INHOUDSOPGAVE
VSNU 25-11-2020
Definitieafspraken
Wetenschappelijk Onderzoek
Toelichting bij de KUOZ
INHOUDSOPGAVE
1 De hoofdpunten van de definitieafspraken 6
2 Toelichting op de 10 hoofdpunten van de definitieafspraken 8
Toelichting definities KUOZ onderzoeksinzet 17
Toelichting definities KUOZ-typen publicaties 19
Toelichting definities KUOZ-typen onderzoeksactiviteiten 25
Toelichting definities KUOZ open access 29
Toelichting definities promovendi voor de KUOZ opvraag 34
Bijlage 1: Aansluiting op de SEP-tabellen 37
Bijlage 2: Correspondentietabellen van HOOP-, VSNU-, ISN-, en NABS-codes 51
Inleiding
In dit document zijn de definitieafspraken wetenschappelijk onderzoek van de Nederlandse universiteiten vastgelegd, als vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de VSNU. Deze definitieafspraken vervangen de vorige versie die aanpassing behoefde aan het in 2020 geactualiseerde landelijk Strategie Evaluatie Protocol voor kwaliteitszorg onderzoek in Nederland (SEP 2021-2027).1 Daarnaast is ingespeeld op drie andere recente ontwikkelingen: de invoering van nieuwe onderzoekinformatiesystemen (CRIS’en2), afspraken met OCW over het meetbaar en zichtbaar maken van de voortgang inzake valorisatie3 en Open Access (OA)4 publiceren.
Streven is te komen tot maximaal vergelijkbare en bruikbare definities voor zowel de jaarlijkse Kengetallen Universitair Onderzoek (KUOZ) rapportages, waarmee de universiteiten al sinds de jaren ’90 via de VSNU verantwoording afleggen aan het ministerie van OCW, als voor de kwaliteitszorg onderzoek volgens het SEP. Vooral ten einde de administratieve belasting tot een minimum te beperken, maar ook ter verbetering van de centrale accountability. Dat vraagt om zodanige inrichting van de onderliggende registraties dat de hier gedefinieerde onderzoekinzet en -output cijfers als de promovendigegevens niet alleen (jaarlijks) op instellingsniveau of HOOP-gebied5 gegenereerd kunnen worden, maar tevens op het eens in de zes jaar volgens het SEP te beoordelen eenheden.
Deze definitieafspraken gaan over de inzet, de output van onderzoekers en over de promovendi die verbonden zijn aan een Nederlandse universiteit. Hiervoor zijn specifieke definities gegeven. Daarnaast worden ook aanbevelingen gedaan voor de registratie van inzet, output (publicaties en activiteiten) en de promovendi. Achterliggend doel is een afgesproken set relevante cijfers maximaal vergelijkbaar te maken tussen de bekostigde universiteiten, zodat ze gebruikt kunnen worden voor interne en externe verantwoording over en verbetering van het onderzoek (aan de hand van de volgende criteria (van het SEP): kwaliteit van het onderzoek, maatschappelijke relevantie en toekomstbestendigheid van de SEP-eenheid.
De onderzoekinzet wordt bepaald over geregistreerd personeel met een significante onderzoektaak,6 uitgesplitst naar functiecategorie. Onderzoekoutput (publicaties en onderzoeksactiviteiten) worden op basis van doel en beoogde doelgroep ingedeeld in drie hoofdclassificaties (waarbinnen KUOZ-typen worden onderscheiden). De KUOZ-typen kunnen desgewenst verfijnd worden tot CRIS subtypen, voor zover onderscheiden binnen het eigen CRIS. Voor de definities van deze subtypen wordt verwezen naar de CRIS handleiding van de eigen instelling. Elke universiteit ziet toe op eenduidige indeling van
1 Zie xxxxx://xxx.xxxx.xx/xxx.
2 Het veelgebruikte Engelse acroniem, Current Research Information System.
3 Zie xxxxx://xxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxxx.
4 Zie xxxxx://xxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxx.
5 HOOP is de afkorting voor Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan.
6 Het SEP vraagt bijvoorbeeld ook om rapportage van (headcounts) visiting fellows en alle typen promovendi, i.e. onderzoekers zonder dienstverband. Daarvoor kan geen minimum OZ-inzet in fte’s voorgeschreven worden. Het is daarom aan de instellingsbesturen om te bepalen welke zogenaamd gastvrijheidsovereenkomsten meegeteld worden.
4
subtypen in KUOZ-typen. De promovendigegevens worden opgevraagd in het kader van de instroom- en rendementscijfers voor bepaalde typen promovendi.7
Elk kalenderjaar (t) leveren de universiteiten de gegevens over jaar t -1 volgens deze af- spraken aan. Tevens mogen correcties aangeleverd worden voor het voorafgaande jaar (t -2).
De universiteiten leveren de gegevens aan volgens het bijbehorende format. De gegevens worden verwerkt en geanalyseerd door het bureau van de VSNU en ter controle terug- gestuurd. Na een bevestiging van de juistheid van de gegevens worden de universitaire gegevens opgenomen in het landelijke KUOZ-bestand.
Universiteiten die niet direct kunnen voldoen aan de hier voorgestelde wijzigingen of verduidelijkingen t.o.v. de vorige versie van de definitieafspraken, kunnen hun bestaande praktijk vooralsnog handhaven. Verzoek is om dit in de toelichting bij de rapportage dan expliciet te vermelden.
7 Let op: voor de onderzoeksvisitaties zijn de promovendigegevens nodig van alle typen promovendi (zie ‘SEP promotierendement’ in Bijlage 1: Aansluiting op de SEP-tabellen). Met ingang van het verslagjaar 2021 dienen alle typen promovendi in het kader van de KUOZ te worden opgegeven.
De hoofdpunten van de definitieafspraken
1. Naast verantwoording aan OCW en het brede publiek via jaarlijkse rapportage van KUOZ-cijfers per HOOP-gebied8 en verslagjaar, worden de gegevens zodanig gedefinieerd en geregistreerd dat ze tevens gegenereerd kunnen worden voor SEP- rapportage eens in de zes jaar, ter kwantitatieve onderbouwing van de gegevens gevraagd in het SEP.
2. Bijgaand KUOZ-format sluit zo goed mogelijk aan op dat voor financiële en personeelsrapportages.9 Het verslagjaar (t) valt samen met een kalenderjaar. Elk jaar
(t) leveren de universiteiten de meest actuele gegevens over jaar t -1 aan, desgewenst aangevuld met geactualiseerde gegevens over het voorafgaande jaar (t -2).
3. Onderzoekoutput is verdeeld naar twee categorieën: publicaties en onderzoeks- activiteiten. Deze worden ingedeeld in drie hoofdclassificaties op basis van doel en primair beoogde doelgroep:
a. Onderzoekers (~ Wetenschappelijk)
b. Vakmatig geïnteresseerden (~Professioneel)
c. Breder publiek (~ Populariserend)
4. De afspraken hebben alleen betrekking op:
a. het bibliografisch naspeurbare deel van de onderzoekoutput;10
b. verifieerbare onderzoeksactiviteiten die redelijkerwijs geacht kunnen worden in verband te staan tot de onderzoektaak of –expertise.
5. De afspraken gelden zowel voor schriftelijke als voor niet-schriftelijke vormen van output, ongeacht het verspreidingsmedium (zowel papieren als elektronische publicaties, audiovisuele media, computerprogramma's, e.d.). Voor publicaties die in meerdere versies beschikbaar komen, bijvoorbeeld ook als postprint in een instellings repository of als early online versie, wordt ter voorkoming van dubbeltelling enkel de definitieve uitgeversversie van een publicatie geteld in het jaar van uitgave.
6. In de hoofdclassificatie wetenschappelijke publicaties wordt voor een aantal output typen onderscheid gemaakt op basis van het al dan niet hanteren van een referee system. Dat wil zeggen dat over het accepteren van een manuscript voor publicatie beslist wordt door onafhankelijke inhoudelijk deskundigen.
7. Deze definities zijn zo opgezet dat alle wetenschappelijke disciplines de voor hen relevante onderzoekoutput kunnen opgeven. Daar waar specifieke typen niet van toepassing zijn, hoeven deze niet geleverd te worden en kunnen betreffende velden leeg gelaten worden.
8 Zie Bijlage 2: Correspondentietabellen van HOOP-, VSNU-, ISN-, en NABS-codes.
9 De definitieafspraken voor personeelsrapportages zijn te vinden via xxxxx://xxxxxxxxxxxx.xx en vastgelegd in het VSNU document Informatieafspraken instellingen en VSNU kengetallen universitair personeel (WOPI) en een bijbehorend functie-ordeningssysteem (UFO). Richtlijnen voor de financiële rapportage zijn
o.m. vastgelegd in de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs (RJO).
10 Let op: ingediende maar nog niet geaccepteerde (refereed) publicaties vallen hier niet onder, noch de early online versie van een publicatie, waarbij slechts een DOI aan is gegeven en nog geen definitieve bibliografische gegevens beschikbaar zijn.
8. Onderzoeksinzet, onderzoeksoutput en promovendigegevens worden jaarlijks opgevraagd op twee aggregatieniveaus: instelling en HOOP-gebied. De publieke rapportage door de VSNU blijft beperkt tot de onderzoeksinzet, KUOZ-classificatie voor de publicaties, en promovendigegevens.11
9. Onderzoekoutput hebben een relatie met onderzoekers en eenheden van de instelling.
10. Onderzoekoutput hebben een relatie met SEP-eenheden en onderzoekprojecten.
11 Met uitzondering van de dissertaties blijven de KUOZ-typen (zowel publicaties als activiteiten) uit de publieke rapportages door de VSNU en worden enkel onderling uitgewisseld t.b.v. vertrouwelijke benchmark doeleinden of SEP-rapportages.
Toelichting op de 10 hoofdpunten van de definitieafspraken
Ad 1: Aansluiting op SEP-tabellen
Met ingang van het SEP 2015-2021 hebben onderzoeksgroepen de vrijheid gekregen om zelf indicatoren te selecteren die passen bij het eigen profiel en de in de zelfevaluatie verwoorde strategie. Om duidelijkheid te verschaffen aan de onderzoeksgroepen voor invulling van de tabellen uit het SEP is een aparte bijlage toegevoegd.12
Ad 2: Aansluiting op financiële registratie, WOPI en jaarlijkse actualisatie
Het SEP vraagt om opgave van de inzet van personeel in brede, internationaal herkende categorieën die hier nader onderverdeeld worden in dezelfde personeelscategorieën als gedefinieerd in het VSNU document Informatieafspraken instellingen en VSNU kengetallen universitair personeel (WOPI)13 en bijbehorend functie-ordeningssysteem (UFO). Daarnaast vraagt de SEP-tabel Onderzoeksfinanciering om uitsplitsing van OZ-inzet naar de drie belangrijkste geldstromen als ook onderscheiden in financiële rapportages. Door maximaal aan te sluiten op WOPI en financiële definities wordt het mogelijk financiële, personeels- en SEP-rapportages globaal te vergelijken c.q. controleren.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen voorlopige (jaar t -1) en definitieve (jaar ≤ t -2) KUOZ-cijfers. Daarbij dient aangetekend dat de dynamiek in de organisatie van het onderzoek tot gevolg kan hebben dat tot kort voor een SEP-visitatie de verdeling van inzet, output en activiteiten over SEP-eenheden nog aangepast kan worden. Dit zal echter geen gevolgen hebben voor de cijfers op hoger aggregatieniveau (instellingniveau of HOOP- gebieden).
Ad 3: Indeling hoofdclassificatie naar doelgroep (Wetenschappelijk, Profes- sioneel, Populariserend)
Deze driedeling betreft niet zozeer elkaar wederzijds uitsluitende doelgroepen als wel overlappende (deel)verzamelingen, als verduidelijkt in de volgende schematische indeling:
12 Zie Bijlage 1: Aansluiting op de SEP-tabellen.
13 De definitieafspraken voor personeelsrapportages zijn te vinden via xxxxx://xxxxxxxxxxxx.xx.
Een artikel in een wetenschappelijk tijdschrift zal i.t.t. een krantenartikel vaak te specialistisch zijn om door een breed publiek begrepen te worden, waar een populariserende publicatie natuurlijk ook door wetenschappers gelezen en begrepen kan worden. Daarom is de indeling gebaseerd op de primair beoogde doelgroep en niet op het werkelijk bereikte publiek.
De indeling reflecteert nadrukkelijk niet de ‘mate van wetenschappelijkheid’ van het onderliggend onderzoek. Die is immers voor al het academisch onderzoek in principe gelijk en onafhankelijk van de doelgroep. Het personeel van alle Nederlandse universiteiten is gehouden aan de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit14 waarin de principes van goed wetenschappelijk onderwijs en onderzoek beschreven worden.
Wetenschappelijk onderzoek produceert solide, verantwoorde kennis, die door publicatie duurzaam beschikbaar en toegankelijk wordt gemaakt.15 De driedeling is tot slot volledig onafhankelijk van kwaliteitscriteria, en wel om de volgende redenen:
(1) kwaliteitscriteria kunnen bezwaarlijk op het moment van de gegevensopslag worden gehanteerd;
(2) kwaliteitscriteria mogen niet van een formele indeling uitgaan, maar uitsluitend van inhoudelijke overwegingen;
(3) er is geen reden om te veronderstellen dat op onderzoekers gerichte publicaties of activiteiten per definitie van hogere kwaliteit zijn dan die voor andere doelgroepen;
(4) alle denkbare kwaliteitskenmerken zoals omvang, innovatie, relevantie, status van de auteur, status van het publicatiemedium, etc. zijn onmogelijk voor alle disciplines en alle beoordelingssituaties in uniforme definitieafspraken te vatten.
Ad 4: Openbaarheid en toegankelijkheid (versus Open Access)
Publieke toegankelijkheid wordt als een belangrijk kenmerk van onderzoekpublicaties beschouwd. Publicaties die niet publiek toegankelijk zijn, zijn in dit verband een contradictio in terminis. Publicaties zijn echter pas publiek toegankelijk als zij (duurzaam) traceerbaar en beschikbaar zijn, met andere woorden ‘bibliografisch traceerbaar'. Een televisie-uitzending bijvoorbeeld is wel openbaar maar na het tijdstip van uitzending in principe niet meer traceerbaar en beschikbaar, tenzij daarvoor speciale maatregelen worden genomen, zoals het plaatsen in een digitaal archief. Hetzelfde geldt voor elektronische publicaties. Een eerste internationale octrooiaanvraag (c.q. prioriteits- indiening) kan maximaal 18 maanden geheim gehouden worden, maar wordt daarna altijd (mits niet teruggetrokken) gepubliceerd in een publieke octrooidatabase. Reden om deze pas mee te tellen in het jaar van publicatie en niet het jaar van eerste indiening.
De toegankelijkheid van output kent daarnaast ook nog het aspect van ‘verifieerbaarheid’: indien en voor zover de opgeslagen gegevens ook een rol vervullen bij kwantitatieve analyses, moeten er garanties bestaan tegen onjuiste invoer. Het risico van onjuiste invoer kan al verminderd worden door zo min mogelijk zelfstandig belang toe te kennen aan tellingen van aantallen. Een telling kan nooit meer dan een globale signaleringsfunctie
14 KNAW, NFU, NWO, TO2-federatie, Vereniging Hogescholen & VSNU (2018) Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit. DANS via xxxxx://xxx.xxx/00.00000/xxxx-0xx-xxxx.
15 Zie tevens ‘Ad 4: Openbaarheid en toegankelijkheid (versus Open Access)’ in de Toelichting op de 10 hoofdpunten van de definitieafspraak.
hebben en zal in een zorgvuldige analyse altijd vergezeld gaan van andere informatie en waarborgen voor correcte interpretatie, zoals wederhoor.
