandelen.
39. Lijn 240 : Aanpassing aan reserves uit herwaardering bij andere voor verkoop beschikbare activa : cf. artikel II.5, eerste lid, 4° : het bedrag van lijn 230 overnemen met het tegenovergestelde teken. De reserves uit de herwaardering van rentende effecten bestemd voor verkoop zijn geneutraliseerd.
40. Lijn 250 : Verschillen in de waardering van de reële waarde van financiële verplichtingen (eigenkredietrisico) : Herwaarderingsbedrag van de schulden die worden gewaardeerd tegen reële waarde ingevolge de kredietrisicowijziging eigen aan de instelling.
41. Lijn 260 : Aanpassing aan waarderingsverschillen in reële waarde van financiële verplichtingen (eigenkredietrisico) : cf. artikel II.5, eerste lid, 5° : het bedrag van lijn 250 overnemen met het tegenovergestelde teken. De herwaarderingen van schulden ingevolge de risicowijziging eigen aan de instelling, worden geneutraliseerd.
42. Lijn 270 : Reserves uit de herwaardering bij kasstroomafdekkingen, niet verbonden aan voor verkoop beschikbare effecten : Reserve uit de herwaardering van kasstroomafdekkingsverrichtingen van tabel 44 van het IFRS schema A.
43. Lijn 280 : Aanpassing aan reserves uit de herwaardering bij kasstroomafdekkingen : cf. artikel II.5, eerste lid, 3°: het bedrag op lijn 270 overnemen met het tegenovergestelde teken. De herwaarderingen van kasstroomafdekkingsverrichtingen zijn geneutraliseerd.
44. Lijn 290 : Waarderingsverschillen bij vastgoedbeleggingen : Bedrag van de positieve herwaarderingen van vastgoedbeleggingen die werden geboekt als resultaat (of overgedragen resultaat en reserves). De bedragen worden voor elk actiefbestanddeel afzonderlijk vastgesteld en enkel de positieve herwaarderingen worden opgenomen op lijn 290.
45. Lijn 300 : Aanpassingen aan waarderingsverschillen bij vastgoedbeleggingen : cf. artikel II.5, eerste lid, 6° : het bedrag van lijn 300 is hetzelfde bedrag als op de vorige lijn maar met een minteken. De bedragen worden voor elk actiefbestanddeel afzonderlijk vastgesteld. De negatieve bedragen blijven behouden als eigen vermogen sensu stricto. Het op deze lijn vermelde bedrag krijgt een minteken en wordt met een plusteken opgenomen op lijn 530 ten belope van 90 % van zijn waarde.
46. Lijn 310 : Reserves uit de herwaardering bij materiële vaste activa : Bedrag van de reserve uit de herwaardering van materiële activa van tabel 44 van het IFRS schema A.
47. Lijn 320 : Aanpassing aan de reserves uit de herwaardering bij materiële vaste activa : cf. artikel II.5, eerste lid, 7° : op deze lijn wordt het op de vorige lijn vermelde bedrag overgenomen met een minteken. Dit bedrag wordt voor 90 % van zijn waarde en met een plusteken, overgedragen naar lijn 540.
48. Lijn 330 : Andere waarderingsverschillen die een invloed hebben op de reserves die in aanmerking komen voor opneming in het eigen vermogen : Op deze lijn worden de andere reserves uit herwaardering van tabel 44 van het IFRS schema A opgenomen, met name de reserves uit de herwaardering van immateriële activa, van vaste activa of groepen activa die worden afgestoten, die geclassificeerd zijn als aangehouden voor verkoop , de omrekeningsverschillen van valuta’s en de verschillen ingevolge vermogensmutatie.
49. Lijn 340 : Aanpassing aan andere waarderingsverschillen die een invloed hebben op de reserves die in aanmerking komen voor opneming in het eigen vermogen: Andere aanpassingen voorgeschreven door artikel II.5, eerste lid, 10° en 11°. De reserves uit de herwaardering van activa die worden afgestoten, worden, als zij positief zijn, afgetrokken op deze lijn en ten belope van 90 % opgenomen op lijn 550.
50. Lijn 350 : Fondsen voor algemene bankrisico’s : Fondsen voor algemene bankrisico’s als bedoeld in artikel II.1, § 1, a), iii) en in subpost 00/254.1 van het schema A op vennootschappelijke basis.
51. Lijn 360 : Andere landgebonden bestanddelen van het eigen vermogen sensu stricto : Som van 381 + 390 + 400.
52. Lijn 381 : Hybride instrumenten : Som van 382 + 383 + 384 + 385 + 386. : Hier worden niet enkel de rechtstreeks uitgegeven hybride instrumenten gerapporteerd, maar ook de onrechtstreeks uitgegeven instrumenten die geen aanleiding geven tot minderheidsbelangen.
53. Lijn 382 : Hybride instrumenten die in noodsituaties geconverteerd moeten worden : Artikel II.4 in combinatie met artikel II.1, § 1, 1°, c), iii) zolang deze instrumenten voldoen aan de vereisten in artikel II.1, § 2 en II.1, § 3, a), b), c) en e).
54. Lijn 383 : Hybride instrumenten (geen vervaldatum, zonder aflossingsprikkel) : Artikel II.4 in combinatie met artikel II.1, § 1, 1°, c), ii) zolang deze instrumenten voldoen aan de vereisten in artikel II.1, § 2 en II.1, § 3, a), b), c) en e).
55. Lijn 384 : Hybride instrumenten (vervaldatum of aflossingsprikkel) : Artikel II.4 in combinatie met artikel II.1, § 1, 1°, c), i) zolang deze instrumenten voldoen aan de vereisten in artikel II.1, § 2 en II.1, § 3, a), b), c) en e).
56. Lijn 385 : Begrensde hybride "grandfathered"-instrumenten zonder aflossingsprikkel : Instrumenten zonder aflossingsprikkel, die rechtstreeks zijn
uitgegeven en die "grandfathered" zijn in overeenstemming met artikel XV.2,
§ 1 en instrumenten die niet voldoen aan de vereisten in artikel II.1, § 2 en II.1,
§ 3, a), b), c) en e) en grandfathered zijn in overeenstemming met artikel XV.2,
§ 2.
57. Lijn 386 : Begrensde hybride "grandfathered"-instrumenten met aflossingsprikkel : Instrumenten met aflossingsprikkel, die rechtstreeks zijn uitgegeven en die "grandfathered" zijn in overeenstemming met artikel XV.2,
§ 1 en instrumenten die niet voldoen aan de vereisten in artikel II.1, § 2 en II.1,
§ 3, a), b), c) en e) en grandfathered zijn in overeenstemming met artikel XV.2,
§ 2.
58. Lijn 390 : Positieve filter voor eerste toepassing van op IFRS-gebaseerde boekhoudregels : Bij de eerste toepassing van de IFRS-regels, voorziet punt h) van de toelichting bij artikel II.5 in de mogelijkheid om, behoudens voorafgaande toestemming van de CBFA, de gevolgen voor het eigen vermogen te beperken. Deze lijn mag bijgevolg enkel worden gebruikt op grond van een beslissing van de CBFA.
59. Lijn 400 : Overige : Andere elementen.
60. Lijn 410 : (-) Andere af te trekken bestanddelen van het eigen vermogen sensu stricto : Som van 420 + 441 + 450.
61. Lijn 420 : (-) Immateriële activa : cf. artikel II.1, § 1, b), iii) : Rubriek (eindbalans) “Intern ontwikkelde software, verworven software, andere intern ontwikkelde immateriële activa, andere immateriële activa” van tabel 13 van het IFRS Schema A. Rubriek (eindbalans) “Goodwill” van tabel 13 van het IFRS Schema A.
Posten 00/173 en 00/174 van het schema A op vennootschappelijke basis.
62. Lijn 441 : (-) Overschrijding van de limieten voor hybride instrumenten : Som van 442 + 443 + 444 + 445.
63. Lijn 442 : (-) Hybride instrumenten die in noodsituaties geconverteerd moeten worden : artikel II.1, § 1, 1°, c), iii). Het betreft andere dan de limiet voor grandfathered instrumenten.
64. Lijn 443 : (-) Hybride instrumenten (geen vervaldatum, zonder aflossingsprikkel) : artikel II.1, § 1, 1°, c), ii) Instrumenten die geconverteerd moeten worden in noodsituaties worden hier niet meegenomen.
65. Lijn 444 : (-) Hybride instrumenten (vervaldatum of aflossingsprikkel) : artikel II.1, § 1, 1°, c), i)
66. Lijn 445 : (-) Overschrijding van de limieten voor "grandfathered"-instrumenten
: Artikel XV.2, §§1 en 2 op instrumenten zoals in lijnen 104, 105, 385 en 386.
67. Lijn 450 : (-) Andere landgebonden af te trekken bestanddelen van het eigen vermogen sensu stricto : Som van 460 en 470.
68. Lijn 460 : (-) Negatieve filter voor eerste toepassing van IFRS-gebaseerde boekhoudregels : Bij de eerste toepassing van de IFRS-regels, voorziet punt h) van de toelichting bij artikel II.5 in de mogelijkheid om, behoudens voorafgaande toestemming van de CBFA, de gevolgen voor het eigen vermogen te beperken. Deze lijn mag bijgevolg enkel worden gebruikt op grond van een beslissing van de CBFA.
69. Lijn 470 : (-) Andere : Andere aan het eigen vermogen aan te brengen correcties met toepassing van de volgende artikelen :
• II.1, § 1, b), v) en vii) ;
• II.4. (voor de belangen van derden) ;
• II.5, eerste lid, 1°, 2°, 8° en 9° (als de correcties niet op andere lijnen werden verricht).
70. Lijn 480 : AANVULLEND EIGEN VERMOGEN : Som van 490 + 620 + 670.
71. Lijn 490 : Aanvullend kern eigen vermogen : Som van 500 + 510 + 560 + 570 + 580 + 590 + 600 + 610.
72. Lijn 500 : Overschrijding van de limieten voor eigen vermogen sensu stricto overgedragen aan het aanvullend kern eigen vermogen : cf. artikel II.1, § 1, c) : Bedrag uitgesloten uit het eigen vermogen sensu stricto (cf. lijn 441) met betrekking tot instrumenten als bedoeld in artikel II.1, § 1, c) wegens het bereiken van de reglementaire limieten.
73. Lijn 510 : Aanpassingen aan reserves uit de herwaardering in het eigen vermogen sensu stricto overgedragen aan het aanvullend kern eigen vermogen : Som van 520 tot 550.
74. Lijn 520 : Aanpassing aan reserves uit de herwaardering bij voor verkoop beschikbare eigenvermogensinstrumenten overgedragen aan het aanvullend kern eigen vermogen : cf. artikel II.5, eerste lid, 4° : 90 % van het bedrag dat is opgenomen op lijn 200 (voor verkoop beschikbare aandelen).
75. Lijn 530 : Aanpassing aan waarderingsverschillen bij vastgoedbeleggingen overgedragen aan aanvullend kern eigen vermogen : cf. artikel II.5, eerste lid, 6°
: 90 % van het op lijn 300 opgenomen bedrag.
76. Lijn 540 : Aanpassing aan waarderingsverschillen bij materiële vaste activa overgedragen aan aanvullend kern eigen vermogen : cf. artikel II.5, eerste lid, 7°
: 90 % van het op lijn 320 opgenomen bedrag.
77. Lijn 550 : Andere aanpassingen aan waarderingsverschillen die een invloed hebben op de reserves die in aanmerking komen voor opneming in het eigen vermogen sensu stricto en zijn overgedragen aan het aanvullend kern eigen vermogen : cf. lijn 340 : de op lijn 340 opgenomen aanpassingen voor vaste activa of groepen activa die worden afgestoten mogen op deze lijn worden opgenomen ten belope van 90 % van het bedrag waarvoor ze op lijn 340 zijn opgenomen.
78. Lijn 560 : Herwaarderingsreserve : cf. artikel II.1, § 1, 2°, a) : de herwaarderingsmeerwaarden op vennootschappelijke basis die met toepassing van de Belgische boekhoudregels zijn geboekt (enkel op vennootschappelijke basis). Cf. post 00/283 van het schema A op vennootschappelijke basis en de niet afgeschreven herwaarderingsmeerwaarden die in kapitaal zijn omgezet (zie ook de toelichting bij lijn 040).
79. Lijn 570 : Waardecorrecties voor kredietrisicoposities volgens de standaardbenadering : cf. artikel II.1, § 1, 2°, b) : internzekerheidsfonds voor de instellingen die de standaardbenadering voor kredietrisico’s toepassen (enkel op vennootschappelijke basis). Cf. subpost 00/254.2 van het schema A op vennootschappelijke basis.
80. Lijn 580 : Andere bestanddelen : Andere elementen.
81. Lijn 590 : Effecten met onbepaalde looptijd en andere instrumenten : cf. artikel II.1, § 1, 2°, c) : instrumenten met onbepaalde looptijd als bedoeld in artikel II.1, § 1, 2°, c) .
82. Lijn 600 : Overschot bij IRB-voorziening : cf. artikel II.1, § 1, 2°, e) : overschot van de waardeverminderingen en voorzieningen ten aanzien van het verwachte verlies van de instellingen die de interneratingbenadering volgen om de kredietrisicovereiste te berekenen (ten belope van 0,6 % van het gewogen risicobedrag).
83. Lijn 610 : Landgebonden aanvullend kern eigen vermogen : Andere elementen van het aanvullend kern eigen vermogen.
84. Lijn 620 : Bijkomend aanvullend eigen vermogen : Som van 630 + 640 + 650 + 660.
85. Lijn 630 : Cumulatief preferente aandelen met vaste looptijd : cf. artikel II.1,
§ 1, 2°, d) : cumulatief preferente aandelen met een vooraf vastgestelde looptijd voor zover zij voldoen aan de in het voormelde artikel vastgestelde voorwaarden.
86. Lijn 640 : Achtergestelde leningen : cf. artikel II.1, § 1, 2°, d) : achtergestelde instrumenten die voldoen aan de in het voormelde artikel vastgestelde voorwaarden. Het vermelde bedrag wordt berekend na toepassing van de progressieve vermindering van het gelijk te stellen gedeelte met toepassing van het tweede lid van het voormelde artikel.
87. Lijn 650 : Landgebonden bijkomend aanvullend eigen vermogen : (-) Andere elementen van het aanvullend eigen vermogen.
88. Lijn 660 : (-) Overschrijding van de limieten voor bijkomend aanvullend eigen vermogen : cf. artikel II.1, § 1, 2°, d) : als het op lijn 620 opgenomen bedrag de in het voormelde artikel vastgelegde limiet van 50 % overschrijdt, wordt het overschot met een minteken opgenomen op deze lijn. Dit overschot kan worden overgedragen naar lijn 880.
89. Lijn 670 : (-) Af te trekken bestanddelen van het aanvullend eigen vermogen : Som van 680 + 690.
90. Lijn 680 : (-) Overschrijding van de limieten voor het aanvullend eigen vermogen : cf. artikel II.1, § 1, 2°, tweede lid : als de som van de bedragen vermeld op de lijnen 490 en 620 de in het voormelde artikel vastgelegde limiet van 50 % overschrijden, wordt het overschot met een minteken opgenomen op deze lijn. Dit overschot kan worden overgedragen naar lijn 880.
91. Lijn 690 : (-) Andere landgebonden af te trekken bestanddelen van het aanvullend eigen vermogen : Andere elementen.
92. Lijn 700 : (-) AF TE TREKKEN BESTANDDELEN VAN HET EIGEN VERMOGEN SENSU STRICTO EN HET AANVULLEND EIGEN VERMOGEN : Som van 710 + 720.
93. Lijn 710 : Waarvan: (-) Van het eigen vermogen sensu stricto : Som van de van het eigen vermogen sensu stricto af te trekken bedragen bedoeld op lijn 020, zijnde 50 % van de som van de lijnen 730 tot 780 en 800 tot 840.
94. Lijn 720 : Waarvan (-) Van het aanvullend eigen vermogen : Som van de van het aanvullend eigen vermogen af te trekken bedragen bedoeld op lijn 480, zijnde 50 % van de som van de lijnen 730 tot 780 en 800 tot 840. Als het af te trekken bedrag groter is dan het aanvullend eigen vermogen, wordt het overschot eveneens overgedragen naar lijn 710.
95. Lijn 730 : (-) Deelnemingen in andere kredietinstellingen en financiële instellingen die meer dan 10 % van hun kapitaal bedragen : cf. artikel II.1, § 5, eerste lid, 1°. Het nog te storten gedeelte dient eveneens in deze lijn opgenomen te worden.
96. Lijn 740 : (-) Achtergestelde vorderingen en andere bestanddelen in andere kredietinstellingen of financiële instellingen waarin de deelneming meer dan 10 % van hun kapitaal bedraagt : cf. artikel II.1, § 5, eerste lid, 3° en 4°.
97. Lijn 750 : (-) Overschrijding van de limiet voor deelnemingen, achtergestelde vorderingen en andere bestanddelen in kredietinstellingen en financiële instellingen waarin de deelneming maximum 10 % van hun kapitaal bedraagt : cf. artikel II.1, § 5, al 1, 5°.
98. Lijn 760 : (-) Deelnemingen in verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen en verzekeringsholdings : cf. artikel II.1, § 5, eerste lid, 2° en 5° bis. Het nog te storten gedeelte dient eveneens in deze lijn opgenomen te worden.
99. Lijn 770 : (-) Andere instrumenten die worden gehouden met betrekking tot verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen en verzekeringsholdings waarin een deelneming wordt gehouden : cf. artikel II.1,
§ 5, eerste lid, 4°bis.
100.Lijn 780 : (-) Landgebonden af te trekken bestanddelen van het eigen vermogen sensu stricto en het aanvullend eigen vermogen : cf. artikel II.1, § 5, eerste lid, 6° en 7°.
101.Lijn 790 : Aanvullende informatie : Relevant eigen vermogen voor de limieten voor grote risico’s wanneer er geen aanvullend eigen vermogen wordt aangewend voor marktrisicodekking EN voor de limieten voor gekwalificeerde deelnemingen : Som van 020 + (480 - 600) + 730 + 740 + 750 + 760 + 770 +
780 + 820 + 960.
102.Lijn 800 : (-) Bepaalde effectiseringsrisico’s niet opgenomen in de risicogewogen activa : Normaal gezien is het bedrag op deze lijn gelijk aan nul aangezien de effectiseringsverrichtingen allen zijn opgenomen in het gewogen risicovolume, in voorkomend geval op basis van een 1250 %-weging met toepassing van titel VII van het eigenvermogensreglement.
103.Lijn 810 : (-) Tekort bij IRB-voorziening en het verwachte verlies op aandelen IRB: cf. som van de in artikel II.1, § 1, 1°, b), viii ) en II.1, § 1, 2°, eerste lid, f) bedoelde bedragen.
104.Lijn 820 : (-) Gekwalificeerde deelneming in niet-financiële instellingen: cf. artikel II.1, § 5, eerste lid, 8°.
105.Lijn 830 : (-) Leveringen zonder tegenprestaties vanaf de 5e werkdag volgend op de datum van de tweede contractuele betaling of de tweede levering tot het vervallen van de transactie : cf. artikel IX.3 : af te trekken bedrag ingevolge onvolledige transacties (vanaf de 5e werkdag volgend op de datum van de afwikkeling).
106.Lijn 840 : (-) Andere landgebonden af te trekken bestanddelen van het eigen vermogen sensu stricto en het aanvullend eigen vermogen.
107.Lijn 850 : TOTAAL EIGEN VERMOGEN SENSU STRICTO VOOR ALGEMENE SOLVABILITEITSDOELEINDEN : Som van 020 + 710.
108.Lijn 860 : TOTAAL AANVULLEND EIGEN VERMOGEN VOOR ALGEMENE SOLVABILITEITSDOELEINDEN : Som van 480 + 720.
109.Lijn 870 : TOTAAL AANVULLEND EIGEN VERMOGEN SPECIFIEK BESTEMD VOOR MARKTRISICODEKKING : Som van 880 + 890 + 900 + 920 + 940 + 950.
110.Lijn 880 : Overschrijding van de limieten voor het aanvullend eigen vermogen overgedragen aan het aanvullend eigen vermogen specifiek bestemd voor marktrisicodekking : cf. artikel II.3, § 4 : de bedragen opgenomen op de lijnen 660 en 680 mogen niet worden opgenomen als aanvullend eigen vermogen omdat de reglementaire limieten zijn bereikt.
