Contract
<.. image(Document Cover Page. Document Number: 11080/20. Subject Codes: UD 216 COEST 180 COMER 92 MED 25 WTO 192. Heading: WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN. Subject: Ontwerp van BESLUIT VAN HET SUBCOMITÉ DOUANE EU-GEORGIË tot wijziging van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, door de vervanging van protocol I betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking. Location: Brussel. Date: 27 november 2020. Interinstitutional Files: 2020/0199 (NLE). Institutional Framework: Raad van de Europese Unie. Language: NL. Distribution Code: PUBLIC. GUID: 5516954451156447165_0) removed ..>
Raad van de Europese Unie
Interinstitutioneel dossier: 0000/0000 (XXX)
Xxxxxxx, 27 november 2020 (OR. en)
11080/20
UD 216
COEST 180
COMER 92
MED 25
WTO 192
WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN
Betreft: Ontwerp van BESLUIT VAN HET SUBCOMITÉ DOUANE EU-GEORGIË
tot wijziging van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, door de vervanging van protocol I betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking
ONTWERP
BESLUIT Nr. ...
VAN HET SUBCOMITÉ DOUANE EU-GEORGIË
van …
tot wijziging van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, door de vervanging van protocol I betreffende de definitie
van het begrip "producten van oorsprong"
en regelingen voor administratieve samenwerking
HET SUBCOMITÉ DOUANE EU-GEORGIË,
Gezien de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds1, en met name artikel 3 van protocol I betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en regelingen voor administratieve samenwerking,
1 PB EU L 261 van 30.8.2014, blz. 4.
Overwegende hetgeen volgt:
(1) In artikel 23, lid 2, van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds ("de overeenkomst") wordt verwezen naar protocol I bij die overeenkomst ("protocol I"), dat de oorsprongsregels bevat.
(2) Krachtens artikel 3 van protocol I kan het bij artikel 74, lid 1, van de overeenkomst ingestelde Subcomité douane ("het Subcomité douane") besluiten de bepalingen van protocol I te wijzigen.
(3) De Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels1 ("de conventie") strekt ertoe de bestaande bilaterale systemen inzake de oorsprongsregels, die zijn vastgesteld bij bilaterale vrijhandelsovereenkomsten tussen de overeenkomstsluitende partijen, in een multilateraal kader om te zetten, onverminderd de beginselen die zijn vastgelegd in die bilaterale overeenkomsten.
(4) De Unie heeft de conventie op 15 juni 2011 ondertekend. Bij Besluit nr. 1/20162 heeft het Gemengd Comité dat is opgericht bij artikel 3, lid 1, van de conventie, besloten dat Georgië wordt uitgenodigd om tot de conventie toe te treden.
1 PB EU L 54 van 26.2.2013, blz. 4.
2 Besluit nr. 1/2016 van het Gemengd Comité van de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels van 28 september 2016 inzake het verzoek van Georgië om partij te worden bij de Regionale Conventie betreffende de pan- Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels (PB EU L 329 van 3.12.2016, blz. 118).
(5) De Unie en Georgië hebben hun akten van aanvaarding op respectievelijk 26 maart 2012 en 17 mei 2017 bij de depositaris van de conventie neergelegd.Als gevolg daarvan, enovereenkomstig artikel 10, lid 3, van de conventie, is de conventie voor de Europese Unie en Georgië op respectievelijk 1 mei 2012 en 1 juli 2017 in werking getreden.
(6) Bij Besluit nr. 1/2018 van het Subcomité douane EU-Georgië1 werd protocol I vervangen door een nieuw protocol waarin naar de conventie werd verwezen.
(7) In afwachting van de sluiting en inwerkingtreding van de wijziging van de conventie zijn de Unie en Georgië overeengekomen een alternatieve reeks oorsprongsregels toe te passen die zijn gebaseerd op die van de gewijzigde conventie en die bilateraal gebruikt kunnen worden als alternatieve oorsprongsregels voor de regels die zijn opgenomen in de conventie.
(8) Protocol I moet derhalve worden vervangen door een nieuw protocol dat voorziet in een alternatieve reeks oorsprongsregels. Bovendien moet het nieuwe protocol een dynamische verwijzing naar de conventie bevatten, zodat steeds wordt verwezen naar de meest recente versie van de conventie die van kracht is,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
1 Besluit Nr. 1/2018 van het Subcomité Douane EU-Georgië van 20 maart 2018 tot vervanging van Protocol I bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en methoden van administratieve samenwerking (PB EU L 140 van 6.6.2018, blz. 107).
Artikel 1
Protocol I bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en regelingen voor administratieve samenwerking wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Het is van toepassing met ingang van …
Gedaan te …, …
Voor het Subcomité douane De voorzitter
BIJLAGE
"Protocol I
betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en regelingen voor administratieve samenwerking
Artikel 1
Toepasselijke regels van oorsprong
1. Voor de toepassing van de overeenkomst zijn aanhangsel I en de relevante bepalingen van aanhangsel II bij de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels1 ("de conventie"), zoals laatstelijk gewijzigd en gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, van toepassing.
2. Alle verwijzingen naar de "desbetreffende overeenkomst" in aanhangsel I en in de relevante bepalingen van aanhangsel II bij de conventie gelden als verwijzingen naar de overeenkomst.
3. Niettegenstaande artikel 16, lid 5, en artikel 21, lid 3, van aanhangsel I bij de conventie, mag het bewijs van oorsprong een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een oorsprongsverklaring zijn indien bij de cumulatie alleen EVA-landen, de Faeröer, de Europese Unie, de Republiek Turkije, de deelnemers aan het stabilisatie- en associatieproces, de Republiek Moldavië, Georgië en Oekraïne zijn betrokken.
1 PB EU L 54 van 26.2.2013, blz. 4.
Artikel 2
Alternatieve toepasselijke regels van oorsprong
1. Niettegenstaande artikel 1 van dit protocol, worden producten die preferentiële oorsprong verkrijgen overeenkomstig de alternatieve toepasselijke regels van oorsprong van aanhangsel A bij dit protocol ("overgangsregels") voor de toepassing van de overeenkomst ook beschouwd als van oorsprong uit de Europese Unie of Georgië.
2. De overgangsregels zijn van toepassing totdat de wijziging van de conventie waarop de overgangsregels gebaseerd zijn, in werking treedt.
Artikel 3
Geschillenregeling
1. Indien er een geschil ontstaat in verband met de in artikel 32 van aanhangsel I bij de conventie of artikel 34 van aanhangsel A bij dit protocol beschreven controleprocedures dat niet kan worden opgelost door de douaneautoriteit die de controle heeft aangevraagd en de douaneautoriteit die deze controle moet uitvoeren, wordt dit aan het Subcomité douane voorgelegd.
2. In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.
Artikel 4
Wijzigingen van het protocol
Het Subcomité douane kan besluiten de bepalingen van dit protocol te wijzigen.
Artikel 5
Opzegging van de conventie
1. Indien ofwel de Europese Unie ofwel Georgië de depositaris van de conventie schriftelijk te kennen geeft de conventie op grond van artikel 9 van de conventie te willen opzeggen, openen de Europese Unie en Georgië onmiddellijk onderhandelingen over oorsprongsregels voor de toepassing van de overeenkomst.
2. Tot de inwerkingtreding van deze nieuw overeengekomen oorsprongsregels blijven de op het moment van opzegging geldende oorsprongsregels in aanhangsel I en, in voorkomend geval, de relevante bepalingen van aanhangsel II bij de conventie van toepassing op de overeenkomst. Vanaf de opzegging worden de oorsprongsregels in aanhangsel I en, in voorkomend geval, de relevante bepalingen van aanhangsel II bij de conventie evenwel zo uitgelegd dat zij uitsluitend bilaterale cumulatie tussen de Europese Unie en Georgië toestaan.
Aanhangsel A
ALTERNATIEVE TOEPASSELIJKE REGELS VAN OORSPRONG
Regels voor facultatieve toepassing tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels, in afwachting van de sluiting en de inwerkingtreding van de wijziging van de conventie
("de regels" of "de overgangsregels")
DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG" EN REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
INHOUDSOPGAVE DOELSTELLINGEN
TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Definities
TITEL II DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG"
Artikel 2 Algemene eisen
Artikel 3 Geheel en al verkregen producten
Artikel 4 Toereikende be- of verwerking
Artikel 5 Tolerantieregel
Artikel 6 Ontoereikende be- of verwerking
Artikel 7 Cumulatie van oorsprong
Artikel 8 Toepassingsvoorwaarden van de cumulatie van oorsprong
Artikel 9 Determinerende eenheid Artikel 10 Stellen en assortimenten Artikel 11 Neutrale elementen Artikel 12 Gescheiden boekhouding
TITEL III TERRITORIALITEITSVEREISTEN
Artikel 13 Territorialiteitsbeginsel
Artikel 14 Niet-wijziging
Artikel 15 Tentoonstellingen
TITEL IV TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN
Artikel 16 Teruggave of vrijstelling van douanerechten
TITEL V BEWIJS VAN OORSPRONG
Artikel 17 Algemene eisen
Artikel 18 Voorwaarden voor het opstellen van een oorsprongsverklaring
Artikel 19 Toegelaten exporteur
Artikel 20 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
Artikel 21 Afgifte achteraf van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
Artikel 22 Afgifte van een duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
Artikel 23 Geldigheid van het bewijs van oorsprong
Artikel 24 Vrije zones
Artikel 25 Vereisten bij invoer
Artikel 26 Invoer in deelzendingen
Artikel 27 Vrijstelling van het bewijs van oorsprong
Artikel 28 Verschillen en vormfouten Artikel 29 Leveranciersverklaring Artikel 30 Bedragen in euro
TITEL VI SAMENWERKINGSBEGINSELEN EN BEWIJSSTUKKEN
Artikel 31 Bewijsstukken, bewaring van de bewijzen van oorsprong en andere stukken
Artikel 32 Geschillenregeling
TITEL VII ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Artikel 33 Kennisgeving en samenwerking
Artikel 34 Controle van de bewijzen van oorsprong Artikel 35 Controle van de leveranciersverklaring Artikel 36 Sancties
TITEL VIII TOEPASSING VAN AANHANGSEL A
Artikel 37 Europese Economische Ruimte
Artikel 38 Liechtenstein
Artikel 39 Republiek San Xxxxxx Artikel 40 Vorstendom Andorra Artikel 41 Ceuta en Melilla
Lijst van bijlagen
BIJLAGE I Aantekeningen bij de lijst in bijlage II
BIJLAGE II: Lijst van be- of verwerkingen van materialen die niet van oorsprong zijn waardoor het vervaardigde product het karakter van product van oorsprong verkrijgt
BIJLAGE III: Tekst van de oorsprongsverklaring
BIJLAGE IV: Model van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
BIJLAGE V: Bijzondere voorwaarden met betrekking tot producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla
BIJLAGE VI: Leveranciersverklaring
BIJLAGE VII:Langlopende leveranciersverklaring
DOELSTELLINGEN
Deze regels zijn optioneel. Zij zijn bedoeld om voorlopig te worden toegepast, in afwachting van de sluiting en de inwerkingtreding van de wijziging van de Regionale Conventie betreffende de pan- Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels ("de PEM-conventie" of "de conventie"). Deze regels zijn bilateraal van toepassing op de handel tussen die overeenkomstsluitende partijen die overeenkomen ernaar te verwijzen of ze op te nemen in hun bilaterale preferentiële handelsovereenkomsten. Deze regels zijn bedoeld om te worden toegepast als alternatief voor de regels van de conventie, die overeenkomstig de conventie geen afbreuk doen aan de beginselen die zijn neergelegd in de desbetreffende overeenkomsten en andere daarmee samenhangende bilaterale overeenkomsten tussen de overeenkomstsluitende partijen. Deze regels zullen dus niet verplicht zijn maar optioneel. Zij kunnen worden toegepast door marktdeelnemers die aanspraak wensen te maken op preferenties die op deze regels zijn gebaseerd in plaats van op de regels van de conventie te zijn gebaseerd.