Tot slot dient publieke toegankelijkheid niet verward te worden met Open Access (OA): vrije, permanente, online toegang tot herbruikbare wetenschappelijke informatie, waarvoor de lezer niet hoeft te betalen.16 OA publicaties vormen slechts een deel van de totale output. De VSNU heeft met OCW afgesproken de (relatieve) aantallen OA publicaties vanaf 2016 te zullen monitoren. Daartoe zijn aanvullende definities en afspraken geformuleerd in een separaat document, het VSNU Definition framework monitoring Open Access.17 Omdat bedoelde OA rapportage buiten het bestek van de kwaliteitszorg onderzoek (c.q. SEP- rapportage) valt, beperken onderhavige afspraken zich tot enkel de meest relevante begrippen in relatie tot OA.18
Ad 5: Meervoudige verschijningsvormen van output
In het kader van Open Access worden de volgende drie verschijningsvormen van publicaties door de Nederlandse universiteiten onderscheiden:
OA term | Beschrijving | Label | |
Pre-print | De manuscriptversie die de auteur aanbiedt aan de uitgever vóór de peer-review. | SMUR | Submitted Manuscript Under Review |
Post-print | De definitieve manuscriptversie die de auteur aan de uitgever stuurt, na de peer-review, waarin het commentaar van de referees is verwerkt. | AM | Accepted Manuscript |
Uitgeversversie | De gepubliceerde versie in de opmaak van de uitgever, inclusief branding, logo, definitieve paginanummering, etc. | VoR | Version of Record |
OCW, NWO en de universiteiten streven ernaar het aandeel OA publicaties te verhogen, bij voorkeur via de ‘gouden route’ waarin de uitgeversversie via de website van de uitgever OA beschikbaar is. Veel uitgevers hebben nog niet de transitie naar goud OA gemaakt, maar bieden OA aan in zogenaamde hybride tijdschriften.20 Naast deze gouden route naar Open Access opties kan ook gebruik worden gemaakt van de ‘groene route’, waarin de auteur zijn werk zelf openbaar maakt door een versie in een (universitair of institutioneel) repository (een vrij toegankelijke database) te deponeren.21 Meestal zal dat een post-print zijn, maar wanneer een uitgever dat niet toestaat kunnen ook pre-prints opgenomen
16 Open Access publiceren is niet zonder kosten; in het gold OA model worden publicatiekosten (de Article Processing Charge of APC) in rekening gebracht en green OA vraagt investering in een repository. Deze kosten worden echter niet gedragen door de lezer, maar door de auteur, de instelling waaraan deze is verbonden of de organisatie die het onderzoek (mede) financiert.
17 VSNU, huidige versie 10 april 2017.
18 Zie voor meer informatie hierover Format B3: Open Access.
19 Deze Metadata Object Description Schema (MODS) termen volgen de OpenAIRE richtlijnen die geïmplementeerd zijn in de verschillende Institutional Repositories van de Nederlandse universiteiten.
20 Dit zijn traditionele abonnemententijdschriften waarbij artikelen door bijbetaling OA gemaakt worden en in één aflevering zowel OA artikelen als niet OA artikelen beschikbaar zijn.
21 Het gekozen repository moet echter wel zijn opgenomen in de Directory of Open Access Repositories
(OpenDOAR) die te raadplegen is via xxxx://xxx.xxxxxxxx.xxx.
Daarnaast verschijnen er steeds vaker zogenaamde early online versies van een publicatie,
d.w.z. met een DOI23 maar nog zonder paginanummer, aflevering en jaargang. Gevolg is dus dat er meerdere verschijningsvormen van eenzelfde publicatie kunnen zijn die alle voldoen aan het criterium ‘bibliografisch traceerbaar’. Om dubbeltelling uit te sluiten geldt de regel dat publicaties pas meegeteld mogen worden in KUOZ-rapportages, zodra er een definitieve uitgeversversie beschikbaar is. Omdat een uitgeversversie meestal later zal verschijnen dan de pre-print, post-print of de early online versie, geldt het jaar van uitgave van de uitgeversversie ook als het jaar waarin de publicatie opgevoerd c.q. meegeteld wordt.24
Ad 6: Referee systeem
In de hoofdclassificatie ‘wetenschappelijke publicaties’ wordt onderscheid gemaakt tussen wel- en niet-refereed publicaties. Een refereed publicatie is na toetsing door onafhankelijke inhoudelijk deskundigen geaccepteerd voor publicatie. Deze indeling is gebaseerd op een objectief registreerbaar kenmerk dat een zinvolle ordening of selectie mogelijk maakt: de toepassing van een referee system. Overigens zonder dat daar op zichzelf kwaliteitsver- schillen uit af te leiden zijn. Voor ‘vakpublicaties’ kan waar van toepassing desgewenst eenzelfde onderscheid gemaakt worden.
Ad 8: Aggregatieniveaus
Onderzoeksinzet, onderzoeksoutput (publicaties en onderzoeksactiviteiten—beide verfijnd tot KUOZ-typen) en de promovendigegevens worden jaarlijks opgevraagd op twee aggregatieniveaus:
1. Instelling (vooralsnog facultatief): ontdubbelde totalen van alle HOOP-gebieden binnen de instelling.25
2. HOOP-gebied (verplicht): ontdubbelde totalen van alle volgens het SEP te beoordelen eenheden (kortweg: SEP-eenheden) binnen eenzelfde HOOP-gebied.
De publieke rapportage door de VSNU blijft beperkt tot onderzoekinzet, KUOZ-hoofdclassifi- catie26 en promovendigegevens op deze twee aggregatieniveaus. Rapportages op lager aggregatieniveau worden enkel onderling uitgewisseld t.b.v. vertrouwelijke benchmark doeleinden of SEP-rapportages.27 Waar verfijning ook voor derden geboden is, verloopt dat via publicatie van de onderzoekvisitatierapporten van SEP-commissies, jaarverslaglegging en/of separate valorisatie- en OA-rapportages.
22 Pre-prints die de toets van peer-review doorstaan, worden zodra toegestaan vervangen door een post- print of uitgeversversie. Afgewezen pre-prints worden ofwel direct verwijderd dan wel geregistreerd als niet-refereed publicatie.
23 Digital Object Identifier, is een persistent identifier toegekend voor artikelen of boeken die door de
International DOI Foundation (xxxxx://xxx.xxx.xxx) worden toegekend.
24 Ter voorkoming van ‘citatieverdunning’ dient in een post-print altijd een verwijzing opgenomen te worden naar de uitgeversversie (“to be cited as…”), zo mogelijk inclusief de vermelding van de betreffende DOI of andere persistente identifier.
25 Waar van toepassing inclusief die van het UMC. Indien een UMC niet hetzelfde CRIS gebruikt als de universiteit en ontdubbelen daardoor te bewerkelijk is, kan volstaan worden met de som van beide subtotalen, mits expliciet vermeld.
26 Met uitzondering van de dissertaties blijven de KUOZ-typen (zowel publicaties als activiteiten) uit de publieke rapportages.
27 Net als voor de andere landelijke VSNU bestanden (WOPI en 1cijferHO) geldt de afspraak dat instellingen alleen de eigen cijfers op fijner niveau openbaar mogen maken; publicatie van cijfers van andere instellingen op dat niveau vereist expliciete schriftelijke toestemming vooraf.
Ad 9 en 10: Ontdubbeling en koppeling inzet, output en promovendi aan onderzoekers en eenheden
SEP-eenheden vallen niet per definitie samen met organisatorische eenheden waar een dienstverband aan is gekoppeld of andere organisatorische eenheden. Aangenomen wordt dat elke onderzoeker in het CRIS gekoppeld kan worden aan een of meer eenheden waar de onderzoeker een dienstverband heeft, op grond waarvan diens inzet, publicaties en activiteiten rechtstreeks aan betreffende eenheden gekoppeld kunnen worden. Daarnaast kunnen onderzoekers echter ook participeren in (meer of minder tijdelijke) samenwerkingsverbanden tussen (onderdelen van) diverse eenheden, verder aangeduid als onderzoekprojecten, die al dan niet samen kunnen vallen met SEP-eenheden. Daarom dienen inzet, publicaties en activiteiten ook gekoppeld te kunnen worden aan SEP- eenheden en onderzoekprojecten. In de regel zal dat ook via de koppeling van (co)auteur aan SEP-eenheid en project gebeuren, maar daarop zijn de volgende uitzonderingen mogelijk:
1. Proefschriften: kunnen niet alleen gekoppeld aan de SEP-eenheid van de promovendus maar tevens als onderzoeksactiviteit aan die van de (co)promotores.
2. Output gepubliceerd na vertrek van de (co)auteur die het onderzoek echter wel grotendeels binnen zijn dienstverband verricht heeft.
3. Output van emeriti, contractpromovendi, honorair hoogleraren, visiting fellows en onderzoekers met een gastvrijheidsovereenkomst.
Voor deze uitzonderingen gelden aanvullende afspraken:
• De relatie met de eigen instelling mag niet strijdig zijn met de gepubliceerde affiliatievermelding.
• De output en aantallen van de sub 3 bedoelde classificaties worden zo mogelijk separaat zichtbaar gemaakt in rapportages.28
Elke instelling kan haar eigen regels hanteren voor de verdeling van onderzoekers, publicaties en activiteiten over organisatorisch eenheden en projecten. Echter, voor de verdeling over SEP-eenheden en HOOP-gebieden, gelden de volgende afspraken ter voorkoming van dubbeltelling in KUOZ- en SEP-rapportages:
• Een publicatie kan geschreven zijn door meerdere coauteurs (en activiteiten uitgevoerd door meerdere onderzoekers), al dan niet verbonden aan dezelfde SEP- eenheid. Xxxx (co)auteur30 kan betreffende output in de eigen publicatielijst31 opvoeren. Hetzelfde geldt voor elke SEP-eenheid die een coauteur geleverd heeft, zij het dat een output nooit meer dan één keer mee mag tellen in het totaal van een eenheid met meerdere coauteurs.
28 Mocht dat onhaalbaar zijn, dan dient de toelichting bij betreffende tabel expliciet te vermelden of de output van deze gastvrijheidsovereenkomsten al dan niet inbegrepen is.
29 Een onderzoeker kan desgewenst met dezelfde onderzoekinzet participeren in meerdere samenwerkings- verbanden c.q. projecten, afhankelijk van de regels binnen de eigen instelling. Zo hoeft deelname aan een landelijke onderzoekschool of EU-project niet ‘ten koste te gaan’ van de inzet in de SEP-eenheid.
30 Xxxx voor activiteiten: ‘(mede)uitvoerder’.
31 Lees voor activiteiten: ‘activiteitenlijst’.
• Evenzo dient per HOOP-gebied ontdubbeld te worden voor publicaties met coauteurs uit verschillende SEP-eenheden en op instellingsniveau voor
co-auteurschappen uit verschillende HOOP-gebieden32.
De registratie van onderzoekoutput moet dus zodanig geschieden dat ontdubbelen plaats kan vinden wanneer nodig. Waar (nog) niet mogelijk, bijvoorbeeld omdat gegevens afkomstig zijn uit separate CRIS’en, dient dat expliciet vermeld te worden in de rapportage.
32 Zolang de universitaire CRIS’en niet gekoppeld zijn, zal het ondoenlijk blijven landelijke totalen te ontdubbelen voor publicaties met coauteurs uit verschillende instellingen.
Percentage onderzoeksinzet per personeelscategorie (functie) en per HOOP- gebied van universitaire medewerkers met onderzoekstijd.
SEP personeels- categorie | HOOP-gebieden KUOZ personeelscategorie | ||||||||
Scientific staff (‘staf WP’) | 1. Hoogleraar | ||||||||
2. Universitair hoofddocent | |||||||||
3. Universitair docent | |||||||||
Post-docs | 4. Onderzoeker | ||||||||
PhD students | 5. Promovendus (werknemers + contract) |
Aanvullende vragen:
1. Waar zijn deze percentages op gebaseerd?
A. Analyse daadwerkelijk besteedde tijd (bijv. tijdschrijfsysteem)
B. Onderzoek binnen de instellingen
C. Normen die zijn afgesproken binnen de instellingen
D. Gebaseerd op eerder onderzoek naar tijdsbesteding
E. Schattingen
F. Anders, n.l.
2. Is het onderzoekspercentage gebaseerd op de verdeling onderzoek/ onderwijs waarbij “overig” over deze twee categorieën is verdeeld? Of is onderzoek/ onderwijs/ overig ieder apart geschat?
3. Geef een korte beschrijving van de betrouwbaarheid van deze inschatting:
Percentage onderwijsinzet per personeelscategorie en per HOOP-gebied (OPTIONEEL)
SEP personeels- categorie | HOOP-gebieden KUOZ personeelscategorie | ||||||||
Scientific staff (‘staf WP’) | 1. Hoogleraar | ||||||||
2. Universitair hoofddocent | |||||||||
3. Universitair docent | |||||||||
Post-docs | 4. Onderzoeker | ||||||||
PhD students | 5. Promovendus (werknemers + contract) |
Percentage Overige activiteiten per personeelscategorie en per HOOP-gebied (OPTONEEL)
SEP personeels- categorie | HOOP-gebieden KUOZ personeelscategorie | ||||||||
Scientific staff (‘staf WP’) | 1. Hoogleraar | ||||||||
2. Universitair hoofddocent | |||||||||
3. Universitair docent | |||||||||
Post-docs | 4. Onderzoeker | ||||||||
PhD students | 5. Promovendus (werknemers + contract) |
De percentages worden eerst teruggekoppeld naar de universiteiten voor definitieve goedkeuring, voordat deze gegevens naar het CBS worden gestuurd.
Toelichting definities KUOZ onderzoeksinzet
De onderzoeksinzet wordt vanaf 2019 opgevraagd als percentage van de arbeidsovereen- komsten dat geoormerkt is voor onderzoekstaken, gecorrigeerd voor de duur van het dienstverband. Het percentage zal door de VSNU worden toegepast op de gegevens van de WOPI.33 De universiteiten met een UMC hebben daarnaast de mogelijkheid om voor het HOOP-gebied GEZO zowel het percentage als de onderzoeks-fte aan te leveren.
1. Xxxxxxxxxx: hier wordt primair de ‘gewoon hoogleraar’ (full professor) bedoeld, overeenkomend met UFO code 01 05 ** of UMC equivalent. Echter, een Decaan (01 01 **), Directeur onderzoeksinstituut (01 03 **) of Voorzitter capaciteitsgroep (01 04 **) kan ook meegeteld worden indien betrokkene voorheen de hoogleraarsrol vervulde of dat nog steeds doet34 en nog een onderzoektaak heeft. Bijzonder hoogleraren die altijd vanwege een stichting of andere rechtspersoon dan de universiteit als zodanig zijn benoemd, worden slechts meegenomen voor zover zij in een andere functie nog een eigenstandig dienstverband met de eigen universiteit hebben (bijv. als UHD) en dan slechts in die hoedanigheid en niet in die van hoogleraar. Desgewenst kunnen instellingseigen varianten als de ‘persoonlijke leerstoelhouder’ (WUR) of ‘adjunct hoogleraar’ (RUG), die wel het ius promovendi genieten maar ingedeeld zijn in een andere UFO code (meestal UHD), als hoogleraar opgevoerd worden, mits vermeld en zo mogelijk met opgaaf van betreffende onderzoekinzet en/of aantallen.
