STATUTENWIJZIGING
Dossiernummer: 2021.0541.01 Ref: LS - 040422.V5
STATUTENWIJZIGING
Xxxxx, dertig juni tweeduizend tweeëntwintig, verschijnt voor mij, xx. Xxxxx Xxxx Xxxxxx-Xxxxxx, notaris te Utrecht:
xxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxx, geboren te Nieuwegein op vijf december tweeduizend,_
die inzake deze akte haar adres heeft te 0000 XX Xxxxxxx, Maliebaan 6, en handelend als hierna vermeld.
De verschenen persoon verklaart:
- het bestuur van de stichting: stichting tot oprichting en instandhouding
van bejaardenoorden en verzorgingstehuizen, statutair gevestigd te Gouda, kantoorhoudende te 2801 SJ Gouda, Winterdijk 8, ingeschreven in _
het handelsregister onder nummer 41172086, heeft besloten tot wijziging
van de statuten zoals hierna vermeld;
- het bestuur heeft voorts besloten de verschenen persoon aan te wijzen om _
deze akte te (doen) verlijden;
- van de gemelde besluiten van het bestuur blijkt uit een uittreksel uit de notulen van de betreffende vergadering, dat aan deze akte wordt gehecht (Bijlage);
- van de vereiste goedkeuring door de raad van toezicht blijkt uit een document dat aan deze akte wordt gehecht (Bijlage).
De verschenen persoon, handelend als vermeld, verklaart voorts, ter uitvoering _
van het hiervoor genoemde besluit, de statuten van de stichting algeheel te wijzigen zodat deze komen te luiden als volgt:
STATUTEN BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 1.
1. In deze statuten hebben de volgende begrippen de daarachter vermelde betekenis:
bestuurder betekent een lid van het bestuur.
(centrale) cliëntenraad betekent het medezeggenschapsorgaan van de stichting als bedoeld in de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen _
of de daarvoor in de plaats tredende wet.
Code betekent de Governancecode Zorg 2022 of de daarvoor in de plaats tredende code.
commissie kwaliteit en veiligheid betekent de commissie als omschreven in artikel 14 lid 6.
dagen betekent alle dagen van een week en derhalve niet uitgezonderd algemeen erkende feestdagen of daarmee op grond van de Algemene
termijnenwet gelijkgestelde dagen.
financiële commissie betekent de commissie als nader omschreven in artikel 14.
identiteitsraad betekent de identiteitsraad van de stichting als bedoeld in artikel 19.
ondernemingsraad betekent de ondernemingsraad van de stichting, ingesteld op grond van de Wet op de Ondernemingsraden.
bestuur betekent het bestuur van de stichting, tenzij anders vermeld. raad van toezicht betekent de raad van toezicht van de stichting. remuneratiecommissie betekent de commissie als omschreven in artikel 14 lid 5.
schriftelijk betekent een bericht dat is overgebracht bij brief, e-mail of enig _
ander elektronisch communicatiemiddel, mits het bericht leesbaar en reproduceerbaar is.
statuten betekent de statuten van de stichting.
stichting betekent de stichting waarvan de interne organisatie wordt beheerst door deze statuten, te weten de stichting: stichting Huize Winterdijk, uitgaande van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, ingeschreven in het handelsregister onder nummer 41172086.
GGiN betekent het kerkgenootschap Gereformeerde Gemeenten in Nederland, ingeschreven in het handelsregister onder nummer 66619270. WNT betekent Wet normering topinkomens of daarvoor in de plaats tredende en/of complementaire wet- en regelgeving.
Wtza betekent Wet toetreding zorgaanbieders, of de daarvoor in de plaats tredende wet.
2. Verwijzingen naar artikelen zijn verwijzingen naar artikelen van deze statuten, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven. Met verwijzingen in deze statuten naar ‘hij’ wordt tevens bedoeld te verwijzen naar ‘zij’. Met verwijzingen in deze statuten naar ‘zijn’ (anders dan als werkwoord) of ‘hem’ wordt tevens bedoeld te verwijzen naar ‘haar’.
NAAM EN ZETEL
Artikel 2.
1. De stichting draagt de naam: stichting Huize Winterdijk, uitgaande van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.
2. De verkorte naam van de stichting luidt: stichting Huize Winterdijk.
3. De stichting is gevestigd in de gemeente Gouda.
DOEL. GRONDSLAG. GOVERNANCECODE ZORG.
Artikel 3.
1. De stichting heeft als grondslag bij haar handelen de Bijbel en onderschrijft _
de Drie Formulieren van Enigheid geheel en onvoorwaardelijk.
2. De stichting heeft ten doel:
a. het leveren van cliëntgerichte, veilige en betaalbare zorg van goede kwaliteit in de breedste zin van het woord;
b. het oprichten, beheren en besturen van, het deelnemen en participeren in organisaties of rechtspersonen die werkzaam zijn op het gebied van _
de gezondheidszorg;
c. het (doen) opnemen van geldleningen en/of kredieten, alsmede het stellen van zekerheden (zoals garanties van hypotheken), voor zover dit
bijdraagt aan de doelstelling zoals verwoord sub a. van dit artikel;
d. het verwerven, huren, verhuren, vervaardigen, exploiteren, beheren en _
beschikken over onroerende zaken, voor zover dit bijdraagt aan de doelstelling zoals verwoord sub a. van dit artikel, en
voorts al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
3. De stichting tracht haar doel te bereiken door:
a. het oprichten, (doen) exploiteren en in standhouden van een of meer woonzorgcentra, al dan niet in combinatie met andere voorzieningen voor ouderen en andere zorgvragers;
b. samen te werken met overheden en andere organisaties die zich bewegen op het terrein van zorg en welzijn.
4. Teneinde het in lid 2 omschreven doel te bereiken hanteert de stichting ten _
minste de volgende uitgangspunten:
a. de stichting stelt de cliënt en diens gerechtvaardigde behoeftes, wensen, ervaringen en belangen bij de zorgverlening centraal en deze zijn richtinggevend voor de te bieden zorg;
b. de zorgverlening geschiedt zodanig dat de daartoe beschikbaar staande middelen zo effectief en doelmatig mogelijk worden aangewend;
c. de door of vanuit de stichting geleverde zorg voldoet aan professionele _
standaarden en eigentijdse kwaliteitseisen en veiligheidseisen.
5. Bij het realiseren van de doelstelling wordt het bepaalde in de Code toegepast en nageleefd.
6. De stichting beoogt niet het maken van winst en beoogt werkzaam te zijn als algemeen nut beogende instelling in de zin van artikel 5b van de Algemene _
wet inzake rijksbelastingen.
VERMOGEN
Artikel 4.