Deze regels zijn niet bedoeld om de conventie te wijzigen. De conventie blijft volledig van toepassing tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de conventie. Deze regels zullende rechten en plichten van de overeenkomstsluitende partijen bij de conventie niet wijzigen.
TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze regels wordt verstaan onder:
a) "toepassende overeenkomstsluitende partij": een overeenkomstsluitende partij bij de PEM- conventie die deze regels opneemt in haar bilaterale preferentiële handelsovereenkomsten met een andere overeenkomstsluitende partij bij de PEM-conventie; hieronder vallen ook de partijen bij deze overeenkomst;
b) "hoofdstukken", "posten" en "onderverdelingen": de hoofdstukken, posten en onderverdelingen (vier- of zescijfercodes) van de nomenclatuur die het Verdrag over het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen ("geharmoniseerde systeem") vormt met de wijzigingen ingevolge de aanbeveling van de Internationale Douaneraad van 26 juni 2004;
c) "ingedeeld": de indeling van een goed onder een bepaalde post of onderverdeling van het geharmoniseerde systeem;
d) "zending": producten die ofwel
i) gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden gezonden, of
ii) vergezeld gaan van één enkel vervoersdocument vanaf de verzending bij de exporteur tot de aankomst bij de geadresseerde of, in afwezigheid van een dergelijk document, van één enkele factuur;
e) "douaneautoriteiten van de partij of toepassende overeenkomstsluitende partij" voor de Europese Unie: een douaneautoriteit van een lidstaat van de Europese Unie;
f) "douanewaarde": de waarde zoals bepaald volgens de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel van 1994 (WTO-overeenkomst inzake douanewaarde);
g) "prijs af fabriek": de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de partij in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen en alle andere aan de vervaardiging verbonden kosten, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd. Wanneer de laatste be- of verwerking aan een fabrikant is uitbesteed, verwijst de term "fabrikant" naar het bedrijf dat de be- of verwerking heeft uitbesteed.
Wanneer de betaalde prijs niet alle kosten dekt die verbonden zijn aan de vervaardiging van het product in de partij, is de prijs af fabriek de som van al die kosten, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;
h) "onderling vervangbaar materiaal" of "onderling vervangbaar product": materiaal of product van dezelfde soort en handelskwaliteit, met dezelfde technische en fysieke kenmerken en waartussen geen onderscheid mogelijk is;
i) "goederen": zowel materialen als producten;
j) "vervaardiging": elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage;
k) "materiaal": alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;
l) "maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen": de maximale hoeveelheid niet van oorsprong zijnde materialen die is toegestaan om een vervaardiging te beschouwen als een toereikende be- of verwerking om de oorsprong te verlenen. Deze hoeveelheid kan worden uitgedrukt in procenten van de prijs af fabriek van het product of in procenten van het nettogewicht van de gebruikte materialen van een bepaalde groep hoofdstukken, een hoofdstuk, post of onderverdeling;
m) "product": het product dat wordt vervaardigd, zelfs indien dit bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;
n) "gebied": het grondgebied, de binnenwateren en de territoriale zee van een partij;
o) "toegevoegde waarde": de prijs af fabriek van het product verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen van oorsprong uit de andere toepassende overeenkomstsluitende partijen waarmee cumulatie van toepassing is of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die in de partij van uitvoer voor deze materialen werd betaald;
p) "waarde van de materialen": de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de partij van uitvoer is betaald. Wanneer de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong moet worden vastgesteld, is dit punt van overeenkomstige toepassing.
TITEL II DEFINITIE VAN HET BEGRIP
"PRODUCTEN VAN OORSPRONG"
Artikel 2
Algemene eisen
Voor de toepassing van de overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit een partij wanneer zij naar een andere partij worden uitgevoerd:
a) geheel en al in een partij verkregen producten, in de zin van artikel 3;
b) in een partij verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in die partij een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan in de zin van artikel 4.
Artikel 3
Geheel en al verkregen producten
1. De volgende producten worden, bij uitvoer naar de andere partij, beschouwd geheel en al verkregen te zijn in een partij:
a) uit de zeebodem of de ondergrond ervan gewonnen minerale producten en mineraal water;
b) aldaar gekweekte of geoogste producten van het plantenrijk, met inbegrip van waterplanten;
c) aldaar geboren en gehouden levende dieren;
d) producten afkomstig van aldaar gehouden levende dieren;
e) producten afkomstig van aldaar geboren en gehouden geslachte dieren;
f) producten van de aldaar bedreven jacht en visserij;
g) producten van de aquacultuur, wanneer de vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren aldaar zijn geboren of uit eieren, larven, jonge vis of visbroed zijn gekweekt;
h) producten van de zeevisserij en andere buiten een territoriale zee door haar schepen uit de zee gewonnen producten;
i) uitsluitend uit de onder h) bedoelde producten aan boord van haar fabrieksschepen vervaardigde producten;
j) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen;
k) resten en afval afkomstig van aldaar verrichte fabricagehandelingen;
l) producten gewonnen uit de buiten haar territoriale zee gelegen zeebodem of de ondergrond ervan, mits de partij exclusieve rechten heeft op de exploitatie van deze zeebodem of de ondergrond ervan;
m) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met l) bedoelde producten zijn
vervaardigd.
2. De termen "haar schepen" en "haar fabrieksschepen" in lid 1, onder h) respectievelijk i), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen die aan elk van de volgende vereisten voldoen:
a) zij zijn geregistreerd in de partij van uitvoer of de partij van invoer;
b) zij voeren de vlag van de partij van uitvoer of de partij van invoer;
c) zij voldoen aan een van de volgende voorwaarden:
i) zij behoren voor ten minste 50 % toe aan onderdanen van de partij van uitvoer of de partij van invoer, of
ii) zij behoren toe aan vennootschappen die:
– hun hoofdkantoor en hun belangrijkste economische activiteiten in de partij van uitvoer of de partij van invoer hebben, en
– voor ten minste 50 % toebehoren aan de partij van uitvoer of de partij van invoer of aan openbare lichamen of onderdanen van deze partijen.
3. Wanneer de partij van uitvoer of de partij van invoer de Europese Unie is, wordt voor de toepassing van lid 2 een lidstaat van de Europese Unie verstaan.
4. Voor de toepassing van lid 2 worden de EVA-staten geacht één toepassende overeenkomstsluitende partij te vormen.
Artikel 4
Toereikende be- of verwerking
1. Onverminderd lid 3 van dit artikel en artikel 6 worden producten die niet geheel en al zijn verkregen in een partij, geacht een toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan wanneer aan de in lijst in bijlage II genoemde voorwaarden is voldaan.
2. Indien een product dat overeenkomstig lid 1 de oorsprong van een partij heeft verkregen, als materiaal wordt gebruikt bij de vervaardiging van een ander product, wordt geen rekening gehouden met de niet-oorsprongsmaterialen die bij de vervaardiging ervan kunnen zijn gebruikt.
3. Voor elk product wordt bepaald of aan de eisen van lid 1 is voldaan.
Wanneer de relevante regel evenwel gebaseerd is op een maximuminhoud van
niet-oorsprongsmaterialen, kunnen de douaneautoriteiten van de partijen exporteurs toestemming verlenen om overeenkomstig lid 4 een gemiddelde te berekenen van de prijs af fabriek van het product en de waarde van de niet-oorsprongsmaterialen om rekening te houden met schommelingen in kosten en wisselkoersen.
4. Indien het in lid 3, tweede alinea bedoelde geval van toepassing is, worden een gemiddelde prijs van het product af fabriek en een gemiddelde waarde van de gebruikte niet- oorsprongsmaterialen berekend respectievelijk op basis van de som van de prijzen af fabriek van de gehele verkoop van hetzelfde product in het voorgaande boekjaar en de som van de waarde van alle niet-oorsprongsmaterialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van hetzelfde product in het voorgaande boekjaar, zoals gedefinieerd in de partij van uitvoer of, wanneer cijfers voor een geheel boekjaar ontbreken, een kortere periode die echter niet minder dan drie maanden kan zijn.
5. Exporteurs die gekozen hebben voor een berekening op basis van gemiddelden, moeten deze methode consistent toepassen in het jaar volgende op het referentieboekjaar dan wel, indien van toepassing, in het jaar volgende op de kortere periode die als referentieperiode is gebruikt. Zij mogen ophouden deze methode toe te passen wanneer zij vaststellen dat in een bepaald boekjaar, of in een bepaalde kortere representatieve periode van niet minder dan drie maanden, de schommelingen in de kosten of wisselkoersen die de toepassing van die methode rechtvaardigden, hebben opgehouden.
6. De in lid 4 bedoelde gemiddelden worden gebruikt als respectievelijk de prijs af fabriek en de waarde van niet van oorsprong zijnde materialen, om vast te stellen of voldaan is aan de voorwaarde van de maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen.
Artikel 5
Tolerantieregel
1. In afwijking van artikel 4 en behoudens de leden 2 en 3 mogen niet-oorsprongsmaterialen die volgens de in de lijst in bijlage II opgenomen voorwaarden bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt, mits het totale nettogewicht of de totale waarde niet hoger is dan:
a) 15 % van het nettogewicht van het product voor producten die onder de hoofdstukken 2 en 4 tot en met 24 vallen, met uitzondering van verwerkte visserijproducten van hoofdstuk 16;
b) 15 % van de prijs af fabriek van het product voor andere dan onder a) vallende producten.
Dit lid is niet van toepassing op producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem vallen, waarvoor de afwijkingen gelden die in de aantekeningen 6 en 7 van bijlage I vermeld zijn.
2. Lid 1 staat niet toe dat de percentages voor de maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen zoals vastgesteld in de regels in de lijst in bijlage II worden overschreden.
3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op producten die geheel en al zijn verkregen in een partij in de zin van artikel 3. Onverminderd artikel 6 en artikel 9, lid 1, is de in die bepalingen vastgestelde afwijking toch van toepassing op producten waarvoor de regel in de lijst in bijlage II vereist dat de bij de vervaardiging van het product gebruikte materialen geheel en al zijn verkregen.
