ASSOCIATIEOVEREENKOMST
ASSOCIATIEOVEREENKOMST
tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds
PREAMBULE
HET KONINKRIJK BELGIË, DE REPUBLIEK BULGARIJE,
DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK DENEMARKEN,
DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE REPUBLIEK ESTLAND, IERLAND,
DE HELLEENSE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK SPANJE, DE FRANSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK KROATIË,
DE ITALIAANSE REPUBLIEK, DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE REPUBLIEK LETLAND, DE REPUBLIEK LITOUWEN,
HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG, HONGARIJE,
DE REPUBLIEK MALTA,
HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE REPUBLIEK POLEN,
DE PORTUGESE REPUBLIEK, XXXXXXXX,
XX XXXXXXXXX XXXXXXXX, XX XXXXXXXXX XXXXXXXXX,
XX XXXXXXXXX XXXXxXX, HET KONINKRIJK ZWEDEN,
HET VERENIGD KONINKRIJK VaN GROOT-BRITTaNNIË EN NOORD-IERLaND,
verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd,
DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” of „de EU” genoemd, en
DE EUROPESE GEMEENSCHaP VOOR aTOOMENERGIE, hierna „Euratom” genoemd enerzijds, en
DE REPUBLIEK MOLDaVIË
anderzijds,
hierna gezamenlijk „de partijen” genoemd,
GEZIEN de gemeenschappelijke waarden en sterke banden van de partijen, die in het verleden in het kader van de part nerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds, en de Repu bliek Moldavië, anderzijds, zijn tot stand gekomen en worden ontwikkeld binnen het kader van het Europees Nabuur schapsbeleid en het Oostelijk Partnerschap, en erkennende de gemeenschappelijke wens van de partijen hun betrekkingen verder te ontwikkelen, te versterken en uit te breiden;
MET INaCHTNEMING VaN de Europese ambities en Europese keuze van de Republiek Moldavië;
ERKENNEND dat de gemeenschappelijke waarden waarop de EU is gebouwd — democratie, eerbiediging van de mensen rechten en de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat — ook aan de basis van de in deze overeenkomst beoogde poli tieke associatie en economische integratie liggen;
IN aaNMERKING NEMEND dat deze overeenkomst geen afbreuk doet aan de betrekkingen tussen de EU en de Republiek Moldavië en ruimte laat voor verdere ontwikkelingen;
ZICH ERVaN BEWUST dat de Republiek Moldavië als Europees land een gezamenlijke geschiedenis en gemeenschappelijke waarden deelt met de lidstaten van de Europese Unie en bereid is deze waarden ten uitvoer te leggen en te bevorderen, die de Republiek Moldavië ertoe hebben aangezet te kiezen voor Europa;
HET BELaNG ERKENNEND van het in februari 2005 tussen de EU en de Republiek Moldavië overeengekomen actieplan in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid voor de versterking van de betrekkingen tussen de EU en de Republiek Moldavië en bevordering van de hervormingen en het aanpassingsproces van de Republiek Moldavië om zo bij te dragen tot de geleidelijke economische integratie en de verdieping van de politieke associatie;
STREVEND naar de verdere versterking van de eerbiediging van de fundamentele vrijheden, de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren, de democratische beginselen, de rechtsstaat en behoorlijk bestuur;
HERINNEREND aaN, in het bijzonder, hun bereidheid om de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat te bevor deren, onder meer door hiervoor samen te werken binnen het kader van de Raad van Europa;
BEREID ZIJNDE een bijdrage te leveren aan de politieke en sociaaleconomische ontwikkeling van de Republiek Moldavië door middel van grootschalige samenwerking op een grote verscheidenheid van gebieden van gemeenschappelijk belang, zoals behoorlijk bestuur, vrijheid, veiligheid en justitie, handelsintegratie en versterkte economische samenwerking, werk gelegenheid en sociaal beleid, financieel beheer, openbaar bestuur en hervorming van het ambtenarenapparaat, partici patie van het maatschappelijk middenveld, institutionele opbouw, armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling;
ZICH VERBINDEND TOT alle beginselen en bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), in het bijzonder de Slotakte van Helsinki van 1975 van de Conferentie over veiligheid en samenwerking in Europa, de slotdocumenten van de conferenties van Madrid en Wenen van 1991 en 1992, het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa van 1990, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties van 1948 en het Europees Verdrag betreffende de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 1950;
HERINNEREND aan de wil van de partijen om de internationale vrede en veiligheid te bevorderen en te streven naar effi ciënt multilateralisme en de vreedzame oplossing van conflicten, in het bijzonder door nauw samen te werken binnen het kader van de Verenigde Naties (VN) en de OVSE;
ERKENNEND dat de actieve deelname van de Republiek Moldavië aan regionale samenwerkingsvormen van belang is;
ERNaaR STREVEND de regelmatige politieke dialoog over bilaterale en internationale vraagstukken van wederzijds belang verder te ontwikkelen, met inbegrip van regionale aspecten, rekening houdend met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU, met inbegrip van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB);
REKENING HOUDEND met de bereidheid van de EU om de internationale inspanningen te ondersteunen die tot doel hebben de soevereiniteit en de territoriale integriteit van de Republiek Moldavië te versterken en bij te dragen tot reïnte gratie van het land;
ERKENNEND hoe belangrijk de inzet van de Republiek Moldavië is om te komen tot een levensvatbare oplossing van het conflict in Transnistrië en de bereidheid van de EU om de rehabilitatie na het conflict te ondersteunen;
ZICH INZETTEND VOOR het voorkomen en bestrijden van alle vormen van georganiseerde misdaad, mensenhandel en corruptie en meer samenwerking bij terrorismebestrijding;
ZICH INZETTEND VOOR een verdieping van hun dialoog en samenwerking op het gebied van mobiliteit, migratie, asiel en grensbeheer, in de geest van het externe migratiebeleidskader van de EU, waarbij wordt gestreefd naar samenwerking inzake legale migratie, met inbegrip van circulaire migratie en bestrijding van illegale migratie en waarbij gezorgd wordt voor een efficiënte uitvoering van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Moldavië betref fende de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven;
ERKENNEND dat er geleidelijke stappen worden gezet om te gelegener tijd een visumvrije regeling in te voeren voor de burgers van de Republiek Moldavië, mits aan alle voorwaarden voor een goed beheerde en veilige mobiliteit wordt voldaan;
BEVESTIGEND dat de bepalingen van deze overeenkomst die binnen het toepassingsgebied van het derde deel, titel V, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen, het Verenigd Koninkrijk en Ierland als afzonderlijke overeenkomstsluitende partijen binden, en niet als deel van de Europese Unie, totdat de Unie tezamen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland de Republiek Moldavië ervan in kennis heeft gesteld dat het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland gebonden zijn als deel van de EU, overeenkomstig Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht. Indien het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland niet langer gebonden is als deel van de EU overeenkomstig artikel 4 bis van dit Protocol, moet de Unie tezamen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland de Republiek Moldavië onmiddellijk in kennis stellen van iedere wijziging in hun positie; in dat geval blijven zij op persoonlijke titel gebonden door de bepalingen van de overeenkomst. Hetzelfde geldt voor Denemarken, overeenkomstig Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken dat aan die verdragen is gehecht;
BELaNG HECHTEND aaN de beginselen van de vrijemarkteconomie en de bereidheid van de EU bevestigend om bij te dragen tot de economische hervormingen in de Republiek Moldavië;
ZICH INZETTEND VOOR de inachtneming van milieubehoeften met inbegrip van grensoverschrijdende samenwerking en tenuitvoerlegging van multilaterale internationale overeenkomsten en voor de eerbiediging van de beginselen van duur zame ontwikkeling;
STREVEND naar een geleidelijke economische integratie in de interne markt van de EU, zoals in deze overeenkomst is bepaald, onder meer met een diepe en brede vrijhandelsruimte (DCFTa) die integraal deel uitmaakt van deze overeen komst;
BEREID om een diepe en brede vrijhandelsruimte op te zetten, waarbij wordt voorzien in een verregaande aanpassing van de regelgeving en liberalisering van de markttoegang, met inachtneming van de rechten en plichten die voortvloeien uit het lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) van de partijen en de transparante toepassing van die rechten en verplichtingen;
VaN OORDEEL dat deze overeenkomst een nieuw klimaat zal scheppen voor de economische relaties tussen de partijen en vooral ook voor de ontwikkeling van handel, investeringen en de stimulering van concurrentie, factoren die essentieel zijn voor de economische herstructurering en modernisering;
ZICH INZETTEND VOOR de continuïteit van de energievoorziening, de bevordering van de ontwikkeling van geschikte infrastructuur, betere marktintegratie en aanpassing van de regelgeving aan de essentiële punten van het EU-acquis, de stimulering van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen;
ERKENNEND dat meer samenwerking op energiegebied nodig is, en de partijen het engagement zijn aangegaan om Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap (hierna „het Energiegemeenschapsverdrag” genoemd) uit te voeren;
ERNaaR STREVEND het niveau van de volksgezondheid en de bescherming van de menselijke gezondheid te verhogen, als basisvoorwaarde voor duurzame ontwikkeling en economische groei;
ZICH INZETTEND VOOR de contacten tussen mensen, onder meer door samenwerking en uitwisselingen op het vlak van onderzoek, ontwikkeling, onderwijs en cultuur;
ZICH INZETTEND VOOR grensoverschrijdende en interregionale samenwerking, in een geest van goed nabuurschap;
BEVESTIGEND dat de Republiek Moldavië heeft toegezegd om haar wetgeving op de relevante terreinen geleidelijk aan te passen aan die van de EU en om deze aanpassingen daadwerkelijk ten uitvoer te leggen;
BEVESTIGEND dat de Republiek Moldavië heeft toegezegd om haar administratieve en institutionele structuur te ontwik kelen voor zover dit noodzakelijk is om deze overeenkomst te handhaven;
REKENING HOUDEND met de bereidheid van de EU om steun te verlenen voor de tenuitvoerlegging van hervormingen en daartoe gebruik te maken van alle beschikbare instrumenten voor samenwerking en technische, financiële en economi sche bijstand,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Doelstellingen
1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds.
2. Deze associatie heeft ten doel:
a) een politieke associatie en economische integratie te bevorderen tussen de partijen op basis van gemeenschappelijke waarden en nauwe banden, onder meer door de deelname van de Republiek Moldavië aan het beleid, de programma's en de agentschappen van de EU te vergroten;
b) het kader voor een versterkte politieke dialoog verder uit te bouwen op alle terreinen van wederzijds belang, zodat nauwe politieke betrekkingen tussen de partijen kunnen ontstaan;
c) bij te dragen tot de versterking van de democratie en de politieke, economische en institutionele stabiliteit in de Repu bliek Moldavië;
d) vrede en stabiliteit te bevorderen, te bewaren en te versterken, zowel op regionaal als op internationaal niveau, onder meer door de inspanningen te bundelen om bronnen van spanning weg te nemen, de grensbeveiliging te verhogen en grensoverschrijdende samenwerking en betrekkingen van goed nabuurschap te bevorderen;
e) de samenwerking op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht te ondersteunen en uit te bouwen, ter versterking van de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, alsook op het vlak van de mobiliteit en de contacten tussen mensen;
f) steun te verlenen aan de inspanningen van de Republiek Moldavië voor de ontwikkeling van haar economisch poten tieel via internationale samenwerking, ook door de aanpassing van de wetgeving aan die van de EU;
g) de voorwaarden te scheppen voor sterkere economische banden en handelsrelaties met het oog op de geleidelijke integratie van de Republiek Moldavië in de interne markt van de EU, zoals in deze overeenkomst is bepaald, onder meer door het opzetten van een diepe en brede vrijhandelsruimte, waarbij wordt voorzien in een verregaande aanpas sing van de regelgeving en liberalisering van de markttoegang, met inachtneming van de rechten en plichten die voortvloeien uit het lidmaatschap van de WTO van de partijen en de transparante toepassing van die rechten en verplichtingen; en
h) de voorwaarden te scheppen voor steeds nauwere samenwerking op andere gebieden van wederzijds belang.
TITEL I
ALGEMENE BEGINSELEN
Artikel 2
1. Eerbiediging van de democratische beginselen, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden zoals deze zijn vastgesteld in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en gedefinieerd in het Europees Verdrag tot bescher ming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de Slotakte van Helsinki van 1975 van de Conferentie over veiligheid en samenwerking in Europa en het Handvest van Parijs voor een nieuw Europa van 1990 vormt de grondslag van het binnen- en buitenlandse beleid van de partijen en is een essentieel element van deze overeenkomst. De bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens, verwante materialen en de overbrengingsmiddelen daar voor is eveneens een essentieel element van deze overeenkomst.
2. De partijen bevestigen hun gehechtheid aan de beginselen van een vrijemarkteconomie, duurzame ontwikkeling en effectief multilateralisme.
3. De partijen bevestigen dat zij de beginselen van de rechtsstaat en behoorlijk bestuur, alsook hun internationale verplichtingen, met name in het kader van de VN, de Raad van Europa en de OVSE, zullen in acht nemen.
4. De partijen verbinden zich ertoe samenwerking en betrekkingen van goed nabuurschap te bevorderen, met inbegrip van samenwerking bij de ontwikkeling van projecten van gemeenschappelijk belang, met name die welke betrekking hebben op het voorkomen en bestrijden van corruptie, al dan niet georganiseerde criminele activiteiten, met inbegrip van die met een transnationaal karakter, en terrorisme. Die verbintenis is van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van de betrekkingen en de samenwerking tussen de partijen en draagt bij tot vrede en stabiliteit in de regio.
TITEL II
POLITIEKE DIALOOG EN HERVORMINGEN, SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN HET BUITENLANDS EN VEILIG- HEIDSBELEID
Artikel 3
Doelstellingen van de politieke dialoog
1. De politieke dialoog tussen de partijen over alle gebieden van wederzijds belang — zowel kwesties van buitenlands en veiligheidsbeleid als binnenlandse hervormingen — zal verder worden ontwikkeld en versterkt. Hierdoor zal de doel treffendheid van de politieke samenwerking toenemen en zal de convergentie op het vlak van buitenlands en veiligheids beleid worden bevorderd.
2. De doelstellingen van de politieke dialoog zijn:
a) een diepere politieke associatie en meer convergentie en doeltreffendheid op het vlak van politiek en veiligheidsbeleid;
b) meer internationale stabiliteit en veiligheid, op basis van efficiënt multilateralisme;
c) meer samenwerking en dialoog tussen de partijen over internationale veiligheid en crisisbeheersing, in het bijzonder om wereldwijde en regionale problemen en de belangrijkste dreigingen aan te pakken;
d) meer resultaatgerichte en praktische samenwerking tussen de partijen om te komen tot vrede, veiligheid en stabiliteit op het Europese continent;
e) meer respect voor de democratische beginselen, de rechtsstaat en goed bestuur, de mensenrechten en fundamentele vrijheden, met inbegrip van de rechten van personen die behoren tot minderheden, en bijdragen tot consolidering van binnenlandse politieke hervormingen;
f) verdere dialoog en meer samenwerking tussen de partijen op het vlak van veiligheid en defensie; en
g) eerbiediging en bevordering van de beginselen van soevereiniteit en territoriale integriteit, onschendbaarheid en onaf hankelijkheid.
Artikel 4
Binnenlandse hervormingen
De partijen werken samen op de volgende terreinen:
a) ontwikkeling, consolidatie en verhoging van de stabiliteit en doeltreffendheid van de democratische instellingen en de rechtsstaat;
b) eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden;
c) verdere vooruitgang op het vlak van gerechtelijke en wettelijke hervormingen, om de onafhankelijkheid van de recht spraak te waarborgen, de bestuurlijke capaciteit van de rechterlijke macht te versterken en de onpartijdigheid en doel treffendheid van de rechtshandhavingsinstanties te garanderen;
d) voortzetting van de hervormingen van de overheidsdiensten en opbouw van een verantwoordelijk, efficiënt, transpa rant en professioneel overheidsapparaat; en
e) een doeltreffende corruptiebestrijding, in het bijzonder met het oog op de versterking van de internationale samen werking inzake corruptiebestrijding en een doeltreffende tenuitvoerlegging van de desbetreffende internationale rechtsinstrumenten, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie van 2003.
Artikel 5
Buitenlands en veiligheidsbeleid
1. De partijen intensiveren hun dialoog en samenwerking en ondersteunen de geleidelijke convergentie op het vlak van buitenlands en veiligheidsbeleid, met inbegrip van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), en besteden bijzondere aandacht aan conflictpreventie en crisisbeheersing, regionale stabiliteit, ontwapening, non-prolife ratie, wapenbeheersing en uitvoercontrole. Samenwerking wordt gebaseerd op gemeenschappelijke waarden en gezamen lijke belangen, is gericht op meer convergentie en doeltreffendheid van het beleid, waarbij gebruik wordt gemaakt van bilaterale, internationale en regionale fora.
2. De partijen bevestigen hun gehechtheid aan de beginselen van respect voor soevereiniteit en territoriale integriteit, onschendbaarheid van de grenzen en onafhankelijkheid als bepaald in het Handvest van de Verenigde Naties en in de Slotakte van Helsinki van 1975 van de Conferentie over veiligheid en samenwerking in Europa, en dat zij deze begin selen ondersteunen in hun bilaterale en multilaterale betrekkingen.
Artikel 6
Internationaal Strafhof
1. De partijen bevestigen opnieuw dat de ernstigste misdrijven die de gehele internationale gemeenschap aangaan, niet ongestraft mogen blijven en dat de effectieve vervolging ervan moet worden gewaarborgd door maatregelen op nationaal en internationaal niveau, onder meer in het Internationaal Strafhof (ICC).
2. De partijen zijn van oordeel dat de oprichting en doeltreffende werking van het ICC een belangrijke ontwikkeling is voor de internationale vrede en gerechtigheid. De partijen komen overeen het ICC te ondersteunen door het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof en de bijhorende instrumenten ten uitvoer te leggen, met passende aandacht voor de integriteit van het Statuut.
Artikel 7
Conflictpreventie en crisisbeheersing
De partijen intensiveren de praktische samenwerking op het vlak van conflictpreventie en crisisbeheersing, in het bijzonder met het oog op de mogelijke deelname van de Republiek Moldavië aan civiele en militaire operaties inzake crisisbeheersing onder leiding van de EU en aan oefeningen en opleidingen, die van geval tot geval en na een eventueel verzoek van de EU tot stand komt.
Artikel 8
Regionale stabiliteit
1. De partijen voeren hun gezamenlijke inspanningen op voor meer stabiliteit, veiligheid en democratische ontwikke ling in de regio, en in het bijzonder om samen te werken aan een vreedzame oplossing voor de regionale conflicten.
2. De partijen bevestigen dat zij blijven streven naar een blijvende oplossing van het conflict in Transnistrië, met volledige inachtneming van de soevereiniteit en territoriale integriteit van de Republiek Moldavië, en met het oog op een gezamenlijke wederopbouw na het conflict. In afwachting van een oplossing voor het conflict in Transnistrië en zonder afbreuk te doen aan de vastgestelde onderhandelingsformule, blijft dit vraagstuk een van de essentiële punten op de agenda van de politieke dialoog en samenwerking tussen de partijen, alsook in het kader van de dialoog en de samen werking met andere belanghebbende actoren.
3. Die inspanningen verlopen volgens de gezamenlijke beginselen voor handhaving van internationale vrede en veilig heid als bepaald in het Handvest van de Verenigde Naties, de Slotakte van Helsinki van 1975 van de Conferentie over veiligheid en samenwerking in Europa en andere relevante multilaterale documenten.
Artikel 9
Massavernietigingswapens
1. De partijen zijn van oordeel dat de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daar voor, onder zowel staten als niet-statelijke actoren, een van de ernstigste bedreigingen voor de internationale vrede en stabiliteit vormt. De partijen komen daarom overeen samen te werken en bij te dragen tot de bestrijding van de versprei ding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, door volledige naleving en nationale tenuit voerlegging van hun bestaande verplichtingen op grond van de internationale ontwapenings- en non-proliferatiever dragen en -overeenkomsten en andere internationale verplichtingen op dit gebied. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel element van deze overeenkomst vormt.
2. De partijen komen bovendien overeen samen te werken en bij te dragen aan de strijd tegen massavernietigingswa pens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, door:
a) maatregelen te nemen, gericht op de ratificatie van alle andere internationale instrumenten ter zake, of, in voorko mend geval, op aansluiting daarbij, en op de volledige tenuitvoerlegging daarvan; en
b) een effectief stelsel van nationale exportcontroles op te zetten met het oog op de beheersing van uitvoer en doorvoer van goederen die betrekking hebben op massavernietigingswapens, met inbegrip van een controle op eindgebruik als massavernietigingswapen van technologieën voor tweeërlei gebruik, alsmede effectieve sancties op overtreding van de exportcontroles.
3. De partijen stellen een regelmatige politieke dialoog in ter begeleiding en consolidatie van deze elementen.
Artikel 10
Controle op de uitvoer van handvuurwapens, lichte wapens en conventionele wapens
1. De partijen erkennen dat de illegale productie en overdracht van en de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, alsmede de buitensporige accumulatie, slecht beheer, inadequaat beveiligde voorraden en ongecontroleerde verspreiding ervan een ernstige bedreiging voor de vrede en de internationale veiligheid blijven vormen.
2. De partijen komen overeen hun verplichtingen met betrekking tot de aanpak van de illegale handel in handvuurwa pens en lichte wapens en munitie daarvoor na te komen en volledig ten uitvoer te leggen, overeenkomstig de bestaande internationale verdragen en de resoluties van de VN-Veiligheidsraad, evenals hun verbintenissen in het kader van andere internationale instrumenten op dit gebied, zoals het VN-actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten.
3. De partijen verbinden zich ertoe samen te werken en toe te zien op de coördinatie, complementariteit en synergie bij de aanpak van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor en de vernietiging van overtollige voorraden, op mondiaal, regionaal, subregionaal en nationaal niveau.
4. Daarnaast stemmen de partijen ermee in te blijven samenwerken op het vlak van de controle op de uitvoer van conventionele wapens in het licht van het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie.
5. De partijen stellen een regelmatige politieke dialoog in ter begeleiding en consolidatie van deze maatregelen.
Artikel 11
Internationale samenwerking bij terrorismebestrijding
1. De partijen komen overeen samen te werken op bilateraal, regionaal en internationaal niveau om terrorisme te voorkomen en te bestrijden, overeenkomstig het internationale recht, de desbetreffende VN-resoluties, de internationale mensenrechten, het vluchtelingenrecht en het humanitaire recht.
2. Daartoe werken zij in het bijzonder samen ter verdieping van de internationale consensus over de bestrijding van terrorisme, met inbegrip van de juridische definitie van terroristische daden, en door te streven naar overeenstemming over het alomvattend Verdrag betreffende internationaal terrorisme.
3. In het kader van de volledige tenuitvoerlegging van Resolutie 1373 (2001) van de VN-Veiligheidsraad en andere relevante VN-instrumenten, toepasselijke internationale verdragen en instrumenten wisselen de partijen informatie uit over terroristische organisaties en groeperingen en hun activiteiten en de netwerken die hen ondersteunen, overeenkom stig het internationale recht en de wetgeving van de partijen.
TITEL III
VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHT
Artikel 12
Rechtsstaat
1. Bij hun samenwerking op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht hechten de partijen bijzonder belang aan de bevordering van de rechtsstaat, met inbegrip van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de toegang tot het gerecht en het recht op een eerlijk proces.
2. De partijen werken nauw samen voor een doeltreffend functioneren van de instellingen op het gebied van rechts handhaving en rechtsbedeling.
3. Respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden is de leidraad voor alle samenwerking inzake vrij heid, veiligheid en recht.
Artikel 13
Bescherming van persoonsgegevens
1. De partijen komen overeen samen te werken om een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens te waar borgen overeenkomstig de rechtsinstrumenten en -normen van de EU, de Raad van Europa en op internationaal vlak.
2. Op elke verwerking van persoonsgegevens zijn de in bijlage I bij deze overeenkomst bedoelde wettelijke bepalingen van toepassing. De overdracht van persoonsgegevens tussen de partijen vindt alleen plaats wanneer een dergelijke over dracht nodig is voor de uitvoering door de bevoegde autoriteiten van de partijen van deze of andere overeenkomsten die tussen de partijen zijn gesloten.
Artikel 14
Migratie, asiel en grensbeheer
1. De partijen herbevestigen het belang van het gezamenlijk beheer van migratiestromen tussen hun grondgebieden en verdiepen de bestaande brede dialoog over alle migratiegerelateerde kwesties, waaronder legale migratie, internationale bescherming, illegale migratie, mensensmokkel en mensenhandel.
2. De samenwerking wordt gebaseerd op een analyse van de specifieke behoeften, die in onderling overleg door de partijen wordt verricht, en wordt overeenkomstig de desbetreffende wetgeving uitgevoerd. De samenwerking richt zich in het bijzonder op:
a) de achterliggende oorzaken en gevolgen van migratie;
b) de ontwikkeling en uitvoering van nationale wetgeving en praktijken met betrekking tot internationale bescherming, teneinde te voldoen aan de bepalingen van het Verdrag van Genève van 1951 inzake de status van vluchtelingen en het bijbehorende protocol van 1967 en andere relevante internationale instrumenten, en teneinde ervoor te zorgen dat het beginsel van non-refoulement gerespecteerd wordt;
c) de toelatingscriteria, alsmede de rechten en de status van toegelaten personen, de eerlijke behandeling en integratie van legale buitenlandse ingezetenen, onderwijs en opleiding en maatregelen tegen racisme en vreemdelingenhaat;
d) de opzet van een doelmatige en preventieve aanpak van illegale immigratie, smokkel van migranten en mensen handel, onder meer door netwerken en criminele organisaties van handelaars en smokkelaars te bestrijden en de slachtoffers van deze praktijken te beschermen;
e) het bevorderen en vergemakkelijken van de terugkeer van illegale migranten; en
f) wat betreft het beheer van de grenzen en de beveiliging van documenten, op organisatie, opleiding, beste praktijken en andere operationele vraagstukken alsook op de versterking van de samenwerking tussen het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (FRONTEX) en de grensbewakingsdiensten van de Republiek Moldavië.
3. Samenwerking kan ook de circulaire migratie bevorderen en aldus bijdragen tot de ontwikkeling.
Artikel 15
Verkeer van personen
1. De partijen zorgen voor de volledige tenuitvoerlegging van
a) de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Moldavië betreffende de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven, die op 1 januari 2008 in werking is getreden, en
b) de op 1 januari 2008 in werking getreden overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Moldavië inzake de versoepeling van de afgifte van visa, als gewijzigd op 27 juni 2012.
2. De partijen streven naar meer mobiliteit van burgers en blijven geleidelijk evolueren in de richting van de gemeen schappelijke doelstelling van een op termijn visumvrije regeling, mits aan alle voorwaarden voor een goed beheerde en veilige mobiliteit wordt voldaan, als bepaald in het actieplan voor visumliberalisering.
Artikel 16
Voorkoming en bestrijding van georganiseerde misdaad, corruptie en andere illegale activiteiten
1. De partijen werken samen aan de voorkoming en bestrijding van al dan niet georganiseerde criminele en illegale activiteiten, met inbegrip van die met een transnationaal karakter, zoals:
a) mensensmokkel en mensenhandel;
b) goederensmokkel en illegale handel in goederen, met inbegrip van handvuurwapens en drugs;
c) illegale economische en financiële activiteiten, zoals namaak, fiscale fraude en fraude bij openbare aanbestedingen;
d) fraude, zoals omschreven in titel VI (Financiële bijstand, fraudebestrijding en controle) van deze overeenkomst, bij door internationale donoren gefinancierde projecten;
e) actieve en passieve corruptie, zowel in de particuliere als openbare sector, met inbegrip van het misbruik van functies en ongeoorloofde beïnvloeding;
f) het vervalsen van documenten en het afleggen van onjuiste verklaringen; en
g) computercriminaliteit.
2. De partijen verbeteren de bilaterale, regionale en internationale samenwerking tussen rechtshandhavingsinstanties, waarbij zij onder meer de samenwerking versterken tussen de Europese Politiedienst (Europol) en de desbetreffende auto riteiten van de Republiek Moldavië. De partijen verbinden zich tot de effectieve tenuitvoerlegging van de desbetreffende internationale normen, in het bijzonder die welke zijn vastgelegd in het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grens overschrijdende georganiseerde misdaad (UNTOC) van 2000 en de drie protocollen daarbij, het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie van 2003 en de desbetreffende instrumenten van de Raad van Europa tot het voorkomen en bestrijden van corruptie.
Artikel 17
Bestrijding van drugs
1. Binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden werken de partijen samen met het oog op een evenwichtige en geïntegreerde aanpak van drugsvraagstukken. Het beleid en de maatregelen met betrekking tot drugs zijn gericht op het versterken van de structuren om drugs te bestrijden, het beperken van het aanbod aan, de handel in en de vraag naar drugs, waarbij de gevolgen voor de gezondheid en de maatschappelijke consequenties van drugsgebruik worden aange pakt, en op het doeltreffender voorkomen dat chemische stoffen onrechtmatig worden gebruikt voor de illegale productie van drugs en psychotrope stoffen.
2. De partijen komen overeen welke samenwerkingsmethoden nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken. De acti viteiten worden gebaseerd op onderling overeengekomen beginselen, overeenkomstig de desbetreffende internationale verdragen, EU-drugsstrategie (2013-2020), de Politieke Verklaring inzake richtsnoeren om de vraag naar drugs te verminderen, goedgekeurd door de twintigste speciale zitting van de algemene Vergadering van de Verenigde Naties inzake drugs van juni 1998.
Artikel 18
Witwassen van geld en financiering van terrorisme
1. De partijen werken samen om te voorkomen dat hun financiële systemen en relevante niet-financiële sectoren worden gebruikt voor het witwassen van de opbrengsten uit criminele activiteiten, alsmede voor de financiering van terrorisme. Deze samenwerking strekt zich uit tot inbeslagneming van vermogensbestanddelen of gelden die uit de opbrengsten van criminele activiteiten zijn verkregen.
2. Door de samenwerking op dit vlak moet het mogelijk worden relevante informatie uit te wisselen in het kader van de respectieve wetgevingen en passende normen vast te stellen voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, die vergelijkbaar zijn met die van de internationale instanties op dit gebied, zoals de Finan cial action Task Force (FaTF).
Artikel 19
Bestrijding van terrorisme
De partijen komen overeen samen te werken aan preventie en bestrijding van terroristische daden met volledige inacht neming van de rechtsstaat, het internationale recht inzake de mensenrechten, het vluchtelingenrecht en het humanitaire recht, en overeenkomstig de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de VN van 2006 en hun respectievelijke wet- en regelgeving. Zij doen dit in het bijzonder in het kader van de volledige tenuitvoerlegging van de resoluties 1267 (1999), 1373 (2001), 1540 (2004) en 1904 (2009) van de VN-Veiligheidsraad en andere relevante VN-instru menten en toepasselijke internationale overeenkomsten en instrumenten:
a) door informatie uit te wisselen over terroristische groeperingen en ondersteunende netwerken, overeenkomstig het nationale en internationale recht;
b) door van gedachten te wisselen over terroristische tendensen en manieren en methoden om terrorisme te bestrijden, op technisch gebied en op het gebied van opleiding, en door ervaringen uit te wisselen over het voorkomen van terrorisme; en
c) door goede praktijken uit te wisselen betreffende de bescherming van de mensenrechten in het kader van de strijd tegen het terrorisme.
Artikel 20
Juridische samenwerking
1. De partijen komen overeen justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken uit te bouwen, in het bijzonder wat betreft de onderhandeling, ratificatie en tenuitvoerlegging van multilaterale verdragen inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, waaronder de verdragen van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht op het gebied van internationale juridische samenwerking en procesvoering alsmede de bescherming van kinderen.
2. Wat de juridische samenwerking in strafzaken betreft, streven de partijen naar verbetering van de samenwerking inzake wederzijdse juridische bijstand. Waar nodig impliceert dit de toetreding tot en uitvoering van de relevante interna tionale instrumenten van de Verenigde Naties en de Raad van Europa, en nauwere samenwerking met Eurojust.
TITEL IV
ECONOMISCHE EN ANDERE SECTORALE SAMENWERKING
HOOFDSTUK 1
Hervorming van het openbare bestuur
Artikel 21
De samenwerking is gericht op de ontwikkeling van een doeltreffend en verantwoordelijk openbaar bestuur in de Repu bliek Moldavië, met het oog op steun voor de tenuitvoerlegging van de rechtsstaat, zodat de openbare instellingen ten dienste staan van de hele bevolking van de Republiek Moldavië en een vlotte ontwikkeling van de betrekkingen tussen de Republiek Moldavië en haar partners kan worden bevorderd. Er zal bijzondere aandacht gaan naar de modernisering en de ontwikkeling van uitvoerende functies, om de burgers van de Republiek Moldavië kwaliteitsvolle dienstverlening te bieden.
Artikel 22
De samenwerking omvat de volgende gebieden:
a) de institutionele en functionele ontwikkeling van de overheid, met het oog op een doeltreffender werking en een doeltreffend, participatief en transparant besluitvormings- en strategische-planningsproces;
b) de modernisering van de overheidsdiensten, met inbegrip van de invoering en uitvoering van e-bestuur, voor een doeltreffender dienstverlening aan de burgers en goedkoper zakendoen;
c) het opzetten van een professionele openbare dienst op basis van het beginsel van de verantwoordingsplicht van beheerders en de doeltreffende overdracht van bevoegdheid, alsook eerlijke en transparante indienstneming, opleiding, evaluatie en bezoldiging;
d) doeltreffend en professioneel beheer van menselijke hulpbronnen en carrièreverloop; en
e) de bevordering van ethische waarden in de overheidsdienst.
Artikel 23
De samenwerking heeft betrekking op alle overheidsniveaus, met inbegrip van lokaal bestuur.
HOOFDSTUK 2
Economische dialoog
Artikel 24
1. De Europese Unie en de Republiek Moldavië vergemakkelijken het proces van economische hervormingen door beter inzicht in de basiselementen van hun respectieve economieën. De samenwerking tussen de partijen streeft naar een economisch beleid dat pertinent is voor een goed functionerende markteconomie, alsook naar de formulering en tenuit voerlegging van een dergelijk beleid.
2. De Republiek Moldavië streeft ernaar een goed functionerende markteconomie tot stand te brengen en haar beleid geleidelijk aan te passen aan het beleid van de EU, overeenkomstig de leidende beginselen van een gezond macro-econo misch en budgettair beleid, met inbegrip van de onafhankelijkheid van de centrale bank en prijsstabiliteit, gezonde over heidsfinanciën en een houdbare betalingsbalans.
Artikel 25
1. Tot dit doel komen de partijen overeen om samen te werken op de volgende gebieden:
a) uitwisseling van informatie over macro-economisch beleid en structurele hervormingen, alsook over macro-economi sche prestaties en vooruitzichten, en strategieën voor economische ontwikkeling;
b) gezamenlijke analyse van economische kwesties van wederzijds belang, met inbegrip van economische beleidsmaatre gelen en instrumenten voor de tenuitvoerlegging daarvan, zoals methoden voor het opstellen van economische prog nosen en strategische beleidsdocumenten, teneinde de beleidsvorming in de Republiek Moldavië te versterken over eenkomstig de beginselen en de werkwijzen van de EU; en
c) uitwisseling van expertise op macro-economisch en macrofinancieel gebied, met inbegrip van de overheidsfinanciën, ontwikkelingen en regelgeving in de financiële sector, monetair en wisselkoersbeleid en kaders, externe financiële bijstand, economische statistieken.
2. De samenwerking omvat tevens de uitwisseling van informatie over de beginselen en de werking van de Europese Economische en Monetaire Unie.
Artikel 26
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
HOOFDSTUK 3
Vennootschapsrecht, boekhouding en boekhoudkundige controle en corporate governance
Artikel 27
1. De partijen erkennen dat voor het tot stand brengen van een volwaardig functionerende markteconomie en voor het stimuleren van het handelsverkeer doeltreffende voorschriften en werkwijzen op het gebied van vennootschapsrecht en corporate governance noodzakelijk zijn, alsook op het gebied van boekhouding en boekhoudkundige controle, en komen daartoe overeen samen te werken:
a) inzake de bescherming van aandeelhouders, crediteuren en andere belanghebbenden, overeenkomstig de EU-voor schriften op dit gebied;
b) inzake de invoering van relevante internationale normen op nationaal niveau en de geleidelijke aanpassing van de regelgeving van de Republiek Moldavië aan die van de EU op het gebied van boekhouding en boekhoudkundige controle; en
c) inzake de verdere ontwikkeling van het beleid voor corporate governance overeenkomstig de internationale normen, alsmede de geleidelijke aanpassing van de regelgeving van de Republiek Moldavië aan de EU-voorschriften en -aanbevelingen op dit gebied.
2. De relevante EU-voorschriften en aanbevelingen zijn opgesomd in bijlage II bij deze overeenkomst.
Artikel 28
De partijen streven ernaar informatie en expertise uit te wisselen over zowel de bestaande systemen als relevante nieuwe ontwikkelingen op dit gebied. Voorts streven de partijen naar een verbetering van de uitwisseling van informatie tussen de bedrijfsregisters van de lidstaten en het nationale register van de bedrijven in de Republiek Moldavië.
Artikel 29
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 30
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage II bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 4
Werkgelegenheid, sociaal beleid en gelijke kansen
Artikel 31
De partijen versterken hun dialoog en samenwerking ter bevordering van de agenda voor waardig werk van de Interna tionale arbeidsorganisatie (ILO), het werkgelegenheidsbeleid, gezondheid en veiligheid op het werk, de sociale dialoog, de sociale bescherming, sociale integratie, gelijke kansen en antidiscriminatie, en sociale rechten, en dragen aldus bij tot de bevordering van meer en betere banen, armoedebestrijding, betere sociale samenhang, duurzame ontwikkeling en betere levenskwaliteit.
Artikel 32
De samenwerking die is gebaseerd op de uitwisseling van informatie en optimale werkwijzen, kan een aantal kwesties bestrijken op een van de volgende gebieden:
a) de armoedebestrijding en grotere sociale samenhang;
b) het werkgelegenheidsbeleid, met het oog op meer en betere banen met correcte arbeidsvoorwaarden, teneinde de informele economie en informele werkgelegenheid terug te brengen;
c) de bevordering van actieve arbeidsmarktmaatregelen en van doeltreffende arbeidsbemiddelingsdiensten ter modernise ring van de arbeidsmarkt en tot aanpassing aan de behoeften van de arbeidsmarkt;
d) de bevordering van een meer inclusieve arbeidsmarkt en meer inclusieve sociale-opvangsystemen ter integratie van benadeelde bevolkingsgroepen, zoals gehandicapten en personen uit minderheidsgroepen;
e) een doeltreffend beheer van arbeidsmigratie, teneinde het positieve effect ervan op de ontwikkeling te versterken;
f) gelijke kansen, ter bevordering van de gelijkheid tussen de geslachten en gelijke kansen voor mannen en vrouwen, alsook ter bestrijding van alle vormen van discriminatie;
g) sociaal beleid voor een betere sociale-beschermingsniveau, met inbegrip van sociale bijstand en sociale zekerheid, de modernisering van de sociale-zekerheidssystemen, wat betreft kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid;
h) de bevordering van de deelname van de sociale partners en van de sociale dialoog, onder meer door een versterking van de capaciteit van alle relevante belanghebbenden; en
i) de bevordering van gezondheid en veiligheid op het werk.
Artikel 33
De partijen moedigen de participatie aan van alle relevante belanghebbenden, in het bijzonder maatschappelijke organi saties en de sociale partners, in de beleidsontwikkeling en de beleidshervormingen in de Republiek Moldavië en in de samenwerking tussen de partijen in het kader van deze overeenkomst.
Artikel 34
De partijen streven naar meer samenwerking op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid binnen alle relevante regionale, multilaterale en internationale fora en organisaties.
Artikel 35
De partijen bevorderen maatschappelijk verantwoord ondernemen en verantwoordingsplicht en moedigen verantwoorde zakelijke praktijken aan, zoals bepleit in het Global Compact van de Verenigde Naties en de tripartiete beginselverklaring betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid van de ILO.
Artikel 36
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 37
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage III bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 5
Consumentenbescherming
Artikel 38
De partijen streven samen naar een hoog niveau van consumentenbescherming en verenigbaarheid van hun systemen voor consumentenbescherming.
Artikel 39
Om deze doelstellingen te verwezenlijken omvat de samenwerking indien nodig:
a) het streven naar aanpassing van de consumentenwetgeving, gebaseerd op de prioriteiten van bijlage IV bij deze over eenkomst, met vermijding van handelsbelemmeringen tot garandering van een reële keuze voor de consument;
b) de bevordering van de uitwisseling van informatie over systemen voor consumentenscherming, met inbegrip van consumentenwetgeving en de handhaving daarvan, de veiligheid van consumentenproducten, met inbegrip van markttoezicht, systemen en hulpmiddelen voor de informatie van consumenten, consumentenopvoeding, eigen verantwoordelijkheid en schadeloosstelling van consumenten, en verkoop- en dienstenovereenkomsten tussen hande laren en consumenten;
c) de bevordering van opleidingsactiviteiten voor overheidsambtenaren en andere vertegenwoordigers van consumenten belangen; en
d) de bevordering van de ontwikkeling van onafhankelijke consumentenverenigingen, met inbegrip van niet-gouverne mentele organisaties, en van contacten tussen consumentenvertegenwoordigers, alsook samenwerking tussen de auto riteiten en ngo's op het gebied van consumentenbescherming.
Artikel 40
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage IV bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 6
Statistiek
Artikel 41
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking inzake statistieken en dragen zo bij tot hun langetermijndoel stelling tijdig internationaal vergelijkbare en betrouwbare statistische gegevens te verstrekken. De verwachting is dat een duurzaam, efficiënt en professioneel onafhankelijk nationaal statistisch stelsel informatie oplevert die relevant is voor burgers, bedrijven en besluitvormers in de EU en in de Republiek Moldavië en hen in staat stelt op basis hiervan gefun deerde besluiten te nemen. Het nationale statistische stelsel dient de grondbeginselen van de officiële statistiek van de Verenigde Naties te respecteren en rekening te houden met het acquis van de EU op statistisch gebied, waaronder de Prak tijkcode Europese statistieken, teneinde het nationale statistische stelsel af te stemmen op de Europese normen.
