RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN
RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN
U I T S P R A A K Nr. 2001/57 Re
i n d e k l a c h t nr. 063.01
ingediend door:
hierna te noemen 'klaagster',
tegen:
hierna te noemen 'verzekeraar'.
De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft kennis genomen van de schriftelijke klacht, alsmede van het daartegen door verzekeraar gevoerde schriftelijke verweer.
Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.
Inleiding
Klaagster heeft bij verzekeraar een kostbaarhedenverzekering gesloten voor enkele muziekinstrumenten. Verzekerd is onder meer een hoorn voor een bedrag van ƒ 11.995,-.
In artikel 2.5 van de op de verzekering van toepassing zijnde polisvoorwaarden is bepaald:
‘Uitgesloten is schade:
(…)
2.5.4 veroorzaakt of mogelijk geworden door onvoldoende zorg van verzekerde voor de verzekerde zaken (onder andere diefstal uit of vanaf voer- of vaartuigen is niet gedekt, tenzij verzekerde aannemelijk maakt dat hij niet in zorg tekort is geschoten);’.
Op 9 april 1999 is de toen vijftien jaar oude zoon van klaagster met de hoorn per trein gereisd van Den Haag naar Tilburg. Tijdens de treinreis is de hoorn ontvreemd.
Omtrent verzekeraars gehoudenheid tot schade-uitkering is een civiele procedure bij de kantonrechter gevolgd, waarbij klaagster, zoals de kantonrechter vaststelde, blijkens per faxbericht verzonden akte van 24 oktober 2000 van haar gemachtigde haar vordering uitdrukkelijk heeft beperkt tot een bedrag van
ƒ 10.000,- (behoudens de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding) en van het overige of meerdere nadrukkelijk heeft afgezien. Bij vonnis van 31 mei 2001 heeft de kantonrechter verzekeraar veroordeeld tot betaling aan klaagster van een bedrag van ƒ 10.000,- met rente en kosten.
2001/57 Re
De klacht
Verzekeraar heeft schade-uitkering geweigerd met een beroep op artikel 2.5 aanhef en sub 4 van de van toepassing zijnde polisvoorwaarden. Klaagster
heeft dit standpunt laten toetsen door de kantonrechter, haar vordering beperkend tot een bedrag van ƒ 10.000,- teneinde de competentiegrens van de kantonrechter niet te passeren. De kantonrechter heeft klaagsters vordering van een bedrag van ƒ 10.000,- toegewezen. Vervolgens heeft verzekeraar te kennen gegeven het verschil tussen de vaste getaxeerde waarde van ƒ 11.995,- ex artikel 275 Wetboek van Koophandel en het bedrag van ƒ 10.000.- tot betaling waarvan hij veroordeeld was - een bedrag van ƒ 1.995,- - niet te zullen uitkeren. Volgens klaagster schaadt verzekeraar daardoor de goede naam van het verzekeringsbedrijf.
Het standpunt van verzekeraar
Artikel 5 van het Reglement Raad van Toezicht Verzekeringen bepaalt dat de Raad geen klachten behandelt die betrekking hebben op een bij de rechter of bij een andere, ter beslechting van geschillen in de verzekeringsovereenkomst of bemiddelingsovereenkomst aangewezen instantie aanhangige klacht of geschil dan wel wanneer de rechter of een hiervoor bedoelde instantie reeds over de klacht heeft geoordeeld.
Van deze situatie is sprake, zodat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor zover de klacht betrekking heeft op verzekeraars inhoudelijke standpunt met betrekking tot de zaak en de toepasselijkheid van het betreffende polisbeding. Verzekeraar zal tegen het veroordelend vonnis van de kantonrechter hoger beroep instellen, zodat de zaak ook nu nog onder de rechter is.
Aangezien de Raad om bovengenoemde reden de zaak niet inhoudelijk kan toetsen aan de goede naam van het verzekeringsbedrijf, gaat verzekeraar niet in op de door klaagster gestelde feiten en omstandigheden en het feit dat hij de door haar ingediende vordering niet in eerste instantie heeft gehonoreerd.
Als verzekeraar de klacht goed begrijpt dan klaagt klaagster erover dat hij niet meer betaalt dan het bedrag waartoe de kantonrechter hem, uitvoerbaar bij voorraad, heeft veroordeeld, ook al bedraagt de werkelijke schade meer.
Klaagster heeft de zaak, ondanks het feit dat deze tot de absolute competentie van de rechtbank behoort, aangebracht bij de kantonrechter.
Gezien het met de schade gemoeide bedrag had klaagster met verzekeraar kunnen trachten overeen te komen een zogenaamde art. 43 RO-procedure te starten, dan wel te dagvaarden voor de rechtbank. Nadeel van een art. 43 RO- procedure is dat hoger beroep is uitgesloten. Nadeel van een rechtbank-procedure is dat deze door de verplichte procesvertegenwoordiging relatief kostbaar is.
Kennelijk heeft de keuze van klaagster tot doel gehad te ontkomen aan de verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat en procureur en daarnaast de mogelijkheid van hoger beroep open te houden.
Bij vonnis van 12 oktober 2000 heeft de kantonrechter klaagster verzocht zich uit te laten over de vraag of zij afstand doet van haar vordering voor zover deze uitgaat boven het bedrag van ƒ 10.000,-. Per fax van 24 oktober 2000 heeft klaagster afstand gedaan.
Nadat de kantonrechter vonnis had gewezen heeft verzekeraar uiteraard aan het vonnis voldaan.