Artikel 6
Ontoereikende be- of verwerking
1. Onverminderd lid 2 worden de volgende behandelingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 4 wordt voldaan:
a) behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;
b) splitsen en samenvoegen van colli;
c) wassen, schoonmaken; stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;
d) strijken of persen van textiel;
e) eenvoudig schilderen en polijsten;
f) ontvliezen of doppen en geheel of gedeeltelijk vermalen van rijst; polijsten en glanzen van granen en rijst;
g) kleuren of aromatiseren van suiker of vormen van suikerklonten; geheel of gedeeltelijk vermalen van kristalsuiker;
h) pellen, ontpitten en schillen van noten, vruchten en groenten;
i) aanscherpen, eenvoudig vermalen of versnijden;
j) zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van stellen of assortimenten van artikelen);
k) eenvoudig plaatsen in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de opmaak;
l) aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking;
m) eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten;
n) mengen van suiker met enige stof;
o) eenvoudig toevoegen van water of verdunnen, drogen of denatureren van producten;
p) eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel en het uit elkaar nemen van producten;
q) slachten van dieren;
r) twee of meer van de onder a) tot en met q) genoemde handelingen tezamen.
2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan, ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle behandelingen die dit product in de partij van uitvoer heeft ondergaan, samen in aanmerking genomen.
Artikel 7
Cumulatie van oorsprong
1. Onverminderd artikel 2 worden producten, bij uitvoer naar de andere partij, beschouwd als van oorsprong uit de partij van uitvoer indien zij aldaar zijn verkregen uit materialen van oorsprong uit een andere toepassende overeenkomstsluitende partij, op voorwaarde dat de in de partij van uitvoer verrichte be- of verwerkingen meer inhouden dan de in artikel 6 beschreven handelingen. De materialen hoeven geen toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan.
2. Indien de in de partij van uitvoer verrichte be- of verwerkingen niet meer inhouden dan de in artikel 6 beschreven behandelingen, wordt het product dat is verkregen uit materialen van oorsprong uit een andere toepassende overeenkomstsluitende partij, alleen als van oorsprong uit de partij van uitvoer beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een andere toepassende overeenkomstsluitende partij. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit de toepassende overeenkomstsluitende partij die de hoogste waarde vertegenwoordigt van bij de vervaardiging van het eindproduct in de partij van uitvoer gebruikte oorsprongsmaterialen vertegenwoordigt.
3. Onverminderd artikel 2 en met uitzondering van producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, worden in een andere toepassende overeenkomstsluitende partij dan de partij van uitvoer verrichte be- of verwerkingen geacht te zijn verricht in de partij van uitvoer wanneer de daarbij verkregen producten verdere be- of verwerkingen ondergaan in deze partij van uitvoer.
4. Onverminderd artikel 2 worden, uitsluitend voor de bilaterale handel tussen de partijen voor producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, in de partij van invoer verrichte be- of verwerkingen geacht te zijn verricht in de partij van uitvoer wanneer de producten verdere be- of verwerkingen ondergaan in deze partij van uitvoer.
Voor de toepassing van dit lid worden de deelnemers aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie en de Republiek Moldavië als één toepassende overeenkomstsluitende partij beschouwd.
5. Partijen kunnen er eenzijdig voor kiezen om de toepassing van lid 3 betreffende de invoer van producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, te verlengen. Een partij die voor een dergelijke verlenging kiest, stelt de andere partij van die beslissing in kennis en informeert de Europese Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 2.
6. Met het oog op de cumulatie in de zin van de leden 3 tot en met 5 worden oorsprongsproducten uitsluitend geacht van oorsprong te zijn uit de partij van uitvoer indien de be- of verwerkingen die zij daar hebben ondergaan, meer inhouden dan de in artikel 6 beschreven handelingen.
7. Producten van oorsprong uit de toepassende overeenkomstsluitende partijen als bedoeld in lid 1 die in de partij van uitvoer geen be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van de andere toepassende overeenkomstsluitende partijen worden uitgevoerd.
Artikel 8
Toepassingsvoorwaarden van de cumulatie van oorsprong
1. De cumulatie waarin artikel 7 voorziet, kan slechts worden toegepast indien:
a) een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994 (GATT) van toepassing is tussen de toepassende overeenkomstsluitende partijen die betrokken zijn bij het verkrijgen van de oorsprong, en de toepassende overeenkomstsluitende partij van bestemming, en
b) goederen de oorsprong hebben verkregen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die in deze regels.
2. Kennisgevingen waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie, worden gepubliceerd in de Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) en in een officiële publicatie in Georgië, overeenkomstig zijn eigen procedures.
De cumulatie waarin artikel 7 voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die in deze kennisgevingen is vermeld.
De partijen verstrekken de Europese Commissie de bijzonderheden over de relevante overeenkomsten die zijn gesloten met andere toepassende overeenkomstsluitende partijen met inbegrip van de datum van inwerkingtreding van deze regels.
3. Op het bewijs van oorsprong wordt in het Engels de vermelding "CUMULATION APPLIED WITH (naam van de desbetreffende toepassende overeenkomstsluitende partij/partijen in het Engels)" wanneer producten de oorsprong hebben verkregen door toepassing van cumulatie van oorsprong in overeenstemming met artikel 7.
Indien een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt gebruikt als bewijs van oorsprong, wordt die vermelding aangebracht in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
4. Partijen kunnen besluiten om voor de naar hen uitgevoerde producten die de oorsprong in de partij van uitvoer hebben verkregen door toepassing van cumulatie van oorsprong in overeenstemming met artikel 7, af te zien van de eis om de in lid 3 bedoelde vermelding in het bewijs van oorsprong op te nemen1.
De partijen verstrekken de Europese Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 2, een kennisgeving van de ontheffing.
1 De partijen komen overeen af te zien van de eis om de in artikel 8, lid 3, bedoelde vermelding in het bewijs van oorsprong op te nemen.
Artikel 9
Determinerende eenheid
1. De determinerende eenheid voor de toepassing van deze regels is het product dat bij de bepaling van de indeling volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd. Hieruit volgt dat:
a) wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;
b) wanneer een zending uit een aantal identieke producten bestaat die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van deze regels afzonderlijk moet worden genomen.
2. Wanneer volgens algemene regel 5 van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.
3. Toebehoren, reserveonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden verzonden en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs af fabriek zijn begrepen, worden geacht één geheel te vormen met het materieel respectievelijk de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.
Artikel 10
Stellen en assortimenten
Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 van het geharmoniseerde systeem worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn.
Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt toch als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn, niet hoger is dan 15 % van de prijs af fabriek van het stel of assortiment.
Artikel 11
Neutrale elementen
Om te bepalen of een product een product van oorsprong is, hoeft niet te worden nagegaan wat de oorsprong is van bij de vervaardiging van dat product gebruikte:
a) energie en brandstof;
b) fabrieksuitrusting;
c) machines en werktuigen;
d) goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en waarvan het ook niet de bedoeling is dat zij daarin voorkomen.
Artikel 12
Gescheiden boekhouding
1. Indien zowel van oorsprong als niet van oorsprong zijnde onderling vervangbare materialen worden gebruikt bij de be- of verwerking van een product, mogen marktdeelnemers deze materialen beheren met behulp van een gescheiden boekhouding zonder dat zij apart moeten worden opgeslagen.
2. Marktdeelnemers mogen zowel van oorsprong als niet van oorsprong zijnde onderling vervangbare producten van post 1701 beheren met behulp van een gescheiden boekhouding zonder dat de producten apart moeten worden opgeslagen.
3. De partijen mogen eisen dat voor de toepassing van een gescheiden boekhouding vooraf een vergunning moet worden aangevraagd bij de douaneautoriteiten. De douaneautoriteiten mogen het verlenen van de vergunning afhankelijk stellen van alle door hen passend geachte voorwaarden en houden toezicht op het gebruik van de vergunning. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken wanneer de houder er op enigerlei wijze oneigenlijk gebruik van maakt of niet aan een van de andere in deze regels vastgestelde voorwaarden voldoet.
Door middel van een gescheiden boekhouding moet worden gegarandeerd dat er te allen tijde niet meer producten als "van oorsprong uit de partij van uitvoer" kunnen worden beschouwd dan het geval zou zijn geweest bij een methode van fysieke scheiding van de voorraden.
De methode van de gescheiden boekhouding wordt toegepast en de toepassing van die methode wordt geregistreerd overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen die in de partij van uitvoer van toepassing zijn.
4. De gebruiker van de in de leden 1 en 2 bedoelde methode stelt bewijzen van oorsprong op of vraagt om de afgifte ervan voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong uit de partij van uitvoer kunnen worden beschouwd. De begunstigde geeft op verzoek van de douaneautoriteiten een verklaring af over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.
TITEL III TERRITORIALITEITSVEREISTEN
Artikel 13
Territorialiteitsbeginsel
1. Aan de in titel II beschreven voorwaarden moet ononderbroken zijn voldaan in een betrokken partij.
2. Indien producten van oorsprong uit een partij naar een ander land zijn uitgevoerd en vervolgens terugkeren, worden zij als niet van oorsprong beschouwd tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:
a) de teruggekeerde producten dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde producten, en
b) zij tijdens de periode dat ze in dat land waren of waren uitgevoerd, geen andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.
3. Het verkrijgen van de oorsprong overeenkomstig de voorwaarden van titel II wordt niet beïnvloed door buiten de partij van uitvoer verrichte be- of verwerkingen van uit die partij van uitvoer uitgevoerde en vervolgens wederingevoerde materialen, mits:
a) die materialen geheel en al in de partij van uitvoer zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 6 beschreven handelingen, en
b) ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:
i) de wederingevoerde producten het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen, en
ii) de totale, door de toepassing van dit artikel buiten de partij van uitvoer verkregen toegevoegde waarde niet meer dan 10 % bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.
4. Voor de toepassing van lid 3 zijn de voorwaarden in titel II voor het verkrijgen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de partij van uitvoer verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel in de lijst in bijlage II een regel is opgenomen met een maximumwaarde voor alle gebruikte niet-oorsprongsmaterialen om de oorsprong van het eindproduct te bepalen, mag de totale waarde van de niet-oorsprongsmaterialen die in het gebied van de partij van uitvoer zijn verwerkt, samen met de totale, door de toepassing van dit artikel buiten deze partij verkregen toegevoegde waarde, het vermelde percentage niet overschrijden.
5. Voor de toepassing van de leden 3 en 4 wordt onder "totale toegevoegde waarde" verstaan alle buiten de partij van uitvoer gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de aldaar toegevoegde materialen.
6. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen of die slechts door toepassing van de algemene tolerantieregel van artikel 5 als in toereikende mate be- of verwerkt kunnen worden aangemerkt.
7. Alle buiten de partij van uitvoer verrichte be- of verwerkingen die onder dit artikel vallen, vinden plaats in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.
Artikel 14
Niet-wijziging
1. De bij de overeenkomst vastgestelde preferentiële behandeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de eisen van deze regels voldoen en bij invoer zijn aangegeven in een partij op voorwaarde dat die producten dezelfde zijn als die welke uit de partij van uitvoer zijn uitgevoerd. Zij mogen op geen enkele wijze gewijzigd zijn en ook geen andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk zijn om ze in goede staat te bewaren, of dan de toevoeging of het aanbrengen van merken, etiketten, verzegelingen of documentatie ter naleving van specifieke binnenlandse vereisten van de partij van invoer, welke behandelingen zijn verricht onder douanetoezicht in het derde land of de derde landen van doorvoer of splitsing, voordat zij tot verbruik worden aangegeven.