2. Universitair hoofddocent: ~ UHD, UFO code 01 06 ** of UMC equivalent.
3. Universitair docent: ~ UD, UFO code 01 07 ** of UMC equivalent.
4. Onderzoeker: ~ onder andere maar niet beperkt tot ‘postdocs’, UFO code 01 08
** of UMC equivalent.
5. Promovendi: in de gedetailleerde VSNU typering35 worden vier hoofdtypen onderscheiden; twee daarvan worden hier meegeteld:
a. Werknemer-promovendus (incl. ontwerper in opleiding), UFO functiecodes 01 10 10 of 01 11 10 of UMC equivalent
b. Contractpromovendus of beurspromovendus (niet in WOPI en geen UFO code): heeft geen arbeidsovereenkomst met de universiteit waar de promotie wordt afgerond maar wel een contract met als hoofddoelstelling te promoveren.36
Niet meegeteld worden de promoverende medewerker (ingedeeld in een andere UFO code dan de werknemer promovendus) en de buitenpromovendus (zonder financiering en/of tijd van een werkgever).
33 De gegevens van de WOPI zijn ultimo-gegevens en de uitkomst zal daarom afwijken van de gegevens die gebruikt worden door een SEP-eenheid in het kader van de SEP-rapportages (zie ‘SEP Onderzoeksinzet’ in Bijlage 1: Aansluiting op SEP-tabellen).
34 Veelal blijft een Decaan of Directeur ingedeeld in UFO code 0105** en wordt een tijdelijke rol toegekend, al dan niet met dito toelage. Omgekeerd kan een bestuurder ook de hoogleraarsrol toebedeeld krijgen.
35 Zie voor meer informatie Format C: Promovendi.
36 Indicatoren van een beurspromovendus zijn: a) afspraak te komen tot een promotie (als b.v. blijkt uit toegang tot graduate school, opleidings- en begeleidingsplan, promotieplan, promotor aangewezen); b) geen salaris van universiteit of UMC; c) wel financiering (b.v. beurs) en/of tijd beschikbaar gesteld (b.v. door een externe werkgever) om te promoveren.
Alle te rapporteren output betreft de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, gepubliceerd of ondernomen in het verslagjaar (t).
De opgave voor de KUOZ onderzoeksoutput geschied per HOOP-gebied37 en is verdeeld in twee categorieën (publicaties en onderzoeksactiviteiten38). De categorieën zijn onderverdeeld in 3 hoofdclassificaties die gerelateerd zijn aan een beoogde doelgroep:
1. Wetenschappelijk (o.a. wetenschappelijke publicaties): De wetenschappelijke doelgroep is primair gericht op het forum van (wetenschappelijk) onderzoekers. Deze gerichtheid geeft aan een publicatie specifieke kenmerken zoals een nadruk op het onderzoeksproces, methodologische onderbouwing en verwijzing naar eerdere onderzoekresultaten. Deze kenmerken kunnen per discipline verschillen. In principe gaat een wetenschappelijke publicatie over een resultaat van eigen wetenschappelijk onderzoek en is deze bedoeld om bij te dragen aan het vermeerderen van de wetenschappelijke kennis. Uitzonderingen hierop vormen publicaties die weliswaar gaan over onderzoek dat door anderen is verricht, maar die door een duidelijke toegevoegde waarde toch bijdragen aan het vermeerderen van de wetenschappelijke kennis (in tegenstelling tot het uitsluitend verspreiden daarvan), zoals een overzichtsartikel (subtype scientific review).
2. Professioneel (o.a. vakpublicaties): De professionele doelgroep is gericht op professioneel geïnteresseerden, i.e. diegenen die uit hoofde van de uitoefening van hun beroep in de onderzoekresultaten zijn geïnteresseerd (met uitzondering van de beroepsgroep van wetenschappelijk onderzoekers). Deze gerichtheid geeft aan een publicatie specifieke kenmerken zoals een nadruk op het gebruik van de onderzoekresultaten bij de uitoefening van bepaalde beroepen, het aansluiten bij het vakjargon en de beroepservaring van de beroepsbeoefenaren. De vakpublicatie is niet zozeer bedoeld voor het vermeerderen, maar voor het verspreiden van wetenschappelijke kennis en voor het bevorderen van het toepassen van bestaande kennis. Enkele voorbeelden van beroeps-velden: medische praktijk, juridische praktijk, landbouw, chemische industrie, apothekers, accountancy, organisatieadviseurs, politiek en beleid, onderwijs, welzijn.
3. Populariserend (o.a. populaire publicaties): De populariserende doelgroep is gericht op een breed publiek van ontwikkelde leken. Deze gerichtheid geeft aan een publicatie specifieke kenmerken zoals algemeen begrijpelijk taalgebruik, geen vereiste voorkennis. Bijvoorbeeld: door de onderzoeker geschreven artikelen in
dag- of weekbladen.
Voor alle KUOZ-typen geldt dat er altijd een indeling gemaakt kan worden naar één van de drie doelgroepen. Daar waar deze definitie een beperking wil opleggen wordt dit expliciet in de toelichting vermeld.
37 Zie voor meer informatie Bijlage 2: Correspondentietabellen voor HOOP-, VSBU-, ISN, en NABS-codes.
38 De woorden ‘onderzoeksactiviteit’ en ‘activiteit’ zijn in dit document inwisselbaar.
Opgave voor de KUOZ geschied per HOOP-gebied.
Publicaties | |||
KUOZ-type | |||
a. ‘Refereed’ artikel in een tijdschrift | |||
b. ‘Non-refereed’ artikel in een tijdschrift | |||
c. Boek | |||
d. Boekdeel | |||
f. Boekredactie | |||
i. Annotatie | |||
j. Protocol | |||
k. Rapport | |||
l. Octrooi (1e indiening) | |||
m. Boekbespreking | |||
n. Oratie | |||
o. Congresbijdrage (abstract, poster, etc.) | |||
p. Ontwerp | |||
q. Dataset of database | |||
r. Digitale of (audio)visuele producten | |||
s. Software | |||
t. Web publicatie | |||
u. Overig |
NB: lege cellen reflecteren KUOZ-typen die doorgaans niet op betreffende doelgroep gericht zijn; desgewenst kan echter binnen elk type het onderscheid naar de drie hoofdclassificaties gemaakt worden.
Toelichting definities KUOZ-typen publicaties
a. ‘Refereed’ artikel in een tijdschrift: een tijdschrift is een periodiek verschijnende bundeling van separate bijdragen onder dezelfde (tijdschrift) naam; meestal met ISSN nummer.39 Bijdragen worden geselecteerd en geredigeerd door een redactie en onderworpen aan een referee system.40 Betreffend artikel is onderworpen aan een proces van kritische, onafhankelijke evaluatie door één of meer experts in het onderwerp, genaamd referees, die
39 Hieronder vallen niet alleen articles, maar ook andere subtypen zoals short communications, scientific reviews (boekbesprekingen uitgezonderd), letters, etc.
40 Zie tevens ‘Ad 6: Referee system’ in de Toelichting op de 10 hoofdpunten van de definitieafspraak.
verantwoordelijk zijn voor de vaststelling of het onderwerp van het artikel valt binnen de kaders van het tijdschrift en die de originaliteit, kwaliteit van het onderzoek, de helderheid van de presentatie, etc., vaststellen. Als er sprake is van een tijdschrift met een uitgebreide editorial board / staff en aannemelijk gemaakt kan worden dat de leden ervan gelden als expert op hun vakgebied die onafhankelijk hun oordeel kunnen uitspreken (in feite dus functioneren als referee), dan kan een artikel beschouwd worden als refereed. Als onduidelijk is of gebruik gemaakt wordt van een referee system of bij twijfel over de onafhankelijkheid van het referee proces, wordt het artikel ingedeeld bij KUOZ- type b.41
b. ‘Non-refereed’ artikel in een tijdschrift: een tijdschrift artikel dat niet onderworpen is aan een proces van kritische evaluatie als bedoeld onder KUOZ- type a.42
c. Boek: betreft meestal een eenmalige zelfstandige publicatie over een beperkt aantal onderwerpen (monografie, al dan niet uitgegeven in meerdere volumes), waarvan de volledige inhoud geschreven is door dezelfde auteur(s); meestal uitgegeven met ISBN nummer.43
Dit leidt tot een (co-)auteurschap en niet tot een (co-)redacteurschap. Het redigeren van een boek dient opgegeven te worden onder KUOZ-type f.
d. Boekdeel: een deel van een boek (meestal met ISBN nummer) waarvan tenminste sommige hoofdstukken geschreven zijn door andere auteurs dan enkel redactieleden.44
e. Dissertatie: publicatie waarop de graad van doctor is verkregen in het verslagjaar (t). In Nederland kunnen alleen universiteiten de doctorsgraad verlenen en proefschriften zijn derhalve per definitie als wetenschappelijk in te delen (doelgroep 1).
41 Let op: een aantal publicatievormen die onder dit type zouden vallen worden apart geregistreerd. Dit zijn ‘boekbesprekingen’ en ‘annotaties’—deze vallen respectievelijk onder KUOZ-type m (boekbespreking) en KUOZ-type i (annotatie). Abstracts in een tijdschrift worden in het geheel niet meer geteld.
42 Voor ‘tijdschrift’ kan hier voor de hoofdclassificatie 2 en 3 tevens worden gelezen als ‘periodiek’. Bijdragen in dag- / weekblad of magazine kunnen geregistreerd worden als KUOZ-type 3b (populariserende ‘non- refereed’ artikel in tijdschrift). Bijdrage in een nieuwsbrief (afhankelijk van de intentie en doelgroep) kunnen geregistreerd worden als KUOZ-type 2b of 3b (professionele ‘non-refereed’ artikel in tijdschrift of populariserende ‘non-refereed’ artikel in tijdschrift). Als advies wordt gegeven om deze groepen wel gescheiden op te nemen in het CRIS om dit onderscheid wel te kunnen behouden voor andere doeleinde dan de KUOZ opvraag.
43 Let op: Een aantal publicatievormen die onder dit type zouden vallen worden apart geregistreerd. Dit zijn ‘dissertaties’ en ‘uitgegeven inaugurale redes’—deze vallen respectievelijk onder KUOZ-type e (dissertaties) en KUOZ-type n (oraties). Deze definitie moet ruim worden opgevat. Zo vallen catalogi (n.a.v. tentoonstellingen) ook onder dit KUOZ-type (catalogi zijn tegenwoordig immers op zichzelf staande publicaties met wetenschappelijke onderbouwde beschrijvingen, essays van tentoonstellingen, en kunststukken—ook het SEP beschouwd catalogi als een belangrijk wetenschappelijk communicatiemiddel tussen onderzoekers).
44 Let op: Uit onder KUOZ-type c (boek) geregistreerde output kunnen onder KUOZ-type d (boekdeel) geen losse hoofdstukken geregistreerd worden (om dubbeltellingen te voorkomen). Separate hoofdstukken kunnen alleen worden opgenomen indien het ‘boek’ is geregistreerd als KUOZ-type f (boekredactie).
In een CRIS kan nader onderscheid gemaakt worden tussen bijvoorbeeld de volgende vijf subtypen:45
Beschrijving | Resultaat van promovendus-type | |
1. | Promotie bij eigen instelling; promovendus in dienst van eigen instelling | 1a. / 1b. |
2. | Promotie bij eigen instelling; promovendus niet in dienst van eigen instelling | 2 (a. + b.) / 3. / 4. |
3. | Promotie elders, promovendus in dienst van eigen instelling47 | |
4. | Promotie elders, (co)promotor in dienst van eigen instelling48 | |
5. |
Voor de KUOZ-rapportages worden enkel de ontdubbelde totalen van de door OCW bekostigde dissertaties subtypen (1 en 2) hier opgegeven als totaal.
f. Boekredactie: de redactie van een boek, waarbij het merendeel van de boekdelen niet geschreven is door de redactieleden zelf.50
Dit leidt tot een (co-)redacteurschap en niet tot een (co-)auteurschap. Het schrijven van een boek dient opgegeven te worden onder KUOZ-type c.
g. ‘Refereed’ congrespublicatie: een volledige versie van een artikel als onderdeel van een verzameling van wetenschappelijke artikelen uitgegeven in de context van een congres in een tijdschrift of proceedings. Het artikel is onderworpen aan een proces van kritische, onafhankelijke evaluatie door één of meer experts in het onderwerp, genaamd referees, die verantwoordelijk zijn voor de vaststelling of het onderwerp van het artikel valt binnen de kaders van het congres en die vaststellen of de tekst voldoet aan originaliteit, kwaliteit van het onderzoek, de helderheid van de presentatie van het onderwerp, etc. Artikelen in zowel bundels als proceedings kunnen hieronder vallen. Als er sprake is van een uitgebreide editorial board / staff en aannemelijk gemaakt kan worden dat de leden ervan gelden als expert op hun vakgebied die onafhankelijk hun oordeel kunnen uitspreken (in feite dus functioneren als referee), dan kan een congresbijdrage beschouwd worden als refereed. Als onduidelijk is of
45 Veel universiteiten beschikken over een separate registratie van promovendi en proefschriften, waaraan doorgaans de bekostigingsgegevens ontleend worden. Subtypen 3 en 4 kunnen daarom ontbreken in die registraties, die in dat geval alleen als bron voor subtypen 1 en 2 in het CRIS kunnen dienen.
46 Zie voor meer informatie op deze vijf subtypen Bijlage 1: Aansluiting op de SEP-tabellen.
47 Dit dissertatie subtype kan niet worden opgenomen als dissertatie, maar zou (indien er expliciete afspraak is dat de medewerker binnen het dienstverband mag werken aan zijn / haar proefschrift) als output van een medewerker een plaats kunnen vinden als KUOZ-type c (boek).
48 Dit dissertatie subtype kan niet worden opgenomen als dissertatie, maar de relatie (co)promotor die hier wordt gelegd kan worden opgegeven als onderzoeksactiviteit en geregistreerd worden bij KUOZ-type K (Onderwijs aan derde / begeleiding promovendi elders). De registratie van de relatie commissielid is nuttig om te registreren, maar kan niet worden gebruikt voor de KUOZ.
49 Dit dissertatie subtype wordt niet gebruikt voor rapportage doeleinde, wel voor de CRIS-functionaliteit (zoals een publicatie-tab op de website of een functionaliteit die een CV genereerd) en wordt daarom hier genoemd.
50 Ondanks dat redacteurschap een activiteit is en geen publicatievorm word deze hier toch opgenomen. Het op dit moment bezwaarlijk deze éénduidig onder onderzoeksactiviteiten te plaatsen en het eindresultaat wordt gepubliceerd (afhankelijk van de reputatie van de uitgevende instantie en het belang van deze vorm van communicatie binnen het domein kan het zeker mogelijk zijn deze te plaatsen in doelgroep 1). Door het separaat van KUOZ-type c (boek) op te nemen, kan het makkelijk worden onderscheiden voor diverse doeleinden (zowel voor de weergave van de referentie als de positionering binnen rapportages).
gebruik gemaakt wordt van een referee system of bij twijfel over de onafhankelijkheid van het referee proces, wordt de bijdrage ingedeeld bij KUOZ- type h.
h. ‘Non-refereed’ congrespublicatie: een volledige versie van een artikel als onderdeel van een verzameling van wetenschappelijke artikelen uitgegeven in de context van een congres in een tijdschrift of proceedings. Het artikel is niet onderworpen aan een proces van kritische, onafhankelijke evaluatie zoals bedoeld onder KUOZ-type g. Artikelen in zowel bundels als proceedings kunnen hieronder vallen.
i. Annotatie: een juridisch verklarend commentaar op een beslissing van gerecht of scheidsgerecht in het verslagjaar (t). In het Disciplineprotocol evaluatie rechtswetenschappelijk onderzoek 2016 is afgesproken annotaties als regel bij de doelgroep professioneel in te delen. Incidenteel kan een annotatie (bij wijze van uitzonderingsgeval) echter ook als wetenschappelijk aangemerkt worden.
j. Protocol: een voorschrift hoe te handelen in specifieke situaties.51 Een protocol zal echter zelden op een breed publiek gericht zijn.
k. Rapport: verslaglegging van een onderzoek, vrijwel altijd in opdracht van. Rapporten zullen doorgaans gericht zijn op de doelgroep professioneel geïnteresseerden. In uitzonderlijke gevallen kunnen rapporten echter ook als wetenschappelijk aangemerkt worden.52
l. Octrooi: (in het Engels patent) eerste indiening c.q. prioriteitsaanvraag ter mogelijke verkrijging van het door de overheid of bevoegd gezag verleende exclusief recht tot het maken of verkopen van een industrieel product, gepubliceerd in verslagjaar (x).53 Het gaat voor de telling om alle octrooien die voor het eerste ingediend zijn, maar pas geteld worden zodra ze traceerbaar in een publieke (octrooi)database beschikbaar zijn. In de regel blijft een eerste octrooiaanvraag de eerste 18 maanden na indiening (de zgn. prioriteitsdatum) geheim ter behoud van het exclusieve exploitatierecht dat, zodra verleend, geldt vanaf de prioriteitsdatum. Zie het schema Octrooiprocedure in Nederland54 dat hieronder ter verduidelijking is opgenomen. Een octrooi is gericht op industriële toepassing en dus per definitie op de doelgroep professioneel.