Artikel 42
De samenwerking is gericht op:
a) verdere versterking van de capaciteit van het nationale stelsel voor statistiek, met nadruk op een gezonde wettelijke grondslag, de productie van adequate gegevens en metagegevens, verspreiding en gebruiksvriendelijkheid, rekening houdend met diverse gebruikersgroepen, met inbegrip van openbare en particuliere, academici en andere gebruikers;
b) verdere aanpassing van het statistische stelsel van de Republiek Moldavië aan het Europees statistisch systeem;
c) verfijning van de gegevensverstrekking aan de EU, rekening houdend met de toepassing van de relevante internatio nale en Europese methoden, waaronder statistische indelingen;
d) verbetering van de professionele capaciteit en de beheerscapaciteit van de medewerkers van het nationale bureau voor de statistiek, om de toepassing van de statistieknormen van de EU te vergemakkelijken en bij te dragen tot de ontwik keling van het statistische stelsel van de Republiek Moldavië;
e) uitwisseling tussen de partijen van ervaringen betreffende de ontwikkeling van statistische kennis; en
f) bevordering van integrale kwaliteitszorg voor alle statistische productieprocessen en de verspreiding van statistische gegevens.
Artikel 43
De partijen werken samen in het kader van het Europees statistisch systeem, waarbinnen Eurostat de Europese autoriteit voor de statistiek is. De samenwerking wordt onder meer op de volgende terreinen gericht:
a) demografische statistieken, met inbegrip van tellingen en sociale statistieken;
b) landbouwstatistieken, met inbegrip van landbouwtellingen en milieustatistieken;
c) bedrijfsstatistieken, met inbegrip van handelsregisters en het gebruik van administratieve bronnen voor statistische doeleinden;
d) macro-economische statistieken, met inbegrip van nationale rekeningen, statistieken in verband met buitenlandse handel, en statistieken in verband met buitenlandse rechtstreekse investeringen;
e) energiestatistieken, met inbegrip van energiebalansen;
f) regionale statistieken; en
g) horizontale activiteiten, met inbegrip van statistische indelingen, kwaliteitsbeheer, opleiding, verspreiding en gebruik van moderne informatietechnologieën.
Artikel 44
De partijen wisselen onder meer informatie en deskundigheid uit en zien toe op de verdere ontwikkeling van hun samenwerking, waarbij zij rekening houden met de in het kader van de diverse bijstandsprogramma's reeds opgebouwde ervaring met de hervorming van het statistische stelsel. Zij richten hun inspanningen op de afstemming op het acquis van de EU op statistisch gebied, op basis van de nationale strategie voor de ontwikkeling van het statistische stelsel van de Republiek Moldavië, waarbij zij rekening houden met de ontwikkeling van het Europees statistisch systeem. Bij de productie van statistische gegevens ligt de nadruk op de verdere ontwikkeling van steekproefenquêtes en het gebruik van administratieve gegevens, rekening houdende met de noodzaak om de belasting voor de respondenten te verminderen. De gegevens moeten relevant zijn voor de opzet en de monitoring van het beleid op sleutelgebieden van het sociale en economische leven.
Artikel 45
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd. Voor zover mogelijk moeten de activiteiten binnen het Europees statistisch systeem, met inbegrip van de opleiding, openstaan voor deelname van de Republiek Moldavië.
Artikel 46
1. De partijen verbinden zich ertoe een programma op te zetten en geregeld te herzien van geleidelijke aanpassing van de wetgeving van de Republiek Moldavië aan de EU-wetgeving op het gebied van statistiek.
2. Het acquis op statistisch gebied is opgenomen in het jaarlijks bijgewerkte compendium voor de statistiek, dat door de partijen als bijlage bij deze overeenkomst wordt beschouwd (bijlage V).
HOOFDSTUK 7
Beheer van de overheidsfinanciën: begrotingsbeleid, interne controle, financiële inspectie en externe audit
Artikel 47
De samenwerking op het gebied van dit hoofdstuk zal zich richten op de uitvoering van internationale normen en opti male werkwijzen van de EU op dit gebied, hetgeen zal bijdragen tot de ontwikkeling van een modern beheer van de overheidsfinanciën in de Republiek Moldavië, overeenkomstig de fundamentele beginselen van de EU en de internationale gemeenschap voor transparantie, verantwoordingsplicht, economie, doeltreffendheid en doelmatigheid.
Artikel 48
Begroting en boekhoudsystemen
De partijen werken samen met betrekking tot:
a) de verbetering en systematisering van de regelgevingsdocumenten voor de budgettaire, financiële, boekhoudkundige en rapportagesystemen en de harmonisatie daarvan op basis van internationale normen, tevens rekening houdend met de optimale werkwijzen in de openbare sector van de EU;
b) de voortdurende ontwikkeling van meerjarige begrotingsplanning en de aanpassing aan de optimale werkwijzen van de EU;
c) de bestudering van de praktijken van de Europese landen voor interbudgettaire betrekkingen, met het oog op verbete ringen op dit punt in de Republiek Moldavië;
d) de bevordering van de aanpassing van aanbestedingsprocedures aan de bestaande praktijken in de EU; en
e) de uitwisseling van informatie, ervaringen en goede praktijken, ook door de uitwisseling van personeel en gezamen lijke opleiding ter zake.
Artikel 49
Interne controle, financiële inspectie en externe audit
De partijen werken ook samen met betrekking tot:
a) de verdere verbetering van het interne-controlesysteem (met inbegrip van een functioneel onafhankelijke interneaudit functie) in nationale en lokale autoriteiten door middel van harmonisering met algemeen aanvaarde internationale normen en methoden en optimale EU-werkwijzen;
b) de ontwikkeling van een adequaat financieel-inspectiesysteem ter aanvulling van de interneauditfunctie (zonder deze te overlappen) en ter verzekering van een adequaat controlebereik voor de overheidsinkomsten en -uitgaven tijdens een overgangsperiode en daarna;
c) doeltreffende samenwerking tussen de actoren die betrokken zijn bij financieel beheer en controle, audit en insepctie en de actoren voor begroting, financiën en boekhouding voor een beter bestuur;
d) de versterking van de bevoegdheden van de centrale harmonisatie-eenheid van de interne controle op overheidsfinan ciën (PIFC);
e) de tenuitvoerlegging van internationaal aanvaarde externeauditnormen van de Internationale Organisatie van Hoge Controle-instanties (INTOSaI); en
f) de uitwisseling van informatie, ervaringen en goede praktijken, ook door de uitwisseling van personeel en gezamen lijke opleiding ter zake.
Artikel 50
Bestrijding van fraude en corruptie
De partijen werken ook samen met betrekking tot:
a) de uitwisseling van informatie, ervaring en goede praktijken;
b) betere methoden ter bestrijding en voorkoming van fraude en corruptie op de gebieden die door dit hoofdstuk worden bestreken, met inbegrip van samenwerking tussen de relevante overheidsorganen; en
c) het garanderen van doeltreffende samenwerking met de relevante EU-instellingen en organen, in het geval van controles ter plaatse, inspecties en audits die verband houden met het beheer en de controle van EU-middelen, volgens de relevante regels en procedures.
Artikel 51
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
HOOFDSTUK 8
Belastingen
Artikel 52
De partijen werken samen ter versterking van goed bestuur op fiscaal gebied, teneinde de economische betrekkingen, handel, investeringen en eerlijke concurrentie verder te verbeteren.
Artikel 53
Ten aanzien van artikel 52 van deze overeenkomst erkennen de partijen de beginselen van goed bestuur op fiscaal gebied, dat wil zeggen de beginselen van transparantie, uitwisseling van informatie en eerlijke belastingconcurrentie, zoals de lidstaten die op EU-niveau onderschrijven, en verbinden de partijen zich tot tenuitvoerlegging van deze begin selen. De partijen streven daartoe naar betere internationale samenwerking op fiscaal gebied, vergemakkelijking van het innen van legitieme belastingen en het treffen van maatregelen voor de doelmatige uitvoering van deze beginselen, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de Europese Unie en de lidstaten.
Artikel 54
De partijen intensiveren en versterken tevens hun samenwerking tot verbetering en ontwikkeling van het belastingstelsel en de belastingdienst van de Republiek Moldavië, met inbegrip van verbetering van de capaciteit voor belastinginning en
-controle, waarbij zij specifieke aandacht schenken aan de procedures voor de terugbetaling van belasting over de toege voegde waarde (btw), teneinde de opeenhoping van achterstallen te vermijden, doeltreffende belastinginning te verze keren en de strijd tegen belastingfraude en belastingontwijking te versterken. De partijen streven ernaar beter samen te werken en ervaringen uit te wisselen ter bestrijding van belastingfraude, in het bijzonder carrouselfraude.
Artikel 55
De partijen ontwikkelen hun samenwerking en harmoniseren hun beleid om fraude met en smokkel van accijnspro ducten te voorkomen en te bestrijden. Deze samenwerking omvat onder meer de geleidelijke onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor tabaksproducten, waarbij zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de beperkingen die de regionale context met zich meebrengt, onder meer door middel van een dialoog op regionaal niveau en overeenkomstig het kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging van 2003. De partijen zullen hiertoe streven naar versterking van hun samenwerking in regionaal verband.
Artikel 56
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 57
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage VI bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 9
Financiële diensten
Artikel 58
De partijen erkennen dat voor het tot stand brengen van een volwaardig functionerende markteconomie en voor het stimuleren van hun onderlinge handelsverkeer doeltreffende voorschriften en werkwijzen op het gebied van financiële diensten noodzakelijk zijn, en komen daartoe overeen samen te werken op het gebied van financiële diensten teneinde:
a) de aanpassing van de regelgeving voor financiële diensten aan de behoeften van een open markteconomie te steunen;
b) toe te zien op passende en doeltreffende bescherming van investeerders en andere consumenten van financiële dien sten;
c) de stabiliteit en integriteit van het financiële stelsel van de Republiek Moldavië in zijn geheel te verzekeren;
d) de samenwerking tussen de verschillende actoren van het financiële stelsel, waaronder regelgevende en toezichthou dende instanties, te bevorderen; en
e) onafhankelijk en doeltreffend toezicht te waarborgen.
Artikel 59
1. De partijen moedigen de samenwerking tussen bevoegde regelgevende en toezichthoudende autoriteiten aan, met inbegrip van de uitwisseling van informatie en expertise inzake de financiële markten en dergelijke maatregelen.
2. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de ontwikkeling van de administratieve capaciteit van dergelijke autori teiten, onder meer door middel van de uitwisseling van personeel en gezamenlijke opleiding.
Artikel 60
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 61
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage XXVIII-a bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 10
Industrie- en ondernemingsbeleid
Artikel 62
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking inzake het industrie- en ondernemingsbeleid en verbeteren zo het ondernemingsklimaat voor alle marktdeelnemers, maar met bijzondere nadruk op het midden- en kleinbedrijf. De versterkte samenwerking moet leiden tot een beter administratief en regelgevingsnetwerk voor bedrijven uit de EU en de Republiek Moldavië die in de EU en in de Republiek Moldavië actief zijn en moet gebaseerd zijn op het industriebeleid en het mkb-beleid van de EU, rekening houdende met internationaal erkende beginselen en praktijken op dit gebied.
Artikel 63
De partijen werken daartoe samen op de volgende terreinen:
a) uitvoering van strategieën voor de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf op basis van het Europees handvest voor kleine ondernemingen en toezicht op het uitvoeringsproces door regelmatige rapportage en dialoog. Deze samenwerking zal tevens aandacht hebben voor micro-ondernemingen die van zeer groot belang zijn zowel voor de economie van de EU als die van de Republiek Moldavië;
b) totstandbrenging van betere randvoorwaarden voor vergroting van het concurrentievermogen door uitwisseling van informatie en goede praktijken. Deze samenwerking omvat het beheer van structuurwijzigingen (herstructureringen), de ontwikkeling van publiek-particuliere partnerschappen en milieu- en energievraagstukken, zoals energie-efficiëntie en schonere productie;
c) vereenvoudiging en rationalisering van de regelgeving en de praktijk op dat gebied, met specifieke aandacht voor de uitwisseling van goede praktijken inzake regelgevingstechniek, ook wat de beginselen van de EU betreft;
d) aanmoediging van de ontwikkeling van een innovatiebeleid door middel van uitwisseling van informatie en goede praktijken over de commercialisering van onderzoek en ontwikkeling (waaronder instrumenten ter ondersteuning van startende technologiebedrijven), ontwikkeling van clusters en toegang tot financiering;
e) aanmoediging van meer contacten tussen bedrijven uit de EU en bedrijven uit de Republiek Moldavië en tussen deze bedrijven en de autoriteiten van de EU en de Republiek Moldavië;
f) ondersteuning van activiteiten op het gebied van exportpromotie in de Republiek Moldavië; en
g) ondersteuning voor de modernisering en herstructurering van de industrie van de Republiek Moldavië in bepaalde sectoren.
Artikel 64
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd. Hierbij zullen ook vertegenwoordigers worden betrokken van EU-bedrijven en bedrijven uit de Republiek Moldavië.
HOOFDSTUK 11
Mijnbouw en grondstoffen
Artikel 65
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking inzake de mijnbouw en de handel in grondstoffen om het wederzijds begrip te bevorderen, het ondernemingsklimaat te verbeteren en informatie-uitwisseling en samenwerking inzake vraagstukken op ander dan energiegebied te bevorderen, in het bijzonder wat betreft de winning van metaalertsen en industriële mineralen.
Artikel 66
De partijen werken daartoe samen op de volgende terreinen:
a) onderlinge uitwisseling van informatie over ontwikkelingen in de sector mijnbouw en grondstoffen;
b) uitwisseling van informatie over kwesries in verband met grondstoffen met het oog op de bevordering van bilaterale uitwisselingen;
c) uitwisseling van informatie en optimale werkwijzen in verband met duurzame ontwikkeling in de mijnbouw; en
d) uitwisseling van informatie en optimale werkwijzen in verband met opleiding, vaardigheden en veiligheid in de mijn bouw.
HOOFDSTUK 12
Landbouw en plattelandsontwikkeling
Artikel 67
De partijen werken samen ter bevordering van de ontwikkeling van de landbouw en het platteland, in het bijzonder door hun beleid en wetgeving geleidelijk op elkaar af te stemmen.
Artikel 68
De samenwerking tussen de partijen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling omvat onder andere de volgende gebieden:
a) vergroten van wederzijds begrip van het beleid met betrekking tot landbouw en plattelandsontwikkeling;
b) verbeteren van de bestuurlijke capaciteit op centraal en lokaal niveau voor het plannen, evalueren en tenuitvoerleggen van beleid overeenkomstig de EU-regelgeving en optimale werkwijzen;
c) bevorderen van de modernisering en duurzaamheid van de landbouwproductie;
d) delen van kennis en optimale werkwijzen op het gebied van plattelandsontwikkeling ter bevordering van het econo mische welzijn van plattelandsgemeenschappen;
e) verbeteren van de concurrentiepositie van de landbouwsector, de efficiëntie en transparantie van de markten;
f) bevorderen van een kwalitatief beleid en controlemechanismen daarvoor, meer bepaald geografische aanduidingen en biologische landbouw;
g) verspreiden van kennis en bevorderen van voorlichtingsdiensten aan landbouwproducenten; en
h) verbeteren van de harmonisering van kwesties binnen het kader van internationale organisaties waarvan de partijen lid zijn.
Artikel 69
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 70
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage VII bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 13
Visserij en maritiem beleid
afdeling 1
Visser ijbeleid
Artikel 71
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking over kwesties in verband met visserij en goed maritiem bestuur, waarbij zij nauwere bilaterale en multilaterale samenwerking ontwikkelen in de visserijsector. De partijen moedigen ook een geïntegreerde aanpak aan van visserijkwesties en ondersteunen duurzame ontwikkeling in de visserij.
Artikel 72
De partijen ondernemen gezamenlijke acties, wisselen informatie uit en helpen elkaar ter bevordering van:
a) goed bestuur en optimale werkwijzen met betrekking tot visserijbeheer, met het oog op de instandhouding en het beheer van de visbestanden, op duurzame wijze en op basis van de ecosysteemaanpak;
b) verantwoorde visvangst en verantwoord visserijbeheer overeenkomstig de beginselen van duurzame ontwikkeling, om de visbestanden en ecosystemen gezond te houden; en
c) samenwerking via passende regionale organisaties die verantwoordelijk zijn voor beheer en behoud van levende aqua tische hulpbronnen.
Artikel 73
De partijen ondersteunen initiatieven zoals de uitwisseling van ervaringen en het verlenen van steun om te zorgen voor de uitvoering van een duurzaam visserijbeleid, onder meer:
a) beheer van visserij en aquacultuurhulpbronnen;
b) inspectie en controle van visserijactiviteiten, en de ontwikkeling van de bijbehorende administratieve en gerechtelijke structuren die passende maatregelen kunnen toepassen;
c) inzameling van gegevens over de vangst en de aanvoer, en biologische en economische gegevens;
d) efficiëntere markten, in het bijzonder door organisaties van producenten aan te moedigen, informatie aan consu menten te verstrekken, en door handelsnormen en traceerbaarheid; en
e) ontwikkeling van een structureel beleid voor de vijsserijsector, met speciale aandacht voor de duurzame ontwikkeling van de visserijgebieden die zijn gedefinieerd als gebieden aan een meeroever of met vijvers of een riviermonding, en met een significante werkgelegenheid in de visserijsector.
afdeling 2
Maritiem beleid
Artikel 74
Rekening houdend met hun samenwerking op het gebied van visserij, transport, milieu en andere maritieme beleidsge bieden, ontwikkelen de partijen tevens samenwerking en onderlinge bijstand, waar nodig, inzake maritieme kwesties, meer bepaald door actief steun te verlenen aan een geïntegreerde aanpak van maritieme zaken en goed bestuur in de Zwarte Zee in de relevante internationale fora.
Artikel 75
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
HOOFDSTUK 14
Samenwerking inzake energie
Artikel 76
De partijen komen overeen hun huidige samenwerking op energiegebied voort te zetten op basis van de beginselen van partnerschap, wederzijds respect, transparantie en voorspelbaarheid. Deze samenwerking moet streven naar energie-effi ciëntie, marktintegratie en convergentie van de regelgeving in de energiesector, rekening houdend met de noodzaak van concurrentievermogen en de toegang tot veilige, milieubewuste en betaalbare energie, met inbegrip van de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap.
Artikel 77
De onderlinge samenwerking bestrijkt onder meer de volgende gebieden en doelstellingen:
a) energiestrategieën en -beleid;
b) de ontwikkeling van concurrentiële, transparante, niet-discriminerende energiemarkten overeenkomstig EU-normen, met inbegrip van de verplichtingen volgens het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap, via hervormingen van de regelgeving en de deelname aan regionale energiesamenwerking;
c) de ontwikkeling van een aantrekkelijk en stabiel investeringsklimaat door het aanpakken van de institutionele, wette lijke, fiscale en andere voorwaarden;
d) energie-infrastructuur, met inbegrip van projecten van gezamenlijk belang, ter diversifiëring van de energiebronnen, de leveranciers en de vervoersroutes op een economisch doeltreffende en milieubewuste wijze, onder meer door facili tering van op leningen en subsidies gebaseerde investeringen;
e) de verbetering en versterking van stabiliteit op de lange termijn en van veiligheid van de energietoevoer en -handel,
-doorvoer en -transport op een wederzijds voordelige en niet-discriminerende wijze overeenkomstig de EU-voor schriften en internationale voorschriften;
f) de bevordering van energie-efficiëntie en energiebesparing, onder meer inzake de energieprestatie van gebouwen, en de ontwikkeling van en steun aan duurzame energie op een economisch verantwoorde en milieubewuste wijze;
g) het terugbrengen van broeikas-emissies, onder mee door energie-efficiëntie en duurzame-energieprojecten;
h) wetenschappelijke en technische samenwerking en uitwisseling van informatie voor de ontwikkeling en verbetering van technologieën voor de productie, het vervoer, de levering en het eindgebruik van energie, met bijzondere aandacht voor energie-efficiënte en milieuvriendelijke technologieën; en
i) mogelijke voortzetting van de samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming, overeen komstig de beginselen en normen van de Internationale Organisatie voor atoomenergie (IaEa) en de relevante inter nationale verdragen en overeenkomsten die binnen het kader van de IaEa zijn gesloten, alsook overeenkomstig, waar van toepassing, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor atoomenergie.
Artikel 78
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 79
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage VIII bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 15
Vervoer
Artikel 80
De partijen:
a) vergroten en versterken hun samenwerking op vervoersgebied, teneinde bij te dragen tot de ontwikkeling van duur zame vervoerssystemen;
b) bevorderen efficiënt, veilig en betrouwbaar vervoer, alsmede de intermodaliteit en de interoperabiliteit van de vervoerssystemen; en
c) streven naar verbetering van de belangrijkste vervoersverbindingen tussen hun grondgebieden.
Artikel 81
Deze samenwerking bestrijkt onder meer de volgende gebieden:
a) ontwikkeling van een duurzaam nationaal vervoersbeleid dat alle vervoerswijzen bestrijkt, in het bijzonder om de effi ciëntie, veiligheid en betrouwbaarheid van de vervoerssystemen te waarborgen en de integratie van deze overwe gingen met betrekking tot vervoer in andere beleidsgebieden te bevorderen;
b) ontwikkeling van sectorale strategieën in verband met het nationale beleid voor het vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren, door de lucht en over zee en het intermodale vervoer (onder meer de wettelijke vereisten voor de modernisering van technische uitrusting en vervoersvloten om aan de strengste internationale normen te voldoen); dit omvat tevens tijdschema's en mijlpalen voor de tenuitvoerlegging, administratieve taken en financieringsplannen;
c) verbetering van het infrastructuurbeleid, zodat infrastructuurprojecten voor de diverse vervoerswijzen beter kunnen worden geïdentificeerd en geëvalueerd;
d) uitwerking van financieringsstrategieën voor onderhoud, capaciteitsknelpunten en ontbrekende infrastructuurverbin dingen, en aansporing en bevordering van de deelname van de particuliere sector aan vervoersprojecten;
e) toetreding tot relevante internationale vervoersorganisaties en -overeenkomsten, met inbegrip van de procedures om de strikte tenuitvoerlegging en doeltreffende handhaving van internationale vervoersovereenkomsten en -verdragen te waarborgen;
f) wetenschappelijke en technische samenwerking en uitwisseling van informatie met het oog op de ontwikkeling en verbetering van vervoerstechnologieën zoals intelligente vervoerssystemen; en
g) bevordering van het gebruik van intelligente vervoerssystemen en informatietechnologie bij het beheer en het gebruik van alle vervoerswijzen, alsmede ondersteuning van intermodaliteit en samenwerking bij het gebruik van ruimtesys temen en commerciële toepassingen ter vergemakkelijking van het vervoer.
Artikel 82
1. Met de samenwerking wordt tevens gestreefd naar verbetering van het verkeer van personen en goederen en de doorstroming van het vervoer tussen de Republiek Moldavië, de EU en derde landen in de regio door administratieve en technische en andere belemmeringen weg te nemen, de vervoersnetwerken te verbeteren en de infrastructuur te moderni seren, in het bijzonder van de belangrijkste verkeersnetwerken tussen de partijen. Deze samenwerking omvat maatre gelen ter vergemakkelijking van grensoverschrijdend verkeer.
2. De samenwerking omvat informatie-uitwisseling en gezamenlijke activiteiten:
a) op regionaal niveau, in het bijzonder met inachtneming en met integratie van de vooruitgang die bereikt is in het kader van diverse regionale regelingen voor vervoerssamenwerking, zoals de Transportcorridor Europa-Kaukasus-azië (Traceca), de transportsamenwerking binnen het kader van het Oosters Partnerschap en andere vervoersinitiatieven; en
b) op internationaal niveau, onder meer ten aanzien van internationale vervoersorganisaties en internationale overeen komsten en verdragen die door de partijen zijn geratificeerd, en in het kader van de verschillende vervoersagent schappen van de EU.
Artikel 83
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 84
De partijen werken samen voor een verbetering van de transportverbindingen volgens de bepalingen van bijlage IX bij deze overeenkomst.
Artikel 85
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage X en in bijlage XXVIII-D bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlagen.
HOOFDSTUK 16
Milieu
Artikel 86
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking inzake milieuaangelegenheden en dragen zo bij tot de langeter mijndoelstelling van duurzame ontwikkeling en een groenere economie. Verwacht wordt dat betere bescherming van het milieu voordelen zal bieden voor burgers en bedrijven in de EU en in de Republiek Moldavië, onder meer door verbete ring van de volksgezondheid, behoud van natuurlijke hulpbronnen, grotere economische en milieuefficiëntie, integratie van het milieu in andere beleidsterreinen, het gebruik van modernere en schonere technologieën die bijdragen aan duur zamere productiepatronen. De partijen werken samen in hun beider belang op basis van gelijkheid en wederzijds voor deel, waarbij zij rekening houden met hun onderlinge afhankelijkheid op het gebied van milieubescherming en de multi laterale overeenkomsten op dat gebied.
Artikel 87
De samenwerking is gericht op behoud, bescherming, verbetering en herstel van de kwaliteit van het milieu, bescherming van de menselijke gezondheid, duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en bevordering van maatregelen op inter nationaal niveau voor het aanpakken van regionale of mondiale milieuproblemen, onder andere op het gebied van:
a) goed bestuur op milieugebied en horizontale kwesties, onder meer milieueffectbeoordeling en strategische effectbe oordeling, onderwijs en opleiding, milieu-aansprakelijkheid, bestrijding van milieumisdrijven, grensoverschrijdende samenwerking, toegang tot milieu-informatie, besluitvormingsprocedures en doeltreffende administratieve en gerech telijke herzieningsprocedures;
b) luchtkwaliteit;
c) waterkwaliteit en bronnenbeheer, met inbegrip van de beheersing van overstromingsrisico's, waterschaarste en droogten;
d) afvalbeheer, beheer van middelen en vervoer van afval;
e) natuurbescherming, met inbegrip van behoud en bescherming van biodiversiteit en landschapsdiversiteit;
f) industriële verontreiniging en industriële risico's;
g) chemische stoffen;
h) geluidshinder;
i) bodembescherming;
j) stads- en plattelandsontwikkeling;
k) milieuheffingen en taksen;
l) systemen voor toezicht en milieu-informatie;
m) inspectie en handhaving; en
n) milieu-innovatie met inbegrip van de beste beschikbare technologieën.
Artikel 88
De partijen zorgen voor onder meer het volgende:
a) uitwisseling van informatie en deskundigheid;
b) uitvoering van gezamenlijke onderzoeksactiviteiten en uitwisseling van informatie over schonere technologieën;
c) planning voor de aanpak van industriële risico's en ongevallen;
d) uitvoering van gezamenlijke activiteiten op regionaal en internationaal niveau, onder meer met betrekking tot multila terale milieuovereenkomsten die door de partijen zijn geratificeerd en, in voorkomend geval, gezamenlijke activiteiten in het kader van de betrokken instanties.
De partijen schenken bijzondere aandacht aan grensoverschrijdende vraagstukken en regionale samenwerking.
Artikel 89
De samenwerking bestrijkt onder meer de volgende doelstellingen:
a) ontwikkeling van een algemene milieustrategie met geplande institutionele hervormingen (voorzien van een tijd schema) om de tenuitvoerlegging en handhaving van de milieuwetgeving te waarborgen; verdeling van de bevoegd heden voor het milieubeheer over de nationale, regionale en gemeentelijke overheden; procedures voor de besluitvor ming en voor de uitvoering van besluiten; procedures voor het bevorderen van de integratie van milieuzaken in andere beleidsterreinen; bevordering van maatregelen voor een groene economie en eco-innovatie, vaststelling van de nodige personele en financiële middelen en een mechanisme voor controle; en
b) ontwikkeling van sectorale strategieën inzake luchtkwaliteit, waterkwaliteit en de watervoorraden; afvalbeheer en beheer van hulpbronnen; biodiversiteit en natuurbeschermingsgebieden; industriële verontreiniging en industriële risi co's en chemicaliën, geluidsoverlast, bodembescherming, stads- en plattelandsontwikkeling, eco-innovatie, met vast stelling van duidelijke tijdschema's en mijlpalen voor de tenuitvoerlegging, administratieve taken en financieringsstra tegieën voor investeringen in infrastructuur en technologie.
Artikel 90
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 91
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage XI bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 17
Klimaatactie
Artikel 92
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking voor de bestrijding van de klimaatverandering. De partijen werken samen in hun beider belang op basis van gelijkheid en wederzijds voordeel, waarbij zij rekening houden met hun onderlinge afhankelijkheid en de bilaterale en multilaterale overeenkomsten op dit gebied.
Artikel 93
Met de samenwerking worden maatregelen bevorderd op nationaal, regionaal en internationaal niveau, onder meer inzake:
a) matiging van de klimaatverandering;
b) aanpassing aan de klimaatverandering;
c) emissierechtenhandel;
d) onderzoek, ontwikkeling, demonstratie, exploitatie en verspreiding van veilige en duurzame koolstofarme en aanpas singstechnologieën;
e) geleidelijke opname van klimaataspecten in het sectorale beleid; en
f) bewustmaking, onderwijs en opleiding.
Artikel 94
De partijen zorgen voor onder meer het volgende:
a) uitwisseling van informatie en deskundigheid;
b) uitvoering van gezamenlijke onderzoeksactiviteiten en uitwisseling van informatie over schone technologieën;
c) uitvoering van gezamenlijke activiteiten op regionaal en internationaal niveau, onder meer met betrekking tot multila terale milieuovereenkomsten die door de partijen zijn geratificeerd en, in voorkomend geval, gezamenlijke activiteiten in het kader van de betrokken instanties.
De partijen schenken bijzondere aandacht aan grensoverschrijdende vraagstukken en regionale samenwerking.
Artikel 95
De onderlinge samenwerking bestrijkt onder meer de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van:
a) een algemene klimaatstrategie en een actieplan op de lange termijn voor verzachting van en aanpassing aan de klimaatverandering;
b) evaluaties van de kwetsbaarheid en de aanpassing;
c) een nationale strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering;
d) een strategie voor koolstofarme ontwikkeling;
e) maatregelen op de lange termijn voor het terugbrengen van broeikas-emissies;
f) maatregelen ter voorbereiding van emissierechtenhandel;
g) maatregelen ter bevordering van technologie-overdracht op basis van een evaluatie van de technologiebehoeften;
h) maatregelen voor de geleidelijke opname van klimaataspecten in het sectorale beleid; en
i) maatregelen inzake de ozonlaag afbrekende stoffen.
Artikel 96
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 97
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage XII bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 18
Informatiemaatschappij
Artikel 98
De partijen stimuleren de samenwerking inzake de ontwikkeling van de informatiemaatschappij om burgers en bedrijven voordelen te brengen door de brede beschikbaarheid van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en hoogwaar diger diensten tegen betaalbare prijzen. Deze samenwerking moet streven naar betere toegang tot elektronische-commu nicatiemarkten, aanmoediging van de concurrentie en investeringen in de sector, de bevordering van de ontwikkeling van openbare diensten online.
Artikel 99
De samenwerking kan de volgende onderwerpen omvatten:
a) uitwisseling van informatie en optimale werkwijzen over de uitvoering van nationale informatie-maatschappijstrate gieën, onder meer met initiatieven ter bevordering van breedbandtoegang, ter verbetering van de netwerkbeveiliging en tot invoering van openbare onlinediensten;
b) uitwisseling van informatie, optimale werkwijzen en ervaringen ter bevordering van een omvattend regelgevingskader voor elektronische communicatie, en meer bepaald ter versterking van de bestuurlijke capaciteit van de nationale administratie voor informatie- en communicatietechnologie, alsook van de onafhankelijke regelgevende instantie, voor een beter gebruik van spectrumbronnen en ter bevordering van de interoperabiliteit van netwerken in de Republiek Moldavië en met de EU;
c) aanmoediging en bevordering van de installatie van ICT-apparatuur voor beter bestuur, e-leren en onderzoek, open bare gezondheidszorg, de digitalisering van het culturele erfgoed, de ontwikkeling van digitale inhoud en elektroni sche handel; en
d) verbetering van het veiligheidsniveau van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in elektronische communicatie.
Artikel 100
De partijen bevorderen de samenwerking tussen de regelgevende instantie van de EU en de nationale regelgevende autori teiten van de Republiek Moldavië op het gebied van elektronische communicatie. De partijen overwegen tevens of samenwerking mogelijk is op andere relevante gebieden, onder meer door regionale initiatieven.
Artikel 101
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 000
Xx Xxxxxxxxx Xxxxxxxx past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage XXVIII-B bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 19
Toerisme
Artikel 103
De partijen werken samen op het gebied van het toerisme, met het oog op de ontwikkeling van een beter concurrerende en duurzame toerismebedrijfstak die economische groei en emancipatie bevordert en werkgelegenheid en buitenlandse deviezen genereert.
Artikel 104
De samenwerking op bilateraal, regionaal en Europees niveau wordt gebaseerd op de volgende beginselen:
a) respect voor de integriteit en de belangen van plaatselijke gemeenschappen, in het bijzonder in plattelandsgebieden;
b) het belang van het culturele erfgoed; en
c) een positieve interactie tussen toerisme en milieubehoud.
Artikel 105
De samenwerking wordt gericht op de volgende aspecten:
a) uitwisseling van informatie, optimale werkwijzen en ervaringen en overdracht van expertise, onder andere inzake innovatieve technologieën;
b) totstandbrenging van een strategisch partnerschap tussen openbare, particuliere en gemeenschapsbelangen, teneinde de duurzame ontwikkeling van het toerisme te waarborgen;
c) bevordering en ontwikkeling van toerismeproducten en -markten, infrastructuur, personele middelen en institutionele structuren, alsook identificatie en eliminatie van belemmeringen van reis-dienstverleningen;
d) ontwikkeling en tenuitvoerlegging van efficiënt beleid en efficiënte strategieën, met inbegrip van de juridische, admini stratieve en financiële aspecten;
e) opleiding en capaciteitsopbouw op toeristisch gebied met als doel het niveau van dienstverlening te verbeteren; en
f) ontwikkeling en promotie van in de gemeenschappen wortelend toerisme.
Artikel 106
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
HOOFDSTUK 20
Regionale ontwikkeling, grensoverschrijdende en regionale samenwerking
Artikel 107
1. De partijen bevorderen wederzijds begrip en bilaterale samenwerking op het gebied van het regionaal beleid, de methoden voor formulering en uitvoering van regionaal beleid, waaronder goed bestuur en partnerschap op meerdere niveaus, met bijzondere aandacht voor de ontwikkeling van kansarme gebieden en territoriale samenwerking, teneinde communicatiekanalen tot stand te brengen en de uitwisseling van informatie en ervaringen te bevorderen tussen natio nale, regionale en lokale overheden, sociaaleconomische actoren en de maatschappelijke organisaties.
2. Meer bepaald werken de partijen samen met het oog op een aanpassing van de werkwijzen van de Republiek Moldavië aan de volgende beginselen:
a) decentralisatie van het besluitvormingsproces van het centrale niveau naar het niveau van de regionale gemeen schappen;
b) consolidering van het partnerschap tussen alle betrokken partijen van de regionale ontwikkeling; en
c) medefinanciering via de financiële bijdrage van de partijen die betrokken zijn bij de tenuitvoerlegging van program ma's en projecten voor regionale ontwikkeling.
Artikel 108
1. De partijen ondersteunen en versterken de betrokkenheid van lokale en regionale overheden bij grensoverschrij dende en regionale samenwerking en de daarmee verband houdende beheersstructuren, bevorderen de samenwerking door een passend wetgevend kader tot stand te brengen, ondersteunen en ontwikkelen maatregelen voor capaciteitsop bouw en bevorderen de versterking van grensoverschrijdende en regionale economische en zakelijke netwerken.
2. De partijen werken samen voor de versterking van de institutionele en operationele capaciteit van nationale en regionale instellingen op het gebied van regionale ontwikkeling en ruimtelijke ordening, onder meer door:
a) verbetering van het mechanisme van verticale en horizontale interactie van centrale en lokale overheden met het oog op de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van regionaal beleid;
b) ontwikkeling van de capaciteit van lokale overheden voor grensoverschrijdende samenwerking volgens de regelgeving en de praktijk van de EU; en
c) uitwisseling van kennis, infomatie en optimale werkwijzen inzake regionale ontwikkeling met het oog op grotere economische welstand voor lokale gemeenschappen en de eenvormige ontwikkeling van regio's.
Artikel 109
1. De partijen versterken en stimuleren de ontwikkeling van de grensoverschrijdende en regionale dimensie van onder meer vervoer, energie, communicatienetwerken, cultuur, onderwijs, toerisme, gezondheid en andere terreinen die onder deze overeenkomst vallen en die van invloed zijn op de grensoverschrijdende en regionale samenwerking.
2. De partijen versterken de samenwerking tussen hun regio's in de vorm van transnationale en grensoverschrijdende programma's, ter ondersteuning van de deelname van de regio's van de Republiek Moldavië an Europese regionale struc turen en organisaties en ter bevordering van hun economische en institutionele ontwikkeling door het uitvoeren van projecten van gezamenlijk belang.
Deze activiteiten vinden plaats in de context van:
a) voortdurende territoriale samenwerking met Europese regio's, met inbegrip van transnationale en grensoverschrij dende samenwerkingsprogramma's;
b) samenwerking in het kader van het Oosters Partnerschap, met EU-organen, waaronder het Comité van de Regio's, en deelname aan diverse Europese regionale projecten en initiatieven; en
c) samenwerking met onder meer het Europees Economisch en Sociaal Comité, de European association of Develop ment agencies (EURaDa) en de Waarnemingspost voor de ruimtelijke ordening van het Europees grondgebied (ESPON).
Artikel 110
1. De partijen versterken en garanderen een betere coördinatie en samenwerking tussen de landen en de regio's binnen de EU-strategie voor het Donaugebied, met onder meer aandacht voor betere vervoers- en energieverbindingen, milieu, de economische en sociale ontwikkeling en veiligheid, hetgeen bijdraagt tot sneller vervoer over de weg en het spoor, meer goedkope en veilige energie, een beter milieu met schoner water, beschermde biodiversiteit, doeltreffender grensoverschrijdende preventie van overstromingen.
2. De partijen versterken de grensoverschrijdende samenwerking met het oog op het herstel van de scheepvaart op de Proet, hetgeen zal leiden tot het vermijden van overstromingen in het rivierbassin, een betere waterkwaliteit en landbou wirrigatie, intensere economische activiteit, de bevordering van het toerisme en culturele activiteiten, alsook bijdragen tot capaciteitsopbouw.
Artikel 111
De partijen faciliteren het verkeer van burgers van de EU en de Republiek Moldavië, om de grens op frequente basis en over korte afstanden over te steken.
Artikel 112
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
HOOFDSTUK 21
Volksgezondheid
Artikel 113
De partijen ontwikkelen samenwerking op het gebied van de volksgezondheid om het niveau van de bescherming van de volksgezondheid en de gezondheid van de mens te verhogen, als basisvoorwaarde voor duurzame ontwikkeling en economische groei.
Artikel 114
De samenwerking omvat in het bijzonder de volgende gebieden:
a) versterking van het openbare gezondheidssysteem van de Republiek Moldavië, meer bepaald door een hervorming van het gezondheidsstelsel, voor een primaire gezondheidszorg van hoog niveau, beter bestuur op gezondheidsgebied en betere financiering van de gezondheidszorg;
b) epidemiologisch toezicht en controle van besmettelijke ziekten, zoals hiv/aids, virale hepatitis en tuberculose, alsook betere paraatheid bij bedreigingen en noodsituaties inzake de volksgezondheid;
c) preventie en controle van niet-overdraagbare ziekten door uitwisseling van informatie en optimale werkwijzen, bevor dering van een gezonde levensstijl, aanpak van gezondheidsbepalende factoren zoals voeding en verslaving aan drugs, alcohol en tabak;
d) kwaliteit en veiligheid van stoffen van menselijke oorsprong;
e) gezondheidsinformatie en -kennis; en
f) volledige en tijdige uitvoering van internationale gezondheidsovereenkomsten, meer bepaald de internationale gezondheidswetgeving en het kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging van 2003.
Artikel 115
De samenwerking maakt het volgende mogelijk:
a) de geleidelijke integratie van de Republiek Moldavië in de gezondheidsnetwerken van de EU; en
b) de geleidelijke verbetering van de interactie tussen de Republiek Moldavië en het Europees Centrum voor ziektepre ventie en -bestrijding.
Artikel 000
Xx Xxxxxxxxx Xxxxxxxx past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage XIII bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 22
Civiele bescherming
Artikel 117
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking inzake natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen. De partijen werken samen in hun beider belang op basis van gelijkheid en wederzijds voordeel, waarbij zij rekening houden met hun onderlinge afhankelijkheid en multilaterale activiteiten op het gebied van civiele bescherming.
Artikel 118
De samenwerking streeft naar een betere preventie van, paraatheid voor en respons op natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen.
Artikel 119
De partijen wisselen onder meer informatie en expertise uit en brengen gezamenlijke activiteiten op nationaal, regionaal en internationaal niveau ter uitvoering. Met inachtneming van de respectieve bevoegdheden van de Europese Unie en haar lidstaten vindt de samenwerking op dit gebied plaats via de tenuitvoerlegging van specifieke tussen de partijen gesloten overeenkomsten en administratieve regelingen, overeenkomstig de wettelijke procedures van elke partij.
Artikel 120
De samenwerking bestrijkt onder meer de volgende doelstellingen:
a) de vergemakkelijking van wederzijdse bijstand in noodsituaties;
b) de uitwisseling op 24-uurbasis van vroegtijdige waarschuwingen en geactualiseerde informatie over noodsituaties op grote schaal die de EU of de Republiek Moldavië treffen, alsmede verzoeken om en aanbiedingen van bijstand;
c) de beoordeling van het milieueffect van rampen;
d) de uitnodiging van deskundigen voor specifieke technische workshops en symposia over civielebeschermingsvraag stukken;
e) de uitnodiging, per geval, van waarnemers voor specifieke oefeningen en opleidingen die door de EU en/of de Repu bliek Moldavië worden georganiseerd; en
f) de versterking van de samenwerking inzake de doeltreffendste wijze om de beschikbare civiele beschermingscapaciteit in te zetten.
Artikel 121
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
HOOFDSTUK 23
Samenwerking inzake onderwijs, opleiding, meertaligheid, jeugd en sport
Artikel 122
De partijen werken samen ter bevordering van een leven lang leren en moedigen samenwerking en transparantie aan op alle niveaus van onderwijs en opleiding, met speciale aandacht voor hoger onderwijs.
