Contract
B.5 Overslaan en opslaan
B.5.1 Inleiding
Op- en overslag zijn voorbereidende handelingen als bedoeld in de kaderrichtlijn afvalstoffen (Kra). Na op- en/of overslag moet in ieder geval nog een handeling plaatsvinden waarmee de verwerking wordt voltooid. De indeling naar nuttige toepassing of verwijdering hangt af van de handeling waarmee de verwerking wordt voltooid.
Het onderscheid tussen opslaan en overslaan is onder meer van belang omdat voor opslaan in en aantal gevallen een restrictief vergunningenbeleid geldt en voor overslaan niet en omdat bedrijven die overslaan in een aantal gevallen kunnen volstaan met een beperkte procedure van acceptatie en registratie.
B.5.2 Afbakening
B.5.2.1 Algemeen
De Kra maakt een onderscheid in vier vormen van opslaan, namelijk:
B.5.2.2 Vorm van sorteren in relatie tot op- en overslaan of inzamelen
Het opslaan van afvalstoffen, ook wel bewaren genoemd, is het tijdelijk in bezit hebben van afvalstoffen. Bij het op- en overslaan worden met afvalstoffen geen andere verwerkingshandelingen (sorteren, scheiden, spoelen, mengen, etc. etc.) uitgevoerd. Het uitsorteren van verontreinigingen en het opbulken maken wel onderdeel uit van het opslaan of overslaan. Om het onderscheid tussen sorteren, uitsorteren en voorlopig sorteren te verduidelijken, zijn hiervoor de volgende definities opgesteld:
- Onder sorteren wordt verstaan het scheiden in de oorspronkelijke materiaalstromen van een mengsel van materiaalstromen of van samengestelde materialen. Sorteren is een vorm van verwerking, maar geen vorm van opslaan of overslaan.
- Onder uitsorteren wordt verstaan het handmatig scheiden van incidenteel voorkomende verontreinigingen uit een vrijwel schone materiaalstroom of uit een mengsel van vrijwel schone materiaalstromen. Uitsorteren is een vorm van opslag of overslag.
- Onder voorlopig sorteren wordt verstaan het sorteren op het moment van de inzameling (met name bij KCA). Voorlopig sorteren maakt onderdeel uit van de inzameling.
Sorteren is dus een vorm van verwerken. Vergunnen daarvan vraagt onder meer toetsing aan de minimumstandaard. Uitsorteren is een vorm van op- en overslag en kan beleidsmatig altijd worden vergund mits de benodigde voorzieningen aanwezig zijn natuurlijk.
B.5.3 Opslaan op de locatie waar het afval is ontstaan
Het opslaan van afvalstoffen op de plaats van productie is gereguleerd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hierin zijn onder andere voorschriften voor het gescheiden houden van afvalstoffen opgenomen. Dit is verder uitgewerkt in hoofdstuk B.3 ‘Gescheiden houden van afvalstoffen’.
B.5.4 Op- en overslaan
B.5.4.1 Definitie
Opslaan van afvalstoffen tijdens de inzameling wordt ook overslaan genoemd. Onder overslaan van afvalstoffen worden verstaan alle handelingen op één locatie, waarbij afvalstoffen vanuit of vanaf een opbergmiddel of transportmiddel in of op een ander opbergmiddel of transportmiddel worden overgebracht. Hieronder vallen bijvoorbeeld beladen, lossen, hevelen, enz. met bijvoorbeeld kranen, transportbanden en leidingen, maar het uitvoeren van iedere verwerkingshandeling (sorteren, scheiden, spoelen, mengen, etc.) valt hier niet onder. Het uitsorteren en opbulken kunnen wel onderdeel uitmaken van het overslaan. Als afvalstoffen uit een opbergmiddel of transportmiddel worden gehaald en los gestort worden opgeslagen binnen de inrichting, is geen sprake van overslag maar van opslag.
In het kader van het LAP vallen ook onder overslaan:
- het kortdurend stallen van containers met afval, bijvoorbeeld containers die door schepen worden aangevoerd en daarna door voertuigen verder worden getransporteerd, of andersom;
- het overbrengen van afval in een groter transportmiddel, bijvoorbeeld vanuit de chemokar naar grotere vrachtwagens. Het kan daarbij gaan om afval dat door rechtspersoon A is ingezameld en binnen de inrichting van rechtspersoon B wordt overgeslagen. In dat geval blijft het afval dat door rechtspersoon A is ingezameld als zodanig administratief herkenbaar;
- het overbrengen van afval vanuit transportmiddelen in een (meestal) groter transportmiddel, bijvoorbeeld bij het overbrengen van los gestorte afvalstoffen vanuit vrachtwagens naar een schip;
- het stallen van met afval geladen voertuigen, bijvoorbeeld het overnachten van een volle vrachtwagen op een inrichting.
