Contract
1 Bijzondere overeenkomsten: algemeen
1.1 Inleiding
Dit boek behandelt de regels rond bijzondere overeenkomsten en is geschreven voor studenten met basiskennis op het gebied van verbintenissenrecht. Bijzondere overeenkomsten zijn overeenkomsten waarvoor de wetgever in het Burgerlijk Wetboek (BW) speciale regels heeft opgesteld, in aanvulling op de gewone verbintenisrechtelijke regels van Boek 6 BW. Koopovereenkomsten, arbeidsovereenkomsten en huurovereenkomsten zijn voorbeelden van bijzondere overeenkomsten.
1.1.1 Benoemd of bijzonder
Bijzonder kan in het normale spraakgebruik de betekenis hebben van zeld- 15
zaam of uniek. Dat is bij bijzondere overeenkomsten niet de betekenis. Deze overeenkomsten zijn niet bijzonder omdat zij zeldzaam zijn, maar omdat zij een bijzondere regeling in de wet kennen, die aanvullend is op de algemene regels van het overeenkomstenrecht. Bijzondere overeenkomsten worden ook wel benoemde overeenkomsten genoemd, omdat de wetgever ze tot, bijvoor- beeld, arbeids-, huur- of koopovereenkomst heeft benoemd.
1.1.2 Goed verloop rechtsverkeer
Waarom heeft de wetgever eigenlijk aparte regels opgesteld voor bepaalde overeenkomsten? Een belangrijke reden is dat de wetgever het goede verloop van het rechtsverkeer wenst te bevorderen. Partijen spreken bij overeen- komsten vaak eigenlijk maar weinig af. Alleen bij professionele overeen- komsten, waarbij ook algemene voorwaarden kunnen worden gebruikt, worden doorgaans meer zaken afgesproken.
Aan elke overeenkomst gaan onderhandelingen vooraf, waarin een aanbod en aanvaarding worden gedaan. Als aanbod en aanvaarding overeenstemmen, komt er een overeenkomst tot stand, zo blijkt uit artikel 6:217 lid 1 BW. Aanbod
en aanvaarding vormen samen de inhoud van deze overeenkomst, maar zijn in de praktijk vaak maar heel beknopt en gaan alleen over de hoofdlijnen van de overeenkomst. De volgende zinnen: ‘Wil je mijn auto anders niet kopen voor
€ 12.000? Ja, is goed.’ kunnen bijvoorbeeld al voldoende zijn voor een overeen- komst, terwijl aspecten als leveringsdatum, wijze van betaling, garantie, enzo- voort hier niet zijn besproken.1
In veel gevallen is een beknopte overeenkomst ook wel voldoende en ontstaan er bij de uitvoering van de overeenkomst geen problemen. De partijen (bijvoorbeeld: koper-verkoper of huurder-verhuurder) regelen in goed overleg de zaken die niet afgesproken zijn. Ze komen er samen uit. Er kunnen zich echter ook probleemsituaties voordoen waar partijen geen rekening mee hebben gehouden en waarbij ze er niet samen alsnog uitkomen. De overeen- komst zelf kan deze problemen niet oplossen, want die bood hierover nu juist geen duidelijkheid. Aanvullende wettelijke bepalingen die speciaal voor, bijvoorbeeld, een koopovereenkomst of huurovereenkomst zijn geschreven, kunnen in dat geval de gaten in een overeenkomst opvullen en mogelijke con- flicten oplossen. Wettelijke regels voor bepaalde typen overeenkomsten bevor- deren zo een ‘goed verloop van het rechtsverkeer’, zoals de vaste uitdrukking is. De maatschappij heeft er immers geen belang bij als er over overeen- komsten veel geschillen kunnen ontstaan, waarvan de uitkomst vaag en onze-
16 ker is.
