Contract
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 2014 Nr. 163
A. TITEL
Overeenkomst van Kaapstad van 2012 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Protocol van Torremolinos van 1993 inzake het Internationaal Verdrag van Torremolinos voor de beveiliging van vissersvaartuigen, 1977;
(met Bijlage en Aanhangsel) Kaapstad, 11 oktober 2012
B. TEKST
De Engelse tekst van de Overeenkomst is geplaatst in Trb. 2014, 49. In dat Tractatenblad dienen de volgende correcties te worden aange-
bracht.
Op blz. 2, eerste regel, dient het woord „for” te worden geschrapt en op dezelfde bladzijde, in artikel 2, op een na laatste regel, dient de komma voor het woord „or” te worden geschrapt.
Op blz. 10, in voorschrift 9, eerste lid, onderdeel f, derde regel, dient de zinsnede „regulation 11” te worden vervangen door „regulation 10”. Op blz. 11, in voorschrift 9, tweede lid, onderdeel a, zesde regel, dient de zinsnede „electrical installation” te worden vervangen door „electri-
cal installations”.
Op blz. 15, in voorschrift 14, dient de voetnoot te worden geschrapt. Op blz. 8, in voorschrift 1, nieuwe zin, tweede regel, dient de zinsnede
„to be continued” te worden vervangen door „to continue”.
Op blz. 9, in het formulier, onder punt 1.2, dient de zinsnede „subject to annual surveys” te worden vervangen door „subject to the annual surveys”.
C. VERTALING
De vertaling van de Overeenkomst luidt als volgt:
Overeenkomst van Kaapstad van 2012 inzake de toepassing van de bepalingen van het Protocol van Torremolinos van 1993 inzake het Internationaal Verdrag van Torremolinos voor de beveiliging van vissersvaartuigen, 1977
De Partijen bij deze Overeenkomst,
Erkennend de wezenlijke bijdrage aan de maritieme veiligheid in het algemeen en die van vissersvaartuigen die mogelijk is door toepassing van de bepalingen van het Protocol van Torremolinos van 1993 inzake het Internationaal Verdrag van Torremolinos voor de beveiliging van vis- sersvaartuigen, 1977,
Evenwel erkennend dat enkele bepalingen van het Protocol van Tor- remolinos van 1993 inzake het Internationaal Verdrag van Torremolinos voor de beveiliging van vissersvaartuigen, 1977, geleid hebben tot pro- blemen bij de toepassing ervan door een aantal Staten met aanzienlijke vissersvloten die onder hun vlag varen en dat dit de inwerkingtreding van dat Protocol en bijgevolg de toepassing van de daarin vervatte regels heeft verhinderd,
Geleid door de wens in onderlinge overeenstemming de hoogst haal- bare normen voor de veiligheid van vissersvaartuigen vast te stellen die door alle betrokken Staten geïmplementeerd kunnen worden,
Overwegend dat dit doel het best kan worden verwezenlijkt door het totstandbrengen van een Overeenkomst inzake de toepassing van de bepalingen van het Protocol van Torremolinos van 1993 inzake het Inter- nationaal Verdrag van Torremolinos voor de beveiliging van vissersvaar- tuigen, 1977,
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
Algemene verplichtingen
1. De Partijen bij deze Overeenkomst zullen uitvoering geven aan de bepalingen van:
a. de artikelen van deze Overeenkomst; en
b. van het Protocol van Torremolinos van 1993 inzake het Internati- onaal Verdrag van Torremolinos voor de beveiliging van vissersvaartui- gen, 1977 (hierna te noemen het „Protocol van Torremolinos van 1993”), met uitzondering van artikel 1, eerste lid, onderdeel a, tweede en derde lid, artikel 9 en artikel 10 van dat Protocol, zoals gewijzigd bij deze Overeenkomst.
2. De artikelen van deze Overeenkomst, de artikelen 2 tot en met 8 en 11 tot en met 14 van het Protocol van Torremolinos van 1993, de
Voorschriften in de Bijlage bij het Protocol van Torremolinos van 1993 en de Voorschriften in de Bijlage bij het Internationaal Verdrag van Tor- remolinos voor de beveiliging van vissersvaartuigen, 1977 (hierna te noemen het „Verdrag van Torremolinos van 1977”) worden met inacht- neming van de wijzigingen vervat in deze Overeenkomst gelezen en uit- gelegd als één enkel instrument.
3. De Bijlage bij deze Overeenkomst vormt een integrerend deel van de Overeenkomst en een verwijzing naar deze Overeenkomst vormt tevens een verwijzing naar de Bijlage erbij.
Artikel 2
Uitlegging en toepassing van het Protocol van Torremolinos van 1993 en het Verdrag van Torremolinos van 1977
De artikelen 2 tot en met 8 en de artikelen 11 tot en met 14 van het Protocol van Torremolinos van 1993 zijn van toepassing op deze Over- eenkomst. Bij de toepassing van deze artikelen, de Voorschriften in de Bijlage bij het Protocol van Torremolinos van 1993 en de Voorschriften in de Bijlage bij het Verdrag van Torremolinos van 1977 wordt een ver- wijzing naar „dit Protocol” onderscheidenlijk „het Verdrag”, geacht een verwijzing naar deze Overeenkomst te zijn.
Artikel 3
Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring en toetreding
1. Deze Overeenkomst blijft open voor ondertekening op de zetel van de Organisatie van 11 februari 2013 tot en met 10 februari 2014 en blijft daarna open voor toetreding.
2. Alle Staten kunnen Partij worden bij deze Overeenkomst door hun instemming te worden gebonden door de Overeenkomst tot uitdrukking te brengen door:
a. ondertekening zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring; of
b. ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring gevolgd door bekrachtiging, aanvaarding of goedkeu- ring; of
c. ondertekening met inachtneming van de procedure vervat in het vierde lid van dit artikel; of
d. toetreding.
3. Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding geschiedt door nederlegging van een daartoe strekkende akte bij de Secretaris- Generaal.
Artikel 4
Inwerkingtreding
1. Deze Overeenkomst treedt in werking 12 maanden na de datum waarop ten minste 22 Staten waarvan het totale aantal vissersvaartuigen met een lengte van 24 meter of meer en die varen op volle zee niet min- der dan 3.600 bedraagt hun instemming erdoor te worden gebonden tot uitdrukking hebben gebracht.
2. Voor een Staat die een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goed- keuring of toetreding ter zake van deze Overeenkomst heeft nedergelegd nadat voldaan is aan de vereisten voor de inwerkingtreding ervan maar voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding, wordt de bekrachti- ging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding van kracht op de datum waarop deze Overeenkomst in werking treedt of drie maanden na de datum van de nederlegging van de akte, naargelang van wat het laatst is.
3. Voor een Staat die een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goed- keuring of toetreding ter zake van deze Overeenkomst heeft nedergelegd na de datum waarop de Overeenkomst in werking is getreden, wordt deze Overeenkomst van kracht drie maanden na de datum van nederleg- ging van de akte.
4. Na de datum waarop een wijziging van deze Overeenkomst geacht wordt te zijn aanvaard uit hoofde van artikel 11 van het Protocol van Torremolinos van 1993, dat overeenkomstig artikel 2 op deze Overeen- komst wordt toegepast, is elke nedergelegde akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding van toepassing op deze Overeen- komst zoals gewijzigd.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN te Kaapstad op de elfde dag van oktober tweeduizenden- twaalf.
Bijlage
Wijzigingen van de Bijlage en de Aanhangsels bij de Bijlage bij het Protocol van Torremolinos van 1993 inzake het Internationaal Verdrag van Torremolinos voor de beveiliging van vissersvaartuigen, 1977
VOORSCHRIFTEN VOOR DE CONSTRUCTIE EN UITRUSTING VAN VISSERSVAARTUIGEN
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Voorschrift 1
Toepassing
1. De huidige tekst van het Voorschrift wordt vervangen door:
„1. De bepalingen van deze Bijlage zijn, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, van toepassing op nieuwe vaartuigen.