B.5.4.2 Onderscheid tussen overslaan en opslaan
Het kenmerkende van overslag is dat de afvalstoffen vanuit of vanaf een opbergmiddel of transportmiddel in of op een ander opbergmiddel of transportmiddel worden overgebracht. Tijdens de overslag kunnen afvalstoffen voor een korte tijd aanwezig zijn op de locatie. Indien overslag plaatsvindt binnen een inrichting van een andere rechtspersoon dan de inzamelaar, dan is bij ontvangst op die inrichting de eindbestemming van het afval bekend en in het algemeen ook de termijn waarop het vervolgtransport plaatsvindt.
tabel 12 Maximum verblijftijd van afvalstoffen binnen een inrichting tijdens het overslaan
Afvalstof | Maximum verblijftijd bij overslag |
Verpakte gevaarlijke afvalstoffen | 2x24 uur |
Overige afvalstoffen | 7x24 uur |
Bij een langere verblijftijd binnen een inrichting is sprake van opslag.
B.5.4.3 Opslaan op inzamelvaartuigen
Opslaan van gevaarlijke afvalstoffen buiten een inrichting is verboden (10.54 Wm). Echter, in de vergunning op grond van het Besluit inzamelen afvalstoffen van een inzamelaar van gevaarlijke scheepsafvalstoffen kan de opslag van gevaarlijke afvalstoffen aan boord van de inzamelvaartuigen worden toegestaan. Hierbij wordt een maximale opslagtermijn van 30 dagen
aangehouden.
Deze opslagtermijn van maximaal 30 dagen kan in uitzonderingsgevallen op gemotiveerd verzoek worden aangepast, dit ter beoordeling van het bevoegd gezag. Verlenging van deze opslagtermijn moet tot een minimum beperkt blijven. Een langere opslagtermijn betekent een groter risico op calamiteiten en bemoeilijkt een effectief toezicht. Bovendien kan het leiden tot onnodig lang rondvaren met afvalstoffen en/of het verminderen van laadruimte die beschikbaar is voor de inzamelactiviteiten. Dit gaat bovendien gepaard met extra energieverbruik.
Verlenging van de opslagtermijn kan uitsluitend worden toegestaan, indien:
- afvoer van de betreffende scheepsafvalstof naar in Nederland gelegen inrichtingen die de afvalstof tenminste even hoogwaardig als de minimumstandaard verwerken, niet mogelijk is; en
- afvoer van de betreffende scheepsafvalstof naar in Nederland gelegen inrichtingen waar tijdelijke opslag plaatsvindt, niet mogelijk is; en
- het voorgaande ten genoegen van het bevoegd gezag is aangetoond.
Een besluit tot verlenging van de opslagtermijn geldt altijd voor een beperkte duur en een beperkte opslagtermijn. Deze termijnen worden afgestemd op de termijn die nodig is om afvoer naar opslag- of verwerkingsmogelijkheden te realiseren, maar uiterlijk na 6 maanden is de opslagtermijn weer teruggebracht tot maximaal 30 dagen.
B.5.4.4 Aspecten van vergunningverlening voor overslag
Het aantal inrichtingen dat zich bezig houdt met overslag wordt niet gelimiteerd.
Vergunningen voor overslag van afvalstoffen kunnen worden verleend, indien het bedrijf beschikt over de benodigde voorzieningen. Om de gevaarsaspecten en mogelijke milieuhygiënische gevolgen van de aanwezigheid van de betreffende afvalstoffen in de inrichting te beperken, worden in de vergunning voorwaarden gesteld aan de omvang, duur en wijze van de overslag en de stalling.
Een bedrijf dat van-buiten-de-inrichting-afkomstige afvalstoffen overslaat moet beschikken over toereikende procedures voor de acceptatie, controle en administratie van de afvalstoffen. Indien afvalstoffen in opdracht van derden worden overgeslagen en eigendom van die andere rechtspersoon blijven, kan het bevoegd gezag toestaan dat de exploitant van de inrichting geen uitgebreide acceptatie- of registratieprocedure doorloopt. Dit is verder uitgewerkt in hoofdstuk ’. Daarnaast moet de houder van een overslagvergunning voldoen aan de verplichtingen die volgen uit het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (besluit melden).