111.Lijn 890 : Nettowinst van de handelsportefeuille : cf. artikel II.3, § 1, vierde lid, 2° : binnen de vastgestelde limieten en met naleving van de in artikel II.3 vermelde voorwaarden mag de winst van de handelsportefeuille worden opgenomen voor zover de instelling de tussentijdse winst niet heeft opgenomen als eigen vermogen sensu stricto.
112.Lijn 900 : Achtergestelde leningen op korte termijn : cf. artikel II.3, § 1, vierde lid, 3° : instrumenten die voldoen aan de voorwaarden van artikel II.3, § 1, vierde lid, 3°.
113.Lijn 920 : (-) Overschrijding van de limiet voor eigen vermogen specifiek bestemd voor marktrisicodekking : cf. artikel II.3, § 3 : bedrag van de achtergestelde schulden bedoeld in lijn 900 die de in artikel II.3, § 3 vastgestelde limieten overschrijden.
114.Lijn 930 : Aanvullende informatie : Totaal relevant eigen vermogen voor de limieten voor grote risico’s wanneer er aanvullend kapitaal wordt aangewend voor marktrisicodekking : Som van 790 + 830 + 880 + 890 + 900 + 920.
115.Lijn 940 : (-) Landgebonden af te trekken bestanddelen van het eigen vermogen specifiek bestemd voor marktrisicodekking : nihil.
116.Lijn 950 : (-) Niet-gebruikte bestanddelen die in aanmerking komen voor opneming in het eigen vermogen specifiek bestemd voor marktrisicodekking : Stemt overeen met het volgende bedrag : - Max [880 + 890 + 900 + 920 + 940
- 2350 ; 0].
117.Lijn 960 : (-) AF TE TREKKEN BESTANDDELEN VAN TOTAAL EIGEN VERMOGEN : Som van 970 + 980.
118.Lijn 970 : (-) Landgebonden af te trekken bestanddelen van het totaal eigen vermogen.
119. Lijn 980 : (-) Deelnemingen in verzekeringsondernemingen : cf. artikel II.6 : tot 31 december 2012 mogen de op de lijnen 760 en 770 opgenomen bedragen worden afgetrokken van het totaal eigen vermogen.
120. Lijn 990 : IRB-voorziening overschot (+) / tekort (-) : Som van 1000 + 1040.
121. Lijn 1010 : Omvang van IRB-voorziening : waarvan: Algemene voorziening / Waardeverminderingen voor op collectieve basis beoordeelde financiële activa: Bedrag van de waardeverminderingen en voorzieningen die in aanmerking worden genomen voor de in artikel VI.47 bedoelde berekening. Op deze lijn worden enkel niet-geïndividualiseerde waardeverminderingen en voorzieningen opgenomen.
122. Lijn 1020 : Omvang van IRB-voorziening : waarvan: Specifieke voorziening/ Waardeverminderingen voor op individuele basis beoordeelde financiële activa
: Bedrag van de waardeverminderingen en voorzieningen die in aanmerking worden genomen voor de in artikel VI.47 bedoelde berekening. Op deze lijn worden enkel geïndividualiseerde waardeverminderingen en voorzieningen opgenomen.
123. Lijn 1030 : Omvang van IRB-voorziening : waarvan: Andere en landgebonden waardeaanpassingen en voorzieningen opgenomen in de berekening van de IRB-voorziening overschot (+) / tekort (-) : Bedrag van de waardeverminderingen en voorzieningen die in aanmerking worden genomen voor de in artikel VI.47 bedoelde berekening. Op deze lijn worden enkel de waardeverminderingen en voorzieningen opgenomen die niet op een van de vorige lijnen kunnen worden opgenomen.
124. Lijn 1040 : (-) IRB-raming van te verwachten verlies : Bedrag van de verwachte verliezen als gedefinieerd in de artikelen VI.41 tot VI.43.
125. Lijn 1050 : Brutobedrag van achtergestelde leningen : Bedrag van de op lijn 640 bedoelde instrumenten. Op de onderliggende lijnen wordt dit bedrag uitgesplitst naargelang het % dat toegepast wordt volgens de periode tot de terugbetalingsdatum.
126. Lijn 1110 : Wettelijk vereist minimum eigen vermogen : Minimum eigen vermogen als vereist krachtens de wettelijke bepalingen :
• Voor kredietinstellingen volgens artikel 23 en artikel 152bis, § 2 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;
• Voor beleggingsondernemingen volgens de artikelen 58 en 66 van de
wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs. Voor de ondernemingen waarvoor de overgangsregeling geldt als bedoeld in artikel 66, § 2 van de wet van 6 april 1995, dient het referentiekapitaal te worden vermeld;
• Voor vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen
gelijkgestelde instellingen volgens artikel 13 van het koninklijk besluit van 26 september 2005 inzake het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen.
c) Toelichting bij lijn 2000 en verder
1. In lijn 2000 wordt het totaal van de eigenvermogensvereisten voor de instelling gerapporteerd. Het betreft de som van de vereisten in de lijnen 2020, 2340, 2350, 2420 en 2530. Instellingen onderworpen aan artikel III.3 rapporteren hier de vereisten zoals in lijn 2010.
2. Voor de instellingen zoals bedoeld in artikel III.3 is lijn 2010 van toepassing. Het betreft de hoogste eigenvermogensvereisten volgens de som van de lijnen 2020, 2340, 2350, 2530 enerzijds en anderzijds van de lijn 2460.
3. Het totaal aan eigenvermogensvereisten voor kredietrisico, wederpartijrisico, verwateringsrisico en leveringen zonder tegenprestaties wordt gerapporteerd in lijn 2020. Het is de som van de vereisten gerapporteerd in de lijnen 2030 en 2210. In lijn 2030 wordt de som van de eigenvermogensvereisten volgens de standaardbenadering gerapporteerd en in lijn 2210 wordt de som van de eigenvermogensvereisten volgens een interneratingbenadering gerapporteerd.
4. Niettegenstaande maar voor enkele van de in de lijnen 2050 tot 2190 vermelde wederpartijcategorieën een afzonderlijke tabel 90.03 gerapporteerd dient te worden, dienen hier de eigenvermogensvereisten voor elk van deze risicopositiecategorieën zoals gedefinieerd in artikel V.16 afzonderlijk gerapporteerd te worden. Instellingen die gebruik maken van een interneratingbenadering doch voor welbepaalde onderdelen van de portefeuille de standaardbenadering toepassen, rapporteren de berekende eigenvermogensvereisten voor deze welbepaalde deelportefeuilles in de lijnen 2050 tot 2190.
5. De som van de hierboven vermelde eigenvermogensvereisten wordt gerapporteerd in lijn 2040. Deze eigenvermogensvereisten zijn gelijk aan de eigenvermogensvereisten zoals gerapporteerd voor de totale portefeuille in tabel 90.03 (cel : kolom 210 – lijn 100).
6. De eigenvermogensvereisten voor de effectiseringsposities in lijn 2200 zijn gelijk aan de som van de berekende eigenvermogensvereisten in de tabel 90.06 voor de traditionele en synthetische effectiseringsoperaties.
7. Instellingen die hun eigenvermogensvereisten berekenen aan de hand van een interneratingbenadering, maar hierbij geen gebruik maken van eigen ingeschatte LGD’s of omrekeningsfactoren, rapporteren steeds de afzonderlijke eigenvermogensvereisten voor de risicopositiecategorieën centrale overheden en centrale banken, instellingen en ondernemingen respectievelijk in de lijnen 2230, 2240 en 2250. De eigenvermogensvereisten voor het geheel van de risicoposities op retailcliënteel wordt gerapporteerd in lijn 2300.
8. Instellingen die hun eigenvermogensvereisten berekenen aan de hand van een interneratingbenadering en hierbij gebruik maken van eigen ingeschatte LGD’s en omrekeningsfactoren, rapporteren de eigenvermogensvereisten in de lijnen 2270 tot 2300 volgens de aldaar bepaalde risicopositiecategorieën.
9. Met betrekking tot de te rapporteren risicopositiecategorieën voor de tabel 90.04, zijn de eigenvermogensvereisten in lijn 2230 gelijk aan deze in de tabel 90.04 voor de risicopositiecategorie “Centrale overheden en centrale banken” (cel: kolom 100 – lijn 100). De eigenvermogensvereisten in lijn 2240 zijn gelijk aan de som van de eigenvermogensvereisten in de tabel 90.04 voor de risicopositiecategorieën “Lokale overheden (binnen de portefeuille instellingen)” en “Instellingen” (cel: kolom 100 – lijn 100). De eigenvermogensvereisten in lijn 2250 zijn gelijk aan de som van de eigenvermogensvereisten in de tabel 90.04 voor de risicopositiecategorieën “Ondernemingen” en “ondernemingen zoals gedefinieerd in artikel VI.10 (binnen de portefeuille ondernemingen)” (cel: kolom 100 – lijn 100). Eenzelfde samenstelling zoals hierboven bepaald is geldig voor de lijnen 2270 tot 2290. De eigenvermogensvereisten in lijn 2300 zijn gelijk aan de som van de eigenvermogensvereisten in de tabel 90.04 voor de risicopositiecategorieën “Risicoposities op retailcliënteel gedekt door zekerheden in de vorm van onroerend goed”, “Gekwalificeerde revolverende risicoposities op retailcliënteel” en “Overige risicoposities op retailcliënteel” ( cel: kolom 100 – lijn 100).
10. Het totaal aan berekende eigenvermogensvereisten voor de posities in aandelen onder de interne rating benaderingen zoals in tabel 90.05 wordt gerapporteerd in lijn 2310. ongeacht welke van de 3 benaderingen; de PD/LGD, de eenvoudige risicogewichtenbenadering of de interne modellenbenadering, gehanteerd wordt.
11. De eigenvermogensvereisten voor de effectiseringsposities in lijn 2320 zijn gelijk aan de som van de berekende eigenvermogensvereisten in de tabel 90.07 voor de traditionele en synthetische effectiseringsoperaties.
12. De op lijn 2330 te rapporteren eigenvermogensvereisten van de verrichtingen zoals bedoeld in artikel VI.2, §1, g) ( rekening houdend met artikel VI.2, §9 en artikel VI.39, § 3) worden bepaald volgens artikel VI.27. Goud en edele metalen die fysiek worden bijgehouden en waarop de wisselkoersenrisico- en grondstoffenrisicovereisten betrekking hebben, worden via de tabellen 90.12 en 90.13 (desgevallend via de tabellen 90.14 en 90.15) gerapporteerd.
13. De totale eigenvermogensvereisten aangaande niet-afgewikkelde transacties bedoeld in artikel IX.1 van het reglement, zoals gerapporteerd in tabel 90.09, worden gerapporteerd in lijn 2340.
14. Met betrekking tot de eigenvermogensvereisten voor positierisico, valutarisico en grondstoffenrisico, wordt er een onderscheid gemaakt tussen de eigenvermogensvereisten berekend volgens de standaardbenadering en volgens een intern model. Het totaal van deze berekende eigenvermogensvereisten wordt gerapporteerd in lijn 2350.
15. De eigenvermogensvereisten berekend volgens de standaardbenadering worden gerapporteerd in de lijnen 2370 tot 2400. Het betreft de eigenvermogensvereisten voor respectievelijk schuldinstrumenten (zoals in tabel 90.10), eigendomsbewijzen (zoals in tabel 90.11), valuta incl. goud (zoals in tabel 90.12) en grondstoffen (zoals in tabel 90.13).
16. In lijn 2410 wordt het totaal van de eigenvermogensvereisten, berekend door middel van een intern model zoals in tabel 90.14, gerapporteerd.
17. Het totaal van de berekende eigenvermogensvereisten voor operationeel risico, wordt gerapporteerd in lijn 2420.
18. In lijn 2430 worden de eigenvermogensvereisten voor operationeel risico volgens de basisindicatorbenadering, zoals berekend in tabel 90.16, gerapporteerd.
19. In lijn 2440 worden de eigenvermogensvereisten voor operationeel risico volgens de standaardbenadering of de alternatieve standaardbenadering, zoals berekend in tabel 90.16, gerapporteerd. Indien een instelling de toelating heeft om gebruik te maken van het afwijkend regime voor “Handel en verkoop”, worden deze eigenvermogensvereisten ook op deze lijn gerapporteerd.
20. In lijn 2450 worden de eigenvermogensvereisten voor operationeel risico volgens de geavanceerde meetbenadering, zoals berekend in tabel 90.16, gerapporteerd.
21. In lijn 2460 rapporteren de beleggingsondernemingen ¼ van de vaste kosten van het voorgaande jaar conform artikel III.2. Het betreft de ¼ van de som van de bedragen in de lijnen 2470 tot 2520.
22. In lijn 2540 worden de eigenvermogensvereisten zoals bepaald in artikel II.2 voor de aldaar bedoelde bestanddelen gerapporteerd. Daarnaast worden de eigenvermogensvereisten zoals bedoeld in artikel III.5 hier eveneens opgenomen. De lijn 2530 herneemt dezelfde bedragen.
d) Toelichting bij lijn 3000 en verder
1. In lijn 3010 wordt het overschot of tekort aan eigen vermogen gerapporteerd volgens artikel III.1, § 1, 3°. Dit is gelijk aan het verschil tussen lijn 010 en lijn 2000.
2. In lijn 3020 wordt de solvabiliteitsratio gerapporteerd. Deze wordt berekend door lijn 010 te delen door lijn 2000 en het quotiënt te vermenigvuldigen met 8%.
3. In de lijn 3030 wordt het verschil tussen het eigen vermogen (som van lijnen 850, 860 en 960) van de instelling en de eigenvermogensvereisten op basis van de vaste activa van de instelling conform artikel III.1, § 1, 1° van het reglement, gerapporteerd (som van lijn 3040 en 3050).
4. In lijn 3040 rapporteert de instelling de financiële vaste activa met uitzondering van de financiële vaste activa die voor de berekening van het eigen vermogen afgetrokken worden.
5. In lijn 3050 rapporteert de instelling de materiële vaste activa.
6. In lijn 3060 rapporteert de instelling het verschil tussen het eigen vermogen (som van lijnen 850, 860 en 960) van de instelling en de som van de vereisten zoals in de lijnen 3080 tot 3120 gerapporteerd.
7. In lijn 3070 rapporteert de instelling het totaal aan vreemde middelen zoals het in aanmerking genomen wordt voor artikel III.1, § 1, 2°. Het betreft de vreemde middelen verminderd voor het reconstitutiefonds en de wiskundige reserves m.b.t levensverzekerings- en kapitalisatiecontracten gevoegd bij hypothecaire kredieten.
8. In de lijnen 3080 tot 3120 wordt per schijf een percentage toegepast:
• In lijn 3080 : eerste schijf: ≤ 25.000.000 € vreemde middelen : waarvan 6 %;
• In lijn 3090 : tweede schijf: > 25.000.000 € ≤ 125.000.000 €
vreemde middelen : waarvan 4 %;
• In lijn 3100 : derde schijf: > 125.000.000 € ≤ 250.000.000 € vreemde middelen : waarvan 3 %;
• In lijn 3110 : vierde schijf: > 250.000.000 € ≤ 1.250.000.000 €
vreemde middelen : waarvan 2,5 %;
• In lijn 3120 : vijfde schijf: > 1.250.000.000 € vreemde middelen : waarvan 2 %;
9. In lijn 3130 wordt het overschot of tekort voor de instellingen zoals bepaald in artikel I.1, 2° en 3°, berekend aangaande de vereisten zoals vermeld in artikel III.2, § 1. Het betreft het verschil tussen de lijn 010 en de lijn 2460.
10. In lijn 3140 vermeldt de instelling het verschil tussen de lijnen 3150 en 3160.
11. In lijn 3150 wordt het eigen vermogen zoals bepaald volgens artikel XV.1, § 6, van de instelling op rapporteringsdatum gerapporteerd.
12. In lijn 3160 wordt het minimum eigen vermogen, berekend volgens artikel XV.1, §§ 3 tot en met 5, gerapporteerd, overeenkomstig de aldaar vermelde bepalingen.
13. In lijn 3170 wordt het verschil tussen het bedrag in lijn 010 en het bedrag in lijn 1110 gerapporteerd.
14. De lijnen 3190 tot 3230 van tabel 90.01 hebben betrekking op de afzonderlijke eigenvermogensvereisten voor de instellingen voor elektronisch geld zoals bedoeld in de artikelen III.11 et III.12.
15. In lijn 3190 wordt het verschil tussen het twintigvoud van het bedrag in lijn 010 en het bedrag in lijn 3200 gerapporteerd.
16. In lijn 3200 rapporteert de instelling haar bestanddelen als bedoeld in artikel III.13, § 2, 2° en 3°.
17. In lijn 3210 rapporteert de instelling het verschil tussen lijn 010 en 2% van het grootste bedrag in de lijnen 3220 en 3230. In deze lijnen rapporteert de instelling respectievelijk het lopend en het gemiddelde bedrag, over de laatste zes maanden, van de instelling haar totale financiële verplichtingen die verband houden met uitstaand elektronisch geld.
Tabel 90.02 - Gegevens over solvabiliteit op groepsniveau
a) Algemene instructies
1. In afwijking van de algemene richtlijnen wordt deze tabel enkel opgesteld door de hoogst-consoliderende instelling waarop de bepalingen van het reglement eigen vermogen van toepassing zijn, en heeft betrekking op de vereisten als bedoeld in het reglement en in een lokaal equivalent reglement.
2. In afwijking van de algemene richtlijnen dient de tabel enkel op geconsolideerde basis opgesteld te worden.
3. Voor elke gereglementeerde dochteronderneming en subgroep van gereglementeerde dochterondernemingen binnen de consolidatieperimeter van de moederinstelling, verschaft deze tabel de eigenvermogensvereisten voor elk soort risico, het reglementair eigen vermogen en de resulterende tekorten of overschotten van het eigen vermogen voor de betreffende dochteronderneming/ subgroep.
4. Voor proportioneel geconsolideerde dochterondernemingen, reflecteren de eigenvermogensvereisten en het eigen vermogen het aandeel van de participatie.
b) Toelichting bij de kolommen
1. In kolom 010 wordt de naam van de geconsolideerde dochteronderneming of subgroep gerapporteerd.
2. In kolom 020 worden de entiteiten geïdentificeerd aan de hand van de code “YXxx”, waarbij :
“Y” = S indien het een dochteronderneming betreft; C indien het een subgroep betreft;
“Xxx” numerieke identificatiecode van de betreffende dochteronderneming of subgroep.
3. In de kolommen 030 tot 070 worden de voor de gerapporteerde entiteiten berekende eigenvermogensvereisten weergegeven. Deze berekening gebeurt volgens de bepalingen van het lokaal van toepassing zijnde reglement eigen vermogen tenzij anders bepaald door de CBFA. De eigenvermogensvereisten zoals gedefinieerd in titel V, titel VI, titel VII en titel IX, hoofdstuk 1 met uitzondering van artikel IX.1, worden bedoeld in kolom 030. De eigenvermogensvereisten zoals in artikel IX.1 worden bedoeld in kolom 040. In kolom 050 worden de eigenvermogensvereisten zoals bepaald in titel IX met uitzondering van hoofdstuk 1, bedoeld. In kolom 060 worden de eigenvermogensvereisten conform titel VIII gerapporteerd. Overige en/of
tijdelijke eigenvermogensvereisten die op de betrokken entiteiten van toepassing zijn, worden in kolom 070 gerapporteerd.
4. De totale eigenvermogensvereisten worden gerapporteerd in kolom 080.
5. In de kolommen 090 en 100 wordt voor de gereglementeerde entiteiten respectievelijk het totaal eigen vermogen en het eigen vermogen sensu stricto (tier 1) gerapporteerd.
6. In kolom 110 wordt voor de gereglementeerde entiteiten het overschot of het tekort aan eigen vermogen, zijnde het verschil tussen kolom 090 en kolom 080, gerapporteerd.
7. Voor de gereglementeerde entiteiten wordt, rekening houdend met het toezichts- en evaluatieproces van de betrokken bevoegde autoriteit (pijler II), het overschot of het tekort van het eigen vermogen gerapporteerd in kolom 120.
Tabel 90.03 – Krediet- en wederpartijrisico’s en leveringen zonder tegenprestaties: Standaardbenadering voor eigenvermogensvereisten
a) Algemene instructies
1. Deze tabel moet worden opgesteld door alle instellingen waarop de bepalingen inzake kredietrisico van het reglement eigen vermogen van toepassing zijn, en heeft betrekking op de vereisten als bedoeld in titel V van dat reglement.