1. Het vermogen van de stichting wordt gevormd door inkomsten en
opbrengsten uit de activiteiten van de stichting, revenuen van eigendommen die aan de stichting toebehoren, alle ontvangen bijdragen, subsidies, giften,_
legaten, erfstellingen, alsmede andere baten.
2. Erfstellingen mogen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
3. De methoden ter verkrijging van middelen voor het bereiken van de doelstelling moeten efficiënt, effectief en behoorlijk zijn.
4. Het vermogen van de stichting dient ter verwezenlijking van het doel van de stichting. Geen natuurlijk persoon noch een rechtspersoon kan over het vermogen van de stichting beschikken als ware het zijn eigen vermogen.
5. Het bestuur draagt zorg voor het opstellen van een treasurystatuut. Hierin wordt in ieder geval vastgelegd:
a. op welke wijze met (het beheer van) de geldmiddelen van de stichting _
wordt omgegaan;
b. wat het beleggingsbeleid van de stichting is.
BESTUUR
Artikel 5.
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit een of meer natuurlijke personen. De raad van toezicht stelt het aantal bestuurders vast.
2. De bestuurders worden benoemd door de raad van toezicht, met dien verstande dat:
x. xx xxxx van toezicht - alvorens tot benoeming wordt overgegaan - bij afzonderlijk besluit in de vorm van een profielschets de kwaliteiten en/of hoedanigheden vaststelt waaraan een bestuurder moet voldoen;
b. een bestuurder geen familie van een andere bestuurder mag zijn, waarbij onder familie in dit verband moet worden verstaan: bloed- en
aanverwanten tot en met de vierde graad, waarbij samenwoning wordt _
gezien als een huwelijk;
c. een bestuurder geen lid mag zijn van een (raad van) bestuur of raad van toezicht van een andere zorgorganisatie die binnen het verzorgingsgebied van de stichting geheel of gedeeltelijk dezelfde
werkzaamheden verricht, tenzij de andere zorgorganisatie als groeps- _
of dochtermaatschappij of anderszins nauw is verbonden met de stichting;
d. een voormalig lid van de raad van toezicht van de stichting gedurende _
een periode van drie jaar na het einde van zijn toezichthoudende functie niet benoembaar is tot bestuurder;
x. xx xxxx van toezicht overleg pleegt met het bestuur over een voorgenomen benoeming van een bestuurder en niet overgaat tot benoeming alvorens het bestuur daarover advies heeft uitgebracht althans daartoe op behoorlijke wijze door de raad van toezicht in de gelegenheid is gesteld.
f. in het geval van een meerhoofdig bestuur, dat een van de bestuurders _
door de raad van toezicht tot voorzitter van het bestuur wordt benoemd;
g. de bestuurder voor diens benoeming zijn instemming dient te betuigen _
met de grondslag van de stichting als in artikel 3 lid 1 omschreven.
3. De vaststelling van het salaris en de regeling van de overige arbeidsvoorwaarden van een bestuurder geschiedt door de raad van
toezicht. Het salaris en de overige arbeidsvoorwaarden van een bestuurder _
heeft betrekking op de arbeidsrechtelijke relatie van een bestuurder met de _
stichting. Een bestuurder ontvangt in zijn hoedanigheid van statutair bestuurder van de stichting dan ook geen bezoldiging, middellijk, noch onmiddellijk. Een redelijke vergoeding voor de door een bestuurder ten
behoeve van de stichting gemaakte onkosten en door hem verrichte werkzaamheden alsmede vacatiegelden - een en ander met in achtneming _
van het bepaalde in de van toepassing zijnde wet- en regelgeving
waaronder begrepen de WNT en de Code - zijn toegestaan.
4. De in lid 3 van dit artikel omschreven vergoedingen worden in de jaarrekening van de stichting zichtbaar gemaakt en nader toegelicht.
5. Een bestuurder wordt benoemd voor een periode als omschreven in de overeenkomst waarin diens arbeidsrelatie met de stichting is vastgelegd.
6. Een bestuurder natuurlijk persoon defungeert:
a. door zijn overlijden;
b. door zijn vrijwillig aftreden (bedanken);
c. door zijn ontslag door de raad van toezicht;
d. voor zover van toepassing: door een bepaling vermeld in de overeenkomst waarin diens arbeidsrelatie met de stichting is
vastgelegd;
e. door zijn onherroepelijke veroordeling voor een misdrijf als bedoeld in artikel 67 lid 1 Wetboek van Strafvordering;
f. door het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen.
7. Bij ontstentenis of belet van een bestuurder zijn de overige bestuurders met het bestuur belast.
Indien één of meer bestuurders ontbreken, vormen de overgebleven bestuurders of vormt de overgebleven bestuurder een bevoegd bestuur. In geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders wordt de stichting tijdelijk bestuurd door een persoon die daartoe door de raad van toezicht
steeds moet zijn aangewezen dan wel die daartoe door de raad van toezicht onverwijld wordt aangewezen, met dien verstande dat een lid van de raad van toezicht geen taken van het bestuur kan overnemen.
Er is sprake van ontstentenis als een vacature ontstaat door aftreden
of ontslag waarbij geen directe opvolger is benoemd of door overlijden van _
een bestuurder.
Van belet is sprake indien een bestuurder wegens:
x. xxxxxxxxx;
b. ziekte langer dan zeven dagen; of
c. onbereikbaarheid, langer dan zeven dagen,
niet bevoegd of in staat is de aan de bestuurder bij of krachtens de wet, deze statuten of reglementen van de stichting toegekende taken of bevoegdheden uit te oefenen.
De raad van toezicht is echter steeds verplicht zo spoedig mogelijk in de vacature(s) te voorzien.
8. De raad van toezicht kan een bestuurder schorsen. Een schorsing geldt ten_
hoogste twee maanden, tenzij de raad van toezicht voor de afloop van die periode heeft besloten de termijn eenmalig met ten hoogste twee maanden _
te verlengen. De geschorste bestuurder wordt in de gelegenheid gesteld
zich tegenover de raad van toezicht te verantwoorden en zich daarbij door een raadsman te laten bijstaan. Indien de raad van toezicht niet besluit de
geschorste bestuurder te ontslaan dan wel indien de schorsingstermijn niet _
tijdig wordt verlengd, vervalt de schorsing.
9. Een bestuurder kan door de raad van toezicht worden ontslagen wegens verwaarlozing van zijn taak, wegens andere gewichtige redenen of wegens _
ingrijpende wijziging van de omstandigheden op grond waarvan zijn
handhaving als bestuurder redelijkerwijs niet van de stichting kan worden verlangd.
10. De raad van toezicht pleegt overleg met het bestuur over een voorgenomen_
ontslag. De raad van toezicht stelt de ondernemingsraad en de (centrale) cliëntenraad in kennis van een voorgenomen benoeming of ontslag van een_
bestuurder en stelt deze (mits sprake is van een bestuurder als bedoeld in
artikel 1 sub e van de Wet op de Ondernemingsraden respectievelijk artikel 3
lid 1 sub f van de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen) overeenkomstig het bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden en de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen in de gelegenheid dienaangaande advies uit te brengen.