1.1.3 Bescherming zwakkere partij
Een andere belangrijke reden voor opname in de wet is dat de wetgever bij verschillende overeenkomsten zwakkere partijen wenst te beschermen tegen sterkere partijen. In de relatie werkgever-werknemer, professionele verkoper- consument en verhuurder-huurder zijn de laatstgenoemden normaal gespro- ken de zwakkere partij. De werknemer is in veel gevallen financieel afhankelijk van zijn werkgever en heeft hierdoor een slechte onderhandelingspositie. De consument heeft doorgaans veel minder kennis van en ervaring met het slui- ten van koopovereenkomsten dan de professionele verkoper. De huurder van woon- of bedrijfsruimte heeft vaak ook een slechte onderhandelingspositie ten opzichte van de verhuurder. Bij de regels rond de arbeidsovereenkomst, de consumentenkoop en de huurovereenkomst heeft de wetgever, die uitein- delijk de gehele samenleving vertegenwoordigt, het wenselijk geacht regels op
1 Of dit echt zo is, zal afhangen van alle omstandigheden van het geval, maar aan de belangrijkste voorwaarden (een aanbod, een aanvaarding en overeenstemming over de te kopen zaak) lijkt te zijn voldaan.
te nemen die de zwakkere partij beschermen. Ook bij andere overeenkomsten vind je in het BW bepalingen waarbij een zwakkere partij, bijvoorbeeld de patiënt of de reiziger, tegen een sterkere partij wordt beschermd. Van der- gelijke bepalingen mag dan niet ten nadele van de zwakkere partij worden afgeweken. Afspraken in het voordeel van de zwakkere partij zijn natuurlijk wel toegestaan.
1.1.4 Bijzonder gaat voor algemeen
Het beschermen van een zwakkere partij en het bevorderen van een goed ver- loop van het rechtsverkeer zijn de hoofdredenen die de wetgever heeft om in Boek 7 e.v. BW regels te stellen voor bijzondere overeenkomsten. Soms wijken de bijzondere regels af van de algemene regels van de eerdere Boeken, soms vullen zij ze aan. Wanneer bijzondere wettelijke regels zijn vastgesteld, gaan deze altijd voor de algemene wettelijke regels, volgens het Latijnse ada- gium2 lex specialis derogat lex generali.3 Dit adagium houdt in dat een bijzondere wettelijke regel altijd voor een algemene wettelijke regel gaat. Dit adagium geldt in alle rechtsgebieden en drukt uit dat een rechtsregel die is geschreven voor een specifieke situatie altijd voor de regel gaat die voor algemenere situaties is geschreven; de wetgever heeft immers de bedoeling gehad om voor deze situaties een gedetailleerdere regel in het leven te roepen.
17
1.2 Opbouw van het boek
In dit boek vind je geen volledige behandeling van alle bijzondere overeen- komsten die het BW kent. Dat zou te veel worden. Het doel is je bekend te maken met de systematiek van Boek 7 e.v. BW en de hoofdlijnen te behande- len van enkele in de praktijk veelvoorkomende bijzondere overeenkomsten. Na grondige bestudering van dit boek zul je in staat zijn om in veel praktijk- situaties vast te stellen welke regels rond bijzondere overeenkomsten van toe- passing zijn. In eenvoudige situaties weet je bovendien beargumenteerd de uitkomst te voorspellen. In meer complexe situaties weet je waar je aanvul- lende informatie kunt gaan zoeken om de casus op te lossen.
2 Een adagium is een motto of credo; een spreuk die een bepaalde regel uitdrukt. Het meervoud is adagia.
3 Lex is Latijn voor ‘wet’. Derogat is de Latijnse oorsprong van het Nederlandse ‘deroge- ren (aan)’, dat ‘afwijken van’, maar soms ook ‘opheffen’ betekent. Een mogelijke verta- ling is derhalve ook: ‘de speciale wet heft de algemene wet op’.
De bijzondere overeenkomsten die in dit boek worden behandeld zijn:
1. koop (inclusief consumentenkoop);
2. arbeidsovereenkomst;
3. opdracht (inclusief varianten);
4. aanneming van werk;
5. vaststellingsovereenkomst;
6. verzekeringsovereenkomst.