2. De instelling waarvoor de mogelijkheid voorzien in artikel I.9 geldt, neemt hier de eventuele risicoposities van haar handelsportefeuille op wanneer de eigenvermogensvereisten voor de risicoposities van haar handelsportefeuille berekend worden conform titel V, overeenkomstig de bepalingen van het reglement. Instellingen waarvoor de mogelijkheid voorzien in artikel I.9 niet geldt, vermelden de risicoposities die behoren tot hun handelsportefeuille niet in deze tabel, inzonderheid:
o De actiefbestanddelen die effecten en andere waardepapieren vormen en die zijn opgenomen in de handelsportefeuille;
o De termijnaankopen van effecten en waardepapier in het kader van de handelsportefeuille: contante aankopen in uitvoering en vaste aankopen op termijn;
o De nog te storten bedragen op effecten en waardepapier gekocht in het kader van de handelsportefeuille;
o De vorderingen die voortvloeien uit mobiliseringen van effecten en waardepapier voor zover die zijn opgenomen in de handelsportefeuille. De aan die verrichtingen verbonden wederpartijrisico’s komen wel aan bod in deze tabel;
o De verplichtingen met betrekking tot geschreven put-opties op effecten en waardepapier genomen in het kader van de handelsportefeuille.
Deze bestanddelen worden conform het type effect en de gehanteerde berekeningswijze opgenomen in de tabellen 90.10, 90.11 of 90.14.
3. De wederpartijrisico’s verbonden aan de verrichtingen in de handelsportefeuille zoals bepaald in artikel IX. 4 tot artikel IX. 11 worden in deze tabel opgenomen conform de berekeningsmethode voor kredietrisico van de instelling.
4. Een instelling die de standaardbenadering gebruikt voor de berekening van de eigenvermogensvereisten voor kredietrisico, rapporteert de eigenvermogensvereisten voor leveringen zonder tegenprestaties (zoals in artikel IX.3 berekend, nl vanaf de eerste contractuele betaling/het eerste leveringsgedeelte tot vier dagen na de tweede contractuele betaling/het tweede leveringsgedeelte) in de tabel 90.03 onder de respectievelijke risicopositiecategorieën ongeacht of ze behoren tot de handelsportefeuille of niet. Grensoverschrijdende verrichtingen worden slechts opgenomen indien
tenminste één dag is verstreken sinds de instelling de betaling heeft verricht of sinds zij de effecten of het waardepapier heeft geleverd.
5. De tabel wordt afzonderlijk gerapporteerd voor het totaal van de risicoposities onderhevig aan de vereisten als bedoeld in titel V van het reglement. Tevens wordt een tabel opgesteld met deze risicoposities per categorie zoals hier bepaald:
• Instellingen ( artikel V.15, § 1, f)
• Ondernemingen ( artikel V.15, § 1, g)
Voor de technische modaliteiten van de rapportering wordt verwezen naar de taxonomie:
“T” : Totaal van de risicoposities “1” : Risicoposities op instellingen
“2” : Risicoposities op ondernemingen
De instelling dient evenwel de tabellen met de risicoposities voor de overige categorieën zoals gedefinieerd in artikel V.15, § 1 ter beschikking te houden van de CBFA.
6. Een instelling die voor het berekenen van haar eigenvermogensvereisten voor kredietrisico gebruik maakt van een interneratingbenadering zoals bedoeld in titel VI, maar waarbij er toch welbepaalde portefeuilles onderhevig zijn aan de vereisten als bedoeld in titel V van het reglement, rapporteert aan de hand van de tabel 90.03 de eigenvermogensvereisten voor deze welbepaalde portefeuilles (artikel IV.8). In de mate dat de eigenvermogensvereisten voor kredietrisico van de risicoposities berekend worden volgens de standaardbenadering, stelt de instelling naast een totaal-tabel van de desbetreffende risicoposities, een tabel op met deze risicoposities per categorie zoals hier bepaald:
• Instellingen ( artikel V.15, § 1, f)
• Ondernemingen ( artikel V.15, § 1, g)
Voor de technische modaliteiten van de rapportering wordt verwezen naar de taxonomie:
“T” : Totaal van de risicoposities “1” : Risicoposities op instellingen
“2” : Risicoposities op ondernemingen
De instelling dient evenwel de tabellen met de risicoposities voor de overige risicopositiecategorieën zoals gedefinieerd in artikel V.15, § 1 ter beschikking te houden van de CBFA.
7. De instelling rapporteert de risicoposities op basis van de oorspronkelijke risicopositiecategorie. In geval van toelaatbare niet-volgestorte kredietprotectie (of kredietprotectie alsdusdanig te behandelen) verkregen vanwege een wederpartij van een andere categorie, zal de verandering van type wederpartij op een passende manier opgenomen worden in de rapporteringstabel (zie verder beschrijving van kolommen 080 en 090). De verplichtingen die voortvloeien uit geschreven put-opties op effecten en ander waardepapier
worden opgenomen in functie van het bestanddeel waarop de verplichting betrekking heeft bij uitoefening van de optie.
8. Voor de gedeeltelijk gewaarborgde activa en verbintenissen wordt de lagere risicoweging en - indien relevant - de wijziging van risicopositiecategorie, slechts toegepast op het gewaarborgd gedeelte.
9. De overlopende rekeningen van het actief worden ingedeeld hetzij op basis van de wederpartij in deze tabel, hetzij op basis van de forfaitaire benadering conform artikel. V.16, § 14 in de categorie overige posten.
10. Goud en edele metalen die fysiek worden bijgehouden en waarop de wisselkoersenrisico- en grondstoffenrisicovereisten betrekking hebben, worden via de tabellen 90.12 en 90.13 (desgevallend via de tabellen 90.14 en 90.15) gerapporteerd en worden niet opgenomen in de categorie overige posten.
b) Toelichting bij de kolommen
1. Rekening houdend met de hiernavolgende bepalingen wordt in kolom 010 de risicopositiewaarde vermeld zoals gedefinieerd in artikel V.2. De risicoposities worden gerapporteerd zonder rekening te houden met omrekeningsfactoren (cfr. artikel V.4), aangelegde waardeverminderingen en voorzieningen of kredietrisicomatigingstechnieken met uitzondering van kaderverrekeningsovereenkomsten. Voor afgeleide instrumenten correspondeert de oorspronkelijke risicopositiewaarde met de risicopositiewaarde zoals bepaald in artikel V.5. Wanneer de waarde van retrocessieovereenkomsten, verstrekte of opgenomen effecten- of grondstoffenleningen, transacties met uitgestelde afwikkeling en margeleningstransacties niet bepaald wordt volgens artikel V.9, wordt de waarde bepaald volgens titel V, hoofdstuk 5, afdeling IV. In het geval van kaderverrekeningsovereenkomsten met betrekking tot retrocessieovereenkomsten en/of verstrekte of opgenomen effecten- of grondstoffenleningen en/of andere kapitaalmarktgerelateerde transacties, zal het effect van deze kaderverrekeningsovereenkomst volgens titel V, hoofdstuk 5 reeds in kolom 010 weergegeven worden. Voor de waarde van de risicopositie voor lease-overeenkomsten wordt verwezen naar artikel V.2, § 2, derde lid.
2. In kolom 020 worden de voor de verrichtingen aangelegde waardeverminderingen en voorzieningen vermeld. Vanwege het negatief teken in de hoofding in de kolom, worden de te rapporteren aangelegde waardeverminderingen en voorzieningen ook voorafgegaan door een negatief teken.
3. Het bedrag in kolom 030 is de som van de bedragen in de kolommen 010 en 020.
4. Niet-volgestorte kredietprotectie - uitgezonderd kredietderivaten - van toelaatbare protectieverschaffers (artikel V.25) die door de instelling in aanmerking genomen wordt om het kredietrisico van een risicopositie te matigen, wordt in kolom 040 gerapporteerd. De te rapporteren waarde is het nominaal bedrag van de kredietprotectie gecorrigeerd voor een eventueel valutaverschil en een eventueel looptijdverschil zoals gedefinieerd in artikel V.75.
5. De nominale waarde van de toelaatbare kredietverzuimswap en totale- opbrengstenswaps (cfr artikel V.26) die door de instelling in aanmerking genomen worden om het kredietrisico van de risicoposities te matigen, gecorrigeerd voor een eventueel valutaverschil en een eventueel looptijdverschil zoals gedefinieerd in artikel V.75, wordt gerapporteerd in kolom 050. Wanneer een intern afdekkingsinstrument in de vorm van een kredietderivaat voldoet aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel V.27, wordt de waarde van het kredietderivaat hier opgenomen.
6. Wanneer een instelling gebruik maakt van de eenvoudige methode voor de verwerking van de kredietprotectie, wordt in kolom 060 de waarde (artikel V.55) van de financiële zekerheden die volgens deze eenvoudige methode in de eigenvermogensberekening in aanmerking genomen worden, vermeld. De waarde van de credit-linked notes en on-balance sheet netting dewelke als zekerheden in de vorm van contanten (tegenwerpelijk pandrecht op door de instelling ontvangen deposito’s) zullen worden behandeld zoals bepaald in de artikelen V.40 en V.41, wordt in deze kolom opgenomen. Het effect op de risicoweging zal conform artikel V.57, § 3 in de lijnen weergegeven worden. Het effect van de kaderverrekeningsovereenkomsten (artikel V.22) is reeds in de waarde zoals vermeld in kolom 010 opgenomen en zal dan ook niet in kolom 060 behandeld worden.
7. Overige volgestorte kredietprotectie zoals bepaald in artikel V.24 die in de eigenvermogensberekening behandeld kan worden als verkregen garanties, wordt gerapporteerd in kolom 070. Het betreft hier de waarde van de desbetreffende volgestorte kredietprotectie gecorrigeerd voor een eventueel valutaverschil en een eventueel looptijdverschil volgens artikel V.75.
8. In de kolommen 080 en 090 worden respectievelijk de uitstromen en instromen omwille van ontvangen kredietprotectie weergegeven. De uitstromen (met negatief teken) komen overeen met het door de kredietprotectie afgedekte deel van de risicopositiewaarden na aftrek van waardeaanpassingen en voorzieningen. Deze uitstromen worden verwijderd uit de risicoweging van de kredietnemer en indien relevant, uit de risicopositiecategorie ervan, om toegewezen te worden aan de risicoweging van de garantiegever (in kolom 140 komt dit tot uiting in de opsplitsing van de risicoposities per risicoweging) en indien relevant, aan de risicopositiecategorie ervan. Dit laatste wordt beschouwd als de instroom. In- en uitstromen binnen eenzelfde
risicopositiecategorie dienen tevens opgenomen te worden in deze rapportering. Bvb. wanneer een vordering op een onderneming gegarandeerd is door een kredietinstelling wordt in lijn 200 in kolom 080 het bedrag van de vordering gedekt door de garantie, ingevuld. In het geval beide wederpartijen behandeld worden onder de standaardbenadering dient ook kolom 090 ingevuld te worden.
9. In- en uitstromen van en naar een andere benadering bij de berekening van de eigenvermogensvereisten dienen tevens opgenomen te worden in deze rapportering. Wanneer het eigenvermogensvereiste voor een risicopositie volgens een interneratingbenadering berekend wordt, maar de garantiegever valt onder de standaardbenadering, wordt de door kredietprotectie beschermde verrichting in kolom 090 opgenomen. Bvb. wanneer een vordering op een onderneming gegarandeerd is door een kredietinstelling waarbij de vordering op de onderneming behandeld wordt onder een interneratingbenadering en de vorderingen op de kredietinstelling onder de standaardbenadering, dient het bedrag van de vordering gedekt door de garantie enkel in kolom 090 ingevuld te worden. Het betreft dan een risico dat oorspronkelijk onder de interneratingbenadering viel (en dus ook in de tabel 90.04 in kolom 020 vermeld is), maar omwille van de garantie verschoof naar de standaardbenadering (en dus verder opgenomen in de tabel 90.03). In het geval de vordering op de onderneming onder de standaardbenadering behandeld wordt en een vordering op de kredietinstelling onder de interneratingbenadering, dient het bedrag van de vordering gedekt door de garantie van de kredietinstelling enkel opgenomen te worden in kolom 080. Het betreft een risico dat oorspronkelijk onder de standaardbenadering opgenomen was en omwille van de garantie verschuift naar de interneratingbenadering ( en in tabel 90.04 vanaf kolom 080 opgenomen wordt).
10. Xxxxx 000 bevat de te rapporteren nettorisicopositiewaarde vóór omrekeningsfactoren. Dit is de som van de risicopositiewaarden zoals in kolom 030 en de stromen van de risicomatigingstechnieken dewelke volgens de substitutiebenadering verwerkt worden (kolommen 080 en 090).
11. In de kolommen 110 tot 130 wordt informatie gerapporteerd over de kredietrisicomatigingstechnieken die een impact hebben op de te wegen risicopositiewaarde. Het betreft hier de financiële zekerheden (met inbegrip van de credit-linked notes en on-balance sheet netting) die volgens de uitgebreide benadering verwerkt worden.
• De correctie die omwille van de volatiliteit dient toegepast te
worden op de risicopositiewaarde, wordt in kolom 110 gerapporteerd. Het betreft (Eva – E) = (E* He) (cfr artikel V.60).
• In kolom 120 wordt de aangepaste waarde (met negatief teken) van
de ontvangen financiële zekerheden na correctie omwille van volatiliteit van de financiële zekerheid, een eventueel valutaverschil en looptijdverschil tussen de financiële zekerheid en de risicopositie,
gerapporteerd (cfr artikel V.78, § 2). Voor risicoposities die deel uitmaken van de handelsportefeuille wordt de gecorrigeerde waarde van de financiële zekerheden en grondstoffen toelaatbaar voor risicoposities in de handelsportefeuille (cfr. artikel IX.9), hier gerapporteerd.
• In kolom 130 wordt de geaggregeerde impact van de correctie voor
het valutaverschil en het looptijdverschil, afgezonderd gerapporteerd. Het betreft (Cvam – C) = C * [(1 – Hc – Hfx)* (t- t*) / (T- t*)-1] (cfr artikel V.78, § 2) .
12. In kolom 140 wordt het bedrag vermeld dat nog gewogen dient te worden nadat de risicomatigingstechnieken in aanmerking genomen werden. Het betreft de som van de bedragen in de kolommen 100, 110 en 120.
13. In de kolommen 150 tot 180 worden de posten buiten de balanstelling (artikel V.2, § 1, 2°) uitgesplitst vermeld volgens de overeenkomstig artikel V.4 toe te passen omrekeningsfactoren. Zoals bepaald in artikelen V.56 en V.71, § 2 worden deze omrekeningsfactoren toegepast op de waarde in kolom 140.
14. In kolom 190 wordt de risicopositiewaarde na toepassing van de omrekeningsfactoren in de kolommen 150 tot 180, vermeld.
15. Het gewogen risicovolume in kolom 200 wordt verkregen door het bedrag in kolom 190 te vermenigvuldigen met de volgens de lijnen toepasselijke risicoweging .
16. Het eigenvermogensvereiste in kolom 210 wordt verkregen door het bedrag in kolom 200 te vermenigvuldigen met de factor 0.08 zoals bepaald in artikel IV.1, § 2.
c) Toelichting bij de lijnen
Opsplitsing van de risicoposities per soort
1. In de kolommen worden de bedragen ingevuld, uitgesplitst per soort risicopositie waarbij de volgende indeling gehanteerd wordt:
• Totaal van de risicoposities: het geheel van de hieronder vermelde
risicoposities
• Balansposten: risicoposities zoals bedoeld in artikel V.2, § 1, 1°;
• Posten buiten de balanstelling: risicoposities zoals bepaald in artikel
V.4 met uitsluiting van de risicoposities die vallen onder de hiernavolgende soorten van risicoposities:
• Effectenfinancieringstransacties en transacties met uitgestelde
afwikkeling: risicoposities zoals bepaald in artikel I.2 (91) en (92) en (38) en (39) met uitsluiting van de risicoposities die vallen onder de hiernavolgende soorten van risicoposities;
• Afgeleide instrumenten: risicoposities zoals bepaald in artikel V.2, § 1, 3° met uitsluiting van de risicoposities die vallen onder de hiernavolgende soort van risicoposities;
• Contractuele cross-product-verrekeningsovereenkomst:
risicoposities die omwille van de contractuele cross-product netting niet toegewezen kunnen worden aan een van de hierboven vermelde soorten van risicoposities (artikel I.2 (47))
2. Voor de kolommen 010 tot 210 is de som van de bedragen in de lijnen 200 tot 240 gelijk aan het bedrag voor deze kolommen in de lijn 100.
Opsplitsing van de risicoposities per risicoweging:
1. De risicoposities worden vermeld in de lijn (300 tot 460) van de - volgens de bepalingen in titel V van het reglement - toe te passen risicoweging.
2. Instellingen die gebruik maken van de bepalingen in artikel VI.26, zullen desgevallend gebruik maken van de risicoweging van 200%.
3. Voor de risicoweging 50%, 100% en 150% dienen risicoposities verder uitgesplitst te worden volgens bijzondere kenmerken van de risicoposities zoals daar zijn:
• Risicoposities met betalingsachterstallen zoals bepaald in
artikel V.16, § 10.
• Risicoposities met wederpartijen zonder externe rating van een erkende externe kredietbeoordelingsinstelling.
• Risicoposities gedekt door vastgoed.
Deze lijnen worden enkel ingevuld voor de tabel voor het totaal van de risicopositiecategorieën (“T”).
4. Voor de kolommen 010 tot 210 met uitzondering van de kolommen 040 tot 130, is de som van de bedragen in elk van de lijnen gelijk aan de bedragen in de lijn 100 voor de desbetreffende kolommen. Hierbij dient geen rekening gehouden te worden met de uitsplitsing zoals onder punt 3. supra om een dubbeltelling van de bedragen te vermijden.
Tabel 90.04 – Krediet- en wederpartijrisico’s en leveringen zonder tegenprestaties: Interneratingbenadering voor eigenvermogensvereisten
a) Algemene instructies
1. Deze tabel moet worden opgesteld door alle instellingen waarop de bepalingen inzake kredietrisico van het reglement eigen vermogen van toepassing zijn, en heeft betrekking op de vereisten als bedoeld in titel VI van dat reglement.
2. De instelling stelt tabel 90.04 op volgens de algemene richtlijnen. Het betreft hier de tabel voor het totaal van de in deze tabel te rapporteren risicoposities (zie ook punt 7). De tabel dient tevens opgesteld te worden voor de individuele risicopositiecategorieën, doch deze dienen enkel halfjaarlijks (2Q en 4Q) gerapporteerd te worden.
3. Risicoposities die worden beschouwd als of worden behandeld als de risicoposities zoals bedoeld in artikel VI.2, § 1, e) worden opgenomen in de tabel 90.05.
4. De instelling waarvoor de mogelijkheid voorzien in artikel I.9 geldt, neemt hier de eventuele risicoposities (met uitzondering van de eigendomsbewijzen en soortgelijke instrumenten die worden opgenomen in tabel 90.05) van haar handelsportefeuille op, wanneer de eigenvermogensvereisten voor de risicoposities van haar handelsportefeuille berekend kunnen worden conform titel VI, overeenkomstig de bepalingen van het reglement. Instellingen waarvoor de mogelijkheid voorzien in artikel I.9 niet geldt, vermelden de risicoposities die behoren tot hun handelsportefeuille niet in deze tabel (of desgevallend tabel 90.05), inzonderheid:
• De actiefbestanddelen die effecten en andere waardepapieren vormen en
die zijn opgenomen in de handelsportefeuille;
• De termijnaankopen van effecten en waardepapier in het kader van de handelsportefeuille: contante aankopen in uitvoering en vaste aankopen op termijn;
• De nog te storten bedragen op effecten en waardepapier gekocht in het
kader van de handelsportefeuille;
• De vorderingen die voortvloeien uit mobiliseringen van effecten en waardepapier voor zover die zijn opgenomen in de handelsportefeuille. De aan die verrichtingen verbonden wederpartijrisico’s komen wel aan bod in deze tabel;
• De verplichtingen met betrekking tot geschreven put-opties op effecten en waardepapier genomen in het kader van de handelsportefeuille.
Deze risicoposities worden conform de type effecten en berekeningswijze opgenomen in de tabellen 90.10, 90.11 of 90.14.