2. Voor de toepassing van dit Protocol kan de Administratie besluiten in plaats van de lengte (L) het volgende brutotonnage te hanteren als basis voor de metingen voor alle Hoofdstukken:
a. een brutotonnage van 300 wordt aangemerkt als zijnde gelijk aan een lengte (L) van 24 meter;
b. een brutotonnage van 950 wordt aangemerkt als zijnde gelijk aan een lengte (L) van 45 meter;
c. een brutotonnage van 2.000 wordt aangemerkt als zijnde gelijk aan een lengte (L) van 60 meter; en
d. een brutotonnage van 3.000 wordt aangemerkt als zijnde gelijk aan een lengte (L) van 75 meter.
3. Elke Partij die gebruikmaakt van de in het tweede lid geboden mogelijkheid stelt de Organisatie in kennis van de redenen voor dat besluit.
4. Indien een Partij heeft vastgesteld dat het niet onmiddellijk moge- lijk is alle maatregelen voorzien in de hoofdstukken VII, VIII, IX en X toe te passen op bestaande schepen, kan zij volgens een plan de bepa-
lingen van hoofdstuk IX geleidelijk implementeren gedurende een tijd- vak van ten hoogste 10 jaar en de bepalingen van de hoofdstukken VII, VIII en X gedurende een tijdvak van ten hoogste vijf jaar.
5. Elke Partij die gebruikmaakt van de in het vierde lid geboden mogelijkheid zal in haar eerste mededeling aan de Organisatie:
a. aangeven welke bepalingen van de hoofdstukken VII, VIII, IX en X geleidelijk zullen worden geïmplementeerd;
b. de redenen toelichten voor het ingevolge het vierde lid genomen besluit;
c. het plan beschrijven voor de geleidelijke implementatie dat in voorkomend geval ten hoogste vijf of tien jaar in beslag mag nemen; en
d. in volgende kennisgevingen inzake de toepassing van dit Protocol de maatregelen beschrijven die genomen zijn met het oog op de uitvoe- ring van de bepalingen van het Protocol en de voortgang geboekt in overeenstemming met de vastgestelde termijnen.
6. De Administratie kan een vaartuig vrijstellen van jaarlijkse onder- zoeken omschreven in de Voorschriften 7(1)(d) en 9(1)(d), indien zij oordeelt dat de toepassing onredelijk en praktisch onuitvoerbaar is gelet op het gebied waar het wordt ingezet en het type vaartuig.”
Voorschrift 2
Begripsomschrijvingen
2. Het huidige veertiende lid wordt geschrapt, de huidige leden 15 tot en met 22 worden vernummerd tot 14 tot en met 21 en de volgende nieuwe leden 22 en 23 worden ingevoegd:
„22. „Brutotonnage” is het brutotonnage berekend in overeenstem- ming met de Voorschriften inzake tonnagemetingen vervat in Bijlage 1 van het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, 1969, of elk instrument tot wijziging of vervanging ervan.
23. „Verjaardatum” is de dag en de maand van elk jaar die overeen- komen met de datum waarop het desbetreffende certificaat verloopt.”
Voorschrift 3
Vrijstellingen
3. Het derde en het vierde lid worden vervangen door de volgende:
„3. De Administratie kan elk vaartuig dat gerechtigd is haar vlag te voeren vrijstellen van elk van de vereisten van deze Bijlage, indien zij oordeelt dat de toepassing onredelijk en praktisch onuitvoerbaar is gelet
op het type vaartuig, de weersomstandigheden en de afwezigheid van algemene gevaren voor de scheepvaart, mits:
a. het vaartuig voldoet aan de veiligheidsvoorschriften die, naar het oordeel van deze Administratie, voldoende zijn voor de dienst waarvoor het vaartuig bestemd is en die zodanig zijn dat zij de algemene veilig- heid van het vaartuig en de opvarenden waarborgen;
b. het vaartuig uitsluitend wordt ingezet in:
i. een gezamenlijke visserijzone vastgesteld in aangrenzende zee- gebieden die onder de rechtsmacht vallen van aangrenzende Staten die die zone hebben vastgesteld voor vaartuigen die gerechtigd zijn hun vlag te voeren, uitsluitend voor zover en onder de voorwaarden die die Staten overeenkomstig het inter- nationale recht overeenkomen in dit verband; of
ii. de exclusieve economische zone van de Staat wiens vlag het gerechtigd is te voeren of, indien die Staat een dergelijke zone niet heeft vastgesteld, binnen een gebied buiten en grenzend aan de territoriale zee van die Staat, door die Staat vastgesteld over- eenkomstig het internationale recht en zich niet verder uitstrek- kend dan 200 zeemijl van de basislijnen vanwaar de breedte van zijn territoriale zee wordt gemeten; of
iii. de exclusieve economische zone of een zeegebied onder de rechtsmacht van een andere Staat of een gezamenlijke visserij- zone in overeenstemming met een overeenkomst tussen de des- betreffende Staten overeenkomstig het internationale recht, uit- sluitend voor zover en onder de voorwaarden die die Staten overeenkomstig het internationale recht overeenkomen in dit verband; en
c. de Administratie de Secretaris-Generaal in kennis stelt van de voorwaarden waaronder de vrijstelling uit hoofde van dit lid wordt ver- leend.
4. Een Administratie die een vrijstelling ingevolge het eerste of het tweede lid toestaat, stelt de Organisatie in kennis van de bijzonderheden daarvan voor zover nodig om te bevestigen dat het veiligheidsniveau adequaat wordt gehandhaafd en de Organisatie doet deze bijzonderhe- den ter informatie toekomen aan de Partijen.”
4. De huidige Voorschriften 6 tot en met 11 worden vervangen door de volgende nieuwe Voorschriften 6 tot en met 17:
„Voorschrift 6
Inspectie en onderzoek
1. De inspectie en het onderzoeken van vaartuigen ten behoeve van de handhaving van de bepalingen van deze Voorschriften en het verle- nen van vrijstellingen daarvan worden verricht door ambtenaren van de
Administratie. De Administratie kan de inspecties en onderzoeken even- wel toevertrouwen aan daartoe aangewezen inspecteurs of aan door haar erkende organisaties.
2. Een Administratie die inspecteurs benoemt of organisaties erkent voor het verrichten van inspecties en onderzoeken als omschreven in het eerste lid, verleent deze aangewezen inspecteurs of erkende organisaties ten minste de bevoegdheid:
a. reparaties van een vaartuig te gelasten; en
b. inspecties en onderzoeken te verrichten indien de bevoegde auto- riteiten van een havenstaat hierom verzoeken.
De Administratie stelt de Organisatie in kennis van de specifieke ver- antwoordelijkheden en voorwaarden van de aan de aangewezen inspec- teurs of erkende organisaties verleende bevoegdheid.
3. Wanneer een aangewezen inspecteur of erkende organisatie vast- stelt dat de toestand van het vaartuig of zijn uitrusting wezenlijk afwijkt van de gegevens vermeld op het certificaat of zodanig is dat het vaar- tuig ongeschikt is om zonder een gevaar voor het vaartuig of de opva- renden te vormen zee te kiezen, waarborgt deze inspecteur of organisatie onmiddellijk dat corrigerende maatregelen worden getroffen en de Administratie tijdig op de hoogte wordt gesteld. Indien dergelijke corri- gerende maatregelen niet worden getroffen, wordt het desbetreffende certificaat ingetrokken en wordt de Administratie onmiddellijk ingelicht; en, indien het vaartuig in de haven van een andere Partij ligt, worden de desbetreffende autoriteiten van de havenstaat eveneens onmiddellijk in- gelicht. Wanneer een ambtenaar van de Administratie, een aangewezen inspecteur of een erkende organisatie de bevoegde autoriteiten van de havenstaat heeft ingelicht, dient de Regering van de betrokken haven- staat deze ambtenaar, inspecteur of organisatie alle nodige hulp te ver- lenen om hun verplichtingen ingevolge dit Voorschrift te vervullen. Indien van toepassing waarborgt de Regering van de betrokken haven- staat dat het vaartuig niet vertrekt voordat het zonder gevaar voor vaar- tuig of opvarenden zee kan kiezen of de haven kan verlaten om naar de passende reparatiewerf te gaan.