1.2.1 Bijzondere overeenkomsten in de praktijk en het onderwijs
Koop (1) wordt behandeld, omdat dit veruit de meest voorkomende bijzondere overeenkomst is. De arbeidsovereenkomst en de overeenkomst van opdracht (inclusief varianten) en tot aanneming van werk (2-4) worden behandeld, omdat dit de belangrijkste overeenkomsten zijn op basis waarvan, in verschil- lende rechtsverhoudingen, werkzaamheden kunnen worden verricht. De vast- stellingsovereenkomst (5) wordt vooral behandeld, omdat inzicht in de functie en het gebruik van deze overeenkomst leidt tot een beter begrip van de privaatrechtelijke beroepspraktijk. De vaststellingsovereenkomst wordt in de praktijk namelijk gebruikt om de beëindiging van een conflict vast te leggen en wordt daarom bijvoorbeeld gebruikt bij conflicten rondom de beëindiging van een arbeidsovereenkomst of geschillen rondom verzekeringskwesties. De
18 verzekeringsovereenkomst (6), eveneens zeer belangrijk voor de rechtsprak- tijk, wordt als laatste inhoudelijk behandeld.
Dat een bepaalde bijzondere overeenkomst in dit boek niet inhoudelijk wordt behandeld, betekent zeker niet dat die overeenkomst niet belangrijk zou zijn of in de praktijk niet vaak voorkomt. De huurovereenkomst, eveneens geregeld in Boek 7 BW, en de regels rond vervoersovereenkomsten, geregeld in Boek 8 BW, zijn voor de rechtspraktijk bijvoorbeeld zeer belangrijk en worden in het onderwijs vaak apart behandeld. Voor andere niet-behandelde overeen- komsten geldt eveneens dat zij in de praktijk belangrijke functies vervullen. Het doel van dit boek is, nogmaals, je te leren je weg te vinden in Boek 7 e.v. BW en de hoofdlijnen te behandelen van de hiervoor genoemde bijzondere overeenkomsten.
1.2.2 Inhoud hoofdstukken
In dit eerste hoofdstuk gaan we in op enkele algemene onderwerpen rond bijzondere overeenkomsten. In de volgende paragraaf behandelen we de opbouw van het BW en de plaats van bijzondere overeenkomsten hierin.
Hierna gaan we kort in op de geschiedenis en toekomst van het BW. In para- graaf 1.5 geven we een beknopt overzicht van de verschillende overeen- komsten die je in Boek 7 e.v. BW kunt vinden. In paragraaf 1.7 gaan we in op de regels die bepalen wat er gebeurt als een overeenkomst trekken van twee of meer bijzondere overeenkomsten vertoont. In paragraaf 1.8 geven we vervolgens enkele voorbeelden van overeenkomsten die geen bijzondere wettelijke regeling kennen. Ten slotte gaan we in paragraaf 1.9 kort in op de mogelijkheden tot – alternatieve – geschilbeslechting bij bijzondere overeen- komsten.
In hoofdstuk 2 herhalen we enkele belangrijke onderwerpen uit het overeen- komstenrecht die voor een goed begrip van de wettelijke regeling rond bijzondere overeenkomsten nodig zijn. We gaan er hierbij van uit dat basis- kennis op deze terreinen reeds aanwezig is. In de hoofdstukken 3 tot en met 7 gaan we vervolgens over tot de inhoudelijke behandeling van de hiervoor genoemde bijzondere overeenkomsten.
1.3 Plaats in het BW
De bijzondere overeenkomsten worden in het BW behandeld in Boek 7, 7A
en 8. De regeling van de bijzondere overeenkomsten vormt daarmee het sluit- 19
stuk van de gelaagde structuur van het BW. De gelaagde structuur van het BW houdt in dat de wettelijke regels in het BW gedetailleerder worden naarmate je verder in het wetboek komt. Het BW kent daarbij de volgende opbouw.