2. De producten of zendingen mogen worden opgeslagen op voorwaarde dat zij in het derde land of de derde landen van doorvoer onder douanetoezicht blijven.
3. Onverminderd titel V van dit aanhangsel mogen zendingen worden gesplitst op voorwaarde dat zij in het derde land of de derde landen van splitsing onder douanetoezicht blijven.
4. In geval van twijfel kan de partij van invoer de importeur of diens vertegenwoordiger steeds vragen de nodige documenten voor te leggen waaruit blijkt dat aan de bepalingen van dit artikel is voldaan, welk bewijs op enigerlei wijze kan worden geleverd en met name door:
a) vervoersovereenkomsten zoals cognossementen;
b) feitelijk of concreet bewijsmateriaal zoals merktekens of nummers van colli;
c) een certificaat waarin wordt bevestigt dat de goederen geen behandeling hebben ondergaan, afgegeven door de douaneautoriteiten van het land of de landen van doorvoer of splitsing, of andere stukken waaruit blijkt dat de goederen onder douanetoezicht zijn gebleven in het land of de landen voor doorvoer of splitsing, of
d) ander bewijsmateriaal betreffende de goederen zelf.
Artikel 15
Tentoonstellingen
1. Op oorsprongsproducten die zijn verzonden naar een tentoonstelling in een ander land dan dat waarmee cumulatie van toepassing is overeenkomstig de artikelen 7 en 8, en die na de tentoonstelling zijn verkocht voor invoer in een partij, zijn bij invoer van de desbetreffende overeenkomst van toepassing mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
a) een exporteur de producten vanuit een partij naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en deze daar heeft tentoongesteld;
b) de exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze heeft afgestaan aan een persoon in een andere partij;
c) de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan, zijn verzonden, en
d) de producten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.
2. Een bewijs van oorsprong wordt afgegeven of opgesteld overeenkomstig titel V van dit aanhangsel, en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van de partij van invoer worden ingediend. Op dit bewijs moeten de naam en het adres van de tentoonstelling zijn vermeld. Indien nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden verlangd ten aanzien van de voorwaarden waarop de producten waren tentoongesteld.
3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.
TITEL IV
TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN
Artikel 16
Teruggave of vrijstelling van douanerechten
1. Niet-oorsprongsmaterialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallende producten van oorsprong uit een partij waarvoor overeenkomstig titel V van dit aanhangsel een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de partij van uitvoer niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.
2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor volledige of gedeeltelijke terugbetaling, kwijtschelding of niet-betaling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de partij van uitvoer van toepassing is op bij de vervaardiging gebruikte materialen, indien een dergelijke terugbetaling, kwijtschelding of niet-betaling uitdrukkelijk of feitelijk toepassing vindt wanneer uit de bovenbedoelde materialen verkregen producten worden uitgevoerd, maar niet wanneer deze producten aldaar tot verbruik worden bestemd.
3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, moet steeds op verzoek van de douaneautoriteiten de nodige documenten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat geen teruggave van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte niet-oorsprongsmaterialen en dat alle douanerechten of heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.
4. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing op de handel tussen partijen voor producten die de oorsprong hebben verkregen door toepassing van cumulatie van oorsprong overeenkomstig artikel 7, lid 4 of lid 5.
TITEL V
BEWIJS VAN OORSPRONG
Artikel 17
Algemene eisen
1. Producten van oorsprong uit een van de partijen komen bij invoer in een andere partij in aanmerking voor de bepalingen van de overeenkomst bij indiening van een van de volgende bewijzen van oorsprong:
a) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan een model in bijlage IV bij dit aanhangsel is opgenomen;
b) in de in artikel 18, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur op een factuur, pakbon of ander handelsdocument waarin de producten voldoende nauwkeurig zijn omschreven om ze te kunnen identificeren (hierna "oorsprongsverklaring" genoemd); de tekst van de oorsprongsverklaring is opgenomen in bijlage III bij dit aanhangsel.
2. Niettegenstaande lid 1 komen oorsprongsproducten in de zin van deze regels in de in artikel 27 bedoelde gevallen in aanmerking voor de bepalingen van de overeenkomst zonder dat een van de in lid 1 bedoelde bewijzen van oorsprong hoeft te worden voorgelegd.
3. Onverminderd lid 1 kunnen de partijen overeenkomen dat voor de onderlinge preferentiële handel de in lid 1, onder a) en b), genoemde bewijzen van oorsprong worden vervangen door attesten van oorsprong die zijn opgesteld door in een elektronische databank geregistreerde exporteurs overeenkomstig de interne wetgeving van de partijen.
Het gebruik van attesten van oorsprong die zijn opgesteld door in een elektronische databank geregistreerde exporteurs dat door twee of meer toepassende overeenkomstsluitende partijen is overeengekomen, mag het gebruik van diagonale cumulatie met andere toepassende overeenkomstsluitende partijen niet belemmeren.
4. Voor de toepassing van lid 1 kunnen de partijen overeenkomen om een systeem op te zetten waarmee de in lid 1, onder a) en b), genoemde bewijzen van oorsprong elektronisch kunnen worden afgegeven en/of ingediend.
5. Met het oog op artikel 7, indien artikel 8, lid 4 van toepassing is, moet de exporteur die is gevestigd in een toepassende overeenkomstsluitende partij die een bewijs van oorsprong afgeeft of vraagt om afgifte van een bewijs van oorsprong op basis van een ander bewijs van oorsprong waarvoor is afgezien van de eis om de in artikel 8, lid 3, bedoelde vermelding op te nemen, alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden voor toepassing van cumulatie is voldaan en moet hij alle relevante documenten aan de douaneautoriteiten kunnen voorleggen.
Artikel 18
Voorwaarden voor het opstellen van een oorsprongsverklaring
1. Een oorsprongsverklaring als bedoeld in artikel 17, lid 1, onder b), mag worden opgesteld:
a) door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 19, of
b) door andere exporteurs, voor zendingen bestaande uit een of meer colli die oorsprongsproducten waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt.
2. Een oorsprongsverklaring mag worden opgesteld indien de producten als van oorsprong uit een toepassende overeenkomstsluitende partij kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van deze regels voldoen.
3. De exporteur die een oorsprongsverklaring opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van de partij van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en aan de andere voorwaarden van deze regels voldoen.
4. Deze oorsprongsverklaring, waarvan de tekst in bijlage III bij dit aanhangsel is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen taalversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van de partij van uitvoer. Indien de verklaring met de hand wordt geschreven, moet dit met inkt en in blokletters gebeuren.
5. De oorsprongsverklaring wordt door de exporteur met de hand ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 19 hoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten van de partij van uitvoer een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle oorsprongsverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze met de hand had ondertekend.
6. Een oorsprongsverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft ("de oorsprongsverklaring achteraf"), maar moet binnen twee jaar na de invoer van de producten waarop zij betrekking heeft, in het land van invoer worden aangeboden.
Wanneer een zending overeenkomstig artikel 14, lid 3, wordt gesplitst en op voorwaarde dat dezelfde termijn van twee jaar wordt nagekomen, wordt de oorsprongsverklaring achteraf opgesteld door de toegelaten exporteur van de partij van uitvoer van de producten.
Artikel 19
Toegelaten exporteur
1. De douaneautoriteiten van de partij van uitvoer mogen, met inachtneming van de nationale voorschriften, een in die partij gevestigde exporteur ("de toegelaten exporteur") vergunning verlenen om oorsprongsverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten.
2. Een exporteur die een dergelijke vergunning aanvraagt, moet ten genoegen van de douaneautoriteiten alle nodige garanties bieden met betrekking tot de controle van de oorsprong van de producten en de naleving van de andere voorwaarden van deze regels.
3. De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een vergunningnummer toe dat op de oorsprongsverklaring moet worden vermeld.
4. De douaneautoriteiten zien toe op het juiste gebruik van de vergunning. Zij kunnen de vergunning intrekken als de toegelaten exporteur er oneigenlijk gebruik van maakt en trekken deze in als de toegelaten exporteur niet langer de in lid 2 bedoelde garanties biedt.
Artikel 20
Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer afgegeven op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn daartoe gemachtigde vertegenwoordiger.
2. Te dien einde vult de exporteur of zijn daartoe gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in, waarvan de modellen in bijlage IV bij dit aanhangsel zijn opgenomen. Die formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld en in overeenstemming met de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Worden zij met de hand ingevuld, dan moet dit met inkt en in blokletters gebeuren. De producten worden omschreven in het daartoe bestemde zonder dat regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig wordt ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet-ingevulde gedeelte doorgehaald.
3. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bevat in vak 7 de verklaring in het Engels "TRANSITIONAL RULES".
4. Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, moeten op verzoek van de douaneautoriteiten van de partij van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, steeds de nodige documenten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en aan de andere voorwaarden van deze regels voldoen.
5. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van de partij van uitvoer indien de betrokken producten beschouwd kunnen worden als producten van oorsprong en aan de andere eisen van deze regels voldoen.
6. De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 belaste douaneautoriteiten nemen de nodige maatregelen om de oorsprong van de producten te controleren en om na te gaan of aan alle andere eisen van deze regels is voldaan. Met het oog hierop hebben zij het recht alle bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij nodig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren naar behoren zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de producten bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.
7. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
8. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de uitvoer van de goederen heeft plaatsgevonden of het gewaarborgd is dat dat zal gebeuren.
Artikel 21
Afgifte achteraf van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
1. Niettegenstaande artikel 20, lid 8, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 worden afgegeven na de uitvoer van de producten waarop het betrekking heeft, indien:
a) dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is afgegeven;
b) ten genoegen van de douaneautoriteiten is aangetoond dat een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven, maar dat dit bij de invoer om technische redenen niet is aanvaard;
c) de eindbestemming van de betrokken producten niet bekend was op het tijdstip van uitvoer en pas werd bepaald tijdens het vervoer of de opslag en na een mogelijke splitsing van een zending, overeenkomstig artikel 14, lid 3;
d) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED is afgegeven overeenkomstig de regels van de PEM-conventie voor producten die overeenkomstig deze regels ook van oorsprong zijn; de exporteur neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden voor toepassing van cumulatie is voldaan en moet alle relevante documenten waaruit blijkt dat het product overeenkomstig deze regels van oorsprong is, aan de douaneautoriteiten kunnen voorleggen, of
e) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven op basis van artikel 8, lid 4, en bij invoer in een andere toepassende overeenkomstsluitende partij moet artikel 8, lid 3, worden toegepast.
2. Voor de toepassing van lid 1 vermeldt de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, alsmede de redenen voor zijn aanvraag.
3. De douaneautoriteiten kunnen tot twee jaar na de datum van uitvoer tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaan, maar pas nadat zij hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
4. In aanvulling op het vereiste krachtens artikel 20, lid 3, wordt op een achteraf afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 in het Engels de volgende vermelding aangebracht: "ISSUED RETROSPECTIVELY".