4. In alle gevallen staat de Administratie volledig garant voor de vol- ledigheid en doeltreffendheid van de inspectie en het onderzoek en waar- borgt zij dat de nodige maatregelen worden getroffen om aan deze ver- plichting te voldoen.
Voorschrift 7
Onderzoek van reddingsmiddelen en andere uitrusting
1. De reddingsmiddelen en andere uitrusting bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, worden onderworpen aan de volgende onderzoeken:
a. een eerste onderzoek voordat het vaartuig in gebruik wordt geno- men;
b. een hernieuwd onderzoek dat wordt verricht met inachtneming van door de Administratie vast te stellen termijnen van ten hoogste vijf jaar, behalve wanneer Voorschriften 13(2), 13(5) en 13(6) van toepassing zijn.
c. een periodiek onderzoek binnen drie maanden voor of na de tweede verjaardatum of binnen drie maanden voor of na de derde ver- jaardatum van het Internationale veiligheidscertificaat voor vissersvaar- tuigen, in plaats van een van de jaarlijkse onderzoeken omschreven in het eerste lid, onderdeel d. In plaats daarvan kan de Administratie beslis- sen dat het periodieke onderzoek wordt verricht binnen drie maanden vóór de tweede verjaardatum en drie maanden na de derde verjaardatum van het Internationale veiligheidscertificaat voor vissersvaartuigen;
d. een jaarlijks onderzoek binnen drie maanden voor of na elke ver- jaardatum van het Internationale veiligheidscertificaat voor vissersvaar- tuigen; en
e. een algeheel of gedeeltelijk aanvullend onderzoek, al naargelang de omstandigheden, wordt uitgevoerd na een reparatie naar aanleiding van de in Voorschrift 10 voorgeschreven onderzoeken of telkens wan- neer belangrijke reparaties of vervangingen zijn verricht. Het onderzoek dient zodanig te zijn dat gewaarborgd wordt dat de noodzakelijke repa- raties of vervangingen daadwerkelijk zijn uitgevoerd, dat het materiaal en de deskundigheid waarmee dergelijke reparaties of vervangingen zijn uitgevoerd in alle opzichten toereikend zijn en dat het vaartuig in alle opzichten voldoet aan de bepalingen van deze Voorschriften, van de van kracht zijnde Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee alsmede van de daaruit voortvloeiende, door de Administratie uit- gevaardigde wetten, besluiten, beschikkingen en Voorschriften.
2. De onderzoeken bedoeld in het eerste lid worden als volgt uitge- voerd:
a. het eerste onderzoek omvat een volledige inspectie van de brand- veiligheidssystemen en -apparatuur, reddingsmiddelen en voorzieningen met uitzondering van radio-installaties, navigatiesystemen aan boord, voorzieningen voor het overbrengen van de loods en andere uitrusting waarop de Hoofdstukken II, III, IV, V, VI, VII, VIII en X van toepas- sing zijn om te waarborgen dat zij voldoen aan de vereisten van de hui- dige Voorschriften, in goede staat verkeren en geschikt zijn voor de dienst waarvoor het vaartuig bestemd is. Ook de brandbeveiligingsplan- nen, nautische publicaties, lichten, dagmerken en middelen om geluids- signalen en noodsignalen af te geven worden onderworpen aan het voor- noemde onderzoek teneinde te waarborgen dat zij voldoen aan de vereisten van deze Voorschriften en, indien van toepassing, aan de van kracht zijnde Internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee;
b. de hernieuwde en periodieke onderzoeken omvatten een inspectie van de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde uitrusting teneinde te
waarborgen dat deze voldoet aan de relevante vereisten van deze Voor- schriften en aan de van kracht zijnde Internationale bepalingen ter voor- koming van aanvaringen op zee, in goede staat verkeert en geschikt is voor de dienst waarvoor het vaartuig bestemd is; en
c. het jaarlijkse onderzoek omvat een algemene inspectie van de uit- rusting bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, teneinde te waarborgen dat deze wordt onderhouden in overeenstemming met Voorschrift 10(1) en toereikend blijft voor de dienst waarvoor het vaartuig bestemd is.
3. De periodieke en jaarlijkse onderzoeken bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en het eerste lid, onderdeel d, worden aangetekend op het Internationale veiligheidscertificaat voor vissersvaartuigen.
Voorschrift 8
Onderzoek van radio-installaties
1. De radio-installaties, met inbegrip van de installaties gebruikt in reddingsmiddelen, van vaartuigen waarop de Hoofdstukken VII en IX van toepassing zijn, worden onderworpen aan de volgende onderzoeken:
a. een eerste onderzoek voordat het vaartuig in gebruik wordt geno- men;
b. een hernieuwd onderzoek dat wordt verricht met inachtneming van door de Administratie vast te stellen termijnen van ten hoogste vijf jaar, behalve wanneer de Voorschriften 13(2), 13(5) en 13(6) van toepassing zijn;
c. een periodiek onderzoek binnen drie maanden voor of na elke ver- jaardatum van het Internationale veiligheidscertificaat voor vissersvaar- tuigen; of een periodiek onderzoek binnen drie maanden voor of na de tweede verjaardatum of binnen drie maanden voor of na de derde ver- jaardatum van het Internationale veiligheidscertificaat voor vissersvaar- tuigen. In plaats daarvan kan de Administratie beslissen dat het perio- dieke onderzoek wordt verricht binnen drie maanden voor de tweede verjaardatum en drie maanden na de derde verjaardatum van het Inter- nationale veiligheidscertificaat voor vissersvaartuigen; en
d. een algeheel of gedeeltelijk aanvullend onderzoek wordt, al naar gelang de omstandigheden, uitgevoerd na een reparatie naar aanleiding van de in Voorschrift 10 voorgeschreven onderzoeken of telkens wan- neer belangrijke reparaties of vervangingen zijn verricht. Het onderzoek dient zodanig te zijn dat gewaarborgd wordt dat de noodzakelijke repa- raties of vervangingen daadwerkelijk zijn uitgevoerd, dat het materiaal en de deskundigheid waarmee dergelijke reparaties of vervangingen zijn uitgevoerd in alle opzichten toereikend zijn en dat het vaartuig in alle opzichten voldoet aan de bepalingen van deze Voorschriften, van de van kracht zijnde Internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee alsmede van de daaruit voortvloeiende, door de Administratie uit- gevaardigde wetten, besluiten, beschikkingen en Voorschriften.
2. De onderzoeken bedoeld in het eerste lid worden als volgt uitge- voerd:
a. het eerste onderzoek omvat een volledige inspectie van de radio- installaties, met inbegrip van de installaties gebruikt in reddingsmidde- len, teneinde te waarborgen dat zij voldoen aan de vereisten van de hui- dige Voorschriften; en
b. de hernieuwde en periodieke onderzoeken omvatten een inspectie van de radio-installaties, met inbegrip van de installaties gebruikt in red- dingsmiddelen, teneinde te waarborgen dat zij voldoen aan de vereisten van de huidige Voorschriften.
3. De periodieke onderzoeken bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden aangetekend op het Internationale veiligheidscertificaat voor vis- sersvaartuigen.