Artikel 123
Deze samenwerking wordt onder meer op de volgende terreinen gericht:
a) bevordering van een leven lang leren, dat essentieel is voor groei en werkgelegenheid en participatie ten volle van de burger in de maatschappij mogelijk maakt;
b) modernisering van het onderwijs en de onderwijssystemen, verbetering van de kwaliteit, de relevantie en de toegang;
c) bevordering van de convergentie in het hoger onderwijs, op grond van het Bologna-proces en de EU-agenda voor de modernisering van het hoger onderwijs;
d) versterking van de internationale academische samenwerking en deelname aan de samenwerkingsprogramma's van de EU, toename van de mobiliteit van studenten en docenten;
e) opzetten van een nationaal kwalificatiekader ter verbetering van de transparantie en erkenning van kwalificaties en bevoegdheden; en
f) bevordering van de doelstellingen van het proces van Kopenhagen over intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en -opleiding.
Artikel 124
De partijen bevorderen samenwerking en uitwisselingen op gebieden van wederzijds belang, zoals taaldiversiteit en een leven lang leren van talen, via de uitwisseling van informatie en optimale werkwijzen.
Artikel 125
De partijen komen overeen samen te werken op jeugdgebied met het oog op:
a) versterkte samenwerking en uitwisselingen op het gebied van jeugdbeleid en niet-formeel onderwijs voor jongeren en jeugdwerkers;
b) de actieve deelname van alle jongeren aan het maatschappelijke leven vergemakkelijken;
c) steun voor de mobiliteit van jongeren en jeugdwerkers ter bevordering van de culturele dialoog en de verwerving van kennis, vaardigheden en bevoegdheden buiten de formele onderwijssystemen, ook door vrijwilligerswerk; en
d) bevordering van de samenwerking tussen jeugdorganisaties ter ondersteuning van maatschappelijke organisaties.
Artikel 126
De partijen bevorderen de samenwerking op het gebied van sport en fysieke activiteiten door de uitwisseling van infor matie en goede werkwijzen ten behoeve van een gezonde levensstijl, de sociale en educatieve waarden van sport en goed bestuur in sport binnen de EU en de Republiek Moldavië.
HOOFDSTUK 24
Samenwerking op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie
Artikel 127
De partijen bevorderen samenwerking op alle gebieden van civiel wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwik keling en demonstratie (OTO) op basis van wederzijds voordeel en afhankelijk van geschikte en doeltreffende bescher ming van intellectuele-eigendomsrechten.
Artikel 128
De samenwerking op het gebied van OTO omvat onder andere:
a) beleidsdialoog en de uitwisseling van wetenschappelijke en technologische informatie;
b) makkelijker toegang tot de respectieve programma's van de partijen;
c) meer onderzoekscapaciteit en de deelname van onderzoeksinstellingen van de Republiek Moldavië aan het kaderpro gramma van de EU voor onderzoek;
d) stimuleren van gezamenlijke onderzoeksprojecten op alle gebieden van OTO;
e) opleiding en mobiliteit voor wetenschappers, onderzoekers en ander onderzoekspersoneel betrokken bij OTO-activi teiten van de partijen;
f) vergemakkelijking, in het kader van de geldende wetgeving, van het vrije verkeer van onderzoekspersoneel dat deel neemt aan de activiteiten krachtens deze overeenkomst en het vrij verkeer van goederen die voor deze activiteiten worden gebruikt; en
g) andere vormen van samenwerking voor OTO (met inbegrip van regionale aanpak en initiatieven), op basis van weder zijdse overeenstemming van de partijen.
Artikel 129
Bij het uitvoeren van samenwerkingsactiviteiten voor OTO moet worden gestreefd naar synergieën met activiteiten die worden gefinancierd door het Centrum voor Wetenschap en Technologie (OCWT) en andere activiteiten binnen het kader van de financiële samenwerking tussen de EU en de Republiek Moldavië.
HOOFDSTUK 25
Samenwerking inzake cultuur, audiovisueel beleid en media
Artikel 130
De partijen bevorderen de samenwerking op cultureel gebied en houden terdege rekening met de beginselen die zijn opgenomen in het verdrag van de organisatie van de Verenigde Naties voor onderwijs, wetenschap en cultuur (Unesco) betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen van 2005. De partijen streven naar een regelmatige beleidsdialoog over gebieden van wederzijds belang, zoals de ontwikkeling van de cultuurindustrie in de EU en de Republiek Moldavië. De samenwerking tussen de partijen stimuleert de interculturele dialoog, ook via deelname van de cultuursector en maatschappelijke organisaties van de EU en de Republiek Moldavië.
Artikel 131
1. De partijen voeren een regelmatige dialoog en werken samen ter bevordering van de audiovisuele bedrijfstak in Europa en ter aanmoediging van coproducties voor film en televisie.
2. De samenwerking kan onder meer omvatten: opleiding van journalisten en andere mediaspecialisten, steun aan de media voor een grotere onafhankelijkheid, meer professionalisme en banden met de EU-media, overeenkomstig de EU-normen, met inbegrip van de normen van de Raad van Europa en het Unesco-verdrag van 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen.
Artikel 132
De partijen spitsen hun samenwerking toe op een aantal gebieden:
a) culturele samenwerking en culturele uitwisselingen, alsook mobiliteit van kunst en kunstenaars;
b) interculturele dialoog;
c) beleidsdialoog over cultureel beleid en audiovisueel beleid;
d) samenwerking in internationale fora zoals de Unesco en de Raad van Europa, onder meer om de culturele diversiteit te ontwikkelen en te behouden en het culturele en historische erfgoed beter te benutten; en
e) samenwerking inzake media.
Artikel 000
Xx Xxxxxxxxx Xxxxxxxx past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage XIV bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 26
Maatschappelijke samenwerking
Artikel 134
De partijen voeren een dialoog over maatschappelijke samenwerking, met de volgende doelstellingen:
a) intensivering van de contacten en de uitwisseling van informatie en ervaringen tussen alle maatschappelijke sectoren in de EU en de Republiek Moldavië;
b) verzekeren van een betere kennis en begrip van de Republiek Moldavië, ook van haar geschiedenis en cultuur, in de EU en meer bepaald bij maatschappelijke organisaties die in de lidstaten zijn gevestigd, waardoor mogelijkheden en problemen van toekomstige betrekkingen beter worden begrepen; en
c) omgekeerd meer kennis van en inzicht in de Republiek Moldavië over de EU, en in het bijzonder bij de maatschappe lijke organisaties in de Republiek Moldavië, met onder meer aandacht voor de waarden waarop de EU is gebaseerd, haar beleid en haar werking.
Artikel 135
De partijen bevorderen dialoog en samenwerking tussen belanghebbenden van maatschappelijke organisaties van beide partijen als integraal onderdeel van de betrekkingen tussen de EU en de Republiek Moldavië. Deze dialoog en samenwer king beogen:
a) de betrokkenheid te verzekeren van de maatschappelijke organisaties bij de betrekkingen tussen de EU en de Repu bliek Moldavië, meer bepaald voor de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst;
b) de deelname van maatschappelijke organisaties aan het openbare besluitvormingsproces bevorderen, meer bepaald door een open, transparante, en regelmatige dialoog in te stellen tussen openbare instellingen en representatieve maat schappelijke organisaties;
c) de facilitering van een proces van institutionele opbouw en consolidatie van de maatschappelijke organisaties op diverse manieren, met inbegrip van lobbying, informele en formele netwerken, wederzijdse bezoeken en workshops, met het oog in het bijzonder op een beter wettelijk kader voor de maatschappelijke organisaties; en
d) de vertegenwoordigers van de maatschappelijke organisaties van beide partijen vertrouwd te maken met het proces van overleg en dialoog tussen het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van de sociale partners, en de over heden, in het bijzonder met het oog op de versterking van het maatschappelijk middenveld in de beleidsvorming van de Republiek Moldavië.
Artikel 136
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt door de partijen een regelmatige dialoog gevoerd.
HOOFDSTUK 27
Samenwerking voor de bescherming en bevordering van de rechten van het kind
Artikel 137
De partijen komen overeen samen te werken ter bevordering van de rechten van het kind volgens internationale wetten en normen, meer bepaald het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989, rekening houdend met de priori teiten die speciaal in de context van de Republiek Moldavië zijn vastgesteld, in het bijzonder voor kwetsbare groepen.
Artikel 138
Die samenwerking omvat in het bijzonder het volgende:
a) het voorkomen en bestrijden van alle vormen van exploitatie (waaronder kinderarbeid), misbruik en verwaarlozing van en geweld tegen kinderen, onder meer door de ontwikkeling en versterking van een wet- en regelgevingskader alsook door bewustmakingscampagnes op dit gebied;
b) de verbetering van het systeem voor identificatie en bijstand van kinderen in kwetsbare sitauties, met inbegrip van grotere participatie van kinderen aan het besluitvormingsproces en de uitvoering van doeltreffende mechanismen voor de afhandeling van individuele klachten van kinderen;
c) de uitwisseling van informatie en optimale werkwijzen voor de terugdringing van de armoede bij kinderen, met maat regelen van sociaal beleid met het oog op het welzijn van kinderen, en de bevordering van de toegang van kinderen tot onderwijs;
d) de uitvoering van maatregelen ter bevordering van de rechten van kinderen binnen het gezin en de instellingen, en versterking van de capaciteit van ouders en verzorgers om de ontwikkeling van het kind te vrijwaren; en
e) de toegang tot, de ratificatie en de tenuitvoerlegging van de relevante internationale documenten, ook die van de Verenigde Naties, de Raad van Europa en de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, met het oog op de bevordering en beschemring van de rechten van het kind overeenkomstig de hoogste normen op dit vlak.
Artikel 139
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
HOOFDSTUK 28
Deelname aan agentschappen en programma's van de unie
Artikel 140
De Republiek Moldavië mag deelnemen aan alle agentschappen van de Unie die overeenkomstig de relevante bepalingen tot vaststelling van die agentschappen voor deelname van de Republiek Moldavië openstaan. De Republiek Moldavië sluit voor elk agentschap een aparte overeenkomst met de EU inzake de deelname en de financiële bijdrage.
Artikel 000
Xx Xxxxxxxxx Xxxxxxxx mag deelnemen aan alle huidige en toekomstige programma's van de Unie die overeenkomstig de relevante bepalingen tot vaststelling van die programma's voor deelname van de Republiek Moldavië openstaan. Deel name van de Republiek Moldavië aan de programma's van de Unie vindt plaats volgens de bepalingen van protocol I bij deze overeenkomst inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië inzake de alge mene beginselen voor deelname van de Republiek Moldavië aan EU-programma's.
Artikel 142
De partijen houden een regelmatige dialoog over de deelname van de Republiek Moldavië aan EU-programma's en agent schappen. Meer bepaald informeert de EU de Republiek Moldavië in het geval van de oprichting van nieuwe agent schappen en programma's van de Unie, alsook in verband met wijzigingen van de voorwaarden voor deelname aan programma's en agentschappen van de Unie, als bedoeld in de artikelen 140 en 141 van deze overeenkomst.
TITEL V
HANDEL EN DAARMEE VERBAND HOUDENDE AANGELEGENHEDEN
HOOFDSTUK 1
Nationale behandeling en markttoegang voor goederen
afdeling 1
Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 143
Doelstelling
Gedurende een overgangsperiode van maximaal tien jaar die aanvangt bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst, brengen de partijen geleidelijk een vrijhandelsruimte tot stand, overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst en
overeenkomstig artikel XXIV van de
„GaTT 1994” genoemd.
algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994, hierna
Artikel 144
Toepassingsgebied en dekking
1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de handel in goederen (1) tussen de partijen.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als „van oorsprong” beschouwd de goederen die aan de oorsprongs regels in protocol II bij deze overeenkomst voldoen.
afdeling 2
Afschaff ing van douanerechten, vergoedingen en andere heff ingen
Artikel 145
Definitie van douanerechten
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden onder „douanerechten” alle soorten rechten en heffingen verstaan die worden opgelegd ter zake van of in verband met de invoer of de uitvoer van goederen, met inbegrip van alle aanvullende heffingen of belastingen met betrekking tot deze invoer of uitvoer. Onder „douanerechten” worden niet verstaan:
a) heffingen gelijkwaardig aan interne belastingen die overeenkomstig artikel 152 van deze overeenkomst worden opge legd;
b) rechten die overeenkomstig hoofdstuk 2 (Handelsmaatregelen) van titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van deze overeenkomst worden opgelegd; of
c) vergoedingen en andere heffingen die overeenkomstig artikel 151 van deze overeenkomst worden opgelegd.
Artikel 146
Indeling van goederen
De indeling van goederen in het handelsverkeer tussen de partijen geschiedt overeenkomstig het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen van 1983, hierna „GS” genoemd, in de op de GS 2007 gebaseerde tariefnomenclatuur van de Republiek Moldavië en de op de GS 2012 gebaseerde tariefnomenclatuur van de Unie, en in latere wijzigingen van die nomenclaturen.
Artikel 147
Afschaffing van invoerrechten
1. Elke partij verlaagt haar douanerechten op goederen van oorsprong uit de andere partij of schaft die af, overeen komstig bijlage XV bij deze overeenkomst.
2. Voor elk goed wordt het basisdouanerecht waarop ingevolge lid 1 van dit artikel de achtereenvolgende verlagingen en afschaffingen moeten worden toegepast, in bijlage XV bij deze overeenkomst vermeld.
3. Indien een partij na de inwerkingtreding van deze overeenkomst op enig tijdstip het door haar toegepaste meestbe gunstigingsrecht verlaagt, dan geldt dat recht als basisrecht indien en zolang het lager is dan het overeenkomstig bijlage XV bij deze overeenkomst berekende douanerecht.
4. Na de inwerkingtreding van deze overeenkomst kunnen de partijen afspreken te bezien of douanerechten in het handelsverkeer tussen hen versneld en in ruimere mate kunnen worden afgeschaft. Wanneer het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst, besluit de douane rechten op een goed versneld te verlagen of af te schaffen, komt dat besluit in de plaats van de douanerechten of afbouw categorieën die overeenkomstig bijlage XV bij deze overeenkomst zijn vastgesteld.
5. In het derde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst beoordelen de partijen de situatie, waarbij zij reke ning houden met het verloop van het handelsverkeer in landbouwproducten tussen de partijen, de bijzondere gevoelig heid van dergelijke producten en de ontwikkeling van het landbouwbeleid van beide partijen.
6. De partijen zullen in het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken de mogelijkheden onder zoeken om elkaar op basis van passende wederkerigheid verdere concessies te verlenen met het oog op een verdergaande liberalisering van de handel in landbouwproducten, in het bijzonder die waarvoor tariefcontingenten gelden.
(1) In deze overeenkomst wordt onder „goederen” verstaan producten als bedoeld in de GaTT 1994, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald.
Artikel 148
Antiontwijkingsmechanisme met betrekking tot landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten
1. Het antiontwijkingsmechanisme is van toepassing op de in bijlage XV-C bij deze overeenkomst vermelde producten. Voor elke categorie van deze producten wordt het gemiddelde jaarlijkse invoervolume uit de Republiek Moldavië in de Unie vermeld in bijlage XV-C bij deze overeenkomst.
2. Zodra in een bepaald kalenderjaar het invoervolume voor een of meer categorieën van de in lid 1 van dit artikel bedoelde producten 70 % bedraagt van het in bijlage XV-C aangegeven volume, stelt de Unie de Republiek Moldavië in kennis van het invoervolume van het betrokken product of de betrokken producten. Na deze kennisgeving en binnen 14 kalenderdagen te rekenen vanaf de dag waarop het invoervolume voor een of meer categorieën van de in lid 1 van dit artikel bedoelde producten 80 % bedraagt van het in bijlage XV-C bij deze overeenkomst aangegeven volume, bezorgt de Republiek Moldavië de Unie een deugdelijke motivering voor de toename van de invoer. Indien de Republiek Moldavië geen deugdelijke motivering verschaft, kan de Unie de preferentiële behandeling ten aanzien van de betrokken producten tijdelijk schorsen zodra deze invoer 100 % bedraagt van het in bijlage XV-C bij deze overeenkomst aangegeven volume.
Deze schorsing geldt voor een periode van zes maanden en gaat in op de dag waarop het besluit tot schorsing van de preferentiële behandeling in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.
3. De Unie stelt de Republiek Moldavië onverwijld in kennis van elke tijdelijke schorsing uit hoofde van lid 2.
4. Een tijdelijke schorsing kan vóór het einde van de periode van zes maanden na de inwerkingtreding ervan door de Unie worden opgeheven indien de Republiek Moldavië aan het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraag stukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst, bewijsmateriaal bezorgt, waaruit blijkt dat het invoervolume van de desbetreffende categorie producten dat het in bijlage XV-C bij deze overeenkomst aangegeven volume te boven gaat, voortvloeit uit een wijziging van de productie- en uitvoercapaciteit van de Republiek Moldavië voor het betrokken product of de betrokken producten.
5. Bijlage XV-C bij deze overeenkomst en het volume kunnen met wederzijdse instemming van de Unie en de Repu bliek Moldavië in het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken worden gewijzigd op verzoek van de Republiek Moldavië, om wijzigingen in de productie- en uitvoercapaciteit van de Republiek Moldavië voor het betrokken product of de betrokken producten tot uitdrukking te brengen.
Artikel 149
Status quo
Geen van de partijen mag bestaande douanerechten verhogen of nieuwe douanerechten vaststellen op een goed van oorsprong uit de andere partij. Dit sluit niet uit dat elke partij:
a) een douanerecht na een eenzijdige verlaging kan verhogen tot het in bijlage XV vastgelegde niveau; of
b) een douanerecht kan handhaven of verhogen als toegestaan door het Orgaan voor Geschillenbeslechting (DSB) van de WTO.
Artikel 150
Uitvoerrechten
Geen van de partijen mag rechten of belastingen vaststellen of handhaven ter zake van of in verband met de uitvoer van goederen naar het grondgebied van de andere partij, andere dan interne heffingen die worden opgelegd overeenkomstig artikel 152 van deze overeenkomst.
Artikel 151
Vergoedingen en andere heffingen
Elke partij draagt er overeenkomstig artikel VIII van de GaTT 1994 en de aantekeningen erop zorg voor dat alle vergoe dingen en heffingen van welke aard ook — niet zijnde douanerechten of andere maatregelen als bedoeld in artikel 147 van deze overeenkomst — ter zake van of in verband met de invoer of de uitvoer van goederen worden beperkt tot, bij benadering, de kosten van de verleende diensten, en geen indirecte bescherming van interne goederen of een belasting op de invoer of de uitvoer voor fiscale doeleinden vormen.
afdeling 3
Niet-tar ifaire maatregelen
Artikel 152
Nationale behandeling
Elke partij behandelt goederen van de andere partij als nationale goederen, overeenkomstig artikel III van de GaTT 1994, met inbegrip van de aantekeningen erop. Daartoe worden artikel III van de GaTT 1994 en de aantekeningen erop in deze overeenkomst opgenomen en maken zij hier integraal deel van uit.
Artikel 153
Invoer- en uitvoerbeperkingen
Geen van de partijen mag verboden of beperkingen invoeren of handhaven ter zake van de invoer van een goed uit de andere partij of de uitvoer of verkoop ten uitvoer van een goed dat voor het grondgebied van de andere partij is bestemd, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald of zulks in overeenstemming is met artikel XI van de GaTT 1994 en de aantekeningen erop. Daartoe worden artikel XI van de GaTT 1994 en de aantekeningen erop in deze overeen komst opgenomen en maken zij hier integraal deel van uit.
afdeling 4
Specif ieke bepalingen met betrekking tot goederen
Artikel 154
Algemene uitzonderingen
1. Geen enkele bepaling in dit hoofdstuk wordt uitgelegd als beletsel voor de goedkeuring of handhaving door een partij van maatregelen overeenkomstig de artikelen XX en XXI van de GaTT 1994 en alle toepasselijke aantekeningen erop, die hierbij in deze overeenkomst worden opgenomen en hier integraal deel van uitmaken.
2. De partijen komen overeen dat alvorens een maatregel te nemen waarvoor rechtvaardiging kan worden gezocht in artikel XX, onder i) en j), van de GaTT 1994, de partij die voornemens is maatregelen te nemen, de andere partij alle relevante informatie verstrekt en een oplossing zoekt die voor beide partijen aanvaardbaar is. Indien binnen dertig dagen na het verstrekken van die informatie geen overeenstemming is bereikt, kan de partij krachtens dit lid maatregelen toepassen ten aanzien van het betrokken goed. Wanneer uitzonderlijke, kritieke omstandigheden onmiddellijk handelen vereisen en voorafgaande informatieverstrekking of voorafgaand onderzoek niet mogelijk is, kan de partij die voorne mens is maatregelen te nemen, onmiddellijk de voorzorgsmaatregelen nemen die nodig zijn om de situatie aan te pakken, en stelt zij de andere partij hiervan onmiddellijk in kennis.
afdeling 5
Administratieve samenwerking en coördinatie met andere landen
Artikel 155
Bijzondere bepalingen inzake administratieve samenwerking
1. De partijen zijn het erover eens dat administratieve samenwerking en bijstand van essentieel belang zijn voor de tenuitvoerlegging van en de controle op de preferentiële behandeling die op grond van dit hoofdstuk wordt verleend, en benadrukken hun vastberadenheid om onregelmatigheden en fraude op het gebied van douane- en aanverwante aangele genheden te bestrijden.
2. Wanneer een partij op basis van objectieve informatie heeft vastgesteld dat de andere partij geen administratieve medewerking of bijstand heeft verleend en/of dat zich onregelmatigheden of fraude binnen het kader van dit hoofdstuk hebben voorgedaan, kan de betrokken partij de desbetreffende preferentiële behandeling ten aanzien van het betrokken product of de betrokken producten overeenkomstig dit artikel, en in het bijzonder de in lid 5 bedoelde procedure, tijde lijk schorsen.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het niet verlenen van administratieve medewerking of bijstand onder meer verstaan:
a) het herhaaldelijk niet nakomen van de verplichting om de oorsprongsstatus van het betrokken goed of de betrokken goederen te controleren;
b) het herhaaldelijk weigeren een controle achteraf van het bewijs van oorsprong uit te voeren en/of de resultaten daarvan mede te delen, of onredelijke vertraging daarbij;
c) het herhaaldelijk weigeren van toestemming voor het uitvoeren van onderzoeksmissies om de echtheid van docu menten of de juistheid van gegevens vast te stellen die van belang zijn voor het verlenen van de desbetreffende prefe rentiële behandeling, of onredelijke vertraging bij het verlenen van toestemming.
4. Voor de toepassing van dit artikel kunnen onregelmatigheden of fraude onder meer worden vastgesteld wanneer het invoervolume van goederen snel stijgt, zonder dat daarvoor een bevredigende verklaring is, dat invoervolume de gebruikelijke productie- en uitvoercapaciteit van de andere partij te boven gaat, en de stijging in verband kan worden gebracht met objectieve informatie betreffende onregelmatigheden of fraude.
5. Voor een tijdelijke schorsing moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
a) de partij die op basis van objectieve informatie heeft vastgesteld dat geen administratieve medewerking of bijstand werd verleend en/of dat zich onregelmatigheden of fraude hebben voorgedaan, stelt het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst, onverwijld in kennis van haar bevindingen en van de objectieve informatie, en treedt op basis van alle desbetreffende informatie en objectief vastgestelde bevindingen binnen dat comité in overleg om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden;
b) wanneer de partijen binnen bovenvermeld comité in overleg zijn getreden en niet binnen drie maanden na de kennis geving overeenstemming over een aanvaardbare oplossing hebben bereikt, kan de betrokken partij de preferentiële behandeling voor het betrokken goed of de betrokken goederen tijdelijk schorsen. Het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken wordt van een tijdelijke schorsing onverwijld in kennis gesteld;
c) tijdelijke schorsingen op grond van dit artikel blijven beperkt tot wat nodig is om de financiële belangen van de betrokken partij te beschermen. De schorsingstermijn bedraagt maximaal zes maanden en kan worden verlengd indien de omstandigheden die aanleiding gaven tot de aanvankelijke schorsing, op de vervaldatum van de termijn niet
zijn gewijzigd. Binnen het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in
artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst, vindt hierover periodiek overleg plaats, in het bijzonder met het oog op beëindiging van de schorsingen zodra de omstandigheden die aanleiding gaven tot toepassing ervan, niet meer gelden.
6. Elke partij publiceert overeenkomstig haar interne procedures alle berichten aan de importeurs met betrekking tot de in lid 5, onder a), bedoelde kennisgevingen, de in lid 5, onder b), bedoelde besluiten, en alle in lid 5, onder c), bedoelde verlengingen of beëindigingen.
Artikel 156
Handelwijze bij administratieve fouten
Indien de bevoegde autoriteiten bij het beheer van de preferentiële uitvoerregelingen een fout hebben gemaakt, in het bijzonder bij de toepassing van de bepalingen van protocol II bij deze overeenkomst betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en de methoden van administratieve samenwerking, en die fout gevolgen heeft voor de invoerrechten, kan de partij die met deze gevolgen wordt geconfronteerd, het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst, verzoeken na te gaan of alle passende maatregelen kunnen worden genomen om de situatie te herstellen.
Artikel 157
Overeenkomsten met andere landen
1. Deze overeenkomst belet niet de handhaving of oprichting van douane-unies, andere vrijhandelsruimtes of xxxxx xxxxxx betreffende grensverkeer, tenzij hierdoor de in deze overeenkomst neergelegde handelsregelingen worden onder mijnd.
2. De partijen voeren overleg in het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst, over overeenkomsten waarbij douane-unies of andere vrijhandelsruimtes worden opgericht dan wel regelingen betreffende grensverkeer worden ingevoerd, alsmede desgevraagd over andere belangrijke aangelegenheden met betrekking tot hun respectieve handelsbeleid jegens derde landen. Dergelijk overleg zal in het bijzonder plaatsvinden ingeval een derde land tot de EU toetreedt, opdat wordt gewaarborgd dat rekening wordt gehouden met de wederzijdse belangen van de Unie en de Republiek Moldavië zoals weergegeven in deze overeenkomst.
HOOFDSTUK 2
Handelsmaatregelen
afdeling 1
Algemene vrijwaringsmaatregelen
Artikel 158
Algemene bepalingen
1. De partijen bevestigen hun rechten en verplichtingen ingevolge artikel XIX van de GaTT 1994 en de Overeen komst inzake vrijwaringsmaatregelen als opgenomen in bijlage 1a bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereld handelsorganisatie, hierna „WTO-overeenkomst” genoemd, (hierna „Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen” genoemd) en artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw als opgenomen in bijlage 1a bij de WTO-overeen komst (hierna „Landbouwovereenkomst” genoemd).
2. De preferentiële oorsprongsregels van hoofdstuk 1 (Nationale behandeling en markttoegang voor goederen) van titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van deze overeenkomst zijn niet van toepassing op deze afdeling.
3. Hoofdstuk 14 (Beslechting van geschillen) van titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van deze overeenkomst is niet van toepassing op de bepalingen van deze afdeling.
Artikel 159
Transparantie
1. De partij die een vrijwaringsonderzoek opent, stelt de andere partij, indien deze laatste daarbij een aanmerkelijk economisch belang heeft, van die opening in kennis.
2. Onverminderd artikel 158 van deze overeenkomst geeft de partij die een vrijwaringsonderzoek opent en voorne mens is vrijwaringsmaatregelen te treffen, op verzoek van de andere partij onmiddellijk ad hoc schriftelijk kennis van alle relevante informatie die tot de opening van het vrijwaringsonderzoek en de instelling van vrijwaringsmaatregelen heeft geleid, alsmede voor zover relevant informatie over de opening van het vrijwaringsonderzoek en over de voorlopige en de definitieve bevindingen van dat onderzoek, en biedt zij de andere partij de mogelijkheid tot het voeren van overleg.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt een partij geacht aanmerkelijk economisch belang te hebben wanneer zij, uitgedrukt in absoluut volume of waarde, in de drie voorgaande jaren tot de vijf grootste leveranciers van het ingevoerde product behoorde.
Artikel 160
Toepassing van maatregelen
1. Wanneer de partijen vrijwaringsmaatregelen instellen, streven zij ernaar om dat te doen op een wijze die hun bila terale handel zo weinig mogelijk beïnvloedt.
2. Wanneer een partij in het kader van de toepassing van lid 1 van mening is dat aan de juridische vereisten voor de instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen is voldaan en deze partij voornemens is dergelijke maatregelen in te stellen, stelt zij de andere partij daarvan in kennis en biedt zij deze de mogelijkheid tot het voeren van bilateraal overleg. Indien binnen dertig dagen na de kennisgeving geen aanvaardbare oplossing wordt gevonden, kan de partij van invoer passende maatregelen nemen om het probleem op te lossen.
afdeling 2
Antidumping- en compenserende maatregelen
Artikel 161
Algemene bepalingen
1. De partijen bevestigen hun rechten en verplichtingen ingevolge artikel VI van de GaTT 1994, de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de GaTT 1994 als opgenomen in bijlage 1a bij de WTO-overeenkomst (hierna
„antidumpingovereenkomst” genoemd) en de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen als opge nomen in bijlage 1a bij de WTO-overeenkomst (hierna „SCM-Overeenkomst” genoemd).
2. De preferentiële oorsprongsregels van hoofdstuk 1 (Nationale behandeling en markttoegang voor goederen) van titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van deze overeenkomst zijn niet van toepassing op deze afdeling.
3. Hoofdstuk 14 (Beslechting van geschillen) van titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van deze overeenkomst is niet van toepassing op de bepalingen van deze afdeling.
Artikel 162
Transparantie
1. De partijen komen overeen dat bij gebruikmaking van antidumping- en compenserende maatregelen de vereisten van de antidumpingovereenkomst en de SCM-Overeenkomst volledig worden gerespecteerd, en dat die maatregelen op een eerlijk en transparant systeem worden gebaseerd.
2. De partijen waarborgen dat onmiddellijk na de instelling van voorlopige maatregelen en vóór de definitieve vast stelling, de belangrijkste feiten en overwegingen die aan de beslissing tot toepassing van maatregelen ten grondslag liggen, volledig en duidelijk worden meegedeeld, onverminderd artikel 6, lid 5, van de antidumpingovereenkomst en artikel 12, lid 4, van de SCM-Overeenkomst. De feiten en overwegingen moeten schriftelijk worden meegedeeld, en er moet belanghebbenden voldoende tijd worden gelaten om hun opmerkingen in te dienen.
3. Elke belanghebbende krijgt, mits zulks het onderzoek niet onnodig vertraagt, de gelegenheid te worden gehoord opdat hij gedurende antidumping- of antisubsidieonderzoeken zijn standpunt kenbaar kan maken.
Artikel 163
Algemeen belang
antidumping- of compenserende maatregelen kunnen niet door een partij worden toegepast indien, op basis van de tijdens het onderzoek kenbaar gemaakte informatie, duidelijk kan worden geconcludeerd dat het niet in het algemeen belang is dergelijke maatregelen toe te passen. Bij de vaststelling met betrekking tot het algemeen belang wordt uitgegaan van een waardering van alle verschillende belangen, in hun geheel beschouwd, met inbegrip van de belangen van de interne bedrijfstak, gebruikers, consumenten en importeurs, voor zover zij relevante informatie aan de onderzoeksautori teiten hebben verstrekt.
Artikel 164
Regel van het laagste recht
Indien een partij besluit om een voorlopig of definitief antidumping- of compenserend recht in te stellen, overschrijdt het bedrag van dit recht niet de dumpingmarge of het totale bedrag van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies, maar is het lager dan de dumpingmarge of het totale bedrag van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies wanneer de schade voor de interne bedrijfstak kan worden opgeheven door een lager recht.
afdeling 3
Bilaterale vr ijwaringsmaatregelen
Artikel 165
Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregel
1. Indien, wegens de verlaging of afschaffing van een douanerecht ingevolge deze overeenkomst, goederen van oorsprong uit een partij naar het grondgebied van de andere partij in dermate toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in verhouding tot de interne productie, en onder zodanige voorwaarden worden ingevoerd dat de interne bedrijfstak die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten vervaardigt, ernstige schade lijdt of dreigt te lijden, kan de partij van invoer, overeenkomstig de in deze afdeling vervatte voorwaarden en procedures maatregelen vaststellen als bedoeld in lid 2.
2. De partij van invoer kan een bilaterale vrijwaringsmaatregel treffen tot:
a) opschorting van de in deze overeenkomst voorziene verdere verlaging van het douanerecht op het betrokken goed, of
b) verhoging van het douanerecht op het goed tot een niveau dat niet hoger ligt dan het laagste van de volgende rechten:
i) het op het goed toegepaste meestbegunstigingsrecht dat van kracht is op het tijdstip waarop de maatregel wordt getroffen, of
ii) het basisdouanerecht dat overeenkomstig artikel 147 van deze overeenkomst is vastgelegd in de lijsten in bijlage XV.
Artikel 166
Voorwaarden en beperkingen
1. Een partij stelt de andere partij schriftelijk in kennis van de opening van een onderzoek als bedoeld in lid 2, en overlegt met haar zo vroeg mogelijk vóór de toepassing van een bilaterale vrijwaringsmaatregel, teneinde de informatie die uit het onderzoek naar voren komt, te toetsen en van gedachten te wisselen over de maatregel.
2. Een partij treft een bilaterale vrijwaringsmaatregel slechts nadat haar bevoegde autoriteiten een onderzoek hebben verricht overeenkomstig artikel 3 en artikel 4, lid 2, onder c), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen. Daartoe worden artikel 3 en artikel 4, lid 2, onder c), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst opgenomen en maken zij hier integraal deel van uit.
3. Bij het in lid 2 van dit artikel bedoelde onderzoek voldoet de partij aan de voorschriften van artikel 4, lid 2, onder a), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen. Daartoe wordt artikel 4, lid 2, onder a), van de Overeen komst inzake vrijwaringsmaatregelen mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst opgenomen en maakt dat hier integraal deel van uit.
4. Elke partij waarborgt dat haar bevoegde autoriteiten alle in lid 2 beschreven onderzoeken afsluiten binnen een jaar na de datum waarop het is geopend.
5. De partijen mogen een bilaterale vrijwaringsmaatregel slechts toepassen met inachtneming van de volgende beper kingen:
a) de maatregel mag enkel worden toegepast voor zover en zolang hij noodzakelijk is om ernstige schade te voorkomen of te herstellen en de aanpassing van de interne bedrijfstak te vergemakkelijken;
b) de maatregel mag niet langer dan twee jaar worden toegepast. Deze periode kan echter met maximaal twee jaar worden verlengd indien de bevoegde autoriteiten van de partij van invoer overeenkomstig de in dit artikel gespecifi ceerde procedures vaststellen dat de maatregel noodzakelijk blijft om ernstige schade te voorkomen of te herstellen en de aanpassing van de interne bedrijfstak te vergemakkelijken, en er bewijs is dat de bedrijfstak zich aanpast, waarbij de totale toepassingsperiode van een vrijwaringsmaatregel, met inbegrip van de initiële toepassingsperiode en elke verlenging daarvan, niet langer mag zijn dan vier jaar;
c) de maatregel mag niet worden toegepast na afloop van de overgangsperiode;
d) de maatregel mag met betrekking tot hetzelfde product niet tegelijkertijd met een maatregel als bedoeld in artikel XIX van de GaTT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen worden toegepast.
6. Wanneer een partij een bilaterale vrijwaringsmaatregel niet langer toepast, is het douanerecht het recht dat overeen komstig de lijst van die partij in bijlage XV bij deze overeenkomst bij ontbreken van de maatregel van kracht zou zijn geweest.
Artikel 167
Voorlopige maatregelen
In kritieke omstandigheden waarin uitstel moeilijk te herstellen schade zou veroorzaken, mag een partij een voorlopige bilaterale vrijwaringsmaatregel toepassen nadat voorlopig is vastgesteld dat er duidelijke bewijzen zijn voor een toename van de invoer van een goed van oorsprong uit de andere partij als gevolg van de verlaging of afschaffing van een doua nerecht ingevolge deze overeenkomst, en dat dergelijke invoer ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de interne bedrijfstak. De duur van een voorlopige maatregel mag niet meer bedragen dan tweehonderd dagen, gedu rende welke periode de partij die de maatregel toepast, moet voldoen aan de voorschriften van artikel 166, leden 2 en 3, van deze overeenkomst. De partij betaalt onverwijld alle betaalde bedragen aan rechten terug die het douanerecht over schrijden dat in bijlage XV bij deze overeenkomst is vastgelegd, indien het in artikel 166, lid 2, van deze overeenkomst bedoelde onderzoek niet uitwijst dat de voorwaarden van artikel 165 van deze overeenkomst zijn vervuld. De duur van een voorlopige maatregel wordt gerekend als een deel van de in artikel 166, lid 5, onder b), van deze overeenkomst vast gelegde periode.
Artikel 168
Compensatie
1. Een partij die een bilaterale vrijwaringsmaatregel toepast, treedt in overleg met de andere partij, teneinde overeen stemming te bereiken over een passende compensatie in het kader van de liberalisering van de handel die de vorm heeft van concessies met in wezen gelijkwaardige gevolgen voor de handel of die gelijkwaardig is aan de bijkomende rechten die de vrijwaringsmaatregel naar verwachting met zich zal brengen. De partij biedt uiterlijk dertig dagen na de toepassing van de bilaterale vrijwaringsmaatregel gelegenheid voor dergelijk overleg.
2. Indien het in lid 1 bedoelde overleg niet binnen dertig dagen na aanvang ervan leidt tot overeenstemming over een passende compensatie in het kader van de liberalisering van de handel, mag de partij wier goederen voorwerp van de vrijwaringsmaatregel zijn, de toepassing opschorten van in wezen gelijkwaardige concessies aan de partij die de vrijwa ringsmaatregel toepast.
3. Het in lid 2 bedoelde opschortingsrecht wordt niet uitgeoefend in de eerste 24 maanden waarin een bilaterale vrij waringsmaatregel van kracht is, mits de vrijwaringsmaatregel in overeenstemming is met deze overeenkomst.
Artikel 169
Definities
Voor de toepassing van deze afdeling:
a) hebben „ernstige schade” en „dreiging van ernstige schade” dezelfde betekenis als in artikel 4, lid 1, onder a) en b), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen. Daartoe wordt artikel 4, lid 1, onder a) en b), van de Overeen komst inzake vrijwaringsmaatregelen mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst opgenomen en maakt dat hier deel van uit; en
b) wordt onder „overgangsperiode” een periode van tien jaar verstaan vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.
HOOFDSTUK 3
Technische handelsbelemmeringen, normalisatie, metrologie, accreditatie en conformiteitsbeoordeling
Artikel 170
Toepassingsgebied en definities
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de opstelling, aanneming en toepassing van normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures zoals omschreven in de Overeenkomst inzake technische handelsbelemme ringen, hierna „TBT-Overeenkomst” genoemd, die in bijlage 1a bij de WTO-overeenkomst is opgenomen, welke de handel in goederen tussen de partijen kunnen beïnvloeden.
2. Onverminderd lid 1 van dit artikel is dit hoofdstuk noch op sanitaire en fytosanitaire maatregelen zoals omschreven in bijlage a bij de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (hierna „SPS-Overeenkomst” genoemd), die in bijlage 1a bij de WTO-overeenkomst is opgenomen, noch op de aankoopspecificaties die door over heidsinstanties zijn opgesteld om in hun eigen productie- of verbruiksbehoeften te voorzien, van toepassing.
3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de definities van bijlage 1 bij de TBT-Overeenkomst.
Artikel 171
Bevestiging van TBT-Overeenkomst
De partijen bevestigen hun bestaande wederzijdse rechten en verplichtingen ingevolge de TBT-Overeenkomst, die hierbij in de onderhavige overeenkomst wordt opgenomen en hier deel van uitmaakt.
Artikel 172
Technische samenwerking
1. De partijen versterken hun samenwerking op het gebied van normen, technische voorschriften, metrologie, markt toezicht, accreditatie en conformiteitsbeoordelingssystemen, teneinde het wederzijdse begrip van hun respectieve systemen te verbeteren en de toegang tot hun respectieve markten te vergemakkelijken. Daartoe kunnen zij zowel op horizontaal als op sectorniveau dialogen over regelgeving tot stand brengen.
2. Bij hun samenwerking streven de partijen ernaar om handelsbevorderende initiatieven in kaart te brengen, te ontwikkelen en te bevorderen die met name, doch niet uitsluitend, het volgende kunnen inhouden:
a) versterken van de samenwerking op regelgevingsgebied door de uitwisseling van gegevens en ervaringen alsmede door wetenschappelijke en technische samenwerking, teneinde de kwaliteit van hun technische voorschriften, normen, markttoezicht, conformiteitsbeoordeling en accreditatie te verbeteren en beter gebruik te maken van de beschikbare middelen op regelgevingsgebied;
b) bevorderen en aanmoedigen van samenwerking tussen hun respectieve openbare of particuliere organisaties voor metrologie, normalisatie, markttoezicht, conformiteitsbeoordeling en accreditatie;
c) bevorderen van de ontwikkeling van de kwaliteitsinfrastructuur voor normalisatie, metrologie, accreditatie, conformi teitsbeoordeling en van het systeem voor markttoezicht in de Republiek Moldavië;
d) bevorderen van de deelname van de Republiek Moldavië aan het werk van verwante Europese organisaties;
e) zoeken naar oplossingen voor technische handelsbelemmeringen die zich kunnen voordoen; en
f) hun standpunten afstemmen in internationale organisaties voor handel en regelgeving zoals de WTO en de Economi sche Commissie van de Verenigde Naties voor Europa, hierna „VN-ECE” genoemd.
Artikel 173
Aanpassing van technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordeling
1. De Republiek Moldavië neemt de maatregelen die nodig zijn om geleidelijk te komen tot conformiteit met de tech nische voorschriften, normen, metrologie, accreditatie, conformiteitsbeoordeling, bijbehorende systemen en het systeem voor markttoezicht van de Unie, en verbindt zich tot naleving van de beginselen en de praktijken die in het toepasselijke acquis van de Unie zijn neergelegd.
2. Met het oog op het bereiken van de doelstellingen van lid 1:
a) neemt de Republiek Moldavië geleidelijk het toepasselijke acquis van de Unie op in haar wetgeving overeenkomstig de bepalingen van bijlage XVI bij deze overeenkomst; en
b) voert de Republiek Moldavië de benodigde administratieve en institutionele hervormingen door met het oog op het doeltreffende en transparante stelsel dat voor de uitvoering van dit hoofdstuk vereist is.