In de nota van toelichting van het besluit melden is opgenomen dat bij het vervoer van afvalstoffen uit het publieke domein geen begeleidingsbrief aanwezig hoeft te zijn, wanneer dit afval – aantoonbaar – ten behoeve van overslag naar een inrichting waar de genoemde afvalstoffen uitsluitend worden overgeslagen, wordt vervoerd. Daarbij wordt een termijn van 48 uur gehanteerd. Om gebruik te kunnen maken van deze vrijstelling in artikel 11, eerste lid, onder e, f en g van het besluit melden mag de overslagperiode maximaal 48 uur bedragen.
B.5.5 Opslaan tijdens de verwerking
B.5.5.1 Inleiding
De handelingen die vallen onder het opslaan van afvalstoffen tijdens de verwerking zijn in de Kra beschreven in:
- bijlage I onder D15: Opslag in afwachting van een van de onder D1 tot en met D14 vermelde behandelingen (met uitsluiting van tijdelijke opslag voorafgaande aan inzameling op de plaats van productie);
- bijlage II onder R13: Opslag van afvalstoffen bestemd voor een van de onder R1 tot en met R12 genoemde handelingen (met uitsluiting van tijdelijke opslag voorafgaande aan inzameling op de plaats van productie).
B.5.5.1.1 Restrictief vergunningenbeleid
Vergunningen voor het uitsluitend opslaan van afvalstoffen kunnen in beginsel worden verleend met de volgende uitzonderingen:
- Voor afvalmunitie, vuurwerkafval en overig explosief afval is een specifieke rol weggelegd voor politie, Defensie Munitiebedrijf, Domeinen, Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EOD)/Explosieven Opruimingscommando Koninklijke Landmacht (EOCKL) en bedrijven die op grond van de arbo-regelgeving zijn gecertificeerd voor het opsporen van conventionele explosieven. Gelet op het aparte karakter van deze stromen is het van belang om de beheerstructuur hier zo overzichtelijk mogelijk te houden en het aantal bewaarlocaties te beperken. Andere dan de hiervoor genoemde instanties en bedrijven mogen deze afvalstoffen daarom niet opslaan. Voor kleine hoeveelheden afvalmunitie, vuurwerkafval en overig explosief afval afkomstig van consumenten kunnen KGA-depots wel een rol blijven spelen, evenals havenontvangstinstallaties voor afgedankt signaalvuurwerk uit de scheepvaart.
- Voor de op- en overslag van dierlijke bijproducten kan uitsluitend vergunning voor de activiteit ‘milieu’ worden verleend aan bedrijven die beschikken over een erkenning op grond van de Verordening dierlijke bijproducten ((EG) 1069/2009). Dergelijke erkenningen worden voor specifieke handelingen toegekend. Op de website van de NVWA is een lijst met erkende bedrijven opgenomen. Op grond van de regelgeving gelden specifieke eisen voor de opslag van dierlijke bijproducten.
- Voor tijdelijke opslag van brandbaar afval in afwachting van verwerking in een AVI geldt de restrictie dat dit uitsluitend wordt toegestaan binnen de inrichting van de afvalverbrandingsinstallatie of op een stortplaats62, mits deze tijdelijke opslag van die afvalstoffen contractueel is vastgelegd tussen stortplaats en AVI. Zie voor verdere restricties op dit punt paragraaf B.5.5.1.4.
B.5.5.1.2 Overige aspecten van vergunningverlening voor opslag
Voor het verkrijgen van een vergunning voor het opslaan moet het bedrijf beschikken over de benodigde voorzieningen. Om de gevaarsaspecten en mogelijke milieuhygiënische gevolgen van de aanwezigheid van de betreffende afvalstoffen in de inrichting te beperken, kunnen in de vergunning voorwaarden worden gesteld aan de omvang en wijze van de opslag.
Een bedrijf dat van-buiten-de-inrichting-afkomstige afvalstoffen opslaat, moet beschikken over toereikende procedures voor de acceptatie, controle en administratie van de afvalstoffen. Voorts moet de houder van een opslagvergunning voldoen aan alle verplichtingen die volgen uit het besluit melden.