Octrooi verleningen, overdrachten of licenties zijn te beschouwen als metadata die aan eenzelfde prioriteitsaanvraag gekoppeld kunnen worden en iets zeggen over de impact van het octrooi. Uiteraard staat het universiteiten vrij om ook aantallen verleningen te blijven tellen, b.v. als valorisatie indicator. Echter, octrooi verleningen zijn te beschouwen als indicator van de impact van een aanvraag en dus niet als output. In een CRIS zouden verleningen (net als onderscheidingen) als onderzoeksactiviteit geregistreerd kunnen worden, te
51 Deze definitie is zo geformuleerd dat hier bijvoorbeeld ook een handleiding onder zou kunnen vallen.
52 Vertrouwlijke rapporten kunnen meegeteld worden, mitst bibliografisch traceerbaar.
53 Let op: in afwijking van de oude definitie gaat het niet langer enkel om verleende octrooien (die geteld werden als ‘Andere resultaten’).
54 Bron: Octrooicentrum Nederland, onderdeel van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Zie ook deze WIPO website.
koppelen aan betreffende eerste indiening als output.
Een eerste octrooi aanvraag wordt altijd gepubliceerd, uiterlijk 18 maanden na de prioriteitsdatum en ongeacht de uitkomst van een eerste search report; tot dan blijft de aanvraag vertrouwelijk en dus niet bibliografisch traceerbaar. Veel eerste octrooi aanvragen worden uiteindelijk niet verleend of verdwijnen voordien uit zicht omdat ze overgenomen worden door een commerciële partij.
m. Boekbespreking: een boekbespreking is een beschrijving, kritische analyse en evaluatie van de kwaliteit, de intentie en de significantie van een boek. Het is gericht op het doel, de inhoud en de autoriteit van een boek. Boekbesprekingen kunnen gepubliceerd worden in zowel wetenschappelijke als vak of populaire tijdschriften.55
n. Oratie: uitgegeven versie van een inaugurale rede (doorgaans uitgebreider dan de oorspronkelijk uitgesproken tekst) en over het algemeen met een ISBN.56
o. Congresbijdrage: i.t.t. KUOZ-typen g en h (congrespublicaties) worden congresbijdragen niet als volledige artikelen gepubliceerd in een tijdschrift, (congres)bundel of proceeding. Meest bekende subtypen zijn congress papers (volledige tekst van een congrespresentatie), abstracts (beknopte samenvatting van een mondelinge presentatie) of posters. Bijdragen worden vaak wel op de congres- of instituutswebsite gepubliceerd maar dus niet in een regulier tijdschrift.57
55 Boekbesprekingen kunnen binnen bepaalde domeinen (in bijzondere gevallen) aangeduid worden als wetenschappelijk, indien ze voldoen aan de door het domein omschreven criteria en beschouwd kunnen worden als een erkenning van de academische expertise van zowel de review-auteur als de auteur van de monografie die besproken wordt.
56 De inaugurale rede zelf moet worden meegeteld als activiteit onder KUOZ type D (inaugurale rede).
57 Let op: in de 2010 versie van de definitieafspraken werd een abstract ruimer gedefinieerd, nl. als “een op zichzelf staande beknopte publicatie die een beschrijving geeft van een (toekomstige) uitgebreidere publicatie […] onder andere voor online journals, presentaties, onderzoeksubsidies, voorstellen voor boeken, boekdelen of conferentiebijdragen.” Voor zover het geen congresbijdragen betreft, worden deze nu ingedeeld bij KUOZ-type t (web publicatie) of KUOZ-type u (overig).
p. Ontwerp: een ontwerp is een beschrijving (projectie of model) van de (toekomstige) werkelijkheid. Een ontwerp kan bestaan uit bijvoorbeeld een tekstuele beschrijving, een Computer Aided Design model, een tekening, een patroon of een schaalmodel.58
q. Dataset of database: een dataset is een gestructureerde verzameling van gegevens (geassocieerd met specifiek onderzoek en doorgaans gepresenteerd in tabelvorm) die als dan niet ten grondslag ligt aan een (separate) publicatie.
Een database is een georganiseerde collectie van gegevens opgeslagen als meerdere datasets die elektronisch toegankelijk is en waarmee de data makkelijk toegankelijk en bewerkt kan worden om zo tot nieuwe inzichten te komen.
Steeds vaker worden de (ruwe of bewerkte) data die al dan niet ten grondslag liggen aan een publicatie separaat en duurzaam gearchiveerd. Deze datasets of databases worden tevens beschikbaar gesteld voor derden (ook maar niet noodzakelijkerwijs volgens het Open Access principe).59
r. Digitale of (audio)visuele producten: digitaal producten die gebaseerd zijn en ontstaan zijn in het kader van onderzoek (inclusief digitale aanvullende informatie voor een artikel of boek).
Het product dient traceerbaar en duurzaam gearchiveerd te zijn. Tevens moet het ontsloten kunnen worden voor derden.60
s. Software: code, scripts, software of computerprogrammatuur die tijdens het onderzoek is ontwikkeld en zo georganiseerd is dat deze verifieerbaar en herbruikbaar is, kunnen hier geregistreerd worden.
Voor software geldt hetzelfde als voor KUOZ-type r m.b.t. toegankelijkheid.
t. Web publicatie: publicatie die gepubliceerd is op een gerenommeerde website binnen het onderzoeksdomein die toegankelijk is via het internet, maar niet verschenen is in een regulier tijdschrift noch in de context van een congres.61 Websites worden niet als publicatie geteld; het onderhouden van een website kan desgewenst opgevoerd worden als onderzoeksactiviteit.
u. Overige: alle niet in een van de voorgaande KUOZ-typen in te delen gepubliceerde onderzoeksoutput.
58 Tegenwoordig zullen deze vrijwel altijd digitaal gearchiveerd en traceerbaar zijn en dus ingedeeld kunnen worden als output (voorheen: ‘Andere resultaten’).
59 Het Open Science (of Science 2.0) gedachtegoed bepleit onder meer dat databasets en databases meer waardering krijgen als belangrijke vorm van output, bijvoorbeeld door citaties hiernaar te stimuleren en registreren. Vaak zullen ze gericht zijn op wetenschappelijk (her)gebruik (KUOZ-type 1q).
60 Let op: Digitale producten die beschouwd kunnen worden als software dienen opgenomen te worden onder KUOZ-type s (software). Mogelijke uitingen van dit KUOZ-type zijn film (documentaire of audiovisuele registratie), audio-opname (gesproken tekst of een muziekuitvoering) of poster (niet gerelateerd aan een congress). Waarvoor de criteria van duurzame traceerbaarheid gelden.
61 Let op: inclusief abstracts als gedefinieerd in de vorige versie van de definitieafspraken en voor zover enkel gepubliceerd op internet: “een op zichzelf staande beknopte publicatie die een beschrijving geeft van een (toekomstige) uitgebreidere publicatie”; abstracts opgenomen in een boek of tijdschrift worden in het geheel niet geteld (om dubbeltelling te voorkomen) als KUOZ-type d (boekdeel), KUOZ-type a (‘refereed’ artikel in tijdschrift) of KUOZ-type b (‘non-refereed’ artikel in tijdschrift), maar kunnen worden geregistreerd worden onder KUOZ-type o (congresbijdrage). Een abstract kan niet zowel onder KUOZ- type t (webpublicatie) als onder KUOZ-type o (congresbijdrage) geregistreerd worden!
Voortbrengsels van wetenschappelijke arbeid (niet resulterend in een publicatie) die toegekend kan worden aan een onderzoeker of groep en gerelateerd zijn aan het onderzoek. Opgave voor de KUOZ geschied per HOOP-gebied.
Onderzoeksactiviteiten | KUOZ-hoofdclassificatie / doelgroep | ||
KUOZ-type | 1. Wetenschappelijk | 2. Professioneel | 3. Populariserend |
A. Redactie tijdschrift, boekserie of website en peer-reviewer | |||
B. Optreden voor tv, radio of in andere publieke media | |||
C. Uitvoering / lezing | |||
D. Inaugurale rede | |||
E. Congresdeelname | |||
F. Externe dienstverbanden | |||
G. Organisatie of bijdrage aan een ‘event’ | |||
H. Prijzen & (inter)nationale onderscheidingen | |||
I. Toegekende (inter)nationale onderzoeksbeurzen | |||
J. Lidmaatschappen vanwege onderzoekexpertise | |||
K. Onderwijs aan derden / begeleiding promovendi elders | |||
L. Advisering, voorlichting & PR | |||
M. Externe samenwerking & partnerships | |||
N. Overige onderzoeksactiviteiten |
Toelichting definities KUOZ-typen onderzoeksactiviteiten
Overige producten van wetenschappelijke activiteit die niet leiden tot een publicatie kunnen worden ondergebracht in de tabel onderzoeksactivitiet. Onderzoeksactiviteiten dienen ruim te worden opgevat, maar dienen verifieerbaar te zijn en redelijkerwijs geacht in verband te staan tot de onderzoekstaak of –expertise van betreffende onderzoeker of groep (van onderzoekers). De veertien hier onderscheiden typen zijn nog in ontwikkeling.
Evenzo verdienen de toelichtingen hieronder nog nadere uitwerking en / of aanpassing (dit is geen uitputtende lijst). De lijst is met name bedoeld om te helpen bij het reflecteren op mogelijke indicatoren die gebruikt kunnen worden bij de onderbouwing van de zelfstudie met name het vraagstuk omtrent maatschappelijke relevantie.62
A. Redactie tijdschrift, boekserie of website en peer-reviewer: onderzoekers kunnen een belangrijke (meestal onbetaalde) bijdrage aan de wetenschap leveren door het redigeren van boeken, boekdelen of websites.
Het redigeren van een tijdschrift (uitvoeren van redactiewerkzaamheden voor een tijdschrift) is een activiteit en telt niet mee als ‘publicatie’ (maar valt onder KUOZ-type A). Wanneer een redacteur één of meerdere artikelen in dezelfde
62 Zie voor meer informatie Bijlage 1: Aansluiting op de SEP-tabellen.
tijdschriftaflevering heeft geschreven, kan elk artikel als separate publicatie onder KUOZ-type a of b worden geregistreerd.
Lid zijn van een redactieraad van een boekserie kan hier worden opgegeven. Een lid van de raad onderhoud contact en adviseert de hoofdredacteur (of auteur) van de individuele boeken die in de serie zijn opgenomen.63
Het beheren van een website valt niet onder KUOZ-type t, maar kan hier of onder KUOZ-type K meegeteld worden.64
Het optreden als peer-reviewer (al dan niet op uitnodiging van een redactie) waarbij deze bijdragen niet resulteert in een co-auteurschap, kunnen zichtbaar gemaakt worden door ze hier als onderzoeksactiviteit te registreren.65
B. Optreden voor tv, radio of in andere publieke media: Het gaat hier om een (meestal eenmalige) activiteit en niet om een output van de onderzoeker zelf (KUOZ-type 3b) of van een onafhankelijk journalist.66 Het betreft hier enerzijds een bijdrage in een regionaal, nationaal of internationaal televisie-, radio- of webprogramma en anderzijds een interview. Xxxxxxx er een actieve rol is (geweest) van de wetenschapper in samenwerking met een interviewer.67
C. Uitvoering / lezing: waarvan de eerste genoemde activiteit in de kunst- of muziekwetenschappen vaker zal voorkomen.68 In tegenstelling tot KUOZ-type B betreft het hier geen interview.
Het betreft hier tevens een lezing of voordracht die niet gehouden is in het kader van een congres (dit zou vallen onder KUOZ-type o).69 Deze vormen van wetenschapsbeoefening zijn doorgaans (doch niet exclusief) gericht op een breder publiek.
D. Inaugurale rede: een openbare redevoering waarmee een nieuw benoemde hoogleraar zijn of haar ambt officieel aanvangt (dit is niet hetzelfde moment als waarop de hoogleraar in dienst treed, maar zal doorgaans later plaatsvinden). Een oratie is in de regel openbaar en gericht op een breder publiek (het is tevens te beschouwen al een bijzondere vorm van een lezing).70
63 Een voorbeeld van een redactieraad in het juridisch domein is de raad voor de serie Tekst & Commentaar.
64 Een website kan slechts gericht zijn op een professioneel publiek KUOZ-doelgroep 2 (bijvoorbeeld voor het tonen van webpagina’s met data zoals tekst, afbeeldingen en video’s die gebaseerd zijn onderzoek met als doel een specifieke doelgroep te benaderen die actief is in een bepaalde domein dat gerelateerd is aan het onderzoek). Zo’n website kan ook aanvullend materiaal beschikbaar stellen voor een artikel of boek.
65 Jaarlijks als groep per tijdschrift (en niet individueel voor hetzelfde tijdschrift), zoals gebruikelijk is voor het domein van de sociale wetenschappen.
66 Let op: Hieronder vallen geen press clippings (krantenknipsels). Deze tellen niet mee voor de KUOZ.
67 Het klassieke interview in een magazine, week- of dagblad valt onder dit KUOZ-type, omdat de auteur de journalist is en niet de wetenschapper.
68 Hier valt echter ook te denken aan de Dance your Ph.D.-wedstrijd van Science waar een uitvoering bij hoort van de finalisten (die de promovendus zelf uitvoert), maar ook de première (om dubbeltellingen te voorkomen) van een toneelstuk dat door de wetenschapper geregisseerd is behoord tot de mogelijkheden. De registratie van de uitvoering of lezing valt echter onder KUOZ-type r (digitale of (audio)visuele producten). De uitgegeven toneeltekst zou vallen onder KUOZ-type c (boek).
69 Lezing dient zo breed mogelijk te worden opgevat (een afscheidscollege zou hieronder kunnen vallen), maar wordt naast KUOZ-type o (congresbijdrage) begrenst door de inaugurale rede (die valt onder KUOZ- type D).
70 De gepubliceerde uitwerking van een oratie (al dan niet geschikt gemaakt voor een professioneel of wetenschappelijk geïnteresseerd publiek) kan worden meegenomen onder KUOZ-type n (oratie).
E. Congresdeelname: deelname aan een congres is met name van belang voor de ondersteuning van de Societal relevance.71
F. Externe dienstverbanden: dienstverbanden anders dan bij de eigen instelling en is met name van belang voor de ondersteuning van de Societal relevance.72
G. Organisatie of bijdrage aan een ‘event’: te denken valt aan de organisatie van congressen, symposia, workshops, masterclasses en publieksevenementen.
