Convenant Regionale Samenwerking Maatschappelijke Opvang Holland Rijnland 2018-2021
Convenant Regionale Samenwerking Maatschappelijke Opvang Holland Rijnland 2018-2021
In dit convenant Maatschappelijke Opvang worden de afspraken tussen centrumgemeente Leiden, de regiogemeenten in Holland Rijnland, te weten Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude en Stichting De Binnenvest vastgelegd in de aanloop naar de doordecentralisatie maatschappelijke zorg per 1-1-2021.
Overwegende dat:
• de gemeenten in de regio Holland Rijnland in 2017 en 2018 een regionaal beleidskader en een uitvoeringsprogramma Maatschappelijke Zorg hebben vastgesteld;
• de ‘opvang’ waarover in de regionale visie maatschappelijke zorg wordt gesproken momenteel nog de verantwoordelijkheid is van Leiden als centrumgemeente voor Beschermd Wonen (BW) en Maatschappelijke opvang (MO).
In 2021 wordt dit een taak van álle gemeenten met waarschijnlijk minder budget. Een belangrijk onderdeel uit het uitvoeringprogramma Maatschappelijke zorg is om de komende jaren gezamenlijk invulling te geven aan deze decentralisatie en transformatie van de opvangvoorzieningen. De transformatieopgave van beschermd wonen en maatschappelijke opvang betekent in de praktijk: kwetsbare inwoners waar mogelijk in hun eigen woonomgeving de benodigde zorg en ondersteuning te bieden, in plaats van in een voorziening BW of MO te plaatsen. Indien toch opvang nodig is, dan duurt deze zo kort mogelijk, zoveel mogelijk nabij de eigen woonomgeving en met een eigen woonplek;
• er in 2012 regionale bestuurlijke afspraken gemaakt zijn over het realiseren van 15 scheve huisjes in de regio voor cliënten van de Stichting Binnenvest die alleen in een prikkelarme omgeving kunnen wonen.
De afspraak is vijf scheve huisjes per subregio (de regio Holland Rijnland kent 3 subregio’s: Xxxx- xx Xxxxxxxxxxxx, Xxxxxxxxxx en Leidse Regio). Hiervan zijn er negen gerealiseerd en moeten dus nog zes gerealiseerd worden;
• uit de evaluatie blijkt dat het hierboven genoemde aantal niet voldoende is, de subregio’s vijf extra wooneenheden (o.a scheve huisjes) realiseert voor deze doelgroep, op basis van een evenredige verdeling per subregio;
• Gebouw C nog niet definitief dicht kan omdat de toestroom naar de maatschappelijke opvang daarvoor nog te hoog en de uitstroom nog te laag is;
• de gemeenten in de regio Holland Rijnland afspraken willen maken om er gezamenlijk voor te zorgen dat gebouw C definitief dicht gaat en de transformatie van de maatschappelijke opvang vormt krijgt.
Komen het volgende overeen:
Artikel 1. Beoogd resultaat
1. De centrale maatschappelijke opvang Nieuwe Energie in Leiden wordt beperkt tot ca 30 plaatsen per 1-1-2021 en is bedoeld voor daklozen die 24/7 toezicht en begeleiding nodig hebben. Per 31 maart 2019 is gebouw C (zomer 2018 niet in gebruik, maximaal 36 plaatsen) definitief gesloten.
2. In elke subregio –Duin- en Bollenstreek, Leidse regio en Rijnstreek- is voldoende aanbod van decentrale crisisopvangplekken waar mensen, alleenstaanden en gezinnen, een eigen plek wordt geboden voor herstel. Realisatie per 1 februari 2019.
3. De subregio Duin- en Bollenstreek realiseert een decentrale tussenvoorziening waar cliënten van de Binnenvest naar kunnen uitstromen. Realisatie per 1 december 2018.
4. Elke subregio zal 5 scheve huisjes, conform eerdere bestuurlijke afspraken, realiseren voor de permanente huisvesting van frequente bezoekers van de maatschappelijke opvang die niet in staat zijn om zonder overlast te veroorzaken in een reguliere woonomgeving te wonen, dan wel een prikkelarme omgeving nodig hebben. Indien uit evaluatie blijkt dat het hierboven genoemde aantal niet voldoende is, realiseren de subregio’s vijf extra wooneenheden (o.a. scheve huisjes) voor deze doelgroep, op basis van een evenredige verdeling per subregio. Het besluit naar aanleiding van de evaluatie wordt genomen voor 1 januari 2020.
Artikel 2. Taken en verantwoordelijkheden centrumgemeente
1. De centrumgemeente overlegt met regiogemeenten over het ontwerpen en uitvoeren van regionaal beleid ten aanzien van maatschappelijke opvang alsmede criteria en beleidsregels ten behoeve van de toegang tot maatschappelijke opvang.
2. De centrumgemeente maakt met het regionale zorgkantoor afspraken over de realisatie van voldoende GGZ/V&V intramurale plekken in de regio voor cliënten die in de centrale opvang verblijven met een WLZ indicatie en waarvoor geen passende plek is in de regio Holland Rijnland.
3. De centrumgemeenten neemt het initiatief tot een overleg met alle gemeenten in Holland Rijnland om een gezamenlijke oplossing te realiseren voor het stijgend aantal dak- en thuisloze jongeren in de regio Holland Rijnland.
4. De centrumgemeente neemt het initiatief tot een overleg met alle gemeenten in Holland Rijnland over een 24/7 uur centrale opvanglocatie in de centrumgemeente Leiden en de gezamenlijke bekostiging daarvan na 1-1-2021.