Voorschrift 9
Onderzoek van constructie, machines en uitrusting
1. De constructie, machines en uitrusting (niet zijnde onderdelen waarop de Voorschriften 7 en 8 van toepassing zijn) als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, worden onderworpen aan de volgende onder- zoeken en inspecties:
a. een eerste onderzoek met inbegrip van een inspectie van de bui- tenzijde van het scheepsvlak voordat het vaartuig in gebruik wordt geno- men;
b. een hernieuwd onderzoek dat wordt verricht met inachtneming van door de Administratie vast te stellen termijnen van ten hoogste vijf jaar, behalve wanneer Voorschriften 13(2), 13(5) en 13(6) van toepassing zijn;
c. een tussentijds onderzoek binnen drie maanden voor of na de tweede verjaardatum of binnen drie maanden voor of na de derde ver- jaardatum van het Internationale veiligheidscertificaat voor vissersvaar- tuigen, in plaats van een van de jaarlijkse inspecties omschreven in het eerste lid, onderdeel d. In plaats daarvan kan de Administratie beslissen dat het periodieke onderzoek wordt verricht binnen drie maanden voor de tweede verjaardatum en drie maanden na de derde verjaardatum van het Internationale veiligheidscertificaat voor vissersvaartuigen;
d. een jaarlijks onderzoek binnen drie maanden voor of na elke ver- jaardatum van het Internationale veiligheidscertificaat voor vissersvaar- tuigen;
e. ten minste twee inspecties van de buitenzijde van het scheepsvlak in elk tijdvak van vijf jaar, tenzij Voorschrift 13(5) van toepassing is. Indien Voorschrift 13(5) van toepassing is, kan dit tijdvak van vijf jaar zodanig worden verlengd dat het samenvalt met de verlengde geldig- heidsduur van het certificaat. De periode tussen twee van deze inspec- ties mag in geen geval meer bedragen dan 36 maanden; en
f. een algeheel of gedeeltelijk aanvullend onderzoek wordt, al naar gelang de omstandigheden, uitgevoerd na een reparatie naar aanleiding van de in Voorschrift 10 voorgeschreven onderzoeken of telkens wan- neer belangrijke reparaties of vervangingen zijn verricht. Het onderzoek dient zodanig te zijn dat gewaarborgd wordt dat de noodzakelijke repa- raties of vervangingen daadwerkelijk zijn uitgevoerd, dat het materiaal en de deskundigheid waarmee dergelijke reparaties of vervangingen zijn uitgevoerd in alle opzichten toereikend zijn en dat het vaartuig in alle opzichten voldoet aan de bepalingen van deze Voorschriften, van de van kracht zijnde de Internationale bepalingen ter voorkoming van aanvarin- gen op zee alsmede van de daaruit voortvloeiende, door de Administra- tie uitgevaardigde wetten, besluiten, beschikkingen en Voorschriften.
2. De onderzoeken en inspecties bedoeld in het eerste lid worden als volgt uitgevoerd:
a. het eerste onderzoek omvat een volledige inspectie van de con- structie, machines en uitrusting. Dit onderzoek dient zodanig te zijn dat gewaarborgd wordt dat de algemene inrichting, het materiaal en de ver- banddelen van de constructie, ketels en andere drukvaten met toebeho- ren, hoofd- en hulpwerktuigen, met inbegrip van de stuurinrichting en de bijbehorende besturingssystemen, elektrische installaties en andere uitrusting, voldoen aan de vereisten van deze Voorschriften, in goede staat verkeren en geschikt zijn voor de dienst waarvoor het vaartuig bestemd is en dat de vereiste stabiliteitsgegevens verschaft worden;
b. het hernieuwde onderzoek omvat een inspectie van de constructie, machines en uitrusting zoals bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, ten- einde te waarborgen dat deze voldoen aan de vereisten van deze Voor- schriften, in goede staat verkeren en geschikt zijn voor de dienst waar- voor het vaartuig bestemd is;
c. het tussentijdse onderzoek omvat een inspectie van de constructie, ketels en andere drukvaten, machines en uitrusting, de stuurinrichting en de bijbehorende besturingssystemen en de elektrische installaties ten- einde te waarborgen dat zij toereikend blijven voor de dienst waarvoor het vaartuig bestemd is;
d. het jaarlijkse onderzoek omvat een algemene inspectie van de con- structie, machines en uitrusting bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, teneinde te waarborgen dat deze worden onderhouden in overeenstem- ming met Voorschrift 10(1) en toereikend blijven voor de dienst waar- voor het vaartuig bestemd is; en
e. de inspectie van de buitenzijde van het scheepsvlak en het gelijk- tijdige onderzoek van de bijbehorende onderdelen dienen zodanig te zijn dat gewaarborgd wordt dat zij toereikend blijven voor de dienst waar- voor het vaartuig bestemd is.
3. De tussentijdse en jaarlijkse onderzoeken en de inspecties van de buitenzijde van het scheepsvlak bedoeld in het eerste lid, onderdeel c,
het eerste lid, onderdeel d, en het eerste lid, onderdeel e, worden aange- tekend op het Internationale veiligheidscertificaat voor vissersvaartui- gen.
Voorschrift 10
Onderhoud na onderzoek
1. De toestand van het vaartuig en zijn uitrusting worden zodanig onderhouden dat voldaan wordt aan de bepalingen van deze Voor- schriften teneinde te waarborgen dat het vaartuig in alle opzichten geschikt blijft om zonder gevaar voor het vaartuig of zijn opvarenden zee te kiezen.
2. Zodra een onderzoek van het vaartuig op grond van Voorschrift 7, 8 of 9 is afgerond, mogen de constructie, machines, uitrusting en ove- rige onderdelen waarop het onderzoek betrekking had niet worden ge- wijzigd zonder goedkeuring van de Administratie.
3. Wanneer een ongeval plaatsvindt met een vaartuig of gebreken worden geconstateerd waardoor de veiligheid van het vaartuig of de doelmatigheid of volledigheid van de reddingsmiddelen of andere uit- rusting worden aangetast, rapporteert de kapitein of eigenaar van het vaartuig dit zo spoedig mogelijk aan de Administratie, de aangewezen inspecteur of de erkende organisatie die verantwoordelijk is voor de afgifte van het desbetreffende certificaat; deze ziet erop toe dat onder- zoeken worden ingesteld om te bepalen of een onderzoek als vereist op grond van Voorschrift 7, 8 of 9 noodzakelijk is. Indien het vaartuig in een haven van een andere Partij ligt, licht de kapitein of eigenaar even- eens onmiddellijk de bevoegde autoriteiten van de havenstaat in en gaat de aangewezen inspecteur of erkende organisatie na of een dergelijke melding heeft plaatsgevonden.
Voorschrift 11
Afgifte van of aantekening op certificaten
1. Een Internationaal veiligheidscertificaat voor vissersvaartuigen wordt afgegeven, met uitzondering van vaartuigen vrijgesteld overeen- komstig Voorschrift 3(3), na een eerste onderzoek of een hernieuwd onderzoek van een vissersvaartuig dat voldoet aan de relevante vereis- ten van de Hoofdstukken II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX en X, alsmede de andere relevante vereisten van deze Voorschriften.
2. Aan het in het eerste lid bedoelde Internationale veiligheidscertifi- caat voor vissersvaartuigen wordt een uitrustingsrapport toegevoegd.
3. Wanneer een vrijstelling wordt verleend voor een vaartuig op grond van en in overeenstemming met de bepalingen van deze Voor- schriften, met uitzondering van vaartuigen vrijgesteld overeenkomstig Voorschrift 3(3), wordt een certificaat, genaamd Internationaal certificaat van vrijstelling voor vissersvaartuigen, afgegeven naast het in dit lid voorgeschreven certificaat.
4. De certificaten bedoeld in dit Voorschrift worden afgegeven of van een aantekening voorzien door hetzij de Administratie, hetzij een daar- toe door haar gemachtigde persoon of organisatie. In alle gevallen neemt de Administratie de volle verantwoordelijkheid voor de certificaten op zich.