3. De Republiek Moldavië onthoudt zich van wijziging van haar horizontale en sectorspecifieke wetgeving, tenzij wijziging plaatsvindt om die wetgeving geleidelijk aan het dienovereenkomstige acquis van de Unie aan te passen en die aanpassing te handhaven, en stelt de Unie van wijzigingen van haar nationale wetgeving in kennis.
4. De Republiek Moldavië waarborgt dat haar desbetreffende nationale organen deelnemen aan Europese en interna tionale organisaties voor normalisatie, wettelijke en fundamentele metrologie en conformiteitsbeoordeling met inbegrip van accreditatie, overeenkomstig de respectieve werkzaamheden van die organen en de mogelijke deelnamestatus ervan.
5. Met het oog op de integratie van haar normalisatiestelsel:
a) zet de Republiek Moldavië geleidelijk het geheel aan Europese normen (EN) om in nationale normen, met inbegrip van de geharmoniseerde Europese normen, waarvan het vrijwillige gebruik wordt vermoed in overeenstemming te zijn met de wetgeving van de Unie bij omzetting in de wetgeving van de Republiek Moldavië;
b) trekt de Republiek Moldavië gelijktijdig met deze omzetting daarmee strijdige nationale normen in; en
c) vervult de Republiek Moldavië geleidelijk de voorwaarden voor volwaardig lidmaatschap van de Europese organisaties voor normalisatie.
6. Na de inwerkingtreding van deze overeenkomst verstrekt de Republiek Moldavië de Unie jaarlijks verslagen over de maatregelen die zij overeenkomstig bijlage XVI bij deze overeenkomst heeft genomen. Indien in bijlage XVI bij deze over eenkomst vermelde handelingen niet binnen het daarin vastgestelde tijdschema zijn uitgevoerd, geeft de Republiek Moldavië een nieuw tijdschema voor de voltooiing van die handelingen aan. Bijlage XVI bij deze overeenkomst kan door de partijen worden aangepast.
Artikel 174
Overeenkomst inzake overeenstemmingsbeoordeling en aanvaarding van industrieproducten („OOA”)
1. De partijen komen overeen dat zij uiteindelijk aan deze overeenkomst een overeenkomst inzake overeenstemmings beoordeling en aanvaarding van industrieproducten, hierna „OOa” genoemd, hechten in de vorm van een protocol, inzake de overeengekomen sectoren van de lijst in bijlage XVI bij deze overeenkomst waarvan toereikende aanpassing wordt aangenomen, na controle door de Unie dat de desbetreffende sectorspecifieke en horizontale wetgeving, instel lingen en normen van de Republiek Moldavië volledig aan die van de Unie zijn aangepast. Het is de bedoeling dat de OOa uiteindelijk tot alle in bijlage XVI bij deze overeenkomst vermelde sectoren wordt uitgebreid.
2. De OOa zal bepalen dat de handel tussen de partijen in producten in de door haar bestreken sectoren plaatsvindt onder dezelfde voorwaarden als die welke op de handel in dergelijke producten tussen de lidstaten van toepassing zijn.
Artikel 175
Merktekens en etikettering
1. Onverminderd de artikelen 173 en 174 van deze overeenkomst bevestigen de partijen met betrekking tot de tech nische voorschriften voor de etikettering of merktekens opnieuw de beginselen van hoofdstuk 2.2 van de TBT-Overeen komst dat die voorschriften niet moeten worden opgesteld, vastgesteld of toegepast met het oogmerk of gevolg dat er onnodige belemmeringen voor de internationale handel ontstaan. Daartoe mogen dergelijke voorschriften voor de etiket tering of merktekens de handel niet meer beperken dan voor het bereiken van een legitieme doelstelling noodzakelijk is, waarbij acht moet worden geslagen op de risico's die zouden ontstaan wanneer niet aan die voorschriften wordt voldaan.
2. Met betrekking tot verplichte etikettering of merktekens komen de partijen in het bijzonder overeen dat:
a) zij ernaar streven hun eisen inzake merktekens of etikettering tot een minimum te beperken, tenzij het om de over name van het acquis van de Unie op dit gebied en om de bescherming van de gezondheid, de veiligheid of het milieu, of om andere redelijke doelstellingen van overheidsbeleid gaat; en
b) zij gerechtigd blijven te verlangen dat de informatie op het etiket of merkteken in een bepaalde taal wordt gesteld.
HOOFDSTUK 4
Sanitaire en fytosanitaire maatregelen
Artikel 176
Doel
1. Het doel van dit hoofdstuk is het bevorderen van de handel in handelsartikelen waarop tussen de partijen sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS-maatregelen) van toepassing zijn, en tegelijkertijd het leven of de gezondheid van mens, dier of plant te beschermen door:
a) te zorgen voor volledige transparantie inzake de in bijlage XVII bij deze overeenkomst vermelde maatregelen die op de handel van toepassing zijn;
b) het regelgevingsstelsel van de Republiek Moldavië aan te passen aan dat van de Unie;
c) de dier- en plantgezondheidsstatus van de partijen te erkennen en het regionalisatiebeginsel toe te passen;
d) een mechanisme voor de erkenning van de gelijkwaardigheid van de in bijlage XVII bij deze overeenkomst vermelde, door een partij toegepaste maatregelen in te voeren;
e) verder uitvoering te blijven geven aan de SPS-Overeenkomst;
f) mechanismen en procedures voor handelsbevordering in te voeren; en
g) de communicatie en samenwerking tussen de partijen inzake de in bijlage XVII bij deze overeenkomst vermelde maat regelen te verbeteren.
2. Dit hoofdstuk heeft tot doel tussen de partijen een consensus over de normen voor dierenwelzijn te bereiken.
Artikel 177
Multilaterale verplichtingen
De partijen herbevestigen hun rechten en verplichtingen uit hoofde van de WTO-Overeenkomsten, en in het bijzonder de SPS-Overeenkomst.
Artikel 178
Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle sanitaire en fytosanitaire maatregelen van een partij die de handel tussen de partijen al dan niet rechtstreeks kunnen beïnvloeden, met inbegrip van alle in bijlage XVII bij deze overeenkomst vermelde maatregelen.
Artikel 179
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
1. „sanitaire en fytosanitaire maatregelen” (SPS-maatregelen): maatregelen als omschreven in bijlage a, punt 1, bij de SPS-Overeenkomst;
2. „dieren”: dieren zoals omschreven in de Terrestrial animal Health Code (Gezondheidscode voor landdieren) of de aquatic animal Health Code (Gezondheidscode voor waterdieren) van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE);
3. „dierlijke producten”: producten van dierlijke oorsprong, met inbegrip van producten van waterdieren zoals omschreven in de Gezondheidscode voor waterdieren van het OIE;
4. „niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten”: dierlijke producten als vermeld in bijlage XVII-a, deel 2 (II), bij deze overeenkomst;
5. „planten”: levende planten en gespecificeerde levende delen daarvan, met inbegrip van zaden:
a) fruit, in botanische zin, ander dan diepgevroren;
b) groente, andere dan diepgevroren;
c) bollen, knollen en wortelstokken;
d) snijbloemen;
e) takken met loof;
f) gekapte bomen met loof;
g) plantenweefselculturen;
h) bladeren, loof;
i) levende pollen; en
j) enten, stekken, knoppen;
6. „plantaardige producten”: producten van plantaardige oorsprong die niet zijn verwerkt of die een eenvoudige behandeling hebben ondergaan, voor zover het geen planten betreft die in bijlage XVII-a, deel 3, bij deze overeen komst zijn vermeld;
7. „zaden”: zaden in botanische zin, bestemd voor opplant;
8. „plaagorganismen” of „schadelijke organismen”: alle soorten, stammen of biotypes van planten, dieren of ziektever wekkers die schadelijk zijn voor planten of plantaardige producten;
9. „beschermd gebied” voor een bepaald gereguleerd schadelijk organisme: een officieel afgebakend geografisch gebied in de Unie waarin dat organisme niet is gevestigd ondanks de gunstige omstandigheden en het feit dat het in andere delen van de Unie voorkomt;
10. „dierziekte”: een klinisch of pathologisch besmettingsverschijnsel bij dieren;
11. „ziekte bij aquacultuur”: klinische of niet-klinische besmetting met een of meer ziekteverwekkers van de ziekten die waterdieren treffen en die in de Gezondheidscode voor waterdieren van het OIE worden genoemd;
12. „besmetting bij dieren”: de situatie waarbij dieren drager zijn van een besmettelijk agens, ongeacht of zij klinische of pathologische besmettingsverschijnselen vertonen;
13. „normen op het gebied van dierenwelzijn”: normen voor de bescherming van dieren zoals deze door de partijen zijn opgesteld en worden toegepast en in voorkomend geval overeenstemmen met de normen van het OIE;
14. „adequaat niveau” van sanitaire en fytosanitaire bescherming: het adequate niveau van sanitaire en fytosanitaire bescherming zoals omschreven in bijlage a, punt 5, bij de SPS-Overeenkomst;
15. „regio”: voor wat diergezondheid betreft, gebieden of regio's als omschreven in de Gezondheidscode voor land dieren van het OIE, en voor aquacultuur de gebieden als omschreven in de Gezondheidscode voor waterdieren van het OIE. Voor de Unie wordt onder de term „grondgebied” of „land” het grondgebied van de Unie verstaan;
16. „plaagorganismevrij gebied” (PVG): gebied waarin een specifiek plaagorganisme blijkens wetenschappelijk bewijs niet voorkomt en waarin, voor zover passend, deze hoedanigheid officieel in stand wordt gehouden;
17. „regionalisatie”: het begrip regionalisatie als omschreven in artikel 6 van de SPS-Overeenkomst;
18. „zending”: een aantal levende dieren of een hoeveelheid dierlijke producten van hetzelfde type, waarvoor één certifi caat of document is afgegeven, die met hetzelfde transportmiddel wordt vervoerd, die is verzonden door één afzender en die van oorsprong is uit dezelfde partij van uitvoer of gebied(en) van de partij. Een zending van dieren kan uit een of meer partijen bestaan. Een zending van dierlijke producten kan uit een of meer handelsartikelen of partijen bestaan;
19. „zending van planten of plantaardige producten”: een hoeveelheid planten, plantaardige producten en/of andere materialen die van een partij naar de andere worden verplaatst, en waarvoor, indien nodig, één fytosanitair certifi caat is afgegeven. Een zending kan uit een of meer handelsartikelen of partijen bestaan;
20. „partij”: een aantal eenheden van een handelsartikel, dat herkenbaar is door de homogeniteit van de samenstelling en oorsprong ervan, en dat deel uitmaakt van een zending;
21. „gelijkwaardigheid in het kader van het handelsverkeer” (gelijkwaardigheid): de situatie waarin de partij van invoer de in bijlage XVII bij deze overeenkomst vermelde maatregelen van de partij van uitvoer als gelijkwaardig aanvaardt, ongeacht of zij verschillen van de eigen maatregelen van de partij van invoer, indien de partij van uitvoer jegens de partij van invoer objectief gezien aantoont dat haar maatregelen het adequate sanitaire en fytosanitaire bescher mingsniveau of het aanvaardbare risiconiveau van de partij van invoer bereiken;
22. „sector”: de productie- en handelsstructuur voor een product of productcategorie in een van de partijen;
23. „subsector”: een welomschreven en gecontroleerd deel van een sector;
24. „handelsartikel”: de producten of materialen die worden verplaatst voor handelsdoeleinden, met inbegrip van die bedoeld in de punten 2 tot en met 7;
25. „specifieke invoervergunning”: een door de bevoegde autoriteiten van de partij van invoer aan een individuele importeur van tevoren verstrekte officiële vergunning voor de invoer van één enkele zending of verschillende zendingen van een handelsartikel uit de partij van uitvoer, dat binnen het toepassingsgebied van dit hoofdstuk valt;
26. „werkdagen”: weekdagen behalve zondag, zaterdag en feestdagen in een van de partijen;
27. „inspectie”: het onderzoeken van elk aspect van diervoeders, levensmiddelen, diergezondheid en dierenwelzijn, teneinde na te gaan of deze aspecten voldoen aan de voorschriften van de wetgeving inzake diervoeders en levens middelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn;
28. „fytosanitaire controle”: officieel onderzoek met het blote oog van planten, plantaardige producten of andere mate rialen waarvoor voorschriften bestaan, om te bepalen of er sprake is van plaagorganismen en/of te bepalen of er al dan niet aan de fytosanitaire voorschriften is voldaan;
29. „verificatie”: toetsen, via onderzoek en inaanmerkingneming van objectief bewijsmateriaal, of aan specifieke vereisten is voldaan.
Artikel 180
Bevoegde autoriteiten
De partijen brengen elkaar op de hoogte van de structuur, organisatie en verdeling van bevoegdheden van hun bevoegde autoriteiten tijdens de eerste bijeenkomst van het in artikel 191 van deze overeenkomst bedoelde subcomité voor sani taire en fytosanitaire maatregelen, hierna „SPS-subcomité” genoemd. De partijen stellen elkaar op de hoogte van elke verandering van de structuur, organisatie en verdeling van bevoegdheden, met inbegrip van de contactpunten, aangaande die bevoegde autoriteiten.
Artikel 181
Geleidelijke aanpassing
1. De Republiek Moldavië past haar sanitaire en fytosanitaire wetgeving alsmede die op het gebied van dierenwelzijn geleidelijk aan aan die van de Unie zoals vastgelegd in bijlage XXIV bij deze overeenkomst.
2. De partijen werken samen inzake geleidelijke aanpassing en capaciteitsopbouw.
3. Het SPS-subcomité bewaakt op regelmatige basis de uitvoering van het aanpassingsproces zoals vastgelegd in bijlage XXIV bij deze overeenkomst, om de nodige aanbevelingen inzake aanpassing te kunnen geven.
4. Uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van deze overeenkomst legt de Republiek Moldavië een lijst van de door de EU aangenomen sanitaire en fytosanitaire wetgeving alsmede die op het gebied van dierenwelzijn en andere wetgevende maatregelen voor waaraan zij haar wetgeving zal aanpassen. De lijst wordt onderverdeeld naar prioriteitsge bieden voor de maatregelen als omschreven in bijlage XVII bij deze overeenkomst, waarbij het handelsartikel of de groep handelsartikelen waarop de aangepaste maatregelen betrekking hebben wordt aangegeven. Deze aanpassingslijst dient als referentiedocument voor de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk.
5. De aanpassingslijst en de beginselen voor de beoordeling van de voortgang met de aanpassing zullen worden toege voegd aan bijlage XXIV bij deze overeenkomst en zullen worden gebaseerd op de technische en financiële middelen van de Republiek Moldavië.
Artikel 182
Erkenning van diergezondheidsstatus en status inzake plaagorganismen alsmede van regionale omstandigheden in kader van handelsverkeer
Erkenning van status inzake dierziekten, besmetting bij dieren of plaagorganismen
1. Wat dierziekten en besmettingen bij dieren (met inbegrip van zoönose) betreft, gelden onderstaande bepalingen:
a) de partij van invoer erkent, in het kader van het handelsverkeer, de diergezondheidsstatus van de partij van uitvoer of haar regio's, zoals deze overeenkomstig de procedure van bijlage XIX, deel a, bij deze overeenkomst zijn vastgesteld, voor de in bijlage XVIII-a bij deze overeenkomst opgenomen dierziekten;
b) wanneer een partij meent dat zij voor haar grondgebied of een regio binnen haar grondgebied een bijzondere status heeft voor een bepaalde dierziekte die niet in bijlage XVIII-a bij deze overeenkomst is opgenomen, kan zij om erken ning van deze status verzoeken overeenkomstig de procedure van bijlage XIX, deel C, bij deze overeenkomst. De partij van invoer kan bij de invoer van levende dieren en dierlijke producten garanties eisen die in overeenstemming zijn met de overeengekomen status van de partijen;
c) de partijen erkennen als basis voor hun onderlinge handel de status van de grondgebieden of de regio's, of de status in een sector of een subsector van de partijen met betrekking tot de prevalentie of incidentie van een niet in bijlage XVIII-a bij deze overeenkomst opgenomen dierziekte of, in voorkomend geval, van besmettingen bij dieren en/of het daaraan verbonden risico, zoals gedefinieerd door het OIE. De partij van invoer kan bij de invoer van levende dieren en dierlijke producten garanties eisen die in overeenstemming zijn met de overeenkomstig de aanbeve lingen van het OIE vastgestelde status; en
d) onverminderd de artikelen 184, 186 en 190 van deze overeenkomst, en tenzij de partij van invoer uitdrukkelijk bezwaar maakt en om ondersteunende of bijkomende gegevens, overleg en/of verificatie verzoekt, neemt elke partij onverwijld de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen om handel mogelijk te maken op basis van de bepalingen van dit lid, onder a), b) en c).
2. Wat plaagorganismen betreft, gelden onderstaande bepalingen:
a) de partijen erkennen in het kader van het handelsverkeer de status inzake plaagorganismen met betrekking tot de in bijlage XVIII-B bij deze overeenkomst opgenomen plaagorganismen als omschreven in bijlage XIX-B bij deze overeen komst; en
b) onverminderd de artikelen 184, 186 en 190 van deze overeenkomst, en tenzij de partij van invoer uitdrukkelijk bezwaar maakt en om ondersteunende of bijkomende gegevens, overleg en/of verificatie verzoekt, neemt elke partij onverwijld de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen om de handel mogelijk te maken op basis van de bepalingen van dit lid, onder a).
Erkenning van regionalisatie/zonering, plaagorganismevrije gebieden (PVG's) en beschermde gebieden (BG's)
3. De partijen erkennen de begrippen regionalisatie en PVG's zoals omschreven in het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (IPPC) van 1997 en de internationale normen voor fytosanitaire maatregelen (ISPM's) van de Voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FaO), en beschermde gebieden, zoals gedefineerd in Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen, en komen overeen dat deze begrippen op de handel tussen hen van toepassing zijn.
4. De partijen komen overeen dat regionalisatiebesluiten voor de in bijlage XVIII-a bij deze overeenkomst opgenomen dier- en visziekten en voor de in bijlage XVIII-B bij deze overeenkomst opgenomen plaagorganismen moeten worden genomen overeenkomstig de bepalingen van bijlage XIX, delen a en B, bij deze overeenkomst.
5. Wat dierziekten betreft, deelt de partij van uitvoer die erkenning van haar regionalisatiebesluit door de partij van invoer wenst, overeenkomstig artikel 184 van deze overeenkomst de door haar ingestelde maatregelen mee met een omstandige toelichting op en ondersteunende gegevens voor haar bepalingen en besluiten. Onverminderd artikel 185 van deze overeenkomst en tenzij de partij van invoer uitdrukkelijk bezwaar maakt en om bijkomende gegevens, overleg en/of verificatie verzoekt binnen 15 werkdagen na ontvangst van de kennisgeving, wordt het aldus meegedeelde regiona lisatiebesluit geacht te zijn aanvaard;
Het in de eerste alinea van dit lid bedoelde overleg vindt plaats overeenkomstig artikel 185, lid 3, van deze overeen komst. De partij van invoer beoordeelt de bijkomende gegevens binnen 15 werkdagen na ontvangst ervan. De in de eerste alinea van dit lid bedoelde verificatie geschiedt overeenkomstig artikel 188 van deze overeenkomst, binnen 25 werkdagen na ontvangst van het verzoek daartoe.
6. Wat plaagorganismen betreft, draagt elke partij er zorg voor dat bij de handel in planten, plantaardige producten en andere materialen in voorkomend geval rekening wordt gehouden met de status inzake plaagorganismen in een gebied dat door de andere partij is erkend als beschermd gebied of plaagorganismevrij gebied. Een partij die erkenning van haar PVG door de andere partij wenst, deelt de door haar ingestelde maatregelen mee, desgevraagd met een omstan dige toelichting op en ondersteunende gegevens voor de vaststelling en handhaving, waarbij de richtsnoeren van de FaO of het IPPC, met inbegrip van ISPM's, worden aangehouden. Onverminderd artikel 190 van deze overeenkomst en tenzij een partij uitdrukkelijk bezwaar maakt en om bijkomende gegevens, overleg en/of verificatie verzoekt binnen drie maanden na de kennisgeving, wordt het aldus meegedeelde regionalisatiebesluit ter zake van het PVG geacht te zijn aanvaard.
Het in de eerste alinea van dit lid bedoelde overleg vindt plaats overeenkomstig artikel 185, lid 3, van deze overeen komst. De partij van invoer beoordeelt de bijkomende gegevens binnen drie maanden na ontvangst ervan. De in de eerste alinea van dit lid bedoelde verificatie geschiedt overeenkomstig artikel 188 van deze overeenkomst binnen twaalf maanden na ontvangst van het verzoek daartoe, rekening houdende met de biologische kenmerken van het plaagorga nisme en het gewas in kwestie.
7. Na voltooiing van de procedures van de leden 4 tot en met 6 van dit artikel, en onverminderd artikel 190 van deze overeenkomst, neemt elke partij onverwijld de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen om de handel moge lijk te maken op basis van de in die leden vervatte bepalingen.
Compartimentering
8. De partijen verbinden zich tot verdere besprekingen met het oog op de tenuitvoerlegging van het compartimente ringsbeginsel.
Artikel 183
Erkenning van gelijkwaardigheid
1. Erkenning van gelijkwaardigheid kan geschieden met betrekking tot:
a) afzonderlijke maatregelen;
b) een groep maatregelen; of
c) een op een sector, subsector, handelsartikel of groep handelsartikelen toepasselijk systeem.
2. Met betrekking tot de erkenning van de gelijkwaardigheid wordt door de partijen de procedure van lid 3 gevolgd. Deze procedure omvat dat door de partij van uitvoer objectief bewijs van gelijkwaardigheid wordt aangedragen en dat het verzoek door de partij van invoer objectief wordt beoordeeld. Deze beoordeling kan inspecties of verificaties omvatten.
3. Indien de partij van uitvoer een verzoek indient met betrekking tot een erkenning van gelijkwaardigheid als bedoeld in lid 1 van dit artikel, leiden de partijen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na ontvangst van dit verzoek door de partij van invoer de overlegprocedure in die de in bijlage XXI bij deze overeenkomst genoemde stappen omvat. Indien de partij van uitvoer meerdere verzoeken indient, komen de partijen, op verzoek van de partij van invoer, in het in artikel 191 van deze overeenkomst bedoelde SPS-subcomité een tijdschema overeen waarbinnen zij de in dit lid bedoelde procedure inleiden en uitvoeren.
4. De Republiek Moldavië stelt de Unie in kennis zodra de aanpassing is voltooid ten gevolge van het toezicht waarin artikel 181, lid 3, van deze overeenkomst voorziet. Deze kennisgeving wordt beschouwd als een verzoek van de Repu bliek Moldavië om de procedure voor de erkenning van de gelijkwaardigheid van de desbetreffende maatregelen overeen komstig lid 3 van dit artikel in te leiden.
5. Tenzij anders overeengekomen, rondt de partij van invoer de procedure voor de erkenning van de gelijkwaardigheid als bedoeld in lid 3 van dit artikel af binnen twaalf maanden na ontvangst van het verzoek van de partij van uitvoer, met inbegrip van een dossier met het bewijs van gelijkwaardigheid. Deze termijn kan worden verlengd voor seizoensge wassen waarvoor het gerechtvaardigd is de evaluatie uit te stellen teneinde de fytosanitaire maatregelen over een voldoende lange groeiperiode te kunnen verifiëren.
6. De partij van invoer stelt de gelijkwaardigheid wat betreft planten, plantaardige producten en andere materialen vast overeenkomstig de desbetreffende ISPM's.
7. De partij van invoer kan de erkenning van de gelijkwaardigheid intrekken of opschorten bij elke wijziging van een maatregel door een van de partijen die van invloed is op de gelijkwaardigheid, op voorwaarde dat de volgende procedure wordt gevolgd:
a) overeenkomstig artikel 184, lid 2, van deze overeenkomst stelt de partij van uitvoer de partij van invoer in kennis van elk voorstel tot wijziging van door haar ingestelde maatregelen waarvan de gelijkwaardigheid werd erkend, en van de waarschijnlijke gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor deze gelijkwaardigheid. Binnen één maand na de ontvangst van deze gegevens stelt de partij van invoer de partij van uitvoer ervan in kennis of de erkenning van de gelijkwaardigheid op basis van de voorgestelde maatregelen al dan niet gehandhaafd blijft;
b) overeenkomstig artikel 184, lid 2, van deze overeenkomst stelt de partij van invoer de partij van uitvoer in kennis van elk voorstel tot wijziging van door haar ingestelde maatregelen op basis waarvan de gelijkwaardigheid werd erkend, en van de waarschijnlijke gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor deze gelijkwaardigheid. Indien de partij van invoer de erkenning van de gelijkwaardigheid niet handhaaft, kunnen de partijen de voorwaarden overeen komen waaronder de in lid 3 van dit artikel bedoelde procedure opnieuw kan worden ingeleid op basis van de voor gestelde maatregelen.
8. Het besluit over de erkenning van de gelijkwaardigheid dan wel de opschorting of intrekking ervan kan uitsluitend worden genomen door de partij van invoer, overeenkomstig haar wettelijke en bestuursrechtelijke regelgeving. De partij van invoer verstrekt de partij van uitvoer schriftelijk een omstandige toelichting bij en de ondersteunende gegevens voor de bepalingen en besluiten op grond van dit artikel. Indien de erkenning van de gelijkwaardigheid wordt geweigerd, dan wel wordt opgeschort of ingetrokken, stelt de partij van invoer de partij van uitvoer in kennis van de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om de in lid 3 bedoelde procedure opnieuw te kunnen inleiden.
9. Onverminderd artikel 190 van deze overeenkomst kan de partij van invoer de erkenning van de gelijkwaardigheid niet intrekken of opschorten vóór de inwerkingtreding van de nieuwe maatregelen die door een van de partijen zijn voorgesteld.
10. Indien de gelijkwaardigheid op basis van de in bijlage XXI bij deze overeenkomst uiteengezette overlegprocedure formeel wordt erkend door de partij van invoer, zal het SPS-subcomité overeenkomstig de procedure van artikel 191, lid 5, van deze overeenkomst de erkenning van de gelijkwaardigheid in de handel tussen de partijen bevestigen. Dit besluit kan tevens voorzien in de vermindering van fysieke controles aan de grenzen, vereenvoudiging van de certificaten en in voorkomend geval in procedures voor de voorlopige opneming van inrichtingen op die lijsten.
De status van gelijkwaardigheid wordt vermeld in bijlage XXV bij deze overeenkomst.
Artikel 184
Transparantie en uitwisseling van informatie
1. Onverminderd artikel 185 van deze overeenkomst werken de partijen samen ter versterking van het wederzijdse begrip van de in de andere partij opgezette officiële controlestructuur en -mechanismen voor de uitvoering van de in bijlage XVII bij deze overeenkomst vermelde maatregelen en de doeltreffendheid van een dergelijke structuur en een dergelijk mechanisme. Dit kan onder meer worden bereikt door verslagen van internationale audits wanneer deze open baar worden gemaakt door de partijen. De partijen kunnen in voorkomend geval informatie over de resultaten van dergelijke audits of andere informatie uitwisselen.
2. In het kader van de in artikel 181 van deze overeenkomst bedoelde aanpassing van wetgeving of de in artikel 183 van deze overeenkomst bedoelde erkenning van de gelijkwaardigheid houden de partijen elkaar op de hoogte van wets wijzigingen en procedurele wijzigingen die voor de betrokken gebieden worden aangenomen of vastgesteld.
3. In dit verband informeert de Unie de Republiek Moldavië ruim tevoren over wijzigingen in de wetgeving van de Unie, opdat de Republiek Moldavië kan overwegen haar wetgeving dienovereenkomstig te wijzigen.
De noodzakelijke mate van samenwerking moet worden bereikt om de toezending van wetgevingsdocumenten op verzoek van een van de partijen te bevorderen.
Hiertoe stelt elke partij de andere partij onverwijld in kennis van haar contactpunten, ook van wijzigingen met betrek king tot deze contactpunten.
Artikel 185
Kennisgeving, overleg en bevordering van communicatie
1. Elke partij stelt de andere partij binnen twee werkdagen schriftelijk in kennis van ieder ernstig of aanzienlijk gezondheidsrisico voor mens, dier of plant, met inbegrip van alle noodsituaties in verband met de voedselcontrole of si tuaties waarin een duidelijk ernstig gezondheidsrisico werd geconstateerd in verband met de consumptie van dierlijke of plantaardige producten, in het bijzonder:
a) alle maatregelen die relevant zijn voor de in artikel 182 van deze overeenkomst bedoelde regionalisatiebesluiten;
b) de aanwezigheid of ontwikkeling van een in bijlage XVIII-a bij deze overeenkomst opgenomen dierziekte of van een in bijlage XVIII-B bij deze overeenkomst opgenomen gereglementeerd plaagorganisme;
c) bevindingen van epidemiologisch belang of belangrijke daaraan verbonden risico's met betrekking tot niet in de bijlagen XVIII-a en XVIII-B bij deze overeenkomst opgenomen dierziekten en plaagorganismen of nieuwe dierziekten en plaagorganismen; en
d) eventuele aanvullende maatregelen die verder gaan dan de basisvereisten voor de respectieve maatregelen van de partijen ter bestrijding of uitroeiing van dierziekten of plaagorganismen of ter bescherming van de gezondheid van mens of plant, en eventuele wijzigingen in het preventiebeleid, waaronder het vaccinatiebeleid.
2. Kennisgevingen worden schriftelijk gedaan aan de in artikel 184, lid 3, van deze overeenkomst bedoelde contact punten.
Schriftelijke kennisgeving gebeurt per post, per fax of per e-mail. Kennisgevingen worden enkel gedaan tussen de in artikel 184, lid 3, van deze overeenkomst bedoelde contactpunten.
3. Wanneer een partij zich ernstig zorgen maakt over een risico voor de gezondheid van mens, dier of plant, vindt op verzoek van die partij zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 15 werkdagen na dat verzoek overleg over de situatie plaats. Daarbij tracht elke partij alle informatie te verstrekken die nodig is om verstoringen van het handelsverkeer te voorkomen en tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te komen die verenigbaar is met de bescherming van de gezondheid van mens, dier en plant.
4. Op verzoek van een partij vindt zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 20 werkdagen na de kennisgeving overleg over dierenwelzijn plaats. Elke partij tracht daarbij alle vereiste informatie te verstrekken.
5. Op verzoek van een partij vindt het in de leden 3 en 4 van dit artikel genoemde overleg plaats in de vorm van een video- of audiovergadering. De partij die om het overleg verzoekt, stelt de notulen van de vergadering op, die officieel door de partijen worden goedgekeurd. Voor deze goedkeuring geldt artikel 184, lid 3, van deze overeenkomst.
6. De Republiek Moldavië zal een nationaal systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders (NRaSFF) en een nationaal mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing (NEWM) die met die van de EU verenigbaar zijn, uitwerken en ten uitvoer leggen. Wanneer de Republiek Moldavië de nodige wetgeving op dit gebied heeft uitge voerd en de voorwaarden voor de juiste werking van het NRaSFF en het NEWM ter plaatse heeft geschapen, zullen het NRaSFF en het NEWM binnen een passende, door de partijen overeen te komen termijn worden verbonden met de desbetreffende EU-systemen.
Artikel 186
Handelsvoorwaarden
1. algemene invoervoorwaarden:
a) De partijen komen overeen dat de invoer van handelsartikelen waarop de bijlagen XVII-a en XVII-C, punten 2 en 3, bij deze overeenkomst betrekking hebben, aan algemene invoervoorwaarden worden onderworpen. Onverminderd de overeenkomstig artikel 182 van deze overeenkomst genomen besluiten gelden de door de partij van invoer gestelde invoervoorwaarden voor het gehele grondgebied van de partij van uitvoer. Bij de inwerkingtreding van deze overeen komst en overeenkomstig artikel 184 van deze overeenkomst stelt de partij van invoer de partij van uitvoer in kennis van haar sanitaire en/of fytosanitaire invoervereisten voor de in de bijlagen XVII-a en XVII-C bij deze overeenkomst bedoelde handelsartikelen. Deze informatie omvat in voorkomend geval de modellen voor de officiële certificaten, verklaringen of handelsdocumenten als voorgeschreven door de partij van invoer.
b) i) Voor wijzigingen of voorgestelde wijzigingen van de in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde voorwaarden gelden de desbetreffende kennisgevingsprocedures van de SPS-Overeenkomst, ongeacht of zij betrekking hebben op maatregelen waarop de SPS-Overeenkomst betrekking heeft.
ii) Onverminderd artikel 190 van deze overeenkomst houdt de partij van invoer rekening met de reistijd tussen de partijen bij de vaststelling van de datum waarop de in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde gewijzigde voor waarden van kracht worden; en
iii) Indien de partij van invoer deze kennisgevingsvereisten niet in acht neemt, blijft zij een certificaat of attest waarmee de naleving van de voorheen geldende voorwaarden wordt gegarandeerd, accepteren tot 30 dagen nadat de gewijzigde invoervoorwaarden van kracht zijn geworden.
2. Invoervoorwaarden na de erkenning van de gelijkwaardigheid
a) Binnen 90 dagen na de datum van vaststelling van het besluit waarbij de gelijkwaardigheid wordt erkend, nemen de partijen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen voor de tenuitvoerlegging van die erkenning, teneinde op die basis de onderlinge handel in de in de bijlagen XVII-a en XVII-C, punten 2 en 3, bij deze overeenkomst bedoelde handelsartikelen mogelijk te maken. Voor deze handelsartikelen kan in dat geval het model voor het door de partij van invoer geëiste officiële certificaat of officiële document worden vervangen door een overeenkomstig bijlage XXIII-B bij deze overeenkomst opgesteld certificaat.
b) Voor handelsartikelen in sectoren of subsectoren waarvoor niet alle maatregelen als gelijkwaardig zijn erkend, blijft de handel verlopen op basis van de in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde voorwaarden. Indien de partij van uitvoer daarom verzoekt, is lid 5 van dit artikel van toepassing.
3. Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst is voor de in de bijlagen XVII-a en XVII-C, punt 2, bij deze overeenkomst bedoelde handelsartikelen geen specifieke invoervergunning vereist.
4. Ten aanzien van de voorwaarden die relevant zijn voor de handel in de in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde handelsartikelen voeren de partijen, op verzoek van de partij van uitvoer, in het SPS-subcomité overleg overeenkomstig artikel 191 van deze overeenkomst, teneinde overeenstemming te bereiken over alternatieve of bijkomende invoervoor waarden van de partij van invoer. Zulke alternatieve of bijkomende invoervoorwaarden mogen, in voorkomend geval, worden gebaseerd op maatregelen van de partij van uitvoer die door de partij van invoer als gelijkwaardig zijn erkend. Bij overeenstemming neemt de partij van invoer binnen 90 dagen de nodige wettelijke en/of bestuursrechtelijke maatre gelen om de invoer op basis van de overeengekomen invoervoorwaarden mogelijk te maken.
5. Lijst van inrichtingen, voorwaardelijke goedkeuring
a) Voor de invoer van de in bijlage XVII-a, deel 2, bij deze overeenkomst bedoelde dierlijke producten verleent de partij van invoer, op verzoek van de partij van uitvoer die daarbij de passende garanties geeft, een voorlopige goedkeuring voor de in bijlage XX, punt 2, bij deze overeenkomst bedoelde verwerkingsinrichtingen die zich op het grondgebied van de partij van uitvoer bevinden, zonder voorafgaande inspectie van afzonderlijke inrichtingen. Deze goedkeuring moet in overeenstemming zijn met de in bijlage XX bij deze overeenkomst vastgestelde voorwaarden en bepalingen. Tenzij om bijkomende gegevens wordt verzocht, neemt de partij van invoer binnen één maand na ontvangst van het verzoek en de desbetreffende garanties de nodige wettelijke en/of bestuursrechtelijke maatregelen om de invoer op basis daarvan mogelijk te maken.
De eerste lijst van inrichtingen wordt goedgekeurd overeenkomstig de bepalingen van bijlage XX bij deze overeen komst.
b) Voor de invoer van de in lid 2, onder a), van dit artikel bedoelde dierlijke producten doet de partij van uitvoer haar lijst van inrichtingen die aan de eisen van de partij van invoer voldoen, aan de partij van invoer toekomen.
6. Op verzoek van een partij verstrekt de andere partij de toelichting bij en ondersteunende gegevens voor de bepa lingen en besluiten op grond van dit artikel.
Artikel 187
Certificeringsprocedure
1. Voor certificeringsprocedures en de afgifte van certificaten en officiële documenten zijn de partijen het eens over de beginselen die in bijlage XXIII bij deze overeenkomst zijn uiteengezet.
2. Het in artikel 191 van deze overeenkomst bedoelde SPS-subcomité kan de regels vaststellen die moeten worden gevolgd in het geval van elektronische certificering, en de intrekking of vervanging van certificaten langs elektronische weg.
3. In het kader van de in artikel 181 van deze overeenkomst bedoelde aanpassing van wetgeving komen de partijen indien van toepassing gezamenlijke modellen van certificaten overeen.
Artikel 188
Verificatie
1. Om het vertrouwen in de doeltreffende tenuitvoerlegging van de bepalingen van dit hoofdstuk te bewaren, heeft elke partij het recht:
a) alle of een deel van de inspectie- en certificatiesystemen van de autoriteiten van de andere partij, en/of in voorkomend geval andere maatregelen, te controleren, overeenkomstig de desbetreffende internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen van de Codex alimentarius, het OIE en het IPPC; en
b) informatie van de andere partij over haar controlesysteem te ontvangen en te worden geïnformeerd over de resultaten van de in het kader van dat systeem verrichte controles.
2. Elke partij mag de resultaten van de in lid 1, onder a), bedoelde verificatie delen met derden en de resultaten open baar maken voor zover dit op grond van de ten aanzien van een partij toepasselijke bepalingen vereist is. Bepalingen over de vertrouwelijkheid die op een van de partijen van toepassing zijn, worden in voorkomend geval bij dit delen en/ of deze bekendmaking van de resultaten geëerbiedigd.
3. Indien de partij van invoer besluit om een verificatiebezoek te brengen aan de partij van uitvoer, stelt zij de partij van uitvoer daar ten minste drie maanden van tevoren in kennis, uitgezonderd in noodgevallen of indien de partijen anders overeenkomen. Enigerlei wijziging ten aanzien van dat bezoek wordt door de partijen overeengekomen.
4. De kosten van de verificatie van alle of een deel van de inspectie- en certificatiesystemen van de bevoegde autori teiten van de andere partij, of in voorkomend geval andere maatregelen, worden gedragen door de partij die de verificatie of de inspectie verricht.
5. Het ontwerp van de schriftelijke mededeling over de verificaties wordt de partij van uitvoer binnen drie maanden na het einde van de verificatie toegezonden. De partij van uitvoer heeft 45 werkdagen de tijd om opmerkingen over het ontwerp van schriftelijke mededeling in te dienen. De opmerkingen van de partij van uitvoer worden bij het eindrapport gevoegd en in voorkomend geval daarin opgenomen. Wanneer er evenwel in de loop van de verificatie een aanmerkelijk gezondheidsrisico voor mens, dier of plant wordt vastgesteld, wordt de partij van uitvoer hiervan zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 10 werkdagen na het einde van de verificatie in kennis gesteld.
6. Voor de duidelijkheid: de verificatieresultaten kunnen worden gebruikt ten behoeve van de in de artikelen 181, 183 en 189 van deze overeenkomst bedoelde procedures die door de partijen of een van de partijen worden gevoerd.
Artikel 189
Invoercontroles en inspectievergoedingen
1. De partijen komen overeen dat de partij van invoer bij haar invoercontroles op zendingen uit de partij van uitvoer de in bijlage XXII, deel a, bij deze overeenkomst vastgelegde beginselen in acht dient te nemen. De resultaten van deze controles kunnen worden gebruikt ten behoeve van de in artikel 188 van deze overeenkomst bedoelde verificaties.
2. De frequentie waarmee elke partij materiële invoercontroles verricht, zijn vastgesteld in bijlage XXII, deel B, bij deze overeenkomst. Een partij kan deze frequentie binnen de grenzen van haar bevoegdheid en overeenkomstig haar interne wetgeving wijzigen naar aanleiding van voortgang die werd geboekt overeenkomstig de artikelen 181, 183 en 186 van deze overeenkomst, of naar aanleiding van de verificaties, het overleg of andere maatregelen waarin deze overeenkomst voorziet. Bijlage XXII, deel B, bij deze overeenkomst wordt door het in artikel 191 van deze overeenkomst bedoelde SPS-subcomité bij besluit dienovereenkomstig gewijzigd.
3. De inspectievergoedingen mogen uitsluitend de kosten van de bevoegde autoriteit voor het verrichten van de invoercontroles dekken. De vergoeding wordt op dezelfde basis als retributies voor de inspectie van soortgelijke interne producten berekend.
4. De partij van invoer informeert de partij van uitvoer op haar verzoek over elke wijziging in de maatregelen die relevant zijn voor de invoercontroles en inspectievergoedingen, met inbegrip van de redenen daarvoor, en van elke belangrijke wijziging in de wijze waarop haar diensten deze controles verrichten.
5. De partijen kunnen overeenkomen onder welke voorwaarden zij, vanaf een door het in artikel 191 van deze over eenkomst bedoelde SPS-subcomité vast te stellen datum, elkaars in artikel 188, lid 1, onder b), van deze overeenkomst bedoelde controles goedkeuren, teneinde de frequentie van de materiële invoercontroles voor de in artikel 186, lid 2, onder a), van deze overeenkomst bedoelde handelsartikelen in voorkomend geval aan te passen en wederzijds te verlagen.
Vanaf die datum kunnen de partijen wederzijds goedkeuring verlenen voor elkaars controles voor bepaalde handelsarti kelen en de invoercontroles voor deze handelsartikelen derhalve verminderen of vervangen.
Artikel 190
Vrijwaringsmaatregelen
1. Indien de partij van uitvoer op haar grondgebied maatregelen neemt tegen een mogelijk ernstig gevaar of risico voor de gezondheid van mens, dier of plant, neemt de partij van uitvoer, onverminderd lid 2, gelijkwaardige maatregelen om insleep van dit gevaar of risico op het grondgebied van de partij van invoer te voorkomen.