Verder moet in de opslagvergunning een termijn worden opgenomen voor de duur van het opslaan. In het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen worden in artikel 11e de volgende termijnen voor het opslaan van afvalstoffen genoemd voor elke inrichting, inclusief stortplaatsen:
- de termijn voor opslag voorafgaand aan verwijdering is maximaal één jaar;
- de termijn voor opslag voorafgaand aan nuttige toepassing is maximaal drie jaar.
Het is niet de bedoeling om voor of na afloop van de genoemde termijnen afvalstoffen weer langdurig in opslag te nemen binnen een andere inrichting. Na benutting van deze termijnen dient het afval te worden afgevoerd naar een verwerker.
Bijvoorbeeld POP-houdend afval moet in veel gevallen op grond van de POP-verordening verwijderd worden. Dat betekent dat opslag niet langer mag duren dan 1 jaar (zie verder F.11.3.4). Ook indien nog niet bekend is of het afval nuttig toegepast kan worden of indien de afnemer niet bekend is, mag het afval maar gedurende maximaal één jaar worden opgeslagen.
B.5.5.1.3 Opslag op een stortplaats
De in paragraaf B.5.5.1.2 genoemde termijnen gelden voor inrichtingen die zijn bedoeld voor de opslag van afvalstoffen en niet voor inrichtingen die zijn bedoeld voor de berging van afvalstoffen op of in de bodem (stortplaatsen). Stortplaatsen mogen afvalstoffen die zijn aangeboden voor storten, maar die de stortplaats later wil gebruiken voor het realiseren van noodzakelijke
62 Met ‘stortplaats’ wordt bedoeld een in bedrijf zijnde stortplaats die voldoet aan de eisen uit het Stortbesluit Bodembescherming en het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen.
B.5.5.1.4 Tijdelijke opslag brandbaar afval op stortplaatsen in afwachting van afvoer naar een AVI
Het aanbod van afvalstoffen aan AVI’s is gedurende het jaar niet constant. Een geringer aanbod in vakantietijden, wijzigingen in de aanlevercontracten of onregelmatige leveringen (vanuit het binnen- dan wel buitenland), zouden enerzijds (in rustige tijden) tot gevolg kunnen hebben dat AVI’s tijdelijk niet voluit kunnen draaien of zelfs tijdelijk stilgelegd moeten worden en anderzijds (bij overaanbod) dat contracten niet gesloten kunnen worden of er geen verwerkingscapaciteit beschikbaar is voor vrijkomende afvalstoffen.
Het af- en opstoken van de verbrandingsketels moet zoveel mogelijk worden voorkomen omdat de installaties daar niet op gebouwd zijn: stabiliteit in gebruik is erg belangrijk. Daarnaast is er een grotere kans op emissieoverschrijdingen bij op- en afstook. Ook moet worden voorkomen dat de te verbranden afvalstoffen worden gestort bij een tijdelijk overschot in aanbod.
Het is daarom wenselijk dat AVI’s voorraden (kunnen) aanleggen. Deze kunnen in tijden met minder aanbod worden verwerkt. Dit betekent dat er tijdelijke opslagcapaciteit beschikbaar moet zijn om fluctuaties op te vangen.
Deze opslag kan, indien daarvoor ruimte bestaat binnen de inrichting en indien de gevolgen voor de omgeving door het bevoegd gezag aanvaardbaar geacht worden, bij de AVI worden gerealiseerd. Daarnaast zijn stortplaatsen vaak bij uitstek geschikt voor de tijdelijke opslag van afval, gelet op de beschikbare ruimte en omdat (bodembeschermende) voorzieningen al aanwezig zijn. Langdurige opslag(d.w.z. langer dan nuttig is voor sorteer-, op- of overslagactiviteiten) van brandbaar afval op locaties die daarvoor niet geschikt zijn, bijvoorbeeld bij inzamelaars/ op- en overslaglocaties moet –uit veiligheidsoverwegingen- worden voorkomen.
Tijdelijke opslag op een stortplaats is voor afvalstoffen afkomstig van calamiteiten ook mogelijk, met uitzondering van het bufferen van buitenlands brandbaar afval.
Afspraken
Om zeker te zijn dat brandbaar afval altijd binnen een redelijke termijn op een goede manier kan worden verwerkt, is het onwenselijk dat meer brandbaar afval wordt opgeslagen dan vanuit een bufferfunctie noodzakelijk is. Ook mag de verwerking van Nederlands afval nooit in gevaar komen door import van afval uit het buitenland. Om dit alles te borgen is inzicht in opgeslagen hoeveelheden nodig en moet het aantal opslaglocaties niet te groot worden.