1.3.1 Opbouw BW
Boek 1 en 2 BW geven de regels rond natuurlijke personen en rechtspersonen. Dit zijn de rechtssubjecten van het privaatrecht: de mogelijke dragers van rech- ten en plichten. Boek 3 heeft als titel ‘Vermogensrecht in het algemeen’ en geeft enkele algemene vermogensrechtelijke regels die voor alle onderdelen van het privaatrecht gelden. Zo geeft Boek 3 bijvoorbeeld regels over rechts- handelingen. De regels rond rechtshandelingen in Boek 3 gelden voor alle mogelijke rechtshandelingen die je in de overige Boeken kunt tegenkomen. Boek 4 behandelt het erfrecht, en daarmee wat er met het vermogen gebeurt wanneer een natuurlijk persoon komt te overlijden. Een rechtshandeling die geregeld wordt in Boek 4 is bijvoorbeeld het opstellen van een testament. Boek 5 behandelt de zakelijke rechten, met als meest omvattend recht op een zaak het eigendomsrecht. Een rechtshandeling binnen Boek 5 is bijvoorbeeld
het vestigen van een recht van erfpacht. Boek 6 BW behandelt vervolgens het algemene deel van het verbintenissenrecht. Het geeft de regels rond de belang- rijkste bronnen van verbintenissen: overeenkomst, onrechtmatige daad en de verschillende rechtmatige daden. Met betrekking tot de overeenkomst (een meer- zijdige rechtshandeling) geldt dat Boek 6 de algemene regels behandelt. Boek 7, 7A en 8 BW bevatten vervolgens bijzondere regels voor bepaalde overeen- komsten. Boek 7, 7A en 8 BW vormen, voor wat betreft het overeenkomsten- recht, derhalve het meest gedetailleerde niveau van de gelaagde structuur van het BW. Boek 9 BW bestaat nog niet, maar wordt mogelijk in de toekomst nog werkelijkheid, zie hierna paragraaf 1.4.1. Boek 10 van het BW bevat regels die bepalen welk recht (Nederlands of buitenlands) van toepassing is bij grensoverschrijdende kwesties. Denk hierbij aan de situatie waarin een Nederlands en een Frans bedrijf samenwerken aan een project in Duitsland. Welk recht is van toepassing als er daarbij iets misgaat en partijen hierover niets hebben afgesproken?
Ons Burgerlijk Wetboek is, in vergelijking met landen om ons heen, relatief jong en nog steeds in ontwikkeling. In de volgende paragraaf nemen we de geschiedenis en toekomst van het BW onder de loep.
20 1.4 Geschiedenis en toekomst van het BW
Het Burgerlijk Wetboek is na de Tweede Wereldoorlog in een aantal stappen vernieuwd. Vóór de inwerkingtreding van het eerste deel van het Nieuw Bur- gerlijk Wetboek (hierna BW) gold het Burgerlijk Wetboek van 1838.4
Dit wetboek wordt door juristen, wanneer er in literatuur of anderszins naar wordt verwezen, tegenwoordig aangeduid met Oud Burgerlijk Wetboek (hierna: oud BW). Het BW van 1838 was na de Franse overheersing tot stand gekomen en leunde zwaar op de Franse Code Civil uit 1804, de Franse wetgeving die in de tijd van Xxxxxxxx Xxxxxxxxx (1769-1821) was vastgesteld.5
Deze Franse wetgeving was van hoge kwaliteit en vond door de Franse over- heersing van Europa in verschillende landen van Europa navolging. Napoleon
4 Het Burgerlijk Wetboek was sinds 1838 vanzelfsprekend wel op enkele onderdelen ver- nieuwd en gewijzigd. Grote delen waren echter ook sinds de invoering ongewijzigd.
5 De Code Civil staat ook bekend onder de naam Code Napoléon. Het wetboek werd in 1804 door Xxxxxxxx vastgesteld. Xxxxxxxx was van 1799 tot 1804 eerste consul van Frankrijk en kroonde zichzelf daarna tot keizer der Fransen, hetgeen hij tot 1815 bleef, toen hij de beroemde Slag bij Waterloo verloor.
droeg zelf ook bij aan het wetboek, zij het dat over de grootte en kwaliteit van zijn bijdrage wordt getwist. Hij beschouwde de totstandkoming en invoering van de Code Civil zelfs als een van de grootste prestaties van zijn bewind, getuige het volgende citaat:
‘Ma vraie gloire n’est pas d’avoir gagné quarante batailles. Waterloo effacera le sou- venir de tant de victoires. Ce que rien n’effacera, ce qui vivra éternellement, c’est mon Code civil.’ (Vertaling: ‘Mijn echte glorie komt niet van het feit dat ik veertig veldslagen heb gewonnen. De herinnering aan Waterloo zal zovele overwinningen uitwissen. Wat door niets zal worden uitgewist, wat eeuwig zal voortbestaan, is mijn Code Civil.’)