5. De wederpartijrisico’s verbonden aan de verrichtingen in de handelsportefeuille zoals bepaald in artikel IX.4 tot artikel IX.11 worden in deze tabel (of
desgevallend tabel 90.05) opgenomen conform de berekeningsmethode voor kredietrisico van de instelling.
6. Een instelling die een interneratingbenadering gebruikt voor de berekening van de eigenvermogensvereisten voor kredietrisico, rapporteert de eigenvermogensvereisten voor de leveringen zonder tegenprestaties (zoals in artikel IX.3, nl vanaf de eerste contractuele betaling/het eerste leveringsgedeelte tot vier dagen na de tweede contractuele betaling/het tweede leveringsgedeelte) in de tabel 90.04 onder de respectievelijke risicopositiecategorieën ongeacht of ze behoren tot de handelsportefeuille of niet. Indien het risicoposities op aandelen betreft, worden deze opgenomen in de tabel 90.05. Grensoverschrijdende verrichtingen worden slechts opgenomen indien tenminste één dag is verstreken sinds de instelling de betaling heeft verricht of sinds zij de effecten of het waardepapier heeft geleverd.
7. Een instelling die voor het berekenen van haar eigenvermogensvereisten voor kredietrisico gebruik maakt van een interneratingbenadering zoals bedoeld in titel VI, stelt (zie punt 2. supra), naast een totaal-tabel van de risicoposities, een tabel op met deze risicoposities per categorie zoals hier bepaald (zie artikel VI 2):
• Centrale overheden en centrale banken
• Wederpartijen zoals bedoeld in artikel VI.2, § 3 (binnen risicopositiecategorie instellingen)
• Instellingen (met uitzondering van de risicoposities op
wederpartijen zoals bedoeld in artikel VI.2, § 3)
• Ondernemingen (met uitzondering van de risicoposities op ondernemingen zoals gedefinieerd in artikel VI.10)
• Ondernemingen zoals gedefinieerd in artikel VI.10 (binnen de
risicopositiecategorie ondernemingen)
• Retailcliënteel gedekt door zekerheden in de vorm van onroerend goed.
• Gekwalificeerde revolverende risicoposities op retailcliënteel
• Overige retailcliënteel
Voor de technische modaliteiten van de rapportering wordt verwezen naar de taxonomie.
8. Deze tabel is van toepassing voor de instellingen die gebruik maken van de interneratingbenadering, al dan niet via het gebruik van eigen inschattingen voor LGD’s en/of omrekeningsfactoren. Om te verduidelijken dat de instelling al dan niet gebruik maakt van eigen ingeschatte LGD’s en/of omrekeningsfactoren, wordt bovenaan in de tabel gebruik gemaakt van volgende codering:
“No” = Bij gebruik van door regelgevers bepaalde LGD’s en/of omrekeningsfactoren
“Yes” = Bij gebruik van eigen ingeschatte LGD’s en omrekeningsfactoren
9. Wanneer een instelling gebruik maakt van de eigen ingeschatte LGD’s en/of omrekeningsfactoren dan wordt dit in de tabel duidelijk gemaakt (zie 8. supra). Deze vermelding is van toepassing op de totaal-tabel en de desbetreffende tabellen voor de risicopositiecategorieën. Wanneer een instelling voor bepaalde van haar risicopositiecategorieën gebruik maakt van de LGD’s en omrekeningsfactoren van de toezichthouders en voor andere van haar portefeuilles gebruik maakt van eigen inschattingen van LGD’s en/of omrekeningsfactoren, zullen twee totaal-tabellen opgesteld worden (één per benadering) met bijhorende tabellen voor de risicopositiecategorieën.
10. De instelling rapporteert de verrichtingen op basis van de oorspronkelijke categorie van de risicopositie. In geval van toelaatbare niet-volgestorte kredietprotectie (of kredietprotectie dusdanig te behandelen) verkregen van een wederpartij in een andere categorie, zal de verandering van type wederpartij op een passende manier genomen worden in de rapporteringstabel (zie verder beschrijving van kolom 030). De verplichtingen die voortvloeien uit geschreven put-opties op effecten en ander waardepapier worden opgenomen in functie van het bestanddeel waarop de verplichting betrekking heeft bij uitoefening van de optie.
11. Voor de gedeeltelijk gewaarborgde activa en verbintenissen wordt de lagere kans op wanbetaling en/of verliespercentage en - indien relevant - de wijziging van risicopositiecategorie, slechts toegepast op het gewaarborgd gedeelte.
12. De overlopende rekeningen van het actief worden ingedeeld hetzij op basis van de wederpartij in deze tabel, hetzij op basis van de forfetaire benadering op lijn 2330 in de tabel 90.01 conform artikel VI.4, § 6, commentaar (a).
b) Toelichting bij de kolommen
1. In kolom 010 worden de kansen op wanbetaling van elke interne ratingklasse en pool weergegeven (in stijgende volgorde). Voor de lijnen waarin de gegevens corresponderen met een aggregatie van ratingklassen of pools wordt de bedrag-gewogen gemiddelde kans op wanbetaling van de geaggregeerde klassen of pools gerapporteerd, waarbij het bedrag zoals gedefinieerd in kolom 050 gebruikt wordt om het gewogen gemiddelde te berekenen. Het betreft hier de lijnen 100, 210 tot 240, 300 en 700.
2. In kolom 020 wordt de oorspronkelijke risicopositiewaarde opgenomen zoals bepaald in titel VI, hoofdstuk 2 en dit zonder toepassing van omrekeningsfactoren voor de buitenbalansposten zoals bepaald in artikelen VI.7 en VI.8. De risicoposities worden hier gerapporteerd zonder rekening te houden met kredietrisicomatigingstechnieken met uitzondering van kaderverrekeningsovereenkomsten. Voor afgeleide instrumenten correspondeert de oorspronkelijke risicopositiewaarde met de waarde van de risicoposities zoals bepaald in artikel V.5. Wanneer de waarde van
retrocessieovereenkomsten, verstrekte of opgenomen effecten- of grondstoffenleningen, transacties met uitgestelde afwikkeling en margeleningstransacties niet bepaald wordt volgens artikel V. 9, wordt de waarde bepaald volgens titel V, hoofdstuk 5, afdeling IV. In het geval van kaderverrekeningsovereenkomsten met betrekking tot retrocessie- overeenkomsten en/of verstrekte of opgenomen effecten- of grondstoffenleningen en/of andere kapitaalmarktgerelateerde transacties, zal het effect van deze kaderverrekeningsovereenkomst volgens titel V, hoofdstuk 5 reeds in kolom 020 weergegeven worden.
3. In kolom 030 wordt de risicopositiewaarde opgenomen na toepassing van de substitutie (vervangen van interne rating van de wederpartij door deze van de garantiegever) omwille van niet-volgestorte risicomatigingstechnieken met wederpartijen zoals in artikel V.25 of technieken zoals in artikel V.24 en artikel
V.26 (a) en (b) gegeven de bepalingen in artikel VI.50 en/of artikel VI.51. De te rapporteren waarde is de som van de risicopositiewaarden zoals in kolom 020 en de stromen van de risicomatigingstechnieken dewelke volgens de substitutiebenadering verwerkt worden. Uitstromen worden verwijderd uit de risicopositiecategorie van de kredietnemer en uit de ratingklasse ervan, om toegewezen te worden aan de risicopositiecategorie van de garantiegever en aan de ratingklasse ervan. Dit laatste wordt beschouwd als de instroom. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met de mogelijke in- en uitstromen vanuit en naar een andere benadering bij de berekening van de eigenvermogensvereisten. Bij de bepaling van de stromen wordt er rekening gehouden met een eventuele correctie van het effect van de risicomatigingstechnieken omwille van een looptijdverschil en met een eventuele correctie voor een valutaverschil zoals bepaald in artikel VI.62, § 1, c.
4. De risicopositiewaarden waarop de berekende risicoweging wordt toegepast (cfr. artikel VI.1) worden opgenomen in kolom 050. Voor buiten-balansposten worden hier de omrekeningsfactoren (artikel VI.7 en artikel VI.8 afhankelijk van de benadering gevolgd door de instelling) in aanmerking genomen.
5. In de kolommen 040 en 060 wordt telkens de respectievelijke waarde van de posten buiten de balanstelling zoals in artikel VI.3, 4° uit de kolommen 030 en 050 uitgelicht. De relevante omrekeningsfactoren worden in kolom 040 nog niet in aanmerking genomen.
6. In kolom 070 worden de LGD’s van de risicoposities opgegeven. De LGD’s van de risicoposities worden gerapporteerd als een bedrag-gewogen gemiddelde LGD waarbij het bedrag zoals gedefinieerd in kolom 050 gebruikt wordt om het gewogen gemiddelde van de LGD’s te berekenen. Hierbij wordt rekening gehouden met de impact van de kredietrisicomatigingstechnieken op de LGD. Artikelen VI.12, VI.18, VI. 34, VI. 35, VI. 38, VI.40, VI.59, VI.60,
VI.61 en VI.91 worden in acht genomen en in het bijzonder artikel VI.91, § 8 voor de risicoposities met wanbetaling. Indien voor welbepaalde risicoposities
gebruik gemaakt wordt van de dubbele wanbetaling, is de LGD deze zoals gedefinieerd in artikel VI.12, § 4.
7. In kolom 080 wordt de bedrag-gewogen gemiddelde looptijd van de risicoposities zoals bepaald in artikelen VI.13 en VI.36 weergegeven, waarbij het bedrag zoals gedefinieerd in kolom 050 gebruikt wordt om het gewogen gemiddelde te berekenen. De looptijd zoals toegepast in de berekeningsformules wordt uitgedrukt in dagen. De risicoposities waarvoor de looptijd geen element in de berekeningsformule is, worden niet in aanmerking genomen om de bedrag-gewogen gemiddelde looptijd van de portefeuille te berekenen. Zodoende dient kolom 080 ook niet ingevuld te worden bij de rapportering van risicoposities in de subcategorieën retailcliënteel gedekt door zekerheden in de vorm van onroerend goed, gekwalificeerde revolverende risicoposities op retailcliënteel, overige risicoposities op retailcliënteel.
8. In kolom 090 dient het gewogen risicovolume - berekend volgens de bepalingen in titel VI - gerapporteerd worden.
9. Het eigenvermogensvereiste in kolom 100 wordt verkregen door het bedrag in kolom 090 te vermenigvuldigen met de factor 0.08 zoals bepaald in artikel IV.1, § 2.
10. In kolom 110 wordt het berekende verwacht verlies zoals gedefinieerd in titel VI, hoofdstuk 7, gerapporteerd.
11. In kolom 120 worden de aangelegde waardeverminderingen en provisies gerapporteerd. Het betreft hier enkel de aangelegde specifieke waardeverminderingen en voorzieningen. Vanwege het negatief teken in de hoofding in de kolom, worden de te rapporteren aangelegde waardeverminderingen en voorzieningen ook voorafgegaan door een negatief teken.
c) Toelichting bij de opsplitsing van de risicoposities per soort
1. In de kolommen worden de bedragen ingevuld uitgesplitst per soort risicopositie waarbij de volgende indeling gehanteerd wordt:
• Totaal van de risicoposities: het geheel van de hieronder vermelde
risicoposities;
• Balansposten: risicoposities zoals bedoeld in artikel VI.3, 1°;
• Posten buiten de balanstelling: risicoposities zoals bepaald in artikel VI.3, 4° met uitsluiting van de risicoposities die vallen onder de hiernavolgende soorten van risicoposities;
• Effectenfinancieringstransacties en transacties met uitgestelde
afwikkeling: Risicoposities zoals bepaald in artikel I.2, (91) en (92) en (38) en (39) met uitsluiting van de risicoposities die vallen onder de hiernavolgende soorten van risicoposities;
• Afgeleide instrumenten: risicoposities zoals bepaald in artikel VI.3, 3° met uitsluiting van de risicoposities die vallen onder de hiernavolgende soort van risicoposities;
• Contractuele cross-product-verrekeningsovereenkomst:
risicoposities die omwille van de contractuele cross-product netting niet toegewezen kunnen worden aan een van de hierboven vermelde soorten van risicoposities (artikel I.2, (47)).
2. Zoals bepaald in de toelichting bij de kolom, wordt in kolom 010 voor deze lijnen de bedrag-gewogen gemiddelde kans op wanbetaling per soort van risicopositie weergegeven.
3. In aanvulling van de toelichting bij de desbetreffende kolommen, rapporteert de instelling in de kolommen 020, 030 en 050 de risicopositiewaarden volgens de risicopositiesoorten.
4. In aanvulling van de toelichting bij de kolom, wordt in kolom 070 voor deze lijnen de bedrag-gewogen gemiddelde LGD per soort van risicopositie weergegeven.
5. In aanvulling van de toelichting bij de kolom, wordt in kolom 080 voor deze lijnen de bedrag-gewogen gemiddelde looptijd per soort van risicopositie weergegeven.
6. In aanvulling van de toelichting bij de kolom, is het gewogen risicovolume in kolom 090 de som van het gewogen risicovolume van de individuele risicoposities per soort.
7. In aanvulling van de toelichting bij de kolom, wordt in kolom 100 voor deze lijnen de eigenvermogensvereisten per soort van risicopositie weergegeven.
8. In aanvulling van de toelichting bij de kolom, is het verwacht verlies in kolom 110 per soort risicopositie de som van het verwacht verlies van de individuele risicoposities per soort.
9. Voor de kolommen 020, 030 en 050 en de kolommen 090 tot 110, komen de te rapporteren bedragen in de lijn 100 overeen met de som van de bedragen in de lijnen per soort risicopositie. Voor de kolommen 020 en 030 tot 060 en de kolommen 090 tot 110, komen de te rapporteren bedragen in de lijn 100 overeen met de som van de bedragen in de lijnen 300, 400, 500, 600 en 700.
d) Toelichting bij de uitsplitsing van de “Risicoposities toegewezen aan een debiteurenklasse”
1. In aanvulling van de toelichting bij de kolom, wordt in kolom 010 voor de lijn 300 de kans op wanbetaling voor de risicoposities zoals verdeeld over de ratingklassen en pools van de instelling, weergegeven. Voor de uitsplitsing van deze lijn, worden de kansen op wanbetaling van elke interne ratingklasse en pool weergegeven (in stijgende volgorde). Gegeven de kenmerken van haar portefeuilles, neemt de instelling een voldoende groot aantal ratingklassen of pools op in de lijnen onderliggend aan de “Indeling van de totale risicoposities toegekend aan een debiteurenklasse of -pool”. Hierbij wordt rekening gehouden met een eventueel voor de berekening toe te passen ondergrens van de kansen op wanbetaling.
2. In aanvulling van de toelichting bij de kolommen, worden de bedragen in de kolommen 020 tot 060 en de kolommen 090 tot 110 uitgesplitst volgens de kans op wanbetaling die van toepassing is voor de desbetreffende risicopositie. In kolom 020 is dat op basis van de kans op wanbetaling van de oorspronkelijke wederpartij, vanaf kolom 030 kan dit op basis van de kans op wanbetaling van de eventuele garantiegever zijn.
3. In aanvulling van de toelichting bij de kolom, wordt in kolom 070 voor de lijn 300 de bedrag-gewogen gemiddelde LGD voor de risicoposities zoals verdeeld over de ratingklassen en pools van de instelling, weergegeven.
4. In aanvulling van de toelichting bij de kolom, wordt in kolom 080 voor de lijn 300 de bedrag-gewogen gemiddelde looptijd voor de risicoposities zoals verdeeld over de ratingklassen en pools van de instelling, weergegeven.
5. Voor de kolommen 020 tot 060 en de kolommen 090 tot 110, komen de te rapporteren bedragen in de lijn 300 overeen met de som van de bedragen in de lijnen per ratingklasse of pool.
e) Toelichting bij de uitsplitsing van de “slotting criteria van gespecialiseerde financiering”
1. Deze lijnen worden ingevuld wanneer de instelling de methode bedoeld in artikel VI.37, § 2, gebruikt voor de berekening van het vereiste eigen vermogen met betrekking tot het kredietrisico dat voortvloeit uit de aldaar bedoelde risicoposities. De lijnen worden enkel ingevuld voor de tabellen voor het totaal van de risicopositiecategorieën en voor de tabel met de risicoposities op ondernemingen.
2. In aanvulling van de toelichting bij de kolommen, wordt in xxxxxxxx 000 xxx 000 xx xx xxxxxxxx 090 tot 110 de waarde van de risicoposities uitgesplitst volgens de te hanteren risicoweging zoals bepaald in artikel VI. 37, § 2.
3. Het gewogen risicovolume in kolom 090 wordt verkregen door het bedrag in kolom 050 te vermenigvuldigen met de van toepassing zijnde risicoweging zoals bepaald in artikel VI.37, § 2.
4. Het verwacht verlies in kolom 110 wordt verkregen door het bedrag in kolom 050 te vermenigvuldigen met de van toepassing zijnde factoren zoals vermeld in artikel VI.43.
5. Voor de kolommen 020 tot 060 en de kolommen 090 tot 110, komen de te rapporteren bedragen in de lijn 400 overeen met de som van de bedragen in de lijnen per risicoweging.
f) Toelichting bij de lijn “Alternatieve behandeling: gedekt door onroerend goed”
1. Indien de CBFA aan een instelling de toelating heeft verleend om de alternatieve benadering voor risicoposities gedekt door vastgoed zoals bepaald in artikel VI.60, eerste lid, 2°, 2), toe te passen, wordt het deel van de risicopositie dat volledig ingedekt is door vastgoed hier afzonderlijk gerapporteerd.
2. Het deel van de risicopositie dat niet gedekt is door de desbetreffende kredietprotectie, blijft vermeld onder de lijn 300 en onderliggende lijnen.
g) Toelichting bij de lijn “risicoposities ingevolge leveringen zonder tegenprestaties die risicoweging toepassen volgens de alternatieve behandeling of 100%”
1. Wanneer een instelling die een interneratingbenadering gebruikt voor de berekening van de eigenvermogensvereisten voor kredietrisico, gebruik maakt van de bepalingen in artikel IX.3, § 2 laatste zin of § 3 van datzelfde artikel, dan worden deze risicoposities gerapporteerd onder deze lijn in plaats van onder de lijn 300 (en onderliggende lijnen).
2. Kredietderivaten voor het Nde kredietverzuim zonder externe kredietbeoordeling overeenkomstig artikel VI. 9, § 4 worden hier gerapporteerd, evenals andere risicoposities onderworpen aan risicoweging niet opgenomen in andere lijnen.
h) Toelichting bij de lijn “Verwateringsrisico: totaal gekochte kortlopende vorderingen”
1. Deze lijn wordt ingevuld voor het verwateringsrisico volgens de bepalingen in titel VI, hoofdstuk 6, afdeling II. De instelling rapporteert enkel op
geaggregeerde basis voor deze subcategorieën en een verdere uitsplitsing (bvb volgens kans op wanbetaling) wordt niet gerapporteerd.
Tabel 90.05 – Kredietrisico: Aandelen - Interneratingbenaderingen voor eigenvermogensvereisten
a) Algemene instructies
1. Deze tabel moet worden opgesteld door alle instellingen waarop de bepalingen inzake kredietrisico van het reglement eigen vermogen van toepassing zijn en die de toelating hebben om de eigenvermogensvereisten voor kredietrisico te berekenen zoals bepaald in titel VI, hoofdstuk 5.
2. Risicoposities die worden beschouwd als of worden behandeld als de risicoposities zoals bedoeld in artikel VI.2, § 1, e) worden opgenomen in de tabel 90.05.
3. Deze tabel bevat informatie over de eigenvermogensvereisten voor risicoposities op aandelen onderworpen aan een interneratingbenadering. De informatie wordt uitgesplitst over de drie beschikbare benaderingen conform het gebruik ervan door de instelling:
o de PD/LGD benadering (artikel VI.21);
o de eenvoudige risicogewichtenbenadering (artikel VI.20);
o de internemodellenbenadering (artikel VI.22).
4. Bestanddelen die behandeld worden volgens artikel II.2 worden hier niet opgenomen.
5. De instellingen die voor de berekening van de eigenvermogensvereisten voor de risicoposities zoals bedoeld in artikel VI.2, § 1, e), beroep doen op de bepalingen in artikel IV.8, § 1, c en in artikel IV.8, § 2, c, d en e, rapporteren deze eigenvermogensvereisten in tabel 90.03.