Artikel 3. Taken en verantwoordelijkheden van de regiogemeenten
1. De regiogemeenten
a. voorkomen dakloosheid;
b. dragen zorg voor toegang en bieden opvang/huisvesting en ondersteuning/begeleiding aan dakloze inwoners die zelfstandig kunnen wonen (gezinnen en alleenstaanden);
c. dragen zorg voor toegang en bieden huisvesting, ondersteuning en begeleiden aan inwoners komende uit de maatschappelijke opvang;
2. Regiogemeenten treden onder leiding van centrumgemeente Leiden met elkaar in overleg over:
• het realiseren van een gezamenlijke oplossing voor het stijgend aantal dak- en thuisloze jongeren in de regio Holland Rijnland;
• de organisatie en bekostiging van de winteropvang.
Artikel 4. Taken en verantwoordelijkheden van Stichting de Binnenvest
1. Stichting De Binnenvest neemt direct contact op met de gemeente van herkomst als een inwoner of huishouden/gezin marginaal gehuisvest is, dakloos dreigt te worden of is, en/of zich als dakloze heeft gemeld bij de maatschappelijke opvang in Leiden en overlegt met de gemeente van herkomst over opvangmogelijkheden binnen die gemeente.
2. Stichting De Binnenvest geeft signalen door aan de centrumgemeente Leiden als het voorkomen van dakloosheid en uitstroom uit de centrale opvang naar de gemeente van herkomst niet goed verloopt.
3. Stichting De Binnenvest levert wekelijks gegevens per gemeente over instroom, totale bezetting en uitstroom uit de centrale opvang Nieuwe Energie en gebouw C.
4. Stichting De Binnenvest levert eens per kwartaal een overzicht van het aantal cliënten (alleenstaanden, meerpersoonshuishoudens en jongeren) dat opvang heeft gekregen bij de Stichting De Binnenvest , met de totale duur van opvang, uitgesplitst naar gemeente van herkomst en naar de gemeente van uitstroom.
5. Stichting De Binnenvest levert eens per kwartaal een overzicht van het aantal bezette en beschikbare decentrale opvangplekken per gemeente.
Artikel 5. Overleg
1. In de regionale projectgroep Maatschappelijke Zorg staat de stand van zaken transformatie maatschappelijke opvang standaard op de agenda.
2. Minimaal eens per kwartaal vindt aan de hand van kwartaaloverzichten overleg plaats tussen Stichting De Binnenvest en vertegenwoordigers uit de subregio’s over stand van zaken transformatie maatschappelijke opvang.
3. Minimaal eens per half jaar vindt ambtelijk en bestuurlijk overleg plaats over de stand van zaken transformatie van de maatschappelijke opvang tussen centrumgemeente en regiogemeenten in het ambtelijk overleg Wmo en het Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij.
Artikel 6. Wijzigingen
Centrumgemeente, regiogemeenten en Stichting De Binnenvest bezien periodiek of wijzigingen dan wel aanvullingen op dit convenant nodig zijn.
Artikel 7. Geschillenregeling
1. Een gemeente of Stichting De Binnenvest die meent dat er een geschil is over de uitvoering van het convenant meldt dit aan de regionale projectgroep Maatschappelijke Zorg waar alle subregio’s ambtelijk vertegenwoordigd zijn.
2. Binnen twee weken na melding van het geschil in de regionale projectgroep stuurt elke partij zijn zienswijze op het geschil en een oplossingsgericht voorstel aan de andere partijen, hierna overleggen ze zo spoedig mogelijk over (de oplossing van) het geschil.
3. Indien dit niet leidt tot overeenstemming dan wordt het geschil, binnen twee weken na het hierboven genoemde overleg, voorgelegd aan een geschillencommissie. . De leden van de geschillencommissie worden in onderling overleg benoemd.
Artikel 8. Inwerkingtreding en looptijd
Dit convenant treedt per 21 november 2018 in werking na bekrachtiging door de centrumgemeente Leiden, alle regiogemeenten in de regio Holland Rijnland en Stichting De Binnenvest en loopt af als de rijksoverheid de verantwoordelijkheden en middelen met betrekking tot maatschappelijke opvang heeft overgedragen van de centrumgemeente naar alle gemeenten in de regio.
Artikel 9. Opzegging
1. Regiogemeenten, centrumgemeente en Stichting De Binnenvest kunnen dit convenant schriftelijk opzeggen per 1 januari van het volgende kalenderjaar met in achtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
2. Wanneer een gemeente of Stichting De Binnenvest dit convenant opzegt, zullen de resterende partijen in gezamenlijk overleg bezien of zij het convenant wensen voort te zetten, dan wel te beëindigen.
Artikel 10. Citeertitel
Dit convenant wordt aangehaald als: Convenant regionale samenwerking maatschappelijke opvang 2018-2021.
Aldus ondertekend door de volgende partijen:
1. De colleges van B&W van de gemeenten: Alphen aan den Rijn,
Hillegom,
Kaag en Braassem, Katwijk,
Leiden,
Leiderdorp, Lisse,
Nieuwkoop,
Noordwijk,
Noordwijkerhout,
Oegstgeest,
Teylingen,
Voorschoten Zoeterwoude,
2. Het Bestuur van de stichting De Binnenvest,
Toelichting op het convenant Regionale Samenwerking Maatschappelijke Opvang Holland Rijnland 2018‐2021
Inleiding
Per 2021 zijn gemeenten zelf verantwoordelijk voor de taken, zoals we ze nu nog noemen, beschermd wonen en maatschappelijke opvang. De periode tot aan 2021 willen we gebruiken om ons (gemeenten en organisaties voor beschermd wonen en organisatie voor maatschappelijke opvang) voor te bereiden op deze nieuwe lokale opgave. Deze decentralisatie gaat tevens gepaard met een transformatie van de opvangvoorzieningen.