De Code Civil zou in Nederland, via het oud BW, inderdaad tot ver na de Tweede Wereldoorlog invloed blijven hebben en heeft dat feitelijk, doordat de code het denken over het privaatrecht vergaand heeft beïnvloed, nog steeds. Bij de invoering van het op de Code Civil gebaseerde oud BW werd door ver- schillende personen verwacht dat het oud BW, door de Franse oorsprong, wel snel zou worden opgevolgd. Het vervulde de behoeften van de samenleving echter lange tijd goed, waardoor er geen opvolger kwam. Wel werden in de rechtspraak de regels van het oud BW aangevuld en geïnterpreteerd. Dit
gebeurde soms op zo’n drastische wijze dat de rechtspraak in feite een wijzi-
ging van de regels uit de wet inhield. Het oud BW bleef, door de aanvullingen 21
en correcties van de rechtspraak en verschillende wijzigingen van de wettekst, lange tijd werkbaar. Een steeds groter deel van de geldende regelgeving moest echter niet alleen meer in de wet, maar ook in de rechtspraak worden gevon- den. In de loop van de twintigste eeuw nam de weerstand hiertegen toe. Er ontstond behoefte aan een nieuw BW dat de geldende regelgeving beter zou weergeven.
1.4.1 Het nieuwe BW
Professor Xxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx (1880-1954) zou de grondlegger worden van het nieuwe BW. Xxxxxxx was een jurist van internationaal aanzien. Hij pleitte al voor de Tweede Wereldoorlog voor een nieuw BW. Door zijn joodse afkomst werd het hem door de Duitse bezetters na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in november 1940 verboden zijn werk als hoogleraar aan de Universiteit van Leiden voort te zetten. Een van zijn oud-promovendi, profes- sor Xxxxxxx Xxxxxxxxxx, sprak daarop een beroemde lezing uit voor studenten van de Leidse universiteit. In deze lezing protesteerde hij fel tegen de Duitse maatregelen tegen de joden. Het was een van de meest duidelijke vormen van
protest tegen de maatregelen van de bezetter, toen de werkelijke bedoelingen van de Duitse bezetter nog niet volledig zichtbaar waren. De lezing van Cleve- ringa is een bekend fenomeen in de vaderlandse geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en wordt op de Universiteit Leiden nog jaarlijks herdacht. Op of rond 26 november wordt het jaarlijkse Cleveringa-debat gehouden. Promi- nente sprekers en het aanwezige publiek debatteren over stellingen die de vrijheid van meningsuiting raken.
Meijers belandde gedurende de oorlog in concentratiekampen, eerst in het Nederlandse Westerbork, later in het Tsjechische Theresienstadt. Ook in de concentratiekampen werkte hij, onder moeilijk voorstelbare omstandigheden, verder aan de contouren van een nieuw BW. Xxxxxxx overleefde de oorlog en kreeg in 1947 van de regering de opdracht het BW vorm te geven. Hij werkte tot zijn dood in 1954 aan het BW en was verantwoordelijk voor een belangrijk deel van het ontwerp van het BW. Na zijn dood werkten andere juridische wetenschappers verder aan zijn werk. Boek 1 van het BW werd uiteindelijk ingevoerd in 1970 en Boek 2 in 1976. Boek 8 werd in 1991 ingevoerd, kort daarna gevolgd door Boek 3, 5 en 6 en het eerste deel van Boek 7 in 1992. In 2003 is Boek 4 vernieuwd. Boek 10 is per 2012 in werking getreden.
Van het oude BW resteert momenteel nog Boek 7A BW. In dit wetboek wordt
22 nog een aantal bijzondere overeenkomsten geregeld die op termijn in Boek 7 BW zullen worden opgenomen. Boek 9 BW is nog niet ingevoerd en dat zal op korte termijn ook niet gebeuren. In de oorspronkelijke planning zou Boek 9 BW het Boek worden dat alle rechten op voortbrengselen van de menselijke geest zou regelen. Denk hierbij aan de rechten die componisten hebben op door hen gecomponeerde muziek, auteurs op door hen geschreven literatuur, enzovoort. Dit worden ook wel intellectuele eigendomsrechten genoemd.6 Omdat deze rechten in toenemende mate ook in internationale regelgeving worden vastgelegd, is het de vraag of het Boek er nog zal komen, al is dat volgens de regering nog steeds de bedoeling.