BESTUUR: TAAK EN BEVOEGDHEDEN
Artikel 6.
1. Het bestuur is belast met en verantwoordelijk voor het besturen van de stichting. Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het_ belang van de stichting en de daaraan verbonden organisatie en handelen _ zij binnen de waarden en normen van de stichting. Binnen de gezamenlijke _ verantwoordelijkheid van een meerhoofdig bestuur kunnen de taken tussen _
de bestuurders onderling worden verdeeld, zodanig dat herkenbaar is welke
bestuurder het eerste aanspreekpunt is voor de diverse specifieke aandachtsgebieden waaronder tenminste de kwaliteit, veiligheid, financiën en personeel.
2. Het bestuur kan als zodanig één of meer van zijn taken en/of bevoegdheden, mits duidelijk omschreven, aan anderen verlenen. Degene _
die aldus bevoegdheden uitoefent, handelt in naam van en onder
verantwoordelijkheid van het bestuur.
3. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen. Een dergelijk _
besluit is aan de voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht
onderworpen.
4. Het bestuur is bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. Een dergelijk besluit is aan de voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht onderworpen.
5. Aan de voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht zijn - onverminderd het elders in deze statuten bepaalde - onderworpen de besluiten van het bestuur omtrent:
a. de vaststelling en wijziging van de begroting, jaarrekening, het bestuursverslag en de resultaatsbestemming;
b. de vaststelling en wijziging van de voor enig jaar of reeks van jaren opgestelde (strategische) beleidsplannen;
c. het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van _
geldlening;
d. fusie of splitsing van de stichting;
e. het aangaan of verbreken van een duurzame rechtstreekse of middellijke samenwerking met andere rechtspersonen, indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is;
x. xx aanvraag van faillissement of van surséance van betaling van de stichting;
g. de beëindiging van de dienstbetrekking van een aanmerkelijk aantal werknemers tegelijkertijd of binnen een kort tijdsbestek, of van het verbreken van een overeenkomst met een aanmerkelijk aantal
personen dat als zelfstandige of als samenwerkingsverband werkzaam_
is voor de stichting;
h. een ingrijpende wijziging in de arbeidsovereenkomst van een aanmerkelijk aantal werknemers;
i. het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of _
hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt _
of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt;
j. het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen;
x. het verlenen van procuratie of anderszins doorlopende algemene of beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid, alsmede het intrekken en _
wijzigen hiervan;
l. statutenwijziging en ontbinding van de stichting, waaronder begrepen het vaststellen van de bestemming van het batig liquidatiesaldo;
m. de oprichting van een nieuwe rechtspersoon alsmede de vaststelling van de statuten van een nieuwe rechtspersoon;
n. het stemmen op aandelen in een deelneming;
o. het vaststellen van het bestuursreglement;
p. het vaststellen van de randvoorwaarden en waarborgen voor een adequate invloed van belanghebbenden, waaronder is begrepen het goedkeuren van de volgende onderdelen daarvan:
(i) wie de belanghebbenden bij de stichting zijn;
(ii) de wijze waarop vorm wordt gegeven aan het overleg met de belanghebbenden over het voorgenomen beleid en de uitvoering daarvan door de stichting;
(iii) de aard en inhoud van de informatieverschaffing aan de belanghebbenden (vertegenwoordiging) over de gang van zaken en het gevoerde beleid van de stichting;
(iv) de betrokkenheid van de belanghebbenden (vertegenwoordiging) _
bij de beleidsvorming en de uitvoering van het beleid van de stichting.
q. het beleid voor de dialoog met belanghebbenden.
r. het vaststellen van het treasurystatuut als omschreven in artikel in artikel 4 lid 5;
s. de benoeming van de leden van de identiteitsraad;
t. het vaststellen van het reglement identiteitsraad.
6. De raad van toezicht is bevoegd ook andere besluiten dan die in lid 5 zijn genoemd aan zijn voorafgaande goedkeuring te onderwerpen. Die besluiten dienen duidelijk te worden omschreven en vooraf schriftelijk aan het bestuur te zijn medegedeeld.
7. Een bestuurder vraagt voor iedere betaalde of onbetaalde nevenfunctie die _
hij aangaat tijdens zijn lidmaatschap van het bestuur, voorafgaand toestemming aan de raad van toezicht. De raad van toezicht verleent die toestemming alleen als er geen belangentegenstelling is en als het tijdsbeslag van de nevenfunctie niet zodanig is dat het uitoefenen van de bestuursfunctie daardoor belemmerd wordt.
Elke bestuurder geeft de raad van toezicht op eerste verzoek inzicht in de door hem uitgeoefende nevenfuncties.
BESTUUR: BESLUITVORMING. TEGENSTRIJDIG BELANG.
Artikel 7.
1. Het bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en draagt zorg voor een zorgvuldige besluitvorming naar procedure, proces en inhoud.
2. Van de bestuurders wordt verwacht dat zij waar mogelijk besluiten op basis _
van consensus. Indien er geen consensus kan worden bereikt ten aanzien van een voorstel, wordt het betreffende voorstel in stemming gebracht.
3. Het bestuur besluit met gewone meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen, tenzij in de statuten anders staat vermeld. Een besluit kan slechts worden genomen indien meer dan de helft van het aantal bestuurders ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is. Een bestuurder kan zich door een medebestuurder doen vertegenwoordigen. Iedere bestuurder kan één stem uitbrengen. Bij staking van stemmen is het voorstel verworpen.
4. Het bestuur kan ook buiten vergadering (schriftelijk) besluiten, met gewone _
meerderheid van stemmen en uitsluitend voor zover geen van de bestuurders zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet. Het besluit wordt in het verslag van de eerstvolgende vergadering opgenomen.
Vergaderingen van het bestuur kunnen ook worden gehouden door middel _
van telefonische- of videoconferenties, of door middel van enig ander communicatiemiddel, mits elke bestuurder door alle anderen gelijktijdig kan _
worden gehoord.
5. Van het verhandelde in de vergadering worden notulen opgemaakt. Het bestuur kan besluiten dat in plaats van notulen een besluitenlijst wordt opgemaakt.
6. In het geval dat het bestuur uit slechts één bestuurder bestaat, draagt de bestuurder zorg voor een zorgvuldige verslaglegging van de besluitvorming, en worden de besluiten van de bestuurder schriftelijk vastgelegd.
7. In het geval dat een lid van een meerhoofdige bestuur een direct of indirect _
persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting, _
dient hij dit te melden aan de overige bestuurders.