Welke richting we als regio Holland Rijnland op willen is verwoord in het regionale beleidskader Maatschappelijke Zorg en betekent in de praktijk: kwetsbare inwoners waar mogelijk in hun eigen woning de benodigde zorg en ondersteuning te bieden, in plaats van in een voorziening BW of MO te plaatsen. Indien toch opvang nodig is, dan duurt deze zo kort mogelijk, zoveel mogelijk nabij de eigen woonomgeving en met een eigen woonplek.
Om regiogemeenten financieel te faciliteren bij hun transformatieopgave is een regionaal investeringsfonds Maatschappelijke Zorg opgericht.
1. Begrippenlijst
Centrumgemeente Gemeente Leiden.
Regiogemeenten
De gemeenten in Regio Holland zijnde: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Stichting De Binnenvest
Stichting die in opdracht van de centrumgemeente Leiden, namens de regiogemeenten in Holland Rijnland, dak- en thuislozen opvangt voor de regio Holland Rijnland obv de landelijke toegangscriteria voor maatschappelijke opvang. Tevens is Stichting de Binnenvest een zorgaanbieder voor beschermd Wonen.
Convenant
Convenant regionale samenwerking maatschappelijke opvang.
Decentrale opvang in regiogemeenten: crisisopvang
Opvang waar in geval van acute dakloosheid gebruik van gemaakt kan worden door zowel alleenstaanden, gezinnen als jongeren die voldoende zelfredzaam zijn, met ambulante begeleiding. De kosten van opvang zijn gedurende een periode van maximaal 3 maanden voor rekening van de centrumgemeente. Stichting De Binnenvest huurt de crisiswoning van de gemeente of de corporatie.
Decentrale opvang in regiogemeenten: tussenvoorziening
Zelfstandig wonen met ambulante begeleiding na een periode van opvang voor cliënten van Stichting De Binnenvest. De Binnenvest huurt de woning die voor dit doel gebruikt wordt van de gemeente of de corporatie. Deze cliënten hebben meer dan de gemiddelde 3 maanden nodig om zich voor te bereiden op volledig zelfstandig wonen, en hebben een tijdelijke huurovereenkomst die gekoppeld is aan een zorgovereenkomst. Soms worden voorzieningen gedeeld. Cliënten verblijven maximaal 1 jaar in de woning waarna ze uitstromen naar een definitieve woonplek. Woonkosten zijn voor de cliënt. De eerste 3 maanden begeleiding worden bekostigd uit de subsidie van de centrumgemeente Leiden aan de Binnenvest.
Daarna zijn de begeleidingskosten voor de lokale gemeente.
Doel van de maatschappelijke opvang
Onderdak en begeleiding bieden aan personen, die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht (met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk) te handhaven in de samenleving.
(Zie ook bijlage 1: Handreiking landelijke toegang maatschappelijke opvang, VNG)
Doelgroep maatschappelijke opvang op basis van landelijke criteria
- verblijft rechtmatig in Nederland;
- is feitelijk dak- of thuisloos;
- is kwetsbaar (kinderen, GGZ problematiek, verslaving, gedragsstoornis, lvb, statushouders, ex-gedetineerden, schuldenproblematiek, etc);
- heeft geen netwerk;
- is niet in staat om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;
- heeft onvoldoende inkomen of kan dit in onvoldoende mate genereren;
- heeft 24/7 uur toezicht nodig en intensieve begeleiding (voor verblijf in centrale opvang).
(Zie ook bijlage 1: Handreiking landelijke toegang maatschappelijke opvang, VNG)
Beoordelingscriteria voor verblijf in maatschappelijke opvang binnen de regio Holland Rijnland
De cliënt kan binnen de regio Holland Rijnland het beste maatschappelijke opvang krijgen. Om dit te kunnen bepalen, wordt gekeken naar de volgende feiten en omstandigheden:
- de aanwezigheid van een positief sociaal netwerk (familie en vrienden);
- voorwaarden voor een succesvol traject (zoals bijvoorbeeld actieve schuldhulpverlening, bestaande relatie met hulpverlenende instellingen);
- bekendheid bij politie binnen de regio;
- de cliënt heeft gedurende drie jaar voorafgaand aan het moment van aanmelding minimaal twee jaar aantoonbaar, zijn of haar hoofdverblijf in de centrumgemeente of regio gehad;
- als contra-indicatie: plaatsen in deze regio omdat cliënt uit zijn oude netwerk geplaatst moet worden of als, bijvoorbeeld, cliënt agressie heeft gebruikt tegen medewerkers van betrokken partijen in de betreffende regio.
(Zie ook bijlage 1: Handreiking landelijke toegang maatschappelijke opvang, VNG)
Frequente gebruikers: “draaideurcliënten”
Er zijn nu circa 20 frequente bezoekers in de centrale opvang Nieuwe Energie in Leiden. Daarvan maken gemiddeld 10, in wisselende samenstelling qua groep, gebruik van de maatschappelijke opvang. De andere 10, in wisselde samenstelling qua groep, verblijven op straat in Leiden of zitten in detentie. Dit zijn mensen die al meerdere jaren dak- en thuisloos zijn, een lange geschiedenis kennen van in- en uitstroom uit zorginstellingen en afwisselend verblijven in de centrale 24/7 maatschappelijke opvang, op straat in Leiden of in detentie.