Het nieuwe BW wordt wereldwijd als vooruitstrevend en vernieuwend gezien. Het heeft nog steeds sporen van de Code Civil, maar is ook sterk beïnvloed door stromingen uit de Duitse rechtswetenschap. Nederland heeft door het nieuwe BW een van de modernste privaatrechtelijke rechtssystemen ter wereld. Toen de Sovjet-Unie in 1989 uiteenviel en Rusland een nieuw, post-
6 Deze term is eigenlijk niet correct, omdat je volgens de systematiek van het BW alleen maar eigenaar kunt zijn van ‘voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten’ (artikel 3:2 BW) en niet van onstoffelijke goederen.
communistisch wetboek wilde, gebruikten ze het Nederlandse BW daarom als inspiratiebron: het laatste model dat er op de markt was. Het Russische pri- vaatrecht lijkt dus in verschillende opzichten op het Nederlandse, al zal ieder- een het er snel over eens zijn dat de kwaliteit van de Russische rechtsstaat natuurlijk veel lager is, bijvoorbeeld waar het de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de snelheid van het rechterlijke apparaat betreft.
1.4.2 Europese toekomst?
Privaatrechtelijke wetgeving is belangrijk voor het economisch verkeer. Een van de pijlers van de Europese Unie is dat er tussen de lidstaten een interne markt geldt waar geen handelsbelemmeringen zijn. Omdat verschillen in het recht voor de handel belemmerend kunnen werken, is het wenselijk dat de privaatrechtelijke regels van de verschillende landen op onderdelen gelijk worden getrokken. Europese regelingen worden dan ook steeds belangrijker in het privaatrecht. De Europese Unie heeft onder andere richtlijnen vastge- steld op het gebied van consumentenbescherming. Een Europese richtlijn houdt in dat de lidstaten hun nationale wetgeving binnen een bepaalde termijn moeten aanpassen aan de Europese wetgeving. Er zijn daarnaast ook Europese verordeningen op bepaalde gebieden, die rechtstreeks gelden in de
lidstaten van de Unie en privaatrechtelijke aspecten hebben. Zo is er een
regeling die reizigers van luchtvaartmaatschappijen in de gehele Unie 23
dezelfde rechten op schadevergoeding geeft wanneer hun vlucht vertraging heeft. In 2018 is ook de zogenoemde Geoblocking-verordening7 in werking getreden. Geoblocking is het blokkeren van toegang tot websites en apps, op basis van de locatie van de gebruiker. Gebruikers uit verschillende landen worden binnen de Europese Unie door aanbieders van diensten en producten regelmatig verschillend behandeld (geodiscriminatie). De Geoblocking-verorde- ning stelt hieraan grenzen, al blijft het wel mogelijk om op bepaalde gebieden onderscheid te maken en, bijvoorbeeld, verschillende prijzen en verschillende algemene (leverings)voorwaarden te hanteren voor verschillende regio’s en landen. In Nederland houdt de Autoriteit Consument en Markt toezicht op deze regels (zie voor meer informatie: xxx.xxx.xx). De verwachting is dat de inte- gratie van de Europese markt de komende jaren zal doorzetten. Bij de behan- deling van de koopovereenkomst gaan we kort in de op nieuwe richtlijnen voor consumentenkoop en producten en diensten met digitale inhoud.
7 Verordening (EU) 2018/302 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2018 inzake de aanpak van ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vesti- ging in de interne markt.
1.4.3 Internationale privaatrechtelijke regels
Er zijn ook andere internationale privaatrechtelijke regelingen die voor het handelsverkeer van belang zijn. Zo is er de United Nations Convention on Con- tracts for the International Sale of Goods uit 1980. In het Nederlands wordt dit aangeduid met het Weens Koopverdrag. Er zijn ruim zestig landen partij bij het verdrag. Het Weens Koopverdrag geeft regels voor het sluiten van grensover- schrijdende koopovereenkomsten. Het gebruik van het verdrag is niet verplicht. Het kan bij overeenkomst van toepassing worden verklaard of worden uitgesloten. Het staat partijen in het privaatrecht, binnen bepaalde grenzen, vrij om zelf te kiezen welk rechtsstelsel op hun overeenkomst van toepassing is. Omdat in het commerciële verkeer veel overeenkomsten inter- nationale aspecten hebben, is het privaatrecht in toenemende mate dus ook een internationale aangelegenheid.