Met de Vereniging Afvalbedrijven (VA) zijn daarom de volgende afspraken gemaakt:
- voor een AVI bestemde afvalstoffen mogen uitsluitend worden gebufferd op stortplaatsen, indien de aanlevering van die afvalstoffen bij de AVI contractueel is vastgelegd. M.a.w.: een stortplaats zonder contract met een AVI mag te verbranden afvalstoffen niet zelf in opslag geven of nemen;
- tijdelijke opslag op andere plaatsen dan de inrichting waar de verbrandingsinstallatie staat of een stortplaats wordt niet toegestaan (vanzelfsprekend is kortdurende opslag bij op- en overslaglocaties/inzamelaars wel mogelijk, evenals opslag van binnen de eigen inrichting vrijkomende residuen bij sorteerbedrijven, onder voorwaarde dat de omgevingsvergunning een dergelijke opslag toestaat – dergelijke locaties dienen echter niet als buffer voor AVI’s);
- op elk moment moet bij de VA duidelijk zijn hoeveel afval er op welke stortplaats of inrichting voor welke AVI ligt; de VA werkt de cijfers per kwartaal bij en stuurt per kwartaal aan Rijkswaterstaat het totaal aan afval in opslag, met daarbij aangegeven hoeveel afval in opslag is genomen en uit de opslag is verwerkt in AVI’s;
- gegevens over de afvalstoffen in opslag of de opslaghoeveelheden, worden op verzoek aan het ministerie geleverd;
- op enig moment is er in totaal niet meer dan de hoeveelheid afval die in vier maanden verbrand kan worden (dit is een derde van de jaarcapaciteit, wat neerkomt op ca. 2,5 miljoen
ton) in opslag bij AVI’s en op stortplaatsen;
- de duur van de opslag zal niet langer zijn dan de in het Bssa genoemde termijnen; dat wil zeggen drie jaar indien de opslag wordt gevolgd door nuttige toepassing en één jaar indien de opslag wordt gevolgd door verwijdering, en
- deze afspraken hebben gevolgen voor de inhoud van de omgevingsvergunningen van vooral de stortplaatsen (zie hierna).
Daarnaast is het niet de bedoeling dat Nederland afval gaat invoeren uit het buitenland om in Nederland te verbranden wanneer daar feitelijk geen capaciteit voor is. Geïmporteerd brandbaar afval moet dus vrijwel direct verwerkt kunnen worden. Dat wil in dit geval zeggen dat opslag van geïmporteerd afval niet langer dan een week duurt. Dit betekent dat uitsluitend brandbare afvalstoffen uit Nederland mogen worden opgeslagen als buffer63. Ook dit heeft gevolgen voor de inhoud van de omgevingsvergunningen (zie hierna).
Omgevingsvergunning
Bij opslag van brandbaar afval geldt als uitgangspunt dat het om een tijdelijke situatie gaat. Het afval zal binnen afzienbare tijd tenminste verbrand moeten worden als vorm van verwijdering of nuttige toepassing (een hoogwaardiger verwerking is natuurlijk altijd toegestaan). Te allen tijde moet voorkomen worden dat opslag leidt tot storten.
Opslag van brandbaar afval in afwachting van afvoer naar een AVI wordt uitsluitend toegestaan binnen de inrichting van de afvalverbrandingsinstallatie of op een stortplaats. Binnen andere inrichtingen of locaties mag uitsluitend kortdurende opslag van brandbare afvalstoffen plaatsvinden voor zover dit past in de reguliere sorteer- of op- en overslagactiviteiten, dit betekent dus dat de opslag niet langer mag zijn dan nuttig is voor deze activiteiten. Dergelijke inrichtingen fungeren niet als buffer voor AVI’s en komen niet in aanmerking voor een vergunning voor langdurige opslag van brandbaar afval dat is bestemd om te worden verbrand in een AVI.
Een opslag of het weer opgraven van afvalstoffen kan leiden tot geur- of stofoverlast. Broei kan ontstaan of bij een hoog organisch gehalte kan zich methaangas vormen. Het bevoegd gezag kan, in situaties waar onaanvaardbare gevolgen voor de omgeving dreigen, voorschriften aan de vergunning verbinden om deze gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen dan wel te beperken.