Een gemeente van herkomst is niet meer te bepalen na zoveel jaren geen vast woon- of verblijfadres. De gemeenschappelijke deler is dat zij behoefte hebben aan permanente huisvesting in een rustige prikkelarme omgeving waar zij bij anderen geen overlast kunnen veroorzaken. In de regel is een scheef huisje cq containerwoning cq spacebox hiervoor de oplossing.
Wooneenheden voor frequente gebruikers (o.a. scheef huisje/spacebox/ containerwoning) Wooneenheden voor frequente gebruikers (draaideurcliënten) van Stichting De Binnenvest: permanente huisvesting in een rustige prikkelarme omgeving waar de bewoners bij anderen geen overlast kunnen veroorzaken. De Binnenvest huurt nu een wooneenheid (b.v. spacebox of scheef huisje) van de corporatie of van de gemeente en sluit een zorgovereenkomst met de cliënt af. De cliënt betaalt een eigen bijdrage via het CAK. De begeleidingskosten zijn voor de centrumgemeente Leiden omdat het cliënten betreft met een BW indicatie (intensieve begeleiding).
In een eerder opgesteld plan van aanpak voor gemeenten in de regio Holland Rijnland voor het realiseren van wooneenheden voor frequente gebruikers van de Binnenvest (o.a. scheve huisjes, obv ervaringen van de gemeenten Alphen aan den Rijn, Leiden en Stichting de Binnenvest) zijn de volgende criteria voor locaties opgenomen:
1. Afstand tot andere woningen: minimaal 100-200 m
Toelichting: geluidsoverlast en zichtbaarheid, mogelijkheid tot afschermen erbij betrekken.
2. Bereikbaarheid winkelcentrum of stadscentrum: maximaal 3 km Toelichting: kwartiertje fietsen of half uur lopen.
3. Bereikbaarheid voor politie, brandweer en ambulance
4. Nutsvoorzieningen kunnen worden aangelegd of alternatieven zijn voorhanden. (elektriciteit, water, riolering).
5. Minimaal 3 jaar beschikbaar
Toelichting: biedt hiermee cliënt voor langere tijd woonzekerheid en langer gebruik drukt de realisatiekosten.
6. Oppervlakte ca. 60 m2 (30 voor wooncontainer en 30 voor ruimte eromheen) per persoon.
7. 2 of 3 personen op 1 locatie is mogelijk maar vraagt om maatwerk.en goede afstemming tussen Stichting De Binnenvest en gemeenten o.a. voldoende privacy en goede samenstelling van de cliënten).
Scheiden wonen – zorg
Een woonvorm waarbij de kosten voor wonen en de kosten voor zorg separaat bekostigd worden. De kosten voor wonen zijn, meestal, voor de bewoner.
2. Lokale opgaven
Algemene opgave
Zoals verwoord in de regionale beleidsvisie Maatschappelijke Zorg, het regionale uitvoeringsprogramma en de subregionale plannen realiseren regiogemeenten (preventieve) voorzieningen ter voorkoming van dakloosheid, decentrale opvang voor dak- en thuislozen (alleenstaanden en gezinnen) die zelfstandig kunnen wonen in gemeente van herkomst en ondersteuning van daklozen na uitstroom uit de maatschappelijke opvang. Voorbeelden van gemeentelijke voorzieningen zijn: briefadres, uitkering, schuldhulpverlening, individuele en gezinsbegeleiding, dagbesteding, vervoer, huishoudelijke hulp en jeugdhulp.
Naast (preventieve) gemeentelijke voorzieningen zorgt een gemeente voor voldoende, adequate en betaalbare (sociale) woonmogelijkheden.
Specifieke opgave
Dag- en nachtopvang Nieuwe Energie telt nu 50 opvangplaatsen. Bij voldoende lokale/subregionale opvang kan deze capaciteit teruggebracht worden. Een regionale opvang van ca 30 plaatsen lijkt realistisch bij voldoende lokale opvang. Ten aanzien van de winteropvang dienen nadere afspraken gemaakt te worden.
Om gebouw C zo spoedig mogelijk definitief te kunnen sluiten en een transformatie van de maatschappelijke opvang te realiseren (afbouw centrale opvang, opbouw lokale opvang) geeft Stichting De Binnenvest aan dat ze aan de start van dit decentralisatieproces minimaal de volgende huisvestingsmogelijkheden in de verschillende sub regio’s nodig heeft (zie voor voorstel verdeling over gemeenten en sub-regio’s tabel hieronder):
1. Decentrale opvang: 15 crisisopvangplekken voor alleenstaanden
2. Decentrale opvang: 5 crisisopvangplekken voor gezinnen
3. Decentrale opvang: een tussenvoorziening in de subregio Duin- en Bollenstreek: 6 plekken voor alleenstaanden
4. Wooneenheden voor frequente gebruikers maatschappelijke opvang: 15 wooneenheden (bovenop de eerder regionaal afgesproken 15 scheve huisjes waarvan er 9 zijn gerealiseerd)
Dit zijn minimale opgaven voor dit moment. Flexibel en snel kunnen leveren van extra crisisopvang als meer nodig blijkt is essentieel. Hier ligt een taak voor gemeenten samen met corporaties.