5. De in lid 4 bedoelde vermelding wordt aangebracht in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
Artikel 22
Afgifte van een duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hebben afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.
2. In aanvulling op het vereiste krachtensartikel 20, lid 3, wordt op het overeenkomstig lid 1 afgegeven duplicaat de volgende vermelding in het Engels aangebracht: "DUPLICATE".
3. De in lid 2 bedoelde vermelding wordt aangebracht in vak 7 van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
4. Het duplicaat draagt dezelfde datum van afgifte als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en is vanaf die datum geldig.
Artikel 23
Geldigheid van het bewijs van oorsprong
1. Een bewijs van oorsprong is tien maanden geldig vanaf de datum van afgifte of opstelling in de partij van uitvoer en moet binnen deze periode aan de douaneautoriteiten van de partij van invoer worden voorgelegd.
2. Bewijzen van oorsprong die na afloop van de in lid 1 genoemde geldigheidsduur aan de douaneautoriteiten van de partij van invoer worden voorgelegd, kunnen met het oog op de toepassing van de tariefpreferenties worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
3. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van de partij van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden wanneer de producten vóór afloop van voornoemde termijn bij hen zijn aangebracht.
Artikel 24
Vrije zones
1. De partijen nemen alle nodige maatregelen om te garanderen dat producten die onder dekking van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, niet door andere goederen worden vervangen en geen andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.
2. Wanneer, in afwijking van lid 1, producten van oorsprong uit een toepassende overeenkomstsluitende partij onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone worden ingevoerd en daar een be- of verwerking ondergaan, mag een nieuw bewijs van oorsprong worden afgegeven of opgesteld, mits deze be- of verwerking in overeenstemming is met deze regels.
Artikel 25
Vereisten bij invoer
Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van de partij van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures.
Artikel 26
Invoer in deelzendingen
Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van de partij van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.
Artikel 27
Vrijstelling van het bewijs van oorsprong
1. Producten die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, worden als oorsprongsproducten toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong hoeft te worden voorgelegd, voor zover het om invoer gaat waaraan elk handelskarakter ontbreekt, er is aangegeven dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze regels voldoen en er geen twijfel bestaat over de juistheid van die aangifte.
2. Onder invoer waaraan elk handelskarakter ontbreekt wordt verstaan:
a) incidentele invoer;
b) de invoer bestaat uitsluitend uit producten voor het persoonlijk gebruik van de ontvangers, de reizigers of de leden van hun gezin;
c) uit de aard en de hoeveelheid van de producten blijkt dat deze geen commerciële doeleinden dienen.
3. De totale waarde van die producten mag niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
Artikel 28
Verschillen en vormfouten
1. Geringe verschillen tussen de gegevens op een bewijs van oorsprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het bewijs van oorsprong niet automatisch ongeldig indien blijkt dat dat document wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.
2. Kennelijke vormfouten, zoals typefouten op een bewijs van oorsprong, leiden er niet toe dat de documenten als bedoeld in lid 1 worden geweigerd indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de gegevens in die documenten.
Artikel 29
Leveranciersverklaring
1. Wanneer in een partij een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven of een oorsprongsverklaring is opgesteld voor oorsprongsproducten bij de vervaardiging waarvan overeenkomstig artikel 7, lid 3, of artikel 7, lid 4, goederen uit een andere toepassende overeenkomstsluitende partij zijn gebruikt die daar een be- of verwerking hebben ondergaan zonder de preferentiële oorsprong te hebben verkregen, wordt rekening gehouden met de leveranciersverklaring die voor deze goederen overeenkomstig dit artikel is afgegeven.
2. De in lid 1 bedoelde leveranciersverklaring dient als bewijs van de be- of verwerking die de betrokken goederen in een toepassende overeenkomstsluitende partij hebben ondergaan, bij de beoordeling of de producten bij de vervaardiging waarvan deze goederen zijn gebruikt, als producten van oorsprong uit de partij van uitvoer kunnen worden beschouwd en aan de andere eisen van deze regels voldoen.
3. Behalve in de in lid 4 bedoelde gevallen stelt de leverancier voor iedere zending goederen een afzonderlijke leveranciersverklaring op in de in bijlage VI omschreven vorm op een blad papier dat aan de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument wordt gehecht waarin de betrokken goederen voldoende nauwkeurig zijn omschreven om ze te kunnen identificeren.
4. Wanneer een leverancier een bepaalde afnemer regelmatig goederen toezendt waarvan de be- of verwerking in een toepassende overeenkomstsluitende partij naar verwachting gedurende een periode constant zal blijven, mag hij één enkele leveranciersverklaring opstellen ("langlopende leveranciersverklaring", elders ook "leveranciersverklaring voor herhaald gebruik") ter dekking van opeenvolgende zendingen van deze goederen. Een langlopende leveranciersverklaring is gewoonlijk twee jaar geldig vanaf de datum van opstelling. De douaneautoriteiten van de toepassende overeenkomstsluitende partij waar de verklaring wordt opgesteld, stellen de voorwaarden vast waaronder verklaringen met een langere geldigheidsduur mogen worden opgesteld. De langlopende leveranciersverklaring wordt door de leverancier opgesteld in de in bijlage VII omschreven vorm en de goederen worden daarin voldoende nauwkeurig omschreven om ze te kunnen identificeren. De leverancier doet de afnemer deze verklaring toekomen voordat de eerste partij goederen waarop zij betrekking heeft, wordt verzonden of tegelijk met deze eerste zending. Indien de langlopende leveranciersverklaring niet langer van toepassing is op de geleverde goederen, stelt de leverancier zijn afnemer hiervan onmiddellijk in kennis.
5. De in de leden 3 en 4 bedoelde leveranciersverklaringen worden getypt of gedrukt in een van de talen van de overeenkomst, overeenkomstig het nationale recht van de toepassende overeenkomstsluitende partij waar de verklaring wordt opgesteld, en wordt door de leverancier met de hand ondertekend. De verklaring mag ook met de hand worden geschreven; in dat geval moet dit met inkt en in blokletters gebeuren.
6. De leverancier die een verklaring opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van de toepassende overeenkomstsluitende partij waar de verklaring is opgesteld, steeds de nodige documenten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat de gegevens in zijn verklaring juist zijn.
Artikel 30
Bedragen in euro
1. Voor de toepassing van artikel 18, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde in euro van de bedragen in de nationale valuta's van de partijen jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.
2. Artikel 18, lid 1, onder b), of artikel 27, lid 3, is van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.
3. De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de bedragen in euro op de eerste werkdag van de maand oktober. De tegenwaarde wordt de Europese Commissie uiterlijk 15 oktober meegedeeld en is van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Europese Commissie stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende bedragen.
4. Een partij mag het bedrag dat is verkregen door omrekening van een in euro uitgedrukt bedrag in haar nationale valuta, naar boven of naar beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 % afwijken van het door omrekening verkregen bedrag. Een partij mag de tegenwaarde in haar nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven, indien de omrekening van dit bedrag bij de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, tot een stijging van minder dan 15 % van die tegenwaarde leidt. De tegenwaarde in nationale valuta mag ongewijzigd blijven indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.
5. Op verzoek van een partij worden de bedragen in euro door het Subcomité douane herzien. Bij die herziening onderzoekt het Subcomité douane of het wenselijk is de effecten van de betrokken limieten in reële termen te handhaven. Het kan te dien einde besluiten de bedragen in euro te wijzigen.
TITEL VI SAMENWERKINGSBEGINSELEN EN BEWIJSSTUKKEN
Artikel 31
Bewijsstukken, bewaring van het bewijs van oorsprong en andere stukken
1. Een exporteur die een oorsprongsverklaring heeft opgesteld of een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 heeft aangevraagd, bewaart gedurende een periode van ten minste drie jaar na de datum van afgifte of opstelling van de oorsprongsverklaring een papieren of elektronische versie van dit bewijs van oorsprong, alsmede alle stukken waaruit blijkt dat de producten van oorsprong zijn.
2. De leverancier die een leveranciersverklaring opstelt, bewaart een kopie van deze verklaring en van alle facturen, pakbonnen of andere handelsdocumenten waaraan zijn verklaring werd gehecht, alsmede de in artikel 29, lid 6, bedoelde documenten, gedurende ten minste drie jaar.
De leverancier die een langlopende leveranciersverklaring opstelt, bewaart een kopie van deze verklaring en van alle facturen, pakbonnen of andere handelsdocumenten betreffende de goederen waarop zijn aan de betrokken afnemer gezonden verklaring betrekking heeft, alsmede de in artikel 29, lid 6, bedoelde documenten, gedurende ten minste drie jaar. Deze periode begint op de dag waarop de langlopende leveranciersverklaring vervalt.
3. Voor de toepassing van lid 1 vallen onder stukken waaruit blijkt dat de producten van oorsprong zijn onder meer:
a) een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door hem verrichte be- of verwerkingen om het product te verkrijgen;
b) in de desbetreffende toepassende overeenkomstsluitende partij in overeenstemming met de nationale wetgeving afgegeven of opgestelde stukken die de oorsprong van de gebruikte materialen staven;
c) in de desbetreffende partij in overeenstemming met de nationale wetgeving afgegeven of opgestelde stukken die de be- of verwerking van materialen in die partij staven;
d) in de partijen in overeenstemming met deze regels afgegeven of opgestelde oorsprongsverklaringen of certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die de oorsprong van de gebruikte materialen staven;
e) passende bewijsstukken betreffende de be-of verwerking buiten de partijen door toepassing van artikel 13 en 14 waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van deze artikelen is voldaan.
4. De douaneautoriteiten van de partij van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven, bewaren het in artikel 20, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende ten minste drie jaar.
5. De douaneautoriteiten van de partij van invoer bewaren de oorsprongsverklaringen en de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die bij hen werden ingediend, gedurende ten minste drie jaar.
6. Een leveranciersverklaring ten bewijze van de be- of verwerking van gebruikte materialen in een toepassende overeenkomstsluitende partij, opgesteld in die toepassende overeenkomstsluitende partij, wordt behandeld als een in artikel 18, lid 3, artikel 20, lid 4, en artikel 29, lid 6, bedoeld document dat moet staven dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een oorsprongsverklaring zijn gedekt, als van oorsprong uit die toepassende overeenkomstsluitende partij kunnen worden beschouwd en aan de andere eisen van deze regels voldoen.
Artikel 32
Geschillenregeling
Indien er een geschil rijst in verband met de in de artikelen 34 en 35 beschreven controleprocedures, of in verband met de interpretatie van dit aanhangsel, dat niet kan worden geregeld tussen de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die die controle moeten uitvoeren, wordt dit voorgelegd aan het Subcomité douane.
Op de regeling van geschillen tussen de importeur en de douaneautoriteiten van de partij van invoer is in alle gevallen de wetgeving van dat land van toepassing.
TITEL VII ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Artikel 33
Kennisgeving en samenwerking
1. De douaneautoriteiten van de partijen verstrekken elkaar specimens van de afdrukken van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, voorbeelden van de aan toegelaten exporteurs toegekende vergunningnummers en de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en oorsprongsverklaringen.