Het bestuur meldt een (potentieel) tegenstrijdig belang direct aan de raad van toezicht en verschaft daarover alle relevante informatie.
In het geval dat de enige bestuurder een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting, dient hij dit - overeenkomstig het bepaalde in de vorige volzin - te melden aan de voorzitter van de raad van toezicht.
8. Een lid van een meerhoofdige bestuur dient zich van de beraadslagingen en besluitvorming omtrent de aangelegenheid waarbij het tegenstrijdig belang _
als bedoeld in lid 7 speelt, te onthouden, hij heeft ter zake geen stemrecht en evenmin telt hij mee voor een mogelijk quorum dat bij de besluitvorming _
geldt.
9. Indien de enige bestuurder dan wel alle bestuurders een tegenstrijdig belang hebben als bedoeld in lid 7 van dit artikel, wordt het besluit genomen door de raad van toezicht.
10. Het bestuur draagt zorg voor een zorgvuldige verslaglegging van de besluitvorming indien sprake is van een tegenstrijdig belang als bedoeld in _
lid 7 van dit artikel.
VERTEGENWOORDIGING
Artikel 8.
1. De stichting wordt vertegenwoordigd door het bestuur. Daarnaast wordt de _
stichting vertegenwoordigd door iedere bestuurder afzonderlijk handelend.
2. Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van volmacht aan derden, om de_
stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen. Het bestuur kan voorts besluiten aan gevolmachtigden een titel te verlenen.
3. Het bestuur zal van het toekennen van doorlopende
vertegenwoordigingsbevoegdheid opgave doen bij het handelsregister van _ de Kamer van Koophandel.
INFORMATIEVOORZIENING DOOR HET BESTUUR
Artikel 9.
1. Het bestuur verschaft de raad van toezicht tijdig en desgewenst schriftelijk, _
de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke informatie en gegevens, daarin mede begrepen de informatie en gegevens die op welke wijze dan ook verband houden of kunnen houden met hetgeen in artikel 6 lid 5 en 6 van deze statuten staat vermeld.
2. Het bestuur rapporteert regelmatig, en in ieder geval zo vaak de raad van toezicht daarom verzoekt, aan de raad van toezicht over de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van de strategie en het beleid van de stichting alsmede over de financiële gang van zaken binnen de stichting.
3. Het bestuur stelt de raad van toezicht ten minste éénmaal per jaar schriftelijk
op de hoogte van in ieder geval de hoofdlijnen van het strategisch beleid, de algemene en financiële risico's en het beheers- en controlesysteem van de _
stichting en bespreekt de interne risicobeheersings- en controlesystemen
van de stichting.
RAAD VAN TOEZICHT
Artikel 10.
1. De stichting heeft een raad van toezicht.
2. De raad van toezicht bestaat uit een door de raad van toezicht zelf te bepalen aantal van ten minste drie en ten hoogste vijf natuurlijke personen. _
Een kandidaat voor de raad van toezicht dient vóór zijn benoeming zijn
instemming te betuigen met de grondslag als omschreven in artikel 3 lid 1. Een bestuurder kan geen deel uitmaken van de raad van toezicht.
3. Bij de samenstelling van de raad van toezicht wordt:
x. gestreefd naar een zo optimaal mogelijke invulling van de door de raad van toezicht vastgestelde profielen van de raad van toezicht als geheel_
en van de leden van de raad van toezicht afzonderlijk;
b. aandacht gegeven aan een evenwichtige samenstelling voor wat betreft maatschappelijke achtergrond, deskundigheid, leeftijd, en betrokkenheid bij het verzorgingsgebied van de stichting, met dien verstande dat aan ten minste één lid van de raad van toezicht de kwaliteitseis wordt gesteld dat hij beschikt over voor de stichting relevante kennis van en ervaring in de zorg;
c. gewaarborgd dat de leden van de raad van toezicht ten opzichte van elkaar, het bestuur en welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch kunnen opereren.
De profielen als bedoeld onder a. van dit artikel, worden door de raad van toezicht vastgesteld na overleg met het bestuur.
4. De leden van de raad van toezicht worden benoemd door de raad van toezicht, met dien verstande dat:
a. de (centrale) cliëntenraad door de raad van toezicht tijdig in de gelegenheid wordt gesteld om voor één zetel in de raad van toezicht een bindende voordracht te doen;
b. de onder sub a. van dit artikel bedoelde voordracht geschiedt met in achtneming van het door de raad van toezicht vastgestelde profiel en
de daartoe door de raad van toezicht opgestelde procedure;
c. aan een bindende voordracht het bindend karakter kan worden ontnomen door een met ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen genomen besluit van de raad van toezicht;
d. indien de raad van toezicht besluit aan de opgemaakte bindende voordracht het bindend karakter te ontnemen, de (centrale) cliëntenraad
opnieuw in de gelegenheid wordt gesteld een bindende voordracht op _
te maken;
e. een lid van de raad van toezicht geen directe belangen mag hebben bij de stichting;
f. een lid van de raad van toezicht niet kan zijn een persoon dan wel zijn _
echtgenoot, geregistreerde partner of een andere levensgezel, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de tweede graad:
i. die in dienst is van de stichting of door de stichting bestuurde
andere rechtspersonen, of die regelmatig in of ten behoeve van de aan de stichting verbonden instellingen betaalde diensten verricht;_
ii. die in een periode van drie jaar voorafgaande aan zijn benoeming _
werknemer of bestuurder van de stichting is geweest, dan wel het _
beleid van de stichting heeft bepaald of mede bepaald als ware de hij bestuurder van de stichting, dan wel op basis van een overeenkomst van opdracht in één van de instellingen van de stichting werkzaam is geweest;
iii. die gedurende de voorgaande twaalf maanden tijdelijk heeft voorzien in het bestuur van de stichting bij belet of ontstentenis van bestuurders;
iv. die een persoonlijke financiële vergoeding van de stichting ontvangt, xxxxxx dan een vergoeding die voor de als lid van de raad van toezicht verrichte werkzaamheden wordt ontvangen en voor zover zij niet past in de normale uitoefening van een bedrijf;
v. die in de drie jaar voorafgaande aan de benoeming dan wel gedurende de periode van lidmaatschap van de raad van toezicht _
een zakelijke relatie met de stichting of haar instellingen heeft
onderhouden, die de onafhankelijkheid van de betreffende persoon dan wel het vertrouwen in die onafhankelijkheid in gevaar brengt; _
vi. die bestuurder is van een rechtspersoon waarin een bestuurder
van de stichting lid van het toezichthoudend orgaan is of die het beleid van een rechtspersoon, waarin een bestuurder van de stichting lid van het toezichthoudend orgaan is, heeft bepaald of mede bepaald, als ware de betreffende persoon bestuurder van die rechtspersoon;
vii. die bestuurder is van een andere instelling die binnen het verzorgingsgebied van de stichting geheel of gedeeltelijk dezelfde _
werkzaamheden verricht of die het beleid van een andere
instelling, die binnen het verzorgingsgebied van de stichting geheel of gedeeltelijk dezelfde werkzaamheden verricht, heeft bepaald of _
mede bepaald, als ware de betreffende persoon bestuurder van die
instelling;
viii. die lid is van de raad van commissarissen en/of de raad van
toezicht van een andere instelling die binnen het verzorgingsgebied van de stichting geheel of gedeeltelijk dezelfde werkzaamheden verricht, tenzij die andere instelling een dochtermaatschappij van de stichting is als bedoeld in artikel 2:24a Burgerlijk Wetboek of die andere instelling met de stichting is verbonden in een groep als bedoeld in artikel 2:24b Burgerlijk Wetboek;
ix. die zitting heeft in een cliëntenraad en/of in een klachtencommissie verbonden aan één van de instellingen van de stichting;
x. die als bestuurder verbonden aan of in dienst is van een organisatie welke pleegt betrokken te zijn bij de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de medewerkers;
xi. die een zodanige andere functie bekleden dat het lidmaatschap van de raad van toezicht kan leiden tot onverenigbaarheid dan wel strijdigheid van deze functie met het belang van de stichting dan wel tot ongewenste vermenging van belangen;
g. vacatures binnen de raad van toezicht - behoudens een vacature waarop het bepaalde in lid 4 sub a. van dit artikel van toepassing is - openbaar worden gemaakt en nieuwe leden van de raad van toezicht worden geworven via een transparante procedure en op basis van de profielschets als bedoeld in lid 3 van dit artikel.