Vormgeven huisvestingsopgave
Gemeenten zijn vrij in hoe ze deze woonvormen/crisisplekken willen realiseren. Scheve huisjes wel altijd in overleg met Stichting De Binnenvest. Als gemeenten dat wensen kan Stichting De Binnenvest de huurder zijn van zowel de scheve huisjes als de crisisplekken (woningen), zoals nu ook al het geval is en vaak een vereiste is van de eigenaar/verhuurder (corporatie). Stichting De Binnenvest zorgt voor bezetting, betaling van huur aan verhuurder, beheer, doorberekening van woonkosten aan de cliënt of het gezin en de begeleiding.
Stichting De Binnenvest is tevens de zorgpartner in 3 partijen-overeenkomsten met corporaties en cliënt. Indien gewenst kan gekozen worden voor een omklapconstructie waarbij Stichting de Binnenvest start als huurder van de woning en na verloop van tijd het huurcontract overdraagt aan de cliënt.
Realisatietermijnen huisvestingsopgave
Decentrale opvang: crisisopvangplekken alleenstaanden: per 1 februari 2019.
Om gebouw C zo spoedig mogelijk definitief te sluiten is het nodig dat de 15 crisisopvangplekken voor alleenstaanden in het najaar van 2018 gerealiseerd zijn omdat de koude in de herfst en de winter er voor kan zorgen dat de maatschappelijke opvang weer vol gaat stromen.
Decentrale opvang: Crisisopvangplekken gezinnen: per 1 februari 2019.
vraag naar crisisopvang gezinnen overstijgt het aantal crisisplekken. Realisatie van de 5 crisisopvang-plekken voor gezinnen in de regio dient daarom in het najaar van 2018 gereed te zijn.
Decentrale opvang: tussenvoorziening Duin- en Bollenstreek: per 1 december 2018.
in de regio zijn nu te weinig plekken in de decentrale tussenvoorzieningen (Alphen aan den Rijn en Leiden). Voor doorstroom van cliënten vanuit de maatschappelijke opvang naar deze plekken is een extra decentrale tussenvoorziening nodig. Daarom is het wenselijk dat de Duin- en Bollenstreek per 1 december 2018 ook een decentrale plekken (6) voor een tussenvoorziening realiseert voor cliënten uit hun eigen subregio (geen absolute garantie dat iedereen in zijn eigen subregio wordt geplaatst omdat matching maatwerk is).
Wooneenheden voor frequentie bezoeker maatschappelijke opvang (o.a. scheve huisje): voor circa 20 huidige cliënten van Stichting De Binnenvest is de huidige vorm van maatschappelijke opvang in de centrale 24/7 locatie niet geschikt. Zij hebben zo spoedig mogelijk permanente huisvesting nodig.
Voorlopige opgave per regiogemeenten of subregio tbv definitieve sluiting gebouw C en transformatie maatschappelijke opvang
Opgave per regiogemeente c.q. subregio | Leiden | Leiderdorp, Oegstgeest, Zoeterwoude en Voorschoten | Leidse regio | Hillegom, Lisse en Teylingen | Katwijk, Noordwijk en Noordwijkerhout | DBS | Alphen aan den Rijn en Kaag en Braassem | Rijnstreek |
Decentrale opvang: aantal plekken crisisopvang voor alleenstaanden | 3 | 3 | 3 | 3 | 3 | |||
Decentrale opvang: aantal plekken crisisopvang voor gezinnen | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | |||
Decentrale opvang: locatie tussenvoorziening (PM aantal plekken) | 1 (PM plekken) | |||||||
Aantal wooneenheden voor frequente bezoekers gerealiseerd: 9 (obv oude afspraak: totaal 15, 5 per subregio) | (5) | (1) | 6 | (1) | 1 | (2) | 2 | |
Aantal wooneenheden voor frequente bezoekers nog te realiseren obv oude afspraak (totaal 15, 5 per subregio) | -1 | 4 | 3 | |||||
Aantal nieuwe wooneenheden voor frequente bezoekers mits uit evaluatie blijkt dat het aantal per subregio nodig is: totaal 15, 5 per subregio 5 | 5 (-1) | 5 | 5 | |||||
Aantal wooneenheden voor frequente bezoekers totaal mits uit evaluatie blijkt dat een extra 5 wooneenheden per subregio nodig is. | 10 | 10 | 10 |
Toelichting op tabel
1. Aantal plekken crisisopvang alleenstaanden
Aantal crisisplekken voor alleenstaanden en verdeling over de subregio’s is gebaseerd op de huidige vraag vanuit Stichting De Binnenvest. Crisisopvang is een woonvorm die per direct beschikbaar is bij acute dakloosheid. Na deze eerste opvang wordt gezocht naar een definitieve woonplek. Voordeel hiervan is dat er door uitstroom uit de crisisopvang vaak per direct een crisisplek beschikbaar is. Gemeenten zijn vrij in hoe ze deze crisisplekken voor alleenstaanden realiseren. Stichting De Binnenvest stelt voor dat gemeenten (samen met hun corporaties) voor alleenstaanden woningen beschikbaar stellen waar ze met meerderen wonen en voorzieningen delen.
2. Aantal plekken crisisopvang gezinnen
Aantal crisisplekken voor gezinnen en verdeling over de subregio’s is gebaseerd op de huidige vraag vanuit Stichting De Binnenvest. Crisisopvang is een woonvorm die per direct beschikbaar is bij acute dakloosheid. Na deze eerste opvang wordt gezocht naar een definitieve woonplek. Voordeel hiervan is dat er door uitstroom uit de crisisopvang vaak per direct een crisisplek beschikbaar is. Gemeenten zijn vrij in hoe ze deze crisisplekken voor gezinnen realiseren. Stichting De Binnenvest stelt voor dat gemeenten (samen met hun corporaties) voor gezinnen woningen beschikbaar stellen.