2. De partij van invoer kan, als daartoe ernstige redenen bestaan met betrekking tot de gezondheid van mens, dier of plant, voorlopige maatregelen vaststellen om de gezondheid van mens, dier of plant te beschermen. Voor zendingen die onderweg zijn tussen de partijen, zoekt de partij van invoer de meest geschikte, aan het risico evenredige oplossing om onnodige verstoringen van het handelsverkeer te voorkomen.
3. De partij die maatregelen in het kader van lid 2 van dit artikel vaststelt, stelt de andere partij hiervan uiterlijk één werkdag na de datum waarop de maatregelen zijn vastgesteld, in kennis. Op verzoek van een van de partijen en overeen komstig artikel 185, lid 3, van deze overeenkomst plegen de partijen binnen 15 werkdagen na de kennisgeving overleg over de situatie. De partijen houden op passende wijze rekening met de informatie die in het kader van dat overleg wordt verkregen, en streven ernaar onnodige verstoringen van het handelsverkeer te voorkomen, in voorkomend geval rekening houdende met het resultaat van het in artikel 185, lid 3, van deze overeenkomst bedoelde overleg.
Artikel 191
Subcomité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen
1. Hierbij wordt het subcomité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen, hierna „het SPS-subcomité” genoemd, opgericht. Het komt binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze overeenkomst bijeen, op verzoek van een van de partijen, of ten minste eens per jaar. Indien de partijen aldus overeenkomen, kan een bijeenkomst van het SPS-subcomité worden gehouden in de vorm van een video- of audiovergadering. Tussen twee vergaderingen door kan het SPS-subcomité bepaalde aangelegenheden ook schriftelijk behandelen.
2. Het SPS-subcomité heeft de volgende taken:
a) alle kwesties die op dit hoofdstuk betrekking hebben, in overweging nemen;
b) op de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk toezien en alle vragen die naar aanleiding van de tenuitvoerlegging ervan rijzen, bestuderen;
c) de bijlagen XVII tot en met XXV bij deze overeenkomst herzien, met name in het licht van de geboekte voortgang in het kader van het overleg en de procedures waarin dit hoofdstuk voorziet;
d) de bijlagen XVII tot en met XXV bij deze overeenkomst bij besluit wijzigen, in het licht van de in dit lid, onder c), bedoelde herziening of zoals anderszins bepaald in dit hoofdstuk; en
e) aan andere organen als omschreven in titel VII (Institutionele, algemene en slotbepalingen) van deze overeenkomst, standpunten aanreiken en aanbevelingen doen in het licht van de in dit lid, onder c), bedoelde herziening.
3. De partijen stemmen in met de oprichting van technische werkgroepen, waar van toepassing, bestaande uit deskun digen die als vertegenwoordiger van de partijen optreden; deze werkgroepen worden belast met de identificatie en behan deling van technische en wetenschappelijke vragen naar aanleiding van de toepassing van dit hoofdstuk. als aanvullende expertise vereist is, kunnen de partijen ad-hocgroepen, met inbegrip van wetenschappelijke en deskundigengroepen, oprichten. Van deze ad-hocgroepen kunnen ook andere personen dan vertegenwoordigers van de partijen deel uitmaken.
4. Het SPS-subcomité brengt regelmatig verslag uit aan het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraag stukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst, over zijn activiteiten en de in het kader van zijn bevoegdheid genomen besluiten.
5. Het SPS-subcomité stelt op zijn eerste bijeenkomst zijn werkwijze vast.
6. Besluiten, aanbevelingen, verslagen of andere handelingen van het SPS-subcomité of enige door dit comité opge richte groep worden bij consensus tussen de partijen goedgekeurd.
HOOFDSTUK 5
Douane en handelsbevordering
Artikel 192
Doelstellingen
1. De partijen erkennen het belang van douaneaangelegenheden en handelsbevordering bij de ontwikkeling van het bilaterale handelsstelsel. Zij komen in beginsel overeen op dit gebied nauwer samen te werken om ervoor te zorgen dat de wetgeving en procedures ter zake, alsook de bestuurlijke capaciteit van de desbetreffende diensten, aan de doelstel lingen van effectieve controle voldoen en de bevordering van de legitieme handel steunen.
2. De partijen erkennen dat het grootst mogelijke belang moet worden gehecht aan de legitieme doelstellingen van het overheidsbeleid, met inbegrip van handelsbevordering, veiligheid en fraudebestrijding, en aan een evenwichtige bena dering hiervan.
Artikel 193
Wetgeving en procedures
1. De partijen komen overeen dat hun respectieve wetgeving op handels- en douanegebied in beginsel stabiel en alles omvattend moet zijn, alsmede dat de bepalingen en procedures evenredig, transparant, voorspelbaar, niet-discriminerend en onpartijdig moeten zijn en op eenvormige wijze doeltreffend moeten worden toegepast en dat zij onder meer:
a) de legitieme handel beschermen en vergemakkelijken door een doeltreffende handhaving en naleving van wettelijke vereisten;
b) onnodige of discriminerende lasten voor het bedrijfsleven tegengaan, fraude voorkomen en marktdeelnemers die de wetgeving goed naleven extra faciliteiten verlenen;
c) het enig document (ED) voor douaneaangiften toepassen;
d) maatregelen nemen die leiden tot meer efficiëntie, transparantie en vereenvoudiging van douaneprocedures en -prak tijken aan de grens;
e) moderne douanetechnieken toepassen, zoals risicobeoordeling, controles na de vrijgave van goederen en bedrijfsau ditmethoden, ter vereenvoudiging en bevordering van de binnenkomst en de vrijgave van goederen;
f) ernaar streven de kosten te verlagen en de voorspelbaarheid voor marktdeelnemers, met inbegrip van het midden- en kleinbedrijf, te vergroten;
g) onverminderd de toepassing van objectieve criteria voor risicobeoordeling de niet-discriminerende toepassing waar borgen van de vereisten en procedures die op de invoer, uitvoer en doorvoer van goederen van toepassing zijn;
h) de internationale instrumenten toepassen die van toepassing zijn op douane- en handelsgebied, met inbegrip van die welke zijn ontwikkeld door de Werelddouaneorganisatie (WDO) (het „Framework of Standards to Secure and Facili tate Global Trade”), de WTO (de Overeenkomst inzake de douanewaarde), de Overeenkomst van Istanbul inzake tijdelijke invoer van 1990, het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrij ving en de codering van goederen van 1983, de TIR-Overeenkomst van de VN van 1975, de Internationale Overeen komst inzake de harmonisatie van de goederencontroles aan de grenzen van 1982, alsmede richtsnoeren van de Europese Commissie zoals de blauwdrukken voor de douane;
i) de noodzakelijke maatregelen nemen om de bepalingen van de herziene Overeenkomst van Kyoto inzake de vereen voudiging en harmonisatie van douaneprocedures van 1973 weer te geven en te implementeren;
j) voorzien in bindende uitspraken vooraf over tariefindeling en oorsprongsregels. De partijen zorgen ervoor dat een uitspraak alleen kan worden ingetrokken of nietig verklaard na kennisgeving aan de betrokken onderneming en zonder terugwerkende kracht, tenzij de uitspraak is gedaan op basis van onjuiste of onvolledige gegevens;
k) vereenvoudigde procedures invoeren en toepassen voor toegelaten handelaren, op basis van objectieve en niet-discri minerende criteria;
l) regels toepassen die waarborgen dat straffen voor inbreuken op douanevoorschriften of procedurele eisen evenredig en niet-discriminerend zijn en dat hun toepassing niet tot nodeloze en ongerechtvaardigde vertragingen leidt; en
m) transparante, niet-discriminerende en evenredige voorschriften met betrekking tot het verlenen van vergunningen aan douane-expediteurs toepassen.
2. Om hun werkmethoden te verbeteren en ervoor te zorgen dat hun optreden niet-discriminerend, transparant, effi ciënt, integer en verantwoordbaar is, komen de partijen overeen:
a) nadere maatregelen te nemen om de door de douaneautoriteiten en andere instanties verlangde gegevens en docu mentatie te verminderen, te vereenvoudigen en te standaardiseren;
b) waar mogelijk de eisen en formaliteiten te vereenvoudigen met betrekking tot de snelle vrijgave en inklaring van goederen;
c) te zorgen voor doeltreffende, snelle en niet-discriminerende procedures die het recht tot het instellen van beroep tegen administratieve maatregelen, uitspraken en besluiten van de douaneautoriteiten en van andere instanties betref fende de invoer, uitvoer en doorvoer van goederen waarborgen. Die beroepsprocedures zijn gemakkelijk toegankelijk, ook voor het midden- en kleinbedrijf, en de kosten ervan zijn redelijk en evenredig met de kosten van de autoriteiten om het recht op beroep te garanderen;
d) maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat wanneer tegen een litigieuze administratieve maatregel, uitspraak of beslissing beroep wordt ingesteld, goederen normaal worden vrijgegeven en de betaling van rechten kan worden opgeschort, onder voorbehoud van de nodig geachte vrijwaringsmaatregelen Voor zover nodig moet bij de vrijgave van de goederen zekerheid worden gesteld, bijvoorbeeld in de vorm van een onderpand of depot; en
e) erop toe te zien dat de strengste normen op het gebied van integriteit worden nageleefd, in het bijzonder aan de grens, door de toepassing van maatregelen die in overeenstemming zijn met de beginselen van de desbetreffende internationale overeenkomsten en instrumenten, in het bijzonder de herziene verklaring van arusha van 2003 in WDO-verband en de door de Europese Commissie opgestelde blauwdruk van 2007.
3. De partijen zullen geen toepassing maken van:
a) vereisten met betrekking tot de verplichte inschakeling van douane-expediteurs; en
b) vereisten ten aanzien van verplichte inspecties vóór verzending of op de plaats van bestemming.
4. Voor de toepassing van deze overeenkomst gelden de voorschriften en definities van de WTO met betrekking tot doorvoer, in het bijzonder artikel V van de GaTT 1994, en verwante bepalingen, met inbegrip van de toelichtingen en wijzigingen naar aanleiding van de onderhandelingen inzake handelsbevordering in het kader van de DOHa-ronde. Deze bepalingen zijn ook dan van toepassing wanneer de doorvoer van goederen op het grondgebied van een partij begint of eindigt (intern douanevervoer).
De partijen streven geleidelijke koppeling van hun respectieve douanestelsels voor doorvoer na, met het oog op de toekomstige toetreding van de Republiek Moldavië tot de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 1987.
De partijen zien erop toe dat alle betrokken instanties op hun grondgebied samenwerken en hun optreden op elkaar afstemmen om de doorvoer te vergemakkelijken. De partijen bevorderen tevens de samenwerking tussen de autoriteiten en de particuliere sector met betrekking tot doorvoer.
Artikel 194
Relaties met bedrijfsleven
De partijen komen overeen:
a) erop toe te zien dat hun respectieve wetgeving en procedures transparant en samen met de motivering ervan alge meen beschikbaar zijn, voor zover mogelijk langs elektronische weg. Er moet een redelijke tijdspanne liggen tussen de bekendmaking en de inwerkingtreding van nieuwe of gewijzigde bepalingen;
b) dat tijdig en regelmatig met vertegenwoordigers van de handel wordt overlegd over wetsvoorstellen en procedures met betrekking tot douane- en handelsaangelegenheden. Hiertoe worden door elke partij passende mechanismen voor regelmatig overleg tussen de diensten en het bedrijfsleven opgericht;
c) algemene bekendheid te geven, voor zover mogelijk langs elektronische weg, aan administratieve berichten ter zake, met name over de door de autoriteiten vastgestelde voorschriften en procedures bij binnenkomst of uitgang van de goederen, openingstijden en werkwijzen van douanekantoren in havens en bij grensposten en adressen voor het inwinnen van informatie;
d) de samenwerking tussen de marktdeelnemers en de betrokken diensten te stimuleren door toepassing van niet-arbi traire, openbaar toegankelijke procedures, zoals intentieverklaringen, in het bijzonder op basis van die welke door de WDO zijn uitgevaardigd; en
e) erop toe te zien dat hun respectieve eisen en procedures op douanegebied en aanverwante gebieden blijven aansluiten op de legitieme behoeften van de handel, dat hierbij goede praktijken worden gevolgd en dat de handel hierdoor zo min mogelijk wordt beperkt.
Artikel 195
Vergoedingen en heffingen
1. Per 1 januari van het jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst verbieden de partijen administratieve heffingen van gelijke werking als invoer- en uitvoerrechten en -heffingen.
2. Met betrekking tot alle door de douaneautoriteiten van elke partij opgelegde vergoedingen en heffingen van welke aard ook, met inbegrip van vergoedingen en heffingen voor taken die namens die autoriteiten zijn verricht, op of in verband met de invoer of uitvoer en onverminderd de desbetreffende artikelen van hoofdstuk 1 (Nationale behandeling en markttoegang voor goederen) van titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van deze overeen komst, komen de partijen overeen dat:
a) vergoedingen en heffingen enkel kunnen worden opgelegd ter zake van diensten die op verzoek van de aangever buiten de normale arbeidsomstandigheden en openingstijden en op andere plaatsen dan de in de douaneregelingen bedoelde worden verleend, of ter zake van een met die diensten verband houdende formaliteit waaraan voor die invoer of uitvoer moet worden voldaan;
b) het bedrag van de vergoedingen en heffingen niet de kosten van de verleende dienst te boven gaat;
c) vergoedingen en heffingen niet op een ad-valoremgrondslag worden berekend;
d) de informatie over de vergoedingen en heffingen via een officieel aangewezen medium, en waar haalbaar en mogelijk via een officiële website, wordt bekendgemaakt. Deze informatie omvat de reden voor de vergoeding of de heffing ter zake van de verleende dienst, de verantwoordelijke autoriteit, de vergoedingen en heffingen die zullen worden toege past, en het tijdstip en de wijze waarop de betaling moet worden verricht; en
e) nieuwe of gewijzigde vergoedingen en heffingen niet worden opgelegd totdat informatie daarover bekend is gemaakt en gemakkelijk beschikbaar is.
Artikel 196
Vaststelling van douanewaarde
1. De bepalingen van de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de GaTT 1994, die in bijlage 1a bij de WTO-overeenkomst is opgenomen, met inbegrip van de daaropvolgende wijzigingen, zijn van toepassing op de vast stelling van de douanewaarde van de goederen in de handel tussen de partijen. Deze bepalingen worden hierbij in deze overeenkomst opgenomen en maken daarvan deel uit. Er worden geen minimumdouanewaarden gehanteerd.
2. De partijen werken samen aan een gemeenschappelijke aanpak van problemen met betrekking tot de vaststelling van de douanewaarde.
Artikel 197
Samenwerking op douanegebied
De partijen versterken de samenwerking op douanegebied om te zorgen voor implementatie van de doelstellingen van dit hoofdstuk teneinde de handel verder te bevorderen en te zorgen voor doeltreffende controle, veiligheid en fraudebe strijding. Hiertoe gebruiken de partijen in voorkomend geval de blauwdrukken die de Europese Commissie in 2007 voor de douane heeft opgesteld, als benchmarking-instrument.
Om ervoor te zorgen dat dit hoofdstuk wordt nageleefd, zullen de partijen onder meer:
a) informatie uitwisselen over douanewetgeving en -procedures;
b) gezamenlijke initiatieven ontwikkelen op het gebied van de procedures bij invoer, uitvoer en doorvoer, alsmede ernaar streven dat het bedrijfsleven een doeltreffende dienstverlening wordt aangeboden;
c) samenwerken op het gebied van de automatisering van douane- en andere handelsprocedures;
d) in voorkomend geval informatie en gegevens uitwisselen, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van gegevens en normen en regels inzake de bescherming van persoonsgegevens;
e) samenwerken bij het voorkomen en bestrijden van illegaal grensoverschrijdend verkeer van goederen, met inbegrip van tabaksproducten;
f) informatie uitwisselen of in overleg treden om, voor zover mogelijk, gemeenschappelijke standpunten vast te stellen in internationale organisaties op douanegebied als de WTO, de WDO, de VN, de Conferentie van de Verenigde Naties inzake handel en ontwikkeling (Unctad) en de VN-ECE;
g) samenwerken bij de planning en verlening van technische bijstand, met name ter vergemakkelijking van hervor mingen op het gebied van douane en handelsbevordering overeenkomstig deze overeenkomst;
h) goede praktijken op douanegebied uitwisselen, in het bijzonder inzake de handhaving van intellectuele-eigendoms rechten, in het bijzonder waar het gaat om nagemaakte goederen;
i) de coördinatie tussen alle grensautoriteiten van de partijen bevorderen om het proces van grensoverschrijding te vergemakkelijken en de controles te versterken, waarbij gezamenlijke grenscontroles, waar dit haalbaar en passend is, tot de mogelijkheden behoren; en
j) waar nodig en passend overgaan tot wederzijdse erkenning van partnerschapsprogramma's op handelsgebied en douanecontroles, met inbegrip van gelijkwaardige maatregelen voor handelsbevordering.
Artikel 198
Wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden
Onverminderd de andere vormen van samenwerking waarin deze overeenkomst voorziet, in het bijzonder in artikel 197 van deze overeenkomst, verlenen de partijen elkaar wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden, overeenkomstig protocol III inzake wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden bij deze overeen komst.
Artikel 199
Technische bijstand en capaciteitsopbouw
De partijen werken samen met het oog op het verlenen van technische bijstand en op capaciteitsopbouw voor de imple mentatie van de handelsbevordering en de hervormingen op douanegebied.
Artikel 200
Subcomité douane
1. Hierbij wordt het subcomité douane opgericht. Het brengt verslag uit aan het associatiecomité in zijn samenstel ling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst.
2. De taken van het subcomité omvatten regelmatig overleg en toezicht op de tenuitvoerlegging en het beheer van dit hoofdstuk, waaronder aangelegenheden op het gebied van de douanesamenwerking, grensoverschrijdende douanesamen werking en grensoverschrijdend beheer inzake douaneaangelegenheden, technische bijstand, oorsprongsregels, handelsbe vordering alsmede wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden.
3. Het subcomité douane zal onder meer:
a) toezien op de goede werking van dit hoofdstuk en de protocollen II en III bij deze overeenkomst;
b) praktische regelingen, maatregelen en besluiten aannemen voor de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk en xx xxxxxx xxxxxx XX en III bij deze overeenkomst, met inbegrip van de uitwisseling van informatie en gegevens, wederzijdse erkenning van douanecontroles en partnerschapsprogramma's op handelsgebied, en wederzijds overeengekomen voordelen;
c) van gedachten wisselen over punten van gezamenlijk belang, met inbegrip van toekomstige maatregelen en de voor de uitvoering en toepassing daarvan benodigde middelen;
d) passende aanbevelingen doen; en
e) zijn interne reglement van orde vaststellen.
Artikel 201
Aanpassing van douanewetgeving
De geleidelijke aanpassing aan de douanewetgeving van de Unie en bepaalde internationale regels zal plaatsvinden zoals uiteengezet in bijlage XXVI bij deze overeenkomst.
HOOFDSTUK 6
Vestiging, handel in diensten en elektronische handel
afdeling 1
Algemene bepalingen
Artikel 202
Doelstelling en toepassingsgebied
1. De partijen herbevestigen hun respectieve verbintenissen ingevolge de WTO-overeenkomst, en leggen hierbij de noodzakelijke regels vast voor de geleidelijke wederzijdse liberalisering van het recht van vestiging en van de handel in diensten, alsmede voor samenwerking op het gebied van elektronische handel.
2. Overheidsopdrachten worden behandeld in hoofdstuk 8 (Overheidsopdrachten) van Titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van deze overeenkomst. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk kan zodanig worden uitgelegd dat zij een verplichting inhoudt met betrekking tot overheidsopdrachten.
3. Subsidies worden behandeld in hoofdstuk 10 (Mededinging) van Titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van deze overeenkomst. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op door de partijen verleende subsidies.
4. Overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk behoudt elke partij het recht nieuwe regelingen op te stellen en in te voeren om legitieme beleidsdoelstellingen te bereiken.
5. Dit hoofdstuk is noch van toepassing op maatregelen betreffende natuurlijke personen die toegang tot de arbeids markt van een partij zoeken, noch op maatregelen inzake staatsburgerschap, verblijf of werk op permanente basis.
6. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk belet een partij maatregelen toe te passen tot regeling van de toelating tot of het tijdelijke verblijf van natuurlijke personen op haar grondgebied, daarbij inbegrepen de maatregelen die nodig zijn voor het beschermen van de integriteit van haar grenzen of voor het verzekeren van het ordelijke verkeer van natuurlijke personen over haar grenzen, mits die maatregelen niet zodanig worden toegepast dat de voordelen die een partij op grond van een specifieke verbintenis uit dit hoofdstuk en de bijlagen XXVII en XXVIII bij deze overeenkomst toekomen, daardoor worden tenietgedaan of uitgehold (1).
Artikel 203
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk:
1. wordt onder „maatregel” verstaan: elke maatregel van een partij, in de vorm van een wet, regeling, voorschrift, procedure, besluit, administratieve handeling of in enige andere vorm;
2. wordt onder „door een partij vastgestelde of gehandhaafde maatregelen” verstaan: maatregelen genomen door:
a) centrale, regionale of lokale overheden en autoriteiten, en
b) niet-gouvernementele organisaties bij de uitoefening van door centrale, regionale of lokale overheden of autori teiten gedelegeerde bevoegdheden;
3. wordt onder „natuurlijke persoon uit een partij” verstaan: een onderdaan van een EU-lidstaat of van de Republiek Moldavië volgens hun respectieve wetgeving;
4. wordt onder „rechtspersoon” verstaan: elke juridische entiteit, naar toepasselijk recht opgericht of anderszins xxxxxxx xxxxxxx, met winst- of andere oogmerken, en in eigendom van particulieren of van de overheid, met inbegrip van kapitaalvennootschappen, trusts, personenvennootschappen, joint ventures, eenmanszaken of verenigingen;
(1) Het feit alleen dat voor natuurlijke personen afkomstig uit bepaalde landen wel en voor die uit andere landen niet een visum vereist is, wordt niet geacht voordelen op grond van een specifieke verbintenis teniet te doen of uit te hollen.
5. wordt onder „rechtspersoon uit de Unie” of „rechtspersoon uit de Republiek Moldavië” verstaan: een rechtspersoon als omschreven onder punt 4) die overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat respectievelijk van de Republiek Moldavië is opgericht, en die op het grondgebied (1) waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is respectievelijk op dat van de Republiek Moldavië zijn statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofd vestiging heeft.
Wanneer deze rechtspersoon op het grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is of op dat van de Republiek Moldavië alleen zijn statutaire zetel of hoofdbestuur heeft, wordt hij niet als rechtspersoon uit de Unie respectievelijk de Republiek Moldavië beschouwd, tenzij zijn handelingen een daadwerkelijke en duurzame band met de economie van de Unie respectievelijk de Republiek Moldavië hebben.
Niettegenstaande de vorige alinea, geldt dat deze overeenkomst tevens van toepassing is op buiten de Unie of de Republiek Moldavië gevestigde scheepvaartondernemingen waarover onderdanen van een lidstaat respectievelijk de Republiek Moldavië zeggenschap hebben, indien hun schepen overeenkomstig hun respectieve wetgeving in die lidstaat of de Republiek Moldavië zijn geregistreerd en zij de vlag van een lidstaat of van de Republiek Moldavië voeren;
6. wordt onder „dochteronderneming” van een rechtspersoon uit een partij verstaan: een rechtspersoon waarover een andere rechtspersoon uit die partij daadwerkelijk zeggenschap heeft (2);
7. wordt onder „filiaal van een rechtspersoon” verstaan: een handelszaak zonder rechtspersoonlijkheid die kennelijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moedermaatschappij, een eigen managementstructuur heeft en over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, zodanig dat laatstge noemden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat er indien nodig een rechtsverhouding is met de moedermaat schappij waarvan het hoofdkantoor zich in het buitenland bevindt, geen rechtstreeks contact met deze moedermaat schappij behoeven te hebben, maar hun transacties kunnen afhandelen met de handelszaak die het agentschap vormt;
8. wordt onder „vestiging” verstaan:
a) wat rechtspersonen uit de Unie of uit de Republiek Moldavië betreft, het recht op toegang tot en op uitoefening van economische activiteiten door oprichting, met inbegrip van verwerving, van een rechtspersoon en/of van een filiaal of een vertegenwoordigingskantoor in de Unie respectievelijk de Republiek Moldavië;
b) wat natuurlijke personen betreft, het recht van natuurlijke personen uit de Unie of uit de Republiek Moldavië op toegang tot en op uitoefening van economische activiteiten als zelfstandige, alsmede het recht op de oprichting van ondernemingen, in het bijzonder vennootschappen, waarover zij daadwerkelijk zeggenschap hebben.
9. omvatten „economische activiteiten” activiteiten met een industrieel of commercieel karakter of activiteiten van personen die een vrij beroep uitoefenen, alsmede activiteiten van ambachtslieden, behoudens activiteiten die worden uitgevoerd bij de uitoefening van overheidsgezag;
10. wordt onder „handelingen” verstaan: het verrichten van economische activiteiten;
11. wordt onder „diensten” verstaan: alle diensten in elke sector behalve diensten die bij de uitoefening van overheids gezag worden verleend;
12. wordt onder „bij de uitoefening van overheidsgezag verleende diensten en andere activiteiten” verstaan: elke dienst of activiteit die noch op commerciële basis, noch in concurrentie met een of meer marktdeelnemers wordt verleend;
13. wordt onder „grensoverschrijdende dienstverlening” verstaan: het verlenen van een dienst:
a) vanaf het grondgebied van een partij naar het grondgebied van de andere partij (vorm van dienstverlening 1), of
b) op het grondgebied van een partij ten behoeve van de gebruiker van de dienst uit de andere partij (vorm van dienstverlening 2);
14. wordt onder „dienstverlener” uit een partij verstaan: een natuurlijke of rechtspersoon uit een partij die een dienst verleent of wenst te verlenen;
15. wordt onder „ondernemer” verstaan: een natuurlijke of rechtspersoon uit een partij die door middel van het opzetten van een vestiging een economische activiteit uitoefent of wenst uit te oefenen.
(1) Voor alle duidelijkheid: dat grondgebied omvat de exclusieve economische zone en het continentale plat, zoals voorzien in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee („United Nations Convention on the Law of the Sea” of „UNCLOS”).
(2) Een rechtspersoon heeft zeggenschap over een andere rechtspersoon wanneer eerstgenoemde rechtspersoon bevoegd is een meerderheid
van de bestuurders van die andere rechtspersoon te benoemen of de handelingen van die andere rechtspersoon anderszins te sturen.
afdeling 2 Vestiging Artikel 204
Toepassingsgebied
Deze afdeling is van toepassing op maatregelen die door de partijen zijn vastgesteld of worden gehandhaafd en die van invloed zijn op vestiging met betrekking tot alle economische activiteiten, met uitzondering van:
a) de winning, vervaardiging en verwerking (1) van nucleair materiaal;
b) de productie van of handel in wapens, munitie en oorlogsmaterieel;
c) audiovisuele diensten;
d) nationale maritieme cabotage (2), en
e) interne en internationale luchtvervoerdiensten (3), ongeacht of het gaat om lijndiensten, en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten, andere dan:
i) reparatie en onderhoud van luchtvaartuigen waarbij het luchtvaartuig buiten dienst wordt gesteld;
ii) verkoop en marketing van luchtvervoerdiensten;
iii) geautomatiseerde boekingssystemen (CRS);
iv) grondafhandeling;
v) exploitatie van luchthavens.
Artikel 205
Nationale behandeling en behandeling als meestbegunstigde natie
1. Behoudens de in bijlage XXVII-E bij deze overeenkomst vermelde voorbehouden zal de Republiek Moldavië vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst:
a) voor de vestiging van dochterondernemingen, filialen en vertegenwoordigingskantoren van rechtspersonen uit de Unie een niet minder gunstige behandeling toekennen dan die welke door de Republiek Moldavië aan haar eigen rechtspersonen, filialen en vertegenwoordigingskantoren of aan dochterondernemingen, filialen en vertegenwoordi gingskantoren van rechtspersonen uit derde landen wordt toegekend, indien deze behandeling gunstiger is;
b) voor het exploiteren van dochterondernemingen, filialen en vertegenwoordigingskantoren van rechtspersonen uit de Unie in de Republiek Moldavië na vestiging ervan een niet minder gunstige behandeling toekennen dan die welke door de Republiek Moldavië aan haar eigen rechtspersonen, filialen en vertegenwoordigingskantoren of aan dochter ondernemingen, filialen en vertegenwoordigingskantoren van rechtspersonen uit derde landen wordt toegekend, indien deze behandeling gunstiger is. (4)
2. Behoudens de in bijlage XXVII-a bij deze overeenkomst vermelde voorbehouden zal de Unie vanaf de inwerking treding van deze overeenkomst:
a) voor de vestiging van dochterondernemingen, filialen en vertegenwoordigingskantoren van rechtspersonen uit de Republiek Moldavië een niet minder gunstige behandeling toekennen dan die welke door de Unie aan haar eigen rechtspersonen, filialen en vertegenwoordigingskantoren of aan dochterondernemingen, filialen en vertegenwoordi gingskantoren van rechtspersonen uit derde landen wordt toegekend, indien deze behandeling gunstiger is;
(1) Voor alle duidelijkheid: de verwerking van nucleair materiaal omvat alle activiteiten van code 2330 van de herziene versie 3.1 van de VN ISIC classificatie.
(2) Behoudens de activiteiten die onder de betreffende interne wetgeving als cabotage kunnen worden beschouwd, heeft nationale maritieme
cabotage in de zin van dit hoofdstuk betrekking op het vervoer van passagiers of goederen tussen een haven of een locatie in een lidstaat of in de Republiek Moldavië, en een andere haven of locatie in een lidstaat of in de Republiek Moldavië, met inbegrip van het continentale plat ervan, zoals voorzien in het VN-Verdrag inzake het recht van de zee, en verkeer dat begint en eindigt in dezelfde haven of op dezelfde locatie in een lidstaat of de Republiek Moldavië.
(3) De voorwaarden voor wederzijdse toegang tot de markt op het gebied van luchtvervoer worden geregeld door de Overeenkomst tussen
de EU en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, betreffende de totstandbrenging van een Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte.
(4) Deze verplichting geldt niet voor niet onder dit hoofdstuk vallende bepalingen inzake de bescherming van investeringen, bepalingen
inzake procedures voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en de staat daaronder begrepen, uit andere overeenkomsten.
b) voor het exploiteren van dochterondernemingen, filialen en vertegenwoordigingskantoren van rechtspersonen uit de Republiek Moldavië in de Unie na vestiging ervan en niet minder gunstige behandeling toekennen dan die welke door de Unie aan haar eigen rechtspersonen, filialen en vertegenwoordigingskantoren of aan dochterondernemingen, filialen en vertegenwoordigingskantoren van rechtspersonen uit derde landen wordt toegekend, indien deze behande ling gunstiger is. (1)
3. Behoudens de in de bijlagen XXVII-a en XXVII-E bij deze overeenkomst vermelde voorbehouden stellen de partijen geen nieuwe regelgeving of maatregelen vast die met betrekking tot de vestiging van rechtspersonen uit de Unie of de Republiek Moldavië op hun grondgebied dan wel de handelingen van die rechtspersonen na vestiging, discrimineren ten opzichte van wat voor de eigen rechtspersonen geldt.
Artikel 206
Evaluatie
1. Met het oog op de geleidelijke liberalisering van de voorwaarden voor vestiging evalueren de partijen regelmatig het juridische kader voor vestiging (2) en het vestigingsklimaat, overeenkomstig hun uit internationale overeenkomsten voortvloeiende verbintenissen.
2. In het kader van de in lid 1 bedoelde evaluatie beoordelen de partijen alle belemmeringen voor vestiging die zich hebben voorgedaan. Met het oog op het verdiepen van de bepalingen van dit hoofdstuk zoeken de partijen naar geëi gende wegen om dergelijke belemmeringen aan te pakken, hetgeen nadere onderhandelingen zou kunnen omvatten, mede met betrekking tot de bescherming van investeringen en procedures voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staat.
Artikel 207
Andere overeenkomsten
Geen enkele bepaling van deze overeenkomst kan zodanig worden uitgelegd dat de rechten van ondernemers uit de partijen op een gunstigere behandeling waarin is voorzien in een bestaande of toekomstige internationale overeenkomst inzake investeringen waarbij een lidstaat en de Republiek Moldavië partij zijn, worden beperkt.
Artikel 208
Norm voor behandeling van filialen en vertegenwoordigingskantoren
1. Het bepaalde in artikel 205 van deze overeenkomst vormt geen beletsel voor de toepassing door een partij van bijzondere regels met betrekking tot de vestiging en exploitatie op haar grondgebied van filialen en vertegenwoordigings kantoren van rechtspersonen uit een andere partij die op het grondgebied van eerstgenoemde partij niet als rechtsper soon zijn erkend, wanneer deze bijzondere regels op grond van juridische of technische verschillen tussen bedoelde filialen en vertegenwoordigingskantoren en filialen en vertegenwoordigingskantoren van op het grondgebied van eerstge noemde partij erkende rechtspersonen of, voor wat financiële diensten betreft, om prudentiële redenen gerechtvaardigd zijn.
2. Het verschil in behandeling mag niet verder gaan dan hetgeen vanwege die juridische of technische verschillen of, voor wat financiële diensten betreft, om prudentiële redenen strikt noodzakelijk is.
afdeling 3
Grensoverschrijdende dienstverlening
Artikel 209
Toepassingsgebied
Deze afdeling is van toepassing op maatregelen van de partijen die van invloed zijn op alle grensoverschrijdende dienst verlening, met uitzondering van:
a) audiovisuele diensten;
(1) Deze verplichting geldt niet voor niet voor niet onder dit hoofdstuk vallende bepalingen inzake de bescherming van investeringen, bepa lingen inzake procedures voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en de staat daaronder begrepen, uit andere overeenkom sten.
(2) Dit omvat tevens dit hoofdstuk en de bijlagen XXVII-a en XXVII-E bij deze overeenkomst.
b) nationale maritieme cabotage (1), en
c) interne en internationale luchtvervoerdiensten (2), ongeacht of het gaat om lijndiensten, en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten, andere dan:
i) reparatie en onderhoud van luchtvaartuigen waarbij het luchtvaartuig buiten dienst wordt gesteld;
ii) verkoop en marketing van luchtvervoerdiensten;
iii) geautomatiseerde boekingssystemen (CRS);
iv) grondafhandeling;
v) exploitatie van luchthavens.
Artikel 210
Markttoegang
1. Ten aanzien van de markttoegang via grensoverschrijdende dienstverlening behandelt elke partij diensten en dienst verleners uit de andere partij niet minder gunstig dan is voorzien in de specifieke verbintenissen die zijn neergelegd in de bijlagen XXVII-B en XXVII-F bij deze overeenkomst.
2. Voor sectoren waarvoor verbintenissen betreffende markttoegang worden aangegaan, worden de maatregelen die een partij niet mag handhaven of vaststellen voor een bepaalde regio of voor haar gehele grondgebied, tenzij in de bijlagen XXVII-B en XXVII-F bij deze overeenkomst anders is bepaald, omschreven als:
a) beperkingen van het aantal dienstverleners in de vorm van numerieke quota, monopolies, exclusieve dienstverleners of de eis van een onderzoek naar de economische behoefte;
b) beperkingen van de totale waarde van transacties of activa in verband met diensten in de vorm van numerieke quota of de eis van een onderzoek naar de economische behoefte,
c) beperkingen van het totale aantal dienstentransacties of het totale volume van de dienstenoutput, in bepaalde nume rieke eenheden uitgedrukt in de vorm van quota of de eis van een onderzoek naar de economische behoefte.
Artikel 211
Nationale behandeling
1. Elke partij behandelt, in de sectoren waarvoor verbintenissen inzake de markttoegang in de bijlagen XXVII-B en XXVII-F bij deze overeenkomst zijn opgenomen, met inachtneming van de daarin vermelde voorwaarden en kwalifi caties, diensten en dienstverleners uit de andere partij in het kader van alle maatregelen die op de grensoverschrijdende dienstverlening van invloed zijn, niet minder gunstig dan haar eigen soortgelijke diensten en dienstverleners.
2. Een partij kan aan het bepaalde in lid 1 voldoen door aan diensten en dienstverleners uit de andere partij een behandeling toe te kennen die naar de vorm identiek is dan wel naar de vorm afwijkt van de behandeling die zij aan haar eigen soortgelijke diensten en dienstverleners toekent.
3. Een naar de vorm identieke of naar de vorm afwijkende behandeling wordt geacht minder gunstig te zijn indien zij de mededingingsvoorwaarden wijzigt ten gunste van diensten of dienstverleners uit de betrokken partij, in vergelijking met soortgelijke diensten of dienstverleners uit de andere partij.
4. De op grond van dit artikel aangegane specifieke verbintenissen worden niet zodanig uitgelegd dat een partij verplicht is tot compensatie van concurrentienadelen die inherent zijn aan het buitenlandse karakter van de desbetref fende diensten of dienstverleners.
(1) Behoudens de activiteiten die onder de betreffende interne wetgeving als cabotage kunnen worden beschouwd, heeft nationale maritieme cabotage in de zin van dit hoofdstuk betrekking op het vervoer van passagiers of goederen tussen een haven of een locatie in een lidstaat of in de Republiek Moldavië, en een andere haven of locatie in een lidstaat of in de Republiek Moldavië, met inbegrip van het continentale plat ervan, zoals voorzien in het VN-Verdrag inzake het recht van de zee, en verkeer dat begint en eindigt in dezelfde haven of op dezelfde locatie in een lidstaat of de Republiek Moldavië.
(2) De voorwaarden voor wederzijdse toegang tot de markt op het gebied van luchtvervoer worden geregeld door de Overeenkomst tussen
de EU en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, betreffende de totstandbrenging van een Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte.
Artikel 212
Lijsten van verbintenissen
1. De door elke partij ingevolge deze afdeling geliberaliseerde sectoren en de beperkingen, door middel van voorbe houden, van de markttoegang en van de nationale behandeling voor diensten en dienstverleners uit de andere partij in die sectoren, worden vermeld in de lijsten van verbintenissen in de bijlagen XXVII-B en XXVII-F bij deze overeenkomst.
2. Onverminderd de bestaande of toekomstige rechten en verplichtingen van de partijen uit hoofde van de Europese Overeenkomst inzake grensoverschrijdende televisie en het Verdrag inzake cinematografische coproductie, omvatten de lijsten van verbintenissen in de bijlagen XXVII-B en XXVII-F bij deze overeenkomst geen verbintenissen inzake audiovi suele diensten.
Artikel 213
Evaluatie
Met het oog op de geleidelijke liberalisering van de grensoverschrijdende dienstverlening tussen de partijen evalueert het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeen komst, regelmatig de in artikel 212 van deze overeenkomst bedoelde lijsten van verbintenissen. Bij deze evaluatie wordt onder meer rekening gehouden met het proces van geleidelijke aanpassing, als bedoeld in de artikelen 230, 240, 249 en 253 van deze overeenkomst, en de impact daarvan op de afschaffing van resterende belemmeringen voor de grens overschrijdende dienstverlening tussen de partijen.
afdeling 4
Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken
Artikel 214
Toepassingsgebied en definities
1. Deze afdeling is van toepassing op maatregelen van de partijen betreffende de toelating tot en het tijdelijke verblijf op hun grondgebied van stafpersoneel, afgestudeerde stagiairs, handelsvertegenwoordigers, dienstverleners op contract basis en beoefenaars van een vrij beroep, onverminderd het bepaalde in artikel 202, lid 5, van deze overeenkomst.
2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
a) „stafpersoneel”:
natuurlijke personen die bij een rechtspersoon uit een partij, niet zijnde een organisatie zonder winstoogmerk (1), in dienst zijn en verantwoordelijk zijn voor het opzetten van dan wel voor een goed toezicht op en een goede admini stratie en exploitatie van een vestiging. Tot het stafpersoneel behoren tevens „zakelijke bezoekers” voor vestigings doeleinden en „binnen de onderneming overgeplaatste personen”:
i) „zakelijke bezoekers” voor vestigingsdoeleinden: natuurlijke personen met een staffunctie die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een vestiging. Zij bieden geen diensten aan noch verlenen zij deze en evenmin verrichten zij enige andere economische activiteit dan vereist is voor het opzetten van een vestiging. Zij ontvangen geen beloning uit een in de gastpartij gevestigde bron;
ii) „binnen de onderneming overgeplaatste personen”:
natuurlijke personen die ten minste een jaar in dienst of partner van een rechtspersoon zijn en die tijdelijk naar een vestiging op het grondgebied van de andere partij worden overgeplaatst, welke vestiging een dochteronderne ming, filiaal of moedervennootschap van de onderneming/rechtspersoon kan zijn. De betrokken natuurlijke persoon moet tot een van de volgende categorieën behoren:
1. managers: personen die deel uitmaken van het hoger leidinggevend personeel van een rechtspersoon, die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de vestiging, onder het algemene toezicht of de leiding van de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde personen, waaronder ten minste personen die:
— leiding geven aan een vestiging of een afdeling of onderafdeling daarvan;
(1) De verwijzing naar „niet zijnde een organisatie zonder winstoogmerk” is alleen van toepassing voor België, Tsjechië, Denemarken, Duits land, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Xxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxxx, Xxxxxxxxx, Xxxxx, Xxxxxxxxx, Xxxxxxxxxx, Xxxxxxxx, Xxxxxxxx, Finland en het Verenigd Koninkrijk.