6. Risicoposities in de vorm van instellingen voor collectieve belegging worden in de tabel 90.05 vermeld in de mate dat de eigenvermogensvereisten van de risicoposities of de onderliggende risicoposities berekend worden volgens een van de hierboven vermelde benaderingen zoals bepaald in artikel VI.26.
7. De instelling, gebruik makend van de mogelijkheid voorzien in artikel I.9, neemt hier de eventuele risicoposities in de vorm van eigendomsbewijzen en soortgelijke instrumenten van haar handelsportefeuille op, wanneer de eigenvermogensvereisten voor de risicoposities van haar handelsportefeuille berekend worden conform titel VI, overeenkomstig de bepalingen van het reglement.
b) Toelichting bij de kolommen
1. In kolom 010 worden de kansen op wanbetaling van de interne ratingklassen van de risicoposities weergegeven (in stijgende volgorde) zoals toegepast in de PD/LGD benadering (cfr. artikel VI.23). Gegeven de kenmerken van haar portefeuilles, neemt de instelling een voldoende groot aantal ratingklassen. Hierbij wordt rekening gehouden met een eventueel voor de berekening toe te passen ondergrens van de kansen op wanbetaling.
2. In kolom 020 wordt de risicopositiewaarde zoals bepaald in artikel VI.4, § 5 gerapporteerd. Voor de portefeuille onderworpen aan de PD/LGD benadering is dit volgens de kans op wanbetaling van de interne rating van de wederpartij. Voor de eenvoudige risicogewichtenbenadering is dit in functie van de karakteristieken van de risicoposities en de portefeuille zoals bepaald in artikel VI.20. Voor de eenvoudige risicogewichtenbenadering wordt er bij de bepaling van de waarde van de risicoposities rekening gehouden met artikel VI.20, § 2.
3. In de kolommen 030 en 040 worden de respectievelijke bedragen (gecorrigeerd voor een eventueel valutaverschil en een eventueel looptijdverschil zoals in artikel VI.62, § 1, c) van ontvangen garanties en kredietderivaten voor de risicoposities op aandelen gerapporteerd uitgesplitst volgens de PD/LGD benadering en de eenvoudige risicogewichtenbenadering. Het betreft hier de ontvangen garanties en kredietderivaten die in de berekening van de eigenvermogensvereisten opgenomen worden. Indien met een ontvangen garantie of kredietderivaat geen rekening gehouden wordt in de berekening van de eigenvermogensvereisten, dient deze niet gerapporteerd te worden.
4. In kolom 050 wordt de risicopositiewaarde na toepassing van niet-volgestorte protectie gerapporteerd.
5. De bedragen van de posten buiten de balanstelling volgens artikel VI.3, 4° (waaronder de nog te storten verplichtingen op aandelen) worden gerapporteerd in kolom 060.
6. In kolom 070 wordt de risicopositiewaarde gerapporteerd zoals gehanteerd in de bepaling van de eigenvermogensvereisten. Hierbij worden eventuele omrekeningsfactoren toegepast. De bedragen van de posten buiten de balanstelling worden nog eens afzonderlijk gerapporteerd in kolom 080.
7. De eigenvermogensvereisten zoals te rapporteren in kolom 110, is het gewogen risicovolume zoals in kolom 100 vermenigvuldigd met 8%. Hierbij wordt voor de risicoposities volgens de PD/LGD benadering eventuele vereiste aanpassingen overeenkomstig artikel VI.21, §§ 2 en 3 doorgevoerd.
8. Het verwacht verlies zoals gedefinieerd in artikel VI.44 wordt gerapporteerd in kolom 120.
c) Bijzondere instructies
1. Voor de lijn 100 wordt in kolommen 100 en 110 de som van de berekende resultaten volgens de verschillende benaderingen (de lijnen 200, 300 en 400) voor deze kolommen, gerapporteerd.
Toelichting bij de PD/LGD benadering
1. In kolom 010 wordt voor de totale portefeuille (lijn 200) van risicoposities onderworpen aan de PD/LGD benadering, een bedrag-gewogen gemiddelde kans op wanbetaling gerapporteerd, waarbij de risicopositiewaarde zoals gedefinieerd in kolom 070 gebruikt wordt om het gewogen gemiddelde te berekenen. Hierbij wordt rekening gehouden met een in de berekening eventueel toe te passen begrenzing volgens artikel VI.23.
2. In kolom 050 worden de risicopositiewaarden op aandelen gerapporteerd, in voorkomend geval, na toepassing van substitutie van de interne rating van de protectieverschaffer door middel van een garantie en/of kredietderivaat. De risicopositie word overgebracht van de ratingklasse van de wederpartij naar de ratingklasse van de garantiegever zoals bepaald in artikel VI.21, § 4.
3. In kolom 090 wordt per interne rating de bedrag-gewogen gemiddelde LGD volgens artikel VI.24 gerapporteerd waarbij de waarde zoals gedefinieerd in kolom 070 gebruikt wordt om het gewogen gemiddelde te berekenen. Voor de totale portefeuille volgens de PD/LGD benadering, wordt de bedrag-gewogen gemiddelde LGD gerapporteerd in de lijn 200.
4. In kolom 100 wordt per interne rating het gewogen risicovolume gerapporteerd volgens de bepalingen inzake PD, LGD, looptijd en risicowegingsfunctie zoals gedefinieerd in artikelen VI.21, VI.23 tot VI.25.
5. Voor de kolommen 020, 050, 060, 070, 080, 100, 110 en 120 is het bedrag in de lijn 200 gelijk aan de som van de bedragen in de lijnen van de ratingklassen voor deze kolommen.
Toelichting bij de eenvoudige risicogewichtenbenadering:
1. In aanvulling van de toelichting bij deze kolommen, wordt in de kolommen 060 en 080 enkel de lijn 300 gerapporteerd. Er wordt geen uitsplitsing naar risicoweging zoals in artikel VI.20 gerapporteerd.
2. Het gewogen risicovolume in kolom 100 wordt bekomen door de vermenigvuldiging van het bedrag van de risicopositie op aandelen en de respectievelijke risicoweging zoals bepaald in artikel VI.20.
3. Voor de kolommen 020, 050, 070, 100, 110 en 120 is de waarde in de lijn 300 gelijk aan de som van de bedragen in de lijnen van de risicoweging voor deze kolommen.
Toelichting bij de internemodellenbenadering
1. Instellingen die gebruik maken van een intern model zoals bepaald in artikel VI.22 bij de berekening van de eigenvermogensvereisten voor risicoposities op aandelen, rapporteren het resultaat van het intern model in kolom 110. Wanneer dit resultaat gecorrigeerd dient te worden voor een begrenzing ( cfr. artikel VI.22, § 2), wordt het gecorrigeerde resultaat hier opgenomen.
2. Het gewogen risicovolume in kolom 100 wordt bekomen door de eigenvermogensvereisten in kolom 110 te vermenigvuldigen met 12,5.
Tabel 90.06 – Kredietrisico: Effectisering – Standaardbenadering voor eigenvermogensvereisten
a) Algemene instructies
1. Deze tabel moet worden opgesteld door alle instellingen waarop de bepalingen inzake kredietrisico van het reglement eigen vermogen van toepassing zijn en die de eigenvermogensvereisten voor kredietrisico berekenen zoals bepaald in titel V. Deze tabel heeft betrekking op de vereisten als bedoeld in titel VII van dat reglement.
2. De informatie in deze tabel dient afzonderlijk voor de traditionele en synthetische, zoals gedefinieerd in artikel I.2, (64) en (65), effectiseringsoperaties aangeleverd te worden. Hiervoor wordt bovenaan in de tabel gebruik gemaakt van volgende codering:
“Traditional” = Traditionele effectisering “Synthetic” = Synthetische effectisering
b) Toelichting bij de kolommen
1. In kolom 010 wordt door de initiërende instelling de huidige risicoposities van een effectisering, gerapporteerd zonder rekening te houden met wie de posities aanhoudt. Effectiseringsposities op de balans (bvb. bonds, achtergestelde leningen) als ook buitenbalansposten (bvb. achtergestelde kredietfacilitieiten, liquiditeitsfaciliteiten, renteswaps, CDS, ...) die voortkomen uit de effectisering moeten worden gerapporteerd. In het geval van overlappende posities zoals bepaald in artikel VII. 17, § 4, dient enkel de positie of het deel van de positie dat aanleiding geeft tot het hoogste risicogewogenvolume gerapporteerd te worden. Voor de lijn 210 stemt het gerapporteerde bedrag in deze kolom overeen met de huidige waarde van de geëffectiseerde posities (zie ook Q 127 van CRDTG). In het geval van vervroegde aflossingsbepalingen, specificeert de instelling de waarde van het belang van de beleggers zoals gedefinieerd in artikel VII.32 , § 3.
In kolom 020 wordt de risicopositiewaarde gerapporteerd zoals gedefinieerd in artikel VII.17 zonder toepassing van omrekeningsfactoren en bruto van aangelegde waardeverminderingen en voorzieningen. Hierbij wordt voor synthetische effectiseringsoperaties rekening gehouden met de kredietrisicomatigingstechnieken conform artikelen VII.11 en VII.12. In het geval van vervroegde aflossingsbepalingen, specificeert de instelling de waarde van het belang van de beleggers zoals gedefinieerd in artikel VII.32 , § 3.
2. In kolom 030 worden de voor de risicoposities aangelegde waardeverminderingen en voorzieningen vermeld. Vanwege het negatief teken in de hoofding in de kolom, worden de te rapporteren aangelegde waardeverminderingen en voorzieningen ook voorafgegaan door een negatief teken.
3. Het bedrag in kolom 040 is de som van de bedragen in de kolommen 020 en 030.
4. In kolom 050 wordt de waarde van de effectisering na verwerking van de kredietrisicomatigingstechnieken gerapporteerd zoals bepaald in artikel VII.17,
§ 3 zonder toepassing van de in artikel VII.17, § 2, c) vermelde omrekeningsfactoren.
5. In de kolommen 060 tot 090 wordt de waarde van de posten buiten de balanstelling zoals in kolom 050, uitgesplitst gerapporteerd volgens de toe te passen omrekeningsfactoren zoals bepaald in artikel VII.17, § 2 c) (inclusief het belang van de beleggers als in artikel VII.34).
6. In kolom 100 wordt de waarde van de effectiseringsoperatie gerapporteerd conform artikel VII.17 rekening houdend met de omrekeningsfactoren zoals toegepast in de kolommen 060 tot 090.
7. In de kolommen 110 tot 160 wordt de waarde uitgesplitst volgens de toe te passen risicoweging zoals bepaald in artikelen VII.18 tot VII.20. Voor de risicoposities met een risicoweging van 1250% wordt een uitsplitsing gemaakt naargelang deze een kredietbeoordeling of geen kredietbeoordeling hebben zoals bepaald in artikel I.2, (79) en (78). De risicoposities voor dewelke de bepalingen in artikel VII.20, § 2 , artikel VII.21 en artikel VII.34, §1 gelden worden gerapporteerd in kolom 170. Hiervan worden de posities zoals bepaald in artikel VII.21 tevens afzonderlijk in kolom 180 gerapporteerd.
8. In de kolom 190 wordt het berekende gewogen risicovolume gerapporteerd zonder de bepalingen van artikel VII.19, § 2 en artikel VII.33, § 2 in aanmerking te nemen en exclusief een gewogen risicovolume van risocoposities die via outflows naar andere tabellen werden overgebracht. Voor synthetische effectiseringen met looptijdverschil, worden de effecten van het looptijdverschil niet opgenomen in deze kolom.
9. In kolom 191 worden de vereisten, in termen van gewogen risicovolume, zoals bepaald in artikel VII.35, § 5, gerapporteerd.
10. Voor looptijdverschillen in synthetische effectiseringen wordt RW* - RW(SP) zoals bepaald in artikel VII.12, § 3, gerapporteerd in kolom 192. In het geval van tranches die aan 1250% worden gewogen, is het bedrag 0. Merk op dat RW(SP) niet enkel de gewogen risicovolumes van kolom 190 bevat, maar ook de gewogen risicovolumes van risocoposities die via outflows naar andere tabellen werden overgebracht.
11. In de kolom 200 worden de eigenvermogensvereisten gerapporteerd zonder de bepalingen van artikel VII.19, § 2 en artikel VII.33, § 2 in aanmerking te
nemen. Het totaal van de eigenvermogensvereisten zoals te rapporteren, is het gewogen risicovolume zoals in kolom 190 vermenigvuldigd met 8%.
12. In de kolom 210 worden de totale eigenvermogensvereisten gerapporteerd rekening houdend met de bepalingen in artikel VII.19, § 2 en artikel VII.33 , § 2 .
c) Toelichting bij de lijnen
1. De risicoposities ingevolge effectiseringen worden afzonderlijk gerapporteerd volgens het statuut van de rapporterende instelling, nl. initiator, belegger of sponsor (wanneer een sponsor tevens eigen risicoposities effectiseert, dienen de lijnen van de initiërende instelling de informatie over de eigen geëffectiseerde risicoposities te bevatten).
2. Op hun beurt worden deze risicoposities per statuut van de instelling uitgesplitst naargelang het de balansposten of de posten buiten de balanstelling (incl. de afgeleide instrumenten) (artikel VII.17, § 2, c) en artikel V.5, § 1) betreft. Voor de liquiditeitsfaciliteiten, kredietfaciliteiten en voorschotfaciliteiten en marktverstoringslijnen dient het niet-opgenomen bedrag gerapporteerd te worden. Voor rentecontracten en contracten die betrekking hebben op wisselkoersen dient de waarde zoals bepaald in titel V, hoofdstuk 3 gerapporteerd te worden.
3. Wanneer de instelling de initiator of belegger is worden de balansposten verder uitgesplitst over tranches van hoogste rang, mezzanine en eerste-verlies. Voor de initiërende instelling worden tevens de kolommen afzonderlijk ingevuld voor de “vervroegde aflossingsclausule”.
4. In lijn 301 wordt in kolom 020 de risicopositiewaarde van de effectiseringen die geïnitieerd of gesponsord zijn door instellingen die niet onderhevig zijn aan de richtlijn 2006/48/EG, afzonderlijk gerapporteerd.
Tabel 90.07 - Kredietrisico: Effectisering – Interneratingbenadering voor eigenvermogensvereisten.
a) Algemene instructies
1. Deze tabel moet worden opgesteld door alle instellingen waarop de bepalingen inzake kredietrisico van het reglement eigen vermogen van toepassing zijn en die de toelating hebben om de eigenvermogensvereisten voor kredietrisico te berekenen zoals bepaald in titel VI. Deze tabel heeft betrekking op de vereisten als bedoeld in titel VII van dat reglement.
2. De informatie in deze tabel dient afzonderlijk voor de traditionele en synthetische, zoals gedefinieerd in artikel I.2, (64) en (65) effectiseringsoperaties aangeleverd te worden. Hiervoor wordt bovenaan in de tabel gebruik gemaakt van volgende codering:
“Traditional” = Traditionele effectisering “Synthetic” = Synthetische effectisering
b) Toelichting bij de kolommen
1. In kolom 010 wordt door de initiërende instelling de huidige risicoposities van een effectisering, gerapporteerd zonder rekening te houden met wie de posities aanhoudt. Effectiseringsposities op de balans (bvb. bonds, achtergestelde leningen) als ook buitenbalansposten (bvb. achtergestelde kredietfacilitieiten, liquiditeitsfaciliteiten, renteswaps, CDS, ...) die voortkomen uit de effectisering moeten worden gerapporteerd. In het geval van overlappende posities zoals bepaald in artikel VII. 17, § 4, dient enkel de positie of het deel van de positie dat aanleiding geeft tot het hoogste risicogewogenvolume gerapporteerd te worden. Voor de lijn 210 stemt het gerapporteerde bedrag in deze kolom overeen met de huidige waarde van de geëffectiseerde posities (zie ook Q 127 van CRDTG). In het geval van vervroegde aflossingsbepalingen, specificeert de instelling de waarde van het belang van de beleggers zoals gedefinieerd in artikel VII.32, § 3.
2. In kolom 020 wordt de waarde gerapporteerd zoals gedefinieerd in artikel
VII.17 zonder toepassing van omrekeningsfactoren en bruto van aangelegde waardeverminderingen en voorzieningen. Voor initiërende instellingen van synthetische effectiseringsoperaties wordt rekening gehouden met de kredietrisicomatigingstechnieken conform artikelen VII.11 en VII.12. In het geval van vervroegde aflossingsbepalingen, specificeert de instelling de waarde van het belang van de beleggers zoals gedefinieerd in artikel VII.32 , § 3.
3. In kolom 030 wordt de waarde van de effectisering na verwerking van de kredietrisicomatigingstechnieken gerapporteerd zoals bepaald in artikel VII.17 zonder toepassing van de in artikel VII.17, § 2, c) vermelde omrekeningsfactoren.
4. In de kolommen 040 tot 070 wordt de waarde van de posten buiten de balanstelling zoals in kolom 030 uitgesplitst gerapporteerd volgens de toe te passen omrekeningsfactoren zoals bepaald in artikel VII.17, § 2, c) (inclusief het belang van de beleggers als in artikel VII.34).
5. In kolom 080 wordt de waarde van de effectiseringsoperatie gerapporteerd conform artikelen VII.17 en VII.34.
6. In de kolommen 090 tot 230 wordt de waarde van de risicoposities uitgesplitst volgens de toe te passen risicoweging zoals bepaald in artikelen VII.23 tot
VII.31. Hierbij wordt er een uitsplitsing gemaakt voor de gehanteerde benaderingen. De risicoposities waarvoor de ratingbenadering (artikel VII.27) wordt toegepast, worden gerapporteerd in de kolommen 090 tot 180. Voor de risicoposities met een risicoweging van 1250% wordt een uitsplitsing gemaakt naargelang deze een rating of geen rating hebben zoals bepaald in artikel I.2bis,
(79) en (78). De risicoposities voor dewelke artikel VII.28 gehanteerd wordt, worden in kolom 190 gerapporteerd. De bedrag-gewogen gemiddelde risicoweging voor deze risicoposities wordt gerapporteerd in kolom 200. Risicoposities waarvoor het eigenvermogensvereiste berekend wordt volgens artikel VII.29, § 5 , artikel VII.34, §1 en artikel VII.32, § 1worden gerapporteerd in kolom 210. De risicoposities voor dewelke de bepalingen in artikel VII.25 gelden, worden gerapporteerd in kolom 220. De bedrag- gewogen gemiddelde risicoweging voor deze risicoposities wordt gerapporteerd in kolom 230.
7. In kolom 240 wordt 12,5 maal het bedrag van de eventuele waardeaanpassingen die door de instelling op de geëffectiseerde risicopositie wordt toegepast conform artikel VII.31, gerapporteerd. Vanwege het negatief teken in de hoofding in de kolom, worden de te rapporteren waardeaanpassingen ook voorafgegaan door een negatief teken.
8. In de kolom 250 wordt het berekende gewogen risicovolume gerapporteerd zonder de bepalingen van artikelen VII.26 en VII.33, § 2 in aanmerking te nemen en exclusief een gewogen risicovolume van risocoposities die via outflows naar andere tabellen werden overgebracht. Voor synthetische effectiseringen met looptijdverschil, worden de effecten van het looptijdverschil niet opgenomen in deze kolom.
9. In kolom 251 worden de vereisten, in termen van gewogen risicovolume, zoals bepaald in artikel VII.35, § 5, gerapporteerd.
10. Voor looptijdverschillen in synthetische effectiseringen wordt RW* - RW(SP) zoals bepaald in artikel VII.12, § 3, gerapporteerd in kolom 252. In het geval van tranches die aan 1250% worden gewogen, is het bedrag 0. Merk op dat RW(SP) niet enkel de gewogen risicovolumes van kolom 250 bevat, maar ook
de gewogen risicovolumes van risocoposities die via outflows naar andere tabellen werden overgebracht.
11. In de kolom 260 worden de eigenvermogensvereisten gerapporteerd zonder de bepalingen van artikelen VII.26 en VII.33, § 2 in aanmerking te nemen. Het totaal van de eigenvermogensvereisten zoals te rapporteren, is het gewogen risicovolume zoals in kolom 250 vermenigvuldigd met 8%.