5. De raad van toezicht verstrekt bij iedere vacature aan het bestuur de vastgestelde profielschets alsmede de naam, de leeftijd, het beroep en overige relevante informatie van degene die hij wenst te benoemen. De raad van toezicht vermeldt daarbij de betrekkingen die het te benoemen lid
bekleedt of heeft xxxxxxx, voor zover die van belang zijn in verband met de _
vervulling van de taak van het lid van de raad van toezicht.
6. De raad van toezicht gaat niet eerder tot benoeming van een lid van de raad van toezicht over dan nadat het bestuur en de ondernemingsraad over de voorgenomen benoeming advies hebben uitgebracht dan wel in de gelegenheid zijn geweest advies uit te brengen.
7. Een lid van de raad van toezicht wordt benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar. Deze periode kan eenmaal met ten hoogste vier jaar worden verlengd. De al dan niet aaneengesloten periode waarin een persoon lid is van de raad van toezicht is ten hoogste acht jaar.
In het geval van een herbenoeming wordt een zorgvuldige procedure gehanteerd waarbij opnieuw wordt afgewogen of de betreffende persoon voldoende is toegerust voor de toezichtsopgaven voor de komende jaren.
8. De voorzitter van de raad van toezicht wordt als zodanig in functie benoemd.
9. Bij ontstentenis of belet van één of meer leden van de raad van toezicht nemen de overblijvende leden, of neemt het overblijvende lid, de volledige taken van de raad van toezicht waar. Een niet-voltallige raad van toezicht blijft volledig bevoegd.
10. In geval van ontstentenis of belet van alle leden van de raad van toezicht
wordt het toezicht tijdelijk uitgeoefend door een persoon die daartoe door de raad van toezicht steeds moet zijn aangewezen.
In geval van ontstentenis of belet van alle leden van de raad van toezicht of _
van het enige lid van de raad van toezicht wordt het toezicht tijdelijk uitgeoefend door een persoon die daartoe door de raad van toezicht steeds_
moet zijn aangewezen. In het geval alle leden van de raad van toezicht ontbreken en de raad van toezicht niet een persoon heeft aangewezen als bedoeld in de vorige volzin, is het bestuur gehouden om binnen drie maanden een persoon daartoe aan te wijzen. De aldus aangewezen persoon benoemt - met inachtneming van hetgeen in deze statuten is bepaald - zo spoedig mogelijk een of meer nieuwe toezichthouders.
11. Er is sprake van ontstentenis als een vacature ontstaat door aftreden of ontslag waarbij geen directe opvolger is benoemd of door overlijden van een lid van de raad van toezicht.
Onder belet wordt in deze statuten in ieder geval verstaan de omstandigheid dat:
a. het lid van de raad van toezicht gedurende een periode van meer dan _
zes weken onbereikbaar is door ziekte of andere oorzaken; of
b. het lid van de raad van toezicht is geschorst.
12. Het lidmaatschap van de raad van toezicht eindigt:
a. door overlijden;
b. door aftreden (bedanken);
c. door het verlies door een lid van de raad van toezicht van het vrije beheer over diens vermogen;
d. door het verstrijken van de termijn waarvoor hij is benoemd;
e. door het verlies van de hoedanigheid op grond waarvan hij is benoemd;
f. door het ontslag door de overige leden van de raad van toezicht;
g. door een onherroepelijke veroordeling voor een misdrijf als bedoeld in _
artikel 67 lid 1 Wetboek van Strafvordering.
13. De raad van toezicht kan een lid van de raad van toezicht ontslaan wegens:
a. verwaarlozing van zijn taak (herhaaldelijk onvoldoende functioneren);
b. een structurele onenigheid van inzicht tussen het betreffende lid en de _
overige leden van de raad van toezicht;
c. een door de raad van toezicht vastgestelde onverenigbaarheid van belangen van het betreffende lid en de belangen van de stichting;
d. een door de raad van toezicht vastgestelde onverenigbaarheid van functie(s) van het betreffende lid en het lidmaatschap van de raad van _
toezicht;
e. andere gewichtige redenen;
f. ingrijpende wijziging van de omstandigheden op grond waarvan zijn handhaving als lid redelijkerwijs niet van de stichting kan worden verlangd.
14. De raad van toezicht kan een lid van de raad van toezicht schorsen. De schorsing vervalt van rechtswege indien de raad van toezicht niet binnen een maand na de schorsing overgaat tot ontslag op een van de gronden als in lid 13 van dit artikel is genoemd.
15. Een besluit tot schorsing of ontslag wordt genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen in een
vergadering waarin ten minste drie vierde van het aantal in functie zijnde leden van de raad van toezicht aanwezig dan wel vertegenwoordigd is. Indien niet ten minste drie vierde van het totaal aantal stemgerechtigde leden in de vergadering aanwezig dan wel vertegenwoordigd is, dan wordt een nieuwe vergadering bijeengeroepen, te houden ten minste veertien
dagen later, doch uiterlijk binnen achtentwintig dagen na de eerste. In deze _ vergadering kan een besluit tot schorsing of ontslag rechtsgeldig worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de geldig
uitgebrachte stemmen ongeacht het aantal ter vergadering aanwezige dan _
wel vertegenwoordigde leden van de raad van toezicht. Het betreffende lid _ van de raad van toezicht wordt van een voorgenomen schorsing of ontslag _ in kennis gesteld en wordt daarbij in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze _
kenbaar te maken.