— toezicht houden op de werkzaamheden van andere toezichthoudende, gespecialiseerde of leidinggevende werknemers en deze werkzaamheden controleren, en
— persoonlijk bevoegd zijn werknemers in dienst te nemen en te ontslaan, of indienstneming of ontslag van werknemers of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te bevelen;
2. specialisten: binnen een rechtspersoon werkzame personen die beschikken over uitzonderlijke kennis die van wezenlijk belang is voor de productie, de onderzoeksuitrusting, de technische werkzaamheden, de processen, de procedures of het management van de vestiging. Voor de beoordeling van die kennis wordt niet alleen specifiek met de vestiging verband houdende kennis in aanmerking genomen, maar ook of de persoon in hoge mate gekwalificeerd is voor een type werk of handel waarvoor specifieke technische kennis vereist is, evenals het lidmaatschap van een erkende beroepsgroep;
b) „afgestudeerde stagiairs”: natuurlijke personen die ten minste een jaar in dienst zijn van een rechtspersoon uit een partij of een filiaal van die rechtspersoon, die universitair afgestudeerd zijn en die voor hun loopbaanontwikkeling of een opleiding in bedrijfskundige technieken of -methoden tijdelijk naar een vestiging van die rechtspersoon op het grondgebied van de andere partij worden overgeplaatst (1);
c) „handelsvertegenwoordigers” (2): natuurlijke personen die vertegenwoordiger zijn van een dienstverlener of een leve rancier van goederen uit een partij en die toegang tot en tijdelijk verblijf op het grondgebied van de andere partij beogen om over de verkoop van diensten of goederen te onderhandelen of voor die dienstverlener of leverancier overeenkomsten voor de verkoop van diensten of goederen te sluiten. Zij verrichten geen directe transacties met het publiek en ontvangen geen beloning uit een in de gastpartij gevestigde bron; evenmin zijn zij commissionairs;
d) „dienstverleners op contractbasis”: natuurlijke personen in dienst bij een rechtspersoon uit een partij, welke rechts persoon zelf geen agentschap voor arbeidsbemiddeling en personeelsvoorziening is en welke evenmin via een derge lijk agentschap optreedt, die geen vestiging op het grondgebied van de andere partij heeft en die een bonafide contract voor de verlening van diensten aan een eindverbruiker in die andere partij heeft gesloten, zodat de tijdelijke aanwezigheid van zijn werknemers in die partij vereist is voor de uitvoering van het dienstverleningscontract (3);
e) „beoefenaars van een vrij beroep”: natuurlijke personen die als zelfstandige dienstverlener op het grondgebied van een partij zijn gevestigd, geen vestiging op het grondgebied van de andere partij hebben en een bonafide contract (anders dan via een agentschap voor arbeidsbemiddeling en personeelsvoorziening) voor de verlening van diensten aan een eindverbruiker in die andere partij hebben gesloten, zodat hun tijdelijke aanwezigheid op het grondgebied van die partij vereist is voor de uitvoering van het dienstverleningscontract (4);
f) „kwalificaties”: diploma's, certificaten en andere bewijsstukken (van een officiële kwalificatie), afgegeven door een in de wet- of regelgeving of in administratieve bepalingen aangewezen autoriteit, waarbij de succesvolle afsluiting van een beroepsopleiding wordt geattesteerd.
Artikel 215
Stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs
1. Voor elke sector waarvoor overeenkomstig afdeling 2 (Vestiging) van dit hoofdstuk verbintenissen worden aange gaan, en behoudens eventuele in de bijlagen XXVII-a en XXVII-E of in de bijlagen XXVII-C en XXVII-G bij deze overeen komst opgenomen voorbehouden, staat elke partij ondernemers uit de andere partij toe in hun vestiging natuurlijke personen uit die andere partij tewerk te stellen, mits die werknemers behoren tot het stafpersoneel dan wel afgestudeerd stagiair zijn, zoals gedefinieerd in artikel 214 van deze overeenkomst. De tijdelijke toegang en het tijdelijke verblijf van stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs vinden plaats voor een periode van ten hoogste drie jaar voor binnen de onder neming overgeplaatste personen, van ten hoogste negentig dagen binnen een periode van twaalf maanden voor zakelijke bezoekers voor vestigingsdoeleinden, en van ten hoogste één jaar voor afgestudeerde stagiairs.
2. Voor elke sector waarvoor overeenkomstig afdeling 2 (Vestiging) van dit hoofdstuk verbintenissen worden aange gaan, worden de maatregelen die een partij niet mag handhaven of vaststellen op basis van een regionale onderverdeling of voor het gehele grondgebied, tenzij in de bijlagen XXVII-C en XXVII-G bij deze overeenkomst anders is bepaald, omschreven als beperkingen van het totale aantal natuurlijke personen dat een ondernemer als stafpersoneel of afgestu deerde stagiair in een bepaalde sector in dienst mag hebben, in de vorm van numerieke quota of van een eis van een onderzoek naar de economische behoefte, en discriminerende beperkingen.
(1) Van de ontvangende vestiging kan worden verlangd dat zij vooraf ter goedkeuring een opleidingsprogramma voor de volledige duur van het verblijf voorlegt, om aan te tonen dat het verblijf bedoeld is voor opleiding. Voor Tsjechië, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Hongarije en Oostenrijk moet de opleiding aansluiten bij de behaalde universitaire graad.
(2) Het Verenigd Koninkrijk: de categorie handelsvertegenwoordigers is enkel erkend voor verkopers van diensten.
(3) Het onder d) en e) bedoelde dienstencontract moet in overeenstemming zijn met de wet- en regelgeving en de eisen van de partij waar het contract wordt uitgevoerd.
(4) Het onder d) en e) bedoelde dienstencontract moet in overeenstemming zijn met de wet- en regelgeving en de eisen van de partij waar het
contract wordt uitgevoerd.
Artikel 216
Handelsvertegenwoordigers
Voor elke sector waarvoor overeenkomstig afdeling 2 (Vestiging) of afdeling 3 (Grensoverschrijdende dienstverlening) van dit hoofdstuk verbintenissen worden aangegaan, en behoudens eventuele in de bijlagen XXVII-a en XXVII-E alsmede de bijlagen XXVII-B en XXVII-F bij deze overeenkomst vermelde voorbehouden, staat elke partij de toegang tot en het tijdelijke verblijf van handelsvertegenwoordigers op haar grondgebied toe voor maximaal negentig dagen binnen een periode van twaalf maanden.
Artikel 217
Dienstverleners op contractbasis
1. De partijen herbevestigen hun respectieve verplichtingen ingevolge de door hen in het kader van de algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten, hierna de „GaTS” genoemd, aangegane verbintenissen ten aanzien van de toegang en het tijdelijke verblijf van dienstverleners op contractbasis.
Overeenkomstig de bijlagen XXVII-D en XXVII-H bij deze overeenkomst staat elke partij toe dat dienstverleners op contractbasis uit de andere partij op hun grondgebied diensten verlenen, met inachtneming van de voorwaarden van lid 3 van dit artikel.
2. Op de door de partijen aangegane verbintenissen zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
a) de natuurlijke personen moeten voor het verlenen van een dienst tijdelijk zijn aangetrokken als werknemer van een rechtspersoon die een dienstencontract heeft gesloten voor een periode van maximaal twaalf maanden;
b) de natuurlijke personen die het grondgebied van de andere partij binnenkomen, moeten die diensten aanbieden in de hoedanigheid van werknemer van de rechtspersoon die de diensten ten minste gedurende het jaar dat onmiddellijk aan de datum van indiening van de aanvraag voor toelating tot de andere partij voorafging, heeft verleend. Voorts moeten de natuurlijke personen op de datum van indiening van een aanvraag voor toelating tot de andere partij beschikken over ten minste drie jaar beroepservaring (1) in de sector van activiteiten waarop het contract betrekking heeft;
c) de natuurlijke personen die het grondgebied van de andere partij binnenkomen, moeten in het bezit zijn van:
i) een universitaire graad of een kwalificatie waaruit kennis op een gelijkwaardig niveau blijkt (2), en
ii) beroepskwalificaties voor zover dit voor de uitoefening van een activiteit vereist is op grond van de wet- en regel geving of andere wettelijke voorschriften van de partij waar de dienst wordt verleend;
d) de natuurlijke persoon ontvangt op het grondgebied van de andere partij voor de dienstverlening geen andere belo ning dan die welke wordt betaald door de rechtspersoon waarbij de natuurlijke persoon in dienst is;
e) de toelating tot en het tijdelijke verblijf van natuurlijke personen op het grondgebied van de betrokken partij vinden plaats voor een periode van bij elkaar opgeteld maximaal zes maanden, dan wel, wat Luxemburg aangaat, vijfen twintig weken, gedurende een periode van twaalf maanden dan wel voor de duur van het contract indien dit een kortere looptijd heeft;
f) de toelating waarvoor ingevolge dit artikel toestemming wordt verleend, heeft enkel betrekking op de dienstenactivi teit waarop het contract betrekking heeft, en verleent niet het recht tot het voeren van de beroepstitel van de partij waar de dienst wordt verleend, en
g) het aantal personen dat onder het dienstencontract valt, mag niet hoger zijn dan voor de uitvoering van het contract noodzakelijk is, zoals vereist kan zijn op grond van de wet- en regelgeving of andere wettelijke voorschriften van de partij waarin de dienst wordt verleend.
Artikel 218
Beoefenaars van vrij beroep
1. Overeenkomstig de bijlagen XXVII-D en XXVII-H bij deze overeenkomst staan de partijen toe dat beoefenaars van een vrij beroep uit de andere partij op hun respectieve grondgebied diensten verlenen, met inachtneming van de voor waarden van lid 2 van dit artikel.
(1) Verkregen na het bereiken van de meerderjarigheid.
(2) Wanneer de graad of kwalificatie niet is verkregen in de partij waar de dienst wordt verleend, kan die partij beoordelen of deze gelijk waardig is aan een op haar grondgebied vereiste universitaire graad.
2. Op de door de partijen aangegane verbintenissen zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
a) de natuurlijke personen moeten voor het verlenen van een dienst tijdelijk zijn aangetrokken als op het grondgebied van de andere partij gevestigde zelfstandige, en een dienstencontract hebben gesloten voor een periode van maximaal twaalf maanden;
b) de natuurlijke personen die het grondgebied van de andere partij binnenkomen, moeten op de datum van indiening van het verzoek om toegang tot dat grondgebied ten minste zes jaar beroepservaring hebben in de economische sector waarop het contract betrekking heeft;
c) de natuurlijke personen die het grondgebied van de andere partij binnenkomen, moeten in het bezit zijn van:
i) een universitaire graad of een kwalificatie waaruit kennis op een gelijkwaardig niveau blijkt (1), en
ii) beroepskwalificaties die nodig zijn voor de uitoefening van een activiteit op grond van de wet- en regelgeving of andere wettelijke voorschriften van de partij waar de dienst wordt verleend;
d) de toelating tot en het tijdelijke verblijf van natuurlijke personen op het grondgebied van de betrokken partij vinden plaats voor een periode van bij elkaar opgeteld maximaal zes maanden, dan wel, wat Luxemburg aangaat, vijfen twintig weken, gedurende een periode van twaalf maanden dan wel voor de duur van het contract indien dit een kortere looptijd heeft, en
e) de toelating waarvoor ingevolge dit artikel toestemming wordt verleend, heeft enkel betrekking op de dienstenactivi teit waarop het contract betrekking heeft, en verleent niet het recht tot het voeren van de beroepstitel van de partij waar de dienst wordt verleend.
afdeling 5
Regelgevingskader
Onderafdeling 1
Inter ne regelgeving
Artikel 219
Toepassingsgebied en definities
1. De volgende voorschriften gelden voor maatregelen van de partijen die betrekking hebben op vergunningsvereisten en -procedures alsmede kwalificatievereisten en -procedures die van invloed zijn op:
a) de grensoverschrijdende dienstverlening;
b) de vestiging op hun grondgebied van natuurlijke of rechtspersonen als omschreven in artikel 203, punt 8), van deze overeenkomst;
c) het tijdelijke verblijf op hun grondgebied van natuurlijke personen als omschreven in artikel 214, lid 2, onder a) tot en met e), van deze overeenkomst.
2. Wat grensoverschrijdende dienstverlening aangaat, zijn die voorschriften alleen van toepassing op sectoren waar voor de partij specifieke verbintenissen is aangegaan, en voor zover die specifieke verbintenissen van toepassing zijn. Wat vestiging aangaat, zijn deze voorschriften niet van toepassing op sectoren voor zover een voorbehoud is gemaakt
overeenkomstig de bijlagen
XXVII-a
en XXVII-E bij deze overeenkomst. Wat het tijdelijke verblijf van natuurlijke
personen aangaat, zijn deze voorschriften niet van toepassing op sectoren voor zover een voorbehoud is gemaakt over eenkomstig de bijlagen XXVII-C en XXVII-D alsmede de bijlagen XXVII-G en XXVII-H bij deze overeenkomst.
3. Deze voorschriften zijn niet van toepassing op maatregelen voor zover zij beperkingen vormen waarvoor lijsten worden opgesteld.
4. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
a) „vergunningsvereisten”: andere materiële eisen dan kwalificatievereisten, waaraan een natuurlijke of rechtspersoon moet voldoen om een vergunning voor het verrichten van de in lid 1, onder a) tot en met c), omschreven activiteiten te verkrijgen, te wijzigen of te verlengen;
b) „vergunningsprocedures”: administratieve of procedureregels waaraan een natuurlijke of rechtspersoon, die verzoekt om een vergunning voor het verrichten van de in lid 1, onder a) tot en met c), omschreven activiteiten, met inbegrip van de wijziging of verlenging van een vergunning, moet voldoen om aan te tonen dat is voldaan aan de vergun ningsvereisten;
(1) Wanneer de graad of kwalificatie niet is verkregen in de partij waar de dienst wordt verleend, kan die partij beoordelen of deze gelijk waardig is aan een op haar grondgebied vereiste universitaire graad.
c) „kwalificatievereisten”: materiële eisen met betrekking tot de bevoegdheid van een natuurlijke persoon om een dienst te verlenen, die moeten worden aangetoond om een vergunning voor het verlenen van een dienst te kunnen krijgen;
d) „kwalificatieprocedures”: administratieve of procedureregels waaraan een natuurlijke persoon moet voldoen om aan te tonen dat is voldaan aan de kwalificatievereisten om een vergunning voor het verlenen van een dienst te kunnen krijgen, en
e) „bevoegde autoriteit”: alle centrale, regionale of lokale overheden of autoriteiten of niet-gouvernementele organisaties die door centrale, regionale of lokale overheden of autoriteiten gedelegeerde bevoegdheden uitoefenen, die een besluit nemen betreffende de afgifte van een vergunning voor het verlenen van een dienst, ook als dat vestiging inhoudt, of betreffende afgifte van een vergunning om zich te vestigen teneinde een andere economische activiteit dan dienstver lening uit te oefenen.
Artikel 220
Voorwaarden voor verlenen van vergunningen en kwalificaties
1. Elke partij draagt er zorg voor dat maatregelen inzake vergunningsvereisten en -procedures en kwalificatievereisten en -procedures gebaseerd zijn op criteria die de bevoegde autoriteiten beletten hun beoordelingsbevoegdheid op een willekeurige wijze uit te oefenen.
2. De in lid 1 bedoelde criteria zijn:
a) evenredig met een doelstelling van het overheidsbeleid;
b) duidelijk en ondubbelzinnig;
c) objectief;
d) vooraf vastgesteld;
e) vooraf openbaar gemaakt, en
f) transparant en toegankelijk.
3. Een vergunning wordt verleend zodra bij een passend onderzoek is vastgesteld dat aan de voorwaarden voor het verlenen van een vergunning is voldaan.
4. Elke partij houdt gerechtelijke, scheidsrechterlijke of administratieve instanties of procedures in stand, of stelt deze in, waar of waarmee op verzoek van een betrokken ondernemer of dienstverlener administratieve besluiten met betrek king tot vestiging, grensoverschrijdende dienstverlening of de tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken onverwijld kunnen worden onderzocht en, indien gerechtvaardigd, door passende maatregelen kunnen worden herzien. Wanneer deze procedures niet onafhankelijk zijn van het orgaan dat bevoegd is het betrokken administratieve besluit te nemen, ziet elke partij erop toe dat de procedures feitelijk in een objectief en onpartijdig onderzoek voorzien.
5. Indien het aantal voor een bepaalde activiteit beschikbare vergunningen beperkt is vanwege de schaarste aan beschikbare natuurlijke hulpbronnen of de gebrekkige technische capaciteit, zorgt elke partij ten aanzien van potentiële kandidaten voor een selectieprocedure die alle waarborgen voor onpartijdigheid en transparantie biedt, met inbegrip van in het bijzonder een passende bekendmaking wat de aanvang, het verloop en de afronding van de procedure betreft.
6. Onverminderd dit artikel kan elke partij bij het opstellen van de voorschriften voor de selectieprocedure rekening houden met doelstellingen van overheidsbeleid, met inbegrip van overwegingen inzake gezondheid, veiligheid, milieube scherming en de instandhouding van cultureel erfgoed.
Artikel 221
Vergunnings- en kwalificatieprocedures
1. Vergunnings- en kwalificatieprocedures en -formaliteiten zijn duidelijk, worden vooraf bekendgemaakt en waar borgen voor aanvragers dat hun aanvraag op objectieve en onpartijdige wijze wordt behandeld.
2. Vergunnings- en kwalificatieprocedures en -formaliteiten zijn zo eenvoudig mogelijk en bemoeilijken of vertragen het verlenen van de dienst niet onnodig. Voor de vergunning verschuldigde vergoedingen (1) die de aanvragers eventueel in het kader van hun aanvraag moeten betalen, moeten redelijk en evenredig met de kosten van de desbetreffende vergunningsprocedures zijn.
3. Elke partij zorgt ervoor dat de door de bevoegde autoriteit bij het verlenen van vergunningen en het nemen van besluiten gevolgde procedures onpartijdig zijn ten aanzien van alle aanvragers. De bevoegde autoriteit moet bij haar besluitvorming onafhankelijk zijn en geen verantwoording verschuldigd zijn aan verleners van de diensten waarvoor de vergunning vereist is.
4. Wanneer voor aanvragen specifieke termijnen bestaan, moet een aanvrager voor het indienen van een aanvraag over een redelijke termijn beschikken. De bevoegde autoriteit behandelt een aanvraag zonder onnodige vertraging. Waar mogelijk worden aanvragen in elektronische vorm geaccepteerd onder dezelfde voorwaarden inzake echtheid als papieren aanvragen.
5. Elke partij ziet erop toe dat de behandeling van een aanvraag, met inbegrip van het definitieve besluit, wordt voltooid binnen een redelijke termijn na de indiening van een volledige aanvraag. Elke partij streeft ernaar voor het behandelen van een aanvraag het normale tijdsbestek vast te stellen.
6. De bevoegde autoriteit stelt binnen een redelijke termijn na ontvangst van een aanvraag die haars inziens onvol ledig is, de aanvrager daarvan in kennis, vermeldt, voor zover dit haalbaar is, welke aanvullende informatie nodig is om de aanvraag te vervolledigen en biedt de mogelijkheid om tekortkomingen te corrigeren.
7. Waar mogelijk moeten in de plaats van de originele documenten gewaarmerkte kopieën worden aanvaard.
8. Indien de bevoegde autoriteit een aanvraag afwijst, wordt dat de aanvrager schriftelijk en zonder onnodige vertra ging meegedeeld. In beginsel moet de aanvrager desgevraagd ook in kennis worden gesteld van de redenen voor de afwij zing van de aanvraag en van de termijn waarbinnen tegen het besluit beroep kan worden ingesteld.
9. Elke partij zorgt ervoor dat zodra een vergunning is verleend, zij overeenkomstig de daarin gestelde voorwaarden zo spoedig mogelijk in werking treedt.
Onderafdeling 2
Algemene bepalingen
Artikel 222
Wederzijdse erkenning
1. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk belet een partij te eisen dat natuurlijke personen de kwalificaties en/of de beroepservaring hebben die op het grondgebied waar de dienst wordt verleend, voor de betrokken sector van activiteit zijn voorgeschreven.
2. Elke partij moedigt de desbetreffende beroepsorganisaties aan aanbevelingen over wederzijdse erkenning aan het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeen komst, voor te leggen, opdat ondernemers en dienstverleners volledig of gedeeltelijk voldoen aan de door elke partij toegepaste criteria voor het verlenen van vergunningen aan en voor de werkzaamheden en de certificering van onderne mers en dienstverleners, in het bijzonder beoefenaars van een vrij beroep.
3. Wanneer het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken een aanbeveling als bedoeld in lid 2 ontvangt, onderzoekt het deze binnen een redelijke termijn om vast te stellen of zij met deze overeenkomst in overeen stemming is, en op basis van de in de aanbeveling vervatte informatie beoordeelt het in het bijzonder:
a) de mate waarin de normen en de criteria die elke partij hanteert voor het verlenen van vergunningen aan en voor de werkzaamheden en de certificering van ondernemers en dienstverleners, met elkaar verenigbaar zijn, en
b) de potentiële economische waarde van een overeenkomst inzake wederzijdse erkenning.
(1) Voor de vergunning verschuldigde vergoedingen omvatten geen veiling- of aanbestedingskosten of kosten van andere niet-discrimine rende middelen om concessies te verlenen, noch verplichte bijdragen voor het verlenen van een universele dienst.
4. Indien aan deze vereisten is voldaan, neemt het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken de nodige maatregelen om tot onderhandelingen te komen. Vervolgens onderhandelen de door hun bevoegde autori teiten vertegenwoordigde partijen over een overeenkomst inzake wederzijdse erkenning.
5. Een overeenkomst inzake wederzijdse erkenning als bedoeld in lid 4 van dit artikel dient in overeenstemming te zijn met de desbetreffende bepalingen van de WTO-overeenkomst, in het bijzonder met artikel VII van de GaTS.
Artikel 223
Transparantie en bekendmaking van vertrouwelijke informatie
1. Elke partij beantwoordt zo spoedig mogelijk verzoeken van de andere partij om specifieke algemene informatie over algemene maatregelen of internationale overeenkomsten die op deze overeenkomst betrekking hebben of daarvoor gevolgen hebben. Elke partij richt ook één of meer informatiepunten op, die over al deze aangelegenheden op verzoek specifieke informatie verstrekken aan ondernemers en dienstverleners uit de andere partij. De partijen stellen elkaar binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze overeenkomst in kennis van hun informatiepunten. Het is niet nodig dat de informatiepunten depositaris zijn van wet- en regelgeving.
2. Geen enkele bepaling van deze overeenkomst verplicht een partij tot verstrekking van vertrouwelijke informatie waarvan bekendmaking de rechtshandhaving zou belemmeren of anderszins in strijd zou zijn met het openbaar belang of schadelijk zou zijn voor de rechtmatige handelsbelangen van bepaalde openbare of particuliere ondernemingen.
Onderafdeling 3
Diensten in verband met computers
Artikel 224
Afspraak over diensten in verband met computers
1. Voor zover de handel in diensten in verband met computers overeenkomstig afdeling 2 (Vestiging), afdeling 3 (Grensoverschrijdende dienstverlening) en afdeling 4 (Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken) van dit hoofdstuk is geliberaliseerd, voldoen de partijen aan de bepalingen van dit artikel.
2. CPC (1) 84, de VN-code die wordt gebruikt voor het beschrijven van diensten in verband met computers, heeft betrekking op de basisfuncties voor alle diensten in verband met computers:
a) computerprogramma's omschreven als serie instructies waardoor computers kunnen werken of met elkaar kunnen communiceren (met inbegrip van de ontwikkeling en implementatie ervan);
b) gegevensverwerking en -opslag, en
c) aanverwante diensten, zoals het geven van adviezen en opleidingen aan het personeel van klanten.
De technologische ontwikkeling heeft geleid tot een toename van het aanbod van deze diensten als een pakket aanver wante diensten die alle of een deel van die basisfuncties kunnen omvatten. Zo bestaan diensten als web- of domeinhos ting, datamining en gridcomputing allemaal uit een combinatie van basisfuncties van diensten in verband met compu ters.
3. Ongeacht of zij via een netwerk, zoals internet, worden geleverd, omvatten de diensten in verband met computers alle diensten op het gebied van:
a) advies, strategie, analyse, planning, specificatie, ontwerp, ontwikkeling, installatie, implementatie, integratie, testen, debuggen, updaten, ondersteuning, technische hulp of beheer van of voor computers of computersystemen;
(1) Onder CPC wordt de „Central Products Classification” verstaan, zoals vastgesteld in „Statistical Office of the United Nations, Statistical Papers, Series M, No 77, CPC prov, 1991”.
b) computerprogramma's omschreven als serie instructies waardoor computers zelfstandig kunnen werken en met elkaar kunnen communiceren, alsmede advies, strategie, analyse, planning, specificatie, ontwerp, ontwikkeling, installatie, implementatie, integratie, testen, debuggen, updaten, aanpassen, onderhoud, ondersteuning, technische hulp, beheer of gebruik van of voor computerprogramma's;
c) de verwerking, opslag en hosting van gegevens of diensten in verband met databanken;
d) onderhoud en reparatie van kantoormachines en toebehoren, met inbegrip van computers, of
e) opleidingen voor het personeel van klanten in verband met computerprogramma's, computers of computersystemen die niet elders zijn ingedeeld.
4. Diensten in verband met computers maken andere diensten (zoals bankieren), elektronisch of anderszins, mogelijk. Er is echter een groot verschil tussen de ondersteunende dienst (bv. webhosting of applicatiehosting) en de inhouds- of hoofddienst die elektronisch wordt geleverd (bv. bankieren). In dergelijke gevallen valt de inhouds- of hoofddienst niet onder CPC 84.
Onderafdeling 4
Pos t- en koer iersdiensten
Artikel 225
Toepassingsgebied en definities
1. Deze onderafdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle post- en koeriersdiensten die overeen komstig afdeling 2 (Vestiging), afdeling 3 (Grensoverschrijdende dienstverlening) en afdeling 4 (Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken) van dit hoofdstuk zijn geliberaliseerd.
2. Voor de toepassing van deze onderafdeling en van afdeling 2 (Vestiging), afdeling 3 (Grensoverschrijdende dienst verlening) en afdeling 4 (Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken) van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a) „vergunning”: een vergunning die door een regelgevende autoriteit aan een individuele dienstverlener moet worden verleend alvorens deze een bepaalde dienst mag verlenen;
b) „universele dienst”: het op permanente basis verlenen van een postdienst met een specifieke hoedanigheid, op het hele grondgebied van een partij en tegen voor alle gebruikers redelijke prijzen.
Artikel 226
Voorkoming van concurrentiebeperkende praktijken in post- en koeriersector
Er worden passende maatregelen gehandhaafd of genomen om te voorkomen dat dienstverleners die, alleen of samen met anderen, de voorwaarden voor deelneming (wat prijs en aanbod betreft) aan de relevante markt voor post- en koeriersdiensten door het gebruik van hun eigen marktpositie in belangrijke mate kunnen beïnvloeden, overgaan tot concurrentiebeperkende praktijken of deze voortzetten.
Artikel 227
Universele dienst
Elke partij heeft het recht vast te stellen welke universeledienstverplichtingen zij in stand wenst te houden. Dergelijke verplichtingen worden niet per se concurrentiebeperkend geacht, mits zij op een transparante, niet-discriminerende en uit mededingingsoogpunt neutrale wijze worden uitgevoerd en voor de door de partij vastgestelde soort universele dienst geen grotere last vertegenwoordigen dan nodig is.
Artikel 228
Vergunningen
1. Een vergunning kan alleen worden verlangd voor diensten die binnen het toepassingsgebied van de universele dienst vallen.
2. Indien een vergunning vereist is, worden de volgende gegevens algemeen bekendgemaakt:
a) alle vergunningscriteria en de periode die normaliter nodig is om een beslissing over de aanvraag van een vergunning te nemen, en
b) de voorwaarden voor de betrokken vergunningen.
3. De redenen voor weigering van een vergunning worden de aanvrager desgevraagd meegedeeld. Elke partij legt een procedure vast voor het instellen van beroep bij een onafhankelijke instantie. Een dergelijke procedure zal transparant en niet-discriminerend zijn, waarbij objectieve criteria worden gehanteerd.
Artikel 229
Onafhankelijkheid van regelgevende instantie
De regelgevende instantie is juridisch gescheiden van en niet aansprakelijk jegens verleners van post- en koeriersdiensten. De besluiten die de regelgevende instantie neemt en de procedures die zij volgt, zijn ten aanzien van alle marktdeelne mers onpartijdig.
Artikel 230
Geleidelijke aanpassing
Elke partij erkent het belang van een geleidelijke aanpassing van de bestaande en toekomstige wetgeving van de Repu bliek Moldavië aan de lijst van het acquis van de Unie die is opgenomen in bijlage XXVIII-C bij deze overeenkomst.
Onderafdeling 5
Netwerken en diensten voor elektronische communicatie
Artikel 231
Toepassingsgebied en definities
1. Deze onderafdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle elektronische-communicatiediensten die overeenkomstig afdeling 2 (Vestiging), afdeling 3 (Grensoverschrijdende dienstverlening) en afdeling 4 (Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken) van dit hoofdstuk zijn geliberaliseerd.
2. Voor de toepassing van deze onderafdeling en van afdeling 2 (Vestiging), afdeling 3 (Grensoverschrijdende dienst verlening) en afdeling 4 (Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken) van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a) „elektronische-communicatiediensten”: alle diensten die volledig of voornamelijk bestaan uit de verzending van signalen via elektronische-communicatienetwerken, met inbegrip van telecommunicatiediensten en transmissiedien sten met behulp van netwerken die voor omroep worden gebruikt. Deze diensten hebben geen betrekking op dien sten die met behulp van elektronische-communicatienetwerken en elektronische-communicatiediensten doorge zonden inhoud aanbieden of hierover redactionele controle hebben;
b) „openbaar communicatienetwerk”: elektronische-communicatienetwerk dat volledig of voornamelijk voor het verlenen van openbare elektronische-communicatiediensten wordt gebruikt;
c) „elektronische-communicatienetwerk”: de transmissiesystemen en in voorkomend geval de schakel- of routeringsap paratuur en andere middelen die het mogelijk maken signalen over te brengen via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen waaronder satellietnetwerken, vaste (circuit- en pakketgeschakelde, met inbegrip van internet) en mobiele terrestrische netwerken, elektriciteitsnetten, voor zover deze voor overdracht van signalen worden gebruikt, netwerken voor radio- en televisieomroep en kabeltelevisienetwerken, ongeacht de aard van de overgebrachte informatie;
d) „regelgevende autoriteit” in de elektronische-communicatiesector: de instantie of instanties die belast is/zijn met de regelgeving inzake de in dit hoofdstuk bedoelde elektronische communicatie;
e) „aanzienlijke marktmacht”: een dienstverlener wordt geacht een aanzienlijke marktmacht te hebben wanneer hij, alleen of samen met anderen, een met een machtspositie overeenkomende positie heeft, dit wil zeggen een economi sche kracht bezit die hem in staat stelt zich in belangrijke mate onafhankelijk van zijn concurrenten, klanten en uiteindelijk consumenten te gedragen;
f) „interconnectie”: de fysieke en logische koppeling van openbare communicatienetwerken die door dezelfde of een andere dienstverlener worden benut om gebruikers van een dienstverlener in staat te stellen te communiceren met gebruikers van dezelfde of van een andere dienstverlener, of toegang te hebben tot diensten van een andere dienstver lener. Diensten kunnen worden verleend door de betrokken partijen of door andere partijen die toegang tot het netwerk hebben. Interconnectie is een specifieke vorm van toegang die tussen exploitanten van openbare netwerken tot stand wordt gebracht;
g) „universele dienst”: het pakket van diensten van een bepaalde kwaliteit dat op het grondgebied van een partij tegen een betaalbare prijs beschikbaar is voor alle gebruikers, ongeacht hun geografische locatie. Elke partij beslist over het toepassingsgebied en de uitvoering van de universele dienst;
h) „toegang”: het beschikbaar stellen van faciliteiten en/of diensten aan een andere dienstverlener, onder vastgestelde voorwaarden, al dan niet op exclusieve basis, met het doel elektronische-communicatiediensten te verlenen. Dit omvat onder andere toegang tot netwerkonderdelen en bijbehorende faciliteiten, wat mee kan brengen dat appara tuur wordt gekoppeld door middel van vaste of mobiele middelen (dit omvat in het bijzonder de toegang tot het aansluitnet en tot alle faciliteiten en diensten die noodzakelijk zijn om via het aansluitnet diensten te verlenen); toegang tot materiële infrastructuur waaronder gebouwen, goten en masten; toegang tot relevante programmatuur systemen waaronder operationele ondersteuningssystemen; toegang tot nummervertaling of systemen met vergelijk bare functionaliteit; toegang tot vaste en mobiele netwerken, in het bijzonder voor roaming; toegang tot voorwaarde lijke toegangssystemen voor digitale-televisiediensten; toegang tot virtuele netwerkdiensten;
i) „eindgebruiker”: een gebruiker die geen diensten in verband met openbare communicatienetwerken of met openbare elektronische communicatie verleent;
j) „aansluitnet”: fysiek circuit dat het netwerkaansluitpunt in het gebouw van de abonnee verbindt met de hoofdver deler of een soortgelijke voorziening in het vaste openbare communicatienetwerk.
Artikel 232
Regelgevende autoriteit
1. Elke partij draagt er zorg voor dat de regelgevende autoriteiten voor elektronische-communicatiediensten juridisch gescheiden en functioneel onafhankelijk zijn van verleners van elektronische-communicatiediensten. Indien een partij eigenaar is van of zeggenschap heeft over een dienstverlener die elektronische-communicatienetwerken exploiteert of elektronische-communicatiediensten verleent, zorgt deze partij voor een werkelijke structurele scheiding tussen de regel gevende taken en de met de eigendom of de zeggenschap verband houdende activiteiten.
2. Elke partij waarborgt dat de regelgevende autoriteit voldoende bevoegdheden heeft om de sector te reguleren. De taken van een regelgevende autoriteit worden op duidelijke wijze en in een gemakkelijk toegankelijke vorm bekendge maakt, in het bijzonder wanneer meer dan een instantie met die taken belast is.
3. Elke partij zorgt ervoor dat de besluiten die de regelgevende autoriteiten nemen en de procedures die zij volgen, ten aanzien van alle marktdeelnemers onpartijdig en transparant zijn.
4. De regelgevende autoriteit is bevoegd de relevante producten- en dienstenmarkten die in aanmerking komen voor regulering ex ante, te analyseren. Voor zover de regelgevende autoriteit ingevolge artikel 234 van deze overeenkomst moet bepalen of verplichtingen moeten worden opgelegd, gehandhaafd, gewijzigd dan wel ingetrokken, bepaalt zij op basis van een marktanalyse of de relevante markt daadwerkelijk concurrerend is.
5. Voor zover de regelgevende autoriteit bepaalt dat een relevante markt niet daadwerkelijk concurrerend is, stelt zij vast en wijst zij aan welke dienstverleners aanzienlijke marktmacht op die markt hebben en legt zij naar gelang van het geval specifieke wettelijke verplichtingen als bedoeld in artikel 234 van deze overeenkomst op, dan wel handhaaft of wijzigt zij deze. Voor zover de regelgevende autoriteit concludeert dat de markt daadwerkelijk concurrerend is, legt zij geen van de in artikel 234 van deze overeenkomst bedoelde wettelijke verplichtingen op en handhaaft zij deze evenmin.
6. Elke partij waarborgt dat een door het besluit van een regelgevende autoriteit getroffen dienstverlener het recht heeft om tegen dat besluit beroep in te stellen bij een beroepsinstantie die onafhankelijk is van de bij dat besluit betrokken partijen. Elke partij waarborgt dat naar behoren rekening wordt gehouden met de omstandigheden van het
geval. Zolang er geen uitspraak inzake het ingestelde beroep is gedaan, blijft het besluit van de regelgevende autoriteit van kracht, tenzij de beroepsinstantie anders beslist. Wanneer de beroepsinstantie geen rechterlijke instantie is, motiveert zij haar beslissing altijd schriftelijk en kunnen haar beslissingen tevens door een onpartijdige en onafhankelijke rechter lijke autoriteit worden getoetst. Beslissingen van beroepsinstanties worden daadwerkelijk ten uitvoer gelegd.
7. Elke partij waarborgt dat indien de regelgevende autoriteiten voornemens zijn maatregelen te treffen die verband houden met een of meer bepalingen van deze onderafdeling en die een merkbare impact hebben op de relevante markt, zij de belanghebbenden gelegenheid geven binnen een redelijke termijn opmerkingen over de ontwerpmaatregel in te dienen. De regelgevende autoriteiten maken hun overlegprocedures bekend. De uitkomsten van de overlegprocedure worden openbaar gemaakt, tenzij het vertrouwelijke informatie betreft.
8. Elke partij zorgt ervoor dat dienstverleners die elektronische-communicatienetwerken aanbieden en elektronische- communicatiediensten verlenen, alle informatie, met inbegrip van financiële informatie, verstrekken die de regelgevende autoriteiten nodig hebben om na te gaan of de bepalingen van deze onderafdeling of overeenkomstig deze onderafdeling genomen besluiten worden nageleefd. Deze dienstverleners verstrekken deze informatie desgevraagd onverwijld, binnen de door de regelgevende autoriteit gestelde termijnen en zo uitgebreid als door haar is verzocht. De informatie waarom de regelgevende autoriteit verzoekt, zal evenredig zijn met de uitvoering van die taak. De regelgevende autoriteit geeft de redenen die haar verzoek om informatie rechtvaardigen.
Artikel 233
Vergunning voor verlenen van elektronische-communicatiediensten
1. Elke partij waarborgt dat een vergunning voor het verlenen van diensten zoveel mogelijk wordt verleend na enkele kennisgeving.
2. Elke partij waarborgt dat een vergunning kan worden verlangd voor nummer- en frequentietoekenning. De desbe treffende vergunningsvoorwaarden worden algemeen bekendgemaakt.
3. Elke partij waarborgt dat indien een vergunning vereist is:
a) alle vergunningscriteria en de redelijke termijn die normaliter nodig is om een beslissing over de aanvraag van een vergunning te nemen, algemeen bekend worden gemaakt;
b) de redenen voor afwijzing van een vergunning de aanvrager op diens verzoek schriftelijk bekend worden gemaakt;
c) de aanvrager van een vergunning ingeval een vergunning ten onrechte geweigerd is, zich tot een beroepsinstantie kan wenden, en
d) de door een partij verlangde vergoedingen (1) voor het verlenen van een vergunning niet hoger zijn dan de admini stratieve kosten die normaliter met het beheer van, het toezicht op en de handhaving van de desbetreffende vergun ningen gemoeid zijn. Dit lid is niet van toepassing op vergoedingen voor het verlenen van een vergunning voor het gebruik van het radiospectrum en de nummervoorraad.
Artikel 234
Toegang en interconnectie
1. Elke partij zorgt ervoor dat elke dienstverlener die een vergunning heeft voor het aanbieden van elektronische- communicatiediensten, gerechtigd en verplicht is tot het bedingen van toegang tot en interconnectie met aanbieders van openbare elektronische-communicatienetwerken en -diensten. In beginsel worden afspraken over toegang en intercon nectie gemaakt op basis van commerciële onderhandelingen tussen de betrokken dienstverleners.
2. Elke partij ziet erop toe dat dienstverleners die bij onderhandelingen over interconnectieregelingen informatie van een andere dienstverlener ontvangen, die informatie uitsluitend gebruiken voor het doel waarvoor die werd verstrekt en dat zij de vertrouwelijkheid van de verstrekte of opgeslagen informatie te allen tijde respecteren.
3. Elke partij waarborgt dat een regelgevende autoriteit die overeenkomstig artikel 232 van deze overeenkomst heeft vastgesteld dat een relevante markt niet daadwerkelijk concurrerend is, de bevoegdheid heeft aan de dienstverlener die wordt geacht een aanzienlijke marktmacht te hebben, een of meer van de volgende verplichtingen in verband met inter connectie en/of toegang op te leggen:
a) een verplichting inzake non-discriminatie om ervoor te zorgen dat de exploitant ten aanzien van andere leveranciers die gelijkwaardige diensten aanbieden onder gelijkwaardige omstandigheden gelijkwaardige voorwaarden toepast, en aan anderen diensten en informatie aanbiedt onder dezelfde voorwaarden en van dezelfde kwaliteit als die welke hij voor zijn eigen diensten of diensten van zijn dochterondernemingen of partners biedt;
(1) Voor de vergunning verschuldigde vergoedingen omvatten geen veiling- of aanbestedingskosten of kosten van andere niet-discrimine rende middelen om concessies te verlenen, noch verplichte bijdragen voor het verlenen van een universele dienst.
b) een verplichting voor verticaal geïntegreerde ondernemingen om opening van zaken te geven over hun groothandels prijzen en verrekenprijzen, wanneer er sprake is van een non-discriminatievoorschrift of het er om gaat oneerlijke kruissubsidiëring te voorkomen. De regelgevende autoriteit kan nader bepalen welk model en welke boekhoudkun dige methode moeten worden gehanteerd;
c) verplichtingen om in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van bepaalde netwerkonderdelen en bijbehorende faciliteiten, met inbegrip van ontbundelde toegang tot het aansluitnet, onder andere wanneer de regelge vende autoriteit van mening is dat het weigeren van toegang of het opleggen van onredelijke voorwaarden met een vergelijkbaar effect de ontwikkeling van een door duurzame concurrentie gekenmerkte detailhandelsmarkt zou belem meren, of niet in het belang van de eindgebruiker zou zijn.
De regelgevende autoriteiten kunnen ten aanzien van de in dit punt bedoelde verplichtingen nadere voorwaarden stellen, verband houdende met billijkheid, redelijkheid en tijdigheid;
d) de verplichting om op groothandelsbasis bepaalde diensten aan te bieden voor wederverkoop door derden; om open toegang te verlenen tot technische interfaces, protocollen of andere kerntechnologieën die onmisbaar zijn voor de interoperabiliteit van diensten of virtuele netwerkdiensten; om co-locatie of andere vormen van gedeeld gebruik van faciliteiten aan te bieden, met inbegrip van gedeeld gebruik van goten, gebouwen of masten; om bepaalde diensten aan te bieden die nodig zijn voor de interoperabiliteit van de aan gebruikers geleverde eind-tot-eind-diensten, met inbegrip van faciliteiten voor intelligente-netwerkdiensten; om toegang te verlenen tot operationele ondersteuningssys temen of vergelijkbare softwaresystemen die nodig zijn om eerlijke concurrentie bij het aanbieden van diensten te waarborgen, en om te zorgen voor interconnectie van netwerken of netwerkfaciliteiten.
De regelgevende autoriteiten kunnen ten aanzien van de in dit punt bedoelde verplichtingen nadere voorwaarden stellen, verband houdende met billijkheid, redelijkheid en tijdigheid;
e) verplichtingen inzake het terugverdienen van kosten en prijscontrole, met inbegrip van verplichtingen inzake kosten oriëntering van prijzen en kostentoerekeningssystemen, voor het verlenen van specifieke vormen van interconnectie en/of toegang, wanneer uit een marktanalyse blijkt dat de betrokken exploitant de prijzen door het ontbreken van werkelijke concurrentie op een buitensporig hoog peil kan handhaven of de marges kan uithollen, ten nadele van de eindgebruikers.