12. In de kolom 270 worden de totale eigenvermogensvereisten gerapporteerd rekening houdend met de bepalingen in artikelen VII.26 en VII.33, § 2.
c) Toelichting bij de lijnen
1. De risicoposities ingevolge effectiseringen worden afzonderlijk gerapporteerd volgens het statuut van de rapporterende instelling, nl. initiator, belegger of sponsor (wanneer een sponsor tevens eigen risicoposities effectiseert, dienen de lijnen van de initiërende instelling de informatie over de eigen geëffectiseerde risicoposities te bevatten).
2. Op hun beurt worden deze risicoposities per statuut van de instelling uitgesplitst naargelang de balansposten of de posten buiten de balanstelling (incl. de afgeleide instrumenten) (artikel VII.17, § 2, c) en artikel V.5, § 1) betreft. Voor de liquiditeitsfaciliteiten, kredietfaciliteiten en voorschotfaciliteiten en marktverstoringslijnen dient het niet-opgenomen bedrag gerapporteerd te worden. Voor rentecontracten en contracten die betrekking hebben op wisselkoersen dient de waarde zoals bepaald in titel V, hoofdstuk 3 gerapporteerd te worden.
3. Wanneer de instelling de initiator of belegger is, worden de balansposten verder uitgesplitst over tranches van hoogste rang, mezzanine en eerste-verlies. Voor de initiërende instelling worden tevens de kolommen afzonderlijk ingevuld voor de “vervroegde aflossingsclausule”.
4. In lijn 301 wordt in kolom 020 de risicopositiewaarde van de effectiseringen die geïnitieerd of gesponsord zijn door instellingen die niet onderhevig zijn aan de richtlijn 2006/48/EG, afzonderlijk gerapporteerd.
Tabel 90.08 – Kredietrisico: Detail informatie over effectiseringen door initiatoren en sponsors
a) Algemene instructies
1. In afwijking van de algemene richtlijnen wordt deze tabel enkel opgesteld door de hoogst-consoliderende instelling waarop de bepalingen inzake kredietrisico van het reglement eigen vermogen van toepassing zijn, en heeft betrekking op de vereisten als bedoeld in titel VII van dat reglement.
2. In afwijking van de algemene richtlijnen wordt deze tabel enkel op geconsolideerde basis opgesteld en wordt enkel op jaarbasis aangeleverd.
3. Per effectiseringsoperatie waarvoor de rapporterende instelling (met inbegrip van de in de consolidatie opgenomen dochterondernemingen) optreedt als initiator of sponsor dient een lijn in deze tabel ingevuld te worden.
b) Toelichting bij de kolommen
1. In kolom 010 geeft de instelling haar interne code van de effecteringsoperatie weer. Deze interne code is de code waarmee binnen de instelling de effectiseringsoperatie herkend kan worden.
2. In kolom 020 geeft de instelling de code weer waaronder de effectiseringsoperatie in de markt gekend is. Wanneer de naam van de effectiseringsoperatie beter gekend is, wordt hier de naam van de betrokken operatie vermeld.
3. In kolom 030 wordt weergegeven of het een traditionele of synthetische effectiseringsoperatie betreft. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van volgende codering:
“T” = Traditionele effectisering “S” = Synthetische effectisering
4. In kolom 031 wordt het toegepast aanhoudingstype overeenkomstig artikel
VII.35 van de effectisering weergegeven. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van volgende codering:
A - Verticale doorsnede
B - Revolving risicoposities C- balanspost
D- Eerste verliestranche
5. In kolom 032 wordt het aanhoudingspercentage op rapporteringsdatum overeenkomstig artikel VII.35, § 1 gerapporteerd.
6. In kolom 040 wordt weergegeven of de instelling optreedt als initiator of sponsor. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van volgende codering:
“O” = Initiator “S” = Sponsor
7. De kolommen 050 en 060 dienen enkel ingevuld te worden wanneer de betreffende risicopositie geen deel uitmaakt van een ABCP-programma. In kolom 050 wordt de aanvangsdatum van de operatie gerapporteerd. Het betreft de “cut-off” datum van de pool (“closing-date”). Voor de technische modaliteiten van de rapportering wordt verwezen naar de taxonomie. In kolom 060 rapporteert de instelling de waarde van de onderliggende risicoposities van de effectiseringsoperatie op de datum zoals gerapporteerd in kolom 050. In het geval van vervroegde aflossingsclausules bepaalt de instelling de waarde van het belang van de beleggers zoals gedefinieerd in artikel VII.32, § 3. In het geval van “multi-seller” effectiseringen, dient enkel het bedrag corresponderend met de rapporterende instelling, gerapporteerd worden.
8. In kolom 070 rapporteert de instelling de huidige risicopositiewaarde van de risicoposities van de effectiseringstransactie. In het geval van vervroegde aflossingsclausules, bepaalt de instelling de waarde van het belang van de beleggers zoals gedefinieerd in artikel VII.32, §3.
9. In kolom 080 rapporteert de instelling in het geval van een multi-seller effectisering, het aandeel van het bedrag aan geëffectiseerde risicoposities van de instelling ten opzichte van de totale geëffectiseerde risicoposities in de betrokken effectisering. Indien het geen multi-seller effectisering betreft, vult de initiërende instelling 100,00 in.
10. In kolom 090 wordt aangeduid welke types van risicoposities geëffectiseerd werden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van volgende codering:
“1” = Risicoposities gedekt door niet-zakelijk vastgoed “2” = Risicoposities gedekt door zakelijk vastgoed
“3” = Tegoeden van kredietkaarten “4“ = Leasing
“5” = Risicoposities op ondernemingen of ondernemingen zoals gedefinieerd in artikel VI.10
“6” = Consumentenkredieten
“7” = Handelsvorderingen
“8” = Effectiseringen (her-effectiseringen) “9” = Overige risicoposities
Indien de pool van geëffectiseerde risicoposities uit meerdere types bestaat, dient de meest belangrijke (in termen van omvang) type van risicopositie aangeduid te worden.
11. In kolom 100 wordt de benadering die werd gehanteerd om de eigenvermogensvereisten van de onderliggende risicoposities vóór de inrichting
van de effectiseringsoperatie te berekenen, gerapporteerd. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van volgende codering:
“SA” = Standaardbenadering “IRB” = Interneratingbenadering
“M” = Bij gebruik van beide benaderingen
12. In kolom 110 wordt het aantal van onderliggende risicoposities gerapporteerd wanneer de instelling een interneratingbenadering hanteert voor de effectiseringstransactie. Om het relevante interval weer te geven, wordt volgende codering gehanteerd:
“a” = N < 6 ;
“b” = 6 ≤ N ≤ 34 ; “c” = 34 ≤ N ≤ 100 ;
“d” = 100 ≤ N ≤ 1000 ; “e” = N > 1000 ;
N wordt gedefinieerd zoals in artikel VII.27, § 4.
13. Een instelling, die de eigenvermogensvereisten voor de effectiseringsoperatie berekent aan de hand van de benadering met de toezichthoudersformule, rapporteert de bedrag-gewogen gemiddelde LGD zoals gedefinieerd in artikel VII.28, § 2 in kolom 120.
14. In kolom 130 worden de voor de onderliggende risicoposities aangelegde waardeverminderingen en voorzieningen gerapporteerd. Vanwege het negatief teken in de hoofding in de kolom, worden de te rapporteren aangelegde waardeverminderingen en voorzieningen ook voorafgegaan door een negatief teken.
15. In kolom 140 worden de eigenvermogensvereisten op het betreffende rapporteringsmoment van de onderliggende risicoposities als waren ze niet geëffectiseerd gerapporteerd. Dit wordt uitgedrukt als een percentage van de totale waarde van de geëffectiseerde risicoposities.
16. In kolom 150 worden de posities van de instelling in de eerste-verliestranche(s) gerapporteerd. Wanneer de eerste-verliestranche geen significante kredietverbetering (“credit enhancement”) levert aan de volgende tranche van de effectisering, zal ook deze volgende tranche beschouwd worden als een eerste-verliestranche. De beoordeling van de kredietverbetering voorzien door de verschillende tranches, wordt herhaald totdat de kredietverbetering door de eerste-verliestranche(s) betekenisvol is. Indien het een multi-seller effectisering betreft, dient enkel het bedrag toegewezen aan de rapporterende instelling gerapporteerd te worden.
17. In de kolommen 160 tot 260 worden de effectiseringsposities zoals gedefinieerd in artikel VII.17 zonder toepassing van omrekeningsfactoren en bruto van aangelegde waardeverminderingen en voorzieningen, gerapporteerd.
o In de kolommen 160 tot 210 worden de balansposten gerapporteerd. Deze risicoposities worden uitgesplitst over tranches van hoogste rang (kolommen 160 en 170), mezzanine (kolommen 180 en 190) en eerste- verlies (kolommen 200 en 210). Hierbij dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de posities met rating (kolommen 160, 180 en 200) en deze zonder rating (kolommen 170, 190 en 210) zoals bepaald in artikel I.2 (79) en (78).
o In de kolommen 220 tot 240 worden de posten buiten de balanstelling en derivaten gerapporteerd. Deze risicoposities worden uitgesplitst in kredietvervangende garanties (kolom 220), toelaatbare liquiditeitsfaciliteiten zoals gedefinieerd in artikel VII.22, § 1 (kolom 230) en andere posten buiten de balanstelling of afgeleide instrumenten (kolom 240). Voor de liquiditeitsfaciliteiten, kredietfaciliteiten en voorschotfaciliteiten en marktverstoringslijnen dient het niet-opgenomen bedrag gerapporteerd te worden. Voor rentecontracten en contracten die betrekking hebben op wisselkoersen dient de waarde zoals bepaald in titel V, hoofdstuk 3 gerapporteerd te worden.
o Informatie over vervroegde aflossingsbepalingen worden gerapporteerd in de kolommen 250 en 260. In kolom 250 wordt vermeld of de voorwaarden zoals bepaald in artikel VII.34, § 2 voldaan zijn of niet. Voor de technische modaliteiten van de rapportering wordt verwezen naar de taxonomie. In kolom 260 wordt de omrekeningswaarde gerapporteerd.
18. In kolom 270 worden de eigenvermogensvereisten gerapporteerd zonder de bepalingen van artikel VII.19, § 2, artikel VII.26 en artikel VII.33, § 2 in aanmerking te nemen.
19. In kolom 280 worden de totale eigenvermogensvereisten gerapporteerd, rekening houdend met de bepalingen in artikel VII.19, § 2, artikel VII.26 en artikel VII.33, § 2.
Tabel 90.09 – Afwikkelings-/ Leveringsrisico
a) Algemene instructies
1. Deze tabel moet worden opgesteld door alle instellingen waarop de bepalingen van het reglement eigen vermogen van toepassing zijn en heeft betrekking op de vereisten als bedoeld in artikel IX.1 van dat reglement.
2. Hier worden de verrichtingen op effecten en waardepapier bedoeld die zijn vervallen, maar die meer dan 4 dagen na die vervaldatum nog niet zijn afgewikkeld zoals bepaald in artikel IX.1 (geen levering van activa en geen betaling).
3. Geen enkele weging in functie van de wederpartij wordt in aanmerking genomen. De dekking ( waardeverminderingen en voorzieningen) die door de instelling wordt gevormd met betrekking tot die risicoposities wordt wel in aanmerking genomen.
4. De toepassing van de vereisten met betrekking tot de niet-afgewikkelde transacties doet geen afbreuk aan het feit dat de te ontvangen of te leveren effecten en het te ontvangen of te leveren waardepapier moet worden opgenomen in de tabellen 90.03 en 90.04 (desgevallend tabel 90.05) volgens de door de instelling gehanteerde berekeningsmethode respectievelijk volgens titel V en titel VI van het reglement, wanneer zij geen deel uitmaken van de handelsportefeuille. Wanneer zij deel uitmaken van de handelsportefeuille worden zij opgenomen in de tabellen 90.10 of 90.11 (en desgevallend in de tabellen 90.14 en 90.15).
b) Toelichting bij de kolommen
1. Voor elke niet-afgewikkelde verrichting moet in kolom 010 de contractuele afwikkelingsprijs en in kolom 020 het prijsverschil dat de instelling loopt, worden opgenomen. De afwikkelingsprijs en het prijsverschil wordt opgenomen op de lijnen 110 tot 150 in functie van het aantal werkdagen na de contractuele leveringsdatum. Het prijsverschil is gelijk aan :
• Voor elke verrichting na afloop waarvan de instelling effecten of
waardepapier had moeten ontvangen : het positieve verschil tussen de marktwaarde van de betrokken activa en de contractuele afwikkelingsprijs van de verrichting;
• Voor elke verrichting na afloop waarvan de instelling effecten of
waardepapier had moeten leveren: het positieve verschil tussen de afwikkelingsprijs van de betrokken verrichting en de marktwaarde van de te leveren effecten en het te leveren waardepapier.
2. De prijsverschillen moeten afzonderlijk worden berekend voor elk van de niet- afgewikkelde verrichtingen. De negatieve verschillen worden niet in aanmerking genomen.
3. Het eigenvermogensvereiste in kolom 030 is gelijk aan de vermenigvuldiging van de bedragen in kolom 020 met de percentages in kolom 2 van de tabel in artikel IX.1.
c) toelichting bij de lijnen
1. Voor de kolommen 010 tot 030, komen de te rapporteren bedragen in de lijn 100 overeen met de som van de bedragen in de onderliggende lijnen 110 tot 150.
Tabel 90.10 – Marktrisico: Standaardbenadering voor positierisico in schuldinstrumenten
a) Algemene instructies
1. Deze tabel moet worden opgesteld door alle instellingen waarop de bepalingen van het reglement eigen vermogen van toepassing zijn, met uitzondering van de instellingen die gebruik maken van de mogelijkheid voorzien in artikel I.9, en heeft betrekking op de vereisten als bedoeld in titel IX, hoofdstukken 2, 4 en 5 van dat reglement.
2. Met schuldvorderingen en andere soortgelijke instrumenten van de handelsportefeuille waarop de vereisten van deze tabel betrekking hebben, worden de rentende bestanddelen van die portefeuille bedoeld of de bestanddelen waarvan de marktwaarde gevoelig is voor renteschommelingen. Hier worden onder meer bedoeld:
o de effecten en waardepapieren die een vaste of veranderlijke rente opleveren, met inbegrip van de nulcouponeffecten;
o de rentende effecten die in aandelen kunnen worden omgezet, alsook de preferente aandelen waarvan de opbrengst het karakter heeft van een renteopbrengst, voor zover ze niet worden behandeld als eigendomsbewijzen van de handelsportefeuille in tabel 90.11 (of desgevallend in tabel 90.14);
o de andere effecten en het andere waardepapier waarvan de opbrengst het karakter heeft van een renteopbrengst;
o de verrichtingen in uitvoering met betrekking tot de voornoemde effecten en het voornoemde waardepapier;
o de termijnverrichtingen en de opties op die effecten en dat waardepapier alsook op rente, die worden verwezenlijkt in het kader van de handelsportefeuille;
o de termijnwisselverrichtingen, de futures op valuta’s, de deviezen- en renteswaps, de contracten op termijnwisselkoersen, de opties op valuta’s in het kader van de handelsportefeuille.
3. De informatie wordt op geaggregeerde wijze (voor alle munten samen) gerapporteerd, niettegenstaande de vereisten voor elke individuele munt afzonderlijk (met inbegrip van de samengestelde munten die dus niet worden opgesplitst) berekend worden.
4. Bij de berekening van de vereisten worden de posities gewaardeerd tegen marktwaarde. De posities in vreemde munt worden omgerekend in EUR op basis van de contante wisselkoers (gemiddelde koers van de aankoop- en verkoopkoers op de contantmarkt op rapporteringsdatum).
5. De instellingen moeten hun nettopositie die wordt gebruikt om de vereisten te bepalen met betrekking tot het specifiek en algemeen risico, bepalen voor elk van dezelfde schuldinstrumenten (of andere soortgelijke instrumenten) van de handelsportefeuille als bedoeld in punt 2.
6. De nettopositie in een “zelfde schuldinstrument” of in andere soortgelijke instrumenten van de handelsportefeuille is gelijk aan het overschot van de lange (korte) positie ten aanzien van de korte (lange) positie. Zo houden de instellingen, bij de berekening van hun nettopositie, rekening met:
o de lange of korte contantposities1;
o de lange en korte positie in uitvoering; die positie wordt beschouwd als een contantpositie in het betrokken schuldinstrument;
o de lange en korte termijnpositie; de termijninstrumenten worden behandeld als positie in het (de) onderliggende (of notionele) schuldinstrument (schuldinstrumenten); de opties worden opgenomen in de posities op basis van hun delta (delta equivalent) tenzij de instelling ze verwerkt overeenkomstig de bepalingen van de “vereenvoudigde” methode of de “scenario”-methode ( artikel IX.86);
o De positie die voortvloeit uit een vaste overname en een waarborg van goede afloop in het kader van een effectenuitgifte; de positie wordt opgenomen vanaf de werkdag zoals bedoeld in artikelen IX.65 en IX.66.
7. Om als "zelfde schuldinstrumenten" te worden beschouwd, moet de emittent van de bewijzen, de munt, de coupon, de vervaldatum en de rang bij de vereffening identiek zijn.
8. De instellingen die gebruik maken van de mogelijkheid voorzien in artikel I.9 houden geen rekening met de bepalingen van de tabel 90.10. Zij nemen de bedoelde bestanddelen van de handelsportefeuille op onder de risico’s die worden behandeld in de tabellen 90.03 en 90.04, wat de kredietrisico’s betreft die met die bestanddelen verband houden.
9. Instellingen mogen hun eigenvermogensvereisten met betrekking tot het algemeen risico van de handelsportefeuille in schuldinstrumenten berekenen hetzij volgens een standaardmethode (de methode van “resterende looptijd” of de methode van “duration”), hetzij aan de hand van hun eigen intern model (titel IX, hoofdstuk 8). De CBFA kan toestaan dat een standaardmethode
1 Met betrekking tot de effecten van de handelsportefeuille waarop een retrocessieovereenkomst betrekking heeft of die worden geleend, gaan de instellingen er, bij de berekening van de vereisten als bedoeld in de tabellen 90.10 en 90.11, steeds van uit dat die effecten deel uitmaken van hun handelsportefeuille. Voor de opgenomen effectenleningen of de omgekeerde retrocessieovereenkomsten met betrekking tot schuldinstrumenten, die worden gebruikt in het kader van de handelsportefeuille (de omgekeerde retrocessieovereenkomsten en de opgenomen effectenleningen moeten voldoen aan de voorwaarden van titel I, hoofdstuk 3), houden de instellingen rekening met die effecten voor de berekening van hun nettoposities in de tabellen 90.10 en 90.11 (de opgenomen effectenlening of de omgekeerde retrocessieovereenkomst wordt opgesplitst in een lange contantpositie en een korte termijnpositie die de verplichting vertegenwoordigt om de effecten terug te geven op de vervaldatum van de opgenomen effectenlening of de omgekeerde retrocessieovereenkomst).
gecombineerd wordt met een intern model. In dat geval dienen de tabellen 90.10 en 90.14 overeenkomstig ingevuld worden.
10. Instellingen mogen hun eigenvermogensvereisten met betrekking tot het specifiek risico van de handelsportefeuille in schuldinstrumenten berekenen hetzij volgens de methode zoals in artikelen IX.25 en IX.26, hetzij aan de hand van hun eigen intern model (titel IX, hoofdstuk 8). De CBFA kan toestaan dat die twee methodes gecombineerd worden. In dat geval dienen de tabellen 90.10 en 90.14 overeenkomstig ingevuld worden.
b) Bijzondere instructies bij algemeen risico gebaseerd op de looptijd
1. De bruto lange en korte posities voor elk schuldinstrument en andere soortgelijke schuldinstrumenten in een munt, worden ondergebracht in respectievelijk de kolommen 010 en 020 in een van de zones (zone 1, zone 2 en zone 3) zoals bepaald in artikel IX.29 aan de hand van de volgende regel:
a. De instrumenten met vaste coupon tot op vervaldag worden ingedeeld op basis van de resterende looptijd tot de vervaldag naargelang de coupon groter of kleiner is dan 3%;
b. De instrumenten waarvan de coupon variabel is, worden ondergebracht in de looptijdklassen op basis van de resterende looptijd tot de datum waarop de rente wordt aangepast, en in functie van de coupon (groter of kleiner dan 3%).
2. Bij de vaste overneming en waarborg van goede afloop van schuldinstrumenten, mag de instelling de bepalingen in artikelen IX.65 en IX.66 gebruiken. Deze posities worden gerapporteerd in kolom 030. Vanwege het negatief teken in de hoofding in de kolom, worden de te rapporteren waarden voorafgegaan door een negatief teken.