Voorschrift 12
Afgifte van of aantekening op een certificaat door een andere Partij
Een Partij kan een vaartuig op verzoek van de Administratie doen onderzoeken en, indien zij ervan overtuigd is dat aan de vereisten van deze Voorschriften wordt voldaan, certificaten voor het vaartuig afgeven of hiervoor toestemming geven, en waar van toepassing, een aanteke- ning op het certificaat van het vaartuig plaatsen of hiervoor toestemming geven, in overeenstemming met deze Voorschriften. Een aldus afgege- ven certificaat bevat een verklaring inhoudende dat het is afgegeven op verzoek van de Regering van de Staat wiens vlag het vaartuig gerech- tigd is te voeren; het heeft dezelfde rechtskracht en geniet dezelfde erkenning als een certificaat dat is afgegeven krachtens Voorschrift 11.
Voorschrift 13
Looptijd en geldigheid van certificaten
1. Een Internationaal veiligheidscertificaat voor vissersvaartuigen wordt afgegeven voor een door de Administratie gespecificeerde termijn die niet langer is dan vijf jaar. De looptijd van een Internationaal certi- ficaat van vrijstelling voor vissersvaartuigen mag niet langer zijn dan de termijn van het certificaat waarop het betrekking heeft.
2. a. Onverminderd de vereisten van het eerste lid, indien het her- nieuwde onderzoek wordt afgerond binnen drie maanden voor de datum waarop de geldigheidsduur van het bestaande certificaat verstrijkt, is het nieuwe certificaat geldig vanaf de datum waarop het hernieuwde onder- zoek is afgerond tot een datum liggende uiterlijk vijf jaar na de datum waarop de geldigheidsduur van het bestaande certificaat is verstreken.
b. Indien het hernieuwde onderzoek wordt afgerond na de datum waarop de geldigheidsduur van het bestaande certificaat is verstreken, is het nieuwe certificaat geldig vanaf de datum van afronding van het her-
nieuwde onderzoek tot een datum liggende uiterlijk vijf jaar na de datum waarop de geldigheidsduur van het bestaande certificaat is verstreken.
c. Indien het hernieuwde onderzoek meer dan drie maanden voor de datum waarop de geldigheidsduur van het bestaande certificaat verstrijkt wordt afgerond, is het nieuwe certificaat geldig vanaf de datum waarop het hernieuwde onderzoek is afgerond tot een datum liggende uiterlijk vijf jaar na de datum waarop het hernieuwde onderzoek is afgerond.
3. Indien een certificaat wordt afgegeven voor een kortere termijn dan vijf jaar, kan de Administratie de geldigheidsduur van het certificaat ver- lengen tot na de datum van het verstrijken ervan tot de maximale ter- mijn genoemd in het eerste lid, mits de onderzoeken, bedoeld in Voor- schriften 7, 8 en 9, die van toepassing zijn indien een certificaat wordt afgegeven voor een termijn van vijf jaar, naar behoren worden uitge- voerd.
4. Indien het hernieuwde onderzoek is afgerond en voor de datum van verstrijken van het bestaande certificaat geen nieuw certificaat kan wor- den afgegeven of aan boord van het vaartuig kan worden genomen, kan de door de Administratie gemachtigde persoon of organisatie een aante- kening op het bestaande certificaat plaatsen en een dergelijk certificaat wordt aanvaard als geldig voor een volgend tijdvak dat zich niet verder mag uitstrekken dan vijf maanden na de datum van verstrijken.
5. Indien een vaartuig zich op het tijdstip waarop de geldigheidsduur van een certificaat verstrijkt niet in een haven bevindt waar het dient te worden onderzocht, kan de Administratie de geldigheidsduur van het certificaat verlengen, maar deze verlenging wordt uitsluitend verleend om het vaartuig in staat te stellen zijn reis naar de haven waar het dient te worden onderzocht te voltooien en dan uitsluitend in gevallen waarin het passend en redelijk voorkomt zulks te doen. Geen enkel certificaat wordt verlengd met een termijn van meer dan drie maanden en geen enkel vaartuig waarvan het certificaat wordt verlengd is, na aankomst in de haven waarin het dient te worden onderzocht, gerechtigd op grond van die verlenging de haven te verlaten zonder nieuw certificaat. Zodra het hernieuwde onderzoek is afgerond, is het nieuwe certificaat geldig tot een datum liggende uiterlijk vijf jaar na de datum van verstrijken van het bestaande certificaat voordat de verlenging werd verleend.
6. Onder bijzondere omstandigheden, vast te stellen door de Adminis- tratie, behoeft een nieuw certificaat niet te worden gedateerd vanaf de datum van verstrijken van het bestaande certificaat zoals bepaald in het tweede lid, onderdeel b, of het vijfde lid. Onder deze bijzondere omstan- digheden is het nieuwe certificaat geldig tot een datum liggende uiterlijk vijf jaar na de datum van afronding van het hernieuwde onderzoek.
7. Indien een jaarlijks, tussentijds of periodiek onderzoek wordt afge- rond vóór de in de desbetreffende Voorschriften omschreven termijn:
a. wordt de verjaardatum op het desbetreffende certificaat door mid- del van een aantekening gewijzigd in een datum liggende uiterlijk drie maanden na de datum waarop het onderzoek werd voltooid;
b. wordt het volgende jaarlijkse, tussentijdse of periodieke onderzoek vereist op grond van de relevante Voorschriften verricht met de in deze Voorschriften voorgeschreven termijnen uitgaande van de nieuwe ver- jaardatum; en
c. mag de datum van verstrijken ongewijzigd blijven, mits een of meer jaarlijkse, tussentijdse of periodieke onderzoeken, naar gelang het- geen van toepassing is, zodanig worden verricht dat de maximumtermij- nen tussen de onderzoeken als voorgeschreven in de relevante Voor- schriften niet worden overschreden.
8. Een certificaat afgegeven uit hoofde van Voorschrift 11 of 12 is niet langer geldig in de volgende gevallen:
a. indien de relevante onderzoeken en inspecties niet zijn afgerond binnen de termijnen omschreven in de Voorschriften 7(1), 8(1) en 9(1);
b. indien op het certificaat geen aantekening is geplaatst in overeen- stemming met deze Voorschriften; en
c. bij overdracht van het vaartuig onder de vlag van een andere Staat. Er mag uitsluitend een nieuw certificaat worden afgegeven wanneer de Regering die het nieuwe certificaat afgeeft er volledig van overtuigd is dat het vaartuig voldoet aan de vereisten van de Voorschriften 10(1) en 10(2). In het geval van een overdracht tussen Partijen zendt de Regering van de Staat wiens vlag het vaartuig voordien gerechtigd was te voeren, indien haar daarom wordt verzocht binnen drie maanden nadat de over- dracht heeft plaatsgevonden, zo spoedig mogelijk aan de Administratie afschriften van de certificaten die het vaartuig aan boord had vóór de overdracht en, indien beschikbaar, afschriften van de desbetreffende onderzoeksrapporten.
Voorschrift 14
Modellen van certificaten en uitrustingsrapporten
De certificaten en uitrustingsrapporten worden opgesteld in een vorm die overeenkomt met de modellen opgenomen in het Aanhangsel bij de Bijlage bij dit Protocol. Ingeval de gebruikte taal een andere is dan de Engelse of de Franse taal, gaat de tekst vergezeld van een vertaling in een van deze talen.
Beschikbaarheid van certificaten
De op grond van de Voorschriften 11 en 12 afgegeven certificaten kunnen te allen tijde aan boord op een gemakkelijk toegankelijke plaats geraadpleegd worden.
Voorschrift 16
Erkenning van certificaten
Onder het gezag van een Partij afgegeven certificaten worden voor alle doelen waarop dit Protocol van toepassing is erkend door de andere Partij. De andere Partij kent deze certificaten dezelfde rechtskracht toe als door haarzelf afgegeven certificaten.