De regelgevende autoriteiten houden rekening met de door de exploitant gedane investeringen en laten toe dat hij een redelijke opbrengst verkrijgt uit zijn kapitaalinbreng, de aangegane risico's in aanmerking genomen;
f) de verplichting tot bekendmaking van de specifieke verplichtingen die door de regelgevende autoriteit aan dienstverle ners zijn opgelegd, waarbij de specifieke producten-/diensten- en de geografische markten worden vermeld. actuele informatie, mits deze niet vertrouwelijk is en geen zakengeheimen omvat, wordt openbaar gemaakt op een wijze die waarborgt dat alle belanghebbenden gemakkelijk toegang tot die informatie hebben;
g) verplichtingen inzake transparantie, waarbij van een exploitant wordt verlangd dat hij bepaalde informatie openbaar maakt; in het bijzonder wanneer hij niet-discriminatieverplichtingen heeft, kan de regelgevende autoriteit verlangen dat de exploitant een referentieaanbieding bekendmaakt, die zodanig wordt ontbundeld dat dienstverleners niet hoeven te betalen voor faciliteiten die niet nodig zijn voor de gevraagde dienst, en daarbij de relevante aanbiedingen beschrijft, met een uitsplitsing in componenten naar gelang de behoeften van de markt, samen met de bijbehorende voorwaarden en prijzen.
4. Elke partij waarborgt dat een dienstverlener die verzoekt om interconnectie met een dienstverlener waarvan is vast gesteld dat hij een aanzienlijke marktmacht heeft, hetzij te allen tijde hetzij na een redelijke termijn die openbaar is gemaakt, een beroep kan doen op een onafhankelijk intern orgaan, dat een regelgevende instantie kan zijn als bedoeld in artikel 231, lid 2, onder d), van deze overeenkomst, voor de beslechting van geschillen over de voorwaarden voor inter connectie en/of toegang.
Artikel 235
Schaarse middelen
1. Elke partij waarborgt dat alle procedures voor de toewijzing en het gebruik van schaarse middelen, zoals frequen ties, nummers en doorgangsrechten, worden toegepast op objectieve, evenredige, tijdige, transparante en niet-discrimine rende wijze. De stand van zaken met betrekking tot toegewezen frequentiebanden wordt algemeen bekendgemaakt, maar een gedetailleerde vermelding van de frequenties die voor specifiek gebruik door de overheid zijn toegewezen, is niet vereist.
2. Elke partij zorgt voor het doeltreffende beheer van radiofrequenties voor elektronische-communicatiediensten op haar grondgebied, teneinde een doeltreffend en efficiënt gebruik van het spectrum te waarborgen. Indien de vraag naar bepaalde frequenties groter is dan de beschikbaarheid ervan, worden voor de toewijzing van deze frequenties passende en transparante procedures gevolgd teneinde het gebruik ervan te optimaliseren en de ontwikkeling van de mededinging te bevorderen.
3. Elke partij waarborgt dat de toewijzing van de nationale nummervoorraden en het beheer van de nationale nummerplannen aan de regelgevende autoriteit worden toevertrouwd.
4. Voor zover lokale of andere overheden de eigendom van of de zeggenschap over dienstverleners die openbare communicatienetwerken en/of -diensten exploiteren, behouden, moet worden gezorgd voor een daadwerkelijke structu rele scheiding tussen de taak inzake toekenning van rechten en de taak die verband houdt met de eigendom of de zeggenschap.
Artikel 236
Universele dienst
1. Elke partij heeft het recht vast te stellen welke universeledienstverplichtingen zij in stand wenst te houden.
2. Deze verplichtingen worden niet per se concurrentiebeperkend geacht, mits zij op een transparante, objectieve en niet-discriminerende wijze worden uitgevoerd. De uitvoering van dergelijke verplichtingen is ook neutraal met betrekking tot de mededinging en niet belastender dan nodig is voor de soort universele dienst die door de partij wordt vastgesteld.
3. Elke partij draagt er zorg voor dat alle dienstverleners in aanmerking komen voor het verlenen van universele dien sten en dat geen enkele dienstverlener a priori wordt uitgesloten. De aanwijzing geschiedt door middel van een efficiënt, transparant, objectief en niet-discriminerend mechanisme. Indien nodig beoordeelt elke partij of het verlenen van univer sele diensten een onbillijke last vormt voor de organisatie(s) die is/zijn aangewezen om de universele diensten te verlenen. Wanneer dit op grond van een dergelijke berekening gerechtvaardigd is, bepalen de regelgevende autoriteiten, rekening houdend met het eventuele marktvoordeel voor een organisatie die de universele dienst verleent, of er een mechanisme nodig is om de betrokken dienstverlener(s) te compenseren of de nettokosten van de universeledienstverplichtingen te delen.
4. Elke partij ziet erop toe dat:
a) er voor de gebruikers gidsen van alle abonnees beschikbaar zijn, in gedrukte en/of in elektronische vorm, die regel matig, doch ten minste eens per jaar, worden bijgewerkt, en
b) organisaties die de onder a) bedoelde diensten verlenen, het non-discriminatiebeginsel in acht nemen bij de behande ling van informatie die zij van andere organisaties hebben gekregen.
Artikel 237
Grensoverschrijdende verlening van elektronische-communicatiediensten
Geen van de partijen mag ten aanzien van grensoverschrijdende dienstverlening aan een dienstverlener uit de andere partij de voorwaarde stellen dat hij op haar grondgebied gevestigd, in enigerlei vorm aanwezig of daar ingezetene is.
Artikel 238
Vertrouwelijke informatie
Elke partij waarborgt het vertrouwelijke karakter van elektronische communicatie die via een openbaar communicatie netwerk en via openbare elektronische-communicatiediensten plaatsvindt, alsmede van de gegevens over dat verkeer, zonder daardoor de handel in diensten te beperken.
Artikel 239
Geschillen tussen dienstverleners
1. Elke partij draagt er zorg voor dat wanneer er in verband met de in dit hoofdstuk bedoelde rechten en verplich tingen een geschil rijst tussen aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of verleners van elektronische- communicatiediensten, de regelgevende autoriteit op verzoek van een der partijen een bindende beslissing neemt om het geschil op zo kort mogelijke termijn, doch uiterlijk binnen vier maanden, tot een oplossing te brengen.
2. De beslissing van de regelgevende autoriteit wordt openbaar gemaakt, met inachtneming van de vereisten inzake vertrouwelijke bedrijfsgegevens. De door de betrokken dienstverleners te ontvangen beslissing wordt met redenen omkleed.
3. Indien een dergelijk geschil betrekking heeft op grensoverschrijdende dienstverlening, coördineren de regelgevende autoriteiten hun inspanningen om het geschil tot een oplossing te brengen.
Artikel 240
Geleidelijke aanpassing
Elke partij erkent het belang van de geleidelijke aanpassing van de bestaande en toekomstige wetgeving van de Republiek Moldavië aan de lijst van het acquis van de Unie die is opgenomen in bijlage XXVIII-B bij deze overeenkomst.
Onderafdeling 6
Financiële diensten
Artikel 241
Toepassingsgebied en definities
1. Deze afdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle financiële diensten die overeenkomstig afde ling 2 (Vestiging), afdeling 3 (Grensoverschrijdende dienstverlening) en afdeling 4 (Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken) van dit hoofdstuk zijn geliberaliseerd.
2. Voor de toepassing van deze onderafdeling en van afdeling 2 (Vestiging), afdeling 3 (Grensoverschrijdende dienst verlening) en afdeling 4 (Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken) van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a) „financiële dienst”: elke dienst van financiële aard, aangeboden door een verlener van financiële diensten uit een partij. Financiële diensten omvatten de volgende activiteiten:
i) verzekeringen en daarmee verband houdende diensten:
1. directe verzekering (met inbegrip van medeverzekering):
a) levensverzekering;
b) schadeverzekering;
2. herverzekering en retrocessie;
3. verzekeringsbemiddeling, zoals makelaardij en agentschap, en
4. ondersteunende diensten voor verzekeringen, zoals diensten van adviseurs en actuarissen en diensten in verband met risicobeoordeling en de afwikkeling van claims;
ii) bankdiensten en andere financiële diensten (behalve verzekeringen):
1. aanvaarding van deposito's en andere terugbetaalbare fondsen van het publiek;
2. alle soorten leningen, waaronder consumentenkrediet en hypotheken, factoring en financiering van commer ciële transacties;
3. financiële leasing;
4. alle diensten in verband met het betalingsverkeer en de overmaking van geld, waaronder creditcards, betaal kaarten, debetkaarten, reischeques en bankwissels;
5. garanties en verbintenissen;
6. transacties voor eigen rekening of voor rekening van xxxxxxxx, op de beurs of op de onderhandse markt of anderszins, ten aanzien van:
a) geldmarktinstrumenten (met inbegrip van cheques, effecten en depositocertificaten);
b) deviezen;
c) derivaten, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, termijninstrumenten en opties;
d) wisselkoers- en rentetariefinstrumenten, waaronder producten als swaps en rentetermijncontracten;
e) verhandelbare effecten;
f) andere verhandelbare instrumenten en financiële activa, met inbegrip van edelmetaal;
7. deelneming in de uitgifte van alle soorten effecten, met inbegrip van garantieverlening en plaatsing in de hoedanigheid van agent (openbaar dan wel particulier) en verlening van diensten in verband met deze uitgiften;
8. financiële bemiddeling;
9. beheer van activa, zoals beheer van contanten of portefeuillebeheer, alle vormen van beheer van collectieve investeringen, beheer van pensioenfondsen, diensten aangaande bewaarneming, depositodiensten en fiduciaire diensten;
10. betalings- en compensatiediensten in verband met financiële activa, met inbegrip van waardepapieren, deri vaten en andere verhandelbare instrumenten;
11. verstrekking en doorgifte van financiële informatie en verwerking van financiële gegevens en daarop betrek king hebbende software;
12. advies- en bemiddelingsdiensten en andere ondersteunende financiële diensten voor alle onder de punten 1) tot en met 11) vermelde activiteiten, met inbegrip van kredietonderzoek en -analyse, onderzoek en advies aangaande investeringen en beleggingen, advies over overnames, bedrijfsreorganisaties en strategieën;
b) „verlener van financiële diensten”: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon uit een partij die financiële diensten verleent of wenst te verlenen. Openbare instanties vallen niet onder dit begrip „verlener van financiële diensten”;
c) „openbare instantie”:
i) een overheid, centrale bank of monetaire en financiële autoriteit van een partij, of een instantie die eigendom is van een partij of onder zeggenschap staat van een partij en die zich in hoofdzaak bezighoudt met de uitvoering van overheidstaken of activiteiten voor overheidsdoeleinden, met uitzondering van instanties die zich in hoofd zaak bezighouden met het verlenen van financiële diensten op commerciële basis, of
ii) een particuliere instantie, wanneer deze taken vervult die normalerwijze door een centrale bank of monetaire en financiële autoriteit worden vervuld;
d) „nieuwe financiële dienst”: een dienst van financiële aard, zoals diensten in verband met bestaande of nieuwe producten of de wijze waarop een product wordt geleverd, die niet wordt verleend door verleners van financiële diensten op het grondgebied van een partij, doch die op het grondgebied van de andere partij wel wordt verleend.
Artikel 242
Prudentiële uitzonderingsbepaling
1. Elke partij kan maatregelen vaststellen of handhaven om prudentiële redenen, waaronder:
a) de bescherming van investeerders, spaarders, polishouders of personen aan wie een verlener van financiële diensten een fiduciair recht verschuldigd is, en
b) het verzekeren van de integriteit en de stabiliteit van het financiële systeem van een partij.
2. Deze maatregelen zijn niet belastender dan nodig is voor het bereiken van het doel ervan en houden niet in dat verleners van financiële diensten uit de andere partij worden gediscrimineerd in vergelijking met de eigen soortgelijke verleners van financiële diensten.
3. Geen enkele bepaling van deze overeenkomst kan zodanig worden uitgelegd dat zij een partij verplicht tot het verstrekken van informatie betreffende de zaken en de rekeningen van individuele consumenten, dan wel vertrouwelijke of geheime informatie die in het bezit is van openbare instanties.
Artikel 243
Doeltreffende en transparante regelgeving
1. Elke partij stelt alles in het werk om alle belanghebbenden vooraf kennis te geven van elke door haar beoogde alge mene maatregel, zodat die belanghebbenden opmerkingen over die maatregel kunnen maken. Dergelijke maatregelen worden bekendgemaakt:
a) door officiële publicatie, of
b) in enige andere vorm, schriftelijk of elektronisch.
2. Elke partij stelt belanghebbenden in kennis van haar voorschriften voor het indienen van aanvragen met betrekking tot de verlening van financiële diensten.
Op verzoek van een aanvrager stelt de desbetreffende partij deze in kennis van de status van zijn aanvraag. Indien de desbetreffende partij aanvullende informatie van de aanvrager verlangt, stelt zij deze daarvan onverwijld in kennis.
3. Elke partij stelt alles in het werk opdat internationaal overeengekomen normen voor de regelgeving en het toezicht in de financiëledienstensector en voor de strijd tegen belastingfraude en -ontwijking op haar grondgebied ten uitvoer worden gelegd en worden toegepast. Dergelijke internationaal overeengekomen normen zijn onder meer de „Core Princi ples for Effective Banking Supervision” van het Bazels Comité voor het bankentoezicht, de „Insurance Core Principles” van de International association of Insurance Supervisors, de „Objectives and Principles of Securities Regulation” van de International Organisation of Securities Commissions, de „agreement on Exchange of Information on Tax Matters” van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de „Statement on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes” van de G20, en de Veertig aanbevelingen inzake het witwassen van geld en de Negen bijzondere aanbevelingen inzake terrorismefinanciering van de Financial action Task Force.
De partijen nemen bovendien nota van de „Ten Key Principles for Information Exchange” die door de ministers van Financiën van de G-7-landen zijn aangenomen en zullen alles doen wat nodig is opdat deze beginselen in hun bilaterale contacten kunnen worden toegepast.
Artikel 244
Nieuwe financiële diensten
Elke partij staat verleners van financiële diensten uit de andere partij toe nieuwe financiële diensten te verlenen die soort gelijk zijn aan diensten voor het verlenen waarvan zij krachtens haar interne wetgeving onder vergelijkbare omstandig heden aan haar eigen verleners van financiële diensten toestemming zou verlenen. De betrokken partij kan de rechts vorm vaststellen waarin de dienst kan worden verleend en kan de verlening van de betrokken dienst aan een vergun ningsplicht onderwerpen. Wanneer een vergunning vereist is, wordt hieromtrent binnen een redelijke termijn een besluit genomen en de vergunning kan uitsluitend worden geweigerd om prudentiële redenen.
Artikel 245
Gegevensverwerking
1. Elke partij staat verleners van financiële diensten uit de andere partij toe gegevens in elektronische of in andere vorm met het oog op gegevensverwerking van en naar haar grondgebied te verzenden, wanneer de verwerking van deze gegevens noodzakelijk is in het kader van de normale transacties van de betrokken verleners van financiële diensten.
2. Elke partij neemt passende maatregelen ter bescherming van de privacy en de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen, in het bijzonder met betrekking tot de overdracht van persoonsgegevens.
Artikel 246
Specifieke uitzonderingen
1. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk kan zodanig worden uitgelegd dat zij voor een partij, met inbegrip van haar openbare instanties, een beletsel vormt om op haar grondgebied exclusief activiteiten of diensten aan te bieden in het kader van een pensioenregeling van de overheid of een wettelijk stelsel van sociale zekerheid, tenzij verleners van financiële diensten deze activiteiten krachtens de interne regelgeving van die partij in concurrentie met openbare instan ties of particuliere instellingen kunnen aanbieden.
2. Geen enkele bepaling van deze overeenkomst is van toepassing op de activiteiten van een centrale bank of een monetaire autoriteit of van enige andere openbare instantie die bevoegd is voor het monetaire beleid of het wisselkoers beleid.
3. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk kan zodanig worden uitgelegd dat zij voor een partij, met inbegrip van haar openbare instanties, een beletsel vormt om op haar grondgebied exclusief activiteiten of diensten aan te bieden voor rekening van of met garantiestelling door of gebruikmaking van de financiële middelen van de partij of haar openbare instanties.
Artikel 247
Zelfregulerende organisaties
Wanneer een partij het lidmaatschap van of deelneming aan, dan wel toegang tot een zelfregulerend lichaam, effecten- of termijnbeurs of effecten- of termijnmarkt, verrekenkantoor of een andere organisatie of vereniging als voorwaarde stelt voor verleners van financiële diensten uit de andere partij om op voet van gelijkheid met haar eigen verleners van finan ciële diensten financiële diensten te kunnen verlenen, of wanneer zij dergelijke entiteiten direct of indirect voorrechten of voordelen voor de verlening van financiële diensten toekent, waarborgt zij dat de verplichtingen van artikel 205, lid 1, en artikel 211 van deze overeenkomst worden nageleefd.
Artikel 248
Clearing- en betalingssystemen
Onder de voorwaarden voor toekenning van nationale behandeling verschaft elke partij aan op haar grondgebied geves tigde verleners van financiële diensten uit de andere partij toegang tot betalings- en clearingsystemen van openbare instanties, alsmede tot voor de normale bedrijfsvoering beschikbare officiële financierings- en herfinancieringsfaciliteiten. Dit artikel verleent geen toegang tot de kredietfaciliteiten in laatste instantie van de partij.
Artikel 249
Geleidelijke aanpassing
Elke partij erkent het belang van de geleidelijke aanpassing van de bestaande en toekomstige wetgeving van de Republiek Moldavië aan de in artikel 243, lid 3, van deze overeenkomst vermelde internationale normen voor beste praktijken, alsmede aan de lijst van het acquis van de Unie die is opgenomen in bijlage XXVIII-a bij deze overeenkomst.
Onderafdeling 7 Ver voer Artikel 250
Toepassingsgebied
Deze afdeling bevat de beginselen met betrekking tot de liberalisering van diensten die verband houden met internatio naal vervoer overeenkomstig afdeling 2 (Vestiging), afdeling 3 (Grensoverschrijdende dienstverlening) en afdeling 4 (Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken) van dit hoofdstuk.
Artikel 251
Internationaal zeevervoer
1. Voor de toepassing van deze onderafdeling en van afdeling 2 (Vestiging), afdeling 3 (Grensoverschrijdende dienst verlening) en afdeling 4 (Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken) van dit hoofdstuk:
a) omvat „internationaal zeevervoer” ook vervoer van deur tot deur en multimodaal vervoer, zijnde het vervoer van goederen met behulp van meer dan een wijze van vervoer, waaronder ook vervoer over zee, met een enkel vervoers document, en in verband daarmee ook het recht rechtstreeks met dienstverleners voor andere wijzen van vervoer contracten te sluiten;
b) wordt onder „behandeling van zeevracht” verstaan: activiteiten van stuwadoorsbedrijven en terminalexploitanten, maar zonder de rechtstreekse activiteiten van dokwerkers, wanneer deze niet door de stuwadoorsbedrijven of termi nalexploitanten zijn tewerkgesteld. De hier bedoelde activiteiten omvatten de organisatie van en het toezicht op:
i) het laden en lossen van schepen;
ii) het sjorren en losmaken van vracht, en
iii) het in ontvangst nemen/afleveren en bewaken van vracht vóór verscheping of na lossing;
c) wordt onder „in- en uitklaring” verstaan: de afhandeling van douaneformaliteiten namens een derde met betrekking tot de in-, uit- of doorvoer van vracht, ongeacht of deze dienst de hoofdactiviteit van die dienstverlener is of een gebruikelijke aanvulling op diens hoofdactiviteit;
d) wordt onder „diensten in verband met de opslag van containers” verstaan: de opslag van containers, op het xxxxxxxxx xxxx of verder landinwaarts, om ze te laden of te lossen, te repareren en gereed te maken voor verscheping;
e) wordt onder „diensten van scheepsagenten” verstaan: activiteiten waarbij de zakelijke belangen van een of meer scheepvaartlijnen of scheepvaartmaatschappijen binnen een bepaald geografisch gebied door een agent worden behar tigd voor de volgende doeleinden:
i) marketing en verkoop van diensten van zeevervoer en aanverwante diensten, van de prijsopgave tot de facturering, alsmede het afgeven van vrachtbrieven namens de maatschappijen, het kopen en weer verkopen van de nodige aanverwante diensten, het opstellen van documenten en het verschaffen van bedrijfsinformatie;
ii) het optreden namens maatschappijen, het organiseren van de afroep van aanvragen om scheepsruimte of, indien nodig, het overnemen van vracht;
f) wordt onder „expediteursdiensten” verstaan: de activiteit waarbij namens een verzender de verscheping wordt xxxxxxx xxxxxxx en gevolgd, door vervoersdiensten en aanverwante diensten te contracteren, documenten op te stellen en bedrijfsinformatie te verschaffen;
g) wordt onder „feederdiensten” verstaan: het vervoer voorafgaand aan en na het internationale vrachtvervoer over zee, met name in containers, tussen havens in een partij.
2. aangaande het internationale zeevervoer stemt elke partij ermee in dat zij zal zorgen voor de effectieve toepassing
van het beginsel van onbeperkte toegang tot lading op commerciële basis, van het vrij verrichten van diensten op het gebied van het internationale zeevervoer, en van nationale behandeling bij de levering van deze diensten.
Gezien het huidige niveau van de liberalisering tussen de partijen op het gebied van het internationale zeevervoer:
a) past elke partij het beginsel van onbeperkte toegang tot de internationale markten voor zeevervoer op commerciële en niet-discriminerende grondslag daadwerkelijk toe;
b) kent elke partij aan vaartuigen die de vlag voeren van de andere partij of worden geëxploiteerd door dienstverleners uit de andere partij, een niet minder gunstige behandeling toe dan die welke zij aan haar eigen vaartuigen of aan die van een derde land toekent, indien deze behandeling gunstiger is, voor, onder meer, de toegang tot havens, het gebruik van infrastructuur en havendiensten, het gebruik van hulpdiensten voor zeevervoer, evenals de daarmee verband houdende vergoedingen en heffingen, douanediensten en de toewijzing van aanlegplaatsen en laad- en losin stallaties.
3. Bij de toepassing van die beginselen:
a) neemt elke partij in toekomstige overeenkomsten met derde landen geen vrachtverdelingsregelingen op met betrek king tot zeevervoerdiensten, met inbegrip van het vervoer van droge en vloeibare bulkladingen en het lijnverkeer, en beëindigt zij binnen een redelijke termijn dergelijke vrachtverdelingsregelingen wanneer deze in eerdere overeenkom sten voorkomen, en
b) heft elke partij bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst alle unilaterale maatregelen en administratieve, techni sche en andere belemmeringen op die een verkapte beperking kunnen zijn van of een discriminatoir effect kunnen hebben op het vrij verrichten van diensten in het internationale zeevervoer, en ziet zij af van de invoering ervan.
4. Elke partij staat toe dat verleners van diensten voor internationaal zeevervoer uit de andere partij een vestiging op haar grondgebied hebben, onder voorwaarden van vestiging en exploitatie die niet minder gunstig zijn dan die welke zij aan haar eigen dienstverleners of aan dienstverleners van derde landen toekent, indien deze laatste betere voorwaarden genieten.
5. Elke partij staat verleners van diensten voor internationaal zeevervoer uit de andere partij op redelijke en niet- discriminerende voorwaarden toe gebruik te maken van de volgende havendiensten: loodsen, hulp van duw- en sleep boten, bevoorrading, brandstof- en waterlevering, ophalen en verwerking van afval, kapiteinsdiensten, navigatiehulp, diensten vanaf de wal die essentieel zijn voor het functioneren van een schip, waaronder communicatie, water- en elektri citeitsvoorzieningen, faciliteiten voor noodreparaties, verankering en aan- en afmeren.
6. Elke partij staat het verplaatsen van materiaal zoals lege containers die niet worden vervoerd als vracht tegen beta ling, toe tussen havens van een lidstaat of tussen havens van de Republiek Moldavië.
7. Elke partij staat, mits de bevoegde autoriteit daarvoor toestemming heeft verleend, verleners van diensten voor internationaal zeevervoer uit de andere partij toe om „feederdiensten” tussen haar interne havens te verlenen.
Artikel 252
Luchtvervoer
Een geleidelijke liberalisering van het luchtvervoer tussen de partijen, aangepast aan hun wederzijdse commerciële behoeften, en de voorwaarden voor wederzijdse markttoegang worden geregeld door de Overeenkomst tussen de Euro pese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, betreffende de totstandbrenging van een Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte.
Artikel 253
Geleidelijke aanpassing
Elke partij erkent het belang van de geleidelijke aanpassing van de bestaande en toekomstige wetgeving van de Republiek Moldavië aan de lijst van het acquis van de Unie die is opgenomen in bijlage XXVIII-D bij deze overeenkomst.
afdeling 6
Elektronische handel
Onderafdeling 1
Algemene bepalingen
Artikel 254
Doelstelling en beginselen
1. De partijen erkennen dat de elektronische handel de handelsmogelijkheden in vele sectoren verruimt en komen overeen de ontwikkeling van hun onderlinge elektronische handelsverkeer te bevorderen, in het bijzonder door samen werking op het gebied van de vraagstukken die elektronische handel in het kader van dit hoofdstuk meebrengt.
2. De partijen zijn het erover eens dat de ontwikkeling van de elektronische handel volledig in overeenstemming moet zijn met de strengste internationale normen inzake gegevensbescherming, teneinde ervoor te zorgen dat de gebruikers vertrouwen in de elektronische handel hebben.
3. De partijen komen overeen dat elektronische transmissies worden beschouwd als dienstverlening in de zin van afdeling 3 (Grensoverschrijdende dienstverlening) van dit hoofdstuk, die niet aan douanerechten kan worden onder worpen.
Artikel 255
Samenwerking op gebied van elektronische handel
1. De partijen onderhouden een dialoog over regelgevingskwesties in verband met de elektronische handel, onder meer over:
a) de erkenning van aan het publiek afgegeven certificaten voor elektronische handtekeningen en de bevordering van grensoverschrijdende certificeringsdiensten;
b) de aansprakelijkheid van aanbieders van intermediaire diensten bij de doorgifte of opslag van informatie;
c) de behandeling van ongevraagde elektronische commerciële communicatie;
d) consumentenbescherming op het gebied van de elektronische handel, en
e) andere kwesties die voor de ontwikkeling van de elektronische handel van belang zijn.
2. Deze samenwerking kan geschieden in de vorm van een uitwisseling van informatie over de respectieve wetgeving van de partijen met betrekking tot deze kwesties en over de tenuitvoerlegging van die wetgeving.
Onderafdeling 2
Aansprakelijkheid van aanbieders van inter mediaire diensten
Artikel 256
Gebruik van diensten van intermediairs
1. De partijen erkennen dat de diensten van intermediairs door derden kunnen worden gebruikt voor illegale activi teiten en zij voorzien in de in deze onderafdeling vastgestelde maatregelen voor aanbieders van intermediaire diensten.
2. Voor de toepassing van artikel 257 van deze overeenkomst wordt onder „aanbieder van diensten” verstaan een aanbieder van de doorgifte of routering van of van verbindingen voor digitale onlinecommunicatie, tussen door de gebruiker gespecificeerde punten, van door de gebruiker gekozen materiaal, zonder wijziging van de inhoud daarvan. Voor de toepassing van de artikelen 258 en 259 van deze overeenkomst wordt onder „aanbieder van diensten” verstaan een aanbieder of exploitant van faciliteiten voor onlinediensten of netwerktoegang.
Artikel 257
Aansprakelijkheid van aanbieders van intermediaire diensten: „mere conduit” (doorgeefluik)
1. Elke partij zorgt ervoor dat, wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, of in het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk, de aanbieder van de dienst niet aansprakelijk is voor de doorgegeven informatie, op voor waarde dat deze aanbieder:
a) niet het initiatief tot doorgifte neemt;
b) de ontvanger van de doorgegeven informatie niet selecteert, en
c) de doorgegeven informatie niet selecteert of wijzigt.
2. Het doorgeven van informatie en het verschaffen van toegang in de zin van lid 1 omvatten de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van de doorgegeven informatie, voor zover deze uitsluitend dient om de doorgifte in het communicatienetwerk te bewerkstelligen en niet langer duurt dan redelijkerwijs voor de doorgifte nodig is.
3. Dit artikel belet niet dat een rechtbank of administratieve instantie overeenkomstig het rechtsstelsel van elke partij kan verlangen dat de aanbieder van de dienst een inbreuk beëindigt of verhindert.
Artikel 258
Aansprakelijkheid van aanbieders van intermediaire diensten: „caching” (wijze van opslag)
1. Elke partij zorgt ervoor dat, wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, de aanbieder van de dienst niet aansprakelijk is voor de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van die informatie, wanneer deze opslag enkel geschiedt om latere doorgifte van die informatie aan andere afnemers van de dienst op hun verzoek doeltreffender te maken, op voorwaarde dat de aanbieder van de dienst:
a) de informatie niet wijzigt;
b) de toegangsvoorwaarden voor de informatie in acht neemt;
c) de alom erkende en in de bedrijfstak gangbare regels betreffende de bijwerking van de informatie naleeft;
d) niets wijzigt aan het alom erkende en in de bedrijfstak gangbare rechtmatige gebruik van technologie voor het verkrijgen van gegevens over het gebruik van de informatie, en
e) prompt handelt om de door hem opgeslagen informatie te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken, zodra hij er daadwerkelijk kennis van heeft dat de informatie verwijderd werd van de plaats waar zij zich oorspronke lijk in het net bevond of de toegang ertoe onmogelijk werd gemaakt, of dat een rechtbank of administratieve instantie heeft gelast de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.
2. Dit artikel belet niet dat een rechtbank of administratieve instantie overeenkomstig het rechtsstelsel van elke partij kan verlangen dat de aanbieder van de dienst een inbreuk beëindigt of verhindert.
Artikel 259
Aansprakelijkheid van aanbieders van intermediaire diensten: „hosting”
1. Elke partij zorgt ervoor dat, wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in de opslag van de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, de aanbieder van de dienst niet aansprakelijk is voor de op verzoek van een afnemer van de dienst opgeslagen informatie, op voorwaarde dat de aanbieder van de dienst:
a) niet daadwerkelijk kennis heeft van de onwettige activiteit of informatie en, wanneer het een schadevergoedingsvorde ring betreft, geen kennis heeft van feiten of omstandigheden waaruit het onwettige karakter van de activiteit of infor matie duidelijk blijkt, of
b) zodra hij hiervan kennis heeft of besef krijgt, prompt handelt om de informatie te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken.
2. Lid 1 is niet van toepassing wanneer de afnemer van de dienst op gezag of onder toezicht van de aanbieder van de dienst handelt.
3. Dit artikel belet niet dat een rechtbank of administratieve instantie overeenkomstig het rechtsstelsel van elke partij kan verlangen dat de aanbieder van de dienst een inbreuk beëindigt of voorkomt, en evenmin dat de partijen procedures kunnen vaststellen om informatie te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken.
Artikel 260
Geen algemene toezichtverplichting
1. De partijen leggen aanbieders van diensten geen algemene verplichting op om bij het aanbieden van de in de arti kelen 257 tot en met 259 van deze overeenkomst bedoelde diensten toezicht te houden op de informatie die zij door geven of opslaan, noch om actief te gaan zoeken naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten duiden.
2. Een partij kan aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij verplichten om de bevoegde overheidsautori teiten onverwijld in kennis te stellen van vermeende onwettige activiteiten of informatie van de afnemers van hun dienst, of verplichten om de bevoegde autoriteiten op hun verzoek informatie te verstrekken die kan dienen tot het achterhalen van afnemers van hun dienst waarmee zij een opslagovereenkomst hebben.
afdeling 7
Uitzonderingen
Artikel 261
Algemene uitzonderingen
1. Onverminderd de algemene uitzonderingen van artikel 446 van deze overeenkomst zijn de bepalingen van dit
hoofdstuk en van de bijlagen
XXVII-a
en XXVII-E, XXVII-B en XXVII-F, XXVII-C en XXVII-G alsmede XXVII-D
en XXVIII-H bij deze overeenkomst onderworpen aan de uitzonderingen van dit artikel.
2. Mits de hieronder bedoelde maatregelen niet zodanig worden toegepast dat zij een middel tot willekeurige of onge rechtvaardigde discriminatie tussen landen bij soortgelijke omstandigheden, of een verkapte beperking van het recht van vestiging of van grensoverschrijdende dienstverlening vormen, kan geen enkele bepaling van dit hoofdstuk zodanig worden uitgelegd dat zij een beletsel vormt voor het vaststellen of toepassen door een partij van maatregelen die:
a) noodzakelijk zijn voor de bescherming van de openbare veiligheid of de openbare zeden of de handhaving van de openbare orde;
b) noodzakelijk zijn voor de bescherming van het leven en de gezondheid van mens, dier of plant;
c) betrekking hebben op de instandhouding van niet-duurzame natuurlijke hulpbronnen, mits die maatregelen met beperkingen voor interne ondernemers of met beperkingen van het interne aanbod of verbruik van diensten gepaard gaan;
d) noodzakelijk zijn voor de bescherming van nationaal artistiek, historisch of archeologisch erfgoed;
e) noodzakelijk zijn voor de handhaving van wet- en regelgeving die niet strijdig is met de bepalingen van dit hoofdstuk, met inbegrip van die welke betrekking heeft op:
i) het voorkómen van misleidende of frauduleuze praktijken of op middelen om de gevolgen van de niet-nakoming van contracten te compenseren;
ii) de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met de verwerking en verspreiding van persoonsgege vens en op de bescherming van de vertrouwelijke aard van persoonlijke dossiers en rekeningen;
iii) de veiligheid;
f) strijdig zijn met artikel 205, lid 1, en artikel 211 van deze overeenkomst, mits het verschil in behandeling bedoeld is om directe belastingen op doeltreffende of billijke wijze te kunnen opleggen of innen ten aanzien van economische activiteiten, ondernemers of dienstverleners uit de andere partij (1).
3. De bepalingen van dit hoofdstuk en van de bijlagen XXVII-a en XXVII-E, XXVII-B en XXVII-F, XXVII-C en XXVII-G alsmede XXVII-D en XXVII-H bij deze overeenkomst zijn niet van toepassing op de respectieve socialezekerheidsstelsels van de partijen of op activiteiten op het grondgebied van elk van de partijen die, al dan niet incidenteel, verband houden met de uitoefening van het overheidsgezag.
Artikel 262
Belastingmaatregelen
De meestbegunstigingsbehandeling die ingevolge dit hoofdstuk wordt toegekend, is niet van toepassing op de belasting behandeling die de partijen geven of in de toekomst zullen geven op basis van overeenkomsten tussen hen ter voorko ming van dubbele belasting.
(1) Maatregelen die bedoeld zijn om directe belastingen op billijke of doeltreffende wijze te kunnen opleggen en innen omvatten maatre gelen die een partij op grond van haar belastingstelsel neemt en die:
a) van toepassing zijn op ondernemers en dienstverleners die geen ingezetenen zijn, gezien het feit dat de fiscale verplichtingen van niet-ingezetenen worden vastgesteld op grond van belastbare feiten die hun oorsprong vinden of geschieden op het grondgebied van de partij;
b) van toepassing zijn op niet-ingezetenen om ervoor te zorgen dat belastingen op het grondgebied van de partij kunnen worden opgelegd of geïnd;
c) van toepassing zijn op niet-ingezetenen of ingezetenen ter voorkoming van belastingontwijking of -ontduiking, handhavingsbepa lingen daaronder begrepen;
d) van toepassing zijn op gebruikers van diensten die op of vanaf het grondgebied van de andere partij worden verleend, om ervoor te zorgen dat door die gebruikers verschuldigde belastingen die hun bron op het grondgebied van de partij hebben, kunnen worden opgelegd of geïnd;
e) een onderscheid maken tussen enerzijds ondernemers en dienstverleners die belastingplichtig zijn ter zake van wereldwijd belast bare feiten, en anderzijds andere ondernemers en dienstverleners, gezien het verschil in de aard van de heffingsgrondslag tussen hen, of
f) inkomen, winst, voordeel, verlies, aftrek of krediet van ingezeten personen of filialen, dan wel tussen gelieerde personen of filialen van dezelfde persoon vaststellen, toewijzen of omslaan, om de belastinggrondslag van de partij te behouden.
De belastingvoorwaarden of -concepten als bedoeld onder f) van dit lid en in deze voetnoot worden vastgesteld volgens de belastingdefi nities en -concepten, dan wel gelijkwaardige of soortgelijke definities en concepten van het interne recht van de partij die de maatregel neemt.
Artikel 263
Uitzonderingen met betrekking tot veiligheid
Geen enkele bepaling van deze overeenkomst kan zodanig worden uitgelegd dat:
a) een partij verplicht wordt gegevens te verstrekken, wanneer zij meent dat openbaarmaking van die gegevens in strijd is met haar wezenlijke veiligheidsbelangen;
b) een partij belet wordt maatregelen te nemen die zij ter bescherming van haar wezenlijke veiligheidsbelangen nodig acht en die:
i) verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogstuig;
ii) betrekking hebben op economische activiteiten die direct of indirect de bevoorrading van een militaire inrichting als doel hebben;
iii) betrekking hebben op splijt- of fusiestoffen of op grondstoffen waaruit deze kunnen worden vervaardigd, of
iv) in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen worden genomen, of
c) een partij belet wordt maatregelen te nemen tot uitvoering van de verplichtingen die zij op zich heeft genomen met het oog op de handhaving van de internationale vrede en veiligheid.
HOOFDSTUK 7
Betalings- en kapitaalverkeer
Artikel 264
Betalingsverkeer
De partijen verbinden zich ertoe overeenkomstig artikel VIII van de Overeenkomst betreffende het Internationale Mone taire Fonds toe te staan dat alle betalingen en overboekingen op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen de partijen worden verricht in vrij converteerbare valuta.
Artikel 265
Kapitaalverkeer
1. Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening en de financiële rekening van de betalingsbalans waar borgen de partijen vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot directe investeringen overeenkomstig de wetten van het gastland, met inbegrip van de verwerving van onroerend goed, en investeringen overeenkomstig hoofdstuk 6 (Vestiging, handel in diensten en elektronische handel) van titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van deze overeenkomst, alsook de liquidatie of de repatriëring van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan.
2. Met betrekking tot andere verrichtingen op de kapitaalrekening en de financiële rekening van de betalingsbalans dan de in lid 1 vermelde, waarborgt elke partij vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst en onverminderd de overige bepalingen van deze overeenkomst:
a) het vrije verkeer van kapitaal inzake kredieten in verband met commerciële transacties of met het verlenen van dien sten waaraan een ingezetene van een van de partijen deelneemt, en
b) het vrije verkeer van kapitaal in verband met beleggingen, leningen en kredieten van de investeerders uit de andere partij.
Artikel 266
Vrijwaringsmaatregelen
Wanneer in uitzonderlijke omstandigheden betalingen of kapitaalbewegingen ernstige moeilijkheden veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor de werking van het wisselkoersbeleid of het monetair beleid, met inbegrip van ernstige
betalingsbalansmoeilijkheden, in een of meer lidstaten of in de Republiek Moldavië, kunnen de betrokken partijen voor een periode van ten hoogste zes maanden vrijwaringsmaatregelen treffen indien die maatregelen strikt noodzakelijk zijn. De partij die de vrijwaringsmaatregelen neemt, stelt de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis en legt zo spoedig mogelijk een tijdschema voor de intrekking van deze maatregelen voor.
Artikel 267
Bepalingen inzake bevordering en verdere ontwikkeling van kapitaalverkeer
1. De partijen plegen overleg teneinde hun onderlinge kapitaalverkeer te vergemakkelijken met het oog op de verwe zenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst.
2. Gedurende de eerste vier jaar volgend op de inwerkingtreding van deze overeenkomst nemen de partijen maatre gelen met het oog op de totstandbrenging van de voorwaarden die nodig zijn voor de verdere geleidelijke toepassing van de voorschriften van de Unie inzake het vrije verkeer van kapitaal.
3. Uiterlijk aan het eind van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst beoordeelt het associatie comité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst, de genomen maatregelen opnieuw en stelt het de modaliteiten voor verdere liberalisering vast.
HOOFDSTUK 8
Overheidsopdrachten Artikel 268 Doelstellingen
1. De partijen erkennen de bijdrage van transparante, niet-discriminerende, op concurrentie gebaseerde en openbare aanbestedingen aan een duurzame economische ontwikkeling en stellen zich een effectieve, wederzijdse en geleidelijke openstelling van hun respectieve markten voor overheidsopdrachten ten doel.
2. Dit hoofdstuk voorziet in wederzijdse toegang tot markten voor overheidsopdrachten op basis van het beginsel van nationale behandeling op nationaal, regionaal en lokaal niveau voor overheidsopdrachten en concessies in zowel de publieke als de nutssector. Het voorziet in de geleidelijke aanpassing van de wetgeving inzake overheidsopdrachten in de Republiek Moldavië aan het acquis van de Unie inzake overheidsopdrachten, en in een institutionele hervorming alsmede de inrichting van een doeltreffend systeem voor overheidsopdrachten op basis van de voor overheidsopdrachten in de Unie geldende beginselen, en de voorwaarden en definities van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, en van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten.
Artikel 269
Toepassingsgebied
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten alsmede op opdrachten voor werken, leveringen en diensten in de nutssector en op concessies voor werken en diensten.
2. Dit hoofdstuk is van toepassing op aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten die voldoen aan de defini ties van het acquis van de Unie op het gebied van overheidsopdrachten, hierna „de aanbestedende diensten” genoemd. Het heeft tevens betrekking op publiekrechtelijke instellingen en openbare nutsbedrijven, zoals overheidsondernemingen die de desbetreffende activiteiten verrichten en particuliere ondernemingen die op basis van bijzondere en exclusieve rechten actief zijn in de nutssector.
3. Dit hoofdstuk is van toepassing op contracten boven de drempelwaarden die zijn vastgesteld in bijlage XXIX-a bij deze overeenkomst.
4. De berekening van de geraamde waarde van een overheidsopdracht wordt gebaseerd op het in totaal te betalen bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde. Bij het hanteren van deze drempelwaarden berekent de Republiek Moldavië de contractwaarde en rekent zij deze om naar haar nationale munteenheid, waarbij zij gebruik maakt van de wisselkoers van haar nationale bank.