2. Ten behoeve van de correcte toepassing van deze regels verlenen de partijen elkaar, via de bevoegde douaneautoriteiten, bijstand bij het controleren van de echtheid van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, de oorsprongsverklaringen of de leveranciersverklaringen en van de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
Artikel 34
Controle van het bewijs van oorsprong
1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd of ook wanneer de douaneautoriteiten van de partij van invoer gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van deze regels.
2. Wanneer zij een verzoek om controle achteraf indienen, zenden de douaneautoriteiten van de partij van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, de factuur, indien die is voorgelegd, de oorsprongsverklaring of een kopie van deze documenten terug aan de douaneautoriteiten van de partij van uitvoer, indien van toepassing onder vermelding van de redenen van het verzoek om controle. Zij verstrekken bij dit verzoek alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.
3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van de partij van uitvoer. Met het oog hierop hebben zij het recht alle bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij nodig achten.
4. Indien de douaneautoriteiten van de partij van invoer besluiten de preferentiële behandeling in afwachting van de resultaten van de controle niet toe te kennen, bieden zij de importeur aan de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
5. De douaneautoriteiten die om de controle hebben verzocht, worden zo snel mogelijk over de resultaten geïnformeerd. Hierbij moet duidelijk worden aangegeven of de documenten echt zijn, en of de betrokken producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit een van de partijen en aan de andere voorwaarden van deze regels voldoen.
6. Wanneer bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de verzoekende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.
Artikel 35
Controle van de leveranciersverklaring
1. Leveranciersverklaringen of langlopende leveranciersverklaringen kunnen achteraf steekproefsgewijs worden gecontroleerd of ook wanneer de douaneautoriteiten van een partij waar die verklaringen in aanmerking zijn genomen bij de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de opstelling van een oorsprongsverklaring, gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van het document of de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van de in lid 1 bedoelde partij de leveranciersverklaring of de langlopende leveranciersverklaring en de facturen, pakbonnen of andere handelsdocumenten die betrekking hebben op de goederen die door die verklaring zijn gedekt, terug aan de douaneautoriteiten van de toepassende overeenkomstsluitende partij waar de verklaring werd opgesteld, onder vermelding van de materiële of formele redenen van het verzoek om controle.
Zij verstrekken bij dit verzoek om controle achteraf alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens in de leveranciersverklaring of de langlopende leveranciersverklaring onjuist zijn.
3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van de toepassende overeenkomstsluitende partij waar de leveranciersverklaring of de langlopende leveranciersverklaring werd opgesteld. Met het oog hierop hebben zij het recht alle bewijsstukken op te vragen, de administratie van de leverancier in te zien en elke andere controle te verrichten die zij nodig acht.
4. De douaneautoriteiten die om de controle hebben verzocht, worden zo snel mogelijk over de resultaten geïnformeerd. Hierbij moet duidelijk worden aangegeven of de gegevens in de leveranciersverklaring of de langlopende leveranciersverklaring juist zijn, en de resultaten moeten hen in staat stellen te bepalen of en in hoeverre deze verklaring in aanmerking kon worden genomen bij de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de opstelling van een oorsprongsverklaring.
Artikel 36
Sancties
Elke partij voorziet in het opleggen van straf-, civiel- of bestuursrechtelijke sancties voor schendingen van haar nationale wetgeving met betrekking tot deze regels.
TITEL VIII TOEPASSING VAN AANHANGSEL A
Artikel 37
Europese Economische Ruimte
Goederen van oorsprong uit de Europese Economische Ruimte (EER) in de zin van protocol 4 bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte worden geacht van oorsprong te zijn uit de Europese Unie, IJsland, Liechtenstein of Noorwegen ("de EER-partijen") wanneer zij respectievelijk uit de Europese Unie, IJsland, Liechtenstein of Noorwegen naar Georgië worden uitgevoerd, op voorwaarde dat er een vrijhandelsovereenkomst waarin deze regels worden gebruikt, van toepassing is tussen Georgië en de EER-partijen.
Artikel 38
Liechtenstein
Onverminderd artikel 2 wordt een product van oorsprong uit Liechtenstein als gevolg van de douane-unie tussen Zwitserland en Liechtenstein geacht van oorsprong te zijn uit Zwitserland.
Artikel 00
Xxxxxxxxx Xxx Xxxxxx
Xxxxxxxxxxxx artikel 2 wordt een product van oorsprong uit de Republiek San Xxxxxx als gevolg van de douane-unie tussen de Europese Unie en de Republiek San Xxxxxx geacht van oorsprong te zijn uit de Europese Unie.
Artikel 40
Vorstendom Andorra
Onverminderd artikel 2 wordt een product van oorsprong uit het Vorstendom Andorra dat is ingedeeld onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerde systeem, als gevolg van de douane-unie tussen de Europese Unie en het Vorstendom Andorra geacht van oorsprong te zijn uit de Europese Unie.
Artikel 41
Ceuta en Melilla
1. Met het oog op deze regels heeft de term "Europese Unie" geen betrekking op Ceuta en Melilla.
2. Producten van oorsprong uit Georgië die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol nr. 2 bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek en de aanpassing van de Verdragen1 van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Europese Unie. Georgië past op de invoer van onder de desbetreffende overeenkomst vallende producten die van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla, dezelfde douaneregeling toe als op de invoer van producten die van oorsprong zijn uit de Europese Unie.
3. Voor de toepassing van lid 2 zijn deze regels van overeenkomstige toepassing op de producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van bijlage V.
1 PB EG L 302 van 15.11.1985, blz. 23.
BIJLAGE I
INLEIDENDE AANTEKENINGEN BIJ DE LIJST IN BIJLAGE II
Aantekening 1 — Algemene inleiding
In deze lijst zijn de voorwaarden omschreven waarop producten als voldoende be- of verwerkt worden beschouwd in de zin van artikel 4 van titel II van dit aanhangsel Er zijn vier verschillende soorten oorsprongsregels, al naargelang van het product:
a) door be- of verwerking, waarbij een maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen niet mag worden overschreden;
b) door be- of verwerking, waardoor een product ontstaat dat onder een andere post (viercijfercode) of onderverdeling (zescijfercode) van het geharmoniseerde systeem valt dan de post (viercijfercode) of onderverdeling (zescijfercode) van de gebruikte materialen;
c) een specifieke be- of verwerking;
d) een be- of verwerking van geheel en al verkregen materialen.
Aantekening 2 — Structuur van de lijst
2.1. De eerste twee kolommen van de lijst geven het verkregen product aan. In kolom 1 is het nummer van de post of het hoofdstuk volgens het geharmoniseerd systeem vermeld en kolom 2 bevat de omschrijving van de goederen die volgens dat systeem onder die post of dat hoofdstuk vallen. Voor iedere post of ieder hoofdstuk in de kolommen 1 en 2 wordt in kolom 3 een regel gegeven. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door "ex" betekent dat de regels in kolom 3 alleen gelden voor het gedeelte van de post dat in kolom 2 is omschreven.
2.2. Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van de producten in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan zijn de regels daarnaast in kolom 3 van toepassing op alle producten die volgens het geharmoniseerde systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder elk van de in kolom 1 gegroepeerde posten zijn ingedeeld.
2.3. Wanneer in de lijst verschillende regels worden gegeven voor verschillende producten die onder dezelfde post vallen, wordt na elk streepje dat deel van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 vermelde regels van toepassing zijn.
2.4. Wanneer in kolom 3 twee regels worden gegeven, gescheiden door het woord "of", kan de exporteur kiezen welke regel hij toepast.
Aantekening 3 — Voorbeelden van toepassing van de regels
3.1. Op producten die de oorsprong hebben verkregen en die bij de vervaardiging van andere producten worden gebruikt, is artikel 4 van titel II van dit aanhangsel van toepassing ongeacht het feit of de oorsprong verkregen werd in de fabriek waar deze producten worden gebruikt of in een andere fabriek in een partij.
3.2. Overeenkomstig artikel 6 van titel II van dit aanhangsel moet de be- of verwerking meer inhouden dan de behandelingen die in dat artikel zijn genoemd. Indien dit niet het geval is, komen de goederen niet in aanmerking voor het preferentiële tarief, zelfs indien aan de voorwaarden in onderstaande lijst is voldaan.
Onder voorbehoud van artikel 6 van titel II van dit aanhangsel geven de regels in de lijst de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is; meer be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong; omgekeerd kan minder be- of verwerking geen oorsprong verlenen.
Mag volgens een regel een niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald productiestadium worden gebruikt, dan mag hetzelfde materiaal ook in een vroeger productiestadium worden gebruikt. Hetzelfde materiaal mag evenwel niet worden gebruikt in een later productiestadium.
Mag volgens een regel een niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald productiestadium niet worden gebruikt, dan mag dat materiaal wel in een vroeger productiestadium worden gebruikt. Hetzelfde materiaal mag evenwel niet worden gebruikt in een later productiestadium.
Voorbeeld: wanneer volgens de regel in de lijst voor hoofdstuk 19 "het gewicht van niet- oorsprongsmaterialen van de posten 1101 tot en met 1108 niet hoger mag zijn dan 20 %", geldt er geen beperking voor het gebruik (bv. de invoer) van granen van hoofdstuk 10 (materialen in een vroeger productiestadium).
3.3. Onverminderd aantekening 3.2 geldt dat, wanneer in een regel de uitdrukking "materialen van om het even welke post" wordt gebezigd, materialen van alle posten (zelfs die welke onder dezelfde omschrijving en dezelfde post vallen als het product) mogen worden gebruikt, onder voorbehoud van de specifieke beperkingen die die regel kan bevatten.
Wanneer echter de uitdrukking "vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post …" of "vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van dezelfde post als het product" wordt gebezigd, mogen materialen van alle posten worden gebruikt, met uitzondering van die welke onder dezelfde omschrijving in kolom 2 vallen als het product.
3.4. Wanneer volgens een regel in de lijst een product van meer dan één materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat één of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt.
3.5. Wanneer volgens een regel in de lijst een product van een bepaald materiaal moet worden vervaardigd, betekent dit niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard hieraan niet kunnen voldoen.
3.6. Indien in een regel in de lijst twee percentages worden gegeven als maximumwaarde van niet-oorsprongsmaterialen die kunnen worden gebruikt, dan mogen die percentages niet bij elkaar worden opgeteld. De maximumwaarde van alle gebruikte niet-oorsprongsmaterialen mag het hoogste van de opgegeven percentages nooit overschrijden. Bovendien mogen de afzonderlijke percentages met betrekking tot bepaalde materialen niet worden overschreden.
Aantekening 4 — Algemene bepalingen betreffende bepaalde landbouwproducten
4.1. Landbouwproducten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 6, 7, 8, 9, 10 en 12 en post 2401 die zijn gekweekt of geoogst op het grondgebied van een partij, worden behandeld als van oorsprong uit dat land, zelfs indien zij zijn gekweekt uit ingevoerde zaden, bollen, wortels, stekken, enten, scheuten, knoppen of andere levende delen van planten.