Voorschrift 17
Voorrechten
Op de voorrechten uit hoofde van dit Protocol mag uitsluitend aan- spraak worden gemaakt indien het vaartuig beschikt over de juiste gel- dige certificaten.”
HOOFDSTUK V
BRANDVEILIGHEID, ONTDEKKEN, BLUSSEN EN BESTRIJDEN VAN BRAND DEEL A
ALGEMEEN
Voorschrift 1
Algemeen
5. De huidige tekst van het Voorschrift wordt vervangen door:
„1. Dit Hoofdstuk is, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, van toe- passing op nieuwe vaartuigen met een lengte van 45 meter of meer.
2. In verblijfs- en dienstruimten wordt één van de volgende bescher- mingsmethoden toegepast:
a. Methode IF – In de constructie van alle inwendige scheidingswan- den worden onbrandbare schotten van Klasse „B” of „C” toegepast, zon-
b. Methode IIF – Het aanbrengen van een automatische sprinkler- en brandalarminstallatie voor het ontdekken en blussen van brand in alle ruimten waar naar verwachting brand zou kunnen uitbreken, waarbij in het algemeen geen beperkingen gelden met betrekking tot het soort inwendige scheidingswanden; of
c. Methode IIIF – Het aanbrengen van een automatische brandalarm- installatie voor het ontdekken van brand in alle ruimten waar naar ver- wachting brand zou kunnen uitbreken, waarbij in het algemeen geen beperkingen gelden met betrekking tot het soort inwendige scheidings- wanden, met dien verstande, dat de oppervlakte van een ruimte of ruim- ten voor accommodatie die door een schot van klasse „A” of „B” wor- den begrensd, in geen geval meer dan 50 vierkante meter mag bedragen. De Administratie kan in het geval van ruimten voor algemeen gebruik echter een groter oppervlak toestaan.
3. De vereisten voor de toepassing van onbrandbare materialen bij de constructie en isolatie van scheidingswanden van ruimten voor machi- nes, controlestations, enz., en de beveiliging van trappenhuizen en gan- gen zijn voor alle drie methoden eensluidend.”
HOOFDSTUK VII REDDINGSMIDDELEN EN -VOORZIENINGEN
DEEL B
VEREISTEN TEN AANZIEN VAN VAARTUIGEN
Voorschrift 5
Aantal en typen groepsreddingmiddelen en hulpverleningsboten
6. Na het huidige vierde lid worden de volgende nieuwe leden 5, 6 en 7 ingevoegd:
„5. Indien de opstelling voorgeschreven in het derde lid, onderdeel a, een belemmering zou vormen voor de normale werkzaamheden aan boord van het vaartuig, kan de Administratie besluiten dat vaartuigen in plaats van te voldoen aan deze vereisten reddingsboten aan boord mogen hebben, die slechts aan een zijde van het vaartuig te water gelaten kun- nen worden. Deze reddingsboten bieden tezamen voldoende capaciteit voor ten minste tweemaal het totale aantal opvarenden, mits de reddings- boten met voldoende capaciteit voor het totale aantal opvarenden een- voudig naar de andere zijde van het vaartuig kunnen worden verplaatst en veilig en snel te water kunnen worden gelaten.
6. Indien één van de reddingsboten verloren gaat of in het ongerede raakt, zijn er voldoende reddingsboten voor gebruik aan een van de zij- den beschikbaar, met inbegrip van de reddingsboten die zijn geplaatst op een locatie vanwaar zij naar de andere zijde kunnen worden verplaatst om plaats te bieden aan het totale aantal opvarenden. Alle boten kunnen eenvoudig verplaatst worden over hetzelfde open dek, mogen niet be- lemmerd worden door obstakels en kunnen eenvoudig ingezet worden.
7. Indien de opstelling die is voorgeschreven in het derde lid, onder- deel b, een belemmering zou vormen voor de normale werkzaamheden aan boord van het vaartuig, kan de Administratie besluiten dat vaartui- gen in plaats van te voldoen aan de vereisten vergelijkbare middelen voor het redden van personen uit het water aan boord hebben, rekening houdend met het vaargebied en de operationele toestand van het vaar- tuig.”
7. Het huidige vijfde en zesde lid worden vernummerd tot de leden 8 en 9.
HOOFDSTUK IX RADIOVERBINDINGEN DEEL A
TOEPASSING EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Voorschrift 1
Toepassing
8. Aan het einde van het huidige tweede lid wordt de volgende nieuwe zin toegevoegd:
„Onverminderd de bepalingen van het eerste lid, kan de Administra- tie toestaan dat het bestaande radiocommunicatiesysteem in gebruik blijft aan boord van bestaande vissersvaartuigen, mits de Administratie ervan overtuigd is dat het voldoet aan de vereisten van dit Hoofdstuk.”
Aanhangsel Certificaten en uitrustingsrapport
9. De huidige tekst van het Aanhangsel wordt vervangen door:
„1. Model van een veiligheidscertificaat voor vissersvaartui- gen
INTERNATIONAAL VEILIGHEIDSCERTIFICAAT VOOR VISSERSVAARTUIGEN
Aan dit certificaat wordt een uitrustingsrapport toegevoegd
(Officieel stempel) (Staat)
Afgegeven overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst van Kaapstad van 2012 inzake de toepassing van de bepalingen van het Protocol van Torremolinos van 1993 inzake het Internationaal Verdrag van Torremolinos voor
de beveiliging van vissersvaartuigen, 1977
onder het gezag van de Regering van
door
Gegevens van het xxxxxxxx0)
Naam van het vaartuig .....
(naam van de Staat)
(bevoegde persoon of organisatie)
Onderscheidingsnummer of -letters .....
Thuishaven .....
Lengte (L) (Voorschrift I/2(5))/ Brutotonnage (Voorschrift I/2(22))2) .....
Zeegebieden waarbinnen het vaartuig mag worden ingezet (Voorschrift IX/2) .....
Datum van contract voor de bouw of afronding van een belangrijke wijziging .....
Datum waarop de kiel werd gelegd of de bouw van het vaartuig zich in een soortgelijk stadium bevond, in overeenstemming met Voorschrift I/2(1)(c)(ii) of (1)(c)(iii) .....
Datum van oplevering of belangrijke wijziging .....
HIERBIJ WORDT VERKLAARD:
1.1 Dat het vaartuig is onderzocht in overeenstemming met de vereisten van de Voorschriften I/7, I/8 en I/9 van het Protocol.
1.2 Dat het vaartuig wel/niet2) dient te worden onderworpen aan de jaarlijkse onderzoeken vereist volgens de Voorschriften I/7(1)(d) en I/9(1)(d) van het Protocol.
2. Dat uit het onderzoek is gebleken dat:
2.1 de toestand van de constructie, machines en apparatuur als omschreven in Voorschrift I/9 bevredigend is en dat het vaartuig voldoet aan de relevante vereisten van de Hoofdstukken II, III, IV, V en VI van het Protocol (anders dan die welke betrekking hebben op brandbeveiligingssystemen, -apparatuur en -plannen);
2.2 dat de laatste twee inspecties van de buitenzijde van het scheepsvlak hebben plaatsgevonden op
..... en .....
(datum) (datum)
2.3 het vaartuig voldoet aan de vereisten van het Protocol ten aanzien van brandbeveiligingssystemen, -apparatuur en -plannen;
2.4 de reddingsmiddelen en de apparatuur van de reddingsboten en -vlotten aanwezig zijn in overeenstemming met de vereisten van het Protocol;
2.5 het vaartuig uitgerust is met een lijnwerptoestel en radio-installaties voor gebruik in reddingsmiddelen in overeenstemming met de vereisten van het Protocol;
2.6 het vaartuig voldoet aan de vereisten van het Protocol ten aanzien van radio-installaties;
2.7 het functioneren van de radio-installaties gebruikt in reddingsmiddelen voldoet aan de vereisten van het Protocol;
2.8 het vaartuig voldoet aan de vereisten van het Protocol ten aanzien van de aanwezigheid aan boord van navigatieapparatuur, middelen om loodsen aan boord te nemen en nautische publicaties;
2.9 het vaartuig uitgerust is met lichten, dagmerken en middelen om geluidssigna- len en noodsignalen af te geven in overeenstemming met de vereisten van het Protocol en van de van kracht zijnde Internationale bepalingen ter voorko- ming van aanvaringen op zee;
2.10 het vaartuig in alle andere opzichten voldoet aan de relevante vereisten van het Protocol.