3. De netto lange en korte posities (cfr. artikel IX.14), rekening houdend met artikelen IX.65 en X.66, worden respectievelijk in kolommen 040 en 050 gerapporteerd.
4. De instelling berekent het totaal van de gecompenseerde gewogen posities in alle looptijdklassen zoals bepaald in artikel IX.30. De posities worden eerst gewogen op basis van de looptijdklassen en de bepalingen voor de coupon zoals gedefinieerd in artikelen IX.29 en IX.31. Het resultaat van deze berekening wordt in kolom 080 op lijn 140 gerapporteerd.
5. Volgens artikel IX.31 berekent de instelling het totaal van de niet- gecompenseerde gewogen lange (korte) posities voor de looptijdklassen in elk van de zones om de niet-gecompenseerde gewogen lange (korte) posities voor elke zone te bepalen. Het deel van de niet-gecompenseerde gewogen lange positie van een bepaalde zone dat gelijk is aan de niet-gecompenseerde korte positie van dezelfde zone, is de gecompenseerde gewogen positie van die zone.
De instelling rapporteert de berekende gecompenseerde gewogen positie voor elk van de zones in de respectievelijke lijnen (150, 155 en 160).
6. Het deel van de niet-gecompenseerde gewogen lange of korte positie voor een zone die niet op de hierboven vermelde manier kan worden gecompenseerd, vormt de niet-gecompenseerde gewogen positie voor die zone. De instelling berekent de gecompenseerde gewogen posities tussen de zones en de resterende niet-gecompenseerde gewogen positie conform artikel IX.32 en rapporteert deze in kolom 080 (in lijnen 170 tot 190).
7. In kolom 100 worden de eigenvermogensvereisten gerapporteerd op basis van de bedragen in kolom 080 en de corresponderende eigenvermogensvereisten zoals bepaald in artikel IX.33 (kolom 090).
8. Voor de kolommen 010 tot 050, komen de te rapporteren bedragen in de lijn 100 overeen met de som van de bedragen van de onderliggende lijnen 110 tot 130. In kolom 080 en 100 komen de te rapporteren bedragen in de lijn 100 overeen met de som van de bedragen in de lijnen 140 tot 190.
c) Bijzondere instructies bij algemeen risico gebaseerd op de duration
1. De bruto lange en korte posities voor elk schuldinstrument en andere soortgelijke schuldinstrumenten worden ondergebracht in respectievelijk de kolommen 010 en 020 in een van de zones (zone 1, zone 2 en zone 3) zoals bepaald in artikel IX.36 rekening houdend met de artikelen IX.34 en IX.35.
2. Bij de vaste overneming en waarborg van goede afloop van schuldinstrumenten, mag de instelling de bepalingen in artikelen IX.65 en IX.66 gebruiken. Deze posities worden gerapporteerd in kolom 030. Vanwege het negatief teken in de hoofding in de kolom, worden de te rapporteren waarden voorafgegaan door een negatief teken.
3. De netto lange en korte posities (cfr. artikel IX.14), rekening houdend met artikelen IX.65 en IX.66, worden respectievelijk in kolommen 040 en 050 gerapporteerd.
4. In kolom 080 rapporteert de instelling de gecompenseerde naar duration gewogen posities voor elke zone (lijn 240) zoals bepaald in artikel IX.38. Dit wordt verkregen door de nettoposities uit de kolommen 040 en 050 te vermenigvuldigen met de gewijzigde duration en de veronderstelde renteverandering van elke zone (kolom 3 in tabel in artikel IX.36).
5. Het deel van de niet-gecompenseerde gewogen lange of korte positie voor een zone die niet op de hierboven vermelde manier kan worden gecompenseerd, vormt de niet-gecompenseerde gewogen positie voor die zone. De instelling berekent de gecompenseerde gewogen posities tussen de zones en de
resterende niet-gecompenseerde gewogen positie conform artikel IX.32 en rapporteert deze in kolom 080 (in lijnen 250 tot 280).
6. In kolom 100 worden de eigenvermogensvereisten gerapporteerd op basis van de bedragen in kolom 080 en de corresponderende eigenvermogensvereisten zoals bepaald in artikel IX.39 (kolom 090).
7. Voor de kolommen 010 tot 050, komen de te rapporteren bedragen in de lijn 200 overeen met de som van de bedragen van de onderliggende lijnen 210 tot
230. In kolommen 080 en 100 zijn de te rapporteren bedragen in de lijn 200 gelijk aan de som van de bedragen in de lijnen 240 tot 280.
d) Bijzondere instructies bij specifiek risico
1. In de kolommen 010 en 020 worden de bruto lange en korte posities gerapporteerd volgens de toepasselijke emittentencategorieën van de tabel in artikel IX.25. De verrichtingen in de derde rij in de tabel in artikel IX.25 worden eveneens uitgesplitst gerapporteerd volgens restlooptijd (lijnen 330 tot 350).
2. Bij de vaste overneming en waarborg van goede afloop van schuldinstrumenten, mag de instelling de bepalingen in artikelen IX.65 en IX.66 gebruiken. Deze posities worden gerapporteerd in kolom 030. Vanwege het negatief teken in de hoofding in de kolom, worden de te rapporteren waarden voorafgegaan door een negatief teken.
3. In de kolommen 040 en 050 worden de netto lange en korte posities (in absolute waarde), rekening houdend met artikelen IX.65 en IX.66, gerapporteerd.
4. In de kolommen 060 en 070 rapporteert de instelling de verminderingen in de nettoposities dewelke onderworpen zijn aan specifiek risico omwille van kredietderivaten zoals bepaald in artikelen IX.49 tot IX.53. Vanwege het negatief teken in de hoofding in de kolom, worden de te rapporteren waarden voorafgegaan door een negatief teken.
5. De resulterende uiteindelijke nettopositie wordt in kolom 080 gerapporteerd.
6. In kolom 100 worden de eigenvermogensvereisten gerapporteerd op basis van de bedragen in kolom 080 en de corresponderende eigenvermogensvereisten zoals bepaald in artikel IX.25 (kolom 090).
7. De risicoposities ingevolge effectiseringen zoals bepaald in artikel IX.25 die onderworpen zijn aan een weging van 1250%, worden in een afzonderlijke lijn (lijn 380) opgenomen.
8. Voor de kolommen 010 tot 100, komen de te rapporteren bedragen in de lijn 300 overeen met de som van de bedragen van de onderliggende lijnen waarbij per kolom het bedrag in de lijn 320 gelijk is aan de som van de bedragen voor 3 onderliggende lijnen.
e) Bijzondere instructies bij de lijn “bijzondere benadering van positierisico in ICB’s”
1. In de mate dat een instelling het onderliggende van de ICB’s kent en de vereisten zoals in artikelen IX.58 tot artikel IX.62 voldaan zijn, worden de onderliggende schuldinstrumenten en soortgelijke instrumenten van de ICB’s , berekend volgens de standaardbenadering, in dit rapport opgenomen. Instellingen kunnen gebruik maken van de benaderingen zoals bepaald in artikelen IX.24 tot IX.39 om de eigenvermogensvereisten te berekenen. Deze posities worden dan ook conform de hierboven (zie punten b, c en d) gestelde bepalingen voor deze benaderingen gerapporteerd.
2. Wanneer een instelling de eigenvermogensvereisten op basis van artikel IX.55 bepaalt, worden deze posities opgenomen in de lijn 400. De posities in ICB’s waarvoor de begrenzing zoals bepaald in artikel IX.62, (c) van toepassing is worden tevens in deze lijn opgenomen.
f) Bijzondere instructies bij de lijn “andere niet-deltarisico’s voor opties”
1. De instellingen die, voor de berekening van hun nettoposities, hun opties op rente en schuldinstrumenten opnemen in functie van de delta, moeten de eigenvermogensvereisten berekenen die verband houden met de gamma en de vega van de opties die zij in het kader van hun handelsportefeuille hebben gekocht of geschreven waarvan de onderliggende instrumenten schuldinstrumenten of rentevoeten zijn. De vereisten die aan de gamma en de vega verbonden zijn, worden berekend overeenkomstig artikel IX.18, vijfde lid (en bijhorende toelichting).
2. In lijn 700 wordt de som opgenomen van de vereisten die verbonden zijn aan de voor elke munt berekende gamma en vega2.
3. Instellingen dienen deze berekening niet te maken indien hun intern model rekening houdt met de opties en de gamma- en vegarisico’s die daarmee verband houden.
g) Bijzondere instructies bij de alternatieve verwerking van opties
1. De instellingen die hun optieposities niet op basis van de delta opnemen voor de berekening van de nettoposities in schuldinstrumenten, gebruiken één van de
2 De gamma- en vegavereisten van opties op valuta’s van de handelsportefeuille worden opgenomen in tabel 90.12.
volgende twee methodes om de aan hun opties3 verbonden vereisten te berekenen.
2. Overeenkomstig de bepalingen van artikel IX.86, mag een instelling, indien de CBFA daarmee instemt, haar eigenvermogensvereisten met betrekking tot het algemeen risico ook berekenen aan de hand van een analyse per scenario voor haar optieportefeuilles op schuldinstrumenten of op rente en de dekkingsposities die daarop betrekking hebben (enkel voor de opties op rente, effecten en waardepapier als bedoeld in punt 2. van de algemene instructies bij deze tabel). In dit geval houdt zij geen rekening met de betrokken opties en de dekkingsposities die daarop betrekking hebben, om de posities te bepalen voor de berekeningen van de vereisten die worden opgenomen in de lijnen zoals bedoeld onder de punten b) en c) van de bijzondere instructies bij deze tabel. De instellingen die deze methode gebruiken, moeten de berekeningen als bedoeld in punt f) niet maken. De instellingen die deze methode gebruiken, berekenen het eigenvermogensvereiste overeenkomstig de in artikel IX.86 bedoelde methode en vermelden dat op de lijn 800. Het gebruik van deze methode doet geen afbreuk aan de verplichting om rekening te houden met de opties, op basis van hun delta, in de posities die worden gebruikt voor de berekening van het vereisten met betrekking tot het specifiek risico (zie punt d).
3. De vereenvoudigde methode voor de verwerking van opties is de methode als bedoeld in artikel IX.18, zesde lid. Wanneer een instelling die vereenvoudigde methode toepast, sluit zij de opties op schuldinstrumenten of op rente volledig uit van de posities voor de berekening van de eigenvermogensvereisten met betrekking tot het specifiek en algemeen risico. De instellingen die deze methode gebruiken, moeten de berekeningen als bedoeld in punt f) niet maken. De instelling past de in artikel IX.18, zesde lid van het reglement bedoelde methode afzonderlijk toe voor elke optie op schuldinstrumenten of op rente van de handelsportefeuille. Op lijn 900 wordt de som opgenomen van de vereisten die afzonderlijk worden berekend voor elke optie.
h) Behandeling van termijnverrichtingen
1. De instellingen moeten, bij de berekening van hun nettoposities in schuldinstrumenten, rekening houden met de posities die voortvloeien uit de termijnverrichtingen die zij in het kader van hun handelsportefeuille, hebben gesloten en ingevolge dewelke zij een renterisico lopen.
2. De termijnverrichtingen worden omgezet in lange en korte posities in de onderliggende of notionele instrumenten volgens de hieronder beschreven beginselen;
3 De opties op valuta’s van de handelsportefeuille mogen worden verwerkt aan de hand van de vereenvoudigde methode of aan de hand van de scenario-methode waarvan de resultaten worden opgenomen in tabel 90.12.
3. Termijnverrichtingen en futures op valuta’s : elke verrichting wordt behandeld als een lange (te ontvangen bedrag) in een munt en als een korte (te betalen bedrag) in de andere munt.
- De lange en korte posities worden behandeld alsof het posities betreft in nulcouponschuldinstrumenten met als vervaldatum de afwikkelingsdatum van de termijnwisselverrichting.
- Bij de berekening van het specifiek risico worden de lange en de korte posities niet opgenomen in punt d) in deze tabel.
- Bij de berekening van het algemeen risico volgens de methode van de resterende looptijd worden de lange en korte posities tegen marktwaarde in aanmerking genomen, respectievelijk voor de betrokken munten, in de looptijdklassen die overeenstemmen met de vervaldatum van de termijnwisselverrichting.
- Bij de berekening van het algemeen risico volgens de methode van de duration worden de lange en de korte posities in aanmerking ge nomen, respectievelijk voor de betrokken munten, op basis van hun eigen gewijzigde duration.
4. Opties op valuta’s van de handelsportefeuille worden behandeld als een lange positie in de te ontvangen munt en een korte positie in de te leveren munt, op de uitoefeningsdatum van de optie. De posities worden opgenomen tegen marktwaarde van de onderliggende stromen vermenigvuldigd met de delta van de optie voor de berekening van het algemeen en specifiek risico4.
- Voor de berekening van het specifiek risico, worden de posities niet opgenomen in punt d) van deze tabel.
- Voor de berekening van het algemeen risico, worden de posities opgenomen in de looptijdklassen (of durationzones) die overeenstemmen met de uitoefeningsdatum van de optie (of de gewijzigde duration van de posities) in hun respectieve munten.
5. Rentecontracten op termijn worden behandeld als een combinatie van een opgenomen (verstrekte) lening van het nulcoupontype die vervalt op de afwikkelingsdatum van het contract en een verstrekte (opgenomen) lening die vervalt op de datum waarop het contract verstrijkt plus de looptijd van het onderliggende instrument.
- Wanneer de instelling het algemeen risico berekent volgens de methode van de "resterende looptijd", worden de posities tegen marktwaarde opgenomen op zo'n manier dat de lange (korte) positie wordt opgenomen in functie van de datum waarop het contract verstrijkt, terwijl de korte (lange) positie wordt opgenomen in functie van de datum waarop het contract verstrijkt plus de looptijd van het onderliggende instrument.
4 Wanneer de instelling de opties op valuta’s van de handelsportefeuille niet omzet in de onderliggende instrumenten op basis van de delta voor de berekeningen als bedoeld in tabel 90.10, wordt het vereiste met betrekking tot die opties behandeld in tabel 90.12.
- Wanneer de instelling het algemeen risico berekent volgens de methode van de "duration", berekent zij de marktwaarde en de gewijzigde duration van elke korte en lange positie alsof het posities in effecten betreft, zoals hierboven beschreven. Zij neemt de posities op in de tabel volgens hun eigen gewijzigde duration.
- De lange en korte posities worden niet opgenomen in de berekening van het specifiek risico van deze tabel.
6. Verbintenissen tot aankoop (verkoop) op termijn van effecten en waardepapier worden behandeld als combinaties van een opgenomen (verstrekte) lening die vervalt op leveringsdatum, en een lange (korte) positie in het effect zelf 5 (of de notionele obligatie voor een future). De posities worden opgenomen ten belope van de volgende bedragen :
- in het geval van een aankoop-/verkoopverbintenis op termijn, de waarde van de te leveren of te ontvangen obligaties op basis van de contantkoers ;
- in het geval van een future op een obligatie, kan één van de volgende twee methodes worden gebruikt :
i) de marktwaarde van de notionele obligatie waarop de future is gebaseerd, berekend als het notionele bedrag van het contract vermenigvuldigd met de prijs van het contract ;
ii) rekening houdend met de punten a) en b) hieronder, mag de positie worden gebaseerd op de waarde van een van de "leverbare" obligaties berekend op basis van de prijs van het contract en van de omzettingsfactor ;
a) indien, krachtens het contract, de "korte" wederpartij (die de future verkoopt), de leverbare obligatie kan kiezen, kan de "lange" wederpartij zich baseren op een van de leverbare obligaties of op de notionele obligatie, maar zij mag haar lange positie niet verrekenen met een contantpositie in dezelfde obligatie ;
b) indien, krachtens het contract, de "korte" wederpartij de leverbare obligatie kan kiezen, mag zij de notionele obligatie waarop het contract is gebaseerd behandelen als een van de leverbare obligaties, die kan worden verrekend met een lange contantpositie in dezelfde leverbare obligatie.
- Wanneer het algemeen risico wordt berekend volgens de methode van de "resterende looptijd", worden de posities op zodanige manier opgenomen dat de lange (korte) positie de datum vertegenwoordigt
5 De aankoop-/verkoopverrichtingen op termijn van eigendomsbewijzen, goud en andere edele metalen van de handelsportefeuille worden op dezelfde manier uitgesplitst. Voor die verrichtingen moet rekening worden gehouden met het bedrag van de opgenomen (verstrekte) lening bij de berekening van het algemene risico van de schuldinstrumenten in tabel 90.10.
waarop het contract vervalt, terwijl de korte (lange) positie wordt opgenomen volgens de vervaldatum van het effect of het waardepapier waarop de verrichting betrekking heeft, of de datum waarop de rente daarvan opnieuw wordt vastgesteld.
- Wanneer het algemeen risico wordt berekend op basis van de methode van de "duration", worden de lange en korte posities zoals beschreven hierboven, opgenomen op basis van hun marktwaarde en eigen gewijzigde duration (gewijzigde duration van de obligatie of de onderliggende notionele obligatie van het contract).
- Bij de berekening van het specifiek risico wordt de opgenomen (verstrekte) lening niet opgenomen op de lijnen van tabel 90.10, terwijl het te ontvangen (of te leveren) schuldinstrument wordt opgenomen in de positie van het schuldinstrument die wordt vermeld op de lijn die overeenstemt met de emittent.
7. Renteswap-overeenkomsten en valuta- en renteswaps worden behandeld als combinaties van lange posities (voor het te ontvangen rentegedeelte) en korte posities (voor het te betalen rentegedeelte) in effecten in de betrokken munt(en) ten belope van een nominaal bedrag dat overeenstemt met het notionele bedrag en dat een coupon heeft die overeenstemt met de rentevoet die is vastgesteld in de betrokken termijncontracten (dus een effect met een variabele rentevoet, enerzijds, en een effect met een vaste rentevoet, anderzijds).
- Wanneer de instelling het algemeen risico berekent volgens de methode van de "resterende looptijd", worden de posities op zodanige wijze opgenomen dat de lange (korte) positie wordt opgenomen in functie van de datum waarop het contract vervalt (vaste rentevoet), terwijl de korte (lange) positie wordt opgenomen in functie van de vervaldatum van het onderliggende instrument of van de datum waarop de rente daarvan opnieuw wordt vastgesteld (variabele rentevoet). De posities worden opgenomen tegen hun eigen marktwaarde (huidige waarde van de financiële stromen met betrekking tot de swaps). Zo wordt de renteswap-overeenkomst waarbij de instelling een variabele rente ontvangt en een vaste rente betaalt, behandeld als een lange positie met als vervaldatum de looptijd van de herziening van de rentevoet, en een korte positie met als vervaldatum de vervaldatum van de swap.
- Wanneer de instelling het algemeen risico berekent volgens de methode
van de "duration", berekent zij de gewijzigde duration van elke korte en lange positie alsof het posities betreft in effecten zoals beschreven hierboven en vermenigvuldigt zij die met de marktwaarde van die posities. Zij neemt de posities op in de tabel volgens hun eigen gewijzigde duration.
- De twee componenten (lange en korte posities) van de valuta- en renteswaps worden opgenomen in hun respectieve munt bij de berekening van het algemeen risico (ongeacht of dat gebeurt volgens de methode van de "resterende looptijd" of de methode van de "duration").
- De korte en lange posities worden, bij de berekening van het specifiek risico, niet opgenomen op de lijnen van tabel 90.10.
8. Opties op rentende effecten en waardepapier en opties op rente worden behandeld als een combinatie van een lange contantpositie in het onderliggende bestanddeel, voor de gekochte calls en de verkochte puts (kort voor de verkochte calls en de gekochte puts) en een verstrekte (opgenomen) lening met als vervaldatum de dag waarop het onderliggende instrument uitwerking heeft. De posities worden, voor de berekening van het algemeen en het specifiek risico, opgenomen tegen de marktwaarde van het onderliggende bestanddeel vermenigvuldigd met de delta van de optie. Zo wordt, voor het algemeen risico (berekend volgens de methode van de "resterende looptijd"), de aankoop in april van een call-optie op een obligatie op drie jaar, geklasseerd in de tabel als een lange positie op drie jaar in de obligatie vermenigvuldigd met de delta van de optie. De "interest rate caps and floors" contracten worden behandeld als een (reeks van) optie(s) op rentecontracten op termijn. Zo worden de rentende effecten met variabele rentevoet met cap of floor behandeld als een combinatie van een effect met herzienbare rentevoet en een reeks geschreven opties, waarvan het onderliggende instrument een termijncontract op rente is. Zo zal de houder van een obligatie op drie jaar waarvan de rentevoet om de zes maanden zal worden herzien tegen de Libor-rentevoet met een cap van 15 % worden behandeld als
- een obligatie waarvan de rentevoet om de zes maanden wordt herzien;
- een reeks van vijf geschreven call-opties waarvan het onderliggende instrument een termijncontract op rente is met een referentierentevoet van 15 %.