Nu verzekeraar is veroordeeld, is klaagster geconfronteerd met de gevolgen van de bewuste keuze die zij voorafgaande aan de procedure heeft gemaakt.
Verzekeraar heeft er begrip voor dat zij de gevolgen van haar beslissing betreurt. Hij is echter van mening dat hij niet de goede naam van het verzekeringsbedrijf
2001/57 Re
heeft geschaad. Immers, de gevolgen van de keuze van klaagster zijn verzekeraar niet toe te rekenen.
In een rechtsstaat is het niet mogelijk om een verdergaande prestatie van een partij te verlangen dan waartoe de rechter die partij heeft veroordeeld. Ook van een verzekeraar kan dus niet meer geëist worden dan rechtens tussen partijen geldt op grond van een vonnis. Eerder besliste de Raad van Toezicht al dat het niet in strijd met de goede naam van het verzekeringsbedrijf is om aan een verzekerde uitsluitend het bedrag van de proceskostenveroordeling te vergoeden ondanks de veel hogere werkelijke kosten. Ook in dat geval verlangde de verzekerde van de verzekeraar meer vergoeding dan de rechter had toegewezen.
De absolute competentie van de kantonrechter is van openbare orde (zie Snijders, Ynzonides en Meijer, Nederlands Burgerlijk Procesrecht, Zwolle 1993, nr 182). Als de Raad van Toezicht zou oordelen dat verzekeraar de goede naam van het verzekeringsbedrijf schaadt door niet meer te betalen dan het door de rechter toegewezen bedrag, zou dat die openbare orde raken. Immers, een dergelijke uitspraak zou de mogelijkheid openen om, ongeacht het belang, verzekeringszaken aan te brengen bij de kantonrechter en de vordering te beperken tot een bedrag van ƒ 10.000,-. Vervolgens zou de verzekeraar dan toch volledig moeten presteren om te voorkomen dat in strijd met de goede naam wordt gehandeld. Praktisch gezien zou de kantonrechter dan dus onbeperkte rechtsmacht krijgen in verzekeringszaken. Een dergelijk resultaat zou in strijd zijn met het uitgangspunt dat de absolute competentie van de kantonrechter van openbare orde is.
Het commentaar van klaagster
Klaagster heeft, kennis genomen hebbend van het verweer van verzekeraar, haar klacht gehandhaafd. Zij ontkent dat haar klacht inhoudelijk is beoordeeld door de kantonrechter. Haar klacht betreft het navolgende.
Blijkens de polis is klaagster met verzekeraar overeengekomen op basis van artikel 274 Wetboek van Koophandel een waarde van ƒ 11.950,- aan de hoorn toe te kennen. De goede naam van het verzekeringsbedrijf wordt geschaad, indien dit bedrag wel als uitgangspunt voor de premieberekening wordt genomen, de rechter het door verzekeraar gedane beroep op een uitsluiting in het geheel niet honoreert maar het desondanks verzekeraar vrijstaat een beroep te doen op een eenzijdig door klaagster gehanteerde beperking van de hoogte van de schade. Dit temeer
nu blijkt dat verzekeraar zeer goed begrijpt waarom klaagster zichzelf deze beperking heeft opgelegd. Tot op heden heeft verzekeraar geen uitvoering gegeven aan het - gestelde - voornemen om hoger beroep in te stellen.
Het oordeel van de Raad
1. In artikel 5 onder c van het Reglement Raad van Toezicht Verzekeringen is bepaald: ‘De Raad behandelt geen klachten die betrekking hebben op een bij de rechter of bij een andere, ter beslechting van geschillen in de verzekeringsovereenkomst of bemiddelings- overeenkomst aangewezen instantie aanhangige klacht of geschil dan wel wanneer de rechter of een hiervoor bedoelde instantie reeds over de klacht heeft geoordeeld’. Het laatste gedeelte van deze bepaling heeft tot strekking te voorkomen dat een zaak waarin de rechter heeft geoordeeld, door behandeling in een klachtprocedure voor de Raad zou kunnen worden heropend of voortgezet, al dan niet op grond van nieuwe of aanvullende stellingen.
2. De kwestie waarop de onderhavige klacht betrekking heeft - een verschil van mening over de vraag tot welke schade-uitkering verzekeraar gehouden is ter zake van de
verzekerde hoorn - is aan de orde geweest in de procedure bij de kantonrechter en door deze beslist in diens vonnis van 31 mei 2001, waarbij verzekeraar is veroordeeld tot het 2001/57 Re
betalen van een bedrag van ƒ 10.000,-, zijnde het bedrag waartoe klaagster haar vordering uitdrukkelijk had beperkt. Nu klaagster niet te voren met verzekeraar is overeengekomen dat beperking van haar vordering in de procedure geen consequenties zou hebben voor de hoogte van de uit te keren schade, is klaagster aan haar afstand van het meerdere gebonden. Artikel 5 van het Reglement van de Raad verhindert mitsdien dat de klacht bij de Raad aan de orde kan komen.
3. Klaagster moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
De beslissing
De Raad verklaart klaagster in haar klacht niet-ontvankelijk.
Aldus is beslist op 1 oktober 2001 door Mr. D.H.M. Xxxxxxxxxx, voorzitter, Xx.
X. Xxxxxxxxx, Mr. J.G.C. Kamphuisen, Mr. Th. B. ten Kate en Mr. E.M. Wesseling-van Gent, leden van de Raad, in tegenwoordigheid van Mr. S.N.W. Xxxxxxxx, secretaris.
De Voorzitter:
(Mr. D.H.M. Peeperkorn)
De Secretaris:
(Mr. S.N.W. Karreman)