3 Dat wel/geen2) Internationaal certificaat van vrijstelling voor vissersvaartuigen is afgegeven.
Dit certificaat is geldig tot 3) op voorwaarde van de jaarlijkse, tussentijdse en
periodieke onderzoeken en inspecties van de buitenzijde van het scheepsvlak in overeen- stemming met de Voorschriften I/7, I/8 en I/9 van het Protocol.
Afgegeven te ......
(Plaats van afgifte van het certificaat)
......
(Datum van afgifte)
......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar die het certificaat afgeeft)
(Zegel of stempel van de autoriteit die het certificaat afgeeft, naargelang wat van toepassing is)
Aantekening van jaarlijkse en tussentijdse onderzoeken van de constructie, machines en uitrusting bedoeld onder punt 2.1 van dit certificaat.
HIERBIJ WORDT VERKLAARD dat bij een onderzoek zoals vereist in Voorschrift I/9 van het Protocol werd geconstateerd dat het vaartuig voldoet aan de desbetreffende bepalingen van het Protocol.
Jaarlijks onderzoek: Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is) Jaarlijks/Tussentijds2) onderzoek: Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is) Jaarlijks/Tussentijds2) onderzoek: Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is) Jaarlijks onderzoek: Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is)
Jaarlijks/tussentijds onderzoek in overeenstemming met Voorschrift I/13(7)(c)
HIERBIJ WORDT VERKLAARD dat bij een jaarlijks/tussentijds onderzoek2 in overeenstemming met de Voorschriften I/9 en I/13(7)(c) van het Protocol is geconstateerd dat het vaartuig voldoet aan de desbetreffende vereisten van het Protocol.
Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is)
Aantekening van inspectie van de buitenzijde van het scheepsvlak4)
HIERBIJ WORDT VERKLAARD dat bij een inspectie zoals vereist in Voorschrift I/9 van het Protocol werd geconstateerd dat het vaartuig voldoet aan de relevante vereisten van het Protocol.
Eerste inspectie Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is) Tweede inspectie Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is)
Aantekening van jaarlijks en periodiek onderzoek van de reddingsmiddelen en andere uitrusting, bedoeld in de punten 2.3, 2.4, 2.5, 2.8 en 2.9 van dit certificaat
HIERBIJ WORDT VERKLAARD dat bij een inspectie zoals vereist in Voorschrift I/7 van het Protocol werd geconstateerd dat het vaartuig voldoet aan de vereisten van het Protocol.
Jaarlijks onderzoek: Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is) Jaarlijks/Tussentijds2) onderzoek: Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is) Jaarlijks/Tussentijds2) onderzoek: Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is) Jaarlijks onderzoek: Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is)
Jaarlijks/tussentijds onderzoek in overeenstemming met Voorschrift I/13(7)(c)
HIERBIJ WORDT VERKLAARD dat bij een jaarlijks/tussentijds onderzoek2) in overeenstemming met de Voorschriften I/7 en I/13(7)(c) van het Protocol is geconstateerd dat het vaartuig voldoet aan de relevante vereisten van het Protocol.
Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is)
Aantekening van periodiek onderzoek van de radio-installaties bedoeld in de punten
2.6 en 2.7 van dit certificaat
HIERBIJ WORDT VERKLAARD dat bij een inspectie zoals vereist in Voorschrift I/8 van het Protocol werd geconstateerd dat het vaartuig voldoet aan de relevante bepalingen van het Protocol.
Periodiek onderzoek: Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is) Periodiek onderzoek: Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is) Periodiek onderzoek: Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is) Periodiek onderzoek: Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is)
Periodiek onderzoek in overeenstemming met Voorschrift I/13(7)(c)
HIERBIJ WORDT VERKLAARD dat bij een periodiek onderzoek in overeenstemming met de Voorschriften I/8 en I/13(7)(c) van het Protocol is geconstateerd dat het vaartuig voldoet aan de relevante bepalingen van het Protocol.
Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is)
Aantekening tot verlenging van het certificaat indien het korter dan 5 jaar geldig is en Voorschrift I/13(3) van toepassing is
Het vaartuig voldoet aan de relevante bepalingen van het Protocol en dit certificaat wordt in overeenstemming met Voorschrift I/13(3) van het Protocol aanvaard als zijnde geldig tot
......
Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is)
Aantekening dat het hernieuwde onderzoek is voltooid en Voorschrift I/13(4) van toepassing is
Het vaartuig voldoet aan de desbetreffende bepalingen van het Protocol en dit certificaat wordt in overeenstemming met Voorschrift I/13(4) van het Protocol aanvaard als zijnde geldig tot ......
Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is)
Aantekening tot verlenging van de geldigheid van het certificaat totdat de haven van onderzoek wordt aangedaan of voor uitstel indien Voorschrift I/13(5) van toepassing is
Dit certificaat dient, in overeenstemming met Voorschrift I/13(5) van het Protocol, te worden aanvaard als zijnde geldig tot ......
Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is)
Aantekening tot verschuiving van de verjaardatum indien Voorschrift I/13(7) van toepassing is
In overeenstemming met Voorschrift I/13(7) van het Protocol is de nieuwe verjaardatum:
......
Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is)
In overeenstemming met Voorschrift I/13(7) van het Protocol is de nieuwe verjaardatum:
......
Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is)
1) De gegevens van het vaartuig kunnen ook horizontaal worden vermeld in de vakjes.
2) Doorhalen wat niet van toepassing is.
3) Vul de uiterste datum van geldigheid in als vermeld door de Administratie in overeen- stemming met Voorschrift I/13(I) van het Protocol. De dag en maand van deze datum komen overeen met die van de verjaardatum omschreven in Voorschrift I/2(23), tenzij dit wordt gewijzigd in overeenstemming met Voorschrift I/13(7).
2. Model van een certificaat van vrijstelling
INTERNATIONAAL CERTIFICAAT VAN VRIJSTELLING VOOR VISSERSVAARTUIGEN
(Officieel stempel) (Staat)
Afgegeven overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst van Kaapstad van 2012 inzake de toepassing van de bepalingen van het Protocol van Torremolinos van 1993 inzake het Internationaal Verdrag van Torremolinos voor
de beveiliging van vissersvaartuigen, 1977
onder het gezag van de Regering van
......
(naam van de Staat)
door ......
(bevoegde persoon of organisatie)
Gegevens van het xxxxxxxx0)
Naam van het vaartuig ......
Onderscheidingsnummer of -letters ......
Thuishaven ......
Lengte (L) (Voorschrift I/2(5))/ Brutotonnage (Voorschrift I/2(22))2) ......
HIERBIJ WORDT VERKLAARD
Dat het vaartuig, onder de bevoegdheid verleend bij Voorschrift is vrijgesteld van de
vereisten van ......
Eventuele voorwaarden waaronder het certificaat van vrijstelling wordt verleend:
Dit certificaat is geldig tot op voorwaarde dat het Internationaal veiligheidscertificaat
voor vissersvaartuigen waaraan dit certificaat gehecht is, geldig blijft.
Afgegeven te
......
(Plaats van afgifte van het certificaat)
...... ......