H. Prijzen & (inter)nationale onderscheidingen: dit zijn prijzen en onder- scheidingen die niet verbonden zijn aan onderzoeksbeurzen, zoals de Nobel- priset, Breakthrough prize, Abelprisen, Fields Medal en Lorentzmedaille. Strikt genomen is dit geen activiteit (maar een vorm van erkenning door gelijke of de maatschappij) en kan een belangrijke bijdrage leveren aan het zichtbare maken van het onderzoek.73
I. Toegekende (inter)nationale onderzoeksbeurzen: is strikt genomen geen activiteit (maar is een vorm van erkenning). Het volgende onderscheid zou kunnen worden aangebracht in het CRIS:
Type onderzoeksbeurzen | Toelichting |
1. Beurzen voor individuen | Individuele NWO en ERC-beurzen zoals: Spinozapremie, Xxxxx Xxxxx, Xxxxxxx, en Rubicon. |
2. Beurzen voor grote (collectieve) onderzoeks- projecten | Financiering die is verkregen voor onderzoeksprojecten in samenwerkingsverband (consortia) zoals het EU Horizon 2020 programma, het NWO zwaartekracht programma en NWO-groot. |
3. Beurzen voor (collectieve) onderzoeksprojecten | Financiering die is toegekend aan projecten die niet vallen onder type 1 of 2. |
NB: Voor type 2 en 3 geldt nog de aanvullende eis dat de alleen de penvoerder deze onderzoeksbeurzen kan opgeven.
J. Lidmaatschappen vanwege onderzoekexpertise: relevante lidmaatschappen van academische of maatschappelijke besturen, commissies, raden, netwerken, e.d. Een lidmaatschap is enkel relevant indien er een rechtstreeks verband is met—en actief gebruik gemaakt wordt van—de academische expertise van de onderzoeker. Passieve lidmaatschappen tellen niet mee.74
71 Let op: congress participaties die resulteren in een publicatie (in conference proceedings—al dan niet elektronisch—of op een website beschikbaar gesteld) dienen als output (en dus niet als activiteit) opgevoerd te worden (om dubbeltellingen te voorkomen).
72 Xxxx bijvoorbeeld aan een hoogleraar die tevens partner is bij een advocatenkantoor (in zekere zin relevante nevenwerkzaamheden).
73 In tegenstelling tot de gebruikelijke interpretatie van de KUOZ-doelgroepen (voor wie is de onderzoeks- output bedoeld) gaat het hier om welke doelgroepen de erkenning geeft aan de onderzoeker. De verlening van een octrooi zou beschouwd kunnen worden als een onderscheiding die toegekend wordt aan KUOZ- type l (octrooi) en zou hier geregistreerd kunnen worden.
74 Te denken valt aan lidmaatschappen van zowel academische gremia (als KNAW, NWO ESF of ERC besturen of commissies, visitatiecommissies), als van professionele gremia (b.v. een academic board van een industrieel R&D lab) en maatschappelijke gremia (b.v. lid Hoge Raad, regeringscommissie).
K. Onderwijs aan derden / begeleiding promovendi elders: bedoeld wordt hier contractonderwijs en post academisch onderwijs (PAO), d.w.z. vastgelegd in een overeenkomst en/of tegen betaling, en gericht op andere groep afnemers dan aan de eigen instelling verbonden studenten of promovendi.
De succesvol afgeronde begeleiding van promovendi die niet verbonden zijn aan de eigen instelling (en daarom bij een andere instelling zijn gepromoveerd) kan hier worden opgegeven.75
L. Advisering, voorlichting & PR: bij deze activiteiten zal het hier gaan om samenwerking met niet wetenschappelijke collega’s van een PR of marketing- afdeling die een regulier onderdeel van de onderzoek- en /of valorisatietaak betreft en kan bijdrage aan de onderbouwing van de maatschappelijk relevantie van het onderzoek.
M. Externe samenwerking & partnerships: bij deze activiteiten zal het hier gaan om samenwerking in onderzoeksprojecten met externe wetenschappers, hetgeen niet zozeer een activiteit betreft als wel een regulier onderdeel van de onderzoek- en / of valorisatietaak. Kan een belangrijke onderbouwing opleveren voor de maatschappelijke relevantie van het onderzoek.
N. Overige onderzoeksactiviteiten: alle niet in één van de vorige onderzoeksactiviteiten KUOZ-typen in te delen onderzoeksoutput.
75 Het gaat hier om de relatie (co)promotor die in KUOZ-type e (dissertatie) subtype 4 is gedefinieerd.
Open Access opgave voor de KUOZ geschied per HOOP-gebied.
KUOZ-type | LAND | NATU | TECH | GEZO | ECON | RECH | G&M | T&C | Totaal |
1. Gold, DOAJ classified | |||||||||
2. Gold, OA/Hybrid | |||||||||
3. Green only OA | |||||||||
4. Geen Open Access |
NB: Vanaf de KUOZ opvraag 2016 (over het verslagjaar 2015) wordt bovenstaande uitsplitsing jaarlijks opgevraagd voor het KUOZ-type 1a. (wetenschappelijk ‘refereed’ artikel in een tijdschrift), maar deze informatie wordt niet teruggeleverd aan de universiteiten in de KUOZ.
Toelichting definities KUOZ open access
In het kader van het belang van Open Science is er meer aandacht voor open access, open data en de bespiegeling op deze ontwikkelingen.76 De open access definities zijn nog niet opgenomen in de KUOZ (o.a. door Plan S en cOAlition S77), maar worden gebaseerd op aanvullende definities en afspraken geformuleerd in een separaat document, het VSNU Definition framework monitoring Open Access.78 Waarin bovenstaand schema verder wordt toegelicht.
Met ingang van 2021 valt Open Science (en daarmee open access) binnen het bestek van de kwaliteitszorg onderzoek (c.q. SEP-rapportage).79 De snel veranderende ontwikkelingen en de minimale afspraken is de rede waarom open access niet is opgenomen in de huidige versie van de Definitieafspraken wetenschappelijk onderzoek. Open access zal echter wel worden opgenomen in de ontwikkeling van het nieuwe definitiedocument waarna het Definition framework monitoring Open Access komt te vervallen.
In tegenstelling tot de overige onderdelen van deze definitie kan er geen correctie worden aangegeven op de open access status (dit in verband met Green Open Access). Alleen de aantallen kunnen worden aangepast indien een aanpassing voor ‘Format B1: Publicaties’ van invloed is op het KUOZ-typen dat in de Open Access telling wordt meegenomen.
76 Er wordt zijlings over gesproken in het kader van toegankelijkheid. Zie o.a. ‘Ad 4: Openbaarheid en toegankelijkheid (versus Open Access)’ in de Toelichting op de 10 hoofdpunten van de definitieafspraak.
77 Zie xxxxx://xxx.xxxxxxxxx-x.xxx.
78 Het OA framework dient momenteel beschouwd te worden als een bijlage bij deze definities.
79 Voor meer informatie over Open Science zie Bijlage 1: Aansluiting op de SEP-tabellen.
Gepseudonimiseerde (basis)gegevens (inclusief HOOP-gebied) per promovendi typen.
Op basis van het advies gemaakt in opdracht van de Bestuurlijke commissie promotie- trajecten zijn de promovendi onderverdeeld in de volgende 4 typen die in 2 categorieën (promovendus in dienst en promovendus niet in dienst) zijn gegroepeerd:80
KUOZ promovendi categorie | KUOZ promovendi type |
1. Promovendus in dienst | |
1a. Werknemer-promovendus | |
1b. Promoverende medewerker | |
2. Promovendus niet in dienst | |
a. Beurspromovendus eigen universiteit of UMC | |
b. Beurspromovendus andere beursgever | |
3. Extern gefinancierde promovendus | |
4. Buitenpromovendus (eigen middelen) |
De typering van de promovendus wordt bij binnenkomst vastgesteld (bij de categorie ‘niet in dienst’ gebeurt dit bij de registratie van de promovendus bij de universiteit) ongeacht eventuele latere andere status wijzigingen.82
Categorie 1: Promovendus in dienst
Het gaat om een promovendus met financiering en/of tijd om te promoveren van de universiteit of UMC. Het kan zijn dat een tweede UFO-code horende bij dezelfde dienstverband de code promovendus heeft. Het kan ook voorkomen dat eenzelfde persoon twee arbeidsrelaties heeft waarvan één werknemer-promovendus.
De volgende regels worden gebruikt om te bepalen wat de hoofd-arbeidsrelatie is:
a. Grootste arbeidsomvang gaat voor.
b. Bij gelijke arbeidsomvang; vaste dienstverbanden gaan voor op tijdelijke dienstverbanden.
c. Bij gelijke aard dienstverband; hogere salarisschaal gaat voor lagere salarisschaal.
d. Bij gelijke salarisschaal; getalsmatig laagste UFO-functie gaat voor de andere UFO-functie.
e. Als dat allemaal niet tot een uitkomst leidt, dan geldt de arbeidsrelatie die als eerste in het WOPI-bestand staat en dat is de arbeidsrelatie met de oudste datum ingang dienstverband.
80 Bestuurlijke commissie promotietrajecten (2019) Een gezonde praktijk in het Nederlandse promotiestelsel. Den Haag: VSNU.
81 De woorden ‘beurspromovendus’ en ‘contractpromovendus’ zijn voor deze definitie inwisselbaar.
82 De administratieve inbeding van de promovendus bij de universiteit gebeurt in de praktijk doorgaans door de onderzoeksschool, het instituut of de graduate school.
1a Werknemer-promovendus
Werknemer die een arbeidsovereenkomst en een afspraak gericht op een promotietraject heeft met de eigen universiteit of UMC.
Indicatoren:
a. Afspraak te komen tot een promotie (toegang tot de graduate school, opleidings- en begeleidingsplan, onderzoeksplan, promotor en begeleiders aangewezen).
b. Personeelsnummer en salaris van universiteit of UMC > 0.
c. Eerste UFO-code is promovendus83 of UMC-equivalent.84
1b Promoverende medewerker
Werknemer die een arbeidsovereenkomst en een afspraak gericht op een promotietraject heeft met de eigen universiteit of UMC.85
Indicatoren:
a. Afspraak te komen tot een promotie (toegang tot de graduate school, opleidings- en begeleidingsplan, promotieplan, promotor aangewezen).
b. Personeelsnummer en salaris van universiteit of UMC > 0.
c. Eerste UFO-code is NIET promovendus of UMC-equivalent.
Categorie 2: Promovendus NIET in dienst
2 Beurspromovendus
Persoon die geen arbeidsovereenkomst heeft met de universiteit waar de promotie wordt afgerond, maar die als hoofddoelstelling heeft te promoveren en daarvoor middelen ontvangt van een beurzenverstrekker.
Indicatoren:
a. Afspraak te komen tot een promotie (toegang tot de graduate school, opleidings- en begeleidingsplan, onderzoeksplan, promotor aangewezen).
b. Geen salaris van universiteit of het UMC (of slechts een aanvulling op de beurs).
c. Financiering beschikbaar gesteld om te promoveren door beurzenverstrekker.
Beurspromovendi dienen altijd onderverdeeld te worden in de volgende subtypen:
2a. Beurspromovendus eigen universiteit of UMC. Beurs verstrekt door de eigen universiteit of het UMC.86
2b. Beurspromovendus met een andere / externe beurzenverstrekker. Beurs verstrekt door een andere organisatie dan de universiteit zoals onder 2a bedoeld.87 De beurs wordt eventueel aangevuld door de eigen universiteit of het UMC.
83 De UFO functiecodes voor dit type is 01 10 10 of 01 11 10 (of de equivalente code van het UMC).
84 Tot deze groep behoren ook al diegenen die bij aanvang van het traject deze arbeidsovereenkomst hadden ook al is ten tijde van de promotie het contract al afgelopen.
85 Het betreft een promovendus met financiering en/of tijd om te promoveren van universiteit of UMC (inclusief medisch specialisten die deels vrijgesteld worden van zijn/haar reguliere taken). De promoverende medewerker die zijn/haar promotie financiert uit eigen middelen en geen tijd van universiteit of UMC ontvangt behoort tot type 4—buitenpromovendus (eigen middelen).
86 Hieronder vallen tevens de promovendi uit het ‘promotieonderwijs’ experiment.
87 Voorbeelden hiervan zijn: NUFFIC, Europese Unie, buitenlandse universiteit, subsidieverstrekkende organisaties en stichtingen (CSC, LPDP, Fullbright, banken, etc.).
3 Extern gefinancierde promovendus
Een extern gefinancierde promovendus onderscheidt zich van een buitenpromovendus omdat hij/zij hetzij op één of ander wijze gefinancierd wordt voor zijn/haar promotie of dat hij/zij in ‘de tijd van de baas’ mag promoveren.88
Indicatoren:
a. Afspraak te komen tot een promotie (toegang tot de graduate school, opleidings- en begeleidingsplan, onderzoeksplan, promotor aangewezen).
b. Geen salaris van universiteit of het UMC (of slechts een aanvulling op de beurs).
c. Financiering beschikbaar gesteld om te promoveren op andere wijze dan onder 2 of er mag worden gepromoveerd in de ‘de tijd van de baas’ (ongeacht hoeveel tijd beschikbaar wordt gesteld).
4 Buitenpromovendus (eigen middelen)
Persoon die geen tijd of geld krijgt van een externe partij ten behoeve van een promotie, maar die wel als doelstelling heeft te promoveren. Er is sprake van eigen middelen, of middelen die door de familie beschikbaar worden gesteld.
Bijvoorbeeld: een gepensioneerde die aan een promotie werkt, een werknemer van een bedrijf die naast zijn/haar baan in zijn/haar eigen tijd aan een promotie werkt, een medewerker van de universiteit die niet UFO-profiel promovendus heeft en ook geen tijd/geld van de universiteit krijgt voor zijn/haar promotie, of een medisch specialist die door het UMC niet wordt vrijgesteld van reguliere werkzaamheden.
Indicatoren:
a. Afspraak te komen tot een promotie (toegang tot de graduate school, opleidings- en begeleidingsplan, promotieplan, promotor aangewezen).
b. Geen salaris of beurs van universiteit of UMC.
c. Geen financiering en/of tijd door werkgever/beursverstrekker (inclusief de eigen universiteit) beschikbaar gesteld om te promoveren.
De onderstaande beslisboom kan helpen om promovendi te typeren in de bovenstaande indeling.
88 Hieronder vallen tevens de FOM-ers, NWO-i-ers en M2i-ers.
Beslisboom typering promovendi KUOZ
In de onderstaande tabel staan de gegevens die per promovendus type worden opgevraagd: 89
Promovendi | KUOZ promovendus type | ||||
KUOZ veldnaam | 1a | 1b | 2 | 3 | 4 |
1. Universiteit | X | X | X | X | X |
2. Identificatienummer | X | X | X | X | X |
3. HOOP-gebied | X | X | X | X | X |
4. ISCED-indeling | X | X | X | X | X |
5. Geslacht | X | X | X | X | X |
6. Geboortedatum | X | X | X | X | X |
7. Nationaliteit | X | X | X | X | X |
8. Begindatum | X | X | X | X | X |
9. Beoogde promotiedatum | X | X | X | X | X |
10. Cum Laude | X | X | X | X | X |
11. Datum (vroegtijdige) beëindiging traject | X | X | X | X | X |
12. Initiatief beëindiging | X | X | X | X | X |
13. Subtype | X |
Toelichting definities promovendi voor de KUOZ opvraag
1. Universiteit: naam van de universiteit of instellingscode (afkorting zoals gedefinieerd in WOPI).
2. Identificatienummer: identificatienummer (niet BSN) van de promovendus zodat deze door de universiteit te herleiden is tot een persoon.