3. Decentrale opvang: tussenvoorziening
Aantal locaties tussenvoorzieningen/plekken is gebaseerd op de huidige vraag vanuit Stichting De Binnenvest. Dit zijn decentrale opvangplekken in regiogemeenten (per subregio) waar cliënten van Stichting de Binnenvest naar kunnen doorstromen. Ze verblijven hier maximaal 1 jaar waarna ze uitstromen naar een definitieve woonplek. De huidige tussenvoorzieningen in de Rijnstreek en de Leidse regio worden door Stichting De Binnenvest gehuurd en beheerd.
4. Aantal wooneenheden voor frequente bezoekers
Er ligt al een bestuurlijke afspraak uit 2012 waarin gemeenten uit de Regio Holland Rijnland hebben afgesproken om 15 wooneenheden te realiseren, 5 per subregio. Er zijn 9 scheve huisjes gerealiseerd. Indien uit evaluatie blijkt dat het hierboven genoemde aantal niet voldoende is, , realiseren de subregio’s de benodigde extra wooneenheden (o.a. scheve huisjes) voor deze doelgroep, op basis van een evenredige verdeling per subregio. Het besluit naar aanleiding van de evaluatie wordt genomen voor 1 januari 2020. De huidige 9 wooneenheden (met
cliënten van Stichting De Binnenvest) zijn van corporaties. Ze zijn in overleg met Stichting De Binnenvest geplaatst/gerealiseerd en worden door hun gehuurd en beheerd (voorwaarde van de corporaties).
Bijlage 1
HANDREIKING
Landelijke toegang maatschappelijke opvang
VERSIE DECEMBER 2014
15
1 Aanleiding en doel van de tweede handreiking
Vanaf 2010 zijn de financiële middelen die de centrumgemeenten ontvangen van het Rijk voor maat- schappelijke opvang gebaseerd op objectieve criteria (onder andere aantal inwoners en aantal perso- nen dat behoort tot een sociaal zwakke groep). Daarnaast investeren de centrumgemeenten ook met eigen middelen fors in de aanpak van de problematiek van dak- en thuisloze personen. Verschillende gemeenten zijn er om deze reden toe over gegaan het principe van regiobinding toe te passen. Het stellen van de voorwaarde dat iemand binding met de regio moet hebben om te worden toegelaten tot de maatschappelijke opvang, brengt het risico met zich mee dat de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang in het gedrang komt, waardoor mensen tussen wal en schip kunnen ra- ken. Het uitgangspunt van landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang is neergelegd in artikel 20, zesde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Hierin wordt bepaald dat de voorzieningen op het terrein van maatschappelijke opvang die door gemeenten worden bekostigd uit rijksmiddelen, toegankelijk zijn voor iedere ingezetene in Nederland1.
Om de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang te waarborgen, is deze hand- reiking opgesteld. Deze handreiking bevat model-beleidsregels die de centrumgemeente (of een instelling in opdracht van de gemeente) kan hanteren bij het bepalen van de plaats waar een dak- en thuisloze persoon het beste maatschappelijke opvang kan krijgen. De model-beleidsregels Lande- lijke toegankelijkheid en regiobinding maatschappelijke opvang zijn gebaseerd op de afspraken die de wethouders maatschappelijke opvang van de centrumgemeenten op 3 februari 2010 met elkaar hebben gemaakt. Om de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang te garanderen, is afgesproken dat iedereen uit de doelgroep zich in elke gemeente kan aanmelden voor maatschap- pelijke opvang. Dit is overigens ook duidelijk in de Wmo 2015 benoemd. De centrumgemeente van aanmelding verzorgt indien nodig de eerste opvang (bed, bad en brood). De centrumgemeente van aanmelding bepaalt vervolgens na overleg met de cliënt en overleg met de beoogde centrumge- meente in welke plaats een individueel traject het meest kansrijk is. Deze centrumgemeente gaat de maatschappelijke opvang verzorgen.
Een aanzienlijk deel van de doelgroep is een migrerende groep die in de basisregistratie personen (BRP = oude GBA) niet met enige regiobinding te vinden is. Er moet landelijk worden samengewerkt via uniforme regels zodat deze migrerende groep niet straks overal geweigerd wordt. Het niet kunnen voldoen aan regiobinding uitgaande van de registratie in de BRP mag geen uitsluitingscriterium zijn. Het wel voldoen kan een insluitingscriterium zijn.
Het is noodzakelijk om de strekking van deze handreiking vast te leggen in een convenant dat onder- schreven wordt door alle centrumgemeenten. Dat moet leiden tot een gedragscode die iedere cen- trumgemeente zou moeten vaststellen. De VNG beveelt de centrumgemeenten aan om deze model- beleidsregels over te nemen en ze dus als eigen beleidsregels vast te stellen. Het is van belang dat elke centrumgemeente regie voert ten aanzienvan:
• De criteria waaraan iemand moet voldoen om tot de doelgroep te behoren die toegelaten wordt tot de maatschappelijkeopvang.
• Het goed toepassen van de criteria bij vormen van centrale ‐ of decentrale toegang voor maatschap‐
1 In de Wmo 2015 is deze bepaling te vinden in art. 1.2.1.
pelijke opvang in de regio van de centrumgemeente.
• De criteria om te bepalen waar iemand het beste maatschappelijke opvang kan krijgen,
• Het waarborgen van landelijketoegang
Hierbij moeten ze rekening houden met de afspraken die de wethouders maatschappelijke opvang hierover met elkaar hebben gemaakt.