(Datum van afgifte) (handtekening van bevoegde ambtenaar die het certificaat
afgeeft)
(Zegel of stempel van de autoriteit die het certificaat afgeeft, naargelang wat van toepassing is)
Aantekening tot verlenging van het certificaat indien het korter dan 5 jaar geldig is en Voorschrift I/13(3) van toepassing is
Dit certificaat wordt in overeenstemming met Voorschrift I/13(3) van het Protocol aanvaard als zijnde geldig tot , op voorwaarde dat het Internationaal veiligheidscertificaat voor
vissersvaartuigen waaraan dit certificaat gehecht is, geldig blijft.
Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is)
Aantekening dat het hernieuwde onderzoek is voltooid en Voorschrift I/13(4) van toepassing is
Dit certificaat wordt in overeenstemming met Voorschrift I/13(4) van het Protocol aanvaard als zijnde geldig tot , op voorwaarde dat het Internationaal veiligheidscertificaat voor
vissersvaartuigen, waaraan dit certificaat gehecht is, geldig blijft.
Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is)
Aantekening tot verlenging van de geldigheid van het certificaat totdat de haven van onderzoek wordt aangedaan of voor uitstel indien Voorschrift I/13(5) van toepassing is
Dit certificaat wordt in overeenstemming met Voorschrift I/13(5) van het Protocol aanvaard als zijnde geldig tot ...... op voorwaarde dat het certificaat waaraan dit certificaat
gehecht is, geldig blijft.
Ondertekend: ......
(Handtekening van bevoegde ambtenaar)
Plaats: ......
Datum: ......
(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang wat van toepassing is)
1) De gegevens van het vaartuig kunnen ook horizontaal worden vermeld in de vakjes.
2) Doorhalen wat niet van toepassing is.
3. Model van de verplichte toevoeging aan het Internationaal vei- ligheidscertificaat voor vissersvaartuigen
RAPPORT OVER DE UITRUSTING VOOR HET INTERNATIONAAL VEILIGHEIDSCERTIFICAAT VOOR VISSERSVAARTUIGEN
Dit rapport dient permanent gehecht te zijn aan het Internationaal veiligheidscertificaat
voor vissersvaartuigen
RAPPORT OVER DE UITRUSTING WAARMEE WORDT VOLDAAN AAN DE OVEREENKOMST VAN KAAPSTAD VAN 2012 INZAKE DE TOEPASSING VAN DE BEPALINGEN VAN HET PROTOCOL VAN TORREMOLINOS VAN 1993 INZAKE HET INTERNATIONAAL VERDRAG VAN TORREMOLINOS
VOOR DE BEVEILIGING VAN VISSERSVAARTUIGEN, 1977
1 Gegevens van het vaartuig
Naam van het vaartuig ......
Onderscheidingsnummer of -letters ......
Thuishaven ......
Lengte (L) (Voorschrift I/2(5))/ Brutotonnage (Voorschrift I/2(22))1) ......
2 Gegevens met betrekking tot reddingsmiddelen
1 | Totaal aantal personen waarvoor reddingsmiddelen aanwezig zijn | ...... | |
Bakboordzijde | Stuurboordzijde | ||
2 | Totaal aantal reddingsboten | ...... | ...... |
2.1 | Totaal aantal personen waaraan deze plaats bieden | ...... | ...... |
2.2 | Aantal gedeeltelijk overdekte reddingsboten (Voorschrift VII/18) | ...... | ...... |
2.3 | Aantal volledig overdekte reddingsboten (Voorschrift VII/19) | ...... | ...... |
3 | Aantal reddingsboten | ...... |
3.1 | Aantal boten inbegrepen in het bovenstaande totaal aantal reddingsboten | ...... |
4 Reddingsvlotten ......
4.1 | Reddingsvlotten waarvoor goedgekeurde tewaterlatingsmid- delen vereist zijn | ...... |
4.1.1 | Aantal reddingsvlotten | ...... |
4.1.2 | Aantal personen waaraan deze plaats bieden | ...... |
4.2 | Reddingsvlotten waarvoor goedgekeurde tewaterlatingsmid- delen niet vereist zijn | ...... |
4.2.1 | Aantal reddingsvlotten | ...... |
4.2.2 | Aantal personen waaraan deze plaats bieden | ...... |
5 | Aantal reddingsboeien | ...... |
6 | Aantal reddingsvesten | ...... |
7 | Overlevingspakken | ...... |
7.1 | Totaal aantal | ...... |
7.2 | Aantal pakken dat voldoet aan de vereisten voor reddingsgordels | ...... |
8 | Aantal thermische beschermings- middelen2) | ...... |
9 | Radio-installaties voor gebruik in reddingsmiddelen | ...... |
9.1 | Aantal radartransponders | ...... |
9.2 | Aantal tweeweg-VHF- radiotelefonietoestellen voor zenden en ontvangen | ...... |
3 Gegevens met betrekking tot radiovoorzieningen
Categorie | Feitelijk aanwezig | |
1 1.1 1.1.1 1.1.2 1.1.3 | Primaire systemen VHF-radio-installatie DSC-encoder DSC-wachtontvanger Radiotelefonie | ...... ...... ...... |
1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 | MF-radio-installatie: DSC-encoder DSC-wachtontvanger Radiotelefonie | ...... ...... ...... |
1.3 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.3.4 | MF/HF-radio-installatie: DSC-encoder DSC-wachtontvanger Radiotelefonie Direct-printing radiotelegrafie | ...... ...... ...... ...... |
1.4 | INMARSAT-scheepsgrondstation | ...... |
2 | Secundaire noodoproepingsmidde- len | ...... |
3 3.1 3.2 3.3 | Voorzieningen voor de ontvangst van informatie over de veiligheid op zee NAVTEX-ontvanger EGC-ontvanger HF-direct-printing radiotelegrafie- ontvanger | ...... ...... ...... |
4 4.1 4.2 | Satelliet EPIRB COSPAS-SARSAT INMARSAT | ...... ...... |
5 | VHF EPIRB | ...... |
6 | Scheepsradartransponder | ...... |
4 Methoden om de beschikbaarheid van radiovoorzieningen te waarborgen (Voorschrift IX/14)
4.1 | Verdubbeling van de apparatuur | ...... |
4.2 | Onderhoud aan de wal | ...... |
4.3 | Onderhoudsmogelijkheden op zee | ...... |
HIERBIJ WORDT VERKLAARD dat dit rapport in alle opzichten correct is.
Afgegeven te (Plaats van afgifte van het rapport)
...... ......
(Datum van afgifte) (Handtekening van de bevoegde ambtenaar die het rapport afgeeft)
(Zegel of stempel van de instantie die het rapport afgeeft, naargelang van wat van toepassing is)”
1) Doorhalen wat niet van toepassing is.
2) Uitgezonderd die vereist zijn ingevolge de Voorschriften VII/17(8)(xxxi), VII/ 20(5)(a)(xxiv) en VII/23(2)(b)(xiii).
D. PARLEMENT
Zie Trb. 2014, 49.
E. PARTIJGEGEVENS
Zie Trb. 2014, 49.
G. INWERKINGTREDING
Zie Trb. 2014, 49.
J. VERWIJZINGEN
Zie Trb. 2014, 49.
De Overeenkomst dient tot wijziging van:
Titel : Internationaal Verdrag van Torremolinos voor de bevei- liging van vissersvaartuigen, 1977;
Torremolinos, 2 april 1977
Tekst : Trb. 1980, 139 (Nederlands, Frans en vertaling)
Titel : Protocol van Torremolinos van 1993 inzake het Inter- nationaal Verdrag van Torremolinos voor de beveili- ging van vissersvaartuigen, 1977;
Torremolinos, 2 april 1993
Tekst : Trb. 2001, 168 (Xxxxxx, Xxxxx en vertaling)
Overige verwijzingen
Titel : International Convention on Tonnage Measurement of Ships, 1969;
Londen, 23 juni 1969
Laatste Trb. : Trb. 1996, 222
Uitgegeven de derde september 2014.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
F.C.G.M. TIMMERMANS
trb-2014-163 ISSN 0920 - 2218
’s-Gravenhage 2014