3. HOOP-gebied: het betreffende HOOP-gebied waar de organisatie waartoe de promovendus hoort onder valt.90
4. ISCED-indeling: de betreffende ICED-indeling waar de organisatie waartoe de promovendus hoort onder valt.91 De indeling wordt opgegeven in de codering van het Broad field.92
5. Geslacht: M(an) of V(rouw)
6. Geboortedatum: Het format van de datum is dag, maand en geboortejaar (in het jaar is de eeuw opgenomen).
7. Nationaliteit: Nationaliteit voluit of indien de nationaliteit wordt weergegeven met een code, de code (inclusief de betekenis) opnemen in het tabblad ‘Code nationaliteit’.
89 Dezen gegevens worden voor alle promovendi geleverd vanaf het verslagjaar 2021, zoals afgesproken in het advies Een gezonde praktijk in het Nederlandse promotiestelsel.
90 Zie Bijlage 2: Correspondentietabellen van Hoop-, VSNU-, ISSN-, en NABS-codes.
91 Zie de laatste versie van het International Standard Classification of Education (ISCED): Fields of Education and Training—Detailed field description van het UNESCO Institute for Statistics.
92 Zie in het International Standard Classification of Education (ISCED): Fields of Education and Training— Detailed field description van het UNESCO Institute for Statistics de bijlage ‘Full list of possible codes’.
8. Begindatum: Het format van de datum is dag, maand en beginjaar (in het jaar is de eeuw opgenomen). Waarbij de volgende aanbevelingen worden gedaan omtrent de startdatum van het promotietraject:
a. Als er sprake is van een arbeidsovereenkomst met als eerste UFO-code promovendus of UMC-equivalent of een ander contract / overeenkomst bij de universiteit of het UMC, dan wordt de ingangsdatum van het contract of de overeenkomst gehanteerd.
b. Als er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst of een ander contract / overeenkomst bij de universiteit of het UMC, dan wordt de datum van registratie bij de universiteit gehanteerd.93
9. Beoogde promotiedatum: Het format van de datum is dag, maand en jaar van de beoogde promotiedatum (in het jaar is de eeuw opgenomen).
10. Promotiedatum: Het format van de datum is dag, maand en promotiejaar (in het jaar is de eeuw opgenomen). Deze datum (in combinatie met de begindatum) vormt de duur van het promotietraject.94
11. Cum Laude: Indien er sprake was van het toekennen van cum laude; J(a). Indien er geen sprake was van het toekennen van cum laude; N(ee).
12. Datum (vroegtijdige) beëindiging traject: Het format van de datum is dag, maand en jaar van de (vroegtijdige) beëindiging van het contract (in het jaar is de eeuw opgenomen).
13. Initiatief beëindiging: Wie nam het initiatief tot het beëindigen van het promotietraject. Hiervoor kan gekozen worden voor de volgende codes:95
Code | Initiatief beëindiging |
1. | Initiatief promovendus |
2. | Initiatief begeleider |
3. | Gezamenlijk initiatief promovendus en begeleider |
4. | Overig |
5. | Xxxxxxxx |
00. Subtype: Het subtype valt uiteen in de volgende twee opties: Beurs van universiteit of UMC of Beurs anders. Indien van toepassing alleen de code 1 gebruiken. Als er geen subtype bekend is dan deze cel leeg laten.
93 Promovendi met eigen middelen (type 4) zijn in beginsel minimal 2 jaar voor de promotiedatum geregistreerd bij de universiteit (uitzonderingen hierop worden beoordeeld door het College voor Promoties van de desbetrefende universiteit).
94 In het kader van een onderzoeksvisitatie kan een domein collectief besluiten een afwijkende duur te kiezen (bijvoorbeeld door in plaats van de promotiedatum de datum waarop de toegang tot de promotie is vastgesteld). Zie tevens Bijlage 1: Aansluiting op de SEP-tabellen.
95 voor promovenditrajecten die beëindigd zijn voor 2020 kan gekozen worden voor optie 5—onbekend (hierna komt deze optie te vervallen).
Aansluiting op de SEP-tabellen
De Definitieafspraken wetenschappelijk onderzoek vormen niet alleen de toelichting bij de KUOZ, maar geven tevens voor de Nederlandse universiteiten de definities voor het SEP. De hier beschreven definities, richtlijnen en formats zijn voor de universiteiten te beschouwen als een leidende uitwerking voor de SEP-tabellen en blijven daarmee beperkt tot slechts een deel van de cijfermatige onderbouwing van de universitaire verantwoording van het onderzoek.96
In het Strategic Evaluation Protocol 2021-2027 (SEP 2021-2027) moet de commissie naast de drie criteria (kwaliteit van onderzoek, maatschappelijke relevantie, en toekomst- bestendigheid van de SEP-eenheid) in ieder geval kijken naar de volgende 4 aspecten: 1) Open science, 2) promovendibeleid en –opleiding, 3) academische cultuur en 4) Talentbeleid & diversiteit. De naamswijziging van het protocol benadrukt dat de evaluatie van het onderzoek wordt gedaan in de context van de doelen en strategie van de SEP- eenheid.
Benadrukt zij dat de kwaliteit en (maatschappelijke) relevantie van onderzoek niet enkel op kwantitatieve gegevens gebaseerd kunnen worden. De richtlijnen voor het kwalitatieve deel van de zelfevaluatie worden beschreven in het SEP, dat behalve cijfers ook een nadere toelichting daarop voorschrijft (deels in de vorm van een narratief waarin de doelen, strategie, en case-studies van de SEP-eenheid centraal is komen te staan).
Met ingang van het Standaard Evaluation Protocol 2015-2021 hebben onderzoeksgroepen meer vrijheid gekregen om zelf indicatoren te selecteren die passen bij het eigen profiel en de in de zelfevaluatie verwoorde strategie. Hierbij was de tabel waarin de traditionele onderzoeksoutput in de hoofdcategorieën (de 4 oude classificaties) werd getoond facultatief (daar er deels overlap zou zijn met geselecteerde onderzoeksindicatoren). In het Strategic Evaluation Protocol 2021-2027 is de onderzoeksoutput volledig geïntegreerd met de zelfgekozen outputindicatoren ter ondersteuning van het narratief.97 De onderstaande tabel toont kort de verschillen aan tussen de tabellen in het huidige SEP en het nieuwe SEP.
# | SEP 2015 -2021 | # | SEP 2021-2027 |
D1 | Table with output indicators | E1 | Categories of evidence for the quality domains of research quality and relevance to society |
D3a | Research staff | E2 | Input of reseach staff |
D3b | Main categories of research output | ||
D3c | Funding | E3 | Funding |
D3d | PhD Candidates | E4 | PhD Candidates |
96 Deze toelichting op het SEP is opgenomen als bijlage, zodat bij het aanpassen van het SEP direct een wijziging van deze bijlage kan komen.
97 Er zijn echter vanuit het SEP beperkingen gesteld aan de keuze (zie onder “SEP Outputindicatoren” in deze bijlage).
Verder zijn er aanpassingen gedaan n.a.v. het rapport “Een gezonde praktijk in het Nederlands promotiestelsel” waarbij de te geven informatie over de promovendi zich niet meer beperkt tot de werknemer-promovendus en contractpromovendus (of beurs- promovendus), maar geldt voor alle typen promovendi.
Open Science98 in het kader van het SEP is een nieuwe begrip dat nogal eens verward lijkt te worden met open Access. Deze laatste is slechts één aspect van open science, maar waar de afgelopen jaren veel aandacht voor is geweest. Er valt een breed scala aan activiteiten onder deze overkoepelende term, waaronder: open data, open source, open notebooks, open peer review, citizen science, scientific social networks en open educational resources en open access.
De exacte vorm van de tabellen mag variëren (het SEP en deze bijlage geven slechts richtlijnen), zolang dezelfde informatie maar op een heldere en duidelijke wijze in de zelfstudie is opgenomen. De SEP-eenheid dient zich te houden aan de definities en de wijze van meten en registreren aan de afspraken die hier binnen de instelling, het betreffende vakgebied en / of in landelijk verband eerder zijn gemaakt. Dit betekend voor de universitaire eenheden zich houden aan de afspraken die hierover gelden en zijn samengebracht in deze definitieafspraken.
Hieronder volgt de toelichting per SEP-tabel in de onderstaande volgorde:
• (Tabel E1) Outputindicatoren
• (Tabel E2) Onderzoeksoutput
• (Tabel E3) Onderzoeksfinanciering
• (Tabel E4) Promotierendement
98 Meer informatie over Open Science is op nationaal niveau te vinden via xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxx.xx. Op Europees niveau is informatie te vinden via xxxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxxxxxx/xxxxxxxxxxx en er een e- learning platform beschikbaar via xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx om te ondersteunen bij het nadenken over de strategie, het ontwikkelen van vaardigheden en het implementeren van Open Science.
Quality domains | |||
Research quality | Relevance to society | ||
Assesment dimensions | Demonstrable products | 1. Research products for peers | 4. Research products for societal target groups |
Demonstrable use of products | 2. Use of research products by peers | 5. Use of research products by societal target groups | |
Demonstrable marks of recognition | 3. Marks of recognition from peers | 6. Marks of recognition by societal target groups |
NB: De hierboven afgebeelde tabel is het framework waarin de keuzes voor de outputindicatoren voor het SEP moeten vallen.
Toelichting SEP-tabel Outputindicatoren
Het doel van deze SEP-tabel is het tonen van het framework waarin de outputindicatoren gecategoriseerd worden die het bewijs zullen vormen voor de onderzoekskwaliteit en maatschappelijke relevantie. De SEP-eenheid kiest uit iedere categorie van het framework één of meerdere (maar niet teveel) indicatoren die het meest geschikt is om de argumenten in het narratief te ondersteunen en in lijn valt met de bestaande definitieafspraken (zoals eerder in dit document is omschreven).
In de zelfstudie reflecteert de SEP-eenheid op de ambities en strategie van zowel de afgelopen 6 jaar als de toekomst. Dit gebeurt in een coherent narratief met argumenten die ondersteund worden door feitelijk bewijs. Er is een directe relatie tussen de argumenten (die betrekking hebben op de doelen en strategie) en de onderliggende data voor de zelfstudie. Waar toepasselijk kan de SEP-eenheid gebruik maken van kwantitatieve indicatoren (die wellicht ook kunnen dienen ter ondersteuning van de case studies). Deze zelf gekozen indicatoren zijn echter wel gebonden aan een aantal beperkingen. Het is niet toegestaan om in de zelfstudie als outputindicator de Journal Impact Factor (JIF) te gebruiken en het gebruik van de h-index wordt sterk afgeraden.99
Welke indicatoren een universitaire SEP-eenheid ook kiest er moet eerst worden gekeken of de indicator in de definitieafspraken (deels) is gedefinieerd. Het SEP geeft voorbeeldindicatoren waarvan de bijbehorende definitie (bijna volledig) is terug te vinden in Format B: Onderzoeksoutput en hieronder geven we nog wat verduidelijking en afwijkende benaderingen voor OA ten opzichte van de KUOZ in het kader van een onderzoeksvisitatie
99 Deze beperkingen betekend echter niet dat bibliometrische analyse niet meer gebruikt mogen worden in de zelfstudie. De volgende artikel geeft een beeld over de mogelijkheden en beperkingen van het bibliometrisch analyseren van CRIS gegevens waarbij de situatie op de Nederlandse universiteiten als case studie. Xxx Xxxxxxx, T.N., xxx Xxxx, X. & Xxxxxxx, P.F. (2016) Bibliometric analysis of output and impact based on CRIS data: a case study on the registered output of a Dutch university. Scientometrics 106(1), p. 1–16. xxxxx://xxx.xxx/00.0000/x00000-000-0000-x.
Een enkele verduidelijking op de mogelijkheden van deze SEP-tabel
In tegenstelling tot de KUOZ kan in het laatste jaar van de onderzoeksvisitatie gekozen worden om (mitst aangegeven) de early online versies van publicaties op te nemen. Dit kan bijvoorbeeld relevant zijn voor de narratief of case-studies die door de SEP-eenheid gekozen zijn.
Het meetellen van onderzoeksoutput van onderzoekers zonder arbeidsovereenkomst bij de eigen instelling is mogelijk mitst:
a. de relatie met de eenheid dient niet strijdig te zijn met de affiliatie- vermelding van een andere SEP-eenheid in de gepubliceerde output
b. de output en headcounts anders dan die van recent vertrokken onderzoekers, worden zo mogelijk separaat zichtbaar gemaakt in SEP- rapportages.100
Een korte toelichting op de verschillende manieren waarop KUOZ-type e (dissertatie) zichtbaar kan worden gemaakt in een zelfstudie: zichtbaar gemaakt in de onderstaande tabel:
Subtype | Beschrijving | Gebruik SEP als… |
e1 | Promotie bij eigen instelling; promovendus in dienst van eigen instelling | Ja, als dissertatie. |
e2 | Promotie bij eigen instelling; promovendus niet in dienst van eigen instelling | Ja, als dissertatie. |
e3 | Promotie elders, promovendus in dienst van eigen instelling | |
e4 | Promotie elders, (co)promotor in dienst van eigen instelling | |
e5 | Volledig externe dissertatie | Nee, nooit gebruiken in rapportages als output. |
Alleen de eerste twee subtypen (1e1 + 1e2) kunnen worden opgegeven als dissertatie voor het SEP. Voor de overige subtypen is dit niet het geval.
100 Mocht dit onhaalbaar zijn, dan dient de toelichting bij betreffende tabel expliciet te vermelden of de output van deze gastvrijheidsovereenkomsten al dan niet inbegrepen is.
101 Indien er expliciete afspraak is dat de medewerker binnen het dienstverband mag werken aan zijn / haar proefschrift, als output van een medewerker een plaats kunnen vinden als KUOZ-type c (boek).
102 De relatie van de (co)promotor kan worden opgegeven als onderzoeksactiviteit en geregistreerd worden bij KUOZ-type K (Onderwijs aan derde / begeleiding promovendi).
Open Access
KUOZ Open Access classificatie | Framework terminologie | SEP | Toelichting |
1. Gold, DOAJ classified | Gold DOAJ classified | Goud Open Access | Permanent gratis toegankelijk op de website van de uitgever. |
2. Gold, OA/Hybrid | Gold not classified / hybrid | ||
3. Green only OA | Green only | Groen Open Access | |
4. Geen Open Access | Non OA / Toll Access | Geen Open Access | Geen Open Access. |
In het SEP neemt Open Science een centrale plaats in als één van de 4 aspecten die in de zelfstudie aan bod moeten komen. Voor deze bijlage behandelen we hier Open Access als slechts een klein onderdeel hiervan.
De huidige definitie schrijft in ‘Format B3: Open Access’ een indeling voor die enkel betrekking heeft op KUOZ-typen 1a (wetenschappelijk ‘refereed’ artikel in een tijdschrift). De standaard definitie en indeling kan in het SEP worden toegepast op alle vormen van artikelen in een tijdschrift met de hieronder genoemde uitzonderingen per open access classificatie:
1. Gold, DOAJ classified: voor alle jaren dient de DOAJ-export die gemaakt is in het laatste jaar waarover de SEP-eenheid wordt beoordeeld als DOAJ-export voor alle jaren.105
2. Green only OA: het meetmoment is voor alle jaren gelijk en dient later te zijn dan het laatste jaar waarover de SEP-eenheid wordt beoordeeld. De datum waarop dit deel van de analyse is gedaan dient expliciet te worden vermeld.
Voor het gebruik van open access op de overige KUZO-typen kan voor ‘Groen Open Access’ dezelfde maatstaf gehanteerd worden die hierboven is beschreven en voor ‘Goud Open Access’ kan bijvoorbeeld voor KUOZ-typen die gebaseerd zijn op een boek worden gekeken naar Directory of open access books (DOAB).106
103 Desgewenst kan men volstaan met het onderscheid ‘Open Access publicaties’ en ‘Gesloten publicaties’.
104 De publicatie dient niet alleen opgenomen te zijn in een (institutioneel of subject) repositorium, maar een eventueel embargo dient opgeheven zijn op de peildatum. De enige voorwaarde naast het toegankelijk zijn van de output is dat het in een repositorium is opgenomen dat in OpenDOAR gerregistreerd is. OpenDOAR kan gevonden worden via xxxx://xxx.xxxxxxxx.xxx.