16. De leden van de raad van toezicht ontvangen geen bezoldiging, noch middellijk noch onmiddellijk. De leden van de raad van toezicht kunnen recht hebben op vergoeding van de door hen in uitoefening van hun functie (in redelijkheid) gemaakte kosten en kunnen voorts een vacatiegeld ontvangen ter zake van hun werkzaamheden voor de stichting, een en ander met in achtneming van het bepaalde in de van toepassing zijnde wet- en regelgeving waaronder begrepen de WNT en de Code.
17. De in lid 16 van dit artikel omschreven vergoedingen worden in de jaarrekening van de stichting zichtbaar gemaakt en nader toegelicht.
18. Een lid van de raad van toezicht meldt, bij voorkeur voorafgaand aan het besluit daarover, iedere betaalde of onbetaalde (neven)functie die hij aanvaardt tijdens zijn lidmaatschap van de raad van toezicht.
RAAD VAN TOEZICHT: TAAK EN BEVOEGDHEDEN
Artikel 11.
1. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het _
bestuur en op de algemene gang van zaken in de stichting en de daaraan
verbonden organisatie, op de doelrealisatie van de stichting en op het besturen door het bestuur. De raad van toezicht staat het bestuur met raad _
ter zijde.
2. Bij de vervulling van hun taak richten de leden van de raad van toezicht zich naar het belang van de stichting en de daaraan verbonden organisatie, het _
te behartigen maatschappelijke belang en het belang van de betrokken
belanghebbenden, en handelen zij binnen de waarden en normen van de stichting. Een lid van de raad van toezicht handelt zonder last of ruggespraak.
3. De leden van de raad van toezicht zijn voorts bevoegd - na voorafgaand overleg met het bestuur - inzage te nemen in de boeken, bescheiden en correspondentie van de stichting. Hieronder worden uitdrukkelijk niet de patiëntgegevens verstaan.
4. De raad van toezicht legt zijn werkzaamheden en al hetgeen zijn functioneren betreft, bij afzonderlijk reglement vast.
RAAD VAN TOEZICHT: BESLUITVORMING
Artikel 12.
1. Vergaderingen van de raad van toezicht worden gehouden zo dikwijls de voorzitter van de raad van toezicht of ten minste twee van de overige leden _ van de raad van toezicht zulks wensen, doch ten minste vier maal per jaar. _
2. De bijeenroeping van een vergadering geschiedt door de voorzitter van de
raad van toezicht, dan wel namens deze door een door hem aan te wijzen persoon, en wel schriftelijk onder opgaaf van de te behandelen onderwerpen, op een termijn van ten minste zeven dagen, de dag van de
oproeping en die van de vergadering niet meegerekend.
Indien de bijeenroeping niet schriftelijk is geschied, of onderwerpen aan de _
orde komen die niet bij de oproeping werden vermeld, dan wel de bijeenroeping is geschied op een termijn korter dan vijf dagen, is
besluitvorming niettemin mogelijk, mits ter vergadering alle in functie zijnde _
leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
In spoedeisende gevallen kan de voorzitter van de raad van toezicht besluiten van de wijze van oproeping en/of de termijn van oproeping af te wijken.
3. Ieder lid van de raad van toezicht kan één stem uitbrengen. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen is _
het voorstel verworpen.
4. De raad van toezicht besluit met gewone meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen, tenzij in deze statuten anders is vermeld. Een besluit kan slechts worden genomen indien ten minste de helft van het aantal leden van de raad van toezicht ter vergadering in persoon aanwezig dan wel vertegenwoordigd is. Indien niet ten minste de helft van het aantal leden van de raad van toezicht in persoon aanwezig is, dan zal, indien in een vergadering wegens onvoltalligheid een zodanig besluit niet genomen kan worden, binnen uiterlijk twee weken een nieuwe vergadering worden bijeengeroepen, die, ongeacht het aantal aanwezigen of vertegenwoordigden beslist over het in de eerste vergadering aan de orde gestelde, met de meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen die voor dat besluit is voorgeschreven.
Een lid van de raad van toezicht kan slechts een ander lid van de raad van _
toezicht vertegenwoordigen. Een gevolmachtigde kan als zodanig voor één _
ander lid van de raad van toezicht optreden.
5. Vergaderingen van de raad van toezicht kunnen ook worden gehouden door middel van telefonische- of videoconferenties, of door middel van enig ander communicatiemiddel, mits elke deelnemend lid van de raad van toezicht door alle anderen gelijktijdig kan worden gehoord.
6. De raad van toezicht kan met kennisgeving aan het bestuur ook buiten vergadering (schriftelijk) besluiten, met gewone meerderheid van stemmen _
en uitsluitend voor zover geen van de leden van de raad van toezicht zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet. Het besluit wordt in het verslag _
van de eerstvolgende vergadering van de raad van toezicht opgenomen.
7. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van de raad van toezicht Bij afwezigheid van de voorzitter voorziet de vergadering zelf in haar leiding. De vergaderingen van de raad van toezicht worden bijgewoond door het bestuur, tenzij de raad van toezicht met opgaaf van redenen de wens te kennen geeft zonder het bestuur te willen vergaderen. Een bestuurder heeft in de vergadering van de raad van toezicht geen stemrecht maar slechts een adviserende stem.
8. Van het verhandelde in de vergaderingen van de raad van toezicht worden _
notulen opgesteld door een door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon, onder vermelding van de namen van de personen die bij de vergadering aanwezig of vertegenwoordigd waren. In plaats van notulen kan een besluitenlijst worden opgesteld.
9. In het geval dat een lid van de raad van toezicht een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting _
dient hij dit te melden aan de overige leden van de raad van toezicht.
10. Een lid van de raad van toezicht dient zich van de beraadslagingen en besluitvorming omtrent de aangelegenheid waarbij het tegenstrijdig belang _
speelt te onthouden, hij heeft ter zake geen stemrecht en evenmin telt hij
mee voor een mogelijk quorum dat bij de besluitvorming geldt.
Indien alle leden van de raad van toezicht een tegenstrijdig belang hebben _ met de stichting, kan de raad van toezicht niettemin besluiten nemen onder _
schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten
grondslag liggen.
11. De raad van toezicht draagt te allen tijde zorg voor een zorgvuldige verslaglegging van de besluitvorming indien sprake is van een tegenstijdig belang als bedoeld in lid 9 van dit artikel.
BELANGENVERSTRENGELING
Artikel 13.