9. Zoals de opties op termijncontracten op rente, worden de opties op andere afgeleide instrumenten, zoals swaptions en opties op futures, behandeld alsof het posities betrof in de onderliggende instrumenten waarvan de waarde wordt vermenigvuldigd met de delta (= delta equivalent). De onderliggende instrumenten worden zelf opgesplitst in lange en korte posities, overeenkomstig de hierboven vermelde instructies. Wanneer de instelling de opties niet omzet in de onderliggende instrumenten op basis van de delta, wordt het vereiste met betrekking tot die opties berekend overeenkomstig de bepalingen met betrekking tot punt g). Warrants en gedekte warrants worden op dezelfde manier behandeld als opties.
10. Voor de andere termijninstrumenten die eventueel zijn opgenomen in de handelsportefeuille raadplegen de instellingen de CBFA.
Bijzondere bepalingen voor de termijnverrichtingen
1. In plaats van over te gaan tot de voornoemde opsplitsingen voor de termijnverrichtingen waarop deze tabel betrekking heeft, mogen de instellingen, indien de CBFA daar vooraf mee heeft ingestemd, een
berekeningsmethode gebruiken als bedoeld in artikel IX.21 van het reglement om de posities te bepalen die voortvloeien uit de termijnverrichtingen. Deze methode moet beantwoorden aan de voorwaarden van dit artikel van het reglement.
2. Een instelling die geen gebruik maakt van de in voornoemd punt 1 bedoelde berekeningsmethode, mag elke positie in termijninstrumenten waarop dit hoofdstuk van toepassing is, als volledig gecompenseerd beschouwen, indien zij aan de volgende voorwaarden voldoet :
- de posities hebben dezelfde waarde en zijn uitgedrukt in dezelfde munt ;
- de referentievoeten (voor posities met variabele rente) of coupons (voor posities met vaste rente) sluiten nauw bij elkaar aan ;
- de datum van rente-aanpassing of, voor vaste coupon posities, de resterende looptijd valt binnen de volgende grenzen :
. minder dan een maand : dezelfde dag ;
. tussen een maand en een jaar : binnen zeven dagen ;
. meer dan een jaar : binnen dertig dagen.
i) Tabel 90.10 op geconsolideerde basis
1. Elke instelling die onderworpen is aan een geconsolideerd toezicht op de naleving van de eigenvermogensvereisten, vult een tabel 90.10 als volgt in op geconsolideerde basis :
2. De instelling vermeldt in de kolommen de som zonder compensatie (in absolute waarde) van de posities in schuldinstrumenten - per type van emittent (centrale overheden, gekwalificeerde emittenten, overige) - van de ondernemingen die in de consolidatie zijn opgenomen. Zij vermenigvuldigt de bekomen nettoposities (kolom 080) met de wegingsfactoren om het vereiste met betrekking tot het specifiek risico te verkrijgen (kolom 100). Met betrekking tot de overige lijnen maakt de instelling de som van de op die lijnen bedoelde bedragen en vereisten die afzonderlijk werden berekend voor alle in de consolidatie opgenomen ondernemingen, rekening houdend met hun eigen handelsportefeuille in schuldinstrumenten.
3. In afwijking van wat voorafgaat in punt 2 en op voorwaarde dat de CBFA daarin voorafgaandelijk toestemt, mogen de posities van de in de consolidatie opgenomen ondernemingen worden gecompenseerd indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel III.8, § 2 van het reglement. In voorkomend geval, houden de instellingen daarmee rekening wanneer zij tabel 90.10 op geconsolideerde basis invullen.
Tabel 90.11 – Marktrisico: Standaardbenadering voor positierisico in aandelen
a) Algemene instructies
1. Deze tabel moet worden opgesteld door alle instellingen waarop de bepalingen van het reglement eigen vermogen van toepassing zijn, met uitzondering van de instellingen die gebruik maken van de mogelijkheid voorzien in artikel I.9, en heeft betrekking op de vereisten als bedoeld in titel IX, hoofdstukken 3, 4 en 5 van dat reglement.
2. De bestanddelen van de handelsportefeuille waarop de vereisten van tabel
90.11 van toepassing zijn, zijn de eigendomsbewijzen (aandelen) en de andere soortgelijke instrumenten waarvan de marktwaarde op dezelfde wijze evolueert als de marktwaarde van een eigendomsbewijzen. Hier worden onder meer bedoeld :
a. de aandelen en de andere effecten die met aandelen kunnen worden gelijkgesteld, zoals op de beurs verhandelde indexen die zijn samengesteld uit eigendomsbewijzen (met uitzondering van preferente aandelen die worden beschouwd als rentende effecten in tabel 90.10);
b. de warrants en gedekte warrants die betrekking hebben op aandelen ;
c. de rentende effecten die in aandelen kunnen worden omgezet, voor zover ze niet worden behandeld als schuldinstrumenten van de handelsportefeuille in tabel 90.10 ;
d. de termijnverrichtingen en de opties op de voornoemde bestanddelen.
3. De informatie wordt op geaggregeerde wijze (voor alle markten samen) gerapporteerd, niettegenstaande de vereisten voor het algemeen risico voor elke individuele markt afzonderlijk berekend worden. Wanneer een zelfde eigendomsbewijs wordt verhandeld op twee verschillende markten, mogen de instellingen ervan uitgaan dat het hier gaat om één enkele positie die wordt verhandeld op de belangrijkste markt van de emittent (voor de berekening van het algemeen risico). Wanneer evenwel statistisch blijkt dat het prijsverschil van een zelfde aandeel dat op twee markten is genoteerd, meer dan 2% bedraagt, moeten de posities op de twee betrokken markten afzonderlijk worden behandeld. Wanneer die posities in verschillende valuta zijn uitgedrukt, worden zij omgezet in de valuta van de belangrijkste markt van de emittent op basis van de contante wisselkoers.
4. Bij de berekening van de vereisten worden de posities gewaardeerd tegen marktwaarde. De posities in vreemde munt worden omgerekend in EUR op basis van de contante wisselkoers (gemiddelde koers van de aankoop- en verkoopkoers op de contantmarkt op rapporteringsdatum).
5. De instellingen moeten hun nettopositie berekenen voor elk van de zelfde eigendomsbewijzen of andere soortgelijke instrumenten van de handelsportefeuille als bedoeld in punt 2.
6. De nettopositie in een zelfde eigendomsbewijs of in andere soortgelijke instrumenten van de handelsportefeuille is gelijk aan het saldo van de lange (korte) positie ten aanzien van de korte (lange) positie in dat effect. Zo houden de instellingen, bij de berekening van hun nettopositie in een eigendomsbewijs, rekening met :
a. De lange en korte contantposities6; de posities die voortvloeien uit verrichtingen in uitvoering in eigendomsbewijzen worden beschouwd als contantposities;
b. De lange en korte termijnposities; de termijninstrumenten, de opties op eigendomsbewijzen, de warrants en de gedekte warrants worden behandeld als posities in het (de) onderliggende eigendomsbewijs (eigendomsbewijzen). De opties worden opgenomen in de posities op basis van hun delta (delta equivalent) tenzij de instelling ze verwerkt overeenkomstig de bepalingen van de “vereenvoudigde” methode (cfr. artikel IX.43, zesde lid) of de “scenario”-methode (cfr. artikel IX.86). De posities in indexen van eigendomsbewijzen mogen worden behandeld als posities in de eigendomsbewijzen waaruit de index is samengesteld (cfr. artikel IX.45).
c. De lange of korte positie in effecten die in aandelen kunnen worden omgezet, die door de instelling mag worden beschouwd als een positie in het onderliggende aandeel vermenigvuldigd met de delta van de impliciete optie. De aldus verkregen posities mogen worden verrekend met tegengestelde posities in dezelfde onderliggende effecten of afgeleide instrumenten. Niettemin moeten het algemene vereiste en het specifiek vereiste worden berekend voor 10 % van de posities die worden gecompenseerd met posities die voortvloeien uit de conversie van converteerbare effecten (cfr. artikel IX.44).
d. De positie die voortvloeit uit een vaste overname en een waarborg van goede afloop in het kader van een uitgifte van eigendomsbewijzen. De positie wordt opgenomen vanaf de werkdag zoals voorgeschreven in de artikelen IX.65 en IX.66.
7. Om als zelfde eigendomsbewijzen te worden beschouwd, moeten de emittent van de effecten en de emissie identiek zijn.
8. De instellingen die gebruik maken van de mogelijkheid voorzien in artikel I.9 houden geen rekening met de bepalingen van de tabel 90.11. Zij nemen de bedoelde bestanddelen van de handelsportefeuille op onder de risico’s die
6 Met betrekking tot de effecten van de handelsportefeuille waarop een retrocessieovereenkomst betrekking heeft of die worden geleend, gaan de instellingen er, bij de berekening van de vereisten als bedoeld in de tabellen 90.10 en 90.11, steeds van uit dat die effecten deel uitmaken van hun handelsportefeuille. Wat de ontlening van eigendomsbewijzen of de omgekeerde retrocessieovereenkomsten op die eigendomsbewijzen betreft, die worden gebruikt in het kader van de handelsportefeuille (die verrichtingen moeten voldoen aan de voorwaarden van titel I, hoofdstuk 3), houden de instellingen rekening met die effecten voor de berekening van hun nettoposities in de tabellen 90.10 en 90.11 (de omgekeerde retrocessieovereenkomst of de opgenomen effectenlening wordt opgesplitst in een lange contantpositie en een korte termijnpositie die de verplichting vertegenwoordigt om de effecten terug te geven op de vervaldatum van de omgekeerde retrocessieovereenkomst of de opgenomen effectenlening).
worden behandeld in de tabellen 90.03, 90.04 of 90.05 wat de kredietrisico’s betreft die met die bestanddelen verband houden.
9. Instellingen mogen hun eigenvermogensvereisten met betrekking tot het algemeen en het specifiek risico van de handelsportefeuille in eigendomsbewijzen berekenen hetzij volgens de standaardmethode, hetzij aan de hand van hun eigen intern model (titel IX, hoofdstuk 8). De CBFA kan toestaan dat die twee methodes gecombineerd worden. In dat geval dienen de tabellen 90.11 en 90.14 overeenkomstig ingevuld worden.
b) Bijzondere instructies voor algemeen risico
1. Alle lange en korte posities voor de eigendomsbewijzen en andere soortgelijke worden ondergebracht in respectievelijk de kolommen 010 en 020.
2. Bij de vaste overneming en waarborg van goede afloop van eigendomsbewijzen, mag de instelling de bepalingen in artikelen IX.65 en IX.66 gebruiken. Deze posities worden gerapporteerd in kolom 030. Vanwege het negatief teken in de hoofding in de kolom, worden de te rapporteren waarden voorafgegaan door een negatief teken.
3. De netto lange en korte posities zoals bepaald in artikel IX.41, rekening houdend met artikelen IX.65 en IX.66, worden respectievelijk in kolommen 040 en 050 gerapporteerd.
4. In kolom 060 worden de geaggregeerde nettoposities gerapporteerd in lijn 100 voor het algemeen risico (cfr. artikel IX.48).
5. In kolom 080 worden de eigenvermogensvereisten gerapporteerd op basis van het bedrag in kolom 060 en de corresponderende eigenvermogensvereisten zoals bepaald in artikel IX.48 (kolom 070).
c) Bijzondere instructies voor specifiek risico
1. Alle lange en korte posities voor de eigendomsbewijzen en andere soortgelijke instrumenten worden ondergebracht in respectievelijk de kolommen 010 en
020. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen gediversifieerde portefeuilles die bestaan uit aandelen en soortgelijke effecten die zeer liquide zijn en voldoen aan bijkomende voorwaarden (zoals in artikel IX.47, § 2) en andere posities (respectievelijk lijn 210 en 220).
2. Bij de vaste overneming en waarborg van goede afloop van eigendomsbewijzen, mag de instelling de bepalingen in artikelen IX.65 en IX.66 gebruiken. Deze posities worden gerapporteerd in kolom 030. Vanwege het negatief teken in de hoofding in de kolom, worden de te rapporteren waarden voorafgegaan door een negatief teken.
3. De netto lange en korte posities zoals bepaald in artikel IX.41, rekening houdend met artikelen IX.65 en IX.66, worden respectievelijk in kolommen 040 en 050 gerapporteerd.
4. In kolom 060 worden de totale nettoposities gerapporteerd. Hierbij wordt de portefeuille opgesplitst volgens de bepalingen in artikel IX.47, §§ 1 tot 3, waarbij de posities die worden vrijgesteld van de eigenvermogensvereisten niet meer in de rapportering voorkomen.
5. In kolom 080 worden de eigenvermogensvereisten gerapporteerd op basis van de bedragen in kolom 060 en de corresponderende eigenvermogensvereisten zoals bepaald in artikel IX.47, §§ 1 tot 3 (kolom 070).
6. Voor de kolommen 010 tot 050, komt het te rapporteren bedrag in de lijn 200 overeen met de som van de onderliggende lijnen 210 en 220.
d) Bijzondere instructies bij de lijn “bijzondere benadering voor positierisico’s in ICB’s”
1. In de mate dat een instelling het onderliggende van de ICB’s kent en de vereisten zoals in artikelen IX.58 tot IX.62 voldaan zijn, worden de onderliggende schuldinstrumenten en soortgelijke instrumenten van de ICB’s , berekend volgens de standaardbenadering, in dit rapport opgenomen. Instellingen kunnen gebruik maken van de benaderingen zoals bepaald in artikelen IX.40 tot IX.48 om de eigenvermogensvereisten te berekenen. Deze posities worden dan ook conform de hierboven (zie punten b en c) gestelde bepalingen voor deze benaderingen gerapporteerd.
2. Wanneer een instelling de eigenvermogensvereisten op basis van artikel IX.55 bepaalt, worden deze posities opgenomen in de lijn 300. De posities in ICB’s waarvoor de begrenzing zoals bepaald in artikel IX.62, (c) van toepassing is worden tevens in deze lijn opgenomen.
e) Bijzondere instructies bij de lijn “andere niet-deltarisico’s voor opties”
1. De instellingen die, voor de berekening van hun nettoposities, hun opties op eigendomsbewijzen opnemen in functie van de delta, moeten de eigenvermogensvereisten berekenen die verband houden met de gamma en de vega van de opties die zij in het kader van hun handelsportefeuille hebben gekocht of geschreven. De vereisten die aan de gamma en de vega verbonden zijn, worden berekend overeenkomstig artikel IX.43, vijfde lid (en bijhorende toelichting).
2. Instellingen dienen deze berekening niet te maken indien hun intern model rekening houdt met de opties en de gamma- en vegarisico’s die daarmee verband houden.
f) Bijzondere instructies bij de alternatieve verwerking van opties
1. De instellingen die hun posities in opties op eigendomsbewijzen niet op basis van de delta opnemen bij de berekening van de nettoposities in eigendomsbewijzen, passen een van de twee volgende methodes toe om de aan hun opties verbonden vereisten te berekenen.
2. Overeenkomstig de bepalingen van artikel IX.86 van het reglement, mag een instelling, indien de CBFA daarmee instemt, haar eigenvermogensvereisten met betrekking tot het algemeen risico ook berekenen op basis van een analyse per scenario voor de optieportefeuilles op eigendomsbewijzen en de dekkingsposities die daarop betrekking hebben. In dit geval houdt zij geen rekening met de betrokken opties en de dekkingsposities die daarop betrekking hebben, om de posities te bepalen als bedoeld in de berekeningen van de vereisten op de lijnen voor het algemeen risico van tabel 90.11. De instelling die deze methode gebruikt, moet de berekeningen als bedoeld in punt e) niet maken. De instelling die deze methode gebruikt, berekent het eigenvermogensvereiste overeenkomstig de methode als bedoeld in artikel IX.86 en vermeldt het vereiste op lijn 800. Het gebruik van deze methode doet geen afbreuk aan de verplichting om rekening te houden met de opties, op basis van hun delta, voor de posities die worden gebruikt voor de berekening van het vereiste met betrekking tot het specifiek risico (zie punt c)).
3. De vereenvoudigde methode voor de verwerking van de opties is de methode die wordt bedoeld in artikel IX.43, zesde lid van het reglement. Wanneer een instelling die methode toepast, sluit zij de opties op eigendomsbewijzen volledig uit van de posities die worden gebruikt voor de berekening van de eigenvermogensvereisten met betrekking tot het specifiek en het algemeen risico. De instelling dient evenmin de berekeningen als bedoeld in punt e) te maken. De instelling past de methode als bedoeld in artikel IX.43, zesde lid afzonderlijk toe op elk van haar opties op eigendomsbewijzen of indexen van de handelsportefeuille en vermeldt de som van de vereisten die afzonderlijk werden berekend per optie, op de lijn 900.
g) Behandeling van termijnverrichtingen
1. De instellingen moeten, bij de bepaling van hun nettoposities in eigendomsbewijzen, rekening houden met de posities die voortvloeien uit de termijnverrichtingen die zij in het kader van de handelsportefeuille hebben uitgevoerd en ingevolge dewelke zij zijn blootgesteld aan een marktrisico dat vergelijkbaar is met een marktrisico op eigendomsbewijzen. De termijnverrichtingen op eigendomsbewijzen worden als volgt behandeld:
2. Aankoop-/verkoopcontracten op termijn en financiële contracten op termijn (futures) op eigendomsbewijzen en beursindexen worden behandeld als een combinatie van een opgenomen (verstrekte) lening die vervalt op de vervaldatum van het contract en een lange (korte) positie in de onderliggende effecten. De posities worden opgenomen tegen de contantmarktwaarde van de onderliggende effecten. De te betalen bedragen (opgenomen lening) of de te ontvangen bedragen (verstrekte lening) in het kader van die verrichtingen moeten in aanmerking worden genomen bij de berekening van het algemeen risico in tabel 90.10.
3. Opties op eigendomsbewijzen en indexen worden, voor gekochte calls en verkochte puts, behandeld alsof het lange posities betreft in het onderliggende instrument van de optie (korte posities voor verkochte calls en gekochte puts), vermenigvuldigd met de delta. Wanneer de instelling de opties niet omzet in de onderliggende instrumenten aan de hand van de delta, zijn de betrokken opties onderworpen aan de bepalingen van de “scenario”-methode en de “vereenvoudigde”-methode. Warrants en gedekte warrants worden op dezelfde manier behandeld als opties.
4. Contracten waarbij een eigendomsbewijs of een index (of hun rendement) wordt geruild tegen een ander effect of een rentevoet worden uitgesplitst in lange en korte posities in de onderliggende instrumenten. Zo wordt, wanneer het contract bestaat uit de ruil van het rendement van een (te betalen) aandeel tegen een (te ontvangen) rentevoet (debt/equity swap), het deel dat betrekking heeft op de rentevoet beschouwd als een lange positie in het schuldinstrument voor de berekeningen als bedoeld in tabel 90.10, terwijl het gedeelte dat betrekking heeft op het aandeel wordt beschouwd als een korte positie in het aandeel voor de berekeningen als bedoeld in tabel 90.11.
5. Voor de overige termijnverrichtingen die zijn opgenomen in de handelsportefeuille, raadpleegt de instelling de CBFA.
h) Tabel 90.11 op geconsolideerde basis
1. Elke instelling die onderworpen is aan een geconsolideerd toezicht op de naleving van de eigenvermogensvereisten, vult een tabel 90.11 op geconsolideerde basis als volgt in:
2. Met betrekking tot het specifiek risico, vermeldt de instelling in de kolommen de som zonder compensatie (in absolute waarde) van de posities in eigendomsbewijzen - per effectencategorie - van elk van de ondernemingen die in de consolidatie zijn opgenomen. Zij vermenigvuldigt de bekomen nettoposities (zonder compensatie) met de corresponderende eigenvermogensvereisten (kolom 070) om het vereiste met betrekking tot het specifiek risico te verkrijgen (kolom 080). Met betrekking tot de overige lijnen,