Daarnaast worden in elk geval de volgende voorschriften aan de vergunning voor stortplaatsen verbonden.
- opslag van brandbare afvalstoffen in afwachting van afvoer naar een AVI mag niet langer duren dan de in het Bssa genoemde termijnen, dat wil zeggen drie jaar indien de opslag wordt gevolgd door nuttige toepassing en één jaar indien de opslag wordt gevolgd door verwijdering;
- uitsluitend afvalstoffen die zijn bestemd voor verbranding (er is dus contractueel vastgelegd dat de afvalstoffen door een bepaalde AVI zullen worden verwerkt) mogen worden opgeslagen; en
- uitsluitend Nederlands afval mag worden opgeslagen.
De eerste twee voorschriften gelden uiteraard ook voor opslag bij een AVI zelf.
B.5.6 Kern van het beleid ten aanzien van op- en overslag
In deze laatste paragraaf zijn de punten samengevat die de kern vormen van het beleid zoals opgenomen in dit hoofdstuk. Overige informatie in dit hoofdstuk is toelichtend aan onderstaand beleid of dient als duiding bij bijvoorbeeld bestaande wet- en regelgeving of jurisprudentie. Voor wijziging van onderstaande kern van beleid zal altijd een procedure van openbare inspraak worden gevolgd. Voor wijziging van meer toelichtende delen van dit hoofdstuk zal worden volstaan met bekendmaking.
Opslaan en overslaan:
- Het opslaan van afvalstoffen, ook wel bewaren genoemd, is het tijdelijk in bezit hebben van
63 Dit met uitzondering van buitenlands afval dat op het moment dat een in paragraaf A.2.7 bedoelde calamiteit optreedt al fysiek in Nederland aanwezig is of daadwerkelijk op transport is naar Nederland.
afvalstoffen.
- Onder overslaan van afvalstoffen worden verstaan alle handelingen op één locatie, waarbij afvalstoffen vanuit of vanaf een opberg- of transportmiddel in of op een ander opberg- of transportmiddel worden overgebracht.
- Voor het onderscheid tussen opslaan en overslaan is de verblijftijd een belangrijk criterium. In onderstaande tabel 13 is aangegeven bij welke maximale verblijftijd van afvalstoffen binnen een inrichting sprake kan zijn van overslaan. Bij een langere verblijftijd is sprake van opslaan.
tabel 13 Maximum verblijftijd van afvalstoffen binnen een inrichting tijdens het overslaan
Afvalstof | Maximum verblijftijd bij overslag |
Verpakte gevaarlijke afvalstoffen | 2x24 uur |
Overige afvalstoffen | 7x24 uur |
Opslaan op inzamelvaartuigen:
- In de vergunning op grond van het Besluit inzamelen afvalstoffen van een inzamelaar van gevaarlijke afvalstoffen afkomstig van schepen kan de opslag van gevaarlijke afvalstoffen voor maximaal 30 dagen aan boord van de inzamelvaartuigen worden toegestaan.
- Deze opslagtermijn van maximaal 30 dagen kan in uitzonderingsgevallen op gemotiveerd verzoek worden aangepast, dit ter beoordeling van het bevoegd gezag. Verlenging van de opslagtermijn kan uitsluitend worden toegestaan, indien:
o afvoer van de betreffende scheepsafvalstof naar in Nederland gelegen inrichtingen die de afvalstof tenminste even hoogwaardig als de minimumstandaard verwerken, niet mogelijk is; en
o afvoer van de betreffende scheepsafvalstof naar in Nederland gelegen inrichtingen waar tijdelijke opslag plaatsvindt, niet mogelijk is; en
o het voorgaande ten genoegen van het bevoegd gezag is aangetoond.
- Een besluit tot verlenging van de opslagtermijn geldt altijd voor een beperkte duur en een beperkte opslagtermijn. Deze termijnen worden afgestemd op de termijn die nodig is om afvoer naar opslag- of verwerkingsmogelijkheden te realiseren, maar uiterlijk na 6 maanden is de opslagtermijn weer teruggebracht tot maximaal 30 dagen.
Sorteren en uitsorteren:
- Opbulken en uitsorteren kunnen onderdeel uitmaken van het opslaan of overslaan. Met uitsorteren wordt bedoeld het handmatig scheiden van incidenteel voorkomende verontreinigingen uit een vrijwel schone materiaalstroom of uit een mengsel van vrijwel schone materiaalstromen.