1. Elke bestuurder en elk lid van de raad van toezicht vermijdt elke vorm en schijn van persoonlijke bevoordeling en waakt tegen een tegenstrijdig belang tussen zichzelf en de stichting.
2. Een bestuurder en een lid van de raad van toezicht meldt elke vorm en/of schijn van belangenverstrengeling onmiddellijk aan de voorzitter van de raad
van toezicht en aan de overige leden van de raad van toezicht en verschaft _
daarover alle relevante informatie.
3. De raad van toezicht besluit buiten aanwezigheid van de betreffende bestuurder of het betreffende lid van de raad van toezicht of er sprake is van ongewenste belangenverstrengeling en treft passende maatregelen.
4. Besluiten tot het aangaan van transacties waarbij tegenstrijdige belangen van bestuurders dan wel leden van de raad van toezicht spelen die van materiële betekenis zijn voor de stichting en/of voor de betreffende bestuurders dan wel leden van de raad van toezicht, behoeven de goedkeuring van de raad van toezicht en worden gepubliceerd in het bestuursverslag.
COMMISSIES
Artikel 14.
1. Zowel het bestuur als de raad van toezicht kunnen één of meerdere commissies instellen en opheffen.
2. Het orgaan dat een commissie instelt, stelt de taak en de bevoegdheden van de betreffende commissie vast.
3. De leden van een commissie worden benoemd en ontslagen door het orgaan dat de betreffende commissie heeft ingesteld.
4. De raad van toezicht kan een financiële commissie instellen. De raad van toezicht benoemt de leden van de financiële commissie, welke commissie uit ten minste twee leden van de raad van toezicht bestaat. De financiële
commissie is belast met die taken en bevoegdheden zoals vermeld in het reglement financiële commissie. In dat reglement worden tevens nadere regels gesteld ten aanzien van de werkwijze en bevoegdheden van de financiële commissie.
5. De raad van toezicht stelt een remuneratiecommissie in. De raad van
toezicht benoemt de leden van de remuneratiecommissie, welke commissie_ uit ten minste twee leden van de raad van toezicht bestaat. De voorzitter van
de raad van toezicht en de voorzitter van de financiële commissie maken in _
ieder geval deel uit van de remuneratiecommissie. De
remuneratiecommissie is belast met voorbereiden van de besluitvorming van de raad van toezicht ten aanzien van het vaststellen van de omvang van de_
beloning en vergoedingen voor de bestuurders en de leden van de raad van
toezicht alsmede met die taken en bevoegdheden zoals vermeld in het reglement remuneratiecommissie. In dat reglement worden nadere regels gesteld ten aanzien van de werkwijze van de remuneratiecommissie.
Een lid van de remuneratiecommissie handelt naar eer en geweten, op basis van professionaliteit en onafhankelijkheid en steeds in het belang van de stichting.
6. De raad van toezicht stelt een commissie kwaliteit en veiligheid in. De raad _
van toezicht benoemt de leden van de commissie kwaliteit en veiligheid, welke commissie uit maximaal drie leden van de raad van toezicht bestaat. _
De commissie kwaliteit en veiligheid is belast met het toezicht op de kwaliteit
en veiligheid van de zorgverlening door de stichting. Bij reglement worden nadere regels gesteld ten aanzien van de werkwijze van de commissie kwaliteit en veiligheid.
REGLEMENTEN
Artikel 15.
1. Het bestuur is bevoegd één of meer reglementen vast te stellen, waarin die _
onderwerpen worden geregeld, waarvan nadere regeling wenselijk wordt geacht.
2. Het bestuur stelt tenminste een bestuursreglement vast. In het bestuursreglement worden de bevoegdheden en taken van het bestuur vastgelegd.
Het vaststellen, wijzigen of opheffen van dit reglement behoeft de voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht.
3. In afwijking van hetgeen in lid 1 van dit artikel staat vermeld, is de raad van _
toezicht bevoegd tot het vaststellen en wijzigen van:
a. een reglement raad van toezicht;
b. een reglement financiële commissie;
c. een reglement remuneratiecommissie;
d. een reglement kwaliteit en veiligheid.
Het vaststellen, wijzigen of opheffen van deze reglementen geschiedt in overleg met het bestuur.
4. Een regeling ten aanzien van mogelijke conflicten - niet zijnde arbeidsconflicten - tussen het bestuur en de raad van toezicht wordt vastgelegd in het reglement raad van toezicht, met dien verstande dat:
a. die regeling tot stand komt in overeenstemming tussen bestuur en raad van toezicht;
b. die regeling, indien de raad van toezicht en het bestuur niet tot een oplossing van het conflict kunnen komen, voorziet in een verwijzing naar een onafhankelijk orgaan of externe deskundige ter beslechting van het conflict.
5. Een reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.
BOEKJAAR EN JAARSTUKKEN
Artikel 16.
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van _
alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie _
te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere
gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend en waarbij ontvangsten en betalingen duidelijk traceerbaar zijn naar bron en bestemming en waarbij duidelijk is wie op welk moment welke verplichtingen namens de stichting is aangegaan.
Daarnaast worden in ieder geval de activiteiten van de stichting waarvoor een vergunning geldt in de zin van de Wtza, financieel onderscheiden van andere activiteiten van de stichting.
3. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten met bijbehorende toelichting van de stichting te maken en op papier te stellen. Daarnaast is het bestuur binnen diezelfde termijn verplicht een verslag van de doelrealisatie, de verrichtingen en gang van zaken zoals vastgelegd in het voor het betreffende jaar geldende beleidsplan op te maken.
4. Het bestuur laat - alvorens tot vaststelling van de hiervoor in lid 3 eerste volzin van dit artikel bedoelde stukken over te gaan - deze onderzoeken
door een door de raad van toezicht aan te wijzen accountant als bedoeld in _
artikel 2:393 Burgerlijk Wetboek. Deze brengt alsdan omtrent zijn onderzoek verslag uit aan het bestuur en de financiële commissie. Het bestuur is bevoegd om advies uit te brengen over de voorgenomen benoeming of ontslag van de accountant.
5. De financiële commissie onderzoekt jaarlijks, mede aan de hand van het haar ter beschikking gestelde verslag van de externe accountant, de rekening en verantwoording van het door het bestuur gevoerde financiële beleid en brengt aan de raad van toezicht zowel xxxxxxxxx als schriftelijk verslag uit van haar bevindingen.
6. De balans en de staat van baten en lasten, met bijbehorende toelichting, wordt ten blijke van de vaststelling door iedere bestuurder en de leden van _
de raad van toezicht ondertekend; ontbreekt de ondertekening van een
bestuurder of die van één of meer leden van de raad van toezicht, dan wordt daarvan onder opgave van redenen melding gemaakt. Vaststelling geschiedt eerst na voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht.