4.2. Wanneer de hoeveelheid niet van oorsprong zijnde suiker in een bepaald product een bepaalde limiet niet mag overschrijden, wordt, bij de berekening van die limiet, rekening gehouden met het gewicht van suiker van post 1701 (sacharose) en 1702 (bv. fructose, glucose, lactose, maltose, isoglucose of invertsuiker) die is gebruikt bij de vervaardiging van het eindproduct en bij de vervaardiging van niet-oorsprongsproducten die in het eindproduct zijn opgenomen.
Aantekening 5 — Terminologie in verband met bepaalde textielproducten
5.1. De term "natuurlijke vezels" in de lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen. Tenzij anders vermeld, omvat de term vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen.
5.2. De term "natuurlijke vezels" omvat paardenhaar van post 0511, zijde van de posten 5002 en 5003, wol, fijn of grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en andere plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305.
5.3. De termen "textielmassa", "chemische stoffen" en "materialen voor het vervaardigen van papier" in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens.
5.4. De term "synthetische of kunstmatige stapelvezels" in de lijst heeft betrekking op kabel van synthetische of kunstmatige filamenten, op synthetische of kunstmatige stapelvezels en op synthetisch of kunstmatig afval van de posten 5501 tot en met 5507.
5.5. Bedrukken (indien in combinatie met weven, breien/haken, tuften of het aanbrengen van een flockprint) is gedefinieerd als een techniek waarmee een permanente, objectief te beoordelen functie, zoals kleur, design of technische prestaties, aan een textielsubstraat wordt toegevoegd met behulp van digitale, zeef-, wals- of transfertechnieken.
5.6. Bedrukken (als zelfstandige bewerking) is gedefinieerd als een techniek waarmee een permanente, objectief te beoordelen functie, zoals kleur, design of technische prestaties, aan een textielsubstraat wordt toegevoegd met behulp van digitale, zeef-, wals- of transfertechnieken, samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanent finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product.
Aantekening 6 — Toegestane afwijkingen voor producten die gemaakt zijn van een mengsel van textielmaterialen
6.1. Indien voor een bepaald product in de lijst naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij de vervaardiging van dat product zijn gebruikt en die, samen genomen, ten hoogste 15 % van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie ook de aantekeningen 6.3 en 6.4).
6.2. De in aantekening 6.1 genoemde afwijking is evenwel slechts van toepassing op gemengde producten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd.
Basistextielmaterialen zijn:
– zijde;
– wol;
– xxxx xxxx;
– fijn haar;
– paardenhaar (crin);
– katoen;
– papier en materialen voor het vervaardigen van papier;
– vlas;
– hennep;
– jute en andere bastvezels;
– sisal en andere textielvezels van het geslacht "agave";
– kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels;
– synthetische filamentvezels van polypropyleen;
– synthetische filamentvezels van polyester;
– synthetische filamentvezels van polyamide;
– synthetische filamentvezels van polyacrylonitril;
– synthetische filamentvezels van polyimide;
– synthetische filamentvezels van polytetrafluorethyleen;
– synthetische filamentvezels van poly(fenyleensulfide);
– synthetische filamentvezels van poly(vinylchloride);
– andere synthetische filamentvezels;
– kunstmatige filamentvezels van viscose;
– andere kunstmatige filamentvezels;
– filamenten die elektriciteit geleiden;
– synthetische stapelvezels van polypropyleen;
– synthetische stapelvezels van polyester;
– synthetische stapelvezels van polyamide;
– synthetische stapelvezels van polyacrylonitril;
– synthetische stapelvezels van polyimide;
– synthetische stapelvezels van polytetrafluorethyleen;
– synthetische stapelvezels van poly(fenyleensulfide);
– synthetische stapelvezels van poly(vinylchloride);
– andere synthetische stapelvezels;
– kunstmatige stapelvezels van viscose;
– andere kunstmatige stapelvezels;
– garen van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, al dan niet omwoeld;
– producten van post 5605 (metaalgarens) met strippen bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een doorzichtig of gekleurd kleefmiddel tussen twee strippen kunststof is aangebracht;
– andere producten van post 5605;
– glasvezels;
– metaalvezels;
– minerale vezels.
6.3. Voor producten bevattende "garen van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld" bedraagt de toegestane afwijking voor dit garen ten hoogste 20 %.
6.4. In het geval van producten "met strippen bestaande uit een kern van aluminiumfolie of van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een doorzichtig of gekleurd kleefmiddel tussen twee strippen kunststof is aangebracht" bedraagt de toegestane afwijking voor de strippen ten hoogste 30 %.
Aantekening 7 — Andere toegestane afwijkingen voor bepaalde textielproducten
7.1. Voor textielproducten die in de lijst van een voetnoot zijn voorzien die naar deze aantekening verwijst, mogen textielmaterialen, met uitzondering van voeringen en tussenvoeringen, die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor het betrokken geconfectioneerde product, worden gebruikt voor zover deze onder een andere post vallen dan het product en de waarde niet hoger is dan 15 % van de prijs af fabriek van het product.
7.2. Onverminderd aantekening 7.3 mogen materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld vrij worden gebruikt bij de vervaardiging van textielproducten, ongeacht of zij textiel bevatten.
7.3. Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van de niet- oorsprongsmaterialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de gebruikte niet- oorsprongsmaterialen.
Aantekening 8 — Definitie van specifieke en eenvoudige behandelingen van bepaalde producten van hoofdstuk 27
8.1. Onder "specifieke behandeling" in de zin van de posten ex 2707 en 2713 wordt verstaan:
a) vacuümdistillatie;
b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing;
c) kraken;
d) reforming;
e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen;
f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride; neutraliseren met behulp van alkalische stoffen; ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet;
g) polymeriseren;
h) alkyleren;
i) isomeriseren.
8.2. Onder "specifieke behandeling" in de zin van de posten 2710, 2711 en 2712 wordt verstaan:
a) vacuümdistillatie;
b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing;
c) kraken;
d) reforming;
e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen;
f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride; neutraliseren met behulp van alkalische stoffen; ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet;
g) polymeriseren;
h) alkyleren;
i) isomeriseren;
j) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde producten met ten minste 85 % wordt verlaagd (methode ASTM D 1266-59 T);
k) uitsluitend voor de producten van post 2710: ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren;
l) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 °C wordt teweeggebracht. Verdere behandeling, met waterstof, van smeeroliën van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bijvoorbeeld "hydrofinishing" of ontkleuren), wordt daarentegen niet als een specifieke behandeling aangemerkt;
m) uitsluitend voor stookolie van post ex 2710: atmosferische distillatie, mits deze producten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 % van het volume overdistilleren bij 300 °C, bepaald volgens de methode ASTM D 86;
n) uitsluitend voor andere zware oliën dan gasolie of stookolie van post ex 2710: behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading;
o) uitsluitend voor de producten van ex 2712, andere dan vaseline, ozokeriet, montaanwas, turfwas en paraffine, met een oliegehalte van minder dan 0,75 gewichtspercenten: olieafscheiding door gefractioneerde kristallisatie.
8.3. Wat de posten ex 2707 en 2713 betreft, wordt geen oorsprong verleend door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van producten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen.
Aantekening 9 — Definitie van specifieke processen en behandelingen van bepaalde producten
9.1. Producten die onder hoofdstuk 30 vallen en op het grondgebied van een partij zijn verkregen door gebruik te maken van celculturen, worden als van oorsprong uit die partij beschouwd. Onder "celcultuur" wordt verstaan de teelt van menselijke, dierlijke en plantaardige cellen onder gecontroleerde omstandigheden (zoals vastgestelde temperaturen, groeimedium, gasmengsel en pH) buiten een levend organisme.
9.2. Producten die onder de hoofdstukken 29 (behalve 2905.43-2905.44), 30, 32, 33 (behalve 3302.10, 3301), 34, 35 (behalve 35.01, 3502.11-3502.19, 3502.20, 35.05), 36, 37, 38 (behalve 3809.10, 38.23, 3824.60, 38.26) en 39 (behalve 39.16-39.26) vallen en op het grondgebied van een partij zijn verkregen door fermentatie, worden als van oorsprong uit die partij beschouwd. "Fermentatie" is een biotechnologisch proces waarbij menselijke, dierlijke of plantaardige cellen, bacteriën, gisten, schimmels of enzymen worden gebruikt voor de vervaardiging van producten die onder de hoofdstukken 29 tot en met 39 vallen.
9.3. De volgende verwerkingsactiviteiten worden overeenkomstig lid 1 van artikel 4 als toereikend beschouwd voor producten vallende onder de hoofdstukken 28, 29 (behalve 2905.43-2905.44), 30, 32, 33 (behalve 3302.10, 3301), 34, 35 (behalve 35.01, 3502.11- 3502.19, 3502.20, 35.05), 36, 37, 38 (behalve 3809.10, 38.23, 3824.60, 38.26) en 39 (behalve 39.16-39.26):
– Chemische reactie: een "chemische reactie" is een proces (met inbegrip van een biochemisch proces) dat in een molecule met een nieuwe structuur resulteert doordat het de intramoleculaire verbindingen verbreekt en nieuwe intramoleculaire verbindingen tot stand brengt of doordat het de ruimtelijke ordening van de atomen in een molecule wijzigt. Een chemische reactie kan tot uiting komen in een wijziging van het "CAS-nummer".
Voor oorsprongsdoeleinden worden de volgende processen buiten beschouwing gelaten: a) oplossing in water of in een ander oplosmiddel; b) verwijdering van oplosmiddelen, met inbegrip van als oplosmiddel gebruikt water; of c) toevoeging of verwijdering van water van kristallisatie. Een chemische reactie als hierboven gedefinieerd moet als oorsprongverlenend worden beschouwd.
– Mengsels: het doelbewust en evenredig gecontroleerd mengen (waaronder verspreiden) van materialen, anders dan de toevoeging van verdunningsmiddelen, om te voldoen aan vooraf vastgestelde specificaties waarbij een goed tot stand wordt gebracht met fysieke of chemische eigenschappen die relevant zijn voor de doeleinden of het gebruik van het goed en die verschillen van de inputmaterialen, moet als oorsprongverlenend worden beschouwd.
– Zuivering: zuivering moet als oorsprongverlenend worden beschouwd, mits de zuivering plaatsvindt op het grondgebied van een van de partijen of van beide partijen en ertoe leidt dat aan een van de volgende criteria wordt voldaan:
a) zuivering van een goed waarbij ten minste 80 % van bestaande onzuiverheden wordt verwijderd, of
b) vermindering of verwijdering van onzuiverheden waarbij een goed geschikt wordt voor een of meer van de volgende toepassingen:
i) stoffen van farmaceutische, medicinale, cosmetische, veterinaire of levensmiddelenkwaliteit;
ii) chemische producten en reagentia voor analytische, diagnostische of laboratoriumtoepassingen;
iii) elementen en componenten voor gebruik in micro-elektronica;
iv) gespecialiseerde optische toepassingen;
v) biotechnisch gebruik (bv. in celkweek, in genetische technologie of als katalysator);
vi) dragers, gebruikt in een scheidingsproces, of
vii) gebruik in nucleaire toepassingen.
– Wijziging van deeltjesgrootte: het doelbewust en gecontroleerd wijzigen van de deeltjesgrootte van een goed, anders dan alleen door pletten of persen, waarbij een goed ontstaat met een bepaalde deeltjesgrootte, deeltjesgrootteverdeling of oppervlakte die relevant is voor de doeleinden van het verkregen goed, en met fysieke of chemische eigenschappen die verschillen van de inputmaterialen, moet als oorsprongverlenend worden beschouwd.