105 De benodigde export kan worden verkregen uit de Directory of Open Access Journals via xxxxx://xxxx.xxx op de laatste dag van het jaar wat als laatste wordt beoordeeld voor de onderzoeksvisitatie.
106 Zie voor meer informatie xxxxx://xxx.xxxxxxxx.xxx.
SEP personeels- categorie | KUOZ personeelscategorie | Jaar t -5 | Jaar t -4 | Jaar t -3 | Jaar t -2 | Jaar t -1 | Jaar t |
Scientific staff (‘staf WP’) | 1. Hoogleraar 2. Universitair hoofddocent 3. Universitair docent | #/OZ-fte #/OZ-fte #/OZ-fte | #/OZ-fte #/OZ-fte #/OZ-fte | #/OZ-fte #/OZ-fte #/OZ-fte | #/OZ-fte #/OZ-fte #/OZ-fte | #/OZ-fte #/OZ-fte #/OZ-fte | #/OZ-fte #/OZ-fte #/OZ-fte |
Post-docs | 4. Onderzoeker | #/OZ-fte | #/OZ-fte | #/OZ-fte | #/OZ-fte | #/OZ-fte | #/OZ-fte |
PhD students | 5. Promovendi | #/OZ-fte | #/OZ-fte | #/OZ-fte | #/OZ-fte | #/OZ-fte | #/OZ-fte |
Support staff | 6. OBP, OZ-ondersteunend | #/OZ-fte | #/OZ-fte | #/OZ-fte | #/OZ-fte | #/OZ-fte | #/OZ-fte |
Visiting fellows | 7. Gastonderzoekers (alleen # onder WP totaal) | #/OZ-fte | #/OZ-fte | #/OZ-fte | #/OZ-fte | #/OZ-fte | #/OZ-fte |
Toelichting SEP-tabel onderzoeksinzet
Het doel van deze SEP-tabel is (om samen met de SEP-tabel Onderzoeksbudget) inzicht te verschaffen in de personeelsopbouw en externe werfkracht van een SEP-eenheid. Naast de onderzoeks-fte (die berekend kan worden over het personeel met een dienstverband) worden ook de aantallen personen (headcouts) gevraagd om verder te kunnen kijken dan enkel de in dienst-categorie. Er wordt geen onderscheid gemaakt o.b.v. de aard van het dienstverband (vast / tijdelijk).
KUOZ personeelscategorieën en de SEP personeelscategorieën
A. SEP personeels-categorie: Scientific staff
1. Xxxxxxxxxx: hier wordt primair de ‘gewoon hoogleraar' (full professor) bedoeld, overeenkomend met UFO code 01 05 ** of UMC equivalent. Echter, een Decaan (01 01 **), Directeur onderzoeksinstituut (01 03 **) of Voorzitter capaciteitsgroep (01 04 **) kan ook meegeteld worden indien betrokkene voorheen de hoogleraarsrol vervulde of dat nog steeds doet107 en nog een onderzoektaak heeft. Bijzonder hoogleraren die altijd vanwege een stichting of andere rechtspersoon dan de universiteit als zodanig zijn benoemd, worden slechts meegenomen voor zover zij in een andere functie nog een eigenstandig dienstverband met de eigen universiteit hebben (bijv. als UHD) en dan slechts in die hoedanigheid en niet in die van hoogleraar. Desgewenst kunnen instellingseigen varianten als de ‘persoonlijke leerstoelhouder’ (WUR) of ‘adjunct hoogleraar’ (RUG), die wel het ius promovendi genieten maar ingedeeld zijn in een andere UFO code (meestal UHD), als hoogleraar opgevoerd worden, mits vermeld en zo mogelijk met opgaaf van betreffende onderzoekinzet en/of aantallen.
107 Veelal blijft een Decaan of Directeur ingedeeld in UFO code 0105** en wordt een tijdelijke rol toegekend, al dan niet met dito toelage. Omgekeerd kan een bestuurder ook de hoogleraarsrol toebedeeld krijgen.
2. Universitair hoofddocent: ~ UHD, UFO code 01 06 ** of UMC equivalent.
3. Universitair docent: ~ UD, UFO code 01 07 ** of UMC equivalent.
B. SEP personeels-categorie: Post-docs
4. Onderzoeker: ~ onder andere maar niet beperkt tot ‘postdocs’, UFO code 01 08
** of UMC equivalent.
C. XXX xxxxxxxxxx-categorie: PhD Students
5. Promovendi: alle typen promovendi108 moeten worden meegeteld:
a. Werknemer promovendus (incl. Ontwerper in opleiding), UFO functiecodes 01 10 10 of 01 11 10 of UMC equivalent.
b. Promoverende medewerker (wel in WOPI, maar niet met de UFO functiecode 01 10 10 of 01 11 10 of UMC equivalent).
c. Contractpromovendus of beurspromovendus (niet in WOPI en geen UFO code): heeft geen arbeidsovereenkomst met de universiteit waar de promotie wordt afgerond maar wel een contract met als hoofddoelstelling te promoveren.
d. Beurspromovendus (niet in WOPI en geen UFO code): heeft geen arbeidsovereenkomst met de universiteit waar de promotie wordt afgerond.
e. Extern gefinancierde promovendus (niet in WOPI en geen UFO code): heeft geen arbeidsovereenkomst met de universiteit waar de promotie wordt afgerond.
Voor de typen onder 5c t/m 5e kan de onderzoeks-fte niet (altijd) worden bepaald en kan worden volstaan met de aantal personen (headcounts). Dit geldt tevens voor type 5b (KUOZ promovendi type 1b) indien deze persoon niet al elders in deze tabel is meegerekend.
D. SEP personeels-categorie: Support staff
6. OZ-ondersteunend OBP: dit betreft een nieuwe categorie die voorheen buiten de KUOZ-rapportages bleef. In principe komt al het ondersteunend personeel (in functiefamilie 02: Onderwijs en Onderzoekondersteuning) in aanmerking dat met een expliciete onderzoektaak een aantoonbare bijdrage levert aan de onderzoekoutput van een SEP-eenheid. Een viertal UFO profielen ligt het meest voor de hand: Onderwijs-/Onderzoekmedewerker (UFO code 02 10 **), Plant-
/Dierverzorger/Biotechnicus (UFO code 02 11 **), Technicus onderwijs- en onderzoekgebonden - profiel O (UFO code 02 13 **) en idem - profiel V (UFO code 02 14 **). Desgewenst kan hier volstaan worden met het opgeven van de totale inzet, als ook opgegeven in de WOPI rapportage (i.e. zonder bepaling van de fractie onderzoek en ultimo stand i.p.v. jaargemiddelde), mits vermeld.
108 Zie stroomschema ‘Beslisboom typering promovendi KUOZ’ en de beschrijving in Format C: Promovendi.
E. SEP personeels-categorie: Visiting fellows
7. Gastonderzoekers: Onderzoerkers zonder dienstverband bij de eigen instelling die nog wel een significante bijdrage leveren aan de output van een SEP-eenheid (bijvoorbeeld op basis van of detachering of uitwisseling).109
Gastvrijheidsovereenkomsten
Het betreft onderzoekers zonder arbeidsovereenkomst bij de eigen instelling die een bijdrage leveren aan de output van een SEP-eenheid. Het betreft een groep die breder is dan enkel de gastvrijheidsovereenkomsten, waarbij voor beide geldt dat de bijdrage niet bepaald kan worden o.b.v. de OZ-inzet (= 0). Het is uiteindelijk aan het instellingsbestuur (op voorstel van een faculteitsbestuur) te bepalen welke gastvrijheidsovereenkomsten al dan niet meegeteld worden. Meest voor de hand liggende categorieën zijn emeriti110, recent vertrokken onderzoekers, honorair hoogleraren, en gastonderzoekers (~ visiting fellows). Hiervoor gelden de volgende aanvullende afspraken m.b.t. het meetellen van hun output:
a. de relatie met de eenheid dient niet strijdig te zijn met de affiliatievermelding in de gepubliceerde output
b. de output en headcounts anders dan die van recent vertrokken onderzoekers, worden zo mogelijk separaat zichtbaar gemaakt in SEP- rapportages.111
Onderzoekinzet
De research staff wordt opgegeven in aantallen personen (headcounts) en inzet (OZ-fte). Beide worden weergegeven als gemiddelden over een kalenderjaar.112 Concreet leidt dat tot de volgende definities (zie ‘Berekening OZ-inzet’ voor de berekeningswijze):
o Gemiddelde headcount (#): het aantal personen met een onderzoekstaak, gecorrigeerd voor de duur maar ongeacht de omvang van het dienstverband (dus incl. gastvrijheidsovereenkomsten), gemiddeld over het jaar.
o Inzet (OZ-fte): enkel dat deel van het dienstverband dat geoormerkt is voor onderzoekstaken, gecorrigeerd voor de duur van het dienstverband.
o In beide kolommen dienen de gesommeerde aantallen of OZ-fte’s van alle onderzoekers binnen de eenheid te worden weergegeven.
o Hierbij wordt niet gecorrigeerd voor ziekteverzuim of verlof.
o Medewerkers met een gastvrijheidsovereenkomst, (emeriti, visiting fellows, etc.) zijn alleen zichtbaar in de kolom aantallen (hun dienstverband is immers 0 OZ-fte).
109 Zie verder onder ‘Gastvrijheidsovereenkomsten’.
110 Emiriti is een voorbeeld van een groep die geen arbeidsovereenkomst hebben (maar op basis van hun voormalige arbeidsovereenkomst bepaalde privileges na hun pensioen behouden), maar die strikt genomen niet onder de gastvrijheidsovereenkomsten vallen.
111 Mocht dit onhaalbaar zijn, dan dient de toelichting bij betreffende tabel expliciet te vermelden of de output van deze gastvrijheidsovereenkomsten al dan niet inbegrepen is.
112 Degewenst kan voor het SEP het werkelijke aantal personen per jaar worden weergegeven.
Berekening OZ-inzet
Vanaf 2015 worden gemiddelde inzetcijfers en headcountper jaar (t) opgevraagd voor het SEP. Deze zijn als volgt gedefinieerd:
a. Gemiddelde headcount (#): het gemiddeld aantal personen met een onderzoektaak, gecorrigeerd voor de duur maar ongeacht de omvang van het dienstverband (incl. gastvrijheidsovereenkomsten):
# = ∑ [aantal dagen aangesteld in jaar t / 365]
b. Gemiddelde inzet:113de in full time equivalenten (fte)114 uitgedrukte fractie van de bezoldigde uren in jaar t die geoormerkt waren voor onderzoek:
OZ-fte = ∑ [aantal bezoldigde onderzoekuren in jaar t / aantal werkbare uren in jaar t bij voltijds dienstverband]
waarbij geldt dat:
a) zowel # als OZ-fte per onderzoeker nooit groter kan zijn dan 1,
b) de inzet van een eenheid de gesommeerde (∑ ) inzet is van alle
onderzoekers met een onderzoektaak binnen de eenheid,
c) er geen correctie plaats vindt voor ziekteverzuim of verloven;115 het gaat om geplande / bekostigde (niet per se gerealiseerde) inzet.
Voorbeeld:
de overeenkomstige headcount en inzet van een WP lid met een 80% dienstverband, die 1 juli 2014 begonnen is op een contract met 60% onderwijs- en 40% onderzoektaken is:
• in 2014: # = 0,5; OZ-fte = 0,16
• in 2015: # =1; OZ-fte = 0,32
• een sabbatical van 3 maand in 2015 zou niets veranderen aan de inzet dat jaar
113 Deze definitie lijkt overeen te komen met wat in METIS aangeduid wordt als mensjaar equivalent (mje), de werkelijk gerealiseerde inzet per jaar, welke onderscheiden wordt van de geplande inzet (fte). Onduidelijk is echter of mje’s al dan niet gecorrigeerd zijn voor ziekteverzuim en verlof. We houden hier liever vast aan hetgeen gebruikelijk is in financiële (gemiddelde bezetting in fte’s ~ salarislasten).
114 Let op: de totale omvang van het dienstverband, als vastgelegd in de personeelsregistratie (en de WOPI bestanden, zie voetnoot 9), bedraagt maximaal 1 fte (~ WOPI-fte). Deze kan voor wetenschappelijk personeel doorgaans verdeeld worden over de hoofdtaken onderzoek, onderwijs, patiëntenzorg (UMC’s) en/of bestuur/management. In KUOZ- en SEP-rapportages wordt enkel de inzet geteld die exclusief geoormerkt is voor de onderzoektaak (~ OZ-fte). Het quotiënt OZ-fte/# reflecteert (voor KUOZ- categorieën 1 t/m 4 en 6) de gemiddelde omvang van de onderzoektaak per onderzoeker voor betreffende eenheid. Dit quotiënt kan met name variëren tussen functies binnen een eenheid maar ook tussen eenheden en disciplines.
115 Een inventarisatie eind 2015 heeft geleerd dat sommige universiteiten hun onderzoekinzet corrigeren voor ziekteverzuim en/of langdurige verloven (zwangerschap, sabbaticals) waar andere dat niet doen. Correctie voor ziekteverzuim leidt tot onnodige complicatie van niet alleen de verzameling, vergelijkbaarheid en controleerbaarheid (mismatch met salarislasten) van de cijfers, maar ook van de beoordelingstaak van een onderzoeksvisitatie commissie. Instellingen die daar echter niet aan kunnen voldoen, kunnen vasthouden aan hun oude methodiek, mits vermeld bij betreffende rapportage. Binnen het domein kunnen er afwijkende afspraken worden gemaakt.
Correspondentie met WOPI
De onderverdeling van SEP- in KUOZ-personeelscategorieën dient vooral ter behoud van de vergelijkbaarheid met WOPI rapportages. Ook conform WOPI definities worden de volgende categorieën in het personeelsbestand uitgesloten van de tellingen: vrijwilligers; gastvrijheidsovereenkomsten (anders dan de promovendi zonder dienstverband) en KUOZ categorie 7; personeel dat slechts (incidentele) betalingen ontvangt op ‘declaratiebasis overeenkomsten’ tot het verrichten van enkele diensten, mantel- of afroepcontracten;116 stagiaires; personeel in dienst bij een ander bevoegd gezag en gedetacheerd bij de universiteit (bijv. uitzendkrachten, personeel van schoonmaakbedrijven, WSW-ers, m.a.w. personeel waarvoor de universiteit niet zelf de werkgeversfunctie verricht); gewezen personeel waaraan door de universiteit nog betalingen worden verricht (bijv. wachtgelden, WVV-vervangende uitkeringen etc.).
Met de berekening van de onderzoeksinzet wordt afgeweken van de WOPI-afspraak om ultimo standen te tellen (peildatum 31 dec). De praktijk wijst echter uit dat in de SEP- rapporten vaak al de voorkeur gaf aan gemiddelde bezettingscijfers. Belangrijkste redenen daarvoor lijken de volgende:
a. betere match met de financiële administratie en SEP-tabel met betrekking tot het onderzoeksbudget,
b. minder vertekening (vooral op lager aggregatieniveau) a.g.v. halverwege een kalenderjaar begonnen of beëindigde dienstverbanden.