7. Het bestuur stelt voor het einde van het boekjaar een jaarplan met een bijbehorende begroting en een (meerjaren)beleidsplan vast. Het beleidsplan is in overeenstemming met de statutaire doelstelling en geeft onder meer inzicht in de door de stichting te verrichten werkzaamheden, het beheer van het vermogen en de besteding daarvan. Deze stukken alsook de
jaarrekening worden jaarlijks door het bestuur aan de (centrale) cliëntenraad en de ondernemingsraad ter bespreking voorgelegd.
8. Het bestuur is belast met de uitvoering en de realisatie van de in het beleidsplan opgenomen programma's en activiteiten. Het bestuur stelt het
beleidsplan zo nodig bij.
9. Het bestuur stelt na goedkeuring van de raad van toezicht de bestemming van eventuele jaarwinst vast in overeenstemming met het doel van de stichting, waarbij deze jaarwinst met inachtneming van het vorenstaande uitsluitend kan worden aangewend ten bate van een ingevolge artikel 5, eerste lid, onderdeel c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vrijgesteld lichaam of een algemeen maatschappelijk belang (conform artikel 4 Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971).
10. Het bestuur is verplicht de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers te bewaren overeenkomstig de wettelijke bewaartermijn.
ONDERNEMINGSRAAD
Artikel 17.
De stichting heeft een ondernemingsraad. De ondernemingsraad heeft de bevoegdheden die hem door of krachtens de wet zijn toegekend, alsmede de bevoegdheden als bedoeld krachtens deze statuten vastgestelde reglementen. CLIËNTENRAAD
Artikel 18.
De stichting heeft een (centrale) cliëntenraad. De (centrale) cliëntenraad heeft de bevoegdheden die hem door of krachtens de wet zijn toegekend, alsmede de bevoegdheden als bedoeld in deze statuten en de krachtens deze statuten vastgestelde reglementen.
IDENTITEITSRAAD
Artikel 19.
1. Het bestuur stelt een identiteitsraad in en spant zich in voor het goed functioneren van deze raad. Het bestuur benoemt - op voordracht van de GGiN - de leden van de identiteitsraad, die uit ten minste drie natuurlijke personen bestaat.
2. De identiteitsraad is belast met:
a. het geven van aanbevelingen voor de wijze waarop binnen de stichting_
vorm wordt gegeven aan geestelijke zorg voor de cliënten van de stichting;
b. de advisering rondom ethische kwesties binnen de stichting zoals deze door het bestuur aan de identiteitsraad worden voorgelegd;
c. het onderhouden van contact met de GGiN.
3. Bij reglement worden nadere regels gesteld ten aanzien van de benoeming, samenstelling en de werkwijze van identiteitsraad.
4. Het besluit van het bestuur tot benoeming van de leden van de identiteitsraad en tot vaststelling van het regelement identiteitsraad behoeft _
de voorafgaande schriftelijk goedkeuring van de raad van toezicht.
STATUTENWIJZIGING, FUSIE EN SPLITSING
Artikel 20.
1. Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen en tot fusie en splitsing te _
besluiten. Het besluit daartoe moet worden genomen in een vergadering, waarin alle bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Is een vergadering, waarin een dergelijk besluit aan de orde is, niet voltallig, dan
wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee en niet later dan vier weken na de eerste vergadering. In deze tweede _
vergadering kan ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders rechtsgeldig omtrent het voorstel, zoals dit in de eerste vergadering aan de orde was, worden besloten.
2. Een besluit van het bestuur als bedoeld in lid 1 is uitsluitend mogelijk na voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de raad van toezicht.
3. Bij de oproeping tot de vergadering, waarin een statutenwijziging zal worden voorgesteld, dient een afschrift van het voorstel, waarin de voorgedragen wijziging woordelijk is opgenomen, te worden gevoegd.
4. De statutenwijziging komt niet tot stand, dan nadat de (centrale) cliëntenraad en ondernemingsraad daarover schriftelijk advies heeft uitgebracht, althans _
daartoe op behoorlijke wijze in de gelegenheid zijn gesteld.
5. De statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Iedere bestuurder is afzonderlijk bevoegd gemelde notariële _
akte te (doen) verlijden.
ONTBINDING
Artikel 21.
1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden.
2. Op het besluit van het bestuur tot ontbinding is het bepaalde in leden 1, 2 en
3 van het vorige artikel van overeenkomstige toepassing.
3. De stichting blijft na ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is. De vereffening eindigt op het tijdstip waarop aan de vereffenaar geen baten meer bekend zijn.
4. Het bestuur is de vereffenaar van het vermogen van de stichting.
5. Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt toegekend aan _ een door het bestuur - met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 lid 5 _
sub l - te bepalen:
i. rechtspersoon in de zin van artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en welke rechtspersoon een soortgelijke doelstelling als die van de stichting kent of aan een buitenlandse instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt en die een soortgelijke doelstelling heeft; en
ii. welke rechtspersoon kwalificeert als lichaam waarop de vrijstelling van _
artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Wet op de vennootschapsbelasting 1969 van toepassing is.
6. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende zeven jaar onder berusting van de door het _
bestuur aangewezen (rechts)persoon.
SLOTBEPALINGEN
Artikel 22.
Aan het bestuur komen alle bevoegdheden toe, die niet door de wet of de statuten aan andere organen zijn opgedragen.
Voor zover hierbij sprake is van uitlegging en/of toepassing van bepalingen uit
statuten en/of reglementen tracht het bestuur daarbij te achterhalen wat bij het
opstellen en/of wijzigen van de betreffende bepaling is beoogd en daarnaast welke uitleg naar redelijkheid en billijkheid in de gegeven omstandigheden in de _
context van de statuten en reglementen van de stichting aan de betreffende
bepaling moet worden gegeven.
In die gevallen waarbij twijfel mocht rijzen omtrent de strekking van enig artikel in de statuten of reglement beslist de raad van toezicht van de stichting.
Slot
_
_
De verschenen persoon is mij, notaris, bekend. Verder heb ik, notaris, de zakelijke inhoud van de akte meegedeeld aan de verschenen persoon en daarop een toelichting gegeven, inclusief de uit de inhoud van de akte voortvloeiende gevolgen. De verschenen persoon verklaart van de inhoud van de akte te hebben kennis genomen en daarmee in te stemmen. Tevens verklaart de verschenen persoon uitdrukkelijk in te stemmen met de beperkte voorlezing van de akte. Dadelijk na beperkte voorlezing is de akte door de verschenen persoon en door mij, notaris, ondertekend. De akte is verleden te Utrecht op de datum aan het begin van deze akte vermeld.
Volgt ondertekening.
UITGEGEVEN VOOR AFSCHRIFT
door mij, xx. Xxxxx Xxxx Xxxxxx-Xxxxxx, notaris te Utrecht op 30 juni 2022