5. De drempelwaarden worden om de twee jaar herzien, te beginnen in het jaar van inwerkingtreding van deze over eenkomst, op basis van de gemiddelde dagwaarde van de euro, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten, over de periode van 24 maanden die eindigt op de laatste dag van augustus voorafgaand aan de herziening, die per 1 januari in werking treedt. De aldus herziene drempelwaarden worden, indien nodig, naar beneden afgerond op het naaste veelvoud van 1000 EUR. De herziening van de drempels wordt goedgekeurd door het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst.
Artikel 270
Institutionele achtergrond
1. Elke partij zorgt voor de invoering of het behoud van een passend institutioneel kader en van de mechanismen die nodig zijn voor de juiste werking van het systeem voor overheidsopdrachten en de tenuitvoerlegigng van dit hoofdstuk.
2. In het kader van de institutionele hervorming wijst de Republiek Moldavië in het bijzonder de volgende organen aan:
a) een uitvoerend orgaan dat verantwoordelijk is voor het economisch beleid op het niveau van de centrale overheid en belast is met het waarborgen van een coherent beleid op alle gebieden die met overheidsopdrachten verband houden. Een dergelijk orgaan bevordert en coördineert de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk en geeft richting aan het proces van geleidelijke aanpassing aan het acquis van de Unie; en
b) een onpartijdig en onafhankelijk orgaan dat belast is met de beoordeling van besluiten van de aanbestedende diensten bij de plaatsing van opdrachten. In deze context wordt onder „onafhankelijk” verstaan dat dit orgaan een overheidsin stantie moet zijn die los staat van alle aanbestedende diensten en marktdeelnemers. Tegen de besluiten van dit orgaan moet beroep in rechte kunnen worden ingesteld.
3. Elke partij waarborgt dat de besluiten van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de beoordeling van klachten van marktdeelnemers over schendingen van het interne recht, daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd.
Artikel 271
Basisnormen voor gunning van opdrachten
1. Uiterlijk negen maanden na de inwerkingtreding van deze overeenkomst voldoen de partijen aan een serie basis normen voor de gunning van alle opdrachten, zoals voorgeschreven door de leden 2 tot en met 15. Deze basisnormen vloeien rechtstreeks voort uit de voorschriften en beginselen voor overheidsopdrachten als vervat in het acquis van de Unie voor overheidsopdrachten, met inbegrip van de beginselen van non-discriminatie, gelijke behandeling, transparantie en evenredigheid.
Publicatie
2. Elke partij waarborgt dat alle voorgenomen overheidsopdrachten op toereikende wijze in een daartoe geëigend medium worden bekendgemaakt:
a) opdat de markt wordt geopend voor mededinging; en
b) opdat belanghebbende marktdeelnemers passende toegang hebben tot informatie over de voorgenomen overheidsop dracht, voorafgaand aan de gunning ervan, en opdat zij hun belangstelling voor de opdracht kenbaar kunnen maken.
3. De bekendmaking is passend ten opzichte van het economisch belang van de opdracht voor marktdeelnemers.
4. De bekendmaking omvat ten minste de wezenlijke details van de te plaatsen opdracht, de criteria voor selectie op kwaliteit, de gunningsmethode, de criteria voor gunning en elke andere aanvullende informatie die een marktdeelnemer redelijkerwijs nodig heeft om te besluiten of hij zijn belangstelling voor de opdracht kenbaar maakt.
Gunning van opdrachten
5. alle opdrachten worden gegund aan de hand van transparante en onpartijdige gunningsprocedures die corruptie
praktijken voorkomen. De onpartijdigheid wordt in het bijzonder gewaarborgd door de niet-discriminerende omschrij ving van de inhoud van de opdracht, gelijke toegang voor alle marktdeelnemers, passende termijnen en een transparante en objectieve benadering.
6. Bij de omschrijving van de kenmerken van de gevraagde werken, leveringen of diensten gebruiken de aanbeste dende diensten algemene omschrijvingen wat de prestaties en functies aangaat, alsmede internationale, Europese en nationale normen.
7. De omschrijving van de kenmerken die zijn vereist voor een werk, levering of dienst verwijzen niet naar een bepaald fabricaat of een bepaalde herkomst, of een bepaald procedé, of naar een handelsmerk, octrooi, een type of bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, tenzij een dergelijke verwijzing wordt gerechtvaardigd door de inhoud van de opdracht en vergezeld gaat van de woorden „of daaraan gelijkwaardig”. Bij voorkeur worden algemene omschrij vingen van de prestaties of functies gebruikt.
8. aanbestedende diensten leggen geen voorwaarden op die leiden tot directe of indirecte discriminatie van marktdeel
nemers uit de andere partij, zoals het vereiste dat marktdeelnemers die belangstelling hebben voor de opdracht, in hetzelfde land, dezelfde regio of op hetzelfde grondgebied als de aanbestedende dienst gevestigd zijn.
Niettegenstaande de eerste alinea kan van de aanvrager aan wie een opdracht wordt gegund, in gevallen waarin de speci fieke omstandigheden van het geval dit rechtvaardigen worden verlangd dat hij een bepaalde zakelijke infrastructuur vestigt op de plaats waar de prestaties plaatsvinden.
9. De termijnen voor de indiening van blijken van belangstelling en van een inschrijving zijn lang genoeg om markt deelnemers uit de andere partij in staat te stellen een zinvolle beoordeling te maken en hun inschrijving voor te bereiden.
10. alle deelnemers moeten vooraf de toepasselijke voorschriften, selectiecriteria en gunningscriteria kennen. Deze
voorschriften moeten voor alle deelnemers op dezelfde wijze worden toegepast.
11. aanbestedende diensten mogen een beperkt aantal inschrijvers verzoeken een inschrijving in te dienen, mits:
a) dit geschiedt op transparante en niet-discriminerende wijze; en
b) de selectie enkel op basis van objectieve criteria plaatsvindt, zoals ervaring van de inschrijvers in de desbetreffende sector, omvang en infrastructuur van hun onderneming en technische en professionele vaardigheden.
Wanneer een beperkt aantal inschrijvers wordt verzocht een inschrijving in te dienen, wordt rekening gehouden met de noodzaak voldoende mededinging te waarborgen.
12. aanbestedende diensten kunnen de procedure van gunning via onderhandelingen alleen in bepaalde uitzonderlijke
gevallen toepassen, wanneer de toepassing van die procedure de mededinging daadwerkelijk niet vervalst.
13. aanbestedende diensten mogen alleen gebruikmaken van kwalificatiesystemen wanneer de lijst van gekwalifi
ceerde ondernemingen wordt opgesteld aan de hand van een transparante en open procedure die in voldoende mate is bekendgemaakt. Opdrachten die binnen het toepassingsgebied van een dergelijk systeem vallen, worden eveneens op niet-discriminerende grondslag gegund.
14. Elke partij waarborgt dat opdrachten op transparante wijze worden gegund aan de inschrijver die de economisch meest voordelige inschrijving of de inschrijving met de laagste prijs heeft ingediend, op basis van de vooraf vastgestelde en meegedeelde aanbestedingscriteria en procedurele voorschriften. De eindbeslissingen worden onverwijld aan alle inschrijvers meegedeeld. Indien een inschrijver aan wie de opdracht niet is gegund daarom verzoekt, moeten de redenen voldoende gedetailleerd worden verstrekt om tegen een dergelijk besluit te kunnen opkomen.
Rechtsbescherming
15. Elke partij draagt er zorg voor dat eenieder die belang heeft of heeft gehad bij de gunning van een bepaalde opdracht en die door een beweerde schending schade heeft geleden of dreigt te lijden, recht heeft op daadwerkelijke onpartijdige rechtsbescherming tegen besluiten van de aanbestedende dienst in verband met de gunning van die opdracht. De besluiten tijdens en aan het einde van zo'n beroeps- of bezwaarprocedure worden openbaar gemaakt op een wijze die toereikend is om alle belanghebbende marktdeelnemers te informeren.
Artikel 272
Planning van geleidelijke aanpassing
1. Vóór de aanvang van de geleidelijke aanpassing dient de Republiek Moldavië bij het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst, een uitgebreid stap penplan voor de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk in, met tijdschema's en termijnen voor alle hervormingen in termen van aanpassing aan het acquis van de Unie en institutionele capaciteitsopbouw. Dit stappenplan moet in overeenstem ming zijn met de in bijlage XXIX-B bij deze overeenkomst vermelde fasen en tijdschema's.
2. Het stappenplan omvat alle aspecten van de hervorming en het algemene rechtskader voor de tenuitvoerlegging van activiteiten op het gebied van overheidsopdrachten, in het bijzonder aanpassing op het gebied van overheidsop drachten, opdrachten in de nutssector, concessies voor werken en beoordelingsprocedures, en versterking van de admini stratieve capaciteit op alle niveaus, met inbegrip van beroepsinstanties en handhavingsmechanismen.
3. Na een positief advies van het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken wordt het stappen plan als referentiedocument voor de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk beschouwd. De Unie doet al het mogelijke om de Republiek Moldavië bij de tenuitvoerlegging van het stappenplan bij te staan.
Artikel 273
Geleidelijke aanpassing
1. De Republiek Moldavië draagt er zorg voor dat haar bestaande en toekomstige wetgeving inzake overheidsop drachten geleidelijk overeenkomstig het acquis van de Unie op het gebied van overheidsopdrachten wordt gebracht.
2. aanpassing aan hetacquis van de Unie geschiedt in opeenvolgende fasen als vermeld in bijlage XXIX-B bij deze
overeenkomst en nader omschreven in de bijlagen XXIX-C tot en met XXIX-F, XXIX-H, XXIX-I en XXIX-K bij deze over eenkomst. In de bijlagen XXIX-G en XXIX-J bij deze overeenkomst worden niet-bindende elementen vermeld die niet hoeven te worden aangepast; de bijlagen XXIX-L tot en met XXIX-O bij deze overeenkomst bevatten elementen van het acquis van de Unie die buiten het bereik van de aanpassing vallen. Bij dit proces wordt naar behoren rekening gehouden met de desbetreffende jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en met de door de Europese Commissie vastgestelde uitvoeringsmaatregelen, alsmede met, indien nodig, wijzigingen van het acquis van de Unie die zich tussentijds voordoen. De tenuitvoerlegging van elke fase wordt geëvalueerd door het associatiecomité in zijn samen stelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst, en wordt na een positieve evaluatie door dit comité gekoppeld aan wederzijdse verlening van markttoegang als uiteengezet in bijlage XXIX-B bij deze overeenkomst. De Europese Commissie stelt de Republiek Moldavië onverwijld in kennis van wijzigingen van het acquis van de Unie. Zij verstrekt passend advies en passende technische bijstand met het oog op de implementatie van die wijzigingen.
3. Het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken gaat alleen tot de evaluatie van een volgende fase over als de maatregelen ter implementatie van de voorgaande fase overeenkomstig de bepalingen van lid 2 zijn uitge voerd en goedgekeurd.
4. Elke partij waarborgt dat de aspecten en gebieden van overheidsopdrachten die niet onder dit artikel vallen, in over eenstemming zijn met de beginselen van transparantie, niet-discriminatie en gelijke behandeling, als uiteengezet in artikel 271 van deze overeenkomst.
Artikel 274
Markttoegang
1. De partijen komen overeen dat zij hun respectieve markten geleidelijk en gelijktijdig daadwerkelijk en wederzijds zullen openstellen. Tijdens het aanpassingsproces wordt de omvang van de wederzijds verleende markttoegang gekop peld aan de in dit proces geboekte voortgang, zoals voorgeschreven in bijlage XXIX-B bij deze overeenkomst.
2. Het besluit om over te gaan tot een volgende fase van marktopenstelling wordt genomen op basis van een beoorde ling van de kwaliteit van de aangenomen wetgeving alsmede van de praktische tenuitvoerlegging ervan. Dergelijke beoor delingen worden op regelmatige wijze gedaan door het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst.
3. Voor zover een partij ingevolge bijlage XXIX-B bij deze overeenkomst haar markt voor overheidsopdrachten voor de andere partij heeft opengesteld:
a) verleent de Unie aan ondernemingen uit de Republiek Moldavië, ongeacht of deze in de Unie zijn gevestigd, toegang tot procedures voor de gunning van overheidsopdrachten overeenkomstig de voorschriften van de Unie voor over heidsopdrachten, en behandelt zij die ondernemingen niet minder gunstig dan ondernemingen uit de Unie;
b) verleent de Republiek Moldavië aan ondernemingen uit de Unie, ongeacht of deze in de Republiek Moldavië zijn gevestigd, toegang tot procedures voor de gunning van overheidsopdrachten overeenkomstig de nationale voor schriften voor overheidsopdrachten, en behandelt het die ondernemingen niet minder gunstig dan ondernemingen uit de Republiek Moldavië.
4. Na de tenuitvoerlegging van de laatste fase van het aanpassingsproces onderzoeken de partijen of ook beneden de in bijlage XXIX-a bij deze overeenkomst bedoelde drempelwaarden, wederzijdse toegang tot de markt voor overheidsop drachten kan worden verleend.
5. Finland maakt een voorbehoud ten aanzien van Åland.
Artikel 275
Informatie
1. Elke partij waarborgt dat de aanbestedende diensten en de marktdeelnemers passend zijn geïnformeerd over proce dures voor het plaatsen van overheidsopdrachten, onder meer door bekendmaking van alle wetgeving en administratieve uitspraken ter zake.
2. Elke partij waarborgt dat de informatie over mogelijkheden wat overheidsopdrachten betreft, daadwerkelijk wordt verspreid.
Artikel 276
Samenwerking
1. De partijen versterken hun samenwerking door de uitwisseling van ervaring en informatie over hun beste prak tijken en regelgevingskaders.
2. De Unie bevordert de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk, onder meer door technische bijstand in voorkomend geval. Overeenkomstig de bepalingen in titel VI (Financiële bijstand, fraudebestrijding en controle) van deze overeen komst, worden specifieke besluiten inzake financiële bijstand genomen door middel van de desbetreffende financierings mechanismen en -instrumenten van de Unie.
3. Een indicatieve lijst van aangelegenheden ten aanzien waarvan kan worden samengewerkt, is opgenomen in bijlage XXIX-P bij deze overeenkomst.
HOOFDSTUK 9
Intellectuele-eigendomsrechten
afdeling 1
Algemene bepalingen en beginselen
Artikel 277
Doelstellingen
De doelstellingen van dit hoofdstuk zijn:
a) het bevorderen van de productie en het in de handel brengen van innovatieve en creatieve producten tussen de partijen; en
b) het bereiken van een adequaat en doeltreffend beschermings- en handhavingsniveau voor intellectuele-eigendoms rechten.
Artikel 278
Aard en toepassingsgebied van verplichtingen
1. De partijen waarborgen een adequate en doeltreffende tenuitvoerlegging van de internationale overeenkomsten inzake intellectuele eigendom waarbij zij partij zijn, met inbegrip van de WTO-overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, hierna „de TRIPs-Overeenkomst” genoemd. De bepalingen van dit hoofdstuk vormen een aanvulling op en specificatie van de tussen de partijen geldende rechten en verplichtingen uit hoofde van de TRIPs-Over eenkomst en andere internationale overeenkomsten op het gebied van intellectuele eigendom.
2. Voor de toepassing van deze overeenkomst heeft de uitdrukking „intellectuele eigendom” op zijn minst betrekking op alle categorieën intellectuele eigendom die vallen onder de artikelen 280 tot en met 317 van deze overeenkomst.
3. De bescherming van intellectuele eigendom omvat ook de bescherming tegen oneerlijke mededinging zoals bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom van 1967, hierna „het Verdrag van Parijs” genoemd.
Artikel 279
Uitputting
Elke partij voorziet in een regeling voor de interne of regionale uitputting van intellectuele-eigendomsrechten.
afdeling 2
Normen betreffende intellectuele-eigendomsrechten
Onderafdeling 1
Auteursrecht en nabur ige rechten
Artikel 280
Geboden bescherming
De partijen nemen de rechten en verplichtingen in acht die zijn neergelegd in de volgende internationale overeenkom sten:
a) de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, hierna „de Berner Conventie” genoemd;
b) het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties van 1961;
c) de TRIPs-Overeenkomst;
d) het WIPO-Verdrag inzake auteursrecht; en
e) het WIPO-Verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen.
Artikel 281
Auteurs
Elke partij voorziet voor auteurs in het uitsluitende recht het volgende toe te staan of te verbieden:
a) de directe of indirecte, tijdelijke of permanente reproductie, geheel of gedeeltelijk, met welk middel en in welke vorm dan ook, van hun werken;
b) elke vorm van distributie onder het publiek van het origineel van hun werken of van kopieën daarvan, door verkoop of anderszins; en
c) de mededeling van hun werken aan het publiek, per draad of draadloos, met inbegrip van de beschikbaarstelling van hun werken aan het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn.
Artikel 282
Uitvoerende kunstenaars
Elke partij voorziet voor uitvoerende kunstenaars in het uitsluitende recht:
a) de vastlegging (1) van hun uitvoeringen toe te staan of te verbieden;
b) de directe of indirecte, tijdelijke of permanente reproductie, geheel of gedeeltelijk, met welk middel en in welke vorm dan ook, van vastleggingen van hun uitvoeringen toe te staan of te verbieden;
c) vastleggingen van hun uitvoeringen ter beschikking te stellen van het publiek, door verkoop of anderszins;
d) de beschikbaarstelling van vastleggingen van hun uitvoeringen aan het publiek, per draad of draadloos, op zodanige wijze dat de leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegang ertoe hebben, toe te staan of te verbieden;
e) draadloze uitzending en mededeling aan het publiek van hun uitvoeringen toe te staan of te verbieden, behalve wanneer de uitvoering zelf al een uitgezonden uitvoering is of gemaakt is op basis van een vastlegging.
Artikel 283
Producenten van fonogrammen
Elke partij voorziet voor producenten van fonogrammen in het uitsluitende recht:
a) de directe of indirecte, tijdelijke of permanente reproductie, geheel of gedeeltelijk, met welk middel en in welke vorm dan ook, van hun fonogrammen toe te staan of te verbieden;
b) hun fonogrammen, met inbegrip van kopieën daarvan, ter beschikking te stellen van het publiek, door verkoop of anderszins; en
c) de beschikbaarstelling van hun fonogrammen aan het publiek, per draad of draadloos, op zodanige wijze dat de leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegang ertoe hebben, toe te staan of te verbieden.
Artikel 284
Omroeporganisaties
Elke partij voorziet voor omroeporganisaties in het uitsluitende recht het volgende toe te staan of te verbieden:
a) de vastlegging van hun uitzendingen;
b) de reproductie van vastleggingen van hun uitzendingen;
c) de beschikbaarstelling van vastleggingen van hun uitzendingen aan het publiek, per draad of draadloos; en
d) de draadloze heruitzending van hun uitzendingen, alsmede de mededeling aan het publiek van hun uitzendingen indien die mededeling geschiedt op plaatsen die tegen betaling van een entreeprijs voor het publiek toegankelijk zijn.
Artikel 285
Uitzending en mededeling aan het publiek
1. Elke partij voorziet in een recht op grond waarvan een enkele billijke vergoeding wordt uitgekeerd door de gebruiker, wanneer een voor handelsdoeleinden uitgegeven fonogram of reproductie daarvan wordt gebruikt voor draad loze uitzending of voor enigerlei mededeling aan het publiek, en dat deze vergoeding wordt verdeeld tussen de desbetref fende uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen.
2. Elke partij kan bij gebreke van overeenstemming tussen uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen bepalen volgens welke voorwaarden deze vergoeding tussen hen wordt verdeeld.
(1) Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „vastlegging” verstaan de opname van geluiden of beelden, of van de weergave daarvan, door middel waarvan deze kunnen worden waargenomen, gereproduceerd of meegedeeld door middel van een toestel.
Artikel 286
Duur van bescherming
1. Het auteursrecht op werken van letterkunde en kunst in de zin van artikel 2 van de Berner Conventie geldt gedu rende het leven van de auteur en tot 70 jaar na zijn/haar overlijden, ongeacht op welk tijdstip het werk op geoorloofde wijze ter beschikking van het publiek is gesteld.
2. De beschermingsduur voor een muziekwerk met tekst bedraagt 70 jaar na het overlijden van de langstlevende van de volgende personen, ongeacht of zij al dan niet als coauteur zijn aangewezen: de tekstschrijver en de componist van het muziekwerk, indien tekst en muziek specifiek voor het muziekwerk met tekst zijn geschreven.
3. De rechten van uitvoerende kunstenaars vervallen niet eerder dan 50 jaar na de datum van de uitvoering. Echter:
a) indien binnen deze termijn een vastlegging van de uitvoering anders dan op een fonogram op geoorloofde wijze gepubliceerd of op geoorloofde wijze aan het publiek meegedeeld is, vervallen de rechten 50 jaar na de datum van die eerste publicatie of, ingeval deze eerder valt, die eerste mededeling aan het publiek;
b) indien binnen deze termijn een vastlegging van de uitvoering op een fonogram op geoorloofde wijze gepubliceerd of op geoorloofde wijze aan het publiek meegedeeld is, vervallen de rechten 70 jaar na de datum van die eerste publi catie of, ingeval deze eerder valt, die eerste mededeling aan het publiek.
4. De rechten van producenten van fonogrammen vervallen niet eerder dan 50 jaar na de vastlegging. Echter:
a) indien het fonogram binnen deze termijn op geoorloofde wijze gepubliceerd is, vervallen de rechten niet eerder dan 70 jaar na de datum van die eerste geoorloofde publicatie. Indien binnen de in de eerste volzin bedoelde termijn geen geoorloofde publicatie heeft plaatsgevonden en het fonogram binnen deze termijn op geoorloofde wijze aan het publiek is meegedeeld, vervallen de rechten niet eerder dan 70 jaar na de datum van de eerste geoorloofde medede ling aan het publiek;
b) indien 50 jaar nadat een fonogram op geoorloofde wijze gepubliceerd of op geoorloofde wijze aan het publiek meegedeeld is, de producent van het fonogram verzuimt voldoende kopieën van het fonogram voor verkoop aan te bieden of het beschikbaar te stellen voor het publiek, kan de uitvoerende kunstenaar het contract houdende over dracht of toekenning van zijn/haar rechten op de vastlegging van zijn/haar uitvoering aan een producent van fono grammen beëindigen.
5. De rechten van omroeporganisaties vervallen niet eerder dan 50 jaar na de eerste uitzending van een programma, ongeacht of deze uitzending al dan niet draadloos plaatsvindt, uitzendingen per kabel of satelliet daaronder begrepen.
6. De in dit artikel gestelde termijnen worden berekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het feit dat de termijn doet ingaan.
Artikel 287
Bescherming van technische voorzieningen
1. Elke partij voorziet in een passende rechtsbescherming tegen het omzeilen van doeltreffende technische voorzie ningen door een persoon die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij aldus handelt.
2. Elke partij voorziet in een passende rechtsbescherming tegen de vervaardiging, invoer, distributie, verkoop, verhuur, reclame voor verkoop of verhuur, of het bezit voor commerciële doeleinden van inrichtingen, producten of onderdelen, of het verrichten van diensten die:
a) gestimuleerd, aangeprezen of in de handel gebracht worden om doeltreffende technische voorzieningen te omzeilen;
b) buiten de omzeiling van doeltreffende technische voorzieningen een commercieel doel van slechts beperkt belang dienen; of
c) hoofdzakelijk ontworpen, geproduceerd of aangepast zijn dan wel verricht worden met het doel de omzeiling van doeltreffende technische voorzieningen mogelijk of gemakkelijker te maken.
3. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „technische voorzieningen” verstaan technologie, inrich tingen of onderdelen die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van hande lingen ten aanzien van werken of ander beschermd materiaal, die niet zijn toegestaan door de houders van een auteurs recht of naburig recht overeenkomstig de interne wetgeving. Technische voorzieningen worden geacht „doeltreffend” te zijn indien het gebruik van een werk of ander beschermd materiaal wordt gecontroleerd door de houders van het recht door de toepassing van een controle op de toegang of een beschermingsprocedé zoals encryptie, versluiering of een andere transformatie van het werk of ander materiaal of een kopieerbeveiliging die de beoogde bescherming biedt.
Artikel 288
Bescherming van informatie over beheer van rechten
1. Elke partij voorziet in een passende rechtsbescherming tegen eenieder die op ongeoorloofde wijze een van de volgende handelingen verricht:
a) de verwijdering of wijziging van elektronische informatie betreffende het beheer van rechten,
b) de verspreiding, de invoer ter verspreiding, de uitzending, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling aan het publiek van werken of ander materiaal beschermd krachtens deze overeenkomst, waaruit op ongeoorloofde wijze elektronische informatie betreffende het beheer van rechten is verwijderd of gewijzigd,
en die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij/zij zodoende aanzet tot een inbreuk op een auteursrecht of naburig recht overeenkomstig de interne wetgeving, dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „informatie over het beheer van rechten” verstaan alle door een houder van een recht verstrekte informatie die dient ter identificatie van het werk of ander materiaal dat uit hoofde van dit hoofdstuk wordt beschermd, dan wel van de auteur of een andere houder van een recht, of informatie betreffende de voorwaarden voor het gebruik van het werk of ander materiaal, alsook de cijfers of codes waarin die informatie vervat ligt. Lid 1 is van toepassing wanneer bestanddelen van deze informatie zijn verbonden met een kopie, of kenbaar worden bij de mededeling aan het publiek, van een werk of ander materiaal dat uit hoofde van dit hoofdstuk wordt beschermd.
Artikel 289
Uitzonderingen en beperkingen
1. Overeenkomstig de internationale verdragen en overeenkomsten waarbij zij partij zijn, kan elke partij alleen in beperkingen of uitzonderingen op de in de artikelen 281 tot en met 286 van deze overeenkomst bedoelde rechten voor zien in bepaalde bijzondere gevallen die niet in strijd zijn met een normale exploitatie van het beschermde materiaal en de legitieme belangen van de houders van rechten niet op onredelijke wijze schaden.
2. Elke partij voorziet erin dat tijdelijke reproductiehandelingen als bedoeld in de artikelen 282 tot en met 285 van deze overeenkomst, die van voorbijgaande of incidentele aard zijn, die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procedé en die worden toegepast met als enig doel:
a) een doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon; of
b) een geoorloofd gebruik van een werk of ander beschermd materiaal mogelijk te maken, en die geen zelfstandige economische waarde bezitten, van het in de artikelen 282 tot en met 285 van deze overeenkomst bedoelde reproduc tierecht zijn vrijgesteld.
Artikel 290
Volgrecht van kunstenaars
1. Elke partij stelt ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk een volgrecht in, dat wordt omschreven als een onvervreemdbaar recht waarvan geen afstand kan worden gedaan, zelfs niet op voorhand, om telkens wanneer het kunstwerk na de eerste overdracht door de auteur wordt doorverkocht, een op de verkoopprijs bere kend recht te ontvangen.
2. Het in lid 1 bedoelde recht is van toepassing op elke doorverkoop waarbij actoren uit de professionele kunsthandel, zoals veilinghuizen, kunstgalerijen of andere kunsthandelaren, betrokken zijn als verkoper, koper, of tussenpersoon.
3. Elke partij kan bepalen dat het in lid 1 bedoelde recht niet van toepassing is op een doorverkoop waarbij de verkoper het recht minder dan drie jaar vóór de doorverkoop heeft verkregen van de kunstenaar zelf en de doorverkoop prijs niet meer dan een bepaald minimumbedrag bedraagt.
4. Het recht komt ten laste van de verkoper. Elke partij kan bepalen dat een van de in lid 2 bedoelde natuurlijke of rechtspersonen, maar niet de verkoper, alleen dan wel samen met de verkoper aansprakelijk is voor de betaling van het recht.
5. De verleende bescherming mag worden geëist voor zover dit is toegestaan door de partij waar deze bescherming wordt geëist. De procedure voor inning en de bedragen worden in de interne wetgeving vastgelegd.
Artikel 291
Samenwerking bij collectieve beheer van rechten
De partijen streven ernaar de dialoog en de samenwerking tussen hun maatschappijen voor collectief beheer te bevor deren teneinde de beschikbaarheid van werken en ander beschermd materiaal en de overdracht van royalty's voor het gebruik van dergelijke werken of ander beschermd materiaal te bevorderen.
Onderafdeling 2 Handelsmerken Artikel 292
Internationale overeenkomsten
De partijen:
a) nemen het Protocol bij de Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken, het WIPO-Verdrag inzake het merkenrecht en de Overeenkomst van Nice betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken in acht; en
b) stellen alles in het werk wat redelijkwijs in hun vermogen ligt om toe te treden tot het Verdrag van Singapore inzake het merkenrecht.
Artikel 293
Registratieprocedure
1. Elke partij zorgt voor een systeem voor de registratie van handelsmerken waarbij de definitieve negatieve beslis singen van de desbetreffende handelsmerkinstantie schriftelijk aan de aanvrager moeten worden meegedeeld en naar behoren gemotiveerd moeten zijn.
2. Elke partij voorziet in de mogelijkheid om zich tegen de registratie van een handelsmerk te verzetten. Een dergelijke verzetprocedure is contradictoir.
3. De partijen voorzien in een openbaar toegankelijke elektronische databank voor aanvragen voor en de registratie van handelsmerken.
Artikel 294
Bekende handelsmerken
Om uitvoering te geven aan artikel 6 bis van het Verdrag van Parijs en aan artikel 16, leden 2 en 3, van de TRIPs-Over eenkomst inzake de bescherming van bekende handelsmerken, passen de partijen de gezamenlijke aanbeveling betref fende bepalingen inzake de bescherming van bekende handelsmerken van de vergadering van de Unie van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom en de algemene vergadering van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (WIPO) tijdens de 34e reeks bijeenkomsten van de vergaderingen van de WIPO-lidstaten (september 1999) toe.
Artikel 295
Uitzonderingen op rechten verbonden aan handelsmerk
Elke partij voorziet in beperkte uitzonderingen op de aan een handelsmerk verbonden rechten, zoals het eerlijk gebruik van beschrijvende termen, de bescherming van geografische aanduidingen als bedoeld in artikel 303 van deze overeen komst, of andere beperkte uitzonderingen waarbij rekening wordt gehouden met de legitieme belangen van de houder van het handelsmerk en van derden.
Onderafdeling 3
Geog raf ische aanduidingen
Artikel 296
Toepassingsgebied
1. Deze onderafdeling is van toepassing op de erkenning en bescherming van geografische aanduidingen die van oorsprong zijn uit de grondgebieden van de partijen.
2. Een geografische aanduiding van een partij wordt pas beschermd door de andere partij indien zij betrekking heeft op producten die vallen onder de wetgeving van die partij als bedoeld in artikel 297 van deze overeenkomst.
3. Onder „geografische aanduiding” wordt verstaan een aanduiding zoals bedoeld in artikel 22, lid 1, van de TRIPs-Overeenkomst, met inbegrip van „oorsprongsbenamingen”.
Artikel 297
Gevestigde geografische aanduidingen
1. Na een onderzoek van de wetgeving van de Republiek Moldavië inzake de bescherming van de in deel a van bijlage XXX-a bij deze overeenkomst opgenomen geografische aanduidingen, concludeert de Unie dat deze wetgeving in overeenstemming is met de in deel C van bijlage XXX-a bij deze overeenkomst neergelegde elementen.
2. Na een onderzoek van de wetgeving van de Unie inzake de bescherming van de in deel B van bijlage XXX-a bij deze overeenkomst opgenomen geografische aanduidingen, concludeert de Republiek Moldavië dat deze wetgeving in overeenstemming is met de in deel C van bijlage XXX-a bij deze overeenkomst neergelegde elementen.
3. Na afronding van een bezwaarprocedure overeenkomstig de in bijlage XXX-B bij deze overeenkomst opgenomen criteria en na onderzoek van de in bijlage XXX-C bij deze overeenkomst opgenomen geografische aanduidingen voor landbouwproducten en levensmiddelen uit de Unie en van de in bijlage XXX-D bij deze overeenkomst opgenomen geografische aanduidingen voor wijnen, gearomatiseerde wijnen en gedistilleerde dranken uit de Unie, die door de Unie zijn geregistreerd in het kader van de in lid 2 van dit artikel bedoelde wetgeving, beschermt de regering van de Republiek Moldavië deze geografische aanduidingen overeenkomstig het in deze onderafdeling neergelegde beschermingsniveau.
4. Na afronding van een bezwaarprocedure overeenkomstig de in bijlage XXX-B bij deze overeenkomst opgenomen criteria en na onderzoek van de in bijlage XXX-C bij deze overeenkomst opgenomen geografische aanduidingen voor landbouwproducten en levensmiddelen uit de Republiek Moldavië en van de in bijlage XXX-D bij deze overeenkomst opgenomen geografische aanduidingen voor wijnen, gearomatiseerde wijnen en gedistilleerde dranken uit de Republiek Moldavië, die door de Republiek Moldavië zijn geregistreerd in het kader van de in lid 1 van dit artikel bedoelde wetge ving, beschermt de Unie deze geografische aanduidingen overeenkomstig het in deze onderafdeling neergelegde bescher mingsniveau.
5. De besluiten van het gemengd comité dat is opgericht bij artikel 11 van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië inzake de bescherming van geografische aanduidingen voor landbouwproducten en levensmid delen betreffende de wijziging van de bijlagen III en IV bij die overeenkomst, genomen vóór de inwerkingtreding van deze overeenkomst, worden geacht besluiten van het subcomité geografische aanduidingen te zijn en de aan de bijlagen III en IV bij die overeenkomst toegevoegde geografische aanduidingen worden geacht deel uit te maken van de bijlagen XXX-C en XXX-D bij deze overeenkomst. Bijgevolg beschermen de partijen deze geografische aanduidingen als gevestigde geografische aanduidingen in het kader van deze overeenkomst.
Artikel 298
Toevoeging van nieuwe geografische aanduidingen
1. De partijen komen overeen dat in de bijlagen XXX-C en XXX-D bij deze overeenkomst overeenkomstig de proce dure van artikel 306, lid 3, van deze overeenkomst, na afronding van de bezwaarprocedure en na onderzoek van de in artikel 297, leden 3 en 4, van deze overeenkomst bedoelde geografische aanduidingen ten genoegen van beide partijen, nieuwe te beschermen geografische aanduidingen kunnen worden opgenomen.
2. Van een partij wordt niet verlangd dat zij een benaming als geografische aanduiding beschermt, indien deze strijdig is met de naam van een plantenras, met inbegrip van een wijndruivenras, of een dierenras en de consument daardoor kan worden misleid met betrekking tot de werkelijke oorsprong van het product.
Artikel 299
Toepassingsgebied van bescherming van geografische aanduidingen
1. De in de bijlagen XXX-C en XXX-D bij deze overeenkomst opgenomen geografische aanduidingen, alsmede die welke worden toegevoegd ingevolge artikel 298 van deze overeenkomst, worden beschermd tegen:
a) direct of indirect commercieel gebruik van een beschermde benaming:
i) voor vergelijkbare producten die niet voldoen aan de productspecificatie van de beschermde benaming; of
ii) wanneer hierbij van de reputatie van een geografische aanduiding wordt geprofiteerd;
b) elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling (1), zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product is aangegeven of indien de beschermde benaming in vertaling, in een andere spelling of in een ander schrift wordt gebruikt of vergezeld gaat van een uitdrukking als „soort”, „type”, „methode” „zoals geproduceerd in”, „imitatie”, „smaak”, „-achtig” en dergelijke;
c) elke andere valse of misleidende aanduiding met betrekking tot de herkomst, de oorsprong, de aard of de wezenlijke hoedanigheden van het product op de binnen- of buitenverpakking, reclamemateriaal of documenten voor het betrokken product, alsmede het verpakken in een recipiënt die aanleiding kan geven tot misverstanden over de oorsprong van het product; en
d) elke andere praktijk die de consument ten aanzien van de werkelijke oorsprong van het product kan misleiden.
2. Indien geografische aanduidingen geheel of gedeeltelijk gelijkluidend zijn, wordt elke aanduiding beschermd mits deze te goeder trouw wordt gebruikt, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met lokale en traditionele gebruiken en het daadwerkelijke gevaar voor verwarring. Onverminderd artikel 23 van de TRIPs-Overeenkomst bepalen de partijen onderling de praktische gebruiksvoorwaarden om gelijkluidende geografische aanduidingen van elkaar te onderscheiden, er rekening mee houdend dat de betrokken producenten een billijke behandeling moeten krijgen en de consument niet mag worden misleid. Een gelijkluidende benaming die bij de consument ten onrechte de indruk wekt dat de producten van oorsprong zijn uit een ander grondgebied, wordt niet geregistreerd, ook al is de benaming juist wat het grondgebied, de regio of de plaats betreft waaruit het betrokken product feitelijk van oorsprong is.
3. Wanneer een partij in het kader van onderhandelingen met een derde land voorstelt om een geografische aandui ding van dat derde land te beschermen, en die benaming gelijkluidend is met een geografische aanduiding van de andere partij, raadpleegt zij deze partij over dit voornemen en biedt zij haar de gelegenheid opmerkingen te maken voordat de bescherming van de benaming van kracht wordt.
4. Geen enkele bepaling in deze onderafdeling verplicht een partij ertoe een geografische aanduiding van de andere partij te beschermen, indien deze aanduiding in het land van oorsprong niet of niet langer is beschermd. De partijen stellen elkaar ervan in kennis wanneer een geografische aanduiding in het land van oorsprong niet langer wordt beschermd.
5. De bepalingen van deze onderafdeling doen op generlei wijze afbreuk aan het recht van een persoon om in het handelsverkeer zijn naam of de naam van zijn voorganger in zaken te gebruiken, behalve wanneer deze naam op zoda nige wijze wordt gebruikt dat de consument daardoor wordt misleid.
Artikel 300
Gebruiksrecht van geografische aanduidingen
1. Een in het kader van deze onderafdeling beschermde benaming mag worden gebruikt door iedere marktdeelnemer die landbouwproducten, levensmiddelen, wijnen, gearomatiseerde wijnen of gedistilleerde dranken die aan de desbetref fende productspecificatie voldoen in de handel brengt, produceert, verwerkt of bereidt.
2. Zodra een geografische aanduiding in het kader van deze onderafdeling is beschermd, mag het gebruik van de beschermde benaming niet afhankelijk worden gesteld van registratie van de gebruikers of andere verplichtingen.
(1) als „voorstelling” wordt in het bijzonder beschouwd elk gebruik voor producten die vallen onder code 20.09 van het geharmoniseerd systeem, weliswaar uitsluitend wanneer die producten worden aangeduid als wijnen van code 22.04, gearomatiseerde wijnen van code 22.05 en gedistilleerde dranken van code 22.08 van dat systeem.
Artikel 301
Handhaving van bescherming
Om ongeoorloofd gebruik van de beschermde geografische aanduidingen te voorkomen en te beëindigen, handhaven de partijen de in de artikelen 297 tot en met 300 van deze overeenkomst bedoelde bescherming door, naar gelang van het geval, passende bestuursrechtelijke maatregelen te nemen of gerechtelijke procedures in te leiden, onder meer aan de douanegrens (bij invoer en uitvoer). Ook handhaven zij die bescherming op verzoek van een belanghebbende.
Artikel 302
Tenuitvoerlegging van aanvullende maatregelen
Onverminderd de verbintenissen ter bescherming van geografische aanduidingen uit de Unie die de Republiek Moldavië eerder is aangegaan ten gevolge van internationale overeenkomsten inzake de bescherming van geografische aandui dingen en de handhaving daarvan, met inbegrip van de verbintenissen in het kader van de Overeenkomst van Lissabon betreffende de bescherming en internationale registratie van oorsprongsbenamingen, en overeenkomstig artikel 301 van deze overeenkomst, krijgt de Republiek Moldavië vanaf 1 april 2013 een overgangsperiode van vijf jaar om, in het bijzonder aan de douanegrens, alle aanvullende maatregelen te nemen die nodig zijn om ongeoorloofd gebruik van de beschermde geografische aanduidingen te beëindigen.
Artikel 303
Verband met handelsmerken
1. Wanneer de registratie van een handelsmerk leidt tot één van de in artikel 299, lid 1, van deze overeenkomst bedoelde situaties met betrekking tot een beschermde geografische aanduiding voor soortgelijke producten, wordt deze registratie door de partijen geweigerd of nietig verklaard, ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende overeen komstig de wetgeving van elke partij, mits de registratie van het handelsmerk is aangevraagd na de datum waarop de bescherming van de geografische aanduiding op het betrokken grondgebied is aangevraagd.
2. Voor de in artikel 297 van deze overeenkomst bedoelde geografische aanduidingen geldt als datum van indiening van een aanvraag voor bescherming 1 april 2013.
3. Voor de in artikel 298 van deze overeenkomst bedoelde geografische aanduidingen geldt als datum van indiening van een aanvraag voor bescherming de datum waarop een verzoek om bescherming van een geografische aanduiding aan de andere partij wordt doorgegeven.
4. Voor de in artikel 298 van deze overeenkomst bedoelde geografische aanduidingen zijn de partijen niet verplicht een geografische aanduiding te beschermen wanneer de bescherming de consument gezien de reputatie of bekendheid van een handelsmerk kan misleiden ten aanzien van de werkelijke identiteit van het product.
5. Onverminderd lid 4 van dit artikel beschermen de partijen geografische aanduidingen ook wanneer er een ouder handelsmerk bestaat. Een ouder handelsmerk is een handelsmerk dat in een van de situaties als bedoeld in artikel 299, lid 1, van deze overeenkomst is gebruikt, en dat vóór de datum waarop de aanvraag voor bescherming van de geografi sche aanduiding door de andere partij in het kader van deze onderafdeling wordt ingediend, is aangevraagd of geregis treerd of waarvoor, mits de betrokken wetgeving in deze mogelijkheid voorziet, rechten zijn verworven door gebruik op het grondgebied van een van de partijen. Een dergelijk handelsmerk mag verder worden gebruikt en vernieuwd, niette genstaande de bescherming van de geografische aanduiding, mits er geen redenen zijn voor nietig- of vervallenverklaring op grond van de wetgeving van de partijen inzake handelsmerken.
Artikel 304
Algemene bepalingen
1. Deze onderafdeling is van toepassing onverminderd de rechten en verplichtingen van de partijen op grond van de WTO-overeenkomst.
2. Onverminderd artikel 302 van deze overeenkomst geschieden de invoer, de uitvoer en het in de handel brengen van de in de artikelen 297 en 298 van deze overeenkomst bedoelde producten overeenkomstig de wet- en regelgeving die van toepassing zijn op het grondgebied van de partij van invoer.