– Standaardmaterialen: standaardmaterialen (met inbegrip van standaardoplossingen) zijn preparaten die geschikt zijn voor analytische, kalibrerings- of referentietoepassingen met een precieze zuiverheid of verhoudingen die door de fabrikant zijn gecertificeerd. De productie van standaardmaterialen moet als oorsprongverlenend worden beschouwd.
– Isomerenscheiding: het isoleren of scheiden van isomeren uit een mengsel van isomeren moet als oorsprongverlenend worden beschouwd.
BIJLAGE II
LIJST VAN OORSPRONGVERLENENDE BE- OF VERWERKINGEN VAN NIET-OORSPRONGSMATERIALEN
Post | Omschrijving | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen |
(1) | (2) | (3) |
Hoofdstuk 1 | Levende dieren | Alle dieren van hoofdstuk 1 zijn geheel en al verkregen |
Hoofdstuk 2 | Vlees en eetbare slachtafvallen | Vervaardiging waarbij al het vlees en het eetbare vleesafval in de producten van dit hoofdstuk geheel en al verkregen zijn |
Hoofdstuk 3 | Vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren | Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 geheel en al verkregen zijn |
Hoofdstuk 4 | Melk en zuivelproducten; vogeleieren; natuurhoning; eetbare producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen | Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 4 geheel en al zijn verkregen |
ex Hoofdstuk 5 | Andere producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen; met uitzondering van | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
ex 0511 91 | Niet eetbare kuit en hom | Alle kuit en hom is geheel en al verkregen |
Post | Omschrijving | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen |
(1) | (2) | (3) |
Hoofdstuk 6 | Levende planten en producten van de bloementeelt | Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 6 geheel en al verkregen zijn |
Hoofdstuk 7 | Groenten, planten, wortels en knollen, voor voedingsdoeleinden | Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 7 geheel en al verkregen zijn |
Hoofdstuk 8 | Fruit; schillen van citrusvruchten en van meloenen | Vervaardiging waarbij alle gebruikte fruit, schillen van citrusvruchten en van meloenen van hoofdstuk 8 geheel en al verkregen zijn |
Hoofdstuk 9 | Koffie, thee, maté en specerijen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
Hoofdstuk 10 | Granen | Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 10 geheel en al zijn verkregen |
Hoofdstuk 11 | Producten van de meelindustrie; mout; zetmeel; inuline; tarwegluten | Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van de hoofdstukken 8, 10 en 11, van de posten 0701, 0714, 2302 en 2303, en van onderverdeling 0710 10 geheel en al verkregen zijn |
Hoofdstuk 12 | Oliehoudende zaden en vruchten; allerlei zaden, zaaigoed en vruchten; planten voor industrieel en voor geneeskundig gebruik; stro en voeder | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
ex Hoofdstuk 13 | Gommen, harsen en andere plantensappen en plantenextracten; met uitzondering van | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
Post | Omschrijving | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen |
(1) | (2) | (3) |
ex 1302 | Pectinestoffen, pectinaten en pectaten | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
Hoofdstuk 14 | Plantaardige grondstoffen; plantaardige producten, elders genoemd noch elders onder begrepen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
ex Hoofdstuk 15 | Vetten en oliën (dierlijke en plantaardige) en dissociatieproducten daarvan; bewerkt spijsvet; was van dierlijke of van plantaardige oorsprong, met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
1504 tot en met 1506 | Vetten en oliën, van vis of van zeezoogdieren, alsmede fracties daarvan; wolvet en daaruit verkregen vetstoffen, lanoline daaronder begrepen; andere dierlijke vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
1508 | Grondnotenolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd | Vervaardiging uit materialen van om het even welke onderverdeling, met uitzondering van materialen van dezelfde onderverdeling als het product |
1509 en 1510 | Olijfolie en fracties daarvan | Vervaardiging waarbij alle gebruikte plantaardige materialen geheel en al verkregen zijn |
Post | Omschrijving | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen |
(1) | (2) | (3) |
1511 | Palmolie alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd | Vervaardiging uit materialen van om het even welke onderverdeling, met uitzondering van materialen van dezelfde onderverdeling als het product |
ex 1512 | Zonnebloemzaadolie alsmede fracties daarvan: | |
- voor ander technisch of industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product | |
- andere | Vervaardiging waarbij alle gebruikte plantaardige materialen geheel en al verkregen zijn | |
1515 | Andere vaste plantaardige vetten en vette oliën (jojobaolie daaronder begrepen), alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd | Vervaardiging uit materialen van om het even welke onderverdeling, met uitzondering van materialen van dezelfde onderverdeling als het product |
ex 1516 | Xxxxxx en oliën van vis alsmede fracties daarvan | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
1520 | Glycerol, ruw; glycerolwater en glycerollogen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
Hoofdstuk 16 | Bereidingen van vlees, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren | Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van de hoofdstukken 2, 3 en 16 geheel en al verkregen zijn |
ex Hoofdstuk 17 | Suiker en suikerwerk; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
Post | Omschrijving | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen |
(1) | (2) | (3) |
1702 | Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthoning, ook indien met natuurhoning vermengd; karamel: | |
- chemisch zuivere maltose en chemisch zuivere fructose | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 1702 | |
- andere | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte materialen van de posten 1101 tot en met 1108, 1701 en 1703 niet hoger is dan 30 % van het gewicht van het eindproduct | |
1704 | Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen) | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij: – het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct of – de waarde van de gebruikte suiker niet hoger is dan 30 % van de prijs af fabriek van het product |
Post | Omschrijving | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen |
(1) | (2) | (3) |
ex Hoofdstuk 18 | Cacao en bereidingen daarvan; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
ex 1806 | Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij: – het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct of – de waarde van de gebruikte suiker niet hoger is dan 30 % van de prijs af fabriek van het product |
1806 10 | Cacaopoeder, waaraan suiker of andere zoetstoffen zijn toegevoegd | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
Post | Omschrijving | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen |
(1) | (2) | (3) |
1901 | Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen: | |
- moutextract | Vervaardiging uit granen van hoofdstuk 10 | |
- andere | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker en van de gebruikte materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
Post | Omschrijving | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen |
(1) | (2) | (3) |
1902 | Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden) dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; koeskoes, ook indien bereid | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij: – het gewicht van de gebruikte materialen van de posten 1006 en 1101 tot en met 1108 niet hoger is dan 20 % van het gewicht van het eindproduct, en – het gewicht van de gebruikte materialen van de hoofdstukken 2, 3 en 16 niet hoger is dan 20 % van het gewicht van het eindproduct |
1903 | Tapioca en soortgelijke producten bereid uit zetmeel, in de vorm van schilfers, korrels, parels en dergelijke | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van aardappelzetmeel van post 1108 |
1904 | Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen (andere dan maïs) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel, gries en griesmeel), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij: – het gewicht van de gebruikte materialen van de posten 1006 en 1101 tot en met 1108 niet hoger is dan 20 % van het gewicht van het eindproduct, en – het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
Post | Omschrijving | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen |
(1) | (2) | (3) |
1905 | Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte materialen van de posten 1006 en 1101 tot en met 1108 niet hoger is dan 20 % van het gewicht van het eindproduct |
ex Hoofdstuk 20 | Bereidingen van groenten, van vruchten en van andere plantendelen; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
2002 en 2003 | Tomaten, paddenstoelen en truffels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 7 geheel en al verkregen zijn |
2006 | Groenten, vruchten, vruchtenschillen en andere plantendelen, gekonfijt met suiker (uitgedropen, geglaceerd of uitgekristalliseerd) | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
2007 | Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta, door koken of stoven verkregen, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
Post | Omschrijving | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen |
(1) | (2) | (3) |
ex 2008 | Andere producten dan: - noten, zonder toegevoegde suiker of alcohol - pindakaas; mengsels op basis van graan; palmharten; maïs - vruchten (noten daaronder begrepen), xxxxxx xxxxxxx dan in water of stoom, zonder toegevoegde suiker, bevroren | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
2009 | Ongegiste vruchtensappen (druivenmost daaronder begrepen) en ongegiste groentesappen, zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
ex Hoofdstuk 21 | Diverse producten voor menselijke consumptie; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
2103 | - sauzen en preparaten voor sauzen; samengestelde kruiderijen en dergelijke producten | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Mosterdmeel en bereide mosterd mogen evenwel worden gebruikt |
- mosterdmeel en bereide mosterd | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
Post | Omschrijving | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen |
(1) | (2) | (3) |
2105 | Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij: – het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker en van de gebruikte materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct en – het gewicht van de gebruikte suiker en van de gebruikte materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60 % van het gewicht van het eindproduct |
2106 | Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
Post | Omschrijving | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen |
(1) | (2) | (3) |
ex Hoofdstuk 22 | Dranken, alcoholhoudende vloeistoffen en azijn; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij alle gebruikte materialen van de onderverdelingen 0806 10, 2009 61, 2009 69 geheel en al verkregen zijn |
2202 | Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 2009 | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
2207 en 2208 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van meer of minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van de posten 2207 en 2208, waarbij alle gebruikte materialen van de onderverdelingen 0806 10, 2009 61, 2009 69 geheel en al verkregen zijn |
ex Hoofdstuk 23 | Resten en afval van de voedselindustrie; bereid voedsel voor dieren; met uitzondering van | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
Post | Omschrijving | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen |
(1) | (2) | (3) |
2309 | Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren | Vervaardiging waarbij: – alle gebruikte materialen van de hoofdstukken 2 en 3 geheel en al verkregen zijn, – het gewicht van de gebruikte materialen van de hoofdstukken 10 en 11 en van de posten 2302 en 2303 niet hoger is dan 20 % van het gewicht van het eindproduct, – het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker en van de gebruikte materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct, en – het gewicht van de gebruikte suiker en van de gebruikte materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 50 % van het gewicht van het eindproduct |
ex Hoofdstuk 24 | Tabak en tot verbruik bereide tabakssurrogaten; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, waarbij het gewicht van de materialen van post 2401 niet hoger is dan 30 % van het totale gewicht van de gebruikte materialen van hoofdstuk 24 |
Post | Omschrijving | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen |
(1) | (2) | (3) |
2401 | Ruwe en niet tot verbruik bereide tabak; afvallen van tabak | Vervaardiging waarbij alle materialen van post 2401 geheel en al zijn verkregen |
ex 2402 | Sigaretten, van tabak of van tabakssurrogaten | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product en van rooktabak van onderverdeling 2403 19, waarbij ten minste 10 gewichtspercenten van alle gebruikte materialen van post 2401 geheel en al verkregen zijn |
ex 2403 | Producten bestemd voor inademing via zogenaamde "heated delivery" (verhitting) of met andere middelen, zonder verbranding | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij ten minste 10 gewichtspercenten van alle gebruikte materialen van post 2401 geheel en al verkregen zijn |
ex Hoofdstuk 25 | Zout; zwavel; aarde en steen; gips, kalk en cement; met uitzondering van | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product |