Daarnaast wijken deze (net als de vorige) definitieafspraken ook in een aantal andere opzichten af van de WOPI-cijfers: in laatstgenoemde ontbreekt namelijk het meeste UMC personeel, evenals de promovendi zonder dienstverband. Belangrijk WOPI-criterium is dat enkel gerapporteerd wordt over personeel waarvoor het eigen College van Bestuur de werkgeversfunctie verricht. Gegeven het belangrijke aandeel van UMC’s en promovendi in het Nederlands academisch onderzoek, konden en kunnen deze categorieën niet buiten het SEP gehouden worden. In het SEP 2015-2021 is daar nu bovendien KUOZ categorie 7, Gastonderzoekers, aan toegevoegd (zie hierboven).
116 Zie de CAO Nederlandse Universiteiten xxxxx://xxx.xxxx.xx/xx_XX/xxx-xxxxxxxxxxxxxx.xxxx.
SEP categorie | Toelichting | ||||||
Jaar t -5 | Jaar t -4 | Jaar t -3 | Jaar t -2 | Jaar t -1 | Jaar t | ||
Funding: | |||||||
Direct Funding | 1e gldstr (GS1) | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% |
Research grants | 2e gldstr (GS2) 117 | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% |
Contract research | 3e gldstr (GS3) | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% |
Other | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% | |
Total funding | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% | OZ-fte/% | |
Expenditure: | |||||||
Personnel costs | € / % | € / % | € / % | € / % | € / % | € / % | |
Material costs | Materiaal kosten | € / % | € / % | € / % | € / % | € / % | € / % |
Other costs | Overige | € / % | € / % | € / % | € / % | € / % | € / % |
Total expenditure | € / % | € / % | € / % | € / % | € / % | € / % |
Toelichting SEP-tabel onderzoeksfinanciering
Het doel van deze SEP-tabel is aanvullend inzicht verschaffen in de externe werfkracht van een SEP-eenheid.
1. Definitie Geldstromen
De onderzoekinzet wordt uitgesplitst naar de volgende drie financieringsbronnen waaruit het salaris van betreffende onderzoekers vergoed wordt:119
WP | Geldstroom | SEP-categorie | Toelichting |
WP1 | 1e gldstr (GS1) | Direct funding | De directe OCW bekostiging (lumpsum + ‘doelsubsidies’) + collegegelden (zowel wettelijk als instellings- collegegelden). |
WP2 | 2e gldstr (GS2) | Research grants | De bekostiging vanuit nationale onderzoekscompetities ( WO + KNAW subsidies). |
WP3 | 3e gldstr (GS3) | Contract Research | De bekostiging voor specifieke onderzoeksprojecten binnengehaald vanuit externe organisaties (alle niet onder GS1 Of GS2 genoemde financiering). |
Het SEP onderscheidt daarnaast een vierde bron (Other: funds that do not fit into the other categories), in afwijking van hetgeen gebruikelijk is in financiële rapportages van de universiteiten. De universiteiten maken hier geen gebruik van.
117 In tegenstelling tot persoonsgebonden beurzen van NOW en KNAW vallen persoonsgebonden beurzen vanuit Europa (met name ERC) in de categorie contract research. Hiermee sluit het SEP aan bij de definitie van tweede en derde geldstroom die in het financiële domein gebruikelijk is.
118 Hieronder valt uitsluitend de onderzoeksfractie van het totale personeelsbudget, plus het brutobeursbedrag toegekend aan contractpromovendi.
119 Zie hierboven onder ‘SEP Onderzoeksinzet’.
Om het mogelijk te maken om voor de SEP-rapportages voldoende verfijning aan te kunnen brengen is afgesproken in de eigen financiële administratie nader onderscheid te blijven maken binnen de huidige GS3 bronnen:
GS3 | Verfijning | Toelichting |
ERC subsidies | Deze zeer competitieve Europese wetenschaps- beurzen kunnen in SEP-rapportages desgewenst separaat opgevoerd worden als Research grats obtained in national or international scientific competition (vergelijkbaar met de 2e geldstroom). | |
Overige EU subsidies | ||
Overige internationale publiekrechtelijke organisaties | ||
Bedrijven / for profit organisaties | Zo mogelijk uit te splitsen naar Nederlandse versus buitenlandse bedrijven. | |
Nederlandse overheidsorganen | Inclusief regionale overheidsorganen, zoals gemeenten, provincies en waterschappen. | |
Overige non-profit organisaties | ||
In SEP-rapportages desgewenst als Other te rapporteren: | ||
Inkomsten uit octrooien of licenties | ||
Overige bronnen | Deze dienen gespecificeerd te worden. Bijvoorbeeld: inkomsten uit verhuur, detachering personeel, schenkingen, sponsoring, rentebaten. |
2. Onderzoeksbudget SEP-eenheid (optioneel)
SEP categorie Expenditure: | Verduidelijking Budget SEP-eenheid | GS1 (€ / %) | GS2 (€ / %) | GS3 (€ / %) | Totaal (€ ~ 100%) |
Personnel costs | Personeelsbudget | (xxxxxx ter berekening werfkracht) | |||
Other costs | Overige inkomsten | ||||
Total expenditure | Totaal OZ-budget |
2a. Toelichting tabel onderzoekbudget SEP-eenheid (optioneel)
Het doel van deze aanvullende tabel is inzicht verschaffen in de externe werfkracht van een SEP-eenheid, als beoogd maar onvoldoende gerealiseerd met de SEP-tabel Onderzoeks- budget.
Een tekortkoming van de SEP-tabel Onderzoeksbudget is dat die geen inzage biedt in externe (GS2 en GS3) inkomsten bedoeld voor materiële investeringen, welke dus niet tot uitdrukking komen in de OZ-fte’s. Verder zijn complicerende factoren o.a. dat SEP- eenheden dikwijls niet samenvallen met begrotingseenheden en dat er grote verschillen tussen en binnen instellingen kunnen bestaan in de allocatie van centrale middelen over SEP-eenheden en in de verhouding van personele versus materiële kosten van onderzoek. Daar waar een SEP-eenheid tevens begrotingseenheid is en waar gebruik gemaakt wordt van een full cost allocatiemodel, zal het GS1 budget ook het aandeel van de eenheid omvatten in de kosten voor huisvesting en andere centrale voorzieningen (als bibliotheek, rekencentrum, bestuur). Daar waar dat niet het geval is, zal het onderzoekbudget van een
SEP-eenheid dikwijls beperkt blijven tot dat voor enkel het eigen personeel en de eigen c.q. niet gedeelde onderzoekfaciliteiten. Het aandeel van GS2 en/of GS3 inkomsten als % van het totale budget (of als % van de GS1) zal dan aanzienlijk groter lijken. Ten einde toch tot eerlijke vergelijkingen te komen, worden bovenstaande tabel en onderstaande naast SEP- tabel Onderzoeksbudget voorgesteld.
1. Relatieve werfkracht: kan eerlijk vergeleken worden door de GS2 en/of GS3 inkomsten uit te drukken als fractie van enkel het uit de GS1 bekostigde personeelsbudget (en dus niet als fractie van het totale budget of het totale GS1 budget). Desgewenst kunnen de GS2 en/of GS3 inkomsten ook uitgedrukt worden in euro’s per OZ-fte van het uit de GS1 bekostigde staf WP (zie hierboven onder ‘SEP Onderzoeksinzet’ SEP categorie Scientific staff, WP1).
2. Personeelsbudget: bruto werkgeverslasten van elk bezoldigd personeelslid in dienst met een onderzoektaak binnen de SEP-eenheid, vermenigvuldigd met de fractie van het dienstverband geoormerkt voor die onderzoektaak (= OZ-fte / #), plus bruto beursbedrag toegekend aan contractpromovendi. Desgewenst mag dit budget modelmatig geschat worden door de OZ-fte’s per geldstroom voor de verschillende functiecategorieën (scientific staff: HGL, UHD en UD, postdocs, PhD students en eventueel support staff) te vermenigvuldigen met de gemiddelde bruto werkgeverslasten dan wel de bruto beursbedragen voor deze betreffende functiecategorieën en vervolgens te sommeren.
3. Overige inkomsten: voor zover exclusief ter beschikking van de SEP-eenheid en geoormerkt voor onderzoek. Hieronder vallen onder meer de inkomsten voor materiële investeringen (GS1, GS2 en GS3). Aangezien het meeste WP ook een onderwijstaak zal hebben, dienen voor onderwijs geoormerkte inkomsten niet meegeteld te worden.
Enrolment | Success rates | |||||||
Starting year | Enrolment | Total | Graduated year 4 | Graduated year 5 | Graduated year 6 | Graduated year 7 | Not yet finished | Discontinued |
t-8 | #M / #F | # | #/% | #/% | #/% | #/% | #/% | #/% |
t-7 | #M / #F | # | #/% | #/% | #/% | #/% | #/% | #/% |
t-6 | #M / #F | # | #/% | #/% | #/% | – | #/% | #/% |
t-5 | #M / #F | # | #/% | #/% | – | – | #/% | #/% |
t-4 | #M / #F | # | #/% | – | – | – | #/% | #/% |
Total | #M / #F | # | #/% | – | – | – | #/% | #/% |
Toelichting SEP-tabel promotierendement
Het doel van deze SEP-tabel is aanvullend inzicht verschaffen in het promotierendement van de SEP-eenheid. De definitie is conform Format C: Promovendi. Waarbij het startjaar wordt bepaald door de begindatum en het rendement wordt genomen tot en met de promotiedatum.120
De tabel vereist het promotierendement van alle typen promovendi, maar niet noodzakelijk in dezelfde tabel. Het advies is hierbij om alle promovendi in te delen in voor de hand liggende groepen en voor iedere groep de bovenstaande tabel te tonen. Dit betekend dat er minstens twee tabellen worden gemaakt. Enkele suggesties:
1. Werknemer-promovendus + beurspromovendus (groep a) in één tabel en alle overige promovendi (groep b) in een tweede tabel.
2. Promovendi naar verwachte duur van het promotietraject (bijvoorbeeld in de volgende drie groepen: 3-jaar, 4-jaar, 6-jaar, > 6-jaar).
3. Ieder type promovendi in een aparte tabel (dit kan tussen de 5 en 7 tabellen opleveren).
Voor het berekenen van het rendement kan naast de tabel met het standaard rendement voor een SEP-rapportage in het disciplineprotocol besloten worden om te kiezen voor een afwijkende aanpak van de promotieduur. In het SEP-rapport dient duidelijk te zijn aange- geven hoe de promotieduur tot stand gekomen is.
Hieronder een aantal voorbeelden waarop een alternatief rendement kan worden berekend:
• De datum waarop de toegang tot de promotie is vastgesteld te gebruiken voor de berekening van de duur in plaats van de werkelijke promotiedatum.
• De promotieduur te corrigeren voor vertragende factoren:
o Zwangerschapsverlof
o Ouderschapsverlof
o Ziekte
120 Indien het wenselijk is om deze tabel aan te vullen met de jaren T -3 t/m T -1 is het advies om de tabel in tweeën te breken en alleen het instroom-deel van de tabel aan te vullen met de gegevens over de jaren
T -3 t/m T -1 en het rendement-deel te bereken over de jaren T -8 t/m T -4.
Correspondentietabellen van HOOP-, VSNU-, ISN-, en NABS-codes
HOOP | VSNU | ISN | NABS |
ECON (economie) | BDK (bedrijfskunde) | 53 (economic sciences) (5311 organization and management of enter- prises) | N08 (maatschappelijke structuren en relaties) |
ECON | ECO (economie en econometrie) | 53 (economic sciences) | N08 |
G&M (gedrag- en maatschappij) | BKP (bestuurskunde, politicologie, communicatiewetenschap pen) | 59 (political sciences) | N08 |
X&X | XXX (lerarenopleiding) | 58 (pedagogy) (5803 teacher training and employment) | N08 |
G&M | POK (pedagogiek, onderwijskunde) | 58 ( pedagogy) | N08 |
G&M | PSY (psychologie) | 61 (psychology) | N08 |
G&M | RUI (ruimtelijke wetenschappen, w.o. geografie en milieukunde) | 54 (geography) | N01 (exploratie en exploitatie van het aardse milieu, N02 (infrastructuur en ruimtelijke ordening), N03 (milieubeheer en milieuzorg) |
G&M | SCW (sociologie, culturele antropologie) | 63 (sociology), 51 (cultural anthropology) | N08 |
GEZO (gezondheid) | GNK (geneeskunde) | 32 (medical sciences) | N04 (bescherming en bevordering van de menselijke gezondheid) |
HOOP | VSNU | ISN | NABS |
LAND (landbouw) | DGZ (diergeneeskunde, zoötechniek (plantenteelt en biotechnologie vallen onder HOOP:NATU en VSNU:BIO!) | 24 (life sciences), 31 (agricultural sciences) | N06 (landbouwproductie en - technologie) |
NATU (maar zie ook TECH) | AAR (aardwetenschappen) | 25 (earth and space sciences) | N01 (exploratie en exploitatie van het aardse milieu) |
NATU | BIO (biologie, plantenteelt, biotechnologie met primair biologische vraagstelling) | 24 (life sciences), 31 (agricultural sciences) | N06 |
NATU | FAR (farmacie) | 32 (medical sciences) (3208/3209 pharmaco- dynamics, pharmacology) | N04 (bescherming en bevordering van de menselijke gezondheid) |
NATU (maar zie ook TECH) | NSK (natuurkunde en sterrenkunde) | 21 (physics), 21 (astronomy, astrophysics) | N10 (niet in te delen onderzoek), N09 (exploratie en exploitatie van de ruimte) |
NATU (maar zie ook TECH) | SCH (scheikunde, chemische technologie, biotechnologie (primair procestechnologische vraagstelling)) | 23 (chemistry), 33(03) (chemical technology and engineering) | N07 (industriële productie en technologie) |
NATU (maar zie ook TECH) | WIN ((ook technische) wiskunde en (ook technische) informatica) | 12 (mathematics), (3307 electronic technology, 3304 computer technology) | N07 |
RECH (recht) | RGL (rechtsgeleerdheid) | 56 (juridical sciences and law) | N08 |
HOOP | VSNU | ISN | NABS | ||||
T&C | (taal en cultuur) | HIS | (geschiedenis, archeologie, pre-en protohistorie) | 55 | (history) | N10 | |
T&C | GGL | (godgeleerdheid) | 73 | (theology and religion) | N10 | ||
T&C | LET | (taal-en literatuurwetenschappen, kunstgeschiedenis, muziekwetenschap) | 57 62 | (linguistics), (sciences of arts and letters) | N10 | ||
T&C | WSB | (wijsbegeerte) | 11 71 72 | (logic), (ethics), (philosophy) | N10 | ||
TECH | (zie ook NATU) | AAR | (aardwetenschappen) | 25 | (earth and space sciences) | N01 | |
TECH | BWK | (bouwkunde) | 62 | (6201 architecture, komt bij 33, technological sciences, niet voor) | X00, X00 | ||
XXXX | XXX | (civiele techniek, geodesie) | 25 | (earth and space sciences) (2504 geodesy), 33 (3305 construction technology inc!. civil engineering) | N07 | (industriële productie en technologie) | |
TECH | ELE | (elektrotechniek) | 33 | (technological sciences) (3306 electrical technology, 3307 electronic technology) | N07 | ||
TECH | INO | (industrieel ontwerpen) | 33 | N07 | |||
TECH | LRT | (lucht-en ruimtevaarttechniek) | 33 | (3301 aeronautical technology, 3324 space technology) | N09 | (exploratie en exploitatie van de ruimte) | |
TECH | (zie ook NATU) | NSK | (technische natuurkunde) | 33 | N07 | ||
TECH | (zie ook NATU) | SCH | (technische scheikunde) | 33 | N07 |
HOOP | VSNU | ISN | NABS |
TECH (zie ook NATU) | WIN (technische wiskunde, technische informatica) | 33 | X00, X00 |
XXXX | XXX (xxxxxxxxxxxxxxxxx) | 00 | X00 |