1.4.4 Juridische families
Alhoewel belangrijke delen van het (consumenten)recht door Europese regels gelijk zijn getrokken, hebben alle Europese landen dus nog hun eigen privaat- recht. In het algemeen geldt wel dat hun privaatrechtelijke rechtsstelsels, doordat de Europese landen een lange geschiedenis met elkaar delen, in veel
24 opzichten behoorlijk op elkaar lijken. Op onderdelen bestaan er echter wel (grote) verschillen.
Vanuit een privaatrechtelijk perspectief bezien kunnen er in Europa grofweg drie juridische families worden onderscheiden. Doordat Europese landen wereldwijd veel kolonies hebben gehad, zijn deze families ook in andere delen van de wereld te herkennen. Veel landen kunnen hierdoor tot een van deze drie families behoren, al heeft elk land zijn eigen bijzonderheden en zijn er altijd, in meer of mindere mate, invloeden van andere families. De drie Europese juridische families zijn:
1. Landen met een napoleontisch systeem
Tot deze familie kunnen de landen worden gerekend waar de Code Civil, zie hiervoor, grote invloed heeft gehad. Het gaat onder andere om Frankrijk, Bel- gië, Spanje en Portugal. Via Frankrijk heeft dit systeem zich verspreid naar veel Afrikaanse landen, terwijl dit via de Spaanse en Portugese ex-kolonies is verspreid naar Zuid-Amerika.
2. Landen met een Romaans-Germaans systeem
Tot deze familie behoren de Europese landen met een rechtssysteem dat vooral beïnvloed is door het Romeinse en Germaanse recht (het recht dat in de loop der eeuwen is ontstaan in, grofweg, Scandinavië en de Duitstalige landen) en waar de Code Civil veel minder invloed heeft gehad. Soms worden de Scandinavische landen hierbinnen weer als een aparte categorie gezien (een subfamilie). Met het nieuwe BW wordt Nederland in onderstaand over- zicht van Allen & Overy tot deze landen gerekend (en via Nederland ook Rus- land, zie hiervoor), al is het Nederlandse recht ook beïnvloed door de Code Civil en hebben wij dus eigenlijk een gemengd systeem.
3. Common law-systemen
In Europa heeft vooral Groot-Brittannië een rechtsstelsel dat qua systeem wezenlijk afwijkt, omdat het Romeinse recht hier minder invloed heeft gehad dan in de landen van het continentale Europa. Het Britse systeem is histo- risch meer vanuit de rechtspraak dan vanuit wetgeving opgebouwd. Rechters spraken (en spreken) in dit systeem recht op basis van het gewoonterecht: de maatschappelijke gebruiken en gewoonten die op een bepaald terrein golden. Ook het Britse rechtssysteem wordt echter in belangrijke mate aangevuld met wet- en regelgeving, terwijl jurisprudentie in het Nederlandse systeem belang-
rijke aanvullingen en correcties op de wet kan inhouden. In beide systemen is
dus zowel wetgeving als rechtspraak van belang. 25
Het Britse systeem wordt wel aangeduid met common law. Via de Britse ex- kolonies heeft het common law-systeem zich verspreid over de wereld en wordt wel gesproken van het Angelsaksische of Anglo-Amerikaanse recht. Britten en Amerikanen noemen de Europese napoleontische en Romaans-Ger- maanse systemen civil law. Binnen de landen met een Angelsaksisch rechtssys- teem, en zelfs tussen Amerikaanse staten onderling, kunnen overigens weer grote verschillen bestaan, net zoals tussen landen met een civil law-systeem.
In de rest van de wereld bestaan nog andere juridische families, zoals islami- tische rechtssystemen. Er zijn daarnaast ook landen die zich niet echt goed in een familie laten indelen. In het internationale bedrijfsleven worden de inde- lingen in juridische families gebruikt om snel inzicht te krijgen in de hoofd- lijnen van een systeem. Basisbegrippen en principes zijn in de verschillende juridische families veelal vergelijkbaar. In common law-systemen is er bijvoorbeeld veel minder aanvullend recht, is de letterlijke tekst van het con- tract zeer belangrijk en moeten contracten daarom uitgebreid en waterdicht zijn; common law-contracten zijn dan ook berucht om hun omvang. In