De VNG zal de komende jaren de ervaringen van de centrumgemeenten met deze werkwijze monito- ren.
De uitgangspunten van de model-beleidsregels
In het overleg van 3 februari 2010 hebben de wethouders maatschappelijke opvang van de centrumge- meenten afgesproken dat alle centrumgemeenten met een positieve instelling gaan werken met het uitgangspunt van landelijke toegang. Cliënten mogen door regiobinding niet tussen wal en schip val- len. De centrumgemeente waar de cliënt zich aanmeldt is verantwoordelijk voor de eerste opvang. De centrumgemeente in de regio waarmee de cliënt de meeste (sociale) binding heeft, is verantwoordelijk voor het aanbieden van een vervolgtraject in de maatschappelijke opvang. Uitgangpunt daarbij is dat gekozen wordt voor de regio waar de cliënt een positief sociaal netwerk heeft, en dus de beste kans van slagen aanwezig is. Om te bepalen in welke centrumgemeente/regio een cliënt het beste maat- schappelijke opvang kan krijgen, worden onder andere de volgende criteria aanbevolen:
• De woonplaats van familie of andere personen waarmee betrokkene een positieve sociale relatie onderhoudt.
• De plaats waar aantoonbare bekendheid is bij de hulpverlening, dit gebaseerd op eenduurzame relatie met de hulpverlening en/ofpolitie.
• De plaats waar de cliënt eerder gebruik heeft gemaakt van voorzieningen in de maatschappelijke opvang.
• Inschrijving in de basisregistratie personen(BRP).
Aard van de beoordeling
In eerste instantie wordt beoordeeld of een persoon behoort tot de doelgroep2 van de maatschappe- lijke opvang. Dat wil zeggen iemand die de thuissituatie noodgedwongen heeft verlaten en zich niet op eigen kracht kan handhaven in de samenleving. Indien niet duidelijk is dat de persoon tot de eigen regio behoort, volgt de beoordeling in welke regio een cliënt het beste maatschappelijke opvang kan krijgen.
Contactpersonen en arbitrage
Voorgesteld is dat elke centrumgemeente één vertegenwoordiger aanwijst (bijvoorbeeld de voorzit- ter centrale toegang ) als contactpersoon en dat de VNG in samenwerking met Federatie Opvang één centrale persoon heeft die arbitrage pleegt en waar de lijst van contactpersonen wordt bijgehouden. De contactpersoon van een centrumgemeente heeft mandaat om over toelating te beslissen bij warme overdracht naar de eigen regio en dit vervolgens in gang te zetten.
Suggestie van de werkgroep was dat de VNG een applicatie laat ontwikkelen waarmee alle contact- personen en de centrale persoon die arbitrage pleegt met elkaar in contact zijn en informatie kunnen uitwisselen. Hiervoor zou financiering aangevraagd kunnen worden bij Vws. Tot een dergelijk plan is uitgewerkt bewaakt de VNG de lijst met contactpersonen.
2 De criteria zoals die nu gelden zijn mogelijk niet meer afdoende. Vanaf 2015 ligt alle financiering bij gemeenten (zorg, begelei‐ ding, preventie) De Oggz doelgroep grenst nu vloeiend aan veel andere doelgroepen van de gemeente.
Stroomschema
In het stroomschema is aangegeven welk besluit de centrumgemeente in de regio waarvan een cliënt zich aanmeldt (in onderstaand schema de aanmeldregio), neemt en welke centrumgemeente het be- sluit tot toelating neemt.
2. Model‐beleidsregels Landelijke toegankelijkheid en regiobinding maatschappelijke opvang
Aanmelding en onderzoek
1. Elke centrumgemeente zorgt er voor dat iedere dak‐ en thuisloze persoon zich kan aanmelden voor maatschappelijke opvang.
2. Elke centrumgemeente draagt er zorg voor dat na de aanmelding: nagegaan wordt of iemand tot de doelgroep behoort en er zo spoedig mogelijk een onderzoek wordt uitgevoerd om te bepalen in welke centrumgemeente de maatschappelijke opvang van de cliënt het beste kan plaatsvinden. Dat is in eerste instantie de centrumgemeente of regio waar de voorwaarden voor een succesvol traject voor de cliënt optimaal zijn of waar de cliënt aantoonbare binding heeft. Indien over beide zaken geen duidelijkheid ontstaat, is de centrumgemeente van aanmelding de aangewezen cen‐ trumgemeente die de cliënt toelaat tot de maatschappelijke opvang.
De centrumgemeente waarbij de voorwaarden optimaal zijn of aantoonbare binding is, is de aan-
gewezen centrumgemeente die de cliënt toelaat tot de maatschappelijke opvang.