- Sorteren maakt geen onderdeel uit van opslaan of overslaan. Bij het sorteren wordt een mengsel van materiaalstromen of van samengestelde materialen gescheiden in de oorspronkelijke materiaalstromen.
Vergunningverlening voor op- en overslag:
- Vergunningen voor overslag kunnen – vanzelfsprekend binnen milieuhygiënische randvoorwaarden en beperkingen – in beginsel worden verleend.
- Vergunningen voor het uitsluitend opslaan van afvalstoffen kunnen in beginsel worden verleend met de volgende uitzonderingen:
o Voor afvalmunitie, vuurwerkafval en overig explosief afval komen alleen locaties beheerd door politie, Defensie Munitiebedrijf, Domeinen, EOD/EOCKL64 en bedrijven die op grond van de arbo-regelgeving zijn gecertificeerd voor het opsporen van conventionele explosieven in aanmerking voor een vergunning. Voor kleine hoeveelheden afvalmunitie, vuurwerkafval en overig explosief afval afkomstig van consumenten kunnen KGA-depots wel een rol blijven spelen, evenals havenontvangstinstallaties voor afgedankt signaalvuurwerk uit de scheepvaart.
o Voor de op- en overslag van dierlijke bijproducten kan uitsluitend vergunning voor de activiteit ‘milieu’ worden verleend aan bedrijven die beschikken over een erkenning op grond van de Verordening dierlijke bijproducten (Verordening (EG) 1069/2009).
o Voor tijdelijke opslag van brandbaar afval in afwachting van verwerking in een AVI geldt de restrictie dat dit uitsluitend wordt toegestaan binnen een inrichting van de
64 Explosieven Opruimingsdienst Defensie /Explosieven Opruimingscommando Koninklijke Landmacht
verbrandingsinstallatie of op een stortplaats, mits deze tijdelijke opslag van die afvalstoffen contractueel is vastgelegd tussen stortplaats en AVI (zie hieronder).
Opslag op stortplaats:
- Stortplaatsen mogen afvalstoffen die zijn aangeboden voor storten, maar die de stortplaats later wil gebruiken voor het realiseren van noodzakelijke voorzieningen (bijvoorbeeld (tussentijdse) afdeklagen), voor maximaal drie jaar opslaan. Daarna is sprake van verwijdering door storten.
- Afvalstoffen van derden en voor ander gebruik dan op de stortplaats zelf, mogen op een stortplaats niet langer worden opgeslagen dan:
o maximaal één jaar ingeval van opslag voorafgaand aan verwijdering;
o maximaal drie jaar ingeval van opslag voorafgaand aan nuttige toepassing. Daarna is sprake van verwijdering door storten.
Het is niet de bedoeling om voor of na afloop van de genoemde termijnen afvalstoffen weer langdurig in opslag te nemen binnen een andere inrichting. Na benutting van deze termijnen dient het afval te worden afgevoerd naar een verwerker.
Opslag van brandbaar afval in afwachting van afvoer naar een AVI
- Opslag van brandbaar afval in afwachting van afvoer naar een AVI wordt uitsluitend toegestaan binnen een inrichting van de verbrandingsinstallatie of op een stortplaats. Binnen andere inrichtingen of locaties mag uitsluitend kortdurende opslag van brandbare afvalstoffen plaatsvinden voor zover dit past in de reguliere sorteer- of op- en overslagactiviteiten.
Dergelijke inrichtingen fungeren niet als buffer voor AVI’s en komen niet in aanmerking voor een vergunning voor langdurige opslag van brandbaar afval dat is bestemd om te worden verbrand in een AVI.
- In ieder geval worden de volgende voorschriften aan de vergunning voor stortplaatsen verbonden:
o opslag van brandbare afvalstoffen mag niet langer duren dan de in het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen genoemde termijnen, dat wil zeggen drie jaar indien de opslag wordt gevolgd door nuttige toepassing en één jaar indien de opslag wordt gevolgd door verwijdering;
o uitsluitend afvalstoffen die zijn bestemd voor verbranding (er is dus contractueel vastgelegd dat de afvalstoffen door een bepaalde AVI zullen worden verwerkt) mogen worden opgeslagen; en
o uitsluitend Nederlands afval mag worden opgeslagen.
In ieder geval de eerste twee voorschriften gelden uiteraard ook voor opslag bij een AVI zelf.