3. Om vast te stellen waar een cliënt het beste maatschappelijke opvang kan krijgen, worden de volgende beoordelingscriteria aanbevolen, die toegepast worden bij de centrumgemeente van aanmelding: centrumgemeente A. Dit in overleg met zowel de cliënt als de eventueel beoogde centrumgemeente B waar de voorwaarden voor een succesvol traject voor de cliënt optimaal zijn. Om dit te kunnen bepalen, wordt gekeken naar de volgende feiten en omstandigheden:
• De aanwezigheid van een positief sociaal netwerk (familie en vrienden);
• Voorwaardenvooreen succesvol traject zoalsbijvoorbeeld: actieveschuldhulpverlening, be‐ staande relatie met GGZ, CJG, MO e.a. in de betreffende regio;
• Gegronde redenen om tegemoet te komen aan de wens van de cliënt om in een bepaalde gemeente/regio te worden opgevangen. Deze redenen moeten voor alle betrokken partijen aanvaardbaar zijn
• Bekendheid bij de politie in de betreffende regio;
• De cliënt heeft gedurende drie jaar voorafgaand aan het moment van aanmelding minimaal twee jaar aantoonbaar zijn of haar hoofdverblijf in de centrumgemeente of regio gehad. Dit moet blijken uit inschrijving in de basisregistratie personen of het bekend en geregistreerd zijn bij zorginstellingen;
• Als contra‐indicatie om een cliënt te plaatsen in een bepaalde regio gelden redenen om de cliënt uit zijn oude sociale netwerk te halen, of agressie tegen medewerkers van betrokken partijen in de betreffenderegio.
• Dit onderzoek naar beste plaatsing wordt in principe binnen twee weken afgerond
Overdracht van cliënten
4. Als uit het onderzoek bij de centrumgemeente van aanmelding (centrumgemeente A) volgt dat de maatschappelijke opvang het beste in een andere centrumgemeente B kan plaatsvinden, neemt de aangewezen contactpersoon van de centrum gemeente A contact op met de aangewezen contact‐ persoon van de andere centrumgemeente B voor het organiseren van een (warme) overdracht van de cliënt. Gedurende de periode dat de cliënt in afwachting is van overdracht, zal de centrumge‐ meente A zo nodig onderdak en ondersteuningbieden.
Centrumgemeente A zorgt ervoor dat centrumgemeente B op de hoogte wordt gebracht en be- trokken wordt bij het bepalen van het resultaat van het onderzoek zoals beschreven onder punt 3
5. De overdracht van een cliënt vindt plaats onder regie van de centrumgemeenten en hierbij worden in elk geval afspraken gemaaktover:
• de datum van overdracht,
• overbruggingsopvang in regio A indien er in regio B nog geen plaats is
• de instelling die de cliëntopneemt,
• de wijze van vervoer en eventuele reisbegeleiding,
• de overdracht van de persoonlijke gegevensen
6. De financiering van overdracht ligt bij centrumgemeente A en de financiering van tijdelijke over‐ bruggingsopvang ligt bij de ontvangende centrumgemeenteB.
Verantwoordelijkheid
7. Als na onderzoek zoals onder punt 3 aangegeven, in goed overleg blijkt dat de cliënt in centrum‐ gemeente B het best kan worden opgevangen in de maatschappelijke opvang, dan is centrumge‐ meente B vervolgens verantwoordelijk om de cliënt opvang aan te bieden.
8. Besluiten worden ondersteund door formele beschikkingen waar van toepassing door centrumge‐ meente A en of door centrumgemeenteB.
9. Indien de contactpersonen van de centrumgemeenten A en B niet tot akkoord kunnen komen leggen zij dit voor aan de door de VNG en FO ingestelde geschillencommissie, waarvan het besluit vervolgens bindend is.
Vertrouwenspersoon
10. De cliënt mag zich laten bijstaan door een vertrouwenspersoon. De gemeente draagt zorgvoor goede en voldoende voorlichting over de rechten en plichten, zowel mondeling als schriftelijk.
Evaluatie
11. De handreiking wordt in 2016 geëvalueerd. In de loopt van 2015 en 2016 zal VWS zorgdragen voor het monitoren van afspraken met betrekking tot toegang en overdracht. In verbandhiermee registreert elke centrumgemeente de volgendegegevens:
• aantal aangemelde cliënten (ook cliënten die duidelijk tot de eigen regio behoren),
• datum van aanmelding,
• aantal cliënten zonder binding in de eigen regio die tijdelijk opvang wordt geboden,
• aantal cliënten waarbij na onderzoek blijkt dat er geen enkele voorkeursregio blijkt en die ver‐ volgens in de eigen regio zijnopgenomen.
• datum overdracht naar een andere regio van een centrumgemeente,
• naar welke centrumgemeente is overgedragenen
• naar welke instellingen
• op grond van welke argumenten en
• of de overdracht goed isverlopen.
Bijlage 1. Beleidsregels enbeschikking
Het college stelt de beleidsregels vast. In deze beleidsregels legt het college vast op welke wijze de ge- meente (of een instelling in opdracht van de gemeente) beoordeelt of een cliënt tot de doelgroep be- hoort, waar een persoon het beste maatschappelijke opvang krijgen. De bevoegdheid van het college om te beoordelen in welke gemeente of regio iemand het beste maatschappelijke opvang kan krijgen (en daarover beleidsregels vast te stellen) is gebaseerd op de Wet maatschappelijke ondersteuning. De beleidsregels moeten als zodanig worden bekendgemaakt (artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht).
De beslissing om iemand al dan niet toe te laten tot de maatschappelijke opvang moet worden aange- merkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb (een beschikking). Dit blijkt uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 april 2010 (LJN: BM09560).
Een beschikking moet berusten op een deugdelijke motivering (artikel 3:46 Awb). Bij het motiveren van een besluit om iemand al dan niet toe te laten tot de maatschappelijke opvang in de gemeente kan worden volstaan met een (korte) verwijzing naar de toegepaste beleidsregels. In de beschikking moet duidelijk worden aangegeven dat de beslissing om iemand toe te laten tot de maatschappelijke opvang niet het recht geeft op een plaats in de maatschappelijke opvang. Dat is afhankelijk van de vraag of er een (passende) plek beschikbaar is.